• No results found

De waardering van voetbalspelers binnen de financiële verslaggeving van voetbalclubs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De waardering van voetbalspelers binnen de financiële verslaggeving van voetbalclubs"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2 Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Ian van Aerschot, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere

bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd. De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3 Abstract

Deze scriptie gaat in op de tekortkomingen binnen de huidige waardering van voetbalspelers en analyseert daarnaast een aantal alternatieve waarderingsmethodes. Door het moderne voetbal zijn de prijzen binnen de voetbalindustrie de afgelopen periode toegenomen. Dit is terug te vinden in stijgende inkomsten voor voetbalclubs, maar vooral de kosten voor voetbalspelers zijn gestegen. Deze transferprijzen zijn gestegen tot recordhoogtes van boven de 100 miljoen en dit heeft ervoor gezorgd dat voetbalspelers een groot deel van de bezittingen van de voetbalclubs

vertegenwoordigen. Om deze reden is het van belang dat de spelers op een economisch

verantwoorde manier gewaardeerd worden binnen de financiële verslaggeving van de voetbalclubs. De voetbalspelers worden gewaardeerd op de balans via de spelersrechten als intangible assets. Binnen deze scriptie worden de tekortkomingen van de huidige waarderingsmethodes behandeld en alternatieve waarderingsmethodes geanalyseerd. Laatstgenoemden voldoen niet allemaal aan de huidige regelgeving. Het doel van deze analyse is, door middel van een literatuuronderzoek, één alternatieve methode of een combinatie van meerdere methodes aan te bevelen als oplossing voor de genoemde tekortkomingen. Uit de analyse blijkt dat een waarderingsmethode op basis van spelersstatistieken de meest getrouwe waardering geeft voor voetbalspelers. Door de

arbeidsintensiviteit en het specialistische aspect van deze methode is dit echter een kostbare methode. Daarentegen is een combinatie van methodes waarbij enerzijds spelers gewaardeerd worden op basis van de te betalen loonkosten en, anderzijds, de amortisatie uitgesteld wordt, een goed alternatief.

(4)

4 Inhoud

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 5

Hoofdstuk 2: Algemene termen ... 8

2.1 Inleiding ... 8

2.2 Tangible en intangible assets ... 8

2.3 De waardering van assets ... 8

2.4 Human resource accounting ... 9

Hoofdstuk 3: De waardering van voetbalspelers ... 11

3.1 Inleiding ... 11

3.2 De voetbalindustrie ... 11

3.3 Het Bosman-arrest ... 12

3.4 Regelgeving voor de waardering van voetbalspelers ... 13

Hoofdstuk 4: Relevantie en tekortkomingen ... 15

4.1 Inleiding ... 15

4.2 Relevantie van het waarderen van voetbalspelers ... 15

4.3 Tekortkomingen binnen de huidige waarderingsmethodes ... 16

Hoofdstuk 5: Verschillende waarderingsmethodes ... 18

5.1: Inleiding en achtergrondinformatie ... 18

5.2 Loonkostenkapitalisatie methode ... 18

5.3 Vervangingskostenmethode... 19

5.4 Salva Calcio methode ... 20

5.5 Statistische methode ... 21

5.6 Voorzitterswaarderingsmethode ... 22

Hoofdstuk 6: Conclusie ... 24

(5)

5 Hoofdstuk 1: Inleiding

De afgelopen weken heeft Nederland kennis gemaakt met een straf die nog niet eerder vertoond is binnen het Nederlands voetbal. De KNVB, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, dreigde de licentie betaald voetbal van FC Twente in te trekken en vervolgens een nieuwe licentie uit te geven voor toegang tot de Jupiler League. Het gevolg van deze straf zou zijn dat FC Twente degradeerde. De KNVB had eigenlijk de optie om FC Twente een boete te geven of de gehele licentie voor het betaald voetbal te vorderen (NRC, 2016B). Nadat FC Twente meerdere malen in beroep is gegaan, heeft de KNVB besloten om een boete te geven van 180.000 euro en blijft FC Twente actief in de Eredivisie (NRC, 2016C).

Bovenstaande straf is een gevolg van de zorgwekkende financiële gezondheid van de club. Begin 2014 is FC Twente door de KNVB ingedeeld in ‘categorie 1’ waardoor de club iedere uitgave boven de 50.000 euro moet verantwoorden aan de KNVB, om op die manier in samenwerking te streven naar financiële gezondheid. In die tijd heeft de KNVB samen met FC Twente een aantal financiële doelstellingen opgesteld om de situatie te verbeteren (NRC, 2016A). Deze doelstellingen heeft FC Twente niet gehaald, waardoor bovenstaande straf is opgelegd. Het besluit dat de KNVB medio juni 2016 heeft genomen, benadrukt dat de financiële verslaggeving van voetbalclubs op orde moet zijn om te voorkomen dat een club degradeert ondanks goede sportieve prestaties. Dit

fenomeen geldt niet alleen voor Nederland, maar voor de hele Europese voetbalindustrie aangezien hier de UEFA regelgeving geldt die in sectie 3.2 besproken wordt.

In overeenstemming met deze gedachtegang benadrukken Victor-Bodgan Oprean en Tudor Oprisor (2014) dat de moderne wereld steeds meer nadruk legt op winstcreatie en dat amusement een kleinere rol begint te spelen. In het bijzonder noemen zij de voetbalindustrie. Door de

technologische ontwikkelingen is de voetbalwereld op globaal niveau met elkaar in contact gekomen en dit heeft gezorgd voor een nadruk op het financiële aspect. Voetbal is volgens hen geen hobby meer, maar een cashfactory (Oprean & Oprisor, 2014). Dit fenomeen heeft ervoor gezorgd dat de geldbedragen binnen de voetbalindustrie buitenproportioneel zijn toegenomen sinds de opkomst van het ‘moderne’ voetbal. Deze toename in geldbedragen is terug te vinden in hogere inkomsten, zoals sponsorcontracten, maar voor veel clubs zijn vooral de kosten onevenredig gestegen. Om deze geldstromen te reguleren heeft de UEFA, Union of European Football Associations, Financial Fair Play Regulations opgesteld. Deze regelgeving stelt dat een club zich aan bepaalde (non-)financiële

maatstaven moet houden om te mogen deelnemen binnen een UEFA clubcompetitie. Deze maatstaven worden voornamelijk uitgedrukt in ratio’s waaraan clubs moeten voldoen (Lozano & Gallego, 2011).

De toegenomen uitgaven zijn vooral terug te vinden in de aankoop van nieuwe spelers en contractgelden. De afgelopen jaren zijn transferrecords verbroken en vooral jonge spelers leveren

(6)

6 steeds meer geld op. Zo werd Gareth Bale in 2013 op 23-jarige leeftijd voor 100 miljoen euro

overgenomen door Real Madrid (NRC, 2013). Dit soort bedragen zorgen ervoor dat spelers van hoge waarde zijn voor voetbalclubs. Volgens Fransisco Lozano en Amalia Gallego (2011) zijn deze bedragen een gevolg van de waarde die een speler toevoegt buiten het sportieve aspect om. Hiermee doelen zij op een toename in populariteit en shirtverkoop van de club (Lozano & Gallego, 2011). Een speler mag echter niet direct op de balans gezet worden als een asset aangezien een voetbalclub de eigendomsrechten van de speler niet bezit. De contracten van spelers worden gewaardeerd als intangible assets, omdat een club door middel van een contract de rechten over een speler ter beschikking krijgt voor een aanwijsbare periode (Oprean & Oprisor, 2014). Dit is een bijzonder fenomeen, aangezien de waardering van human resources over het algemeen niet is toegestaan; dit wordt nader toegelicht in sectie 2.4. Binnen de financiële verslaggeving zijn human resources bedoeld ter ondersteuning van het besluitvormingsproces voor zowel het management als de investeerders (Flamholtz, 1973). Daarom is het van belang dat voetbalspelers binnen de financiële verslaggeving op een economisch verantwoorde manier gewaardeerd worden. Dit proces wordt bemoeilijkt door een aantal tekortkomingen binnen de bestaande waarderingsmethodes. Deze worden besproken in hoofdstuk 4.

Binnen de analyse van deze scriptie staan allereerst de tekortkomingen op het gebied van de waardering van voetbalspelers centraal. Deze tekortkomingen doen zich voor op het gebied van zelf opgeleide spelers, spelers die volledig geamortiseerd zijn en een nieuw contract krijgen en spelers die in de loop van hun contract meer waard worden. In het tweede gedeelte van de analyse worden alternatieve waarderingsmethodes geanalyseerd om op deze manier te beoordelen of de eerder behandelde tekortkomingen oplosbaar zijn. De hoofdvraag luidt:

Welke (theoretische) waarderingsmethodes geven de onderliggende economische waarde van voetbalspelers beter weer op de balans van voetbalclubs?

Aangezien er ook waarderingsmethodes geanalyseerd worden die niet volstaan volgens bestaande regelgevingen, wordt de term theoretisch meegenomen in deze hoofdvraag.

Om deze hoofdvraag te beantwoorden wordt er een literatuuronderzoek gedaan waarbij verschillende mogelijke waarderingsmethodes tegenover elkaar gezet worden om zo te kijken hoe de bestaande tekortkomingen, binnen de waardering van voetbalspelers, beperkt of opgelost kunnen worden. Dit literatuuronderzoek richt zicht op de Europese voetbalindustrie.

Allereerst worden in hoofdstuk 2 de basistermen behandeld die aan bod komen binnen deze scriptie. Hierbij wordt het verschil tussen tangible en intangible assets behandeld, de

(7)

7 worden de waarderingsmogelijkheden voor voetbalspelers beschreven en de verschillende

regelgevingen die hierbij horen. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de problemen op het gebied van de waardering van voetbalspelers uiteengezet om vanuit dit oogpunt in hoofdstuk 5 verschillende waarderingsmethodes te analyseren die hier een oplossing voor kunnen bieden. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 een conclusie gegeven.

(8)

8 Hoofdstuk 2: Algemene termen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de basistermen behandeld die van toepassing zijn bij de waardering van voetbalspelers. Allereerst wordt in 2.2 het verschil tussen tangible assets en intangible assets uitgelegd. Vervolgens wordt in 2.3 de waardering van deze assets behandeld en in 2.4 wordt tenslotte human resource accounting besproken.

2.2 Tangible en intangible assets

Assets zijn alle eigendommen die in het bezit of in het beheer zijn van een bedrijf en toekomstige waarde kunnen creëren (Marshall, McManus, & Viele, 2011). De meeste assets zijn tangible. Dit houdt in dat de assets tastbaar zijn, voorbeelden hiervan zijn machines en voorraden. Er zijn echter ook assets die niet tastbaar zijn, dit zijn intangible assets. Intangible assets zijn assets die verkregen worden op basis van een contractueel overdraagbaar recht of assets die niet fysiek identificeerbaar zijn. Voorbeelden van dit soort assets zijn patenten en merknamen. Waardeverminderingen van tangible assets worden door middel van afschrijvingen van de balans naar de winst- en

verliesrekening geboekt. Voor intangible assets heet dit proces amortisatie. Ondanks de

verschillende termen komen deze processen op hetzelfde neer (Marshall, McManus, & Viele, 2011). Volgens Rowbottom (2002) zijn de tangible en intangible assets voor voetbalclubs van groot belang. Onder de tangible assets vallen de stadions en de trainingsvelden en onder de intangible assets vallen de voetbalspelerscontracten (Rowbottom, 2002). In de jaren 90 ontstond er een debat binnen het bedrijfsleven over de definitie van intangible assets. Dit debat heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat de definitie intangible asset uitgebreid werd en er meer flexibiliteit rond de term ontstond. Hierdoor werd het ook mogelijk om spelerscontracten te kapitaliseren in plaats van direct als kosten op de winst- en verliesrekening te boeken (Rowbottom, 2002).

In de basis wordt er dus verondersteld dat voetbalspelers door middel van een contract ‘eigendom’ worden van een voetbalclub voor een aanwijsbare periode, namelijk de contractduur. Daarnaast wordt verondersteld dat voetbalspelers toekomstige waarde voor een voetbalclub kunnen creëren in de vorm van prijzengeld en sponsorgelden. Door deze twee eigenschappen voldoet een voetbalspeler aan de bovengenoemde definitie van een intangible asset.

2.3 De waardering van assets

Zoals eerder vermeld verschillen de twee soorten assets op het gebied van afschrijving. Op tangible assets wordt afgeschreven en op intangible assets vindt amortisatie plaats, het proces is echter gelijk aan elkaar. De assets worden bij aanschaf tegen verkrijgingsprijs op de balans gewaardeerd en op dit

(9)

9 bedrag wordt vervolgens afgeschreven per periode. Deze afschrijving wordt gebaseerd op de

geschatte restwaarde van de asset en de levensduur van de asset. Goodwill is een aparte variant van de intangible assets. Hier vindt geen amortisatie op plaats, maar een onderneming dient hier jaarlijks een impairment test voor uit te voeren. Indien deze test uitwijst dat de waarde van de goodwill in werkelijkheid lager ligt dan de boekwaarde dan dient een onderneming impairment loss te debiteren op de winst- en verliesrekening (Marshall, McManus, & Viele, 2011). De boekwaarde van de assets wordt dus verkregen door de aanschafprijs te verminderen met de afschrijving die plaats heeft gevonden voor de betreffende assets.

2.4 Human resource accounting

Human resource accounting is het toepassen van accountingconcepten en methodes op het gebied van human resource management. Hierbij gaat het om de toepassingen, monitoring, en het in rekening brengen van de waardering van human resources (Bavali & Jokar, 2014). Flamholtz (1973) benadrukt dat human resource accounting bedoeld is ter ondersteuning van het

besluitvormingsproces voor management en investeerders. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de kosten en de waarde van de human resources uiteengezet worden. Op basis van deze gegevens kunnen vervolgens beslissingen genomen worden. Daarnaast moet iedere human resource apart opgesplitst worden in de kosten en op het gebied van de toegevoegde waarde. Dit draagt allereerst bij aan de effectiviteit van de beslissingen van het management en daarnaast wordt het

inschattingsvermogen bevorderd door de focus op de individuele human resources. Door resources apart van elkaar te analyseren ontstaat er volgens Flamholtz (1973) de mogelijkheid om de toekomst eenvoudiger en nauwkeuriger in te schatten.

In de bestaande literatuur heeft er discussie plaatsgevonden over de mogelijkheid om een concrete waarde toe te kennen aan een human resource, dit is een kenmerk van een asset zoals in hoofdstuk 2 besproken is. Verschillende auteurs hebben zich beziggehouden met dit vraagstuk, hieruit zijn verschillende modellen voortgekomen die het bovenstaande verband aantonen. Volgens Pekin Ogan (1976) kunnen de betreffende modellen opgedeeld worden in twee groepen. De eerste groep zijn de cost based measurements modellen. In deze modellen wordt er vanuit gegaan dat alle kosten die een onderneming maakt voor een bepaalde human resource, voorbeelden hiervan zijn recruitment, trainings- en salariskosten, beschouwd kunnen worden als een investering. Deze methode gaat uit van de historische kostprijs. De tweede groep bestaat uit modellen die zijn

gebaseerd op de value based measurements. Dit zijn vooral empirische onderzoeken die een waarde, gecreëerd binnen een onderneming, direct willen toewijzen aan een bepaalde human resource (Ogan, 1976). Er zijn binnen de literatuur dus verschillende modellen ontwikkeld die deze eigenschap van een asset aantonen. Deze auteurs, zoals bijvoorbeeld Flamholtz (1973), benadrukken dat human

(10)

10 resources op de balans moeten staan voor optimale besluitvorming.

De tweede eigenschap van een asset ontstaat op basis van het ondertekende contract. Een voetbalspeler kan geen bezit zijn van een voetbalclub, aangezien het niet mogelijk is om een fysiek persoon te bezitten. Door middel van een opgesteld contract krijgt een voetbalclub de rechten om een speler te gebruiken binnen een voetbalteam en om deze reden kan een speler aangemerkt worden als een intangible asset (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004).

Samengevat kan een speler dus gezien worden als een intangible asset doordat er voldoende bewijs is voor toekomstige waardecreatie en een voetbalclub de rechten van een speler door middel van een contract bezit. Op basis van human resource accounting vindt vervolgens de weergave van een speler binnen de financiële verslaggeving plaats.

(11)

11 Hoofdstuk 3: De waardering van voetbalspelers

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een aantal termen besproken die relevant zijn binnen de voetbalindustrie en daarnaast worden de huidige waarderingsmethodes voor voetbalspelers geïntroduceerd. In 3.1 worden de verschillende criteria waaraan een voetbalclub moet voldoen volgens de UEFA besproken. Vervolgens wordt in 3.2 het Bosman-arrest besproken. Dit is een uitspraak die grote gevolgen heeft gehad voor de in- en verkoop van voetbalspelers. Tenslotte wordt in 3.3 de waardering van

voetbalspelers besproken, evenals de bijbehorende regelgeving.

3.2 De voetbalindustrie

De voetbalindustrie bestaat uit ondernemingen, de voetbalclubs, die professioneel voetbal als core activity uitvoeren. Dit houdt in dat zij wedstrijden spelen tegen andere ondernemingen binnen deze industrie in een professioneel opgezette competitie (Rowbottom, 2002). Om te mogen deelnemen aan deze competitie dient een voetbalclub een officiële licentie te bezitten en te voldoen aan de opgestelde criteria van de UEFA. Deze criteria zijn vastgelegd in de Financial Fair Play Regulations zoals besproken in hoofdstuk 1. Er zijn vijf specifieke criteria waaraan een voetbalclub moet voldoen. Allereerst moet een voetbalclub zich houden aan de sportieve criteria. Dit houdt in dat een

voetbalclub een duidelijk plan moet hebben voor de jeugdopleiding, er voldoende medische zorg beschikbaar moet zijn en dat de spelersregistratie op orde is. Ten tweede dient een club zich aan richtlijnen te houden omtrent infrastructuur. Voorbeelden hiervan zijn: het stadion dient voldoende plaatsen te bieden voor de supporters, goed bereikbaar te zijn en de veiligheid moet gewaarborgd zijn binnen dit stadion. Daarnaast moeten er voldoende trainingsfaciliteiten beschikbaar zijn. Ten derde moet een voetbalclub aan de voorwaarden voldoen voor personeels- en administratieve richtlijnen. Ten vierde moet een voetbalclub zich houden aan bepaalde wettelijke eisen. Dit houdt in dat de contracten opgesteld zijn volgens de daarbij behorende regelgeving, en alle structuren binnen de onderneming wettelijk kloppen. Tenslotte moet een voetbalclub zich houden aan de financiële verplichtingen. Dit zijn richtlijnen die betrekking hebben op financiële ratio’s en schuldlimieten (Oprean & Oprisor, 2014).

De analyse in deze scriptie is vooral relevant voor het laatstgenoemde criterium. Zoals eerder genoemd gaat het hierbij voornamelijk om ratio’s waaraan een voetbalclub moet voldoen. Hieronder vallen ook ratio’s voor assets en om deze reden is het van belang dat de voetbalspelerscontracten, gewaardeerd als intangible assets, op een economisch verantwoorde manier gewaardeerd worden op de balans. De voornaamste kosten van deze ondernemingen, die binnen dit criterium vallen, zijn de salarissen van het personeel, de voetbalspelers en de staf. De bezittingen bestaan uit de

(12)

12 spelerscontracten, de stadions en trainingsvelden die deze ondernemingen bezitten (Rowbottom, 2002).

3.3 Het Bosman-arrest

Voetbalspelers worden gekocht en verkocht via de transfermarkt. De transfermarkt is een abstracte markt waar alle professionele voetbalclubs toegang tot hebben. In 1885 werd door de toenmalige Football Association (FA) bepaald dat alle spelers, die deelnamen aan het betaald voetbal, bij de FA geregistreerd moesten worden. De achterliggende gedachte van deze maatregel was het

beschermen van de kleinere voetbalclubs tegen het kwijtraken van goede spelers. De verplichte registratie zorgde er echter voor dat de geregistreerde spelers verhandeld werden en de transfermarkt ontstond. Het principe binnen de transfermarkt is als volgt: spelers staan onder contract bij één voetbalclub, wanneer een andere voetbalclub deze speler wil overnemen tijdens de contractduur dan dienen zij een bedrag te betalen. Dit bedrag wordt de transferwaarde genoemd (Miller, 1993). Tot eind 1995 zorgden beperkingen op de transfers van voetbalspelers ervoor dat het niet mogelijk was om de transfermarkt te beschouwen als een vrije markt. Het Bosman-arrest veranderde dit in december 1995. Dit arrest zorgde ervoor dat spelers contractuele vrijheid kregen (Antonioni & Cubbin, 2000). Deze verandering heeft geleid tot het hedendaagse transferproces van spelers en daarmee dus ook tot de waardering van spelers.

Jean Marc Bosman was een professioneel voetballer die speelde voor R.C. Liegois tot 1990. In die tijd waren spelers afhankelijk van hun eigen club bij de afloop van een contract. Voetbalclubs hadden tot na de contracttijd bevoegdheid over spelers en claimden opleidingskosten bij

voetbalclubs die de zogenoemde ‘transfervrije’ spelers overnamen. Jean Marc Bosman vond deze procedure niet reëel en besloot naar de rechtbank te stappen. Uiteindelijk besloot de Belgische rechtbank een verzoek in te dienen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) om de zaak nader te onderzoeken. Het HvJEU gaf Bosman vervolgens gelijk en verklaarde dat spelers na de afloop van een contract niet langer afhankelijk waren van de betreffende voetbalclub (Antonioni & Cubbin, 2000). Met andere woorden, voortaan waren spelers na de afloop van een contract

zogenaamde ‘free agents’ en mochten zij in het vervolg zelf beslissingen nemen over het vervolg van hun carrière zonder dat hier extra kosten bijkwamen vanuit hun vorige voetbalclub. Er werd zelfs uitgesproken dat een speler zes maanden voor afloop van het contract al een vrije overstap mocht maken naar een willekeurige club binnen Europa (Rowbottom, 1998).

Deze uitspraak bracht zowel voor- als nadelen met zich mee. Volgens Victor Oprean en Tudor Oprisor (2014) was deze uitspraak vooral voor kleinere voetbalclubs erg nadelig. Zij konden de gemaakte opleidingskosten immers nergens meer verhalen terwijl dit cruciale kosten waren voor

(13)

13 deze clubs. De betreffende voetbalspelers hadden volgens hen echter wel baat bij de uitspraak. Doordat zij voortaan als ‘free agents’ beschouwd werden, hadden zij een sterkere

onderhandelingspositie. Dit resulteerde in hogere salarissen, bonussen en betere secundaire voorwaarden (Oprean & Oprisor, 2014).

Het belang van deze uitspraak binnen deze scriptie heeft te maken met de restwaarde. Doordat Bosman in zijn gelijk werd gesteld en voetbalclubs de rechten van een speler verloren na het einde van een contract, werd de restwaarde van een speler nul. Hierdoor werden de

amortisatiekosten van clubs hoger gedurende het contract (Oprean & Oprisor, 2014).

3.4 Regelgeving voor de waardering van voetbalspelers

Zoals besproken in hoofdstuk 2 vallen de spelers onder intangible assets. Dit is vastgelegd in de International Accounting Standard (IAS) 38: Intangible assets. Deze regelgeving is onderdeel van de International Financial Reporting Standards (IFRS) en stelt dat een intangible assets gewaardeerd mag worden indien er een toekomstige waardecreatie verwacht wordt en de kosten van de asset reëel ingeschat kunnen worden (IAS 38). Het eerste deel van deze regelgeving is besproken in hoofdstuk 2, het tweede gedeelte wordt in deze sectie besproken. In het geval van de

voetbalindustrie wordt de transfermarkt beschouwd als het referentiepunt voor een reële

inschatting van de kosten van de asset. Wanneer een speler wordt overgenomen door een andere voetbalclub dan wordt het betaalde bedrag gezien als de waarde van deze speler voor de

verkopende club en als kosten voor de kopende club. De transfermarkt is in dit geval de

onderliggende verklaring voor deze waarde, hier wordt door middel van vraag en aanbod een prijs bepaald (Oprean & Oprisor, 2014).

Binnen Europa is de IAS 38 de algemeen geaccepteerde regelgeving op het gebied van spelerswaardering. De UEFA geeft clubs de ruimte om op andere manieren te waarderen, zolang deze regelgevingen maar in lijn zijn met de internationale accountingregels (Oprean & Oprisor, 2014). Door dit laatste gegeven zijn er binnen Europa verschillende waarderingsmethodes, maar in principe houden alle clubs zich aan dezelfde regelgeving.

De benaming van de voetbalspelers op de balans kan ook afwijken per club. Als er gekeken wordt naar de meest recente balans van AFC Ajax (2015) dan is daar een bedrag van €42,311,000 terug te vinden onder de naam vergoedingssommen. In de grondslagen op pagina 44 wordt de volgende toelichting gegeven: ‘transfer- en tekengelden en bijkomende kosten inzake

spelerscontracten waarvoor een bindende overeenkomst is aangegaan worden geactiveerd als vergoedingssommen en verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en bijzondere

waardeverminderingen.’ Feyenoord (2015) en PSV (2015) gebruiken dezelfde benaming in hun jaarverslag. Op de balans van AZ (2015) zijn de spelers terug te vinden onder de balanspost:

(14)

14 boekwaarde spelers. FC Utrecht (2015) plaatst de spelers onder de balanspost immateriële vaste activa en gebruikt geen specifieke term.

Spelers worden op de balans gewaardeerd tegen aanschafprijs. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van de historische kostprijs. In dit geval gaat het om de aanschafprijs van de rechten om een speler in te zetten, dit gebeurt door middel van het contract. Aangezien de spelerscontracten op de balans staan als een asset dient er ook op afgeschreven te worden. Volgens de algemene

regelgeving dient afschrijving plaats te vinden op basis van de economische levensduur van een asset (Marshall, McManus, & Viele, 2011). Voor voetbalspelers wordt de contractduur gezien als de levensduur. Deze kan niet langer zijn dan vijf jaar volgens de regeling betreffende contracten (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004). Indien een speler sneller in waarde daalt dan verwacht, door blessure of ondermaatse prestaties, dan dient er een versnelde afschrijving plaats te vinden. Dit gebeurt volgens hetzelfde proces als de impairment test zoals besproken in sectie 2.3. Indien een speler in waarde stijgt kan hier geen herwaardering voor plaatsvinden. Dit komt door het prudence principe, dit wordt verder behandeld in hoofdstuk 4 samen met andere tekortkomingen binnen de huidige regelgeving. De boekwaarde van de spelers wordt vervolgens bepaald door de aanschafprijs te verminderen met de cumulatieve afschrijving.

(15)

15 Hoofdstuk 4: Relevantie en tekortkomingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt allereerst de relevantie van het onderwerp benadrukt door middel van voorbeelden uit de praktijk. Met behulp van ratio’s wordt duidelijk dat de assets van grote waarde zijn voor een voetbalclub. Vervolgens worden de beperkingen die de huidige waarderingsmethodes met zich mee brengen besproken als inleiding op de analyse van de verschillende

waarderingsmethodes in hoofdstuk 5.

4.2 Relevantie van het waarderen van voetbalspelers

Doordat bedrijven verschillende groottes hebben, en dus ook moeilijk vergelijkbare financiële jaarverslagen, is het van belang om ratio-analyse toe te passen. Een ratio laat de relatie zien tussen twee verschillende waarden (Marshall, McManus, & Viele, 2011). Het is van belang dat de gebruikte waarden binnen deze ratio’s betrouwbaar zijn. Dit geldt dus ook voor de waarden van

voetbalspelers. In deze sectie wordt gekeken naar de verhouding van de waarden van voetbalspelers tot de totale waarde van een voetbalclub. Daarnaast worden een aantal ratio’s genoemd die

afhankelijk zijn van de voetbalspelerscontracten om de relevantie duidelijk te maken.

Ook binnen Europa verschillen de waarden tussen voetbalspelers van verschillende clubs. AFC Ajax (2015) heeft een bedrag van €42,311,000 op de balans staan voor de rechten van de spelers terwijl FC Barcelona (2015) €223,000,000 aan spelersrechten op de balans heeft staan. Doordat deze bedragen tussen voetbalclubs binnen Europa op deze schaal kunnen verschillen is het van belang om ook op dit gebied ratio-analyse toe te passen om een duidelijk beeld te schetsen. Tabel 1 geeft een overzicht van de waarden van de spelers in verhouding tot de totale assets van een aantal clubs uit Europa. De verhouding is berekend door de waarden van alle voetbalspelers te delen door de waarde van de totale assets. De waarden zijn afkomstig uit de meest recente jaarverslagen van de

betreffende voetbalclubs (2015). Tabel 1: bedragen x EUR 1.000

Voetbalclub AFC Ajax Feyenoord Manchester

United

Juventus Barcelona Borussia

Dortmund Waarde voetbalspelers 42,311 11,281 238,944 114,235 223,000 96,538 Waarde totale assets 178.537 44,043 1,301,588 474,268 615,000 300,168 Ratio 0.237 0.256 0.184 0.241 0.363 0.322

(16)

16 Bovenstaande tabel laat zien dat de voetbalspelers van de genoemde voetbalclubs

gemiddeld meer dan 25% van de totale bezittingen vertegenwoordigen. Hoewel de nominale bedragen veel van elkaar afwijken, zijn de verhoudingen redelijk constant. De waarden van de assets wordt in verschillende ratio’s gebruikt. Return on investment is een veel gebruikte ratio waarin de assets terug te vinden zijn in de noemer. Indien de return on investment verder opgesplitst wordt dan is ook de asset turnover zichtbaar (Marshall, McManus, & Viele, 2011). Om dit soort ratio’s op een economisch verantwoorde manier naar voren te brengen, is het van belang dat de gebruikte

gegevens betrouwbaar zijn. Om deze reden wordt in het vervolg van deze scriptie aandacht besteed aan de waardering van de voetbalspelers als assets. Daarnaast laten bovenstaande voorbeelden zien dat de rechten van de voetbalspelers een belangrijk bezit zijn voor de clubs, het is dus van belang dat er een juiste waardering plaatsvindt.

4.3 Tekortkomingen binnen de huidige waarderingsmethodes

Er zijn vier verschillende waarderingsmethodes waarop niet-monetaire assets gewaardeerd kunnen worden: op basis van historische kosten, vervangingskosten, netto-realizable value en future value. Binnen de voetbalindustrie wordt de historische kostprijsmethode gebruikt (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004). Bij het toepassen van de waarderingsmethodes voor de contracten van

voetbalspelers doet zich een drietal tekortkomingen voor. Mijns inziens zorgen deze tekortkomingen ervoor dat de spelers niet altijd economisch verantwoord worden binnen de jaarverslagen en dit zorgt ervoor dat de kwaliteit van de besluitvorming afneemt.

Momenteel zijn er binnen Europa twee mogelijke accountingmethodes voor voetbalspelers. Allereerst kunnen de spelers gekapitaliseerd worden op basis van hun contract en ten tweede kunnen de spelers direct als kosten worden geboekt. De meeste clubs kiezen ervoor om de contracten te kapitaliseren. Hierdoor worden allereerst fluctuaties in de winst ontweken en daarnaast zijn niet alle clubs in staat om de volledige kosten van een transfer direct in de winst- en verliesrekening op te nemen zonder verlies te boeken (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004). Het eerste probleem bij deze methoden doet zich voor op het gebied van zelf-opgeleide spelers. Dit zijn spelers die vanaf de jeugd opgeleid zijn door een voetbalclub en waar geen transfersom voor betaald is. Om laatstgenoemde reden kunnen deze spelers niet volgens de historische kostprijsmethode gewaardeerd worden en hierdoor worden deze spelers niet als een bezit gewaardeerd voor een voetbalclub. Lionel Messi, spelend bij FC Barcelona sinds 2000, is een voorbeeld van een speler die niet opgenomen is op de balans van Barcelona onder assets. Dit

probleem kent volgens Francisco Lozano en Amalia Gallego (2011) twee punten. Het eerste probleem is hierboven genoemd, het tweede probleem doet zich voor indien de betreffende speler verkocht wordt en er zich een cashflow in de vorm van een transferwaarde voordoet terwijl de speler niet als

(17)

17 een bezit wordt aangemerkt. Aronsson, Johansson & Jönssen (2004) voegen hieraan toe dat dit probleem ontstaat doordat een speler niet geactiveerd wordt, maar de opbrengsten die de clubs ontvangen bij de verkoop van dergelijke spelers wel op de winst- en verliesrekening geboekt wordt. Het tweede probleem kent overeenkomsten met het eerste probleem, omdat het ook hier gaat het om spelers die niet terug te vinden zijn binnen de financiële verslaggeving. Dit probleem doet zich voor indien spelers in het verleden zijn aangeschaft, maar inmiddels volledig geamortiseerd zijn. Deze situatie kan zich voordoen indien een speler voor een periode langer dan de

overeengekomen contractduur verblijft bij een voetbalclub en een nieuw contract aangeboden krijgt. Het contract van de betreffende speler is in dit geval over de periode van zijn eerste contract al geamortiseerd, waardoor de speler via zijn nieuwe contract niet meer wordt aangemerkt als een bezit voor de voetbalclub. Volgens Aronsson, Johansson & Jönssen (2004) is dit probleem verergerd door het eerder besproken Bosman-arrest. Deze uitspraak zorgde er immers voor dat spelers free agents werden na afloop van hun contract. Cristiano Ronaldo is hier een voorbeeld van. Hij werd in 2009 overgenomen door Real Madrid en staat hier voor het zevende seizoen onder contract. Aangezien een contractwaarde over de duur van een contract afgeschreven moet worden en contracten niet langer dan vijf jaar mogen duren, is hij volledig geamortiseerd en geen onderdeel meer van de intangible assets op de balans van Real Madrid.

De laatste tekortkoming ontstaat indien spelers in waarde stijgen gedurende hun contract. Spelers mogen in deze situatie niet geherwaardeerd worden door het prudence principe. Het

prudence principe houdt in dat een asset niet tegen een hogere waarde op de balans mag komen tot deze waarde werkelijk verkregen is door het bedrijf (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004). In het geval van voetbalspelers doet deze situatie zich voor indien een speler bovengemiddeld presteert, waardoor de vraag op de transfermarkt naar deze speler stijgt. Het gevolg hiervan is dat de speler in waarde stijgt, maar deze waarde mag pas in de verslaggeving terugkomen indien de transferwaarde betaald is. Wanneer de transferwaarde betaald is, zijn de spelersrechten overgedragen waardoor de speler niet meer in het bezit is van de betreffende club. Om deze reden staan spelers die in waarde stijgen tijdens het contract nooit tegen een economisch verantwoorde waarde op de balans. Samengevat zijn er dus drie situaties waarbij de huidige waardering van voetbalspelers ontoereikend is. Allereerst ontstaan er problemen op het gebied van zelf-opgeleide spelers. Ten tweede ontstaan er problemen indien spelers in het verleden zijn gekocht, maar al volledig

geamortiseerd zijn en als laatste ontstaan er problemen indien spelers in waarde stijgen gedurende de contractduur. In alle drie de gevallen is er spraken van onderwaardering op de balans, aangezien de boekwaarde lager is dan de marktwaarde van de speler, of zelfs nul. Spelers staan niet

overgewaardeerd op de balans, aangezien er de mogelijkheid is om spelers versneld te amortiseren. Dit is behandeld in hoofdstuk 3.

(18)

18 Hoofdstuk 5: Verschillende waarderingsmethodes

5.1: Inleiding en achtergrondinformatie

In dit hoofdstuk worden verschillende waarderingsmethodes behandeld die voorkomen in de bestaande literatuur. De methodes worden apart geanalyseerd met betrekking tot hun

respectievelijke voor- en nadelen en vervolgens wordt er gekeken welke methode de boekwaarde van een voetbalspeler zo economisch verantwoord mogelijk waardeert. De tekortkomingen die in hoofdstuk 4 behandeld zijn, fungeren als basis voor de analyse. Bij iedere methode wordt bepaald of de problemen verminderen of verdwijnen door de toepassing van de besproken methode.

In deze analyse wordt geen rekening gehouden met de bestaande regelgeving. De besproken methodes zijn theoretisch van aard en zijn niet allemaal toegestaan binnen de huidige regelgeving. Het doel van de analyse is te beoordelen welke methode de beste oplossing biedt voor de

tekortkomingen en uiteindelijk één methode of een combinatie van methodes te kiezen die mijns inziens hier het best in volstaat. Het doel van de analyse is dus een nieuwe waarderingsmethode aan te dragen als kritiek op de bestaande methoden. Om deze reden wordt er zonder limieten, in dit geval de regelgevingen, gekeken naar een passende waarderingsmethode.

Allereerst wordt de loonkostenkapitalisatie waarderingsmethode van Gröjer en Johansson (1991) behandeld. Ten tweede wordt de methode van Flamholtz (1973) besproken, waarin de kosten van een voetbalclub aan de spelers gelinkt worden. Ten derde wordt een methode die ontstaan is in het Italiaanse voetbal, beschreven door Morrow (2006), besproken. Ten vierde wordt de empirische studie van Tunaru, Clark en Viney (2004) geanalyseerd. Deze methode maakt gebruik van

verschillende statistieken om een waarde toe te kennen aan een speler. Tenslotte wordt de voorzitterswaarderingsmethode, zoals beschreven door Morrow (1996), besproken.

5.2 Loonkostenkapitalisatie methode

De waarderingsmethode van Gröjer & Johansson (1991) stelt dat de waarde van een voetbalspeler bepaald kan worden op basis van de toekomstige loonkosten. In dit geval worden de totale

loonkosten over de duur van het contract berekend en opgeteld. Deze waarde wordt vervolgens gekapitaliseerd en geamortiseerd over de duur van het contract. De aanschafwaarde wordt hier niet in meegenomen.

Volgens Aronsson, Johansson & Jönssen (2004) ontstaat er in dit geval een claim op de speler. Doordat de loonkosten gekapitaliseerd worden en er tegelijkertijd een toekomstige

loonbetaling als schuldpost ontstaat, komt er een werkclaim tot stand. Het valt echter te betwijfelen of een dergelijke claim realistisch is, aangezien er vaak onzekerheid heerst over de prestaties van een speler. Een kanttekening die hierbij geplaatst moet worden is het feit dat onzekerheid over de

(19)

19 prestatie als kenmerkend wordt beschouwd voor alle assets. Een ander punt van kritiek wordt geuit door Drefeldt, een werknemer bij KPMG, namelijk de onzekerheid met betrekking tot het berekenen van de gedisconteerde waarde van het salaris. Aangezien de loonschuld tegenover de speler geen interest draagt, dient de waarde verdisconteerd te worden, volgens hem is dit een ingewikkeld proces voor de voetbalclubs (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004).

Naar mijn mening zit het kritieke punt van deze methode in de driver van de waarde. Doordat de totale loonsom van de contractduur bepalend is, zijn er twee drivers van deze waarde: het jaarsalaris en de contractduur. Indien een speler beter presteert, wordt zijn marktwaarde hoger en krijgt hij ook een hoger salaris. Dit verband lijkt te kloppen. De contractduur heeft naar mijn mening echter minder invloed op de waarde van een speler. Een contract kan fluctueren tussen één en vijf jaar. Volgens deze methode is iemand met een vierjarig contract ongeveer dubbel zoveel waard als iemand met een tweejarig contract, indien het jaarsalaris gelijk is. Ik betwijfel of deze aanname met betrekking tot de driver gegrond is.

Deze methode biedt echter wel een oplossing met betrekking tot de tekortkomingen. Zelf-opgeleide spelers en spelers die al volledig geamortiseerd zijn, worden via deze methode op de balans gewaardeerd. Volgens de opgestelde regelgevingen van de UEFA dient iedere speler namelijk een contract te bezitten (Lozano & Gallego, 2011). Om deze reden vertegenwoordigt iedere speler via deze methode een waarde op de balans. Spelers die ondergewaardeerd zijn door marktwaarde-stijging komen alleen correct op de balans indien het salaris is afgestemd op de verbeterde prestaties van de speler. In mijn ogen wordt dit probleem niet direct opgelost, aangezien het salaris van spelers bepaald wordt aan het begin van het contract in dezelfde periode waarin de aankoopsom bepaald wordt. Indien spelers beter gaan presteren en in marktwaarde stijgen, stijgt het salaris pas wanneer er een nieuw contract afgesloten wordt. Dit probleem wordt naar mijn mening dus niet opgelost door deze methode.

5.3 Vervangingskostenmethode

Flamholtz (1973) heeft een model ontworpen waarbij de waarde van een human resource bepaald kan worden op basis van de vervangingskosten. Dit model geeft een waarde op basis van de kosten die nodig zijn om een bepaalde human resource te vervangen door een andere human resource die als substituut dezelfde prestaties kan leveren in eenzelfde positie. De vervangingskosten worden opgedeeld in drie componenten: aankoopsom, opleidingskosten en vertrekkosten van de huidige human resource.

De aankoopsom bestaat volgens Flamholtz ook uit de recruitmentkosten voor een nieuwe speler (1973). In het geval van voetbalspelers gaat het om de kosten van een scout. De

(20)

20 brengen als de huidige speler. De vertrekkosten zijn de kosten die ontstaan door het vertrek van de huidige human resource. Aronsson, Johansson & Jönssen (2004) werken in hun artikel een voorbeeld uit van Flamholtz. Zij stellen dat het model van Flamholtz alle kosten bevat voor het ontwikkelen van de spelers. Zij nemen hierbij de totale kosten die gemaakt worden binnen een voetbalclub en een verband hebben met voetbalspelers. Voorbeelden hiervan zijn de recruitmentkosten,

trainingskosten, complexkosten en maaltijdkosten. Deze kosten alloceren zij vervolgens aan de spelers (2004). Naar mijn mening is deze aanpak realistischer dan die van Flamholtz. Het alloceren van de kosten per speler geeft een beter beeld van de werkelijkheid, maar doordat iedere speler identiek is, wordt dit proces tijdrovend en niet realistisch mijns inziens. De aanpak van Aronsson, Johansson & Jönssen (2004) stelt dat iedere speler gelijk is aangezien zij de kosten evenredig over de spelers verdelen. Deze aanpak kan naar mijn mening verbeterd worden door meer kosten toe te kennen aan spelers die beter presteren.

Met deze methode kan een deel van de tekortkomingen op het gebied van

spelerswaardering worden opgelost, omdat zelf-opgeleide spelers en spelers die al volledig

geamortiseerd zijn, via deze methode ook op de balans verschijnen. Ik betwijfel echter of de waarde van de totale kosten die verspreid worden over de spelers representatief is voor de marktwaarde van de spelers. De kosten worden verspreid over alle spelers binnen een voetbalclub met een

professioneel contract (Aronsson, Johansson, & Jönsson, 2004). Om deze reden omvatten de kosten per persoon naar mijn mening niet in alle gevallen de economische waarde van een speler. Om laatstgenoemde reden biedt deze methode dan ook geen oplossing voor spelers die beter gaan presteren gedurende de looptijd van het contract.

5.4 Salva Calcio methode

Zoals vermeld in hoofdstuk 3 zijn landen in Europa vrij om eigen accountingmethoden te

implementeren zolang deze binnen de algemene regelgeving van de IFRS vallen. Zodoende werd er in 2002 in Italië een speciale regelgeving ingevoerd voor de voetbalindustrie: de Salva Calcio

regelgeving. Deze regelgeving maakte het mogelijk om spelerscontracten te amortiseren over een langere periode dan vijf jaar. Dit gebeurde via een extra balanspost die de Salva Calcio asset genoemd werd. De amortisatie van voetbalspelerscontracten werd bestudeerd door experts en indien de amortisatie over een langere periode moest plaatsvinden, werd het amortisatiebedrag op basis van een vijfjarige afschrijving vergeleken met een tienjarige afschrijving en het verschil tussen deze bedragen werd op de Salva Calcio asset geboekt, in plaats van in de kosten, waardoor de amortisatie over een langere periode werd verspreid. Deze methode werd onder andere geïmplementeerd door Lazio Roma en Internazionale (Morrow, 2006).

(21)

21 amortisatie verspreid wordt over een langere periode, neemt de boekwaarde van de intangible asset minder snel af en komt dus hoger op de balans te staan gedurende het contract. Volgens de

Italiaanse voetbalclubs was deze methode een manier om het prudence principe te ontwijken. In de periode dat deze methode ontstond, waren de assets volgens de clubs niet meer verantwoord weergegeven op de balans door economische veranderingen. Dankzij de nieuwe methode konden assets reëler worden weergegeven (Morrow, 2006).

Doordat deze methode de waardering van de spelerscontracten niet direct beïnvloedt, biedt deze methode geen oplossing voor de tekortkomingen op het gebied van zelf-opgeleide spelers en spelers die al volledig geamortiseerd zijn. Er wordt volgens deze methode geen waardebepaling vastgesteld, de waarden van spelers blijven langer als asset aanwezig op de balans door het uitstellen van amortisatie. Deze methode biedt echter wel een oplossing voor spelers die beter gaan presteren gedurende hun contract. Het probleem dat bij de waardering van deze spelers ontstaat, is afkomstig van het prudence principe. Doordat deze methode wordt aangemerkt als een omzeiling van het prudence principe, ontstaat er een oplossing voor dit probleem. Spelers die gedurende het contract in waarde stijgen kunnen volgens deze methode over een langere periode geamortiseerd worden, waardoor de boekwaarde op de lange termijn een reëlere waarde laat zien.

5.5 Statistische methode

Een volgende waarderingsmethode is ontwikkeld door Tunaru et al. (2005). In deze methode worden de beschikbare statistische gegevens van spelers gebruikt om een waarde te bepalen voor

voetbalspelers. Voorbeelden van dit soort gegevens zijn: speeltijd van spelers, aantal gescoorde doelpunten, aantal assists en het aantal kaarten dat een speler ontvangen heeft. In hun onderzoek gebruiken Tunaru et al. de Opta Index. Dit is een performance statistiek die wordt bijgehouden in de Premier League. Deze index kent aan iedere actieve speler in de Premier League een aantal punten per gespeelde wedstrijd toe op basis van de statistieken per speler en hieruit volgt een waarde. Deze Opta Index fungeert als de basis voor de waarderingsmethode die Tunaru et al. toepassen (2005). De Opta Index is echter niet de enige statistische tool die gebruikt kan worden binnen dit model, ook andere prestatiemetingen kunnen worden toegepast (Munkhaugen Gulbrandsen & Munkhaugen Gulbrandsen, 2011).

Door middel van wiskundige berekeningen wordt er een bepaalde waarde toegerekend per Opta indexpunt. Deze waarde wordt berekend door middel van de turnover van een voetbalclub en de totale Opta indexpunten van diezelfde voetbalclub. Wanneer de waarde per Opta indexpunt vervolgens vermenigvuldigd wordt met het aantal punten dat een speler toegekend heeft gekregen voor een seizoen, ontstaat er een meting van de totale waarde die een bepaalde speler gecreëerd heeft voor een voetbalclub binnen dat seizoen (Munkhaugen Gulbrandsen & Munkhaugen

(22)

22 Gulbrandsen, 2011). Bij het berekenen van de waarde van een speler wordt onderscheid gemaakt tussen de waardering voor de bezittende club en de waardering voor een buitenstaande club. Dit wordt gedaan, omdat er geen correlatie is voor een buitenstaande club tussen de Opta Index van een speler en de turnover van deze club. Om die reden wordt er een andere berekening toegepast (Tunaru, Clark, & Viney, 2005). Voor deze scriptie is alleen de waardering van een speler voor de bezittende voetbalclub van toepassing.

Indien een speler geblesseerd raakt, heeft dat een grote invloed op zijn prestaties en de waarde die hij kan opleveren voor zijn voetbalclub (Munkhaugen Gulbrandsen & Munkhaugen Gulbrandsen, 2011). Tunaru et al. erkennen dat blessureleed een kritische factor is waar rekening mee gehouden dient te worden. Zij doen dit door middel van een Poissonverdeling. De

Poissonverdeling wordt succesvol gebruikt binnen de verzekeringsbranche en kan, volgens Tunaru et al., ook op dit gebied worden toegepast (2005).

Naar mijn mening biedt bovenstaande methode een waardevolle oplossing voor alle drie de tekortkomingen die bestaan bij het waarderen van voetbalspelers. Via deze methode verschijnen zelf-opgeleide spelers en spelers die volledig geamortiseerd zijn immers ook op de balans. Spelers die de afgelopen periode beter gepresteerd hebben en in waarde gestegen zijn, stijgen door middel van hun prestatie- en statistische metingen in waarde.

Er zit echter wel een belangrijk nadeel aan deze methode: het is een relatief dure methode. Allereerst zijn er veel werknemers nodig om dit proces in gang te zetten. Binnen de voetbalclub zijn er arbeidsuren nodig voor het uitvoeren van de besproken berekeningen. Daarnaast dient er een onafhankelijk bedrijf te zijn dat de statistieken van iedere speler bijhoudt, zodat er een basis is voor de berekeningen. Ten tweede zijn deze laatstgenoemde naar mijn mening duur in arbeidsuren. Het is van belang dat de statistische berekeningen betrouwbaar zijn, zodat de waarden van de spelers zo nauwkeurig mogelijk berekend kunnen worden. Om deze reden dient deze taak uitgevoerd te worden door specialisten op het gebied van statistiek. Volgens Michael Alles en Glen Gray (2015) is er tegenwoordig een grote vraag naar data scientists. Mijns inziens vallen de experts die deze taak dienen te verrichten tot deze data scientists, doordat zij statistische modellen dienen te gebruiken om de punten per voetbalspeler toe te kennen. Door de hoge vraag naar dergelijke specialisten, zijn hun tarieven logischerwijs ook hoog, wat een aanzienlijke kostenpost is bij het implementeren van deze methode.

5.6 Voorzitterswaarderingsmethode

De vijfde en laatste waarderingsmethode die in deze scriptie besproken wordt, is besproken door Stephen Morrow. In zijn artikel beschrijft hij een methode die werd toegepast door Dundee United, Swansea City en Portsmouth. Bij deze methode bepaalt de voorzitter samen met de trainer van het

(23)

23 team de waardes van de verschillende spelers. Zij bepalen hierbij voor iedere speler de prijs die zij er op dat moment voor willen ontvangen en kennen dit als actuele waarde van de speler toe (1996). Deze methode kent voor iedere speler een waarde toe op basis van de huidige prestaties, waardoor alle drie de tekortkomingen opgelost worden. Naar mijn mening is deze methode echter te subjectief en bestaat er een kans op fraude. Binnen de auditing standards worden drie

onderliggende condities van fraude beschreven, deze condities worden de fraudedriehoek genoemd. De condities zijn: rationalisatie, mogelijkheid en incentives (Arens, Elder, & Beasley, 2014). In termen van de fraudedriehoek biedt deze methode de mogelijkheid tot fraude doordat er geen

onderliggende factoren gebruikt worden om de waarde van een speler te bepalen. Om deze reden is deze methode niet van toepassing.

Een variant op deze methode werd geopperd door Biagoni en Opan (Morrow, 1996). Ook bij deze alternatieve methode was er geen sprake van een onderliggend model dat de waarde direct bepaalde. In dit geval waren naast de manager en de voorzitter ook een transferspecialist, een oud-trainer van de betreffende voetbalclub en een lokale journalist die betrokken is bij de betreffende voetbalclub verantwoordelijk voor het waardeoordeel van iedere speler. Deze methode geeft naar mijn mening een betrouwbaarder beeld dan de eerste methode die Morrow besprak, doordat in dit geval ook buitenstaanders invloed hebben op de waarde. De subjectieve kant van deze methode zorgt er echter voor dat ook deze methode niet van toepassing is in mijn ogen.

(24)

24 Hoofdstuk 6: Conclusie

Voetbalspelers zijn van belang voor voetbalclubs doordat zij een groot deel van de bezittingen van een voetbalclub vertegenwoordigen. In het geval van de geanalyseerde voetbalclubs

vertegenwoordigen de spelers ongeveer 25% van de totale bezittingen van de voetbalclubs volgens de meest recente jaarverslagen. De waarden van spelers zijn de afgelopen tijd gestegen. Niet alleen de spelers worden duurder, maar ook andere inkomsten en uitgaven binnen de voetbalwereld stijgen. Dit fenomeen is onderdeel van het ‘moderne’ voetbal. Bovenstaande reden en het feit dat human resource accounting de besluitvorming voor managers en investeerders verbetert, zorgen ervoor dat de spelers economisch verantwoord gewaardeerd moeten worden voor een optimalisatie van de verschillende belangen.

Voetbalspelers kunnen niet direct op de balans gezet worden doordat het niet mogelijk is om een persoon te bezitten. Om deze reden worden de rechten van voetbalspelers gewaardeerd via het ondertekende contract. De rechten die ontstaan via dit contract worden gewaardeerd als intangible assets. De eerdergenoemde rechten die ontstaan via het contract en de veronderstelling dat een voetbalspeler waarde kan creëren voor een voetbalclub zorgen ervoor dat een voetbalspeler kan voldoen aan de voorwaarden van een intangible asset zoals beschreven in IAS 38. Er zijn twee opties voor de financiële verwerking van de voetbalspelers. Allereerst kunnen voetbalspelers op de balans worden gewaardeerd tegen aanschafprijs, ook wel transferprijs genoemd, en op dit bedrag vindt amortisatie plaats over de duur van het contract. Dit is momenteel de meest gebruikte methode binnen Europa. De tweede optie is de totale aanschafprijs direct als kosten boeken op de winst- en verliesrekening.

In deze scriptie zijn drie situaties besproken waarbij bovenstaande opties de waarden van spelers niet economisch verantwoord waarderen. De eerste tekortkoming ontstaat op basis van zelf- opgeleide spelers. Ten tweede ontstaan er problemen indien spelers in het verleden zijn gekocht en al volledig geamortiseerd zijn. Als laatste ontstaan er problemen indien spelers in waarde stijgen gedurende de contractduur. In alle drie de gevallen is er sprake van onderwaardering op de balans, aangezien de boekwaarde lager is dan de marktwaarde van de speler, of zelfs nul.

Op basis van bovenstaande tekortkomingen is vervolgens gekeken naar vijf alternatieve waarderingsmethodes uit bestaande literatuur om antwoord te geven op de hoofdvraag: Welke (theoretische) waarderingsmethodes geven de onderliggende economische waarde van

voetbalspelers beter weer op de balans van voetbalclubs? Hierbij is geen rekening gehouden met de huidige regelgeving en alleen gekeken naar de manier van waarderen.

Als eerst is de waarderingsmethode van Gröjer & Johansson (1991) besproken. Deze methode waardeert voetbalspelers op basis van de loonkosten die uitbetaald worden over de contractduur. Doordat iedere speler onder contract moet staan bij een voetbalclub, bezit iedere

(25)

25 speler volgens deze methode een waarde op de balans. De waardering van spelers die beter

presteren gedurende hun contract verbetert door deze methode alleen indien de speler een nieuw contract met bijpassend salaris voor de verbeterde prestaties krijgt.

Ten tweede is de methode van Flamholtz (1973) besproken. Binnen deze methode worden de kosten gebruikt die nodig zijn voor het vervangen van een human resource door een andere human resource die als substituut dezelfde prestaties kan leveren in eenzelfde positie. Deze methode zorgt ervoor dat alle spelers op de balans komen te staan, via hun contract, waardoor de spelers die door tekortkoming 1 en 2 niet op de balans verschenen nu wel deel uitmaken van de bezittingen. Doordat de totale kosten van een voetbalclub verdeeld worden over alle spelers geeft deze methode echter geen economisch verantwoorde waarde weer van de spelers naar mijn mening. Ten derde is de Salva Calcio methode (Morrow, 2006) besproken. Dit is een methode voor het uitstellen van amortisatie waardoor spelers die beter presteren niet binnen vijf jaar volledig geamortiseerd hoeven te worden. Deze methode biedt een oplossing voor spelers die gedurende hun contract beter gaan presteren en op deze manier langer hun waarde kunnen houden op de balans. Er ontstaat hierdoor echter geen oplossing voor de tekortkomingen op het gebied van spelers die volgens de huidige regelgeving niet gewaardeerd worden op de balans.

Ten vierde is een statistische waarderingsmethode besproken van Tunaru et al. (2004) Binnen deze methode worden spelers iedere wedstrijd geanalyseerd en op basis van hun prestaties krijgen zij punten toegekend. Op basis van deze punten en verschillende wiskundige berekeningen wordt er een waarde per speler berekend. Deze methode is naar mijn mening de meest betrouwbare methode voor het waarderen van spelers doordat er met verschillende factoren rekening wordt gehouden. Het nadeel van deze methode is de arbeidsintensiviteit. Allereerst dienen de spelers iedere wedstrijd beoordeeld te worden door specialisten en daarnaast dienen deze statistieken omgezet te worden naar een waarde per speler door financiële specialisten. Dit kost veel geld en tijd. Als laatste is een methode besproken die omschreven wordt door Morrow (1996) als

voorzitterswaardering. Binnen deze methode waarderen de voorzitter en de trainer van een club iedere speler. Dit doen zij door te bepalen voor welk bedrag een speler op dat moment verkocht mag worden en dit bedrag wordt vervolgens als waarde toegekend op de balans. Deze methode biedt naar mijn mening ruimte voor fraude door de subjectiviteit die het met zich meebrengt en is om deze reden niet toepasbaar.

Door de verschillende voor- en nadelen van iedere methode te vergelijken, zijn er naar mijn mening twee passende mogelijkheden. Indien iedere club de financiële middelen beschikbaar heeft om specialisten in te zetten voor de waardering van spelers op basis van statistiek dan is deze methode naar mijn mening de beste methode van de vijf besproken methodes. Dit komt doordat deze methode rekening houdt met recente statistieken, waardoor de waardering nauwkeurig gedaan

(26)

26 wordt en up-to-date is. Indien deze financiële middelen niet beschikbaar zijn dan moet er naar mijn mening een combinatie van de loonkostenkapitalisatie methode en uitgestelde amortisatiemethode gebruikt worden. Door deze twee methoden te combineren, ontstaat er voor alle drie de

tekortkomingen een oplossing.

Binnen deze scriptie is gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Deze bronnen zijn echter niet allemaal afkomstig uit hooggewaardeerde tijdschriften. Dit komt doordat het voornamelijk sporttijdschriften zijn waarin artikelen over dit onderwerp gepubliceerd worden. Daarnaast zijn er weinig artikelen te vinden die de afgelopen twee jaar over dit onderwerp gepubliceerd zijn, hierdoor is het lastig om recente meningen van auteurs met elkaar te vergelijken. Tenslotte is er binnen de analyse geen rekening gehouden met de huidige regelgeving, waardoor de geanalyseerde

waarderingsmethodes niet allemaal wettelijk toepasbaar zijn.

In mijn ogen dient er verder onderzoek gedaan te worden naar het waarderingsproces dat toegepast wordt binnen een voetbalclub. De voetbalclubs presenteren jaarlijks hun verslaggeving en vermelden daarbij in de opmerkingen een korte omschrijving van de waarderingsmethode die toegepast is. Er is echter weinig inzicht in de waarde per speler. Indien er uitgebreid onderzoek gedaan wordt bij specifieke clubs en dit soort gegevens geanalyseerd worden, indien de club dit wil vrijgeven, kan er een betere vergelijking gemaakt worden tussen verschillende alternatieve

(27)

27 Bibliografie

Alles, M., & Gray, G. (2015). The pros and cons of using big data in auditing: a synthesis of the literature and a research agenda.

Amir, E., & Livne, G. (2005). Accounting, valuation and duration of football player contracts. Journal of business finance & accounting, 32(3 & 4), 549-586.

Antonioni, P., & Cubbin, J. (2000). The Bosman Ruling and the emergence of single market in soccer talent. European Journal of Law and economics, 9(2), 157-173.

Arens, A., Elder, R., & Beasley, M. (2014). Auditing and Assurance Services. Harlow, Essex, England: Pearson education.

Aronsson, S., Johansson, K., & Jönsson, F. (2004). Accounting for football - let's give it a shot. Thesis, School of Economics and Commercial law, Göteborg University.

Bavali, E., & Jokar, I. (2014). A new approach for measuring human resource accounting. Management science letters, 4(2), 335-340.

Flamholtz, E. (1973). Human resource accounting: Measuring positional replacement costs. Human resource management, 12(1), 8-16.

Gröjer, E., & Johansson, U. (1991). Human costing resource and accounting . Arbetarskyddsnamndem Stockholm .

Hinke, B. (2016A, 1 maart). Vrijwel hele top FC Twente moet weg. NRC. Geraadpleegd op: https://www.nrc.nl/

Huiskamp, F. (2016B, 10 juni). FC Twente hoort uitspraak rechter: wat kan er gebeuren? NRC. Geraadpleegd op: https://www.nrc.nl/

Lozano, F., & Gallego, A. (2011). Deficits of accounting in the valuation of rights to exploit the perfomane of professional players in football clubs. Journal of management control, 22(3), 335-357.

Marshall, D., McManus, W., & Viele, D. (2011). Accounting: What the numbers mean 9e editie. New York, NY: McGraw-Hill/Irwin.

Miller, F. (1993). Free market football: The effects of the EC law on the professional football industry in Europe with specific reference to the restraint of trade. Thesis, Coventry University. Morrow, S. (1996). Football players as human assets: Measurement as the critical factor in asset

recognition. A case study investigation. Journal of Human resource costing and accounting, 1(1), 75-97.

Morrow, S. (2006). Impression management in Football club financial reporting. International journal of sport finance, 1(2).

Munkhaugen Gulbrandsen, A., & Munkhaugen Gulbrandsen, C. (2011). Valuation of football players: a complete pricing framework . Thesis Norges Handelshoyskole.

Ogan, P. (1976). Application of a human resource value model: a field study. Accounting, organizations and Society, 1(2&3), 195-217.

Oprean, V.-B., & Oprisor, T. (2014). Accounting for soccer players: Capitalization paradigm vs. expenditure. Procedia economics and finance, 15(1), 1647-1654.

Rowbottom, N. (2002). The application of intangible assets accounting and discretionary policy choices in the UK football industry. Britisch Accounting Review, 34(4), 335-355.

Tooms, B. (2016C, 17 juni). FC Twente blijft in de eredivisie, De Graafschap degradeert en overweegt stappen. NRC. Geraadpleegd op: https://www.nrc.nl/

Tunaru, R., Clark, E., & Viney, H. (2005). An option pricing framework for valuation of football players. Review of financial economics, 14, 281-295.

Zantingh, P. (2013, 1 september). Dé transfer is dan toch rond: Gareth Bale naar Real Madrid. NRC. Geraadpleegd op: https://www.nrc.nl/

(28)

28 Referenties voetbalclubs

AFC Ajax. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: https://www.ajax.nl/ AZ. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: http://www.az.nl/

Borussia Dortmund. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: http://www.bvb.de/ FC Barcelona. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: https://www.fcbarcelona.com/ FC Utrecht. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: http://fcutrecht.nl/

Feyenoord. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: https://www.feyenoord.nl/ Juventus. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: http://www.juventus.com/

Manchester United. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: http://www.manutd.com/ PSV. Verslaggeving 2014/2015. Geraadpleegd op: https://www.psv.nl/

Regelgeving

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

o Infectie door coagulase-negatieve stafylokokken: hoger risico op abcesvorming dan bij infecties door Sta- phylococcus aureus of streptokokken van de viridans groep, vooral

Tan de opengrondsteelt valt op te merken dat de komkommers beter produceerden op de veai behandelingen dan op contrôle of rotte mest gift.. De proef werd in

• Hoge organische stofaanvoer leidt soms tot opbrengststijging en soms tot meer, soms tot minder risico op uitspoeling.. • Grote verschillen in N immobilisatie, mineralisatie

Laatstgenoemde groeistof heeft bovendien het voordeel dat het kroontje in veel mindere mate onder de kelk vastgehecht blijft (wat bij toepassing van andere groeistoffen

De vergelijking met artikel 107 in de geestelijke gezondheidszorg gaat op voor de netwerken van zorgverleners die de zorg zo dicht mogelijk bij de patiënt brengen.. Het

Deze zomer- en uintergemiddelden zijn voor chloor en geleidingsvermogen berekend door het middelen van de beide zomer- en

Het Park bestaat voor ruim 30% uit Natura 2000-habitattypen, verdeeld over 12 typen en draagt belangrijk bij aan oppervlakten habitattype van het Natura 2000-gebied Veluwe, met

Werd de behandeling met dit middel voorafgegaan door 24 uur weken in water, dan werkte deze stof niet op de mate van ontkieming in het donker (7).. De werking