• No results found

Een hoog zelfbeeld : goed of geen invloed? : de rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en probleemgedrag van adolescenten die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een hoog zelfbeeld : goed of geen invloed? : de rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en probleemgedrag van adolescenten die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Een hoog zelfbeeld:

Goed of geen invloed?”

De rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en probleemgedrag van adolescenten die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen

MASTER OPVOEDINGSONDERSTEUNING

2016

Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Childhood Development and Education

Student: Margot Visser (6157866) Begeleidster: Floor van Rooij Tweede beoordelaar: Henny Bos Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, Juli 2016

(2)

Inhoudsopgave Abstract………….………..3 Inleiding……….……….4 Huidig onderzoek..………..………..…….8 Methode……….……….8 Participanten………….………..………..…8 Onderzoeksprocedure………...10 Meetinstrumenten……… 10 Analyse……….12 Resultaten……….…….13 Beschrijvende analyse……….…………..13 Toetsing hypotheses………..15 Discussie………...19 Conclusie...22 Referenties………...……….24

(3)

Abstract

The aim of this study is to investigate whether stigmatization of adolescents between 13 and 18 years born in planned lesbian families in the Netherlands is associated to internalizing and externalizing problem behavior, and if the self-esteem of these adolescents moderates this relationship. Cross-sectional data were collected by questionnaires filled out by 69

adolescents. The adolescents of the sample generally reported low levels of stigmatization and problem behavior and a high self-esteem. For the analysis two hierarchical linear regression analyzes were used with internalizing and externalizing problem behavior as the dependent variables. Results revealed that the participating adolescents who reported a higher degree of stigmatization, show more internalizing and externalizing problem behaviors than adolescents who experience less stigmatization. Despite the high reported mean score on self-esteem, there was no moderating role in this relationship. Self-esteem however did show a direct negative relationship with internalizing problem behavior but no significant relationship with externalizing behavior was found. Furthermore female adolescents showed more internalizing problem behavior than male adolescents.

Keywords: planned lesbian families, stigmatization, adolescents, internalizing problem behavior, externalizing problem behavior, self-esteem.

(4)

De rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en probleemgedrag van adolescenten die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen

In Nederland is de publieke opinie dat een traditioneel gezin, bestaande uit een heteroseksuele vader en moeder, de ideale omgeving is voor een kind om op te groeien (Van der Avort, Cuyvers, & de Hoog, 1996). Echter, het aantal lesbische stellen dat kiest voor het krijgen van kinderen binnen hun lesbische relatie, groeit gestaag. In Nederland werd in 2008 door het Centraal Bureau voor de Statistiek het aantal samenwonende vrouwelijke koppels geschat op 25 duizend, waarvan 20 procent één of meerdere kinderen heeft van jonger dan 18 jaar (CBS, 2008). Deze gezinnen zijn geplande lesbische gezinnen, bestaande uit twee

lesbische moeders die zich hebben geïdentificeerd als lesbisch voordat kinderen deel gaan

uitmaken van het gezin (Bos, Van Balen, & Van den Boom, 2004a). Tegenstanders van gepland lesbisch ouderschap stellen dat het opgroeien in gepland lesbisch ouderschap negatieve gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van deze kinderen, op het gebied van seksuele identiteit, geestelijke gezondheid en sociale relaties (Bos et al., 2004a). Zij noemen hierbij enerzijds de afwezigheid van een vader als mogelijke oorzaak van deze negatieve gevolgen. Anderzijds zijn zij van mening dat de homoseksuele geaardheid van de moeders kan leiden tot problemen in de ontwikkeling van het kind (Cameron, Cameron, & Landess 1996).

Onderzoek laat daarentegen zien dat kinderen van lesbische ouders en heteroseksuele ouders niet van elkaar verschillen op het gebied van pschycholgisch welzijn (Bos & Van Balen, 2008; Bos et al., 2004; Gartrell & Bos, 2010; Patterson, 2006). Echter blijkt er ook uit onderzoek dat kinderen die opgroeien in geplande lesbische gezinnen stigmatisering kunnen ervaren (Bos & Gartrell, 2010; Bos & Van Balen, 2008; Van Gelderen, Gartrell, Bos, & Hermanns, 2012a; Van Gelderen, Gartrell, Bos, Van Rooij, & Hermanns, 2012b;  Van

(5)

maatschappelijke houding ten opzichte van degenen die op een bepaalde manier anders zijn dan de cultureel overeengekomen normen (Goffman, 1963). Stigmatisering kan leiden tot discriminatie en kansvermindering voor slachtoffers (LeBel, 2008). Er kunnen twee soorten stigma’s worden onderscheiden: existentiële stigma’s en bereikte stigma’s (Falk, 2001). Bij existentiële stigma’s kan een persoon het stigma niet zelf veroorzaken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij mensen met een geestelijke ziekte of een bepaalde etniciteit. Bij bereikte stigma’s daarentegen heeft een persoon zelf bijgedragen aan een stigma. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gedetineerden of daklozen. De huidige studie richt zich op adolescenten die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen, bij hen is sprake van existentiële stigma’s aangezien zij het stigma niet zelf hebben veroorzaakt.

Uit onderzoek van Van Gelderen, et al. (2012b) blijkt dat bij Amerikaanse adolescenten stigmatisering kan voorkomen in de vorm van pesten door leeftijdsgenoten over de seksuele geaardheid van hun moeder. Deze vorm van stigmatisatie komt met name voor op school. Hoe negatiever het schoolklimaat is waarin de kinderen van geplande lesbische gezinnen zich begeven, hoe groter de kans dat zij gepest zullen worden (Shapiro, Peterson, & Stewart, 2009).

In de US National Longitudinal Lesbian Family Study (NLLFS) heeft 41 procent van de adolescenten die zijn geboren in lesbisch ouderschap aangegeven stigmatisering te ervaren. Deze adolescenten zijn minder tevreden met hun leven en ze hebben meer psychologische gezondheidsproblemen dan adolescenten zonder stigmatisering (Bos & Gartrell, 2010; Van Gelderen, et al., 2012a). Uit het onderzoek van Bos en Van Balen (2008) blijkt dat ook Nederlandse kinderen die zijn geboren in gepland lesbisch ouderschap stigmatisering kunnen ervaren en dat dit kan samenhangen met emotionele en gedragsproblemen, zoals een laag zelfbeeld en hyperactiviteit. Tijdens de adolescentiefase zijn kinderen extra kwetsbaar voor stigmatisering door hun gevoeligheid voor afwijzing van leeftijdsgenoten (Baumrind, 1995).

(6)

Dit komt omdat adolescenten zich bewuster worden van onderlinge verschillen en in dit geval van minderheidsstatussen (Gartrell & Bos, 2010). Daarom wordt in het huidige onderzoek de relatie onderzocht tussen stigmatisering en problematiek die daaruit kan voorkomen voor adolescenten die zijn geboren in gepland lesbisch ouderschap in Nederland.

De relatie tussen afwijzing van leeftijdsgenoten en emotionele en gedragsproblemen bij kinderen is aangewezen in twee meta-analyses (Reijntjes, Kamphuis, Prinzie, & Telch, 2010; Reijntjes, et al., 2011). Uit deze eerste meta-analyse blijkt dat er een wederkerige invloed is tussen pesten en internaliserende problemen bij kinderen (ofwel emotionele problemen) (Reijntjes, et al. 2010). Zo lopen kinderen die gepest worden een groter risico op het ontwikkelen van internaliserende problemen. Aan de andere kant is de kans dat kinderen gepest worden groter wanneer zij kampen met internaliserende problematiek. Deze internaliserende problemen komen tot uiting in de vorm van angsten, depressies, eenzaamheid en somatische symptomen (zoals hoofdpijn). Daarnaast komt uit een andere meta-anlyse van Reijntjes et al. (2011) naar voren dat er ook een wederkerige invloed is tussen pesten en het ontstaan van externaliserende problemen bij kinderen (ofwel gedragsproblemen). Externaliserend probleemgedrag komt bij deze kinderen tot uiting in de vorm van agressiviteit, criminaliteit, aandachtsproblemen en antisociaal gedrag.

Om het ontstaan van problematiek bij adolescenten die worden gestigmatiseerd te verminderen is het van belang te kijken naar protectieve factoren (Dekovic, 1999). Protectieve factoren kunnen de verschillen in het ontstaan van internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij gestigmatiseerde adolescenten verklaren. Een mogelijke protectieve factor tegen stigmatisering is een hoog zelfbeeld. Uit onderzoek is gebleken dat een hoog zelfbeeld deel uitmaakt van de weerbaarheid van een persoon op individueel niveau (Buckner, Mezzacappa, & Beardslee, 2003).  Daarnaast blijkt dat weerbare adolescenten een hoger zelfbeeld hebben dan kwetsbare adolescenten (Buckner et al., 2003; Dumont & Provost,

(7)

1999). Een hoog zelfbeeld werkt dus beschermend en een laag zelfbeeld is een risico factor. Voorspellers van weerbaarheid spelen waarschijnlijk een grote rol in hoe mensen reageren op moeilijke situaties (Dumont & Provost, 1999). Adolescenten met een hoog zelfbeeld vertonen minder risicol gedrag vergeleken met leeftijdsgenoten die minder weerbaar zijn (Veselska et al., 2009).

Zelfbeeld zou daarom een rol kunnen spelen in het wel of niet ontstaan van probleemgedrag bij gestigmatiseerde adolescenten. Gestigmatiseerde adolescenten verschillen in de wijze waarop ze omgaan met stigmatisering (Van Gelderen et al., 2012b). Mogelijk wordt dit verschil bepaald door verschillen in weerbaarheid, waaronder zelfbeeld. Zo zou een hoog zelfbeeld van adolescenten die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen wellicht kunnen beschermen tegen de negatieve gevolgen van stigmatisering. Hierdoor zou stigmatisering mogelijk minder snel leiden tot probleemgedrag. Daarom wordt in het huidige onderzoek verwacht dat zelfbeeld een modererende rol speelt in de relatie tussen stigmatisering en probleemgedrag.

Sekseverschillen zouden ook een rol kunnen spelen in verschillen in ontwikkeling van internaliserende en externaliserende gedragsproblemen (Bos & Van Balen, 2008; Veselska et al., 2009). Uit het onderzoek van Bos en Van Balen (2008) over Nederlandse kinderen tussen 8-12 jaar die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen komt naar voren dat door de hoge mate van stigmatisering die deze kinderen ervaarden, de jongens hyperactief werden (externaliserend gedrag) en de meisjes een lager zelfbeeld kregen (internaliserend gedrag). Uit het onderzoek van Veselska et al. (2009) waarin de gevolgen van het zelfbeeld van adolescenten van 11-17 jaar is onderzocht, blijkt dat een laag zelfbeeld bij jongens vaker leidt tot externaliserende problemen en bij meisjes resulteert dit vaker tot internaliserende problemen. In het huidige onderzoek wordt sekse daarom meegenomen als controlevariabele.

(8)

Huidig onderzoek

Mogelijk beïnvloeden het zelfbeeld en de ervaren stigmatisering elkaar in het effect op probleemgedrag bij adolescenten die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen. Wat vervolgens zou kunnen leiden tot een verschillende uiting van internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Om dit verband nader te onderzoeken luidt de vraagstelling in het huidige onderzoek: ‘Wat is de rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en internaliserend en externaliserend probleemgedrag van adolescenten tussen 13-18 jaar die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen in Nederland?’ Er wordt verwacht dat als deze adolescenten een hogere mate van stigmatisering ervaren, zij meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag vertonen dan adolescenten die een lagere mate van stigmatisering ervaren (hypothese 1 gebaseerd op de onderzoeken Bos & Gartrell, 2010; Bos & Van Balen, 2008; Van Gelderen et al., 2012a; Van Gelderen et al., 2012b; Van Rijn-van Gelderen et al., 2015). Ook wordt er verwacht dat het verband tussen stigmatisering en internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij deze adolescenten wordt gemodereerd door zelfbeeld. Dit houdt in dat het verband minder sterk is bij adolescenten met een hoger zelfbeeld, dan bij adolescenten met een lager zelfbeeld (hypothese 2 naar aanleiding van Buckner et al., 2003; Dumont & Provost, 1999; Veselska et al., 2009).

Methode

Participanten

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de zelfrapportage gegevens van adolescenten op wave 3 (M =16.6 jaar) uit de Nederlandse Longitudinale Lesbische Gezin Studie (NLLGS). In het jaar 2000 is het longitudinale onderzoek gestart met een groep van 100 Nederlandse geplande lesbische gezinnen waarvan de kinderen zijn geboren middels donorinseminatie. Voor het eerst is er toen bij deze lesbische gezinnen in Nederland

(9)

onderzoek gedaan naar de eigenschappen van ouders, het opvoeden van kinderen en de ontwikkeling van de kinderen. Dit longitudinaal onderzoek bestaat uit drie waves, namelijk wanneer de kinderen gemiddeld 5.8 jaar oud waren (T1), 9.9 jaar oud (T2) en 16.6 jaar (T3).

In het huidige onderzoek werden adolescenten uitgesloten van de analyses indien zij 19 jaar of ouder waren. Dit komt omdat voor het meten van probleemgedrag bij adolescenten de Youth Self Report werd gebruikt en dit een vragenlijst is voor jongeren tot en met 18 jaar (Nederlands Jeugd Instituut, 2016). Ook werden adolescenten uitgesloten van de analyses wanneer schalen van vragenlijsten niet waren ingevuld. Nadat op basis hiervan data is verwijderd, leverde dit een steekproef op van in totaal 69 adolescenten met een leeftijd van tussen de 13 en 18 jaar oud (M = 16.12, SD = 1.38).

Voorafgaand aan de analyse is een power analyse uitgevoerd middels het programma G*power om de vereiste steekproefomvang te berekenen (Faul, Erdfelder, Buchner, & Lang, 2009). Bij een power van 0.80, een effect size F2 van 0.54 (berekend uit de verklaarde variantie van het onderzoek van Van Rijn-van Gelderen et al., 2015), een alpha van 0.05 en vier predictoren in het model is een steekproefgrootte van minimaal 28 participanten vereist. Er kan dus worden gesteld dat aan de minimale steekproefgrootte is voldaan.

Het aantal jongens en meisjes is gelijk verdeeld: 37 meisjes (53.60%) en 32 jongens (46.60%). Uitgaande van de etniciteit van de biologische moeder, zijn 87% (n = 60) van de adolescenten Nederlands, vier adolescenten zijn niet-Nederlands (5.80%) en van vijf adolescenten is de etniciteit onbekend (7.20%). Van 13 adolescenten zijn de moeders gescheiden (18.80%) en van 56 adolescenten (81.20%) zijn de moeders nog bij elkaar. De helft van de moeders heeft een HBO-opleiding (n = 35; 50.70%), 29 moeders heeft een Universitaire opleiding (42%), de rest van de moeders heeft een opleidingsniveau van MBO of lager (7.20%).

(10)

Onderzoeksprocedure

De lesbische families zijn geworven via een Medisch Centrum (dat voorziet in donorinseminatie), door verschillende experts in homo en lesbisch ouderschap

(sneeuwbalmethode) en door een advertentie geplaatst in een lesbisch tijdschrift.

Inclusiecriteria voor deelname aan het onderzoek zijn: (1) de kinderen moeten vanaf hun geboorte zijn opgegroeid in een lesbische familie, (2) één van de kinderen (waar het om gaat) is tussen de vier en acht jaar oud en (3) beide ouders identificeren zich als Nederlands.

Voor de derde wave (T3) ontvingen de participanten die hadden meegedaan op T1 een brief, waarin ze werden uitgenodigd om weer deel te nemen. Daarnaast stond in de brief informatie over de procedures van T3. In totaal waren 82 families bereid om deel te nemen (deelname percentage = 82%).

Nadat de schriftelijke toestemming van de moeder was ontvangen, werden de vragenlijsten online ingevuld. De adolescenten ontvingen een e-mail met een link om de vragenlijsten in te vullen. De vragenlijsten waren beveiligd met een wachtwoord en aan de participanten werd gevraagd om de vragenlijst zonder hulp van een ander persoon in te vullen. Papier en potlood versies van de vragenlijsten werden verstrekt indien nodig.

Meetinstrumenten

Stigmatisering. Stigmatisering werd gemeten met een vragenlijst van 14 items. De

vragenlijst is ontwikkeld door middel van een schaal uit onderzoek van Bos, Van Balen, Van den Boom en Sandfort (2004b) waarin de ervaringen werden gemeten van stigmatisering van lesbische moeders. Van deze stigmatiseringsschaal voor ouders is een kinderversie gemaakt (Bos & Van Balen 2008). De validiteit en de interne consistentie van de stigmatiseringsschaal van de ouderversie werden als goed beoordeeld (Bos et al., 2004b). De vragenlijst gaat over (vervelende) gebeurtenissen die het kind heeft meegemaakt met leeftijdsgenootjes en/of

(11)

vrienden in het afgelopen jaar in verband met het hebben van (een) lesbische moeder(s). Een voorbeelditem is ‘Vrienden en/of leeftijdsgenootjes schelden mij uit’. Items worden gescoord op een 3-punts Likertschaal (1 = nooit, 2 = soms en 3 = vaak). Een totale score op

stigmatisering werd verkregen door het gemiddelde te nemen van alle items, waarbij een hoge score op deze schaal meer ervaring met stigmatisering inhoudt. De betrouwbaarheid is ruim voldoende (α = .79).

Zelfbeeld. Zelfbeeld werd gemeten met de vragenlijst: Rosenburg Self-Esteem Scale (RSES)

(Rosenberg, 1979). De RSES is een veelgebruikt zelf-rapportage instrument en een reeds gevalideerde vragenlijst (Gray-Little, Williams, & Hancock, 1997). De RSES gaat over hoe het kind zichzelf beoordeelt. De RSES bestaat uit 10 items. Een voorbeelditem is ‘Ik ben tevreden met mezelf’. Items worden gescoord op een 4-punts Likertschaal (1 = past helemaal niet bij mij, 2 = past niet bij mij, 3 = past wel/niet bij mij en 4 = past goed bij mij). Een totale score op zelfbeeld werd verkregen door het gemiddelde te nemen van alle items, waarbij geldt hoe hoger de score is op deze schaal hoe hoger het zelfbeeld is. De betrouwbaarheid is goed (α = .86).

Probleemgedrag. Probleemgedrag werd gemeten met de Youth Self Report (YSR) (Verhulst,

Van der Ende, & Koot, 1997). De YSR wordt veel gebruikt voor het meten van

probleemgedrag bij jeugd (Achenbach & Rescorla, 2001). De begrips- en criteriumvaliditeit van de YSR is door de COTAN in 1999 met een voldoende beoordeeld en de

betrouwbaarheid is beoordeeld als goed (Evers, Van Vliet-Mulder, & Groot, 2006  aangehaald in Nederlands Jeugd Instituut, 2016). De YSR bevat 55 items en meet gedragingen en

eigenschappen van de adolescent van de afgelopen 6 maanden. De Internaliserenschaal bestaat uit 25 items en de Externaliserenschaal heeft 30 items. Een voorbeelditem van de Internaliserenschaal is ‘Ik voel me waardeloos of minderwaardig’. Een voorbeelditem van de Externaliserenschaal is ‘Ik maak veel ruzie’. Items worden gescoord op een 3-punts

(12)

Likertschaal (1 = helemaal niet, 2 = een beetje of soms en 3 = duidelijk of vaak). Een score op internaliserend of externaliserend probleemgedrag werd verkregen door van elke schaal het gemiddelde te nemen van de items van de internaliserenschaal en externaliserenschaal,

waarbij geldt hoe hoger de score is op deze schaal hoe hoger de mate van probleemgedrag. De betrouwbaarheid is ruim voldoende tot goed (Internaliserenschaal α = .87;

Externaliserenschaal α = .78).

Analyse

Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag: ‘Wat is de rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en internaliserend en externaliserend probleemgedrag van adolescenten tussen 13-18 jaar die geboren zijn in geplande lesbische gezinnen in

Nederland?’ wordt gebruik gemaakt van twee hiërarchische  lineaire regressie-analyses. De eerste regressie anlyse is gedaan voor internaliserend probleemgedrag en de tweede voor externaliserend probleemgedrag. Voor het berekenen van het interactie-effect zijn stigmatisering en zelfbeeld eerst gecentreerd door het gemiddelde ervan af te trekken en daarna zijn ze met elkaar vermenigvuldigd.

In beide regressie-analyses zijn de predictoren in verschillende stappen toegevoegd. In stap 1 werd de dummy variabele sekse (0 is jongen, 1 is meisje) toegevoegd als controle variabele. In stap 2 werden de gecentreerde stigmatisering en zelfbeeld toegevoegd. Ten slotte werd de interactie tussen stigmatisering en zelfbeeld toegevoegd in stap 3.

Voorafgaand aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn de assumpties gecheckt om een hiërarchische  lineaire regressie-analyse uit te kunnen voeren. De

vooronderstellingen bij een regressie-analyse zijn dat de residuen normaal verdeeld zijn, het regressiemodel lineair en homoscedastisch is en het ontbreken van multicollineariteit (Field, 2013). Zowel voor internaliserend als externaliserend probleemgedrag laten de

(13)

Lineairiteit en homoscedaciteit kunnen samen worden bekeken aan de hand van het scatterplot waarin de residuen afgezet zijn tegen de voorspelling. Voor beide afhankelijke variabelen blijkt uit de scatterplots geen duidelijk patroon en evenveel spreiding in de

residuen bij laag, gemiddeld en hoog probleemgedrag. Multicollineariteit wordt bekeken door de Variation Inflation Factor (VIF) te berekenen (Field, 2013). De hoogste VIF-waarde van de variabelen in dit model was 2.32. Op basis van deze getoetste assumpties kan voor beide modellen geconcludeerd worden dat aan de assumpties is voldaan om de regressie-analyse uit te mogen voeren.

Resultaten Beschrijvende analyse

In tabel 1 zijn de gemiddelde scores met de bijbehorende standaardafwijkingen te zien van de adolescenten op stigmatisering, internaliserend probleemgedrag, externaliserend probleemgedrag en zelfbeeld. Gemiddeld ervaren de adolescenten bijna nooit stigmatisering door vrienden en/of leeftijdsgenootjes. Daarnaast is gebleken dat de adolescenten gemiddeld erg weinig internaliserend en externaliserend probleemgedrag vertonen. Ten slotte hebben de adolescenten een relatief hoog zelfbeeld.

(14)

Tabel 1 Beschrijvende gegevens Variabelen M SD Internaliserend Probleemgedrag Externaliserend Probleemgedrag 1.27 1.31 0.23 0.18 Stigmatisering 1.12 0.16 Zelbeeld 3.23 0.48 Noot. n = 69.

De gemiddelde waarden zijn gemiddelde schaalwaarden. Stigmatisering (1 = nooit tot 3 = vaak)

Internaliserend probleemgedrag (1 = helemaal niet tot 3 = vaak) Externaliserend probleemgedrag (1 = helemaal niet tot 3 = vaak) Zelfbeeld (1 = laag tot 4 = hoog)

In tabel 2 zijn de correlaties tussen de variabelen te zien. Er is een significant positieve correlatie te zien tussen internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Adolescenten die een hogere score hebben op het ene probleemgedrag hebben ook iets vaker een hogere score op het andere probleemgedrag. Stigmatisering heeft met beide probleemgedragingen een significante positieve correlatie. Dit betekent dat bij een hogere mate van stigmatisering meer probleemgedrag wordt vertoond. Echter geldt dit sterker bij externaliserend probleemgedrag. Een hoge score op zelfbeeld gaat samen met lagere probleemgedragingen, maar hier valt op dat vooral internaliserend probleemgedrag lager is bij een hoger zelfbeeld. Tevens blijkt er een significant negatieve correlatie tussen stigmatisering en zelfbeeld, dit houdt in dat bij meer stigmatisering het zelfbeeld ook lager is. Als laatste blijkt dat meisjes adolescenten meer internaliserend probleemgedrag vertonen dan jongens. De correlatie tussen sekse en

(15)

Tabel 2

Correlaties tussen de variabelen

1 2 3 4 1 Internaliserend Probleemgedrag 2 Externaliserend Probleemgedrag .27* 3 Stigmatisering .27* .45*** 4 Zelfbeeld -.51*** -.26* -.29* 5 Sekse .46*** -.08 -.13 -0.12 Noot. n = 69. * p < .05 ** p < .01 *** p < .001 Toetsing hypotheses

Internaliserend probeemgedrag. In model 1 van tabel 3 is te zien dat vrouwelijke

adolescenten meer internaliserend probleemgedrag vertonen dan mannelijke adolescenten (β = 0.46, p < .001). De verklaarde variantie in model 1 is 22 procent. Uit model 2 blijkt dat er een positief verband is tussen stigmatisering en internaliserend probleemgedrag (β = 0.21, p < .05). Dit betekent dat de eerste hypothese wat betreft internaliserend probleemgedrag kan worden aangenomen. Tevens is zichtbaar dat zelfbeeld een significant negatief verband heeft met internaliserend probleemgedrag (β = -0.40, p < .001). Het effect van sekse blijft

ongewijzigd en heeft tevens de hoogste beta van de drie variabelen. De verklaarde variantie in model 2 is 46 procent. In model 3 blijkt de interactie tussen stigmatisering en zelfbeeld niet significant (β = 0.07, p > .05). Er is geen bewijs voor de tweede hypothese. De verklaarde variantie is 47 procent.

(16)

T abe l 3 R egr es si e-ana lys e voor int er na li se re nd pr obl ee m ge dr ag β .4 3* ** -. 40*** .26 .07 Mo de l 3 SE B 0. 03 0. 04 0. 05 0. 20 0. 23 .4 7 0. 24 B 1. 17 0. 20 -0. 20 0. 37 0. 11 β .4 4* ** -.4 0* ** .2 1* Mo de l 2 SE B 0. 03 0. 04 0. 05 0. 14 .4 6 15. 09*** B 1. 16 0. 21 -0. 20 0. 30 β .4 6* ** Mo de l 1 SE B 0. 04 0. 05 .2 2 18. 34*** B 1. 16 0. 22 Va ri ab el en Co ns ta nt e Se ks e Ze lf be el d St ig m at is eri ng Ze lf be el d x st ig m at ise re n zs co rjf e R 2 F ch an ge No ot . St igm at is er ing en ze lf be el d zi jn ge ce nt re er d door h et ge m idde ld e. * p   ≤   .0 5.   **  p  ≤    .0 1.   ** *   p    ≤ .0 01   In teract ie = Z sco re  

(17)

Externaliserend probleemgedrag. In model 1 van tabel 4 is te zien dat vrouwelijke

adolescenten hier niet meer externaliserend probleemgedrag vertonen dan mannelijke

adolescenten (β = -0.08, p > .05). De verklaarde variantie in model 1 is 0.1 procent. Uit model 2 blijkt dat er een positief verband is tussen stigmatisering en externaliserend probleemgedrag (β = 0.40, p < .001). Dit betekent dat de eerste hypothese ook voor externaliserend

probleemgedrag kan worden aangenomen. Voor zelfbeeld is geen significant negatief verband gevonden met externaliserend probleemgedrag (β = -0.14, p > .05). Sekse blijft niet

significant (β = -0.05, p > .05). De verklaarde variantie in model 2 is 22 procent. In model 3 blijkt de interactie tussen stigmatisering en zelfbeeld niet significant (β = -0.14, p > .05). Ook in dit model is geen bewijs voor de tweede hypothese. De verklaarde variantie is 23 procent.

(18)

T abe l 4 R egr es si e-ana ly se voor ext er na li se re nd pr obl ee m ge dr ag β -.0 3 -.1 4 .3 1 -. 14 Mo de l 3 SE B 0. 03 0. 04 0. 05 0. 19 0. 22 .2 3 0. 66 B 1. 31 -0. 01 -0. 05 0. 35 -0. 18 β -.0 5 -.1 4 .4 0* ** Mo de l 2 SE B 0. 03 0. 04 0. 05 0. 13 .2 2 9. 00*** B 1. 32 -0. 02 -0. 06 0. 46 β -.0 8 Mo de l 1 SE B 0. 03 0. 05 .01 0.44 B 1. 32 -0. 03 Va ri ab el en Co ns ta nt e Se ks e Ze lf be el d St ig m at is er en Ze lf be el d x st ig m at ise re n zs co re R 2 F ch an ge No ot . * p   ≤   .0 5.  * *   p   ≤    .0 1.   ** *   p    ≤ .0 01   In teract ie = Z sco re    

(19)

Discussie

In dit onderzoek werd de rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en

internaliserend en externaliserend probleemgedrag van adolescenten tussen 13-18 jaar die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen in Nederland onderzocht. In overeenstemming met de eerste hypothese laten de resulaten zien dat adolescenten die een hogere mate van

stigmatisering ervaren meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag vertonen dan adolescenten die minder stigmatisering ervaren. Dat er in het huidige onderzoek een positief verband werd gevonden tussen stigmatisering en probleemgedrag komt overeen met eerder onderzoek (Bos & Gartrell, 2010; Bos & Van Balen, 2008; Van Gelderen et al., 2012a; Van Gelderen et al., 2012b;Van Rijn-van Gelderen et al., 2015). Omdat het huidige onderzoek cross-sectioneel is kan niet worden bepaald welke kant het verband op gaat. Echter uit twee meta-analyses van Reijntjes et al. (2010; 2011) bleek het verband van gepest worden op internaliserend en externaliserend probleemgedrag wederkerig te zijn. Uit de resultaten van het huidige onderzoek bleek dat stigmatiseren positief samenhangt met zowel internaliserend als externaliserend probleemgedrag. Deze bevindingen komen overeen met het onderzoek van Van Rijn-van Gelderen et al. (2015), die ook de invloed van stigmatisering onderzochten onder Nederlandse adolescenten met lesbische ouders.

De tweede hypothese, waarin verondersteld werd dat de sterkte van de relatie tussen stigmatisering en internaliserend en externaliserend probleemgedrag door een hoger zelfbeeld zou verzwakken, werd in het huidige onderzoek niet bewezen. Zelfbeeld lijkt dus geen

modererende rol te spelen in de relatie van stigmatisering en probleemgedrag bij adolescenten die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen. Dat zelfbeeld geen moderator bleek te zijn in het verband tussen stigmatisering en probleemgedrag is verassend, aangezien er in eerder onderzoek is gebleken dat een hoog zelfbeeld beschermend werkt tegen de negatieve invloed van moeilijke situaties (Buckner et al., 2003; Dumont & Provost, 1999). Het ontbreken van

(20)

een modererende rol van zelfbeeld in het huidige onderzoek betekent dus dat stigmatisering tot net zo veel problemen leidt bij elk niveau van zelfbeeld. Het zou kunnen dat zelfbeeld niet beschermt tegen de negatieve invloed van stigmatisering aangezien uit het onderzoek van Veselska et al. (2009) naar voren komt dat zelfbeeld niet als enige protectieve factor kan worden beschouwd tegen moeilijke situaties maar dat er ook moet worden gekeken naar andere factoren die zowel binnen als buiten de adolescent spelen. Mogelijk spelen dus andere protectieve factoren een grotere rol dan zelfbeeld in het beschermen van adolescenten tegen de negatieve effecten van stigmatisering. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat naarmate iemand meer openheid toont over het stigma, deze persoon beter in staat is psycholgisch welzijn te behouden en verbeteren (Link, Struening, Neese-Todd, Asmussen, & Phelan,

2002). Een ander mogelijke protectieve factor is het hebben van een hechte relatie met

moeders, aangezien uit onderzoek van Bos en Gartrell (2010) blijkt dat dit beschermt tegen de negatieve invloed van stigmatisering. De aanwezigheid van andere protectieve factoren kan mogelijk verklaren waarom de adolescenten in het huidige onderzoek over het algemeen geen tot weinig probleemgedrag vertoonden. Voor vervolgonderzoek over de protectieve rol van zelfbeeld is het aan te raden om ook te controleren voor andere protectieve factoren zoals de band tussen moeders en adolescenten.

Ondanks het ontbreken van de modererende rol van zelfbeeld werd in het huidige onderzoek wel gevonden dat adolescenten met een hoger zelfbeeld minder internaliserend probleemgedrag vertonen. Deze bevinding komt overeen met het onderzoek van Veselska et al. (2009) waarin een positief zelfbeeld kan worden gezien als een kenmerk van de geestelijke gezondheid. De relatie tussen zelfbeeld en externaliserend probleemgedrag daarentegen is niet gevonden in het huidig onderzoek. Ten slotte ervaren vrouwelijke adolescenten meer

internaliserend probleemgedrag dan mannelijke adolescenten. Voor externaliserend probleemgedrag is daarentegen geen verschil tussen jongen en meisjes aangetoond.

(21)

Er zijn een aantal beperkingen in het huidige onderzoek te noemen. Een belangrijke beperking is dat er weinig sprake was van stigmatisering. In het huidige onderzoek is gebleken dat slechts vijf procent van de adolescenten enige vorm van stigmatisering ervaart en de overige adolescenten (vrijwel) geen stigmatisering ervaren, in tegenstelling tot de NLLFS-studie waarin 41 procent van de adolescenten heeft aangegeven stigmatisering te ervaren (Bos & Gartrell, 2010). Echter is stigmatisering verschillend gemeten, aangezien dit bij de NLLFS-studie aan de hand van 1 dichotoom werd gemeten en in het huidige onderzoek

aan de hand van 14 items op een 3-punts schaal. Daarnaast is de NLLFS-studie uitgevoerd bij

Amerikaanse adolescenten en het huidige onderzoek richt zich tot Nederlandse adolescenten. Nederland is een liberaal land waar minder stigmatisering heerst bij lesbische gezinnen vergeleken met de Verenigde Staten, vanwege de grotere mate van acceptatie en wettigheid van het huwelijk van dezelfde sekse (Bos, Gartrell, Balen, Peyser, & Sandfort, 2008).

Tevens is er in het huidige onderzoek sprake van weinig probleemgedrag bij

adolescenten en een boven gemiddeld opleidingsniveau van de moeders. Gemiddeld zijn in Nederland minder dan 30% van de vrouwen hoogopgeleid, 40% middelhoog en 30%

laagopgeleid (CBS, 2012). In dit onderzoek waren dat respectievelijk 42.0%, 50.7% en 7.2%, zeker laagopgeleide moeders waren dus ondervertegenwoordigd. Uit eerder onderzoek blijkt dat een toename van gezinsinkomen kan zorgen voor een vermindering van mentale

gezondsheidsproblemen (depressies en antisociaal gedrag) bij kinderen (Strohschein, 2005). Het gemiddelde hoge opleidingsniveau van de moeders kan dus een reden zijn waarom er een lage mate van probleemgedrag was.

In het huidige onderzoek was er ook weinig spreiding wat betreft zelfbeeld, vrijwel alle adolescenten scoorden hoog op zelfbeeld. Dit kan komen doordat adolescenten van lesbische gezinnen over een hoger zelfbeeld te beschikken vergeleken met adolescenten die zijn opgegroeid in traditionele gezinnen van een vader en een moeder (Golombok & Badger,

(22)

2009). Voor probleemgedrag en zelfbeeld kunnen ook sociaal wenselijke antwoorden een rol hebben gespeeld. Daarnaast is het mogelijk dat dit te wijten is aan de zelfrapportages van de adolescenten die in het huidig onderzoek zijn gebruikt voor het meten van probleemgedrag, waardoor er sprake is van een onderschatting van het werkelijke gedrag (Podsakoff & Organ,

1986).                        

  Uit onderzoek van Kraemer et al. (2003) blijkt dat er meer betrouwbare en valide

metingen worden verkregen bij het gebruik van meerdere informaten voor het meten van psychologische problemen. Voor vervolgonderzoek wordt het daarom aangeraden meerdere informanten te gebruiken, zoals ook rapportages van de moeders en/of docenten.

Conclusie

Kortom, er kan worden geconcludeerd dat adolescenten die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen en een hogere mate van stigmatisering ervaren, meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag vertonen dan adolescenten die minder stigmatisering ervaren. Zelfbeeld lijkt geen modererende rol te spelen in deze relatie van stigmatisering en

probleemgedrag bij adolescenten. Daarom is het van belang voor vervolgonderzoek om ook andere protectieve factoren te onderzoeken die bescherming kunnen bieden tegen de

negatieve gevolgen van stigmatisering, zoals openheid tonen over het stigma en een hechte band van adolscenten met hun moeders. Daarnaast wordt het voor vervolgonderzoek aangeraden om meerdere informanten te gebruiken om probleemgedrag te meten en om sociaal wenselijke antwoorden te verminderen. Ten slotte zorgt het liberale klimaat van Nederland mogelijk voor een verzachtend beeld en zou vergelijkbaar onderzoek naar de rol van zelfbeeld in de relatie tussen stigmatisering en probleegedrag onder adolesecenten van lesbische moeders in andere landen sterkere uitkomsten kunnen laten zien.

Een hoog zelfbeeld heeft geen bewezen beschermende invloed bij adolescenten die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen in Nederland in het verminderen van de relatie

(23)

tussen stigmatisering en probleemgedrag. Echter blijkt er wel een direct effect te zijn van zelfbeeld op internaliserend probleemgedrag waardoor dit reden biedt om zelfbeeld in interventies te verwerken. Omdat er sprake is van meer internaliserend probleemgedrag bij vrouwelijke dan bij mannelijke adolescenten zou de focus in eerste instantie op vrouwelijke adolesecenten in interventies moeten liggen. Omgaan met stigmatisering leidt tot meer probleemgedrag voor adolescenten die zijn geboren in geplande lesbische gezinnen en dit moet vanzelfsprekend een belangrijk speerpunt blijven in interventies.

(24)

Referenties

Achenbach, T. M., & Rescorla, L. A. (2001). Manual for the ASEBA school-age forms and profiles. Burlington: University of Vermont Research Center for Children, Youth, & Families

Baumrind, D. (1995). Commentary on sexual orientation: Research and social policy implications. Developmental Psychology, 31(1), 130-36. doi: 10.1037/0012 1649.31.1.130

Bos, H., & Gartrell, N. (2010). Adolescents of the USA National Longitudinal Lesbian Family Study: Can family characteristics counteract the negative effects of stigmatization?

Family Process, 49(4), 559-572. doi: 10.1111/(ISSN)1545-5300

Bos, H. M., Gartrell, N. K., Balen, F., Peyser, H., & Sandfort, T. G. (2008). Children in planned lesbian families: A cross-­‐cultural comparison between the United States and the Netherlands. American Journal of Orthopsychiatry, 78(2), 211-219. doi:

10.1037/a0012711

Bos, H. M. W., & Van Balen, F. (2008). Children in planned lesbian families: Stigmatisation, psychological adjustment and protective factors. Culture, Health & Sexuality, 10(3), 221-236. doi: 10.1080/13691050701601702

Bos, H. M. W., Van Balen, F., & Van den Boom, D. C. (2004a). Experience of parenthood, couple relationship, social support, and child-rearing goals in planned lesbian mother families. Journal of Child Psychology and Psychiatry45(4), 755-764. doi:

10.1111/j.1469-7610.2004.00269.x

Bos, H. M., Van Balen, F., Van Den Boom, D. C., & Sandfort, T. G. (2004b). Minority stress, experience of parenthood and child adjustment in lesbian families. Journal of

(25)

Reproductive and Infant Psychology, 22(4), 291-304. doi: 10.1080/02646830412331298350

Buckner, J. C., Mezzacappa, E., & Beardslee, W. R. (2003). Characteristics of resilient youths living in poverty: The role of self-regulatory processes. Development and

Psychopathology, 15(1), 139-162. doi:10.1017.S0954579403000087

Cameron, P., Cameron, K., & Landess, T. (1996). Errors by the American Psychiatric Association, the American Psychological Association, and the National Educational Association in representing homosexuality in amicus briefs about Amendment 2 to the US Supreme Court. Psychological Reports, 79(2), 383-404.

Dekovic, M. (1999). Risk and protective factors in the development of problem behavior during adolescence. Journal of Youth and Adolescence 28(6), 667-685.doi: 10.1023/A:1021635516758

Dumont, M., & Provost, M. A. (1999). Resilience in adolescents: Protective role of social support, coping strategies, self-esteem, and social activities on experience of stress and

depression. Journal of Youth and Adolescence, 28(3), 343-363. doi:

10.1023/A:1021637011732

Falk, G. (2001). Stigma: How we treat outsiders. Prometheus Books

Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A. G. (2009). Statistical power analyses using G* Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses. Behavior Research

Methods, 41(4), 1149-1160. doi:10.3758/BRM.41.4.1149

(26)

Gartrell, N., & Bos, H. (2010). US National Longitudinal Lesbian Family Study:

Psychological adjustment of 17-year-old adolescents. Pediatrics, 126(1), 28-36. doi: 10.1542/peds.2009-3153

Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the Management of Spoiled Identity. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall

Golombok, S., & Badger, S. (2010). Children raised in mother-headed families from infancy: a follow-up of children of lesbian and single heterosexual mothers, at early adulthood.

Human Reproduction, 25(1), 150-157. doi: 10.1093/humrep/dep345

Gray-Little, B., Williams, V. S., & Hancock, T. D. (1997). An item response theory analysis of the Rosenberg Self-Esteem Scale. Personality and Social Psychology Bulletin,

23(5), 443-451. doi: 10.1177/0146167297235001

Kraemer, H. C., Measelle, J. R., Ablow, J. C., Essex, M. J., Boyce, W. T., & Kupfer, D. J. (2003). A new approach to integrating data from multiple informants in psychiatric assessment and research: Mixing and matching contexts and perspectives. American

Journal of Psychiatry, 160(9), 1566-1577. doi: 10.1176/appi.ajp.160.9.1566

LeBel, T. P. (2008). Perceptions of and responses to stigma. Sociology Compass, 2(2), 409

432. doi: 10.1111/j.1751-9020.2007.00081.x

Link, B. G., Struening, E. L., Neese-Todd, S., Asmussen, S., & Phelan, J. C. (2002). On describing and seeking to change the experience of stigma. Psychiatric Rehabilitation

Skills, 6(2), 201-231. doi: 10.1080/10973430208408433

Nederlands Jeugd Instituut. (2016). Retrieved from

http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Instrumenten/Zoek-een-instrument/Child

(27)

Patterson, C. J. (2006). Children of lebian and gay parents. Current Directions in Psychological Science, 15(5), 241-244. doi: 10.1111/j.1467-8721.2006.00444.x

Podsakoff, P. M., & Organ, D. W. (1986). Self-reports in organizational research: Problems

and prospects. Journal of Management, 12(4), 531-544. doi:

10.1177/014920638601200408

Reijntjes, A., Kamphuis, J. H., Prinzie, P., & Telch, M. J. (2010). Peer victimization and internalizing problems in children: A meta-analysis of longitudinal studies. Child Abuse & Neglect, 34(4), 244-252. doi: 10.1016/j.chiabu.2009.07.009

Reijntjes, A., Kamphuis, J. H., Prinzie, P., Boelen, P. A., Van der Schoot, M., & Telch, M. J. (2011). Prospective linkages between peer victimization and externalizing problems in children: A meta-­‐analysis. Aggressive Behavior, 37(3), 215-222. doi: 10.1002/ab.20374

Rosenberg, M. (1979). Conceiving the self. New York: Basic Books

Shapiro, D. N., Peterson, C., & Stewart, A. J. (2009). Legal and social contexts and mental health among lesbian and heterosexual mothers. Journal of Family Psychology, 23(2), 255-262. doi: 10.1037/a0014973

Strohschein, L. (2005). Household income histories and child mental health trajectories.

Journal of Health and Social Behavior, 46(4), 359-375. doi:

10.1177/002214650504600404

Van der Avort, A. J. P. M., Cuyvers, P., & De Hoog, K. (1996). Het Nederlandse gezinsleven aan het eind van de twintigste eeuw [Dutch family life at the end of the 20th century].

(28)

Van Gelderen, L., Gartrell, N. N., Bos, H. M. W., & Hermanns, J. M. A. (2012a). Stigmatization and promotive factors in realtion to psychological health and life satisfaction of adolescents in planned lesbian families. Journal of Family Issues, 34(6), 809-827. doi: 10.1177/0192513X12447269

Van Gelderen, L., Gartrell, N., Bos, H. M., Van Rooij, F. B., & Hermanns, J. M. (2012b). Stigmatization associated with growing up in a lesbian-parented family: What do adolescents experience and how do they deal with it?. Children and Youth Services

Review, 34(5), 999-1006. doi: 10.1016/j.childyouth.2012.01.048

Van Rijn-van Gelderen, L., Bos, H. M., & Gartrell, N. K. (2015). Dutch adolescents from lesbian parent families: How do they compare to peers with heterosexual parents and what is the impact of homophobic stigmatization?. Journal of Adolescence, 40, 65-73.

doi: 10.1016/j.adolescence.2015.01.005

Verhulst, F. C., Van der Ende, J., & Koot, H. M. (1997). Handleiding voor de Youth Self-Report. Rotterdam: Afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie Sophia Ziekenhuis/

Academisch Ziekenhuis Rotterdam/Erasmus Universiteit Rotterdam

Veselska, Z., Geckova, A. M., Orosova, O., Gajdosova, B., van Dijk, J. P., & Reijneveld, S. A. (2009). Self-esteem and resilience: The connection with risky behavior among

(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het verschil tussen wel of niet in folie verpakken is overduidelijk na één week bewaren; links na bewaring alleen in kartonnen interieur, rechts na bewaring in folie..

De oorspronkelijke insteek van dit onderzoek was om Meduza in Riga te bezoeken en ter plaatse veldonderzoek te doen en interviews te houden met de journalisten aldaar. Door

In dit hoofdstuk van mijn scriptie zal ik mijn onderwerp in context plaatsen door allereerst te kijken hoe journaals gericht op volwassenen omgaan met heftige gebeurtenissen. Dit

Dat is ook de exit-strategie, op het moment dat Mali wel in staat is om zelf veiligheid te verzorgen voor de bevolking dan is MINUSMA overbodig, vraag is alleen wanneer gaat

In order to answer the second sub-question “how does the intersectional nature of hegemonic femininity manifest within the various understandings of the feminists

Note that you also need to hand in 4 hard copies of the master thesis and a CD/DVD with felevant data material to the supervisor. addition you are asked to send an abstract (max.

“OER are teaching, learning and research materials in any medium – digital or otherwise – that reside in the public domain or have been released under an open license that

The superiority of percutaneous hepatic perfusion with melphalan (M-PHP) over best available care in controlling liver disease in patients with metastases from ocular and