• No results found

Impactvolle onderwerpen in kinderjournaals: hoe kinderjournaals in verschillende landen omgaan met onderwerpen als aanslagen en natuurrampen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Impactvolle onderwerpen in kinderjournaals: hoe kinderjournaals in verschillende landen omgaan met onderwerpen als aanslagen en natuurrampen"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Impactvolle onderwerpen in

kinderjournaals

Hoe kinderjournaals in verschillende landen omgaan met onderwerpen

als aanslagen en natuurrampen

Anouk Kauffeld Studentnummer: 11780819 Masterscriptie Journalistiek en Media Universiteit van Amsterdam Begeleider: Erik Borra Tweede lezer: Pauline van Romondt Vis Woordenaantal: 22 744 Datum: 17 februari 2019

(2)

2

Journalistiek Verslag

Redacties van kinderjournaals zetten allerhande technieken in om heftige onderwerpen zoals aanslagen en natuurrampen geschikt te maken voor de jonge kijker. Groot nieuws moet worden gebracht, maar dan wel zonder de heftigste beelden te laten zien en liefst met een positieve insteek. Dat blijkt uit het afstudeeronderzoek van Anouk Kauffeld.

Reguliere nieuwsuitzendingen kunnen angst veroorzaken bij kinderen. Onderwerpen zoals moord en natuurgeweld, de beelden daarvan of enkel het idee van gevaar kan kinderen beangstigen. Aan kinderjournaals de taak om deze onderwerpen geschikt te maken voor de doelgroep.

Een kleine twintig jaar geleden werd voor het laatst onderzoek gedaan naar hoe destijds het Jeugdjournaal omging met impactvolle onderwerpen. Heftige beelden werden vermeden en kinderen werden gerustgesteld door experts of door de gebeurtenis te belichten vanuit het perspectief van een kind. Maar hoe gebeurt dat vandaag de dag?

Uit een casestudie naar verschillende impactvolle onderwerpen en interviews met redacteurs van vijf kinderjournaals komt naar voren dat vooral een positieve insteek wordt gekozen. Redacteurs voelen de verantwoordelijkheid berichten te brengen, zeker als kinderen deze elders toch wel oppikken – ze zien liever dat kinderen het nieuws van hen krijgen met duiding, dan dat kinderen zelf op zoek gaan naar informatie. Het kinderjournaal moet een veilige plek zijn waar nieuws wordt gebracht op zo’n manier dat het positieve naar voren komt. Want, zo wordt gedacht, in ieder verschrikkelijk verhaal zit ook ergens nog iets moois.

Zo spreken kinderen op camera uit dat ze verdrietig zijn, maar dat ze zich na bijvoorbeeld de aanslagen in Parijs en Manchester niet bang willen laten maken. Kaarsjes, bloemen en rouwende mensen vullen het beeld. Heftige beelden van doden, gewonden en geweld worden gemeden en van amateurbeelden wordt relatief weinig gebruik gemaakt.

In de items verteld de verslaggever of presentator dat dit nieuws nog altijd uitzonderlijk is, of legt uit wat de politie doet om de veiligheid te bewaren – duiding om te zorgen dat kinderen niet extra bang worden. Ook wordt benadrukt dat kinderen vooral over de gebeurtenis moeten praten, waarop een verwijzing naar een speciale webpagina of bijvoorbeeld de Vlaamse kindertelefoon verschijnt.

Na een natuurramp worden smartphonebeelden van de verwoesting getoond, maar nooit van al te dichtbij. Op deze amateurbeelden zien we ook kinderen die lokaal verslag doen om het zo voor de jonge kijker eenvoudiger te maken zich in te leven, maar vaak ook met een positieve insteek omdat de kinderen de wederopbouw kunnen laten zien. Dit is terug te zien in de meeste items rondom

(3)

3 natuurrampen; het perspectief verschuift van de verwoesting naar de wederopbouw en inzamelingsacties voor het Rode Kruis.

Om angstige gevoelens bij kinderen verder te voorkomen na berichtgeving over impactvolle onderwerpen worden details weggelaten, want de gedachte is dat kinderen niet hoeven te weten hoe een aanslag of moord precies gepleegd is. Heftige informatie die wel belangrijk wordt geacht, komt terug in het item, maar kan ook door de presentator verteld worden – zo hoeft hier geen heftig beeld bij te worden gebruikt.

Kort samengevat worden extreem heftige onderwerpen als aanslagen niet gemeden in de kinderjournaals. Toch gaan de redacties hier wel voorzichtig mee om door heftige details en vooral beelden weg te laten. Rouw, hulp en saamhorigheid voeren de boventoon – zeker nadat de eerste berichtgeving is geweest – en kinderen delen hun ervaringen en gevoelens. Al deze technieken worden ingezet om kinderen gerust te stellen met als één van de belangrijkste strategieën om te allen tijde een positief aspect te benadrukken.

Voor dit onderzoek werden items van kinderjournaals uit Nederland (Jeugdjournaal), België (Karrewiet), Suriname (10 Minuten Jeugdjournaal), Duitsland (Logo!) en Australië (Behind the News) bekeken. Verder werden interviews afgenomen met makers van Karrewiet, Logo! en Behind the News.

(4)

4

Inhoud

1. Inleiding ... 6

2. Theoretisch Kader... 10

2.1 Impactvolle onderwerpen in de reguliere media ... 10

2.2 Media en kinderen ... 13

2.3 Stijl- en inhoudskeuzes voor kinderjournaals ... 16

2.4 Impactvolle onderwerpen in kinderjournaals ... 18

2.4.1 Oorlog als onderwerp ... 19

2.4.2 Weergave van geweld ... 19

3. Context ... 24

3.1 De gekozen kinderjournaals ... 24

3.2 Vier casussen voor analyse ... 25

4. Methode ... 27

4.1 Operationalisatie ... 27

4.2 Inhoudsanalyse ... 28

4.3 Interviews ... 31

4.4 Beperkingen van het onderzoek ... 34

5. Resultaten ... 36

5.1 De uitzending als geheel ... 36

5.1.1 Wel of geen aandacht? ... 36

5.1.2 De plaats in de uitzending ... 39

5.2 Het item als geheel ... 41

5.2.1 Focus ... 41

5.2.2 Invalshoek ... 41

5.2.3 Geruststelling ... 43

5.2.3.1 Positiviteit ... 45

5.2.3.2 Reacties van kinderen ... 46

5.2.3.3 Duiding ... 47

5.2.3.4 Verwijzing ... 48

5.2.3.5 Details en presentatie ... 49

5.3 Het item in detail ... 50

5.3.1 Beeldgebruik ... 50

5.3.2 Inhoud van het gekozen beeld ... 52

5.3.2 Geluid ... 55

(5)

5 6.1 Samenvatting ... 57 6.2 Bijdragen... 61 6.3 Beperkingen... 62 6.4 Vervolgonderzoek ... 63 Bibliografie ... 65

Bijlage 1 – Initiële codeboek... 68

Bijlage 2 – Volledig codeboek ... 70

Bijlage 3 – Overzicht afleveringen en items inhoudsanalyse ... 73

Bijlage 4 – Vragenlijst interviews ... 75

Bijlage 5 – Resultaten inhoudsanalyse ... 78

(6)

6

1. Inleiding

Nieuwsmedia gericht op kinderen hebben het doel nieuwsonderwerpen geschikt te maken voor de belevingswereld van kinderen. Zo wordt het taalgebruik vereenvoudigd, wordt de politieke context buiten beschouwing gelaten en wordt de invalshoek gekozen zodat deze relevant is voor kinderen (Matthews, 2008). Deze aanpak wordt toegepast op allerlei onderwerpen in kinderjournaals, maar welke aanpak geldt voor heftige onderwerpen zoals terroristische aanslagen en dreigingen? De afgelopen jaren maakten de reguliere journaals items over aanslagen, terreurdreiging en de vluchtelingencrisis: impactvolle onderwerpen waarbij heftige beelden niet werden geschuwd. Journalisten besloten beeld als de onthoofdingsvideo van IS, maar ook de foto van het overleden vluchtelingenjongetje Aylan Kurdi uit te zenden en te gebruiken. Niet alleen kranten en journaals verspreiden deze media, maar ook via sociale media bereikt dit nieuws volwassenen én kinderen.

Dergelijke onderwerpen worden in reguliere media expliciet belicht vanwege de hoge nieuwswaardigheid. Hierin spelen factoren als grootte, het aantal slachtoffers of de impact; negatief of slecht nieuws; en relevantie of herkenbaarheid voor de doelgroep een rol (Harcup & O'Neill, 2001). Hoewel deze nieuwswaarden voor een regulier journaal reden kunnen geven tot het brengen van een onderwerp en gebruiken van schokkend nieuws, speelt bij kinderen het effect dat deze items kunnen hebben een rol.

Onderzoek toont aan dat geweld in de media angst kan veroorzaken bij kinderen (Wilson, et al., 2002). Hier dienen kinderjournaals rekening mee te houden wanneer ze ervoor kiezen een onderwerp mee te nemen in het journaal van die dag. Zij richten zich op een leeftijdsgroep tussen de acht en dertien jaar – een leeftijd waarop nieuws angst kan veroorzaken. Wat ook meespeelt is dat ook leeftijdsgenoten slachtoffer kunnen zijn van dergelijke gebeurtenissen, met als extreem voorbeeld de aanslag op het concert van Ariana Grande waarbij veel kinderen aanwezig waren. Naar de manier waarop de kinderjournaals de berichten rondom impactvolle onderwerpen vormgeven is weinig bekend.

In mijn onderzoek wil ik nagaan hoe nieuwsmedia gericht op kinderen tussen de acht en dertien jaar deze onderwerpen geschikt maken voor hun publiek en welke overwegingen ze daarbij maken. Dit is relevant gezien de angst die reguliere nieuwsberichten kunnen veroorzaken en de rol van kinderjournaals om nieuws te brengen gericht op kinderen. In 2002 werd door De Vries al eens onderzocht welke strategieën het Jeugdjournaal hanteert bij de berichtgeving over impactvolle

onderwerpen in kinderjournaals1, maar sindsdien is hier nauwelijks onderzoek naar verricht. Om een

1 Dit betreft een niet gepubliceerde masterscriptie, waarvan de resultaten zijn samengevat in een later artikel

van De Vries en Walma van der Molen (Walma van der Molen & De Vries, Violence and consolation: September 11th 2001 covered by the Dutch children's news, 2003)

(7)

7 breder beeld te geven van hoe kinderjournaals vandaag de dag omgaan met dergelijke onderwerpen zal ik de aanpak van kinderjournaals in verschillende landen onderzoeken – het Nederlandse Jeugdjournaal, maar ook kinderjournaals uit België, Duitsland, Australië en Suriname. Hiermee zal ik een antwoord proberen te vinden op de centrale vraag van mijn onderzoek:

Hoe worden impactvolle onderwerpen zoals aanslagen en natuurrampen door de redacties van kinderjournaals gebracht zodat deze geen onnodige angst veroorzaken bij de doelgroep?

Door de spreiding in kinderjournaals en een variatie aan casussen, zowel aanslagen als natuurrampen, probeer ik een zo compleet mogelijk beeld te geven van de weergave van dergelijke onderwerpen. Daarbij zal ik me niet enkel richten op de gebruikte strategieën, maar ook op de achterliggende motivaties in de onderwerpkeuze, de keuze voor beeld en de besluiten om iets niet te bespreken of te tonen. Dit is relevant in een tijd waarin alles zichtbaar is via sociale media – 59 procent van de Europese jongeren tussen de negen en zestien jaar heeft een profiel op sociale media (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2012). Van deze groep maakt het overgrote deel wekelijks (33 procent) of zelfs dagelijks (60 procent) gebruik van internet. Daarmee heeft het overgrote deel van de doelgroep van de kinderjournaals – tussen de acht en dertien jaar – toegang tot informatie op internet en een groot deel een profiel op sociale media. Internet is dan ook het meest gebruikte medium onder jongeren, op de voet gevolgd door televisie (Stichting Kennisnet, 2017) (Roy Morgan Research, 2017). Echter, internet wordt door de jaren heen voornamelijk gebruikt voor communicatie, entertainment en schoolwerk en niet voor nieuwsconsumptie (Mascheroni & Cuman, 2014). Daarmee zijn de kinderjournaals op televisie nog altijd relevant, maar staan zij in de berichtgeving wel onder druk van de sociale media waar alles zichtbaar is.

Om tot een antwoord te komen op mijn onderzoeksvraag zal ik een aantal deelvragen beantwoorden:

1. Welke impactvolle onderwerpen worden weergegeven in kinderjournaals? 2. Hoe worden impactvolle onderwerpen weergegeven in kinderjournaals?

3. Welke strategieën worden toegepast om de onderwerpen geschikt te maken voor de jonge doelgroep?

4. Wat zijn de achterliggende motivaties van de makers voor deze keuzes? 5. Hoe verhouden deze weergaven en motivaties zich tot de literatuur over de

belevingswereld van kinderen?

Voor het beantwoorden van deze vragen zal ik een tweeledig onderzoek verrichten. Enerzijds een inhoudsanalyse van een aantal items uit de verschillende journaals om te achterhalen welke en hoe

(8)

8 impactvolle onderwerpen worden weergegeven. Anderzijds semigestructureerde interviews met redacteurs van kinderjournaals om ook de strategieën en motivaties voor gemaakte keuzes te achterhalen. De resultaten voor de verschillende redacties zal ik vervolgens onderling vergelijken. Ook zal ik bekijken hoe deze resultaten zich verhouden tot de literatuur over de belevingswereld van kinderen.

Mijn onderzoek kan een bijdrage leveren aan de literatuur over de representatie van geweld en conflicten in media. Waar eerder onderzoek ingaat op de representatie in nieuws voor volwassenen, zal ik me specifiek richten op de weergave van sensitieve onderwerpen in kinderjournaals.

Bestaande literatuur aangaande geweld in de media, gegeven de jonge doelgroep, richt zich veelal op de perceptie van kinderen en de effecten die berichtgeving over geweld in de media kan hebben op de doelgroep. Over de totstandkoming van deze berichtgeving is minder bekend. De onderzoeken die zijn gedaan richten zich globaal op de inhoud van items over conflicten en oorlogen. De laatste, en voor zover bekend enige, casestudie betreft die van Walma van der Molen en De Vries (2003), die de berichtgeving van het Jeugdjournaal over 9/11 onderzochten. Met mijn onderzoek wil ik een aanvulling geven op deze literatuur door nieuwe casussen te bespreken – zowel aanslagen als natuurrampen – en inzicht geven in de gemaakte keuzes door betrokken redacteurs van verschillende kinderjournaals, om zo een completer beeld te geven van de aanpak van kinderjournaals in verschillende landen.

Het domein van het onderzoek is Journalism Studies, maar grenst daarbij ook aan psychologisch onderzoek en communicatiewetenschap. Voor Journalism studies sluit het aan op onderzoek naar de productie van (nieuws)media. Hierin is met name onderzoek gedaan naar de productie van reguliere journaals en in mindere mate naar kinderjournaals. Dit onderzoek sluit daarbij aan door inzicht te geven in de productie van kinderjournaals, specifiek in het geval van heftige onderwerpen. Mijn onderzoek sluit eveneens aan op eerdere literatuur over de weergave van heftige onderwerpen in nieuwsmedia en daarmee op het debat aangaande de representatie van sensitieve onderwerpen in nieuwsmedia.

Voor de praktijk kan mijn onderzoek inzicht geven in hoe verschillende redacties van kinderjournaals uit verschillende landen in deze tijd met heftige onderwerpen omgaan en welke overwegingen daarbij gemaakt worden.

Deze scriptie bestaat uit zeven hoofdstukken, waarvan deze inleiding de eerste. In hoofdstuk 2 zal ik de onderliggende concepten voor mijn onderzoek toelichten, alsook eerder en aangrenzend onderzoek naar de representatie van impactvolle onderwerpen in nieuwsmedia voor kinderen en volwassenen. In hoofdstuk 3 zal ik de context toelichten waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt, waarna ik in hoofdstuk 4 de gebruikte methode zal bespreken. In hoofdstuk 5 komen de resultaten en de

(9)

9 bespreking daarvan aan bod. Als laatste zal ik in hoofdstuk 6 de deelvragen en de centrale vraag van mijn onderzoek beantwoorden, alsook de implicaties voor de wetenschap en praktijk, beperkingen van mijn onderzoek en suggesties voor verder onderzoek bespreken.

(10)

10

2. Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk van mijn scriptie zal ik mijn onderwerp in context plaatsen door allereerst te kijken hoe journaals gericht op volwassenen omgaan met heftige gebeurtenissen. Dit geeft tevens een eerste inzicht in wat voor soort strategieën toegepast kunnen worden. Vervolgens zal ik ingaan op de invloed van dergelijke berichtgeving op kinderen en het mediagebruik van kinderen. Zoals gesteld in de inleiding sluit dit onderzoek aan op eerdere literatuur over de productie van in dit geval kinderjournaals. Daarom zal ik nagaan hoe dergelijke journaals worden vormgegeven, waarna ik in de laatste sectie in zal gaan op eerder onderzoek naar geweld en impactvolle onderwerpen in kinderjournaals.

2.1 Impactvolle onderwerpen in de reguliere media

Binnen mijn onderzoek richt ik me op hoe impactvolle onderwerpen worden weergegeven in kinderjournaals. Daarvoor is het interessant om eerst te kijken hoe rampen worden gerepresenteerd in media gericht op volwassenen – in de rest van dit onderzoek aangeduid als reguliere media – omdat items in deze vorm angst kunnen veroorzaken bij kinderen, zoals ik verder zal toelichten in sectie 2.2. Mediaonderzoeker en expert op het gebied van mediahypes en rampen Peter Vasterman definieert rampen als volgt:

Acute collectieve gebeurtenissen die als traumatisch worden ervaren die plotseling ontstaan. Ze kunnen resultaat zijn van de natuur (e.g. orkanen, overstromingen, aardbevingen) of van menselijke aard (e.g. vliegtuigcrashes, ongelukken in de industrie, terroristische aanslagen). (Vasterman, Yzermans, & Dirkzwager, 2005, p. 107)

Dergelijke gebeurtenissen voldoen aan een aantal nieuwswaarden zoals de omvang en impact, de onverwachtheid van het gebeuren, en het slechte nieuws dat ze brengen (Harcup & O'Neill, 2001). Dat maakt deze gebeurtenissen tot ideale onderwerpen voor nieuwsmedia (Vasterman, 2008). Daarnaast zijn deze onderwerpen nieuwswaardig door de emotie die ze kunnen oproepen: woede, ongerustheid, en sympathie (Kitch, 2009).

De berichtgeving over rampen kent drie fases (Vasterman, Yzermans, & Dirkzwager, 2005). In de eerste fase, waarin het harde nieuws wordt gebracht, worden veelal woordvoerders aan het woord gelaten. Als er steeds minder ‘hard nieuws’ beschikbaar is verschuift de focus naar achtergrondverhalen, de tweede fase. Deze zijn als follow-up opnieuw nieuwswaardig (Harcup & O'Neill, 2001). De achtergrondverhalen kennen twee vormen: human interest, waarbij wordt ingegaan op bijvoorbeeld de slachtoffers, en de vraag wie schuldig is, waarbij de bestuurlijke kant een rol speelt (Vasterman,

(11)

11 2008). De derde fase, de nasleep, omvat nieuwberichten naar aanleiding van nieuwe inzichten, rapporten of bestuurlijke veranderingen.

In de berichtgeving kunnen de journalisten voor verschillende invalshoeken kiezen, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen een neutrale weergave die de gebeurtenis in context plaats, of een meer dramatische en eenzijdige weergave (Vasterman, Yzermans, & Dirkzwager, 2005). Nieuws draait niet alleen om de harde feiten, maar ook om de emoties die veelal terugkomen in berichtgeving; een resultaat van de sensatiezucht in journalistiek (Kitch, 2009).

Journalisten zoeken naar narratieven die geruststellen bij het brengen van nieuws over natuurrampen en aanslagen, waarbij zij zich focussen op het narratief waarin de ‘gewone burger’ centraal staat (Kitch, 2009). Hiermee maken ze identificatie met het nieuws en de slachtoffers mogelijk en persoonlijk. Kitch (2009) stelt dat journalisten veelal gebruik maken van beelden van (gezamenlijke) rouw. Door deze aanpak zou het nieuws over een extreme en uitzonderlijke gebeurtenis een verhaal worden dat iedereen aanspreekt.

Vasterman (2008) onderkent het narratief van de gewone burger, dat voortkomt uit de verschuiving van het perspectief van de autoriteiten naar dat van de gewone burger in de jaren negentig, als gevolg van de opkomst van commerciële media. Deze stroming, de human interest kant, kenmerkt zich door de persoonlijke ervaringen van betrokkenen die uitgelicht worden in (nieuws)media. Kitch (2009) onderscheidt daarbij ook het thema van de heldendaad, trots en saamhorigheid, waarvan ik verwacht dat het samenhangt met de Amerikaanse cultuur waarin zij haar onderzoek verrichtte en dus niet terug zal komen in de items onderzocht binnen mijn onderzoek.

Het narratief van de gewone burger bij de berichtgeving over rampen resulteert in herkenning bij de kijker; het maakt inleving mogelijk. Echter, dit narratief kan ook stress met zich meebrengen door het herhaaldelijk zien van schokkende beelden en geconfronteerd worden met de gebeurtenis (Vasterman, 2008). Dit geldt voor zowel de directe slachtoffers als voor personen die niets met de ramp te maken hebben.

Naast het narratief van de gewone burger onderscheidt Vasterman, in tegenstelling tot Kitch, nog een mogelijk narratief: dat van de schuldvraag. Hierin staat de vraag hoe de ramp kon gebeuren, wie schuldig is en of er juist gehandeld is centraal (Vasterman, 2008). Hierin ontstaan frames over bijvoorbeeld verkeerd handelen waarbij alles wat met de gebeurtenis te maken heeft kan leiden tot nieuwe berichten. Dit narratief wordt gevoed door de het gevoel van een heersende dreiging in de maatschappij (Vasterman, 2008).

Een andere techniek die gebruikt wordt is om de gebeurtenis te vergelijken met soortgelijke gebeurtenissen in het verleden, bij voorkeur een gebeurtenis met een duidelijke afsluiting en een positieve draai (Hoskins, 2006). Dit zou het publiek gerust moeten stellen.

(12)

12 Voor de items uit de kinderjournaals verwacht ik dat de invalshoek van de burger eveneens gebruikt wordt voor heftige onderwerpen. De invalshoek van de autoriteit acht ik minder voor de hand liggend gezien de leeftijd en de (voor)kennis van de doelgroep.

Naast het gekozen narratief of frame speelt ook de keuze voor het gebruikte beeld een rol. Na de aanslagen van 9/11, bijvoorbeeld, was ruimschoots beeld aanwezig: van cameraploegen, fotografen en omstanders. Journalisten en redacteurs staan voor de keuze wat de doen met dergelijke beelden. Naar aanleiding van de publicatie van verschillende expliciete foto’s van 9/11 in verschillende Amerikaanse kranten deden Kratzer et al. (2003) onderzoek naar welke foto’s werden gebruikt en hoe de keuze voor publicatie tot stand kwam. Hieruit komt naar voren dat bij de keuze veelal privacy van het slachtoffer, de reactie van de lezer en de nieuwswaardigheid van de foto tegen elkaar werden afgewogen. Het overgrote deel van de redacties koos ervoor om schokkende en expliciete foto’s te plaatsen met de gedachte dat het publiek niet beschermd diende te worden, maar geïnformeerd over en geconfronteerd met de ernst van de situatie. Deze ernst woog zwaarder dan het ‘sensatiegehalte’ van de foto’s en de mogelijke reacties van de lezers van de kranten. Ook de identificatie van de lezer met de slachtoffers en de gebeurtenis werd als reden genoemd om expliciete beelden juist te publiceren. Kranten die de beelden niet publiceerden deden dit vanuit het oogpunt om de lezer te beschermen voor de extreme beelden.

Met de technologische ontwikkelingen van de laatste decennia veranderde ook de manier waarop nieuws ontvangen wordt; schermen zijn overal aanwezig en nieuwsmedia zenden de klok rond uit. Daarbovenop komt de mogelijkheid van omstanders en slachtoffers om met de camera van een smartphone beelden te maken en te verspreiden. Dit heeft ertoe geleid dat berichtgeving flexibeler is en dichterbij de gebeurtenis kan komen (Hoskins, 2006). Het leidt er ook toe dat beelden nog zelden worden geschuwd: als ze ergens gepubliceerd zijn, zijn ze onderdeel geworden van het publieke domein en is er geen reden de beelden niet te reproduceren (Hoskins, 2006). Hoskins noemt als voorbeeld de bomaanslag in Londen op 7 juli 2005, waarbij amateurbeelden werden ingezet bij de berichtgeving in de media. Deze beelden, opgenomen met een mobiele telefoon, zorgden ervoor dat de ramp van dichterbij te zien was dan voorheen gebruikelijk was. De kwaliteit, overduidelijk van een telefoon, gaf het idee direct aanwezig te zijn (Hoskins, 2006).

Bij de selectie van beeld bij gebeurtenissen als natuurrampen en aanslagen wordt zelden gekozen voor een beeld waarop daadwerkelijk doden te zien zijn (Fishman, 2017). In plaats daarvan kiezen journalisten liever voor een van de volgende beelden (Fishman, 2017):

(13)

13 1. Beeld van het slachtoffer van wanneer deze nog in leven was; met name gebruikelijk wanneer het slachtoffer enige mate van bekendheid genoot. De foto toont het slachtoffer vaak in de bloei van het leven.

2. Beeld van de verwoesting en schade die de gebeurtenis heeft veroorzaakt: bijvoorbeeld ruïnes en puin.

3. Beeld van gewonden en hulpverlening. Hiermee wordt de ernst van de situatie aangetoond, zonder daadwerkelijk het mogelijke effect, de dood, te tonen.

4. Beeld van toeschouwers en rouw, in overeenstemming met Vasterman (2008) en Kitch (2009). Onder andere reacties van omstanders, nabestaanden of herdenkingsplaatsen en

-monumenten.

5. Beeld van een afgedekt lijk. Journalisten wachten vaak tot de lichamen bedekt zijn met het maken van geschikt beeld. Op deze wijze wordt het lijk niet direct getoond, maar de dood wel. Dit type beeld komt van deze vijf het minste voor in berichtgeving over rampen (Fishman, 2017).

In nieuwsproducties wordt vaak gekozen voor een combinatie van meerdere van de bovenstaande vijf types (Fishman, 2017).

De verschillende onderzoeken geven indicaties welke aspecten van een journaal aandacht vereisen bij het brengen van impactvolle onderwerpen: welk narratief wordt gekozen, human interest of autoriteit, en welke beelden worden getoond? Maar ook de verschillende fases van berichtgeving rond een ramp en de verschillende keuzes en strategieën betreffende beeldmateriaal. Voor de kinderjournaals verwacht ik dat deze aspecten eveneens van belang zullen zijn.

2.2 Media en kinderen

Uit onderzoek blijkt dat geweld op televisie angst kan veroorzaken bij kinderen (Walma van der Molen & Bushman, 2008). Dit geldt zowel voor fictie als non-fictie, al is de angst groter bij geweld dat wordt gebracht als onderdeel van een nieuwsitem. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat reguliere nieuwsprogramma’s angst veroorzaken bij ongeveer de helft van de kinderen (Cantor & Nathanson, 1996) (Smith & Wilson, 2009).

De grootste angst wordt veroorzaakt door geweld aangericht door en tussen vreemden, waarvan moord en schietpartijen de hoofdmoot vormen, gevolgd door berichten over oorlog en honger, en als derde geweld van natuurrampen (Cantor & Nathanson, 1996). Deze angst wordt geuit in emoties of verbaal door erover te vertellen aan de verzorgers. De angst die dergelijke items veroorzaken neemt toe met de leeftijd van kinderen (Cantor & Nathanson, 1996). Daarbij is het type gebeurtenis een belangrijke bepalende factor. Zo veroorzaken berichten over natuurrampen de

(14)

14 grootste angst bij jongere kinderen (tussen de vijf en tien jaar), terwijl voor de oudere kinderen (van tien tot en met dertien jaar) met name de berichten over fysiek geweld en dreiging van terrorisme en (nucleaire) oorlogen (Smith & Wilson, 2009).

Deze verandering hangt vermoedelijk samen met de ontwikkeling van drie vaardigheden die kinderen gebruiken bij het verwerken van nieuws. Allereerst de taalvaardigheid, die oudere kinderen met een verder ontwikkelde taal in staat stelt om ook de auditieve boodschap te begrijpen en verwerken (Smith & Wilson, 2009). Dit kan verklaren waarom oudere kinderen banger zijn; zij zijn in staat de berichten beter te begrijpen. Als tweede de vaardigheid om fictie en werkelijkheid te onderscheiden; oudere kinderen zijn banger voor reële gevaren, die op hun beurt terugkeren in nieuwsprogramma’s (Smith & Wilson, 2009). De derde vaardigheid is de verandering van perceptueel denken naar conceptueel denken – van het specifieke gestimuleerd door een specifiek gebeuren, naar het conceptueel denken en verbanden leggen tussen verschillende gebeurtenissen. Jongere kinderen reageren daardoor sterker op wat ze zien – bijvoorbeeld de expliciete beelden die journalisten kunnen gebruiken (zie 2.1) – terwijl bij oudere kinderen enkel het idee al angst op kan roepen zonder daadwerkelijk iets te zien (Wilson, et al., 2002). Dit laatste punt verklaart waarom jonge kinderen ten tijde van het onderzoek meer angst voelden bij berichten over natuurrampen – deze laten meer beeld zien. Aan de andere kant verklaart het waarom oudere kinderen juist angst voelen bij berichten over fysiek geweld en de dreiging daarvan – het abstracte idee van geweld en verlies kan voldoende zijn om angst op te roepen (Cantor & Nathanson, 1996). Daardoor kunnen ook de items waarin geen doden worden getoond, maar juist beelden van rouw (zoals bleek uit sectie 2.1), angst oproepen. Voor de oudere kinderen is daarnaast ook de kans op het gebeuren van een dergelijke gebeurtenis in de eigen omgeving een factor die angst kan oproepen (Smith & Wilson, 2009). Dit vertaalt zich in de verminderde angst voor natuurrampen bij (westerse) kinderen. Deze angst kan ontstaan ondanks de geruststellende narratieven, zoals dat van de burger en rouw, zoals naar voren kwamen in sectie 2.1.

Uit een receptieonderzoek van Walma van der Molen et al. (2002) blijkt dat Nederlandse kinderen eveneens gevoelens van angst ervaren na het kijken van regulier nieuws. Echter, ook het kijken van kinderjournaals kan angst veroorzaken bij kinderen, al zij het in veel mindere mate dan bij reguliere journaals. Hieruit komt naar voren dat kinderjournaals er in slagen de angst deels weg te nemen door de berichtgeving aan te passen aan kinderen, maar dat de angst op herhaling van een dergelijke gebeurtenis in de eigen omgeving toeneemt, mogelijk door de keuze om een onderwerp vanuit het perspectief van het kind te brengen (2002).

Hoewel de reguliere nieuwsitems gericht zijn op volwassenen, kwamen deze ten tijde van de onderzoeken toch terecht bij kinderen omdat zij toegang hadden tot een tv en meekeken met volwassenen. Vandaag de dag is het goed denkbaar dat kinderen nog steeds op deze manier

(15)

15 ‘meekijken’. Echter, dergelijke impactvolle content is niet langer enkel beschikbaar via lineaire televisie, maar ook online terug te vinden.

In een Amerikaans onderzoek uit 2010 wordt gesteld dat mediagebruik de belangrijkste bezigheid is van kinderen en jongeren – zo besteden acht- tot tienjarigen gemiddeld acht uur per dag aan media, waar dat voor oudere kinderen en tieners (tot 18 jaar) oploopt tot elf uur per dag (Rideout, Foehr, & Roberts, 2010). Dit omvat digitale media als televisie, telefoon en internet, maar ook muziek en gedrukte media. Daarbij wordt zowel de exclusieve mediatijd genomen, alsook de tijd waarbij de kinderen multitasken. Uit ditzelfde onderzoek komt naar voren dat deze tijd voornamelijk wordt gebruikt voor het kijken van video’s (4 uur en 29 minuten), waarvan ruim twee-en-een-half uur aan lineaire televisie, twintig minuten uitgestelde televisie, een half uur aan films en nog eens een uur aan het kijken van tv-programma’s via devices als een smartphone. Uit recentere onderzoeken uitgevoerd in Europa en Australië blijkt dat internet de televisie inmiddels heeft ingehaald als meest gebruikte medium (Stichting Kennisnet, 2017) (Roy Morgan Research, 2017). Van de Europese kinderen maakt 93 procent wekelijks gebruik van internet en 60 procent dagelijks (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2012). Zij spenderen gemiddeld tien tot twaalf uur per week exclusief aan internetgebruik, waarvan hoofdzakelijk thuisgebruik gevolgd door gebruik op school (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2012) (Roy Morgan Research, 2017).

Van de Europese jongeren tussen de negen en zestien jaar heeft 59 procent een profiel op sociale media: 26 procent tussen de negen en tien jaar, 49 procent tussen de elf en twaalf jaar, 73 procent tussen de dertien en veertien jaar en 82 procent tussen de vijftien en zestien jaar (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2012). Van deze groep gebruikt 62 procent het internet om te communiceren, waar dat percentage voor het delen van foto’s (39 procent) en berichten (31 procent) veel lager ligt (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2012). Jongeren, deel daarvan de doelgroep van de kinderjournaals, zijn veel online te vinden, maar niet hoofdzakelijk op sociale media. In plaats daarvan besteden zij het grootste deel van de tijd aan schoolwerk (85 procent), games (82 procent) en online video’s kijken (76 procent). Van de Nederlandse jeugd is bekend dat het kijken van video’s voornamelijk gebeurd via YouTube (86 procent), maar ook via Netflix (36 procent) en platforms zoals uitzending gemist (15 procent) (Stichting Kennisnet, 2017).

Met de televisie op de tweede plaats van gebruikte media door kinderen en het grote aandeel van onlinevideo’s kijken – waaronder in enige mate ook programma’s terugkijken – zijn de kinderjournaals nog altijd relevant, zo worden kinderjournaals vaak op school gekeken. Ook omdat online mediagebruik niet hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het privé zoeken naar informatie. Echter, de onderzoeken laten ook zien dat kinderen steeds vaker en langer online te vinden zijn, ook op sociale media. Hier kunnen zij informatie vinden over (heftige) gebeurtenissen, die voor de toegankelijkheid van internet alleen via traditionele media beschikbaar waren. Mijn verwachting is dat deze kennis ook

(16)

16 bij de redactie van de kinderjournaals bekend is en dat zij hier rekening mee houden in hun keuzes betreffende de weergave van heftige onderwerpen.

2.3 Stijl- en inhoudskeuzes voor kinderjournaals

Uit de vorige sectie blijkt hoe geweld in de reguliere media angst kan veroorzaken bij kinderen. Walma van der Molen en Bushman (2008) stellen daarmee al het belang van kinderjournaals aan de kaak. Deze kinderjournaals brengen onderwerpen relevant voor kinderen, of grotere onderwerpen op een wijze die aansluit bij de belevingswereld van het kind. Wereldwijd bestaan verschillende kinderjournaals: zo is er het Jeugdjournaal in Nederland, Logo! in Duitsland en voorheen Nick News in de Verenigde Staten. Deze journaals brengen nieuws dat geschikt is voor kinderen, waarvoor enige aanpassingen vereist zijn. Het nieuws moet interessant gemaakt worden, extra uitleg bieden en aansluiten op de interesses van de kinderen; aspecten waarvoor de redacteurs inschattingen moeten maken over het publiek (Buckingham, 2006). In deze sectie kijk ik naar hoe items in het algemeen tot stand komen bij de productie van kinderjournaals. Gezien het weinige onderzoek verricht op dit gebied baseer ik me hierin voornamelijk op de onderzoeken van Matthews (2008, 2009) en Buckingham (2006).

Bij de keuze voor een regulier nieuwsitem wordt veelal ingezet op nieuwswaarden als grootte en impact. Echter, uit onderzoek van Buckingham (2006) blijkt dat nieuwsrubrieken voor kinderen hier

vanaf wijken2. Programma’s behandelen grote onderwerpen, maar ook onderwerpen enkel relevant

voor kinderen of onderwerpen die aansluiten op schoolvakken.

Volgens onderzoek van Matthews (2009)3 naar het Britse kinderjournaal Newsround hangt de

selectie van een onderwerp voor het programma af van verschillende factoren. Belangrijk hierin is het algemene beeld dat heerst bij de redactie en betrokken journalisten over het soort items dat wordt geproduceerd door het betreffende programma (Matthews, 2008). Hierdoor zijn nieuwswaarden zoals impact en grootte ondergeschikt in de selectie van onderwerpen. Voor het kinderjournaal Newsround betekent dit dat een item dat aan de ene kant informeert en serieus is, zoals een journaal gericht op volwassenen, anderzijds een hoog entertainment gehalte heeft zoals andere kinderprogramma’s (Matthews, 2008). Onderwerpen die relevant zijn voor de doelgroep krijgen daarbij extra aandacht en nadruk (Buckingham, 2006).

2 Buckingham onderzocht vijf kinderprogramma’s: het dagelijkse Britse kinderjournaal Newsround, het

wekelijkse Britse nieuwsprogramma First Edition speciaal voor schoolgebruik, het Britse wekelijkse Wise Up (een magazine programma met regelmatig nieuwsitems), het Amerikaanse wekelijkse Nick News en het Amerikaanse dagelijkse commerciële Channel One News voor scholen. Van deze programma’s wordt alleen

Newsround nog geproduceerd en uitgezonden.

3 Matthews deed uitgebreid onderzoek naar de productie van het Britse Newsround en publiceerde hierover

(17)

17 De onderwerpkeuze heeft eveneens invloed op de indeling van het programma: enerzijds van serieuzere naar lichtere onderwerpen, anderzijds een serieus onderwerp tussen twee lichte onderwerpen door (Buckingham, 2006).

Om de kijker bij het programma te betrekken wordt een inschatting gemaakt over wat de doelgroep graag ziet en nodig heeft. Daaruit komt naar voren dat nieuws veelal wordt gepresenteerd vanuit een invalshoek relevant voor de doelgroep, waarbij het vooral gesugarcoat moet worden (Buckingham, 2006).

De redactie van Newsround deelt de kijkers in op de ideale doelgroep en de reële doelgroep (Matthews, 2009). De reële doelgroep wordt gezien als niet geïnteresseerd in het nieuws, minder intelligent en met een kortere aandachtspanne, waardoor onderwerpen aantrekkelijker gemaakt moeten worden door eigenschappen uit entertainment toe te passen op nieuws (Matthews, 2008). Zo moet een item persoonlijk gemaakt worden voor de doelgroep, met een duidelijke link naar de eigen belevingswereld, in overeenstemming met het onderzoek van Buckingham. Hierbij wordt vaak ingespeeld op de emotie (Matthews, 2009).

De programma’s houden allen een hiërarchische structuur aan waarbij de presentator aan het hoofd staat en de kijker iets geleerd kan worden. Correspondenten en experts worden geïntroduceerd als autoriteiten, terwijl de gewone burger vooral terugkomt in voxpops (Buckingham, 2006). Dit geldt specifiek voor de nieuwsprogramma’s, maar niet voor de magazine programma’s met nieuwsitems, waarin kinderen juist het woord voeren.

De presentatiestijl verschilt van die van reguliere journaals, in de zin dat alles wat losser en informeler is. Dit vertaalt zich in een jongere leeftijd van de presentatoren, informelere kleding en ‘cooler’ taalgebruik (Buckingham, 2006).

Niet alleen de presentatiestijl verschilt van die van reguliere programma’s, ook de algehele stijl van de nieuwsitems verschilt. Zo worden elementen uit entertainment toegepast om de taaie nieuwsstof op te leuken. Dit gebeurt onder andere door de inzet van aanwezige (pop)muziek, felle kleuren en animaties (Buckingham, 2006). Enkele van de programma’s die Buckingham (2006) onderzocht maakten daarnaast gebruikt van handheld camera’s, een snelle montage met jumpcuts en lieten in enkele gevallen ook de camera en boom zien, om het gevoel te creëren dat het handgemaakte programma’s zijn en het zou het gat tussen de kijker en het nieuws moeten dichten.

Een ander vereiste voor een item is de beschikbaarheid van interessant beeld, omdat dat de aandacht van de kijker trekt. In een specifieke case over een tornado werden daarbij expliciete beelden met slachtoffers als positief beschouwd (Matthews, 2009). De betrokken makers beoordelen zelf of de

(18)

18 beelden geschikt zijn voor kinderen, maar zijn zich daarbij bewust van de visuele aantrekkingskracht van deze beelden op de doelgroep (Matthews, 2008).

Ook simplificatie speelt een rol in hoe een onderwerp gebracht wordt. De redactie gaat uit van minimale tot geen basiskennis, waardoor onderwerpen die achtergronduitleg vereisen extra tijdrovend zijn. Dit doet de redactie besluiten deze onderwerpen niet altijd te behandelen in de uitzending, maar in sommige gevallen enkel op de website (Matthews, 2008). Een andere strategie is om de uitleg achterwege te laten en te focussen op een persoonlijk aspect van het verhaal, veelal vanuit het perspectief van het kind. Hierbij gaan details meer dan eens verloren (Matthews, 2008). Wanneer een onderwerp niet eenvoudig te begrijpen is, kan een explainer ingezet worden, al dan niet als onderdeel van het programma, waarin de nodige achtergrondinformatie wordt gegeven (Matthews, 2009). Voor andere programma’s geldt een soortgelijke aanpak: de focus ligt enkel op de gebeurtenis, maar deze wordt niet in context geplaatst. Gebeurt dat wel, dan wordt vaak alsnog gestart met een specifiek verhaal, gevolgd door een uitleg (Buckingham, 2006).

Matthews stelt in zijn onderzoek dat de keuzes van Newsround gebaseerd op personificatie, simplificatie en aantrekkelijkheid ertoe leiden dat kinderen niet altijd volledig op de hoogte worden gebracht van belangrijke onderwerpen (Matthews, 2008). De hoge mate van simplificatie kan ertoe leiden dat de focus (te) sterk ligt op onderwerpen specifiek relevant voor de doelgroep (Buckingham, 2006). Bij de simplificatie wordt de politieke context, schuldige of het harde nieuws niet altijd als leidend gebracht, wat een eenzijdig beeld kan geven van een onderwerp (Buckingham, 2006).

De eigenschappen zoals hierboven beschreven werden gevonden in een onderzoek naar verschillende onderwerpen, in het geval van Newsround gerelateerd aan de natuur, en niet op impactvolle onderwerpen zoals centraal in mijn onderzoek. De eigenschappen van items zoals onderzocht door Matthews zouden daardoor af kunnen wijken van de eigenschappen van impactvolle items. Uit mijn onderzoek zal blijken hoe deze ‘algemene’ eigenschappen zich verhouden tot de eigenschappen van impactvolle items.

2.4 Impactvolle onderwerpen in kinderjournaals

Zoals uit de vorige sectie bleek gebruiken kinderjournaals verschillende technieken om het nieuws interessant te maken voor kinderen. Daarbij werden complexe onderwerpen weleens achterwege gelaten, wat bij groot nieuws rondom een impactvol onderwerp lastiger denkbaar is. Over het algemeen schuwen kinderjournaals onderwerpen als oorlog dan ook niet, (Strohmaier, 2004). Hieronder zal ik eerst ingaan op de mate waarin kinderjournaals ruim vijftien jaar geleden aandacht besteedden aan de oorlog in Irak – dit is de enige beschikbare literatuur over hoe en of aandacht werd besteed aan impactvolle onderwerpen in verschillende kinderjournaals. Daarna zal ik ingaan op

(19)

19 strategieën die bij impactvolle onderwerpen ingezet kunnen worden, om vervolgens in te gaan op hoe dergelijke strategieën werden toegepast in de casestudie naar de berichtgeving omtrent de oorlog in Irak.

2.4.1 Oorlog als onderwerp

Naar aanleiding van de dreigende oorlog in Irak deed Strohmaier (2004) onderzoek naar hoe verschillende kinderprogramma’s wereldwijd deze oorlog als onderwerp brachten in hun programma. Uit een enquête onder 31 televisiezenders uit 23 landen bleek dat de aandacht die ze in hun kinderprogrammering besteedden aan dit onderwerp sterk verschilde. Zo besteedde 19 procent meer aandacht dan gemiddeld aan het onderwerp, 36 procent evenveel aandacht als aan andere onderwerpen, 29 procent minder aandacht en 16 procent helemaal geen aandacht aan de oorlog. De zenders die wel aandacht aan het onderwerp besteedden deden dit vanuit een verantwoordelijkheid kinderen te informeren. Het verschil in veel of weinig aandacht was terug te voeren naar de beschikbare middelen om programma’s te maken – programma’s die weinig aandacht aan de oorlog besteedden vonden het belangrijk over het onderwerp te berichtten, maar hadden niet de middelen om dit uitgebreid te doen. De zenders die helemaal geen aandacht besteedden aan de oorlog deden dit bewust; om kinderen te beschermen van het nieuws en afleiding te bieden.

Dit onderzoek werd uitgevoerd vlak voor de opkomst van sociale media en de ruime beschikbaarheid van internet. Heftige beelden die nu via sociale media verspreid worden, vonden toen enkel hun weg naar het publiek via televisie en krant. Met het huidige tijdperk waarin kinderen in toenemende mate gebruik maken van verschillende (online) media acht ik het aannemelijk dat het voor kinderjournaals simpelweg geen optie meer is om kinderen te beschermen door niks te tonen.

2.4.2 Weergave van geweld

Walma van der Molen en De Vries (2003) verrichten een casestudie naar hoe het Jeugdjournaal verslag deed van 9/11. Zij baseerden zich hierbij op de masterscriptie van De Vries, waarin zij door middel van interviews onderzoek deed naar de richtlijnen van de redactie van Het Jeugdjournaal. Hieruit stelden zij verschillende ‘consolation strategies’, oftewel geruststellingstechnieken op, verdeeld over drie categorieën.

Allereerst de strategieën op programmaniveau, waarbij gewelddadige onderwerpen volledig vermeden worden, of waarbij deze afgewisseld worden met lichter nieuws; de zogeheten ‘sandwichformule’ (Walma van der Molen & De Vries, 2003). Ian Prince, redacteur/producer van

(20)

20

Newsround geeft in een essay aan dat zij ten tijde van de oorlog in Irak ook de aandacht wilde verleggen

door over te gaan naar lichter nieuws, vergelijkbaar met deze ‘sandwichformule’ (Prince, 2004)4

De tweede categorie behelst de strategieën op itemniveau. Hierbij wordt gebruik gemaakt van uitleg door experts. Zij kunnen onder andere de kans op een dergelijke gebeurtenis in de eigen omgeving uitleggen, vertellen dat het normaal is om bang te zijn of benadrukken dat de kans op dergelijke gebeurtenissen zeer klein is (Walma van der Molen & De Vries, 2003). Onder de uitleg vallen ook de eventuele positieve kanten van een gebeurtenis die benadrukt kunnen worden. Een andere subcategorie is het benaderen vanuit de gebeurtenis vanuit het perspectief van het kind, zoals gebruikelijk voor kinderjournaals (Matthews, 2008) (Walma van der Molen & De Vries, 2003). Hierdoor kan een kind zich verplaatsen in de gebeurtenis. Dit kan enerzijds veroorzaken dat de kijker zich nog meer zorgen maakt, maar de gedachte hierachter is dat het beter is dan de zorgen die veroorzaakt kunnen worden door eigen fantasieën die nog erger zijn dan de werkelijkheid. Als laatste wordt er aandacht besteed aan de reacties van de kijker op het item, bijvoorbeeld door de reacties van andere kinderen te tonen.

Strohmaier (2004) merkt op dat om de onderwerpen te verduidelijken er vaak een apart onderdeel voor achtergrondinformatie is, waarbij veel gebruik wordt gemaakt van animaties. Dit in overeenstemming met hoe kinderprogramma’s ook bij reguliere items handelen zoals bleek in sectie 2.3. Volgens voormalig producer van het Duitse kinderjournaal logo! staat het bieden van context boven het brengen van de gebeurtenis zelf (Schächter, 2004).

De derde categorie bekijkt de strategieën toegepast per shot in het item. Geruststellingsstrategieën die op dit niveau toegepast kunnen worden behelzen het algeheel vermijden van heftige beelden en het van verder af laten zien van heftige gebeurtenissen, bijvoorbeeld van bovenaf. Ook het weglaten van extra geluid zoals achtergrondgeluid en dramatische muziek kan het item beter geschikt maken voor kinderen. Als laatste let de redactie erop dat een heftig shot niet meermaals wordt ingezet zoals gebruikelijk is bij journaals gericht op volwassenen (2003).

Deze strategieën onderzochten Walma van der Molen en De Vries (2003) verder in een casestudie rondom de eerste berichtgeving door het Nederlandse Jeugdjournaal na 9/11. Uit de resultaten van dit onderzoek uit 2003 bleek dat de redactie de strategieën grotendeels volgde, al zij het niet op alle vlakken. Zo lieten zij de sandwichformule los en besteedden ze veelal de hele uitzending of een groot deel daarvan aan het onderwerp vanwege de impact die dat had. Op item-niveau werd voornamelijk gekozen voor een uitleg door experts die een groot deel van het item innam. Ook de persoonlijke ervaringen van kinderen kwamen aan bod, alsook de reacties van kinderen uit Nederland.

4 Dit essay verscheen in een reeks in het vaktijdschrift Televizion. Hierin bespraken redacteurs van verschillende

(21)

21 Op het niveau van beeld werd zowel professioneel als amateurbeeld gebruikt, waarbij veel van de beelden die ook in reguliere journaals te zien waren werden gebruikt. Enkel het beeld van personen die uit de toren sprongen, lijken en bloed werd vermeden. Het vliegtuig dat de toren raakt, het instorten van de torens, het puin en de chaos op straat werden wel getoond, waarbij beelden ook herhaald werden. Deze beelden waren voornamelijk van veraf tot medium close – close en extreme close shots werden nauwelijks gebruikt. Het geluid van de beelden werd behouden en hier werd, in tegenstelling tot de reguliere journaals, geen muziek aan toegevoegd.

Uit ander onderzoek blijkt dat nieuwitems uit kinderjournaals sterk overeenkomen met de volwassen varianten (Strohmaier, 2004). Zo werden bij de verslaggeving over de oorlog in Irak veelal dezelfde beelden gebruikt, mogelijk doordat er geen ander beeld beschikbaar was. Dit materiaal werd opnieuw gemonteerd met nieuw geschreven voice-overs (Strohmaier, 2004).

Davies (2007) deed onderzoek naar de berichtgeving over de oorlog in Irak waarbij werd geanalyseerd hoe verschillende kinderjournaals de nieuwsitems vormgaven. Hieruit komt naar voren dat de doelgroep vaak meer uitleg nodig heeft. De items, ook over heftigere onderwerpen, maken veelal gebruik van kleurrijke afbeeldingen, muziek, snelle montage, levendige logo’s en snelle introducties (Davies, 2007). Prince (2004) benadrukt ook dat gelet werd op taalgebruik: zo werd een zin niet met aantallen (van slachtoffers) begonnen en werd gesproken van Britse soldaten en niet onze soldaten.

De onderzochte items maken gebruik van de geruststellingsstrategieën zoals beschreven door Walma van der Molen en De Vries, maar ook van strategieën die zij niet nadrukkelijk beschreven. Zo maakt het Britse Newsround gebruik van een strategie waarbij ze een hulpverlener uitnodigen die de kinderen adviseert over de gebeurtenissen en hun zorgen te praten (Davies, 2007). Dit gebeurde eveneens in het Duitse kinderjournaal logo! (Schächter, 2004). Op de Duitse kinderzender KI.KA werden de vragen van kinderen verzameld en behandeld (Beckmann, 2004).

Davies (2007) keek eveneens naar de presentatie en concludeerde dat de programma’s een volwassen presentator hadden voor een geruststellend effect, of juist kinderen zodat de kijker zich kan identificeren, dit in strijd met de conclusies die Buckingham (2006) trok over de presentatie van verschillende programma’s.

De eerdere onderzoeken naar hoe kinderjournaals omgaan met heftige onderwerpen focussen op twee programma’s: Het Jeugdjournaal in Nederland en het Britse Newsround. De strategieën die naar voren worden gebracht komen deels overeen, maar uit het onderzoek van Davies (2007) blijkt dat de strategieën zoals opgesteld door Walma van der Molen en De Vries niet uitputtend zijn. Beide werden uitgevoerd voor het sociale media tijdperk. Door technologische ontwikkelingen is meer beeld beschikbaar, zodat de redacties mogelijk meer (amateur)materiaal hebben om uit te kiezen. Dat brengt

(22)

22 met zich mee dat deze beelden de doelgroep ook zouden kunnen bereiken via verschillende media, waardoor kinderjournaals vandaag de dag mogelijk genoodzaakt zijn iets met die beelden te moeten doen. Geen aandacht meer aan deze onderwerpen besteden, zoals het geval in het onderzoek van Strohmaier (2004) lijkt dan ook geen optie meer.

In mijn onderzoek zal ik kijken hoe in het huidige tijdperk van sociale media kinderjournaals in vijf verschillende landen omgaan met heftige onderwerpen. Daarbij zal ik de geruststellingsstrategieën van Walma van der Molen en De Vries (2003) niet leidend laten zijn. Het onderzoek van Davies (2007) geeft aanwijzing dat ze niet uitputtend zijn – het gebruik van muziek of het uitnodigen van een expert in de studio komen bijvoorbeeld niet aan bod. Daarnaast is het mogelijk dat de aanpak in de loop der jaren veranderd is, of dat deze niet voor alle landen en programma’s hetzelfde is. Een andere reden om niet enkel strategieën van Walma van der Molen en De Vries aan te houden is dat in hun casestudie geen verder onderscheid gemaakt wordt in hoe de strategieën zijn ingezet – iets waar ik wel verder onderscheid in wil maken in mijn onderzoek. Ook zijn zij niet verder ingegaan op de inhoud van de gebruikte beelden, waar ik in dit onderzoek wel aandacht aan zal besteden omdat hetgeen (jonge) kinderen zien van invloed kan zijn op de mogelijke angst na het kijken van nieuws.

Op basis van de literatuur heb ik verwachtingen opgesteld betreffende de keuzes gemaakt door redacties aangaande de weergave van heftige onderwerpen. Allereerst verwacht ik dat de plaats in het programma de ‘sandwichformule’ volgt of aan het begin wordt geplaatst gevolgd door lichter nieuws. Voor de invalshoek verwacht ik dat van de ‘burger’ (zie sectie 2.3) terug te zien, alsook dat van de invalshoek van het kind.

Wat betreft stijl verwacht ik dat de redacties hebben gekozen voor animaties en popmuziek om de items toch een zekere aantrekkelijkheid te geven. Daarbij verwacht ik dat er geen gebruik wordt gemaakt van dramatische muziek en dat de geluiden van heftige beelden zachter zijn om geen onnodige angst te veroorzaken.

Op andere vlakken verwacht ik dat de aanpak veranderd of uitgebreid zal zijn: bijvoorbeeld de beeldkeuze. Echter, door het gebruik van sociale media door de doelgroep is alles online al zichtbaar. Daardoor zou de keuze voor beeld mogelijk meer in overeenstemming kunnen zijn met de strategieën in reguliere media zoals beschreven door Fishman (2017)(zie ook sectie 2.1). Door de opkomst van sociale media verwacht ik daarbij ook amateurbeelden te zien in de items. Herhaling van beeld, wat kan bijdragen aan stress en een gevoel van angst, verwacht ik minder te zien – juist doordat er meer smartphonecamera’s zijn en daardoor waarschijnlijk ook meer beschikbaar beeld is.

Ook verwacht ik dat de strategieën wat betreft experts veranderd zullen zijn of meer aandacht krijgen; ten tijde van het onderzoek werd uitgegaan van een geruststelling door uit te leggen dat het onwaarschijnlijk was dat de kijker zelf slachtoffer zou worden van een dergelijke gebeurtenis, maar

(23)

23 met aanslagen die (fysiek) dichterbij lijken is het denkbaar dat dit niet langer afdoende is. Wel verwacht ik dat hierdoor uitleg wordt gegeven over de gebeurtenis en dat de strategie ‘vragen van kinderen’ zoals gebruikt door het Duitse kinderjournaal Logo! terug zullen komen.

De verwachtingen zoals hierboven opgesteld zullen terugkomen in de bespreking van de resultaten van mijn onderzoek in hoofdstuk 5.

(24)

24

3. Context

In dit hoofdstuk zal ik de context bespreken waarbinnen het onderzoek plaatsvindt. Allereerst zal ik de keuze voor de kinderjournaals toelichten en een korte achtergrond geven voor deze kinderjournaals, om vervolgens in te gaan op de gekozen casussen voor dit onderzoek.

3.1 De gekozen kinderjournaals

Voor dit onderzoek kijk ik naar vijf kinderjournaals uit evenveel landen. Deze zijn in eerste instantie geselecteerd op basis van mijn eigen talenkennis, Nederlands en Engels, zodat ook de items geanalyseerd konden worden. Echter, het Australische kinderjournaal kon niet alle afleveringen beschikbaar maken voor dit onderzoek en het Britse kinderjournaal wilde niet meewerken. Het Surinaamse en Nederlandse kinderjournaal konden wel inhoudelijk geanalyseerd worden, maar deze gingen niet in op interviewverzoeken. Daarvandaan is het corpus op een later moment uitgebreid met het Duitse kinderjournaal dat mee wilde werken aan een interview en afleveringen beschikbaar wilde stellen. Het Duitse kinderjournaal kon ik redelijk verstaan en ter verificatie heb ik hierbij hulp gehad van een persoon die vloeiend Duits spreekt en verstaat zodat ik de inhoudsanalyse uit kon voeren. In de selectie van de kinderjournaals heb ik rekening gehouden met de doelgroep: alle kinderjournaals hebben een doelgroep die ligt tussen de acht en veertien jaar (sommigen tot twaalf jaar).

1. NOS Jeugdjournaal – Nederland (inhoudsanalyse)

Het NOS Jeugdjournaal wordt sinds 5 januari 1985 uitgezonden in Nederland, gericht op kinderen van negen tot twaalf jaar met als doel kinderen te tonen wat er in de wereld gebeurd (Voor docenten, 2011). Vandaag de dag wordt het tweemaal daags uitgezonden op NPO 3 – een ochtenduitzending van vijf minuten en een avonduitzending van twintig minuten (tot de zomer van 2017 duurde de avonduitzending tien minuten). De avonduitzending is de belangrijkste uitzending van de dag met rond

de 350.000 kijkers (ongeveer een derde van de doelgroep)5. Daarvandaan vormt het avondjournaal

het object van analyse.

2. Karrewiet – België (inhoudsanalyse en interview)

In Vlaanderen wordt sinds 2002 iedere werkdag het kinderjournaal Karrewiet uitgezonden op VRT. Op de zaterdag volgt het weekoverzicht. De uitzendingen op de weekdagen, object van analyse, duren elk vijftien minuten. De uitzendingen zijn gericht op negen- tot twaalfjarigen en hebben als doel nieuws geschikt te maken voor kinderen (Praet, 2018). Tot het najaar van 2018 bestond de uitzending uit items met een voice-over, die met een vaste overgangsanimatie aan elkaar werden gemonteerd. Sinds het najaar van 2018 is de opzet veranderd en wordt het programma vanuit een studio uitgezonden met

(25)

25 een vaste presentator. Voor het interview is gesproken met Klaartje Rompaey, eindredacteur van Karrewiet.

3. 10 minuten jeugdjournaal – Suriname (inhoudsanalyse)

In 2004 werd in Suriname het 10 Minuten Jeugdjournaal opgezet, gericht op kinderen tussen de tien en veertien jaar. Het tien minuten durende programma wordt iedere werkdag uitgezonden op de televisiezenders STVS en ABC en via YouTube. Het programma wordt door een presentator aan elkaar gepraat en behandeld onderwerpen die ze voor kinderen belangrijk acht (10 Minuten Jeugdjournaal, 2019).

4. Behind the News (BtN) – Australië (inhoudsanalyse en interview)

In Australië wordt sinds 1968 het kinderjournaal Behind The News gemaakt, met uitzondering van het jaar 2004. Vandaag de dag wordt dagelijks het zeven minuten durende Behind The News Newsbreak (BtN Newsbreak) uitgezonden op het digitale kinderkanaal ABC ME. Wekelijks wordt een special gemaakt genaamd Newsbreak classroom, specifiek bedoeld voor het kijken in de klas. Beide programma’s worden in de studio gepresenteerd door een presentator, waarbij overgeschakeld kan worden naar zogeheten rookie reporters – kinderen die ter plaatse verslag doen. De doelgroep van het programma ligt tussen de acht en dertien jaar (BtN, 2019). Van Behind the News waren enkel de wekelijkse uitzendingen beschikbaar voor het onderzoek. Het interview vond plaats met Sarah Larsson, producer en voormalig presentator van BtN.

5. Logo! – Duitsland (inhoudsanalyse en interview)

Op 9 januari 1989 werd Logo! – het Duitse kinderjournaal – voor het eerst uitgezonden op televisiezender ZDF (ZDF, 2019). Inmiddels wordt iedere dag een journaal van tien minuten uitgezonden, gericht op kinderen tussen de acht en twaalf jaar. Het programma wordt vanuit een studio uitgezonden en bevat vaste onderdelen zoals de ‘beginner’ – het eerste item en belangrijkste nieuws – gevolgd door een explainer. Naarmate de uitzending vordert wordt het nieuws ‘lichter’. Van tijd tot tijd worden kinderreporters ingezet om binnen Duitsland reportages te maken. Voor het interview is gesproken met Romy Geiger, senior redacteur van Logo!

3.2 Vier casussen voor analyse

Voor dit onderzoek worden items specifiek gekozen op basis van de impact die de onderwerpen kunnen hebben op kinderen. Hiervoor zijn vier casussen geselecteerd die in ieder geval in de drie Nederlandstalige kinderjournaals aandacht hebben gekregen – dit vanwege de eerste inhoudsanalyse. De casussen zijn impactvol vanwege de impact, onverwachtheid, dan wel de directe betrokkenheid van kinderen als slachtoffer. Voor de selectie van de casussen heb ik bewust gekozen om geen

(26)

26 gebeurtenissen te nemen die plaatsvonden in een van de landen waar de onderzochte kinderjournaals geproduceerd worden. Dit omdat ik verwacht dat een gebeurtenis in het eigen land meer en (nog) zorgvuldiger aandacht zou krijgen. Deze veranderde aanpak zou de onderlinge vergelijking mogelijk beïnvloeden, waardoor ik niet voor lokale gebeurtenissen heb gekozen.

Casus 1: De aanslag in Parijs

Op 12 november 2015 werden op zes plaatsen in Parijs terroristische aanslagen gepleegd. Deze aanslagen werden later opgeëist door IS. Bij de aanslagen kwamen ruim 130 mensen om het leven en meer dan 350 mensen raakten gewond. Zeven terroristen kwamen om door de zelfmoordaanslagen. Een andere dader - Salah Abdeslam, afkomstig uit het Brusselse Molenbeek - ontkwam, waarop delen van Brussel werden afgesloten (Piersma & Kroes, 2015). Hierdoor vindt de nasleep van de gebeurtenis wel plaats in één van de onderzochte landen, maar omdat dit niet om de initiële ramp ging heb ik besloten deze casus toch mee te nemen.

Casus 2: De aanslag op het concert van Ariana Grande in Manchester

Op 22 mei 2017 werd in het Engelse Manchester een zelfmoordaanslag gepleegd bij een concert van popster Ariana Grande. De explosie vond plaats net buiten de concertzaal vlak na afloop van het optreden. Bij de aanslag kwamen 22 mensen om het leven en waren er tientallen gewonden, waaronder kinderen (22 doden bij zelfmoordaanslag bij popconcert Manchester, 2017).

Casus 3: Orkaan Irma

In november 2017 trok orkaan Irma over het Caribisch gebied en Florida. De orkaan richtte enorme schade aan, onder andere op het eiland Sint-Maarten. Als gevolg van de orkaan kwamen zeker 81 mensen om het leven, waarvan 43 in het Caribisch gebied (Nu.nl, 2017).

Casus 4: De tsunami op Sulawesi, Indonesië

Op 29 september 2018 werd het Indonesische eiland Sulawesi getroffen door een tsunami en een aardbeving. Bij deze natuurramp kwamen ruim tweeduizend mensen om het leven en ruim vierduizend mensen raakten gewond. 68.000 huizen werden verwoest en ruim 225.000 mensen raakten ontheemd (Dodental aardbeving en tsunami Sulawesi opgelopen tot meer dan 2.200, 2018).

(27)

27

4. Methode

Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zal ik tweeledig onderzoek doen naar de weergave van impactvolle items in kinderjournaals. Allereerst zal ik een kwalitatieve inhoudsanalyse verrichten op verschillende impactvolle items uit kinderjournaals, om te achterhalen hoe deze items worden weergegeven. Over het hoe en waarom van de keuzes zal ik, indien mogelijk, vervolgens interviews afnemen met redacteurs van de kinderjournaals om tot een volledig antwoord te komen. In dit hoofdstuk zal ik allereerst de concepten toelichten die een rol spelen in mijn onderzoek, alsook de thema’s waarop gelet wordt bij de analyse – dit zal leiden tot een codeboek voor mijn analyse. Vervolgens zal ik de selectie van de items voor mijn corpus toelichten, gevolgd door de bespreking van de opzet en analyse van de interviews. Als laatste zal ik kort ingaan op de beperkingen die dit onderzoek kent.

4.1 Operationalisatie

Voor de definitie van impactvolle onderwerpen baseer ik me op Vasterman (2005)6. Impactvolle

onderwerpen binnen mijn onderzoek zijn acute gebeurtenissen op grote schaal veroorzaakt door geweld; ofwel natuurgeweld, ofwel geweld aangericht door personen in de vorm van een schietpartij of aanslag.

Uit eerder onderzoek zijn zogeheten ‘consolation strategies’ naar voren gekomen die destijds bij het Jeugdjournaal werden gebruikt om angst te voorkomen en kinderen gerust te stellen (Walma van der Molen & De Vries, 2003), maar op basis van de verdere literatuur acht ik deze niet uitputtend. Daarom zal ik deze strategieën niet als leidend nemen, maar met open blik naar de data kijken om niet uit te sluiten dat het Jeugdjournaal of andere kinderjournaals (inmiddels) andere strategieën hanteren. Deze onderzoeken, alsook de onderzoeken naar de representatie van rampen in reguliere journaals, geven wel een indicatie van technieken en thema’s waarop gelet kan worden bij de inhoudsanalyse, zoals plaatsing in de uitzending, stijl van presentatie, taalgebruik en gebruik van beeld.

In het onderzoek van Walma van Der Molen en De Vries (2003) komt naar voren dat de keuzes voor geruststelling op drie niveaus kunnen plaatsvinden: de uitzending als geheel, het item als geheel en het item in detail. Ieder niveau brengt verschillende thema’s met zich mee die van belang kunnen zijn voor de weergave van het onderwerp. Omdat ik vanuit de literatuur naar onder andere deze thema’s kijk, zal ik deze indeling ook aanhouden in mijn analyse.

Op het eerste niveau betreft dit onder meer de indeling van de uitzending. Welke plek krijgt het onderwerp in de uitzending: wordt hiermee gestart, wordt het opgevolgd door een lichter

(28)

28 onderwerp zoals aangedragen door Buckingham (2006), of tussen twee lichtere onderwerpen in, de ‘sandwich-methode’ (Walma van der Molen & De Vries, 2003). Op dit niveau kan ook gekeken worden naar de presentatie: welke houding wordt aangenomen en door wie wordt het programma gepresenteerd? Voor mijn onderzoek zal ik op dit niveau wel de plaatsing van het item meenemen, maar in eerste instantie niet de presentatie als los element – als hierin een geruststelling wordt geuit zal deze wel worden meegenomen, maar gezien de beperkte tijd waarin het onderzoek wordt uitgevoerd zal ik niet verder ingaan op toon en houding.

Op het tweede niveau wordt gekeken naar het item als geheel: welke invalshoek wordt gekozen, wie komen aan bod en hoe wordt omgegaan met de mogelijke zorgen van kinderen. Zowel voor de reguliere als voor de kinderjournaals zijn verschillende invalshoeken naar voren gekomen, waarvan het meest kenmerkend dat van ‘de gewone burger’ (zie 2.1) en dat van het perspectief van het kind (zie 2.3) – deze zal ik meenemen in het initiële codeboek. Ook betreffende de zorgen van kinderen zijn al verschillende technieken naar voren gekomen (zie 2.4). Hierin wordt ook meegenomen of het onderwerp in context wordt geplaatst, of dat het versimpeld wordt tot een enkele gebeurtenis. Dit wordt eveneens meegenomen in het codeboek.

Het derde niveau omvat het item in detail. Allereerst de gekozen beelden: wat wordt getoond en vanuit welk perspectief? Walma van der Molen en De Vries (2003) noemen een shot van veraf als mogelijke strategie, waar Fishman (2017) vijf mogelijke onderwerpen voor de inhoud vond. Uit onderzoek bleek ook dat animaties en explainers ingezet worden (zie 2.3). Zowel het type shot als de inhoud zal onderdeel uitmaken van het codeboek. Ook geluid speelt een belangrijke rol: wordt er geluid aan het item toegevoegd, wat is te horen, wordt er muziek toegevoegd en zo ja, welke muziek? Als laatste speelt ook het taalgebruik een rol: welke toon en wat voor terminologie wordt gebruikt? Het taalgebruik op dit detail vormt geen onderdeel van de analyse – de analyse van de woordkeuze vereist dusdanig veel tijd waardoor het niet haalbaar is binnen dit onderzoek. Wanneer tijdens het onderzoek globale keuzes betreffende taal naar voren komen zullen deze op itemniveau worden bekeken en niet in detail.

De verschillende concepten zoals hierboven beschreven vormen de basis voor het codeboek gebruikt binnen mijn onderzoek. Het initiële codeboek, opgesteld voor de analyse, is terug te vinden in bijlage 1. Het volledige codeboek, aangevuld na de inhoudsanalyse en interviews, is terug te vinden in bijlage 2.

4.2 Inhoudsanalyse

Het corpus voor de inhoudsanalyse zal bestaan uit impactvolle items van vijf verschillende kinderjournaals, namelijk het Jeugdjournaal (Nederland), Karrewiet (Vlaanderen), 10 Minuten

(29)

29

Jeugdjournaal (Suriname), Behind the News Classroom (Australië) en Logo! (Duitsland)7. Van deze vijf

zijn van het Jeugdjournaal, Karrewiet en 10 Minuten Jeugdjournaal alle uitzendingen rondom de vier casussen onderdeel van het corpus. Van de andere twee kinderjournaals waren de uitzendingen beperkt beschikbaar: voor Behind the News waren enkel de wekelijkse uitzendingen beschikbaar (onderdeel van Behind the News Classroom), waardoor slechts vier uitzendingen konden worden geanalyseerd rondom drie casussen – aan de vierde casus, die van de natuurramp in Sulawesi, werd in het wekelijkse journaal geen aandacht besteed. De dagelijkse afleveringen zijn slechts vanaf februari 2018 online gearchiveerd, maar ook hier was geen item rondom casus 4 terug te vinden. De afleveringen van het Duitse Logo! staan eveneens niet online, maar hier kon de redactie de afleveringen rondom de casus van de aanslag in Manchester beschikbaar maken. De afleveringen rondom de andere casussen konden niet beschikbaar worden gesteld voor onderzoek.

Het corpus voor de inhoudsanalyse van dit onderzoek is samengesteld uit items en uitzendingen van de vijf kinderjournaals met als onderwerp een van de vier eerdergenoemde casussen (zie 3.2). Voor elk van de casussen is voor ieder programma de eerste berichtgeving geselecteerd als beginpunt. Dit valt samen met de eerste nieuwsfase beschreven door Vasterman (2008). Daarnaast zijn ook de follow-up berichten toegevoegd aan het corpus. Deze vallen samen met de tweede nieuwsfase. Items uit de derde fase, bijvoorbeeld een terugblik van hoe het nu gaat of een herdenking een jaar later, vormen geen onderdeel van het corpus – dit om het corpus in te perken in verband met het tijdsbestek waarin het onderzoek uitgevoerd wordt. Van de geselecteerde items is ook de gehele uitzending onderdeel van het corpus, om de plaatsing in de uitzending te kunnen analyseren. Het corpus bestaat daarmee uit 40 items over natuurrampen en 36 items over aanslagen uit 76 afleveringen. Een volledige lijst met de geanalyseerde uitzendingen en items is terug te vinden in bijlage 3.

Voor de analyse zal ik gebruik maken van het codeboek (zie 4.1), gebaseerd op de concepten voortkomend uit de literatuur. Ik verwacht dat deze niet uitputtend is, daarvandaan zal ik mijn corpus analyseren door middel van grounded theory zodat deze aangevuld kan worden met nieuwe codes. Deze methode werd in 1967 bedacht door Barney Glaser en Anselm Strauss en werkt op een inductieve wijze door met open blik naar de data te kijken en daaruit een theorie te ontwikkelen (Thornberg & Charmaz, 2014). Deze methode wordt door Denscombe (2010) geschikt genoemd voor exploratief onderzoek naar gebieden waar weinig onderzoek naar gedaan is, of wanneer niet vastgehouden wordt aan eerdere literatuur (p. 110).

Grounded Theory gaat ervan uit dat met een open blik naar de data wordt gekeken, maar zoals Denscombe (2010) stelt houdt dit niet in dat de onderzoeker niet op de hoogte is van eerdere

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is belangrijk dat elke leerling een eerlijke kans heeft om goed voorbereid de toets te kunnen maken, zodat de prestatie op een toets niet afhangt van andere aspecten dan

Er is afgesproken om elke twee maanden met de raads- en commissieleden van gedachten te wisselen en hen te informeren over de voortgang maatschappelijke onderwerpen in het

Indien dit niet mogelijk is dan mag voor het aantal ontbrekende parkeerplaatsen op eigen terrein beroep worden gedaan op de openbare ruimte als na onafhankelijk onderzoek blijkt

Het Regiobestuur gaat in het najaar 2019 naar alle gemeenteraden toe om te horen hoe de legitimatie en de slagkracht van de regionale samenwerking op de strategische opgaven

Door te luisteren naar de argumen- ten van je zoon zou het kunnen dat hij niet de bedoeling heeft om tot de vroege uurtjes weg te blijven maar dat dit voor hem een

In de komende auditcommissievergadering bespreekt de auditcommissie de bijzondere onderwerpen voor de accountantscontrole over het verslagjaar 2016 en stemt de mogelijke onderwerpen

Beoordeling juistheid van dubieuze debiteuren, de hoogte van de dubieuze bedragen en de acties die zijn ondernomen zodat toch wordt overgegaan tot betaling door de

Het is niet toegestaan om informatie afkomstig van deze website zonder voorafgaande schriftelijke toestemming te kopieren en/of te.. verspreiden in welke vorm