• No results found

De stijl van Heddy Honigmann. Een onderzoek naar de documentaires Metaal en Melancholie, Crazy en Forever.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De stijl van Heddy Honigmann. Een onderzoek naar de documentaires Metaal en Melancholie, Crazy en Forever."

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE
STIJL
VAN
HEDDY
HONIGMANN



Een
onderzoek
naar
de
documentaires



Metaal
en
Melancholie,
Crazy
en
Forever.




 
 
 
 Bo
van
der
Meer
 0591955
 
 
 Master
Scriptie

 Master
Media
Studies:
Film
Studies

 (Beroepsgeoriënteerde
Specialisatie
Documentaire)

 Universiteit
van
Amsterdam
 Scriptiebegeleider:
C.
J.
(Charles)
Forceville
 Tweede
lezer:
F.A.M.
(Erik)
Laeven

 
 26
juni
2015


(2)

ABSTRACT

 
 The
aim
of
this
thesis
is
to
analyze
Heddy
Honigmann
and
her
work
as
a
documentary
 maker,
which
has
not
been
done
before.
The
start
of
this
thesis
is
an
overview
of
 Honigmann’s
life,
career
and
work.
The
thesis
researches
the
question
to
what
extent
 Honigmann
can
be
seen
as
an
‘auteur’.
In
order
to
do
so,
it
examines
three
 documentaries
as
a
representative
sample
of
her
complete
documentary
work.

 

 The
questions
within
the
three
case‐studies
are
based
on
a
theoretical
framework
 that
consists
of
multiple
elements.
First
a
brief
historical
overview
of
the
documentary
is
 given
and
the
definition
of
documentary
is
operationalized.
Secondly
the
meaning
of
 documentary
is
discussed
within
the
framework
of
Nichols'
‘modes
of
representation’.
 To
be
able
to
answer
the
research
question
this
research
looks
at
the
term
‘authorship’
 from
different
point
of
views.
Not
only
style
but
mainly
the
‘voice
of
documentary’
of
 Nichols
is
viewed
as
a
measure
of
authorship.
The
complete
theoretical
framework
is
 put
together
in
a
model
and
this
leads
to
the
questions
of
the
film
analysis.
Moreover,
 attention
will
be
paid
to
Grindon’s
classification
of
interviews.
The
‘modes
of
 Honigmann’
reveal
her
way
of
interviewing
and
it
turns
out
to
be
the
key
element
in
her
 style.

 
 The
major
part
of
this
research
consists
of
the
three
case‐studies
that
provide
a
 detailed
reading
of
the
films
Metaal
and
Melancholie
(1993),
Crazy
(1999)
and
Forever
 (2006).
In
the
conclusion
the
links
between
these
three
case‐studies
are
made.
The
 result
of
the
research
is
that
Honigmann
can
be
seen
as
an
auteur.
Because
of
her
 flamboyant
way
of
interviewing
and
her
personal
approach,
her
documentaries
have
a
 typical
‘voice
of
Honigmann’.

 
 
 Keywords:
Heddy
Honigmann
–
documentary
–
modes
of
representation
–
style
–
voice
 of
documentary
–
authorship
–
interview

 
 
 


(3)

VOORWOORD
 
 Zowel
op
persoonlijk
als
professioneel
vlak
ben
ik
altijd
al
geïnteresseerd
geweest
in
de
 Nederlandse
cinema.
Vanaf
de
start
van
de
beroepsgeoriënteerde
master
Film
Studies
 wist
ik
dat
het
onderwerp
van
mijn
thesis
hier
mee
te
maken
zou
hebben,
ook
omdat
ik
 het
nuttig
acht
om
onderzoek
te
doen
naar
werk
van
eigen
bodem.
Aangezien
ik
me
in
de
 toekomst
verder
wil
specialiseren
op
het
gebied
van
documentaire
was
de
stap
naar
een
 oeuvrestudie
van
één
documentairemaker
snel
gemaakt.
En
over
welke
maker
mijn
 onderzoek
vervolgens
zou
gaan,
hoefde
ik
ook
niet
lang
na
te
denken.

 

 Ik
ben
altijd
nauw
betrokken
geweest
bij
het
International
Documentary
Festival
 Amsterdam
(IDFA).
In
eerste
instantie
als
bezoeker,
later
als
vrijwilliger
en
vervolgens
 als
medewerker.
De
naam
‘Heddy
Honigmann’
kwam
in
die
periode
regelmatig
voorbij,
 waardoor
ik
me
ging
verdiepen
in
haar
werk.
Haar
films
raakten
me
direct
en
dat
doen
 ze
nog
steeds.
Inmiddels
heb
ik
bijna
al
haar
werk
gezien,
op
een
enkele
 televisiedocumentaire
na.
Ik
heb
hierdoor
veel
geleerd,
en
niet
alleen
over
Honigmann.
 Door
Forever
is
mijn
interesse
in
Proust
opgewekt
en
wil
ik
het
stripboek
van
personage
 Stéphane
Heuet
gaan
lezen.
Ik
ben
vastbesloten
om
een
keer
naar
Peru
te
gaan
om
net
 als
in
Metaal
en
Melancholie
in
een
taxi
te
stappen
en
op
zoek
te
gaan
naar
de
 hersenstimulerende
kikkersap
uit
El
Olvido.
De
regels
uit
de
gedichten
van
Carlos
 Drummond
de
Andrade
dwalen
sinds
O
Amor
Natural
regelmatig
door
mijn
hoofd.
De
 film
Crazy
deed
me
beseffen
hoeveel
voormalige
soldaten
er
in
Nederland
rondlopen
 met
onuitwisbare
herinneringen.
Zo
heb
ik
dingen
geleerd
over
de
wereld.
En
dit
is
wat
 mij
betreft
de
kracht
van
Honigmann.
Honigmann
weet
in
deze
wereld
bijzondere
 mensen
te
vinden
en
een
vorm
van
vriendschap
met
ze
op
te
bouwen,
die
ze
weer
weet
 door
te
geven
aan
mij
als
kijker.
Ik
vind
het
altijd
jammer
als
ik
na
het
zien
van
een
 documentaire
van
Honigmann
weer
afscheid
moet
nemen
van
de
mensen
die
ik
net
zo
 goed
heb
leren
kennen.
Maar
de
personages
staan
hierna
op
mijn
netvlies
gebrand
en
 hierdoor
zal
ik
ze
niet
snel
vergeten.
Honigmanns
verhalen
ontroeren
me
en
zetten
me
 aan
het
denken.
Maar
bovenal
weet
Honigmann
me
te
verbazen.
Omdat
zij
de
dingen
 vraagt
die
ik
niet
snel
aan
iemand
zou
durven
vragen,
maar
wel
wil
weten.
Ik
beschouw
 het
dan
ook
als
een
voorrecht
dat
ik
onderzoek
naar
haar
heb
mogen
doen.
Door
dit
 onderzoek
heb
ik
het
gevoel
dat
ik
een
rijker
mens
ben
geworden
en
daar
wil
ik
 Honigmann
voor
bedanken.



(4)



 Daarnaast
zijn
er
nog
veel
meer
mensen
die
ik
wil
bedanken,
die
ik
onmogelijk
 allemaal
bij
naam
kan
noemen.
Het
schrijven
van
deze
scriptie
was
een
absolute
 uitdaging
door
de
persoonlijke
omstandigheden
die
helaas
keer
op
keer
niet
mee
zaten.
 Mijn
familie
en
vrienden
zijn
in
me
blijven
geloven
en
hun
onuitputtelijke
liefde
heeft
me
 de
kracht
gegeven
om
door
te
gaan.
Maar
bovenal
wil
ik
mijn
scriptiebegeleider
Charles
 Forceville
bedanken.
Ik
kan
niet
eens
in
woorden
uitdrukken
hoe
belangrijk
zijn
steun,
 geduld
en
vertrouwen
zijn
geweest,
want
hierdoor
heb
ik
de
eindstreep
weten
te
halen.
 Met
trots
kan
ik
de
lezer
van
dit
onderzoek
dan
ook
veel
leesplezier
wensen!

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


(5)

INHOUDSOPGAVE

 
 1.
INLEIDING
...
6
 
 2.
HONIGMANN
IN
CONTEXT
...
9
 2.1
Persoon
...
9
 2.2
Oeuvre
...
10
 2.3
Waardering

...
12
 
 3.
DOCUMENTAIRE
...
14
 3.1
Definitie
documentaire
...
14
 3.2
Geschiedenis
documentaire
...
16
 3.3
Documentaire
onder
de
loep
...
18
 




3.3.1
De
Modi
van
Nichols
...
20
 




3.3.2
De
Modi
van
Honigmann
...
27
 




3.3.3
Het
interview
...
28
 




3.3.4
Auteurschap
...
30

 
 4.
HONIGMANNS
OEUVRE
–
DRIE
CASESTUDIES
...
35
 4.1
Metaal
en
Melancholie
(1993)
...
35
 




4.1.1
De
inhoud

...
35
 




4.1.2
De
‘voice
of
documentary’

...
37
 




4.1.3
De
Modi
van
Metaal
en
Melancholie

...
40
 




4.1.4
Het
interview

...
45
 4.2
Crazy
(1999)
...
46
 




4.2.1
De
inhoud
...
47
 




4.2.2
De
‘voice
of
documentary’
...
47
 




4.2.3
De
Modi
van
Crazy

...
52
 




4.2.4
Het
interview
...
57
 4.3
Forever
(2006)
...
59
 4.3.1
De
inhoud
...
59
 4.3.2
De
‘voice
of
documentary’
...
60
 4.3.3
De
Modi
van
Forever
...
63
 4.3.4
Het
interview

...
69


(6)





4.4
Conclusie
drie
casestudies
...
71
 
 5.
CONCLUSIE
...
73
 
 BIBLIOGRAFIE
...
77
 
 BIJLAGE
A:
FILMOGRAFIE
HONIGMANN
...
81
 
 BIJLAGE
B.
VRAGEN
FILMANALYSE
CASESTUDIES
...
83
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


(7)

1.
INLEIDING
 
 
 ‘Wie
één
film
van
Heddy
Honigmann
heeft
gezien,
kent
Heddy
Honigmann:
een
 filmkunstenaar
met
het
vermogen
het
verrukkelijke
met
een
bijna
schroeiende
 intensiteit
van
het
scherm
te
laten
gloeien’
(Fokker
2000,
6).
 
 ‘Geen
filmland
bij
uitstek
voor
een
gedreven
‘‘autrice
du
cinema’’,
maar
staande
voor
de
 ramen
van
haar
binnenstad‐etage
in
Amsterdam
kan
ze
tevreden
terugzien
op
het
 toeval’
(Linthorst
1994).
 
 ‘Is
Heddy
Honigmann
al
eens
een
auteur
genoemd?
Zo
niet,
dan
is
het
de
hoogste
tijd’
 (Van
der
Burg
2006,
1).
 
 De
bovenstaande
uitspraken
van
filmcritici
laten
zien
dat
Heddy
Honigmann
een
 veelgeprezen
filmmaakster
is
binnen
het
filmcircuit.
Fokker
noemt
haar
een
 filmkunstenaar,
Linthorst
een
autrice
du
cinema
en
Van
der
Burg
vindt
dat
ze
een
auteur
 genoemd
moet
worden.
Volgens
het
International
Documentary
Festival
Amsterdam
 (IDFA)
is
Honigmann
een
van
de
grootste
Nederlandse
documentairemakers,
zowel
op
 nationaal
als
internationaal
vlak,
en
ze
wordt
dan
ook
wel
de
‘queen
of
documentary’
 genoemd
(Niño
Zambrano,
2014).
Om
die
reden
werd
in
2013
tijdens
de
opening
van
 het
IDFA
de
‘Living
Legend
Award’
aan
haar
uitgereikt.
Honigmann
is,
na
Frederick
 Wiseman,
de
tweede
filmmaker
in
de
IDFA‐geschiedenis
die
deze
prijs
in
ontvangst
 mocht
nemen.
Tijdens
de
afgelopen
editie
van
het
IDFA
2014
waren
alle
ogen
wederom
 op
Honigmann
gericht.
Om
de
wereld
in
50
concerten
(2014)
was
de
openingsfilm
en
 festivaldirecteur
Ally
Derks
nodigde
haar
uit
om
als
eregast
een
‘Top
10’
samen
te
 stellen.
Daarnaast
stelde
ze
samen
met
veertien
andere
vrouwelijke
regisseurs
het
 themaprogramma
‘The
Female
Gaze’
samen,
werd
haar
werk
in
retrospectief
vertoond
 en
gaf
ze
de
masterclass
‘Try
a
Little
Tenderness’
(IDFA.nl
2014).
 

 In
het
kader
van
de
publieke
ontwikkelingen
rondom
Honigmann
is
dit
een
 uitgelezen
moment
om
haar
en
haar
oeuvre
onder
de
loep
te
nemen,
op
een
andere
 manier
dan
dat
tot
nu
toe
is
gedaan,
namelijk
vanuit
een
wetenschappelijk
oogpunt.
 Honigmann
heeft
op
dit
niveau
nog
niet
eerder
systematisch
aandacht
gekregen,
wat
dit


(8)

onderzoek
naar
haar
oeuvre
relevant
maakt.
Uiteraard
wordt
er
over
het
werk
van
 bepaalde
filmmakers
regelmatig
gepraat
en
geschreven,
maar
juist
de
koppeling
naar
 een
wetenschappelijke
niveau
zorgt
er
voor
dat
er
nuttige
en
valide
resultaten
naar
 boven
kunnen
komen,
wat
nieuw
licht
kan
doen
schijnen
op
een
maker.
Dit
kan
weer
 leiden
tot
een
bijdrage
aan
de
filmwetenschap
en
het
onderzoek
kan
worden
ingezet
als
 inspiratiebron
om
oeuvres
van
andere
Nederlandse
makers
te
analyseren.

 

 Na
mijn
research
blijkt
dat
documentaire
ten
opzichte
van
fictie
een
minder
 populair
thesis‐onderwerp
is.
Dit
is
verrassend,
gezien
het
feit
dat
Nederland
op
het
 gebied
van
film
internationaal
een
grote
naamsbekendheid
heeft
verworven
in
het
 maken
van
documentaires.
Maar
zelfs
over
iemand
als
Bert
Haanstra
(Espelo
1916
–
 Hilversum
1997),
een
grote
documentairemaker
uit
de
Nederlandse
filmgeschiedenis,
is
 er
slechts
een
vergeelde
scriptie
te
vinden
in
de
bibliotheek
van
het
EYE
Film
Instituut
 Nederland
(Richters
1991).
Het
is
naar
mijn
mening
een
ondergewaardeerd
scriptie
 onderwerp
en
daarom
vind
ik
het
belangrijk
om
aandacht
te
besteden
aan
deze
vorm
 van
film
maken
waar
Nederland
trots
op
kan
zijn.
Om
die
reden
richt
dit
onderzoek
zich
 enkel
op
Honigmanns
rol
als
documentairemaakster
en
de
bijbehorende
documentaires,
 en
niet
op
haar
rol
als
fictiemaker.
Haar
fictie
werkzaamheden
worden
in
dit
onderzoek
 wel
in
gedachten
meegenomen,
omdat
dit
onderdeel
van
haar
carrière
van
invloed
kan
 zijn
op
haar
documentaire
werk.

 

 Het
complete
oeuvre
van
Honigmann
bestaat
uit
zo’n
veertig
films,
bestaande
uit
 zowel
documentaire
als
speelfilms
en
zowel
korte
als
lange
films.
Het
kost
aanzienlijk
 veel
tijd
om
haar
complete
werk
te
bekijken
en
analyseren.
Helaas
is
daar
binnen
het
 bestek
van
een
MA‐thesis
geen
mogelijkheid
voor.
Daarom
zal
in
dit
onderzoek
in
plaats
 van
Honigmanns
complete
oeuvre
een
realistische
en
representatieve
greep
uit
haar
 oeuvre
worden
geselecteerd.
Deze
selectie
zal
integraal
worden
beoordeeld
door
middel
 van
drie
casestudies
van
de
documentaires
Metaal
en
Melancholie
(1994),
Crazy
(1999)
 en
Forever
(2006).
De
selectie
van
deze
drie
films
is
op
een
aantal
aspecten
gebaseerd,
 namelijk
tijd,
duur
en
bekendheid.
Allereerst
komen
de
films
uit
verschillende
 momenten
in
haar
carrière.
Voor
Metaal
en
Melancholie
heeft
Honigmann
al
 verschillende
films
gemaakt,
maar
dit
is
haar
eerste
lange
documentaire
(langer
dan
50
 minuten)
en
de
film
waarmee
zij
haar
naam
in
de
filmwereld
heeft
neergezet.
Tussen
de
 drie
films
zit
gemiddeld
vijf
tot
zes
jaar
waardoor
de
selectie
een
juiste
weergave
in
tijd
 is
van
de
ontwikkeling
in
haar
carrière.
Alle
drie
de
films
duren
langer
dan
50
minuten,


(9)

wat
een
vereiste
is
om
een
juiste
vergelijking
te
kunnen
maken
tussen
de
films.
De
films
 hebben
respectievelijk
een
duur
van
80
minuten,
90
minuten
en
97
minuten.
Alle
drie
de
 films
spelen
zich
af
in
een
ander
land,
namelijk
Peru,
Nederland
en
Frankrijk,
wat
de
 selectie
een
internationaal
karakter
geeft.
Met
Metaal
en
Melancholie
als
start
van
haar
 bekendheid
en
Crazy
en
Forever
als
prijswinnaars
van
een
Gouden
Kalf,
voelt
de
selectie
 als
een
representatieve
weergave
van
haar
werk.
De
overige
films
uit
haar
oeuvre
zullen
 niet
worden
geanalyseerd,
maar
wel
worden
bekeken
ter
achtergrondinformatie.


 

 Voortkomend
uit
het
bovenstaande
is
het
interessant
om
de
eerdere
uitspraken
 van
de
filmcritici
vanuit
een
wetenschappelijk
oogpunt
te
gaan
benaderen.
Dit
leidt
tot
 de
volgende
onderzoeksvraag:

 In
hoeverre
kan
documentairemaakster
Heddy
Honigmann
worden
beschouwd
als
een
 auteur?
In
het
theoretisch
kader
zullen
de
begrippen
documentaire
en
auteur
worden
 geoperationaliseerd.
Dit
zal
resulteren
in
een
wetenschappelijk
overzicht
en
de
 verzamelde
theorie
wordt
vertaald
naar
concrete
vragen
voor
de
filmanalyse.
Per
 casestudie
zullen
systematisch
dezelfde
vragen
worden
gesteld
en
dezelfde
elementen
 worden
bekeken.
In
de
conclusie
zullen
er
verbanden
tussen
de
drie
casestudies
worden
 gelegd
om
boven
het
beschrijvende
uit
te
stijgen
en
een
nieuw
licht
te
doen
schijnen
op
 Honigmann
en
haar
oeuvre.

 

 Een
interview
met
Honigmann
heeft
binnen
dit
onderzoek
altijd
hoog
op
de
 verlanglijst
gestaan.
Omdat
het
onderzoek
echter
niet
beïnvloed
mag
worden
door
een
 voortijdig
interview
en
Honigmann
zelf
druk
bezig
is
met
de
voorbereidingen
van
haar
 nieuwe
film
100UP,
is
dit
tot
op
heden
nog
niet
gelukt.
Op
het
moment
van
schrijven
is
 het
plan
om
Honigmann
in
de
zomer
van
2015
te
interviewen.
Als
dit
gaat
lukken,
zal
 later
het
interview
als
bijlage
aan
het
onderzoek
worden
toegevoegd.

 
 
 
 
 


(10)

2.
HONIGMANN
IN
CONTEXT
 Voordat
het
werk
van
Honigmann
onderzocht
kan
worden,
moet
Honigmann
als
 persoon
in
context
worden
geplaatst.
In
dit
hoofdstuk
zal
haar
persoonlijke
leven,
het
 verloop
van
haar
carrière
en
de
waardering
voor
haar
werk
naar
voren
komen.

 2.1
Persoon
 
 Heddy
Honigmann
is
op
1
oktober
1951
geboren
in
Lima
(Peru),
waar
ze
als
dochter
van
 immigranten
opgroeide.
Vlak
voor
de
Duitse
inval
in
1939
moest
haar
Joodse
moeder
 samen
met
haar
ouders
en
zusje
uit
haar
geboorteland
Polen
vluchten
naar
Peru,
waar
 Honigmanns
ouders
elkaar
later
ontmoetten.
Honigmanns
eveneens
Joodse
vader
was
 na
de
oorlog
naar
Peru
vertrokken,
nadat
hij
het
concentratiekamp
Mauthausen
in
 Oostenrijk
had
overleefd
(Wolfs
2008,
50).
Toen
haar
ouders
uiteindelijk
vanuit
Peru
 naar
Israël
emigreerden,
bleef
Honigmann
in
Peru
waar
ze
biologie
en
literatuur
ging
 studeren
(Verhaagen
2004,
210).
In
haar
studententijd
spaarde
ze
haar
zakgeld
op
om
 naar
de
bioscoop
te
kunnen
gaan.
Geïnspireerd
door
de
films
die
ze
daar
zag,
waaronder
 Blow
Up
(1966)
van
Antonioni,
ontstond
de
behoefte
om
haar
eigen
geschreven
 gedichten
te
verbeelden
en
haar
passie
voor
film
was
hiermee
geboren
(Snel
1988).
 Honigmann
vertrok
op
21‐jarige
leeftijd
uit
Peru,
omdat
daar
geen
mogelijkheid
was
om
 film
te
studeren.
Via
omzwervingen
door
Mexico
(waar
ze
haar
literatuurstudie
 voltooide),
Colombia,
Israël,
Spanje
en
Frankrijk
belandde
Honigmann
uiteindelijk
in
 1973
op
de
filmacademie
Centro
Sperimentale
di
Cinematografia
in
Rome,
waar
ze
de
 Nederlandse
cineast
en
haar
latere
echtgenoot
Frans
van
der
Staak
ontmoette
 (Beerekamp
2011,
2).
Samen
met
hem
vertrok
ze
naar
Amsterdam
en
sinds
1978
heeft
 Honigmann
de
Nederlandse
nationaliteit
(Snel
1988).
Voor
het
maken
van
 documentaires
reist
Honigmann
met
haar
kennis
van
diverse
talen
de
hele
wereld
over,
 maar
Amsterdam
is
nog
altijd
haar
uitvalsbasis
(Bakker
2011).

 

 Honigmann
heeft
haar
creativiteit
en
mentaliteit
niet
van
een
vreemde;
haar
 vader
was
in
Peru
een
bekend
striptekenaar
en
werd
later
ondernemer,
haar
moeder
 was
een
veelbelovende
actrice
en
werd
na
hun
huwelijk
huisvrouw
(Wolfs
2008,
50).
In
 Liefde
gaat
door
de
maag:
Een
sjtetl
die
niet
meer
bestaat
(2004)
filmt
Honigmann
haar


(11)

moeder
Sonia
terwijl
ze
Honigmanns
lievelingsgerecht
maakt;
traditionele
Poolse
 ‘frennekes’
uit
haar
moeders
geboortedorp
Grabowiec.
Sonia
vertelt
ondertussen
aan
de
 hand
van
foto’s
over
familieleden
die
in
Polen
zijn
achtergebleven
en
zijn
vermoord
door
 de
nazi’s,
en
over
haar
eigen
jeugd,
huwelijk
en
carrière.
Zo
komt
al
kokende
en
 pratende
de
familiegeschiedenis
van
haar
moeder
en
daarmee
van
Honigmann
naar
 voren.
Honigmann
geeft
tijdens
een
Q&A
op
het
IDFA
(Honigmann
2014)
aan
dit
een
van
 haar
favoriete
filmprojecten
is,
zeker
gezien
het
feit
dat
haar
moeder
inmiddels
niet
 meer
in
leven
is.
In
de
film
komt
duidelijk
naar
voren
dat
overleven,
verlies
en
migratie
 elementen
zijn
die
van
invloed
zijn
op
het
persoonlijke
leven
van
Honigmann
en
 daarmee
wellicht
op
haar
werk.

 
 2.2
Oeuvre


Honigmann
maakte
haar
eerste
lange
documentaire
L'Israeli
dei
Beduini
(1979)
op
de
 filmacademie
samen
met
studiegenoot
Carlo
Carlotto.
In
de
Negev‐woestijn
in
Israël
 filmden
ze
het
lot
van
Bedoeïenen
en
leerde
Honigmann
in
de
praktijk
de
kneepjes
van
 het
vak
(Van
Beek
2014,
1).
L'Israeli
dei
Beduini
werd
in
1980
vertoond
op
het
 Internationaal
Film
Festival
Rotterdam
(IFFR)
en
de
eerste
steen
voor
Honigmanns
 verdere
loopbaan
als
regisseur
was
gelegd
(Heijs
1982,
9).
In
haar
beginjaren
maakte
 Honigmann
met
name
low‐budget
films
zoals
haar
eerste
korte
speelfilm
Het
vuur
 (1981)
en
De
overkant
(1982).
Haar
voorkeur
ging
in
die
periode
uit
naar
het
co‐ regisseren
van
films,
wat
naar
eigen
zeggen
voortkwam
uit
onzekerheid
(Beerekamp
 2011,
2).
De
korte
speelfilm
De
witte
paraplu
(1983)
met
Noshka
van
der
Lely
en
de
 lange
speelfilm
De
deur
van
het
huis
(1985)
met
studiegenoot
Angiola
Janigro
zijn
 voorbeelden
van
dergelijke
samenwerkingen.
Door
het
uitgebalanceerde
en
 intrigerende
karakter
van
de
laatst
genoemde
film
zorgde
Honigmann
er
voor
dat
een
 grotere
kring
mensen
haar
naam
leerde
kennen
(Linthorst
1988).
Hersenschimmen
 (1987)
was
de
eerste
grote
speel‐
en
bioscoopfilm
van
Honigmann
als
solo‐regisseur.
De
 verfilming
van
het
gelijknamige
boek
van
Bernlef
werd
positief
ontvangen
in
de
 filmwereld
en
door
het
publiek,
waardoor
Honigmann
haar
naam
definitief
wist
te
 vestigen.
Het
duurde
echter
een
tijd
voordat
Honigmann
een
volgende
grote
film
kon
 maken,
onder
andere
door
moeilijkheden
rondom
het
verkrijgen
van
filmfinanciering
en
 het
vinden
van
een
omroep.
Tussendoor
maakte
Honigmann
verschillende


(12)

televisiefilms,
zoals
Uw
mening
graag
(1989)
en
Viermaal
mijn
hart
(1990),
om
niet
stil
 te
staan
als
regisseur
(Linthorst
1994).

 

 Metaal
en
Melancholie
(1993)
zorgde
voor
een
duidelijke
overgang
in
 Honigmanns
carrière
als
filmmaker
(Verhaagen
2004,
207).
Volgens
Beerekamp

 (2011,
2)
kwam
er
vanaf
dit
punt
meer
humor
en
een
lichtere
toon
in
haar
films
en
hij
 spreekt
dan
ook
van
een
duidelijke
scheidslijn
in
haar
oeuvre
van
voor
en
na
1992.
Ook
 Honigmann
zelf
ervaart
deze
scheidslijn
en
ze
beschouwt
Metaal
en
Melancholie
als
haar
 echte
debuut
(Beerekamp
2011,
1).
In
deze
lange
documentaire
keert
Honigmann
terug
 naar
haar
geboortestad
Lima
om
aan
de
hand
van
verhalen
van
taxichauffeurs
de
 leefsituatie
in
de
stad
te
verbeelden.
Bij
het
maken
van
Metaal
en
Melancholie
voelde
 Honigmann
voor
het
eerst
de
vrijheid
om
zichzelf
te
zijn
en
om
met
eigen
thema’s
te
 werken.
Dit
is
terug
te
zien
in
de
verschillende
documentaires
die
volgen
na
Metaal
en
 Melancholie.
In
O
Amor
Natural
(1996)
delen
oudere
Brazilianen
verhalen
over
liefde
en
 lust
aan
de
hand
van
gedichten
van
Carlos
Drummond
de
Andrade.
In
Het
ondergronds
 orkest
(1997)
vertellen
straatmuzikanten
in
het
gangenstelsel
van
de
Parijse
metro
over
 hun
vaderland
en
de
liefde
voor
muziek.
Muziek
speelt
ook
in
Crazy
(1999)
een
grote
rol.
 In
deze
film
delen
teruggekeerde
Nederlandse
VN‐militairen
persoonlijke
 oorlogsverhalen
aan
de
hand
van
beluisterde
muziek
uit
die
tijd.
In
Goede
man,
lieve
 zoon
(2001)
worden
ook
oorlogsverhalen
gedeeld,
maar
in
deze
film
door
de
 nabestaanden
van
slachtoffers
van
de
burgeroorlog
in
Sarajevo.
Dame
la
Mano
(2004)
 vertelt
het
verhaal
van
een
Cubaanse
nachtclub
in
New
York.
De
Parijse
begraafplaats
 Père‐Lachaise
en
haar
bezoekers
zijn
het
onderwerp
in
Forever
(2006).
Met
El
Olvido
 (2008)
gaat
Honigmann
na
Metaal
en
Melancholie
terug
naar
Lima
om
door
middel
van
 herinneringen
van
verschillende
personages
de
geschiedenis
en
politieke
situatie
van
 Peru
te
verbeelden.
Tijdens
de
27e
editie
van
het
IDFA
ging
Om
de
wereld
in
50
concerten
 (2014)
in
première
als
openingsfilm
van
het
festival.
Honigmann
reist
in
deze
 documentaire
mee
met
het
Koninklijke
Concertgebouworkest
tijdens
hun
125‐jarige
 jubileumtournee
rond
de
wereld
en
laat
hiermee
de
kracht
van
muziek
in
verschillende
 culturen
en
landen
zien
(Reinsma
2014,
1).
Momenteel
is
Honigmann
bezig
met
de
 voorbereidingen
van
een
nieuwe
lange
documentaire,
genaamd
100UP.
Het
moet
een
 film
worden
over
geluk
in
het
leven
en
in
het
bijzonder
van
mensen
op
hoge
leeftijd
 (cinecrowd.nl
2014).
 

 Naast
lange
documentaires
heeft
Honigmann
verschillende
korte
documentaires


(13)

en
documentaireseries
gemaakt
voor
televisie
waaronder
Liefde
gaat
door
de
maag
 (2004)
en
West
Side
Stories
(2011).
Na
het
succes
van
Hersenschimmen
in
1988
heeft
 Honigmann
nog
een
aantal
speelfilms
gemaakt
waaronder
Tot
ziens
(1995)
en
En
op
’n
 goede
dag
(2011).
Het
maken
van
documentaire
en
fictie
ligt
volgens
Honigmann
dicht
 bij
elkaar,
omdat
ze
voor
beide
genres
secuur
moet
casten
(Van
Beek
2014,
1).
 
 Volgens
Wolfs
(2008,
51)
kan
het
oeuvre
van
Honigmann
in
drie
periodes
 worden
samengevat,
namelijk
‘haar
vroege
pamflettistische
films
uit
het
begin
van
de
 jaren
tachtig;
haar
fictiefilms
waarin
vaak
een
bijzondere
rol
is
weggelegd
voor
de
 monoloog
uit
eind
jaren
tachtig
en
begin
jaren
negentig;
en
ten
slotte
de
documentaires
 van
halverwege
jaren
negentig
tot
nu’.
In
het
begin
van
haar
carrière
maakt
Honigmann
 vooral
films
met
een
filosofisch
karakter.
De
fictiefilms
die
later
volgen
hebben
dit
 minder,
maar
gaan
wel
vaak
over
levensonderwerpen
zoals
liefde
en
dood.
Honigmann
 benadert
deze
onderwerpen
met
humor
en
passie,
wat
ze
later
ook
in
haar
 documentairefilms
doet
(Wolfs
2008,
51).
Veel
van
Honigmanns
fictiefilms
hebben
de
 vorm
van
een
monoloog,
waaronder
Hersenschimmen
(1987),
Uw
mening
graag
(1989)
 en
Viermaal
mijn
hart
(1990).
De
overgang
van
voornamelijk
fictie
naar
voornamelijk
 documentaire
in
Honigmanns
oeuvre
voelt
hierdoor
vloeiend
aan.
Haar
fictiefilms
 kunnen
worden
gezien
als
voorstudies
voor
de
portretten
in
haar
latere
documentaires
 (Wolfs
2008,
51).
In
de
bijlage
(A)
is
de
complete
filmografie
van
Honigmann
terug
te
 vinden.
 
 2.3
Waardering

Metaal
en
Melancholie
werd
na
de
eerste
vertoning
zowel
door
de
pers
als
het
publiek
in
 Nederland
positief
ontvangen.
Het
Amsterdamse
Fonds
voor
de
Kunst
overhandigde
 Honigmann
in
1994
de
Johny
Jordaan
Award
voor
deze
bijdrage
aan
de
kunst.
Dit
was
 het
begin
van
een
reeks
aan
prijzen
die
Honigmann
inmiddels
in
Nederland
heeft
 ontvangen.
In
2000
mocht
Honigmann
tijdens
het
Nederlands
Film
Festival
(NFF)
in
 Utrecht
een
Gouden
Kalf
voor
‘Beste
Lange
Documentaire’
in
ontvangst
nemen
voor
 Crazy.
Naast
deze
belangrijke
Nederlandse
filmprijs
won
Crazy
in
1999
de
Publiekprijs
 op
het
IDFA.
Met
Forever
sleepte
Honigmann
in
2006
nogmaals
een
Gouden
Kalf
binnen.
 Voor
deze
film
ontving
ze
ook
de
Prijs
van
de
Nederlandse
Pers
(KNF),
net
als
voor
de
 speelfilm
Tot
ziens
en
de
documentaire
Het
ondergronds
Orkest
(Heddy‐honigmann.nl


(14)

2014).
 

 Honigmanns
films
gingen
de
wereld
over
en
werden
bekroond
met
verschillende
 prijzen
op
internationale
filmfestivals
in
onder
andere
Leipzig,
Montréal,
New
York,
 Rome
en
San
Francisco.
Naast
haar
films
wordt
ook
haar
gehele
oeuvre
geprezen.
In
 2000
was
Honigmann
op
het
NFF
‘Gast
van
het
Jaar’
en
werd
haar
werk
in
retrospectief
 vertoond.
Ook
internationaal
zijn
er
retrospectieven
rondom
haar
werk
georganiseerd
 door
filmfestivals
en
musea
in
Barcelona,
Berlijn,
Graz,
Madrid,
Minneapolis,
New‐York
 (in
het
Museum
of
Modern
Art),
Parijs,
San
Francisco,
Teheran
en
Toronto
(wikepedia.nl
 2014).
Honigmann
ontving
voor
haar
gehele
oeuvre
in
2003
de
Jan
Kassies
Oeuvre
Prijs
 van
het
Stimuleringsfonds
en
in
2006
de
Van
Praag‐prijs
van
het
Humanistische
 Verbond.
In
2007
mocht
Honigmann
op
het
Hot
Docs
Canadian
International
 Documentary
Festival
de
Outstanding
Achievement
Award
en
op
het
San
Francisco
 International
Filmfestival
de
Golden
Gate
Persistence
of
Vision
Award
in
ontvangst
 nemen
voor
haar
gehele
oeuvre.
In
Nederland
eerde
het
IDFA
haar
in
2013
met
de
 Living
Legend
Award
en
in
2014
als
‘Eregast’
(Heddy‐honigmann.nl
2014).
De
nationale
 en
internationale
bekendheid
en
waardering
van
haar
oeuvre
maakt
Honigmann
een
 van
de
belangrijkste
Nederlandse
documentairemaaksters
van
het
moment.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


(15)

3.
DOCUMENTAIRE

In
dit
hoofdstuk
zal
de
definitie
en
de
geschiedenis
van
het
begrip
documentaire
worden
 bekeken.
Vanuit
daar
zullen
verschillende
documentaire
theorieën
aan
bod
komen
om
 toe
te
werken
naar
een
reeks
van
vragen
die
zullen
worden
ingezet
in
de
casestudie.

 
 3.1
Definitie
documentaire

 
 Tot
vandaag
de
dag
wordt
door
filmwetenschappers
en
filmmakers
gediscussieerd
over
 de
inhoud
van
het
begrip
documentaire
en
hoe
documentaire
optimaal
kan
worden
 gedefinieerd.
De
interpretaties
lopen
zo
uiteen
dat
Eitzen
(1995,
83)
stelt
dat
‘the
best
 way
to
define
documentary
may
be
to
say
simply
that
it
is
whatever
people
commonly
 mean
by
the
term’.
In
de
gemeenschappelijke
betekenis
van
het
begrip
documentaire
zit
 echter
juist
de
discrepantie.
Dit
maakt
de
stelling
van
Eitzen
beperkt
en
het
probleem
 van
de
definiëring
van
documentaire
is
hiermee
niet
opgelost.
In
het
Nederlandse
 woordenboek
de
Dikke
van
Dale
heeft
documentaire
‘informatieve
film’
als
betekenis
 gekregen.
Dit
is
een
beknopte
definitie
die
het
diverse
karakter
van
documentaire
te
 kort
doet.
Het
informeren
van
de
kijker
is
een
belangrijk
element
van
documentaire
 maar
lang
niet
het
enige.
De
kijker
aan
het
denken
zetten,
iets
teweegbrengen
in
een
 maatschappij
of
het
vastleggen
van
een
gebeurtenis
kunnen
andere
toepasselijke
 elementen
van
documentaire
zijn.
In
de
jaren
dertig
formuleerde
de
Britse
filmmaker
en
 producer
John
Grierson
documentaire
als
de
‘creative
treatment
of
actuality’
(geciteerd
 in
Plantinga
1997,
10).
Documentaire
is
volgens
deze
definitie
geen
letterlijke
weergave
 van
de
realiteit
maar
een
creatieve
interpretatie
van
de
werkelijkheid.
Corner
(1996,
2)
 beschrijft
documentaire
als
‘the
loose
and
often
highly
contested
label
given,
 internationally,
to
certain
kinds
of
film
and
television
(and
sometimes
radio
 programmes)
which
reflect
and
report
on
the
‘’the
real’’
through
the
use
of
the
recorded
 images
and
sounds
of
actuality’.
Deze
interpretatie
van
documentaire
als
een
label
heeft
 betrekking
op
de
weergave
van
de
realiteit
in
plaats
van
de
creatieve
interpretatie
van
 de
werkelijkheid
waar
Grierson
over
spreekt.
Bij
de
definitie
van
Grierson
kan
ter
 discussie
worden
gesteld
of
de
werkelijkheid
wellicht
niet
vervormd
wordt
als
de
 werkelijkheid
creatief
wordt
weergegeven.
Volgens
de
Amerikaanse
filmwetenschapper
 Bill
Nichols
is
de
definitie
van
Grierson
om
die
reden
niet
volledig
en
hij
is
van
mening


(16)

dat
er
in
de
zoektocht
naar
een
complete
formulering
van
het
begrip
documentaire
drie
 zinvolle
aannames
zijn
die
van
toepassing
zijn.
Documentaires
gaan
ten
eerste
over
iets
 dat
echt
gebeurt,
of
gebeurd
is,
en
verwijzen
naar
de
realiteit
en
de
historische
wereld.
 Ten
tweede
gaan
documentaires
over
‘echte
mensen’.
Met
echte
mensen
bedoelt
Nichols
 mensen
die
geen
rol
spelen
of
vervullen
(zoals
acteurs
in
fictiefilms),
maar
die
zichzelf
 zijn
of
presenteren.
Tot
slot
vertellen
documentaires
verhalen
over
wat
er
in
de
echte
 wereld
gebeurt,
of
gebeurd
is.
De
verhalen
uit
de
historische
wereld
worden
door
een
 filmmaker
verteld
vanuit
zijn
of
haar
perspectief
(Nichols
2010,
7‐10).
Op
basis
van
deze
 drie
aannames
heeft
Nichols
de
volgende
definitie
van
het
begrip
documentary
film
 geformuleerd:
 
 Documentary
film
speaks
about
situations
and
events
involving
real
people
 (social
actors)
who
present
themselves
to
us
as
themselves
in
stories
that
convey
 a
plausible
proposal
about,
or
perspective
on,
the
lives,
situations,
and
events
 portrayed.
The
distinct
point
of
view
of
the
filmmaker
shapes
this
story
into
a
 way
of
seeing
the
historical
world
directly
rather
than
into
a
fictional
allegory
 (Nichols
2010,
14).
 
 Nichols
(2010,
14)
geeft
hierbij
aan
dat
zijn
definitie
opvallend
uitgebreid
is
en
dat
de
 definitie
daarom
open
staat
voor
creatieve
interpretatie
en
commentaar.
Een
punt
van
 kritiek
is
dat
binnen
de
definitie
geen
onderscheid
wordt
gemaakt
tussen
verschillende
 vormen
van
documentaire.
Nichols
(2010,
31)
vult
zijn
definitie
om
die
reden
aan
met
 zes
zogenoemde
modes
of
representation,
waar
later
in
dit
onderzoek
verder
op
in
zal
 worden
gegaan.
Nichols
(2010,
14)
is
van
mening
dat
zijn
definitie
een
goede
eerste
stap
 is
in
documentaire
onderzoek,
om
vanuit
daar
verder
na
te
denken
over
het
begrip
 documentaire.
Omdat
in
de
definitie
van
Nichols
verschillende
aspecten
van
 documentaire
naar
voren
komen,
wordt
in
dit
onderzoek
de
mening
van
Nichols
gedeeld
 en
wordt
zijn
definitie
als
voldoende
beschouwd.
Bovendien
noemt
Nichols
in
zijn
 definitie
‘the
distinct
point
of
view
of
the
filmmaker’.
Dit
element
raakt
de
kern
van
dit
 onderzoek,
namelijk
‘the
distinct
point
of
view
of
Honigmann’.

 
 


(17)

3.2
Geschiedenis
documentaire

 Afhankelijk
van
het
uitgangspunt
in
de
tijd
waar
naar
wordt
gekeken,
zijn
er
in
de
 geschiedenis
van
documentaire
verschillende
zogenoemde
‘vaders’
van
de
 documentaire
te
benoemen;
de
gebroeders
Lumière
(Auguste
Lumière
1862‐1954
&
 Louise
Lumière
1862‐1954),
Robert
J.
Flaherty
(1884‐1951)
en
John
Grierson
(1898
–
 1972).
De
gebroeders
Lumière
worden
sinds
1895
gezien
als
de
grondleggers
van
de
 cinema
door
de
uitvinding
van
de
cinématographe,
een
apparaat
dat
in
staat
was
te
 filmen,
te
ontwikkelen
en
het
gefilmde
vergroot
te
vertonen
aan
publiek.
Met
hun
film
 Arrival
of
a
Train
at
La
Ciotat
(1895)
zorgden
zij
naar
het
schijnt
voor
een
sensatie.
 Onbekend
met
het
realistische
karakter
van
het
beeld,
leek
de
trein
voor
het
publiek
in
 de
bioscoop
op
hun
af
te
stormen.
De
films
van
de
gebroeders
Lumière
worden
gezien
 als
de
eerste
home
video’s,
de
voorloper
van
de
documentaire
(Rabiger
2009,
68‐70).
 Nanook
of
the
North
(1922)
van
Robert
J.
Flaherty
wordt
beschouwd
als
een
van
de
 eerste
echte
documentaire
films.
Het
was
voor
het
publiek
een
nieuwe
ervaring
om
 echte
mensen
met
een
eigen
levensstijl,
in
hun
eigen
(voor
het
publiek
verre)
omgeving
 op
beeld
te
zijn.
Zoals
Flaherty
als
filmmaker
als
het
ware
een
ontdekkingsreiziger
was,
 werd
het
publiek
als
het
ware
een
ontdekkingsreiziger
van
het
vertoonde
beeld.
 Flaherty
was
niet
alleen
iets
aan
het
vastleggen
op
beeld
maar
ook
bezig
met
het
 vertellen
van
een
verhaal.
Hij
gebruikte
hiervoor
technieken
uit
de
fictie
film
(Barnouw
 1993,
39‐40).
Doordat
Flaherty
de
personages
vroeg
om
bepaalde
dingen
te
doen
en
aan
 te
trekken,
creëerde
hij
een
eigen
versie
van
de
werkelijkheid,
maar
wel
van
echte
 mensen
met
echte
verhalen.
Na
een
analyse
van
de
film
Moana
(1926)
van
Flaherty
 kwam
de
jonge
student
John
Grierson
als
eerste
met
de
term
documentaire
(Lee‐Wright
 2010,
74).
Grierson
zorgde
ervoor
dat
de
Britse
documentaire
en
de
westerse
 filmwereld
bekend
raakten
met
het
concept
van
Sovjet
propaganda.
Grierson
zag
film
 niet
als
een
vorm
van
kunst
en
entertainment,
maar
als
een
middel
om
een
sociaal
 statement
te
maken
en
om
een
boodschap
over
te
brengen.
Hij
maakte
films
over
 gewone
mensen
met
thema’s
waar
de
politieke
omgeving
zich
in
konden
vinden.
Dit
had
 mede
te
maken
met
het
feit
dat
hij
gefinancierd
werd
door
overheidsinstanties.
Zo
werd
 in
1927
door
de
Britse
overheid
de
Empire
Marketing
Board
(EMB)
opgericht
en
 Grierson
werd
een
prominent
lid
van
deze
Britse
documentaire
beweging,
wat
later
de


(18)

filmeenheid
van
de
General
Post
office
(GPO)
werd.
Onder
leiding
van
Grierson
werden
 in
Engeland
honderden
documentaires
geproduceerd
(Barsam
1992,
77‐81).

 Een
van
de
Sovjet‐filmmakers
die
Grierson
in
de
westerse
wereld
bekend
maakte,
 was
Denis
Arkadievich
Kaufman
(1896‐1954),
beter
bekend
als
Dziga
Vertov.
Hij
was
 van
mening
dat
film
moest
worden
gebruikt
om
het
werkelijke
leven
weer
te
geven.
 Vanuit
die
gedachte
ontwikkelde
hij
in
1922
met
de
Council
of
Three
(Vertov,
zijn
vrouw
 en
zijn
broer)
een
serie
van
zogeheten
bioscoopjournalen
genaamd
Kino‐Pravda,
wat
de
 ‘film‐waarheid’
betekent.
De
Council
of
Three
werd
later
uitgebreid
naar
een
grotere
 groep
genaamd
Kinoki‐Vertov
(Cinema‐Eyes)
(Barnouw
1993,
51‐57).
De
twee
 kernpunten
van
de
groep
waren
dat
de
camera
iets
kan
wat
het
menselijk
oog
niet
kan
 en
dat
de
rol
van
de
editor
bepalend
is
voor
het
weergeven
van
de
waarheid.
‘I
am
 cinema‐eye
–
I
am
a
mechinal
eye.
I,
a
machine,
show
you
a
world
such
as
only
I
can
see’
 zei
Vertov,
oftewel
dat
de
camera
een
oog
is
waarmee
de
wereld
opgenomen
kan
 worden
zoals
hij
werkelijk
is
(geciteerd
in
Barnouw
1993,
58).
Vertov
zag
de
 subjectiviteit
van
de
waarheid
als
een
kracht
om
een
verhaal
te
kunnen
vertellen.
Hij
zag
 zichzelf
als
een
verslaggever
en
niet
als
propagandist;
het
brengen
van
nieuws
was
zijn
 hoofddoel
(Barnouw
1993,
51‐57).
Grierson
daarentegen
erkende
dat
hij
een
 propagandist
was
en
dat
hij
cinema
als
preekstoel
gebruikte
(Barsam
1992,
98).
Door
 kwesties
en
gevolgen
betekenisvol
te
dramatiseren,
wilde
Grierson
de
burger
helpen
om
 de
toentertijd
maatschappelijke
problemen
te
bevatten.
Deze
zogeheten
Grierson‐missie
 kwam
tot
uiting
in
korte
films
over
onpersoonlijke
processen
ondersteund
door
sturend
 commentaar
(Barnouw
1993,
85).
Vanuit
de
Flaherty‐traditie
was
het
publiek
juist
lange
 close‐up
portretten
gewend
over
mensen
in
hun
eigen
omgeving.
Het
patroon
van
 Grierson
veranderde
de
verwachting
die
men
had
van
documentaire
(Barnouw
1993,
 99).
Deze
verwachting
werd
ook
veranderd
door
de
mogelijkheid
om
geluid
en
beeld
 gelijk
te
laten
lopen.
Dit
was
een
belangrijke
ontwikkeling
in
de
filmgeschiedenis,
want
 hierdoor
kregen
de
mensen
op
beeld
ineens
een
stem.
In
Cable
Ship
(1933),
een
film
van
 Stuart
Legg
en
Alexander
Shaw
van
de
GPO,
werd
de
stem
van
de
arbeiders
gebruikt
om
 hun
werk
uit
te
leggen
(Barsam
1992,
90).
Een
film
kon
nu
ook
vanuit
een
andere
kant
 worden
verteld
dan
vanuit
een
regeringsbeleid,
zoals
de
film
Misère
au
Borinage
(1934)
 van
Joris
Ivens
en
Henri
Storck
over
stakende
mijnwerkers
(Barsam
1992,
116).
Deze
 insteek
kwam
door
de
Tweede
Wereldoorlog
echter
weer
een
tijd
stil
te
liggen.
Film


(19)

werd
weer
vooral
als
propagandamiddel
gebruikt,
met
Triumph
of
the
Will
(1935)
van
 Leni
Riefenstahl
als
grootste
voorbeeld
(Barnouw
1993,
105).
 Wanneer
er
in
de
geschiedenis
van
de
documentaire
naar
Nederlandse
invloeden
 wordt
gekeken
komt
de
naam
van
Joris
Ivens
(1898
–
1989)
naar
voren.
De
in
Nederland
 geboren
Ivens
was
als
filmmaker
op
internationaal
vlak
werkzaam
en
bekend.
Ivens
was
 van
mening
dat
documentaire
en
politiek
onlosmakelijk
aan
elkaar
verbonden
zijn
en
 dat
een
documentaire
nooit
objectief
kan
zijn
door
de
bijbehorende
mening
en
het
 standpunt
van
de
maker.
Op
dit
gebied
deelde
hij
zijn
mening
met
Grierson,
alleen
wilde
 Grierson
ondanks
zijn
rol
als
propagandist
niet
dat
politiek
de
kunst
van
het
filmen
 domineerde.
Ivens
was
juist
van
mening
was
dat
politiek
moest
worden
omgezet
naar
 kunst.
Ivens
richtte
zich
in
zijn
films
op
de
werkende
mens
en
hij
wilde
de
kijker
inzicht
 geven
in
het
bijbehorende
bestaan
en
de
sociale
omstandigheden
(Barsam
1992,
115).
 Vanwege
zijn
medewerking
aan
toentertijd
omstreden
regimes
(zoals
de
Sovjet‐Unie)
en
 door
zijn
politieke,
vaak
als
communistische
bestempelde,
statements
werd
en
wordt
hij
 nog
steeds
in
eigen
land
bekritiseerd.
De
kritiek
is
echter
niet
van
toepassing
op
zijn
 kunstzinnige
en
experimentele
filmische
statements,
waarmee
hij
grote
invloed
heeft
 uitgeoefend
op
de
ontwikkeling
van
documentaire
(Barsam
1992,
131‐139).

 

 Naast
Joris
Ivens
zijn
onder
andere
John
Ferno,
Bert
Haanstra,
Johan
van
der
 Keuken,
Jos
de
Putter,
John
Appel
en
Heddy
Honigmann
namen
van
Nederlandse
 documentairemakers
die
in
de
filmliteratuur
als
invloedrijk
worden
genoemd.
Door
haar
 wereldwijde
succes
en
bekendheid
wordt
Honigmann
gezien
als
een
van
de
grootste
 Nederlandse,
internationaal
aansprekende
documentairemakers
van
het
moment
 (Dijksterhuis
2013,
1).
Om
Honigmann
en
haar
werk
te
kunnen
analyseren
en
begrijpen,
 is
het
van
belang
om
eerst
verder
in
te
gaan
op
het
begrip
documentaire.
 
 3.3
Documentaire
onder
de
loep

 Documentaire
is
zich
door
de
geschiedenis
heen
gaan
ontwikkelen
en
er
zijn
 verschillende
ideeën
over
documentaire
ontstaan,
die
vallen
onder
de
noemer
 documentaire
theorie.


 
 General
ideas
about
documentary
have
often
been
generated
in
critical
debate
 about
particular
films
and
programmes
but
there
also
exists
a
body
of


(20)

commentary
which
seeks
to
address
the
whole
genre
of
documentary
work.
This
 is
often
referred
to
as
‘documentary
theory’,
indicating
a
set
of
connected
 propositions
and
concepts
concerning
the
socio‐aesthetic
nature
of
documentary
 practice
(Corner
1996,
9).

 
 Binnen
de
documentaire
theorie
wordt
onderscheid
gemaakt
tussen
verschillende
 vormen
van
documentaire,
die
net
als
de
definitie
van
documentaire
op
verschillende
 manieren
in
de
literatuur
worden
beschreven.
Zo
stelt
Renov
(1993,
21)
dat
er
vier
 functies
van
documentaire
bestaan
op
basis
van
het
menselijke
communicatieniveau.
De
 functies
worden
door
hem
beschreven
als
(1)
opnemen,
openbaren
of
behouden,
(2)
 overtuigen
of
bevorderen,
(3)
analyseren
of
ondervragen
en
(4)
uitdrukken.
Bordwell
en
 Thompson
(2001,
114‐128)
onderscheiden
slechts
twee
functies
van
documentaire;
de
 categorische‐
en
de
retorische
vorm.
In
de
categorische
vorm
wil
een
maker
op
een
 eenvoudige
manier
informatie
overdragen
aan
de
kijker.
Het
presenteren
van
bepaalde
 onderwerpen
en
subthema’s
staat
in
deze
vorm
centraal.
In
de
retorische
vorm
wil
een
 maker
een
concreet
statement
maken
om
de
kijker
over
te
halen
tot
een
bepaalde
 mening.
De
twee
vormen
bevinden
zich
net
als
de
categorisatie
van
Renov
op
het
 communicatieniveau,
maar
de
verdeling
van
Bordwell
en
Thompson
wordt
specifiek
 bepaald
door
de
intentie
van
de
maker.
Plantinga
(1997,
106‐119)
onderscheidt
drie
 vormen
van
non‐fictie
film,
die
hij
formuleert
als
drie
voices;
de
formal
voice,
de
open
 voice
en
de
poetic
voice.
In
de
formal
voice
wordt
de
wereld
op
een
klassieke
en
heldere
 manier
uitgelegd.
In
de
open
voice
wordt
de
wereld
ontdekt
en
geobserveerd,
in
plaats
 van
uitgelegd
zoals
in
de
formal
voice.
In
de
poetic
voice
draait
het
niet
om
het
uitleggen,
 observeren
of
ontdekken
van
een
wereld,
maar
om
de
manier
waarop
de
wereld
wordt
 verbeeld.
De
schoonheid
van
de
verbeelding
staat
in
de
poetic
voice
centraal,
boven
de
 narratieve
autoriteit
die
in
de
formal
voice
en
de
open
voice
centraal
staat.
De
 classificatie
van
Plantinga
bevindt
zich
niet
zoals
de
classificatie
van
Renov
en
Bordwell
 &
Thompson
op
het
communicatieniveau,
maar
op
het
niveau
van
epistemologie
en
 esthetiek.
De
voices
vertellen
wat
over
het
karakter
van
een
film.
Volgens
Plantinga
 (1997,
106)
kan
een
film
met
een
bepaalde
voice
nog
vele
andere
functies
en
kwaliteiten
 bezitten.
De
classificatie
van
Plantinga
is
met
name
bedoeld
om
de
verschillende
 mogelijkheden
van
non‐fictie
film
onder
de
aandacht
te
brengen.


(21)

Smith
(2007,
84)
stelt
dat
in
de
documentaire
theorie
duidelijk
naar
voren
komt
 hoe
non‐fictie
zich
onderscheidt
van
fictie.
Hoewel
volgens
hem
beiden
een
wereld
voor
 de
lens
waarnemen,
wordt
non‐fictie
specifiek
gekenmerkt
door
de
houding
van
een
 documentaire
filmmaker
ten
opzichte
van
de
wereld
en
door
de
verwachting
van
de
 kijker
over
de
werkelijkheid
van
een
film.
Opvallend
is
dat
Smith
in
zijn
uitleg
over
de
 documentaire
theorie
spreekt
over
non‐fictie
en
niet
over
documentaire
(maar
wel
over
 een
documentaire
filmmaker),
net
als
Plantinga
dat
doet
in
zijn
classificatie.
Ook
 Barnouw
(1993)
ziet
non‐fictie
en
documentaire
als
hetzelfde,
wat
alleen
al
blijkt
uit
de
 titel
van
zijn
boek
‘Documentary‐
a
history
of
the
non‐fiction
film’.
Volgens
Nichols
(2010,
 144‐146)
kan
non‐fictie
daarentegen
worden
opgesplitst
in
twee
categorieën;
 documentaire
en
non‐documentaire.
Bewakingsbeelden,
instructie‐
en
 wetenschappelijke
films
vallen
onder
de
categorie
non‐documentaire,
die
wordt
 gekenmerkt
door
eenvoud
en
helderheid.
Daartegenover
kenmerkt
documentaire
zich
 binnen
het
non‐fictie
veld
door
stijl
en
expressiviteit
en
soms
juist
dubbelzinnigheid.
In
 dit
onderzoek
volgen
we
Nichols
en
beschouwen
we
documentaire
als
een
onderdeel
 van
non‐fictie.

 3.3.1
De
Modi
van
Nichols

Documentaire
is
niet
een
weergave
(reproduction)
van
de
realiteit
is,
maar
een
 vertegenwoordiging
(representation)
van
de
wereld
om
ons
heen.
De
manier
waarop
de
 wereld
vertegenwoordigd
wordt
verschilt
per
documentaire
(Nichols
2010,
13).

 Nichols
(2010,
148)
stelt
dat
er
twee
manieren
zijn
om
een
documentaire
te
 classificeren;
in
modellen
en
modi.
Welk
model
er
vanuit
andere
media
wordt
 overgenomen
(dagboek,
essay,
biografie,
etc)
en
tot
welke
modus
een
film
behoort,
staat
 los
van
elkaar.
Twee
documentaires
die
gebruik
maken
van
hetzelfde
model
kunnen
tot
 een
compleet
andere
modus
behoren,
waardoor
de
uitstraling
zal
verschillen.
Nichols
 (2010,
13)
onderscheidt
zes
modi
van
documentaire,
oftewel
modes
of
representation.
 In
dit
onderzoek
zullen
de
Engelse
benamingen
van
de
modi
van
Nichols
worden
 aangehouden,
aangezien
een
vertaling
naar
het
Nederlands
de
kracht
van
de
 terminologie
onderuit
haalt.
De
zes
modi
van
Nichols
kunnen
als
volgt
worden
 beschreven:
 


(22)

1. De
poetic
mode
wordt
gekenmerkt
door
het
benadrukken
van
sfeer
en
gevoel
 boven
de
weergave
van
kennis
en
retorische
overreding
(zoals
kenmerkend
voor
 de
expository
mode).
De
kijker
leert
hoe
het
voelt
om
een
bepaalde
wereld
op
een
 specifieke
poëtische
manier
te
zien
of
te
ervaren.
Het
gaat
de
maker
hierbij
in
de
 meeste
gevallen
meer
om
de
kunstvorm
film
dan
om
de
sociale
actoren
die
een
 onderdeel
of
het
onderwerp
van
de
film
zijn.
In
plaats
van
op
een
traditionele
 manier
de
historische
wereld
weergeven,
wordt
een
wereld
van
de
verbeelding
 van
de
kunstenaar
weergegeven.
Het
ruwe
materiaal
van
de
historische
wereld
 wordt
op
karakteristieke
en
eigen
manieren
vervormd
in
de
montage.
 Expressiviteit,
ritmische
kwaliteiten,
patronen,
ruimtelijke
tegenstellingen,
 visuele
associaties
en
beschrijvende
passages
worden
in
de
poetic
mode
 benadrukt.
De
hand
van
de
maker
is
in
de
poetic
mode
voelbaar
door
de
formele
 en
stijlvolle
integriteit
van
fragmenten
uit
de
historische
wereld.
De
 experimentele,
persoonlijke
en
avant‐garde
film
passen
in
de
poetic
mode.
 Animatie
kan
een
methode
zijn
om
poëtische
doeleinden
te
bereiken
(Nichols
 2010,
162‐166).
 
 2. De
expository
mode
plaatst
de
historische
wereld
in
een
retorisch
frame
en
draait
 om
het
logisch
overbrengen
van
informatie;
verbaal
commentaar
en
 argumentatieve
logica
staan
centraal.
Waar
beeld
in
de
traditionele
vorm
van
film
 de
bepalende
factor
is,
heeft
het
gesproken
woord
in
de
expository
mode
een
 dragende
rol.
Door
het
commentaar
of
onderschrift
losstaand
van
het
beeld,
 wordt
de
kijker
direct
aangesproken
en
gewezen
op
een
bepaald
perspectief.
Het
 gebruik
van
een
voice‐over
(door
de
overname
van
deze
Engelse
term
in
de
 Nederlandse
taal
vanaf
hier
niet
meer
cursief
geschreven),
zowel
de
voice‐of‐ authority
(de
kijker
ziet
en
hoort
de
spreker)
als
de
voice‐of‐God
(de
kijker
hoort
 de
spreker
maar
ziet
de
spreker
niet),
is
in
de
expository
mode
zeer
gebruikelijk.
 In
sommige
gevallen
is
de
voice‐over
van
de
filmmaker
zelf
te
horen.
Dit
zorgt
er
 voor
dat
het
persoonlijke
perspectief
van
de
maker
benadrukt
wordt,
wat
een
 ander
gevoel
aan
de
kijker
geeft
dan
wanneer
de
voice‐of‐God
strategie
wordt
 gebruikt
(waar
door
de
overkoepelende
stem
het
gevoel
van
ultieme
wijsheid
en
 kennis
wordt
gegenereerd).
In
de
montage
wordt
in
de
expository
mode
gebruik
 gemaakt
van
evidentiary
editing.
De
focus
ligt
hierbij
op
de
continuïteit
van
het


(23)

perspectief
en
het
gesproken
woord
en
juist
niet
op
ritme
en
formele
patronen
 zoals
in
de
poetic
mode.
De
expository
mode
wil
objectiviteit
en
een
 weloverwogen
perspectief
uitstralen.
Dit
maakt
het
de
ideale
modus
om
 informatie
over
te
brengen
en
steun
te
creëren
binnen
een
bepaald
raamwerk.
De
 expository
mode
is
vandaag
de
dag
waarschijnlijk
de
meest
gebruikte
modus
door
 haar
tijdloze
karakter
(Nichols
2010,
167‐171).
 
 3. De
observational
mode
wordt
gekenmerkt
door
een
directe
betrokkenheid
met
 het
alledaagse
leven
van
subjecten,
ter
plekke
waargenomen
door
een
 ‘onopvallende’
camera.
De
filmmaker
neemt
de
rol
van
observer
aan
en
filmt
de
 belevenis
op
dat
moment.
Tijdens
het
filmen
gaan
de
sociale
actoren
door
met
 hun
dagelijkse
leven,
waarbij
de
camera
en
de
filmmaker
als
het
ware
genegeerd
 worden.
Op
beeld
is
te
zien
wat
een
kijker
ook
had
gezien
als
hij
of
zij
daar
was
 geweest.
Dit
zorgt
er
voor
dat
de
kijker
een
actieve
rol
moet
aannemen
om
het
 belang
van
de
gegeven
informatie
te
bepalen.
Over
de
rol
van
de
maker
in
de
 observational
mode
kunnen
kritische
vragen
worden
gesteld.
Zou
de
situatie
zich
 ook
hebben
voorgedaan
als
de
maker
er
niet
was?
Kan
deze
manier
van
filmen
als
 voyeuristisch
worden
gezien?
Wat
is
de
relatie
van
de
maker
tot
het
subject?
 Moet
een
maker
in
bepaalde
ethisch
discutabele
situaties
niet
ingrijpen?
 Gedraagt
een
personage
zich
wel
op
dezelfde
manier
als
hij
of
zij
zich
zou
 gedragen
als
de
camera
er
niet
zou
zijn?
Dergelijke
vragen
zijn
moeilijk
te
 vermijden
en
het
is
aan
een
filmmaker
hoe
hij
of
zij
met
deze
vragen
omgaat.
Zo
 kan
een
filmmaker
er
enerzijds
voor
kiezen
om
een
personage
volledig
te
 betrekken
bij
het
filmproces
en
anderzijds
besluiten
dat
een
personage
niks
te
 zeggen
heeft
over
het
eindresultaat.
Een
filmmaker
kan
er
ook
voor
kiezen
om
 een
gebeurtenis
te
ensceneren
en
dat
op
een
observationele
manier
te
filmen.
Dit
 geeft
de
mogelijkheid
voor
een
maker
om
zijn
of
haar
stempel
op
de
gebeurtenis
 te
zetten.
Anderzijds
zijn
er
juist
gebeurtenissen
die
nooit
zouden
hebben
 plaatsgevonden
als
de
camera
niet
aanwezig
was
geweest,
zoals
een
 persconferentie.
Kenmerkend
voor
de
observational
mode
is
de
fly
on
the
wall
 techniek.
Een
filmmaker
is
aanwezig
tijdens
een
gebeurtenis
maar
filmt
alsof
dit
 niet
zo
is,
waardoor
de
aanwezigheid
van
de
filmmaker
en
de
camera
voor
de
 kijker
nauwelijks
voelbaar
is.
Het
waarnemende
karakter
van
de
observational


(24)

mode
wordt
gehandhaafd
door
in
de
montage
geen
gebruik
te
maken
van
voice‐ over,
muziek,
geluidseffecten,
tussentitels,
interviews
of
handelingen
die
 opnieuw
worden
uitgevoerd
voor
de
camera.
De
observational
mode
heeft
(net
als
 de
participatory
mode)
in
de
jaren
zestig
een
grote
ontwikkeling
doorgemaakt
 door
het
ontstaan
van
nieuwe
technologieën,
waaronder
de
synchronisatie
van
 geluid
en
beeld.
Hierdoor
kon
datgene
wat
er
op
dat
moment
gebeurde
compleet
 worden
opgenomen
zoals
het
daadwerkelijk
was.
Een
kracht
van
de
 observational
mode
is
dat
het
een
gevoel
geeft
van
de
duur
van
een
gebeurtenis,
 ten
opzichte
van
bijvoorbeeld
een
reeks
gemonteerde
beelden
bij
de
poetic
mode
 (Nichols
2010,
174‐178).

 
 4. De
participatory
mode
wordt
gekenmerkt
door
de
interactie
tussen
subject
en
 filmmaker.
De
gedeelde
werkelijkheid
die
op
beeld
te
zien
is,
is
het
resultaat
van
 deze
interactie
en
zou
niet
bestaan
als
de
camera
er
niet
was.
Ten
opzichte
van
de
 ‘onzichtbaarheid’
van
de
filmmaker
in
de
observational
mode
is
de
aanwezigheid
 van
de
filmmaker
in
de
participatory
mode
voor
de
kijker
niet
te
missen
en
uiterst
 voelbaar.
De
filmmaker
wordt
als
het
ware
een
sociaal
onderdeel
van
de
film,
met
 alleen
de
‘macht’
van
een
camera
en
regie
als
onderscheidingsmiddel
ten
 opzichte
van
het
subject.
De
observational
mode
geeft
de
kijker
een
idee
van
een
 situatie
en/of
omgeving.
De
participatory
mode
doet
dat
ook
en
geeft
de
kijker
 daarnaast
een
idee
hoe
het
voor
de
filmmaker
is
om
in
die
bepaalde
situatie
en/of
 omgeving
te
zijn,
die
mogelijk
verandert
als
gevolg
daarvan.
De
aanwezigheid
en
 het
perspectief
van
de
maker
zijn
hierdoor
van
invloed
op
de
film.
Een
filmmaker
 kan
zich
opstellen
als
een
essayist,
historicus,
researcher,
onderzoekende
 verslaggever
en
of
als
(auto)biograaf,
door
middel
van
bijvoorbeeld
een
 getuigenis,
biecht
of
dagboek.
De
participatory
mode
toont
hoe
politieke
en
 persoonlijke
elementen
kunnen
samenvlechten
door
een
zowel
voorwaardelijke
 als
betrokken
weergave
van
de
historische
wereld.
Het
interview
is
de
meest
 gebruikelijke
methode
in
de
participatory
mode
voor
een
ontmoeting
tussen
 filmmaker
en
subject.
Om
een
historische
achtergrond
uit
te
diepen
en
een
 breder
perspectief
aan
te
boren
dan
de
ervaring
van
de
filmmaker
en
de
 interactie
tussen
filmmaker
en
subject,
wordt
in
de
participatory
mode
vaak
 archiefmateriaal
gebruikt
(Nichols
2010,
179‐189).



(25)

5. De
reflexive
mode
ziet
documentaire
niet
als
een
middel
om
naar
de
historische
 wereld
te
kijken
maar
als
een
construct
of
vertegenwoordiging
van
de
historische
 wereld.
Het
gaat
niet
alleen
om
wat
er
in
een
documentaire
wordt
weergegeven,
 maar
vooral
om
hoe
het
wordt
weergegeven
en
welke
problemen
bij
het
proces
 van
ontmoeting
en
communicatie
tussen
filmmaker
en
subject
komen
kijken.
Het
 kan
bijvoorbeeld
gecompliceerd
zijn
om
mensen
van
een
andere
cultuur
te
 vertegenwoordigen,
alleen
al
door
een
taalbarrière.
De
reflexive
mode
zet
de
 kijker
aan
het
denken
over
de
invloed
van
een
documentaire
op
het
eigen
 denkproces.
De
relatie
tussen
kijker
en
documentaire
wordt
hierdoor
op
de
proef
 gesteld
en
de
kijker
heeft
een
verhoogd
bewustzijn
van
de
mate
van
 authenticiteit
en
oprechtheid
van
de
geconstrueerde
representatie
van
de
 werkelijkheid.
Een
goed
voorbeeld
is
de
documentaire
Surname
Viet
Given
Name
 Nam
(T.
Minh‐ha
Trinh,
1989),
waarin
de
personages
acteurs
blijken
te
zijn,
 geïnterviewd
in
Amerika
in
plaats
van
Vietnam.
Het
gehele
concept
van
 documentaire
wordt
in
de
reflexive
mode
zelfs
in
twijfel
getrokken.
De
reflexive
 mode
onderscheidt
zich
van
de
andere
modi
door
het
zelfbewuste
en
kritische
 karakter
(Nichols
2010,
194‐199).
 
 6. De
performative
mode
richt
zich
meer
op
het
emotionele
en
expressieve
vlak
dan
 dat
op
het
informatieve
vlak.
Betekenis
geven
aan
iets
is
subjectief
en
 beïnvloedbaar.
De
betekenis
die
een
maker
aan
een
film
geeft,
is
van
invloed
op
 de
impact
van
de
film.
Zijn
of
haar
aanwezigheid
en
perspectief
beïnvloedt
de
 wijze
waarop
een
kijker
een
film
ervaart.
Waar
de
observational
mode
de
kijker
 een
idee
geeft
van
een
bepaalde
situatie
en/of
omgeving
en
de
participatory
mode
 de
kijker
een
idee
geeft
hoe
het
voor
een
filmmaker
is
om
in
een
bepaalde
situatie
 en/of
omgeving
te
zijn,
geeft
de
performative
mode
de
kijker
een
idee
hoe
het
zou
 voelen
als
de
kijker
zelf
in
een
bepaalde
situatie
en/of
omgeving
zou
zijn.
De
 beleving
van
de
kijker
staat
in
deze
modus
centraal.
De
performative
mode
wil
de
 kijker
bewust
maken
van
het
gegeven
dat
de
wereld
om
ons
heen
meer
is
dan
een
 optelsom
van
feitelijke
elementen.
Dit
vraagt
om
een
bepaalde
betrokkenheid
 van
de
kijker,
die
een
filmmaker
binnen
deze
modus
wil
oproepen
en
vergroten,
 door
een
combinatie
van
het
werkelijke
en
het
verbeeldende.
Zo
wordt
er
veel
 aandacht
gegeven
aan
de
persoonlijke
eigenschappen
van
ervaring
en


(26)

herinnering.
Het
luisteren
van
muziek,
bekijken
van
foto’s
of
het
voordragen
van
 literatuur
zijn
mogelijke
methodes.
Het
persoonlijke
en
expressieve
aspect
van
de
 performative
mode
kan
een
opening
zijn
om
naar
een
politiek
en
feitelijk
aspect
te
 kijken.
De
performative
mode
komt
in
de
buurt
van
de
poetic
mode,
maar
heeft
 minder
van
doen
met
het
ritme
of
toon
van
een
film
(Nichols
2010,
199‐209).

Nichols
(2010,
218)
koppelt
in
zijn
beschrijving
van
de
modi
de
participatory
mode
aan
 de
term
cinéma
vérité.
Deze
nieuwe
stroming
binnen
de
documentaire
verscheen
in
de
 vijftiger
jaren
in
Frankrijk
met
de
kinopravda
bioscoopjournalen
van
Vertov
als
 oorsprong.
Voor
die
tijd
was
documentaire
vooral
een
van
te
voren
opgezette
 constructie
en
mede
door
de
ontwikkeling
van
lichter
filmapparatuur
ontstond
er
meer
 spontaniteit
in
het
filmproces.
De
term
cinéma
vérité
van
Rouch
en
Morin
laat
zien
wat
 er
gebeurt
als
er
interactie
is
tussen
mensen
in
de
aanwezigheid
van
een
camera,
oftewel
 de
‘film
waarheid’.
De
ontwikkeling
van
een
relatie,
de
machtsverhouding
en
de
omgang
 tussen
filmmaker
en
subject
zijn
hier
een
onderdeel
van
(Nichols
2010,
184).
Een
van
de
 bekendste
cinéma
vérité
filmmakers
is
Jean
Rouch
(1917‐2004).
Zijn
werk,
en
specifiek
 de
film
Chronicle
of
Summer
(Chronique
d’un
été,
1961),
had
een
sterke
invloed
op
de
 ontwikkeling
van
cinéma
vérité.
Hij
ontdekte
dat
hij
door
de
macht
van
de
camera
 mensen
dingen
kon
laten
zeggen
of
doen
die
voor
hun
niet
alledaags
waren,
wat
volgens
 Rouch
zorgde
voor
een
vorm
van
bevrijding
in
hun
begrensde
levens
(Barsam
1992,
 301).
Voortkomend
uit
cinéma
vérité
ontstond
in
de
Verenigde
Staten
in
de
jaren
zestig
 de
term
direct
cinema.
Hoewel
cinéma
vérité
en
direct
cinema
beiden
de
keuze
van
het
 subject
en
de
kracht
van
de
cinematografische
expressie
als
bepalend
zien,
zit
er
 duidelijk
verschil
tussen
beiden
termen
(Barsam
1992,
300).
Barnouw
verwoordt
dit
 verschil
als
volgt:

 
 
The
direct
cinema
documentarist
took
his
camera
to
a
situation
of
tension
and

 waited
hopefully
for
a
crisis;
the
Rouch
version
of
cinéma
vérité
tried
to
 precipitate
one.
The
direct
cinema
artist
aspired
to
invisibility;
the
Rouch
cinéma
 vérité
artist
was
often
an
avowed
participant.
The
direct
cinema
artist
played
the
 role
of
uninvolved
bystander;
the
cinéma
vérité
artist
espoused
that
of
 provocateur
(Barnouw
1993,
254‐255).
 


(27)

Binnen
direct
cinema
wil
een
filmmaker
de
werkelijkheid
zo
direct
mogelijk
 weergegeven
en
zo
min
mogelijk
ingrijpen
in
de
situatie,
terwijl
binnen
cinéma
vérité
de
 confrontatie
tussen
filmmaker
en
de
werkelijkheid
juist
bepalend
is.
Het
is
opvallend
dat
 Nichols
in
zijn
beschrijving
van
de
modi
wel
een
link
legt
tussen
de
participatory
mode
 en
cinéma
vérité,
maar
niet
tussen
de
observational
mode
en
direct
cinema,
terwijl
de
 eigenschappen
van
direct
cinema
in
de
observational
mode
sterk
naar
voren
komen.
Om
 die
reden
worden
direct
cinema
en
de
observational
mode
in
dit
onderzoek
wel
aan
 elkaar
gekoppeld,
net
als
Rabiger
(2008,
89)
die
direct
cinema
beschrijft
als
 observational
cinema
en
cinéma
vérité
als
participatory
cinema.
 

 De
modi
van
Nichols
geven
aan
dat
niet
alle
documentaires
op
één
hoop
kunnen
 worden
gegooid.
Door
een
film
in
een
bepaalde
modus
te
categoriseren,
kan
de
 structuur
en
het
karakter
van
een
film
worden
bekeken,
waardoor
een
film
theoretische
 betekenis
krijgt.
De
verschillende
modi
hebben
echter
geen
muurvast
kader.
Wanneer
 wordt
gekeken
tot
welke
modus
een
bepaalde
film
behoort,
kan
het
zo
zijn
dat
er
 meerdere
modi
naar
voren
komen.
Een
film
met
een
bepaalde
modus
kan
ook
elementen
 van
een
andere
modus
bevatten,
zonder
daadwerkelijk
tot
die
modus
te
behoren.
 Nichols
(2010,
159)
omschrijft
dit
zelf
als
‘the
characteristics
of
a
given
mode
give
 structure
to
a
film,
but
they
do
not
dictate
or
determine
every
aspect
of
its
organization’.
 Over
deze
uitspraak
kan
gezegd
worden
dat
Nichols
zijn
eigen
categorisatie
afzwakt,
 want
hoe
vaster
een
kader
is
en
hoe
makkelijker
een
film
aan
een
categorie
kan
worden
 toegekend,
hoe
sterker
de
categorisatie
is.
Tegelijkertijd
kan
hierbij
worden
afgevraagd
 of
het
moeilijk
toekennen
van
een
film
aan
één
bepaalde
modus
wellicht
juist
iets
zegt
 over
de
structuur
en
het
karakter
van
een
film,
in
plaats
van
over
de
categorisatie
zelf.

 

 Het
categoriseren
van
een
film
in
een
bepaalde
modus
heeft
consequenties,
 aangezien
de
ene
eigenschap
de
ander
uit
kan
sluiten.
Wanneer
een
film
bijvoorbeeld
in
 de
participatory
mode
past,
betekent
dit
een
uitsluiting
van
de
fly
on
the
wall
techniek.
 Andersom
zorgt
het
gebruik
van
een
fly
on
the
wall
techniek
binnen
de
observational
 mode
er
voor
dat
een
maker
niet
kan
ingrijpen
tijdens
het
filmen.
Regisseurs
kunnen
 door
te
werken
vanuit
een
bepaalde
modus
‘spelregels’
aan
zichzelf
opleggen.
Deze
 spelregels
hebben
consequenties
voor
de
attitude
van
de
film,
de
status
van
de
 gepresenteerde
feiten
en
voor
wat
er
wel
of
niet
in
een
documentaire
gecommuniceerd
 wordt.
Zowel
de
mogelijkheden
en
beperkingen
van
een
bepaalde
modus
zeggen
dus
 iets
over
een
film
en
daarmee
ook
over
het
beoogde
effect
van
de
maker.
Tijdens
de


Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aalsmeer - De herfst is weer aan- getreden en zoals gebruikelijk wordt er door ANBO en PCOB in oktober voor de laatste keer dit jaar gefietst. Dit vindt plaats op dinsdag 2 okto- ber

De laatste edities van Hardnoize zijn vooral bemand door opkomend dj-talent en dat die hun mannetje staan is absoluut een feit, maar zo nu en dan worden dj’s uit de

Helaas kon Marc op zondag niet meezeilen, waardoor hij voor het eindklassement geen bedreiging meer vormde. Aalsmeer) zeer sterk van start, in zijn nieuwe draak D 402

Maar net als voor- gaande weken heeft Atlantis weer genoeg punten waarop getraind kan worden, dus hopelijk is er dan volgende week het eerste positieve resultaat.

Het plan is op basis van aankoop op werkelijke waarde en schadeloosstelling. De schadeloosstelling is voor slechts de kosten die gemaakt worden i.v.m.

Deze column is niet alleen voor de overige (nog niet aangesloten) ondernemers, maar voor alle inwoners van Uithoorn en De Kwakel.. Zo, iedereen is weer terug van

To find a topological equivalent of the property of measurability, perhaps it is a good idea to have a look at the class of sets we obtain when generating a σ-algebra using the

Dit voerde niet alleen tot een abrupte stilstand in de bouw van nieuwe kerken, maar leidde tevens al begin jaren zeventig tot de conclusie dat veel, ‘op de