INDIEN NIET ANDERS VERMELD, IS ELKE VARIABELE EEN ELEMENT VAN . 1 Gegeven de verzameling V = , 4 Voor V geldt: A V = B V = C V = D V = 2 Gegeven de verzamelingen A = {1, 2}, B = {2, 3, 4} en C = {4, 5}. Verder is P = A (B C). Voor P geldt: A P = {2, 4} B P = {1, 2, 3} C P = {1, 2, 4} D P = {1, 2, 3, 4} 3 + + is gelijk aan A 10 B 12 C 13 D 27 4 x x 1 3 5
kan vereenvoudigd worden tot
A x 2 2 B x 2 4 C x 3 2 D x 3 4 5 = A 2 B 2 C 4 D 8 6 a b betekent ab – b. Dan is 3 ‒2 gelijk aan A ‒8
B ‒4 C 3 D 12
7
Als a = 2 en b = , dan is (a ‒ b)2 gelijk aan A 10 B 14 C ‒ D 14 + 4 8 A =
Het aantal elementen van A is gelijk aan A 2 elementen.
B 3 elementen. C 4 elementen.
De oplossingsverzameling van 2x ‒ 1 = 2x + 5 is A B {0} C {6} D 10 1 6 3 3 1 2x x A 3x ‒ 1 = 1 B 3x ‒ 1 = 6 C 3x + 5 = 1 D 3x +5 = 6 11
De oplossingsverzameling van de ongelijkheid ‒2(x + 3) 5(x 1) is A B C D 12
De oplossingsverzameling van het stelsel
bevat meer dan één element. Voor a en b geldt:
A a = 3 b = 3 B ‒ b 3 C a = b = 3 D a = b 3
Het gearceerde gebied in de tekening stelt voor:
Y-as y = + 4 x + y = 4 O X-as A B C D 14
Bij een translatie met vector is het beeld van ‒ het punt (a, –3).
Voor a en b geldt: A ‒2 b = 2 B ‒2 b = 8 C ‒6 ‒8 D ‒6 b = 2
Welke afbeelding is in de tekening weergegeven? Y-as D C A B X-as B A C D A spiegelen in de oorsprong
B spiegelen in de oorsprong gevolgd door een translatie
C spiegelen in de x-as gevolgd door een translatie D translatie 16 Gegeven de functie f : x ‒2 ‒ x. Het eeld v n ‒ is A ‒ B ‒ C ‒ D 0 17
Gegeven de functie f : x x + 1 van naar .
Welk getal is geen element van het domein van f? A ‒ B ‒3 C 4 D 9 Gegeven de functie f : x ‒(x ‒ 2)2 ‒1. De uiterste waarde is
A een minimum en is gelijk aan ‒1 B een minimum en is gelijk aan 2 C een m ximum en is gelijk n ‒ D een maximum en is gelijk aan 2
19
Gegeven de functie f : x ax ‒ b.
De punten (–2, 0) en (6, –4) liggen op de grafiek van de functie f.
Voor a en b geldt: A a 0 b 0 B a 0 b 0 C a 0 b 0 D a 0 b 0 20 Gegeven f : x ‒ x2 + 4.
De vergelijking van de symmetrie as van de grafiek van f is A x= ‒2 B y ‒ C x = 0 D y = 0 21 Gegeven de functie f : x ‒2x ‒1.
Het snijpunt van de grafiek van f met de x-as is (a, b). Voor a en b geldt: A a = 0 b = ‒1 B a = ‒1 b = 0 C a = 0 b = D a = b = 0 O
Gegeven de functie f : x 3x + 1 en g : x ‒2 De coördinaten van het snijpunt van de grafieken van f en g zijn A {(‒ ‒ )} B {(‒ )} C {(‒ ‒ )} D {( ‒ )} 23 Gegeven de vergelijking x2 + 6x ‒ 4 = 0. De discriminant van deze vergelijking is A 20
B C 52 D
24
De vergelijking 2x + 3x2 = 4 wordt opgelost met de abc-formule.
Voor a, b en c kan gelden: A a = 2 b = 3 c = 4 B a = 2 b = 3 c ‒4 C a = 3 b = 2 c = 4 D a = 3 b = 2 c ‒4 25 De oplossingsverzameling van x2 = 16 is A {4} B {8} C {‒ } D {‒8 8} 26 x2 ‒ 2x ‒ 3 = 0 A (x ‒ 2)(x + 1) = 0 B (x ‒ 3)(x + 1) = 0 C (x ‒ 2)(x ‒ 1) = 0 D (x + 3)(x ‒ 1) = 0 Gegeven: x2 ‒ 4x + 2 = 0.
Een der elementen van de oplossingsverzameling is A ‒ B ‒ C 2 + 2 D 2 + 28 x2 ‒ 4x = 3 A (x ‒ 4)2 = 19 B (x ‒ 4)2 ‒ C (x ‒ 2)2 = 7 D (x ‒ 2)2 = ‒1 29
x2 ‒p heeft twee verschillende wortels. Voor alle mogelijke waarde van p geldt: A p < 0 B p ≦ 0 C p > 0 D p ≧0 30 Gegeven de frequentietabel waarnemingsgetallen 5 6 frequentie 8 7
De modus is p en het aantal waarnemingsgetallen is q. Voor p en q geldt: A p = 5 q = 2 B p = 5 q = 15 C p = 8 q = 2 D p = 8 q = 15
In welke rij is de mediaan een 6? A 3 4 6 5 7 B 5 7 6 8 9 C 4 8 6 7 5 D 5 9 6 7 8 32 Gegeven de frequentietabel waarnemingsgetallen 4 5 6 7 frequentie 2 1 2 p Het gemiddelde is 6. Voor p geldt: A p = 4 B p = 5 C p = 6 D p = 7 33 Gegeven een histogram.
Het gemiddelde is p Voor p geldt: A p = c d B p = c d C p = c d D p = c d
Van een cirkel is de diameter 6. De omtrek van deze cirkel is A 3
B 6 C 9 D 12
35
In ∆ ABC is ∠A = 90o en AD staat loodrecht op zijde BC. C 4 5 D A 3 B AB = 3, AC = 4 en BC = 5 Voor AD geldt: A AD = B AD = C AD = 2 D AD = fre q u en ti e waarnemingsgetallen