• No results found

IMC weekendschool : de verkenning van de ouderbetrokkenheid : weekendschoolleerlingen en hun ouders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IMC weekendschool : de verkenning van de ouderbetrokkenheid : weekendschoolleerlingen en hun ouders"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IMC Weekendschool

De verkenning van de ouderbetrokkenheid

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Student: W. Lachmipersad Studentnummer: 10055711

Begeleider UvA: mw. dr. F.B. van Rooij Tweede beoordelaar: mw. dr. H.M.W. Bos Externe begeleider: Rebecca de Kuijer

Onderzoeksinstelling: IMC Weekendschool Amsterdam

(2)

1

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie in het kader van de Master Pedagogische Wetenschappen, richting Opvoedingsondersteuning. Via de Universiteit van Amsterdam (UvA) ben ik in contact gekomen met diverse instellingen, waaronder IMC Weekendschool. Vanuit de UvA kreeg ik de opdracht om een top 3 van instellingen samen te stellen waar ik mijn afstudeeronderzoek zou willen doen. IMC Weekendschool stond bij mij op nummer 1. Ik was dan ook zeer enthousiast toen ik hoorde dat ik daadwerkelijk mijn afstudeeronderzoek bij IMC Weekendschool kon doen.

Het onderwerp van deze scriptie is ouderbetrokkenheid. Ik ervaar persoonlijk hoe belangrijk ouderbetrokkenheid voor mij is. Ik vond het interessant om mij nog verder te verdiepen in dit onderwerp. Na het schrijven van een onderzoeksvoorstel, ben ik daadwerkelijk bij IMC Weekendschool begonnen aan het onderzoek. Voor dit onderzoek heb ik de mogelijkheid gekregen om interviews af te nemen bij ouders. Het onderzoeksproces, en de ervaringen die ik hierdoor heb opgedaan, heb ik als zeer leerzaam ervaren.

Ik wil graag een aantal personen bedanken die hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit onderzoek. Mijn dank gaat uit naar mijn scriptiebegeleiders voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van mijn scriptie. Vanuit de UvA zijn dit mw. dr. F.B. van Rooij en mw. dr. H.M.W. Bos. Vanuit IMC Weekendschool is dit R. de Kuijer. Tot slot wil ik mijn naaste familie bedanken voor hun steun en vertrouwen in mij gedurende mijn afstudeerfase.

(3)

2

Parental involvement on the Weekend School: Extracurricular

activity of children.

Abstract

This study reports the results of a qualitative study that was conducted to investigate the extent of parental involvement on IMC Weekend School and what IMC Weekend School can do to increase parental involvement. IMC Weekend School aims to stimulate the development of children between the ages of 10 to 14 years from disadvantaged neighborhoods. IMC Weekend School puts the emphasis on broadening future prospects, enhancing

self-confidence and to acquire a sense of connectedness to Dutch society. Previous study shows that to encourage the development of children, parental involvement appears to be of crucial importance. Study 1 was a literature study to gain more clarity on three themes: the criteria that determine and factors that relate to parental involvement and ways to increase parental involvement. Using various computerized databases such as PiCarta, Psych Info and

Educational Resources Information Center (ERIC), relevant literature has been searched and analyzed to answer the research questions. Study 2 has a qualitative design. Twenty

interviews were conducted with parents whose children are participating in the Weekend School. Participants ranged from 27 to 50 years of age. The results of study 2 show that communication with children about the Weekend School, supporting children and participating in activities at the Weekend School are important to parents. Work, family composition, ethnic and cultural background are several main factors affecting the parental involvement. In addition there are ways to increase parental involvement, these include: organize parent meetings, inform parents, give parents support tasks and regular contact with the teachers.

Keywords: Weekend School, parental involvement, extracurricular activities, parent support,

(4)

3

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4

1.1 Ouderbetrokkenheid bij activiteiten van kinderen 4

1.2 IMC Weekendschool 6

1.3 Ouderbetrokkenheid bij IMC Weekendschool 8 1.4 Aanleiding en doelstelling van het onderzoek 10

1.5 De vraagstelling 10 1.6 Leeswijzer 11 2 Methode studie 1 12 3 Methode studie 2 13 3.1 Design 13 3.2 Steekproef 13 3.3 Werving 13 3.4 Instrumenten 14 3.5 Onderzoeksprocedure 14 3.6 Analyse 15 3.7 Ethische aspecten 16 4 Resultaten studie 1 18

4.1 Criteria op grond waarvan een ouder als betrokken kan worden beschouwd 18 4.2 Factoren die verband houden met de mate van ouderbetrokkenheid in het algemeen 19 4.3 Manieren om ouderbetrokkenheid in het algemeen te bevorderen 25

5 Resultaten studie 2 28

5.1 Demografische gegevens van de respondenten 28 5.2 Criteria van toepassing op ouderbetrokkenheid bij IMC Weekendschool 30 5.3 Invloeden op ouderbetrokkenheid: kindfactoren 37 5.4 Invloeden op ouderbetrokkenheid: ouderfactoren 40 5.5 Invloeden op ouderbetrokkenheid: gezinsfactoren 42 5.6 Invloeden op ouderbetrokkenheid: weekendschoolfactoren 45

6 Conclusie en Discussie 53

6.1 Conclusie 53

6.2 Discussie 56

Literatuurlijst 60

(5)

4

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Ouderbetrokkenheid bij activiteiten van kinderen

Ouders zijn de belangrijkste opvoeders van kinderen. Een belangrijk aspect van de opvoeding is ouderbetrokkenheid (Bordewijk, Dries, Harkink, & Visser, 2007). Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen ouderbetrokkenheid bij school- en buitenschoolse activiteiten. De betrokkenheid van ouders kan de mate waarin kinderen betrokken zijn bij deze activiteiten beïnvloeden (Bordewijk et al., 2007). Sinds het begin van alle school- en buitenschoolse activiteiten speelt ouderbetrokkenheid een rol (Epstein & Sanders, 2002, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). De manieren waarop en de mate waarin ouders betrokken kunnen worden, hebben zich door de jaren heen ontwikkeld. Vroeger hadden ouders inspraak op de scholing van hun kind, bijvoorbeeld door het inhuren van privéleraren. Tegen het midden van de 20e eeuw was er duidelijk een onderscheid te maken tussen de rollen van ouders thuis aan de ene kant, en aan de andere kant de rol van de school. De school was verantwoordelijk voor educatie. Ouders waren thuis verantwoordelijk voor de morele,

culturele en religieuze ontwikkeling van kinderen. Het betrekken van ouders bij school kreeg toen nog weinig aandacht (Epstein & Sanders, 2002, aangehaald in Hill & Taylor, 2004).

Tegenwoordig is ouderbetrokkenheid een veel besproken onderwerp, en is er duidelijk een verschuiving zichtbaar naar een gelijkwaardige samenwerking tussen school- en

buitenschoolse instellingen (Epstein & Sanders, 2002, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). De overheid stimuleert dit: het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap (OCW)

benadrukt het belang van het betrekken van ouders bij onderwijs en opvoeding. Ouders zijn essentieel om de onderwijskansen van kinderen uit achterstandssituaties te bevorderen (Kans, Lubberman, & Van der Vegt, 2009). Scholen proberen een band te creëren met gezinnen, het liefst nog voor de eerste schooldag van kinderen. Dit maakt ouders gevoeliger voor informatie over hoe kinderen vanuit huis gestimuleerd kunnen worden (Pianta, Cox, Taylor, &

Early,1999).

Wanneer ouders betrokken zijn bij activiteiten rondom hun kinderen, kan dit de prestaties van kinderen in de middelbare schooltijd (ongeacht de etnische achtergrond) positief beïnvloeden (Jeynes, 2007). Diverse longitudinale studies hebben uitgewezen dat een hoge mate van ouderbetrokkenheid bij schoolgerelateerde activiteiten voor betere prestaties zorgen. Zo is gebleken dat het voor jonge kinderen een effect heeft op schoolsuccessen, zoals de taalvaardigheid en de sociale competenties (Hill & Taylor, 2004). Behalve op

(6)

5

van kinderen. Met de juiste vaardigheden en informatie, zijn ouders beter in staat om kinderen te helpen bij schoolgerelateerde activiteiten. Als ouders contact hebben met professionals, kunnen zij informatie krijgen over de verwachtingen van de school met betrekking tot gedrag en huiswerk. Op deze manier kunnen ouders leren om kinderen thuis te helpen met huiswerk, en de ontwikkeling thuis stimuleren, aldus Lareau (1996, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). De sociale controle kan eveneens verhoogd worden. Dit ontstaat wanneer gezinnen en scholen samenwerken in het belang van passend sociaal gedrag van kinderen, zowel thuis als op school (McNeal, 1999, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). Wanneer gezinnen en instellingen rondom kinderen op één lijn staan, wat betreft de verwachtingen van kinderen, heeft dat een positieve invloed op het respect van kinderen naar ouders en professionals (Hill & Taylor, 2004).

Uit onderzoek van Anderson, Funk, Elliot en Smith (2003) naar verschillende soorten buitenschoolse activiteiten blijkt dat ouderbetrokkenheid een grote rol speelt bij de belevingen van kinderen van de activiteiten. Wanneer ouders bepaalde buitenschoolse activiteiten als positief of negatief ervaren, is het opmerkelijk dat kinderen deze bepaalde activiteiten, afhankelijk van hun ouders, ook als positief of negatief ervaren (Anderson et al., 2003). Ouders kunnen veel invloed hebben op de sportbeoefening van hun kinderen. Ze kunnen soms zelfs een bepalende factor zijn. Als ouders hun aandacht richten op het plezier en de

persoonlijke ontwikkeling van kinderen, kan dat positief van invloed zijn (Cox, Harlaar, Hilhorst, & De Vries, 2010b). Daarnaast kan ouderbetrokkenheid ook in negatieve vorm voorkomen. Een voorbeeld kan het schorsen van een voetbalteam zijn doordat ouders de scheidsrechter bedreigen en uitschelden. Op deze manier kan ouderbetrokkenheid consequenties hebben voor de buitenschoolse activiteiten van kinderen (Anderson et al., 2003). Er bestaat eveneens een vorm van gedrag van ouders en andere personen die verbonden is met getalenteerde kinderen en jongeren, genaamd Achievement by Proxy Distortion (ABPD) (Tofler, Knapp, & Drell, 1999). Het ABPD-gedrag kan problemen veroorzaken wanneer de ouderbetrokkenheid bij activiteiten van kinderen te ver gaat en kinderen als het ware gedwongen worden om goed te presteren in een bepaalde activiteit. Ouders spelen daarbij een cruciale rol in deelname aan de buitenschoolse activiteiten van kinderen (Tofler et al., 1999).

Naast effecten op kinderen, kan ouderbetrokkenheid positieve groepseffecten voor ouders hebben. Ouderbetrokkenheid kan de zelfontwikkeling en opvoedcompetenties van ouders bevorderen (Hill & Taylor, 2004). Betrokken ouders kunnen andere ouders ontmoeten en bijvoorbeeld ervaringen delen in het belang van hun kinderen. Zij kunnen elkaar

(7)

6

informeren over opvoeding, school en andere instellingen, waaronder buitenschoolse activiteiten vallen (Hill & Taylor, 2004). Ouderbetrokkenheid is tevens van belang voor de sociale cohesie (Expertisenetwerk Ouderbetrokkenheid, 2012). Doordat ouders de kans krijgen om mee te doen, mee te denken en mee te beslissen over belangrijke zaken, kan hun maatschappelijke betrokkenheid indirect worden gestimuleerd. Het benaderen van ouders vormt een eerste stap op weg naar benadering van de sociale omgeving. Wanneer scholen en diverse buitenschoolse activiteiten de gemeenschap willen bereiken, is ouderbetrokkenheid dus zeer van belang (Expertisenetwerk Ouderbetrokkenheid, 2012).

De betrokkenheid van ouders thuis kan een grote bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen leveren (Kans et al., 2009). Dit ‘Good parenting at home’ kan onder andere leiden tot meer zelfvertrouwen, een positievere houding ten opzichte van school, betere prestaties op het gebied van taal en rekenen, en de ontwikkeling van sociale competenties. Het

opvoedgedrag van ouders wordt beïnvloed door onder andere hun welbevinden, en de gezinsculturele- en gezinsstructurele factoren (Kans et al., 2009). Onderzoek laat zien dat de ouderbetrokkenheid in het algemeen vermindert als kinderen in de leeftijd komen van

ongeveer 12 jaar (Hill & Taylor, 2004). Dit valt meestal in het laatste jaar van de basisschool en het begin van de middelbare school. Rond deze leeftijd begint de adolescentie en worden kinderen zelfstandiger. Het is opvallend dat veel ouders denken dat zij het niveau van de kinderen niet meer aankunnen. Ze tonen daarom minder betrokkenheid. Echter, het blijkt uit onderzoek dat ouderbetrokkenheid wel een belangrijke invloed heeft tijdens de adolescentie (Hill & Taylor, 2004).

1.2 IMC Weekendschool

Dit afstudeeronderzoek is gericht op een buitenschoolse activiteit, namelijk IMC Weekendschool. In 1997 deed psycholoog en oprichter van IMC Weekendschool, Heleen Terwijn, onderzoek onder schoolkinderen uit de Bijlmer in Amsterdam (IMC

Weekendschool, 2009). Uit haar onderzoek kwam naar voren dat veel jongeren in achterstandswijken gedurende hun schoolloopbaan hun enthousiaste levenshouding en

vertrouwen in de toekomst verliezen. Naar aanleiding van dit onderzoek richtte zij in 1998 de eerste IMC Weekendschool op in Amsterdam Zuidoost (IMC Weekendschool, 2009).

Tegenwoordig zijn er negen weekendscholen in Nederland. Deze zijn gevestigd in Tilburg, Amsterdam (Zuidoost, Noord en West), Den Haag, Utrecht, Nijmegen, Rotterdam en Groningen. Alle vestigingen worden gefinancierd door bedrijven en fondsen. IMC

(8)

7

Weekendschool is een school voor aanvullend onderwijs gericht op jongeren tussen de 10 en 14 jaar uit sociaaleconomische achterstandswijken (jaarverslag 2011-2012).

Onder achterstandswijken worden woonwijken verstaan die met diverse infrastructurele- en sociaal-maatschappelijke problemen kampen (Hermanns, Öry, &

Schrijvers, 2005). Opgroeien in achterstandswijken kan, los van kenmerken en wooncondities van individuele gezinnen, een duidelijke invloed hebben op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer gezinnen te maken hebben met drie of vier risicofactoren tegelijk, er een tien keer grotere kans is op het ontstaan van problemen in de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Bij gezinnen in achterstandssituaties komen meerdere risicofactoren samen. Hierdoor kunnen deze kinderen vaker psychosociale problemen ondervinden en ouders vaker problemen ervaren met de opvoeding van hun kinderen (Hermanns et al., 2005).

De leerlingen van IMC Weekendschool worden geworven op basisscholen gelegen in sociaaleconomische achterstandswijken. Op deze basisscholen wordt uitgelegd wat IMC Weekendschool inhoudt. Leerlingen kunnen zich vervolgens opgeven voor de

weekendschool. Niet elke leerling kan deelnemen: er melden zich structureel meer leerlingen aan dan voor wie plek is. Er wordt onder andere geselecteerd op de motivatie van leerlingen. Ook wordt er rekening gehouden met de uiteindelijke groepssamenstelling. Daarnaast moeten ouders toestemming geven aan hun kind om naar de weekendschool te kunnen (IMC

Weekendschool, 2009).

De weekendschool is bedoeld als buitenschoolse activiteit, maar kan echter ook als een school worden gezien. Per jaar biedt IMC Weekendschool aanvullend onderwijs aan ruim 900 leerlingen (jaarverslag 2011-2012). Jongeren volgen op de weekendschool drie jaar lang op zondag lessen van professionals (vrijwilligers) die passie hebben voor hun vak. Het

curriculum omvat vakken als geneeskunde, recht, journalistiek, filosofie, wiskunde, sterrenkunde en beeldende kunst. Op de weekendschool is aandacht voor diverse competenties en vaardigheden, zoals presenteren en debatteren. Leerlingen krijgen de mogelijkheid invloed uit te oefenen op het lesprogramma (IMC Weekendschool, 2009).

De uiteindelijke ambitie van de weekendschool is dat de leerlingen goed geïnformeerd in het leven staan, een beeld krijgen van wat de maatschappij te bieden heeft en welke

mogelijkheden er voor hen zijn (IMC Weekendschool, 2009). Deze kennis is de basis voor het maken van zelfstandige, gemotiveerde en verantwoordelijke keuzes, zoals op het gebied van opleiding en beroep. Als essentiële bouwstenen hiervoor ziet IMC Weekendschool het

(9)

8

bij brede lagen in de Nederlandse samenleving. Dit worden daarom de drie kernconcepten genoemd (IMC Weekendschool, 2009). Binnen de afdeling Research and Development van IMC Weekendschool heeft de onderzoeksgroep een longitudinaal effectonderzoek verricht. De hoofdvraag van dit onderzoek is of leerlingen die weekendschoolonderwijs volgen zich sterker ontwikkelen op de drie kernconcepten dan leerlingen uit dezelfde wijken die geen weekendschoolonderwijs volgen. Dit onderzoek is gestart in 2009 en geëindigd in 2012. Uitkomsten laten zien dat er op alle drie kernconcepten groei kan worden aangetoond voor kinderen die deelnamen aan de weekendschool (Appelhof, Terwijn, & Werfhorst, 2013).

Wanneer de weekendschoolleerlingen na drie jaar de weekendschool afronden, ontvangen zij een diploma. De weekendschool biedt bovendien de mogelijkheid voor alumni om zich aan te sluiten bij hun follow-uptraject, genaamd Future for Life Institute (FFL). FFL is een alumninetwerk en biedt oud-leerlingen van de weekendschool aanvullende activiteiten, zoals workshops, trainingen en hulp bij het vinden van een stage (Van Klaveren, Terwijn, & Meyer, 2011). Er worden meer dan 1200 alumni ondersteund om zich verder te kunnen ontplooien (jaarverslag 2011-2012).

1.3 Ouderbetrokkenheid bij IMC Weekendschool

IMC Weekendschool hecht waarde aan de ouderbetrokkenheid (IMC Weekendschool, 2013). IMC Weekendschool gaat er vanuit dat ouders een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen. Goed contact tussen ouders en scholen bevordert de ouderbetrokkenheid. Goed contact kan een positief effect hebben op de

ontwikkeling van kinderen. Tijdens de aanmeldprocedure van het kind op de weekendschool worden ouders geïnformeerd over wat er verwacht wordt en wat de weekendschool biedt. Zij krijgen dan de gelegenheid om kennis te maken met de docenten van de weekendschool en zij kunnen dan vragen stellen (IMC Weekendschool, 2013).

IMC Weekendschool is van mening dat contact met zowel betrokken als minder betrokken ouders belangrijk is (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009). Betrokken ouders weten meestal al waarvoor de weekendschool is. Het is van belang om deze ouders goed geïnformeerd en betrokken te houden. In tegenstelling tot betrokken ouders zijn er ook ouders die niet direct weten waarvoor de weekendschool is. Ouders die geen duidelijk beeld hebben waarvoor de weekendschool is, moeten goed geïnformeerd worden over welke positieve effecten deelname kan hebben voor hun kinderen (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009).

(10)

9

IMC Weekendschool wil dat kinderen thuis met hun verhaal over de weekendschool terecht kunnen, en dat ze gesteund worden door hun ouders om elke zondag te komen. Ouders betrekken bij het weekendschoolonderwijs draagt bij aan het behalen van de drie

kernconcepten (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009).

Voor het verbreden van de toekomstperspectieven is het van belang, dat ouders kunnen ontdekken dat er meer goede toekomstmogelijkheden zijn dan ‘het hoogste diploma’, zoals het worden van arts of advocaat. Ouders kunnen dit ontdekken door bijvoorbeeld verhalen van kinderen over het lesprogramma van de weekendschool. De weekendschool biedt kinderen de mogelijkheid om hun ouders ook mee te nemen naar andere werelden. Echter, het kind kan de aangeboden toekomstperspectieven van de weekendschool pas als daadwerkelijke perspectieven gaan ervaren, als ook hun ouders de aangeboden vakken als reële toekomstopties zien (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009). Voor het vergroten van het zelfvertrouwen, is het van belang dat ouders de kinderen serieus nemen, en

belangstelling tonen. Daarbij is het belangrijk dat ouders een gevoel meegeven dat de

kinderen er echt goed aan doen naar de weekendschool te gaan. Dit zal het kind sterken en het zelfvertrouwen doen groeien. Ook het delen van succeservaringen van leerlingen met hun ouders, zal het zelfvertrouwen van het kind doen toenemen (Onderzoeksgroep IMC

Weekendschool, 2009). Om aansluiting te vinden bij bredere lagen van de samenleving zijn er tevens een paar dingen van belang volgens de weekendschool. Ouders die betrokkenheid tonen, kunnen in contact komen met gastdocenten en vaste docenten van de weekendschool. Ouders kunnen kennis krijgen van mensen en beroepen die zij wellicht nog niet kenden (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009).

Uit de praktische leidraden voor jaarcoördinatoren van IMC Weekendschool komen drie verplichte interventies naar voren die van belang zijn voor de ouderbetrokkenheid. Ten eerste, om ouders te laten zien wat er daadwerkelijk op de weekendschool gebeurd, kunnen ouders uitgenodigd worden op de vestiging van de weekendschool voor drempelverlagende activiteiten. Drempelverlagende activiteiten zijn activiteiten die ouders stimuleren om naar de weekendschool te komen. IMC Weekendschool streeft ernaar om ouders minimaal twee keer per jaar op de weekendschool te laten komen (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009). Ten tweede wordt er verwacht dat ouders uitgenodigd worden voor een officieel moment aan het eind van een vak. Hier kunnen de kinderen presenteren wat ze bij dit vak gedaan en geleerd hebben. Ten derde worden ouders uitgenodigd voor een oudermiddag, waar ze kunnen zien en geïnformeerd worden, over wat de kinderen de afgelopen periode gedaan hebben. Ook hier spelen de kinderen een belangrijke rol. Doordat kinderen zelf vertellen

(11)

10

zullen ouders wellicht aandachtiger luisteren en zich meer betrokken voelen. Bij elk van deze drie contactmomenten is het van belang te benadrukken dat iedereen in het gezin welkom is, inclusief broertjes en zusjes (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009).

Naast deze drie verplichte interventies zijn er volgens IMC Weekendschool ook nog andere mogelijkheden om de ouderbetrokkenheid te vergroten. Er zou telefonisch of

persoonlijk een vast spreekuur of moment in de week of maand ingevoerd kunnen worden (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009). Ouders kunnen een nieuwsflits/nieuwsbrief ontvangen. Op deze manier worden ouders op de hoogte gehouden. Er kunnen ook netwerken uit de buurt worden ingezet, zoals moskee of basisschool. Op deze manier kunnen betrokken ouders helpen bij stimulering van ouders die niet betrokken zijn. Betrokken moeders kunnen bijvoorbeeld als tolk worden gebruikt, waar taal een obstakel vormt. Tevens kunnen ouders betrokken worden door taken te krijgen bij georganiseerde feestjes, zoals het verzorgen van hapjes (Onderzoeksgroep IMC Weekendschool, 2009).

1.4 Aanleiding en doelstelling van het onderzoek

Dit onderzoek is ontwikkeld, omdat IMC Weekendschool van mening is dat

betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen essentieel is om hier optimaal van te profiteren. Bij IMC Weekendschool zijn niet alle ouders betrokken bij de activiteiten van hun kinderen. IMC Weekendschool heeft behoefte aan een scherper beeld van hoe ouders de weekendschool beleven en hoe betrokken ze zijn. Daarbij wil IMC Weekendschool weten op welke manier ouderbetrokkenheid gestimuleerd kan worden zodat kinderen participeren aan buitenschoolse activiteiten, zoals de weekendschool.

Het doel van dit onderzoek is om een beeld te krijgen van de ouderbetrokkenheid en inzicht te bieden in hoe de weekendschool ouderbetrokkenheid kan vergroten. De verkregen informatie kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het weekendschoolconcept. Naast het belang voor IMC Weekendschool kan dit onderzoek tevens de kennis van ouderbetrokkenheid vergroten.

1.5 De vraagstelling

De volgende tweeledige hoofdvraag staat centraal in dit onderzoek: ‘In hoeverre zijn ouders betrokken bij de activiteiten van hun kinderen op IMC Weekendschool en wat kan IMC Weekendschool doen om de ouderbetrokkenheid te vergroten?’

(12)

11

De volgende deelvragen worden behandeld om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden:

1. Welke zijn de criteria op grond waarvan een ouder als betrokken kan worden beschouwd?

2. In hoeverre voldoen ouders van IMC Weekendschoolleerlingen aan deze criteria van betrokkenheid?

3. Welke factoren houden verband met de mate van ouderbetrokkenheid in het algemeen?

4. Welke factoren houden verband met de mate van ouderbetrokkenheid bij IMC Weekendschool in het bijzonder?

5. Welke manieren zijn er om ouderbetrokkenheid in het algemeen te bevorderen? 6. Wat zijn de beste manieren om ouderbetrokkenheid te bevorderen bij IMC

Weekendschool in het bijzonder?

Dit onderzoek bestaat uit twee studies. Studie 1 is een literatuurstudie en geeft antwoord op de deelvragen één, drie en vijf. Studie 2 is een kwalitatieve studie op basis van interviews. De deelvragen twee, vier en zes worden beantwoord op grond hiervan. De gevonden theorie uit de literatuurstudie zal de basis vormen voor de onderwerpen van de interviews.

1.6 Leeswijzer

In de volgende twee hoofdstukken worden de methoden van studie 1 en 2 behandeld. De resultaten van studie 1 worden besproken in hoofdstuk vier. Daarna worden de resultaten van studie 2 besproken in hoofdstuk vijf. Tot slot gaat hoofdstuk zes in op de conclusies met betrekking tot het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Vervolgens zal dit hoofdstuk worden afgesloten met een discussie en aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek.

(13)

12

Hoofdstuk 2: Methode studie 1

Studie 1 is een literatuurstudie die verricht is om meer duidelijkheid te krijgen over drie thema’s, namelijk de criteria op grond waarvan ouders als betrokken kunnen worden beschouwd, factoren die verband houden met de mate van ouderbetrokkenheid, en manieren om ouderbetrokkenheid te bevorderen. Aan de hand van verschillende zoekmachines, zoals PiCarta, PsychInfo en Educational Resources Information Centre (ERIC), is er relevante literatuur gezocht en geanalyseerd om de betreffende onderzoeksvragen te beantwoorden.

Er is gezocht met de volgende zoektermen, zowel afzonderlijk als in combinatie met elkaar: parental involvement, extracurricular activities, parents, support, pressure, behavior, sports, clubs, academic achievement, positive development, family-school partnerships, school, family en children’s education. Er is tevens gekeken naar de referentielijsten van de artikelen om mogelijk op meer relevante artikelen te komen. De artikelen zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria: de artikelen hebben een wetenschappelijk perspectief, het liefst niet ouder dan 15 jaar en hebben relevantie met het onderwerp.

Dit systematisch zoeken leverde een aantal onderzoeken op omtrent

ouderbetrokkenheid. De gevonden literatuur is in te delen in twee categorieën. De eerste categorie studies is gericht op ouderbetrokkenheid bij buitenschoolse activiteiten van kinderen. De tweede categorie studies is gericht op ouderbetrokkenheid op scholen van kinderen. Beide hebben relevantie met het weekendschoolconcept, omdat de weekendschool zowel als buitenschoolse activiteit als school gezien kan worden. De bevindingen zijn geanalyseerd en beschreven aan de hand van de betreffende deelvragen.

(14)

13

Hoofdstuk 3: Methode studie 2

3.1 Design

Naast literatuurstudie is er kwalitatief onderzoek verricht om te kijken naar de

ouderbetrokkenheid op IMC Weekendschool. Studie 2 is een kwalitatief onderzoek met semi-gestructureerde interviews. Er zijn diepte interviews gehouden met ouders van leerlingen van de weekendscholen. Het houden van diepte interviews brengt de mogelijkheid met zich mee dat er kan worden doorgevraagd. De onderzoeker heeft tevens de mogelijkheid om flexibel in te spelen op de informatie die de respondenten geven. De respondent kan de richting van het interview bepalen en mogelijk nieuwe relevante onderwerpen aankaarten (Bryman, 2012).

3.2 Steekproef

Het hoofdkantoor van IMC Weekendschool in Amsterdam beschikt over een database met alle leerlingen van de negen vestigingen. Uit deze database is een aselecte steekproef getrokken. Van deze leerlingen zouden de ouders geïnterviewd worden. Er is gekozen voor een systematische steekproeftrekking. Bij de systematische steekproeftrekking is de te gebruiken populatie op een systematische wijze doorlopen (Bryman, 2012). Van alle negen vestigingen van IMC Weekendschool zijn de drie lichtingen bij elkaar opgeteld. Dit waren in totaal 886 leerlingen. De onderzoeker streefde naar 40 respondenten en kwam hiermee uit op een rekensom van 886:40 = 22. Dit houdt in dat er op elke set van 22 leerlingen één leerling wordt gekozen. Er is vervolgens via de computer een toevalscijfer getrokken. Dit was

toevalscijfer twee. Aan de hand hiervan is de steekproeftrekking begonnen bij de 24e leerling in de database gevolgd door de 46e leerling tot de laatste, de 882e leerling. Bij de benadering van de respondenten is tevens rekening gehouden met weigering en non respons van

respondenten (Bryman, 2012).

3.3 Werving

De geselecteerde ouders van weekendschoolleerlingen hebben per post een

informatiebrief toegestuurd gekregen. Door middel van deze informatiebrief zijn ouders op de hoogte gesteld dat ze middels een aselecte steekproef uitgekozen zijn om mee te doen aan het onderzoek over ouderbetrokkenheid. Er stond in de informatiebrief vermeld dat ze telefonisch benaderd zouden worden om mee te doen aan het onderzoek. In dit telefoongesprek konden ouders toestemming geven of zij wel of niet wilden meedoen. Indien ouders aangaven mee te willen doen aan het onderzoek werd er direct een afspraak voor het interview gepland. Op 26

(15)

14

februari 2013 zijn de enveloppen voor de informatiebrieven vanuit IMC Weekendschool opgehaald en voorzien van een postzegelstempel. Op 28 februari 2013 zijn de

informatiebrieven verstuurd aan de ouders. Om zeker te zijn dat de ouders de brieven

ontvangen en gelezen hadden, zijn ouders vanaf maandag 4 maart 2013 telefonisch benaderd. Dit leverde in totaal de helft van de benaderde respondenten op (n = 20). Deelname aan het onderzoek was geheel vrijwillig. Als dank voor deelname aan de interviews voor het onderzoek hebben de ouders een drinkmok gekregen.

3.4 Instrumenten

Op basis van de resultaten uit de literatuurstudie naar ouderbetrokkenheid zijn semi-gestructureerde interviews ontwikkeld. Aan de hand hiervan is kennis vergaard over de ouderbetrokkenheid bij de activiteiten van kinderen op de weekendschool en hoe de ouders zelf vinden dat hun betrokkenheid vergroot kan worden. Door middel van de topiclijst over de drie thema’s rond ouderbetrokkenheid zijn er vragen geformuleerd voor het geval dat het interview moeizaam verliep. Over het algemeen is de volgorde van de topiclijst tijdens het interview aangehouden. Aangezien het diepte interviews waren, is het wel eens voorgekomen dat er ook andere onderwerpen aan bod kwamen die soms relevant en soms niet relevant waren voor het onderzoek. Aan het eind van de interviews is naar een aantal demografische gegevens van de ouders gevraagd, namelijk gezinssamenstelling, leeftijd, opleiding en etniciteit.

Alvorens de interviews plaatsvonden heeft de onderzoeker het interview aan de hand van de topiclijst geoefend met een medewerker van IMC Weekendschool. Door het oefenen van het interview is er een indicatie verkregen van de duur van het interview. Daarnaast is aan de hand van dit oefeninterview de topiclijst nog aangepast. De definitieve topiclijst bestaat uit de volgende drie thema’s: criteria op grond waarvan ouders als betrokken kunnen worden beschouwd, factoren die verband houden met de mate van ouderbetrokkenheid, en manieren om ouderbetrokkenheid te bevorderen (zie bijlage).

3.5 Onderzoeksprocedure

Het streven was om de interviews bij ouders thuis af te nemen. In de praktijk is dit niet altijd mogelijk geweest. Achttien interviews zijn daadwerkelijk afgenomen bij ouders thuis. Eén interview is afgenomen op de werklocatie van een ouder en één interview is telefonisch afgenomen. Er is gebruik gemaakt van actief informed consent, door middel van

(16)

15

doen aan het onderzoek (Bryman, 2012). Voordat het interview begon, heeft de onderzoeker zich kort voorgesteld en uitgelegd wat haar rol is bij IMC Weekendschool. Vervolgens kregen ouders de mogelijkheid om de informatiebrochures te lezen. Als zij akkoord gingen hebben zij de toestemmingsverklaring ondertekend in tweevoud. De ouders hebben vrijwillig

deelgenomen aan het onderzoek en zijn vrij gelaten in de mogelijkheid om te stoppen met het onderzoek wanneer ze dat wilden. Afhankelijk van wie beschikbaar was, is de moeder of vader geïnterviewd. De interviews zijn goed verlopen, waardoor nuttige informatie is verkregen in het belang van het onderzoek.

Van 15 interviews zijn er geluidsopnames gemaakt met een digitaal dicteerapparaat. Voor het opnemen van de interviews is eveneens vooraf toestemming gevraagd aan ouders door middel van de informatiebrochure. Van vier interviews zijn er geen geluidsopnames gemaakt, omdat ouders aangaven dit niet te willen wegens geloofsovertuiging. Indien van het interview geen geluidsopname gemaakt mocht worden, had de onderzoeker een laptop bij zich zodat zij kon meetypen met wat er gezegd werd. De ouders kregen dan een andere

informatiebrochure en toestemmingsverklaring waarin stond dat de ouder wel instemt met het onderzoek, maar dat het interview niet opgenomen wordt. Na afloop van het interview is er nog dubbel gecheckt bij de respondent of de antwoorden correct zijn begrepen. Van het telefonisch interview is ook geen geluidsopname gemaakt, omdat dit op dat moment niet mogelijk was. Via e-mail heeft deze ouder de informatiebrochure gelezen en toestemming gegeven voor deelname aan het onderzoek. Tevens is er ook na afloop van dit telefonisch interview samen met de respondent dubbel gecheckt of de antwoorden die de onderzoeker noteerde correct waren. Het kortste interview duurde 30 minuten en het langste interview duurde 1 uur en 10 minuten.

3.6 Analyse

Voor het analyseren van de opgenomen interviews is gebruik gemaakt van het programma MaxQDA versie 11. Aan de hand hiervan zijn de interviews getranscribeerd en geanalyseerd. De uitgewerkte interviews zijn gecodeerd om op deze manier de relevante informatie te selecteren voor het beantwoorden van de tweeledige onderzoeksvraag. Er is in de analyse ten eerste gebruik gemaakt van zowel deductief als inductief coderen. Er werden hoofdcategorieën en vervolgens deelcategorieën gecreëerd. De tekstfragmenten werden onderverdeeld over de categorieën. De categorieën hebben codes toegekend gekregen.

Bepaalde codes komen overeen met de hoofdthema’s van de semi-gestructureerde interviews. Daarnaast zijn er nog codes gevormd aan de hand van de verschillende antwoorden van de

(17)

16

respondenten. Ten tweede is er door middel van zowel axiaal coderen als open coderen een codeboom ontstaan (zie bijlage). Door axiaal te coderen is bepaald wat belangrijke en minder belangrijke elementen van het onderzoek zijn. Op deze manier wordt er vanuit de codes naar de tekstfragmenten gekeken. Daarnaast is er gebruik gemaakt van open codering. Er is dan vanuit de tekstfragmenten gekeken naar de codes. Waar nodig is ervoor gekozen om irrelevante thema’s te laten vallen (Boeije, 2005).

Voor het waarborgen van de betrouwbaarheid van de gecodeerde interviews hebben twee onafhankelijke beoordelaars elk drie uitgewerkte interviews gecodeerd aan de hand van de opgestelde codeboom door de onderzoeker. Hieruit kwam naar voren dat sommige

hoofdcodes nog verder ingedeeld konden worden in specifieke subcodes. Tekstfragmenten waarover de twee onafhankelijke beoordelaars en de onderzoeker het samen eens waren, werden specifieker ingedeeld op nieuwe subcodes. In de beschrijving van de resultaten kunnen citaten van de respondenten worden gebruikt ter illustratie. Om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen is ervoor gekozen om de ouders een nummer toe te wijzen.

Voor het analyseren van de demografische gegevens van de respondenten is er gebruik gemaakt van het programma SPSS versie 20. Door middel van beschrijvende statistieken is er gekeken naar de gezinssamenstelling, leeftijd, opleiding en etniciteit. Voor de

gezinssamenstelling, opleiding en etniciteit zijn subschalen ontwikkeld en voor leeftijd is de precieze leeftijd van ouders gebruikt waardoor er een gemiddelde en standaarddeviatie kan worden gegeven.

3.7 Ethische aspecten

IMC Weekendschool is gericht op kwaliteitsverbetering van hun concept. IMC Weekendschool verwachtte dat ouders aan dit onderzoek zouden meewerken. De manier waarop het onderzoek is vormgegeven, heeft ervoor gezorgd dat IMC Weekendschool, ouders en leerlingen hier geen last van hebben ondervonden. Dit onderzoek is niet medisch van aard en er is geen risico geweest op nadelige effecten voor deelnemers van het onderzoek. Het onderzoek valt volledig binnen de omschrijving van standaardonderzoek van de Afdeling Pedagogiek en Onderwijskundige Wetenschappen. Alle proefpersonen waren volledig vrij om deel te nemen aan het onderzoek, en om hiermee te stoppen wanneer zij dat willen, zonder gevolgen en om welke reden dan ook. Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt

vertrouwelijk en zijn anoniem verwerkt. De gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden, met uitzondering van de begeleiders. De gegevens van de individuele respondenten zijn gecodeerd en zonder mogelijke identificatie bewaard. Alleen de onderzoeker heeft tijdens

(18)

17

het onderzoek toegang gehad tot deze gegevens. Na afronding van het onderzoek worden de interviews gewaarborgd in het hoofdkantoor van IMC Weekendschool, waar alleen

medewerkers toegang zullen hebben tot de geanonimiseerde data.

(19)

18

Hoofdstuk 4: Resultaten studie 1

4.1 Criteria op grond waarvan een ouder als betrokken kan worden beschouwd

Onderzoek laat zien dat er verschillende criteria zijn om de ouderbetrokkenheid in kaart te brengen (Cox et al., 2010b). Ouderbetrokkenheid kan zich in verschillende mate uiten, namelijk praktisch, emotioneel of allebei. Over het algemeen is het bekend dat

ouderbetrokkenheid vooral thuis plaats vindt, maar het blijkt tevens van belang bij de school- en buitenschoolse activiteiten zelf (Cox et al., 2010b).

Praktisch kan ouderbetrokkenheid zich thuis uiten in het helpen bij

huiswerkgerelateerde opdrachten (ondersteunend), het checken van huiswerk op volledigheid (controlerend), het creëren van goede omstandigheden thuis en het communiceren van ouders met kinderen over schoolgerelateerde activiteiten (Cox et al., 2010b; Jeynes, 2007). Daarnaast zijn er faciliterende activiteiten waardoor ouders buitenschoolse activiteiten mogelijk maken voor kinderen. Het gaat om zaken zoals het betalen van contributie en het kind naar de buitenschoolse activiteit brengen. Dit faciliterende type van ouderbetrokkenheid is belangrijk voor kinderen, omdat zij afhankelijk zijn van ouders (Cox et al., 2010b).

Emotioneel kan ouderbetrokkenheid zich thuis uiten in hoge verwachtingen van ouders over de prestaties van kinderen en de opvoedingsstijlen van ouders. Voornamelijk het vertonen van ondersteunend, warm en liefdevol gedrag worden gerelateerd aan hoge mate van ouderbetrokkenheid. Het helpen van en vertrouwen hebben in kinderen is eveneens

gerelateerd aan hoge mate van ouderbetrokkenheid (Hashima & Amato, 1994; Jeynes, 2007). Emotionele ouderbetrokkenheid in het kader van onderwijs wordt veelal gedefinieerd als het tonen van belangstelling voor de school en de leraar van de kinderen (Cox et al., 2010b). Dit is bevorderend voor de relatie tussen ouders en professionals (Hill & Taylor, 2004). Ouders kunnen hun betrokkenheid tevens tonen door het bezoeken van ouderavonden op school en respect te tonen voor leraren. Een duidelijke uiting van ouderbetrokkenheid in het algemeen is dus het tonen van belangstelling (Cox et al., 2010b).

Anderson et al. (2003) hebben onderzoek verricht naar ouderbetrokkenheid onder 238 leerlingen in de leeftijd van 9 tot 11 jaar in het kader van buitenschoolse activiteiten. Hieruit kwam naar voren dat er verschillende typen van ouderbetrokkenheid te onderscheiden zijn. Ouders kunnen kinderen steunen en druk zetten op wat zij verwachten van kinderen, ook wel ouderlijke steun en ouderlijke druk genoemd. Steun van en druk door ouders zijn criteria die een belangrijke rol spelen bij de deelname aan en ontwikkeling van kinderen in

(20)

19

De ene ouder is dus meer praktisch betrokken, de ander ouder is meer emotioneel betrokken. Toch wordt emotionele betrokkenheid van ouders beschouwd als sterkere ouderbetrokkenheid. Ouders kunnen, zoals eerder genoemd, buitenschoolse activiteiten faciliteren door kinderen weg te brengen en op te halen en daardoor praktisch betrokken zijn. Echter, sommige ouders zien buitenschoolse activiteiten als een soort van kinderopvang waarbij zij tijdelijk emotioneel geen zorg hebben voor het kind (Cox et al., 2010b). Er bestaan ook combinaties van emotionele en praktische ouderbetrokkenheid. Ouders kunnen aanwezig zijn en deelnemen aan school- en buitenschoolse activiteiten voor kinderen: hulp bij

excursies, een vaste taak in oudercommissies en vrijwilligerswerk rondom scholen en klassen (Hill & Taylor, 2004; Jeynes, 2007; Van Velsor & Orozco, 2007).

4.2 Factoren die verband houden met de mate van ouderbetrokkenheid in het algemeen

Uit dit literatuuronderzoek komen een aantal belangrijke factoren naar voren die verband houden met de mate van ouderbetrokkenheid bij school- en buitenschoolse activiteiten in het algemeen. In het balansmodel wordt er gesproken van zowel risico- als beschermende factoren die tevens onderverdeeld worden in de systemen volgens

Bronfenbrenner (1979). Daarnaast is er een onderscheid gemaakt tussen demografische- en psychologische factoren rondom ouders en gezinnen.

Het balansmodel

Ouders scheppen via opvoeding de noodzakelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van kinderen (Aalbers-van Leeuwen, Van Hees, & Hermanns, 2002). Ouders zijn voor hun kinderen aanvankelijk de belangrijkste bron van steun. Het balansmodel vormt een belangrijk onderdeel voor het functioneren als competent ouder. Het balansmodel laat de balans tussen de draaglast en draagkracht zien. Draaglast omvat het geheel van taken van wat er wordt verwacht te moeten gebeuren. Draagkracht heeft te maken met het vermogen, dat wil zeggen, wat een persoon aan kan om te kunnen doen (Blokland, 2010). Voor de mate van

ouderbetrokkenheid en de ontwikkeling van kinderen maakt het veel uit, of risicovolle

omstandigheden ongewijzigd blijven en, of er positieve veranderingen plaatsvinden. Wanneer thuis de betrokkenheid van ouders bij kinderen minimaal is, kan bijvoorbeeld een duidelijke structuur en een goed leefklimaat op school verminderen dat deze kinderen moeite ervaren in hun ontwikkeling (Blokland, 2010).

De balans tussen de draagkracht en draaglast van ouders kan verstoord worden door risicofactoren (Hermanns et al., 2005). Risicofactoren worden gedefinieerd als factoren,

(21)

20

gebeurtenissen en kenmerken van individuen en opvoedingsomgevingen, die samenhangen met een grotere kans op ongunstige ontwikkelingsuitkomsten en gedragsproblemen.

Risicofactoren zijn onder te verdelen in kindkenmerken, ouderkenmerken en

gezinskenmerken. Kindkenmerken zijn bijvoorbeeld een moeilijk temperament en een verstandelijke of fysieke handicap. Ouderkenmerken zijn bijvoorbeeld een verminderd welzijn, verslaving, ouders die zelf een traumatische jeugd hebben gehad of gebrek aan opvoedcompetenties van ouders. Voorbeelden van gezinskenmerken zijn armoede, ingrijpende gebeurtenissen, conflictueuze gezinsrelaties of wonen in een afbraakbuurt (Dekovic, 1999; Hermanns et al., 2005). Uit onderzoek blijkt dat het optreden van meerdere risicofactoren tegelijk, ook wel risicocumulatie genoemd, tot problemen leidt (Hermanns & Leu, 1998, aangehaald in Asscher & Paulussen-Hoogeboom, 2005). Niet elke risicofactor levert altijd een even grote bijdrage aan het ontstaan van problemen. Er wordt in studies meestal de nadruk gelegd op de verhoogde kans op problemen voor het kind. Echter, de aanwezigheid van risicofactoren binnen een gezin blijkt ook te kunnen leiden tot een verhoogde kans op ‘problematisch’ gedrag van ouders (Asscher & Paulussen-Hoogeboom, 2005). Uit onderzoek van Meyers (1999) blijkt er een stijgend verband te zijn tussen het aantal risicofactoren en een verminderde kwaliteit van de opvoeding. Verminderde kwaliteit van de opvoeding houdt over het algemeen in dat er minder structuur in de opvoeding is, meer autoritair gedrag en matige kwaliteit van de ouder-kindrelatie, waaronder ouderbetrokkenheid valt. Er is bijvoorbeeld aangetoond dat naarmate er meer risicofactoren aanwezig zijn,

moeders minder warm opvoeden. Dit is gebleken uit een onderzoek onder 73 moeders met kinderen tot zeven jaar. Het autoritaire gedrag van moeders hing hier samen met gehechtheid, veiligheid, sociale steun, tevredenheid in het huwelijk, sociaal gedrag van het kind en de sociaaleconomische status (SES), aldus Meyers (1999).

In tegenstelling tot risicofactoren, kunnen ook beschermende factoren van invloed zijn op de draaglast en draagkracht van ouders. Beschermende factoren worden opgevat als

persoonlijke, sociale of institutionele factoren, gebeurtenissen en kenmerken die competenties van kinderen of ouders kunnen vergroten. Hierdoor kan de ontwikkeling van het kind

gestimuleerd worden, waardoor de kans dat zich problemen voordoen kleiner wordt (Aalbers-van Leeuwen et al., 2002). Net als risicofactoren kunnen beschermende factoren

onderverdeeld worden in kindkenmerken, ouderkenmerken en gezinskenmerken.

Kindkenmerken kunnen bijvoorbeeld een makkelijk temperament of hoge intelligentie zijn. Ouderkenmerken zijn bijvoorbeeld goede gezondheid, goede pedagogische competenties of gevoel voor humor. Voorbeelden van gezinskenmerken zijn de SES, stabiele partnerrelatie,

(22)

21

goede ouder-kind relatie of sociale steun uit de omgeving (Blokland, 2010; Dekovic, 1999). Beschermende factoren kunnen als het ware een buffer vormen voor gezinnen. Beschermende factoren kunnen de draagkracht van ouders versterken en houden verband met de mate van ouderbetrokkenheid in het algemeen (Dekovic, 1999).

In veel van de literatuur over de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kinderen wordt gebruik gemaakt van de theorie van Bronfenbrenner (1979), als uitgangspunt van waaruit ouders en bijvoorbeeld leerkrachten bestudeerd worden (Jacobs, 2008). Volgens het ecologisch ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner (1979) is het van belang om de opvoeding van kinderen in een bredere context te zien. Bronfenbrenner (1979) maakt

onderscheid tussen de volgende systemen die van invloed kunnen zijn op het welbevinden en gedrag van ouders: micro-, meso-, exo-, macro- en chronosystemen. De eerder genoemde kind-, ouder- en gezinsfactoren vallen onder het microsysteem. Sociale gezins- en

buurtfactoren vallen onder het mesosysteem. Sociaaleconomische gezinsfactoren, culturele- en maatschappelijke factoren vallen onder het macrosysteem (Blokland, 2010).

Demografische factoren

De volgende demografische factoren omtrent gezinnen worden besproken: SES, werk, opleidingsniveau, achterstandswijken, gezinssamenstelling, opvoeding, etnische of culturele achtergrond, sociale omgeving en steun vanuit het sociaal netwerk.

Uit diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat de SES van gezinnen kan worden gezien als factor die gerelateerd is aan de mate van ouderbetrokkenheid bij zowel schoolse als buitenschoolse activiteiten van kinderen (Benson & Martin, 2003). Ouders kunnen

onregelmatige werkroosters of meerdere banen hebben. Hiernaast kunnen ouders moe zijn van alle inspanningen op het werk (Benson & Martin, 2003). Over het algemeen is uit

onderzoek gebleken dat ouders met hogere SES meer betrokkenheid laten zien dan ouders met lagere SES. In tegenstelling tot ouders met hogere SES hebben ouders met lagere SES te maken met meer belemmeringen voor de ouderbetrokkenheid. Zij hebben vaker te maken met gebrek aan hulpmiddelen, zoals vervoersproblemen, en armoede. Het leven in armoede heeft directe effecten op de geestelijke gezondheid van ouders en hun zelfpercepties. Ouders kunnen hierdoor meer stress ervaren als gevolg van de strijd om net rond te komen. Armoede heeft ook indirecte effecten op de kinderen. Dit kan resulteren in het vroegtijdig verlaten van de school. De negatieve gevolgen voor ouders van armoede of van vroegtijdig schoolverlaten van kinderen worden geassocieerd met een lagere mate van ouderbetrokkenheid (Hill & Taylor, 2004). Ouders met lagere SES voelen zich vaker minder op hun gemak om stappen te

(23)

22

ondernemen zoals de leraar of de school te benaderen. Ouders met kinderen die juist het meest zouden profiteren van de ouderbetrokkenheid vinden het vaak het moeilijkst om betrokken te zijn en te blijven (Lareau, 1996, aangehaald in Hill & Taylor, 2004).

Uit onderzoek is naar voren gekomen dat ouders met lagere SES vaak zelf minder jaren onderwijs gevolgd hebben dan ouders met hogere SES (Lareau, 1996, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). Het opleidingsniveau van ouders is tevens een van de factoren die verband houdt met de ouderbetrokkenheid. Onderzoek laat zien dat ouders met een hoger

opleidingsniveau, kinderen meer stimuleren van deelname aan diverse activiteiten, dan ouders met een lager opleidingsniveau. Bovendien blijken ouders met een hoger opleidingsniveau actieve betrokkenheid te tonen bij dit proces (Hill & Taylor, 2004).

Opgroeien in achterstandswijken kan, los van kenmerken en wooncondities van individuele gezinnen, een duidelijke invloed hebben op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Onder achterstandswijken worden woonwijken verstaan die met diverse

infrastructurele en sociaal maatschappelijke problemen kampen (Hermanns et al., 2005). Bij gezinnen in achterstandssituaties komen vaker meerdere risicofactoren samen. Kinderen hebben hierdoor kans om psychosociale problemen te ondervinden en ouders hebben vaker kans op problemen in de opvoeding. Het wonen in een achterstandswijk kan hierom gezien worden als een factor die de ouderbetrokkenheid kan belemmeren (Blokland, 2010). Daarnaast is de gezinssamenstelling en de ervaren zwaarte van de opvoeding door ouders tevens van belang. Het opvoeden van meerdere kinderen binnen een gezin of wellicht extra zorgen voor bejaarde ouders, kunnen ook verband houden met de mate van

ouderbetrokkenheid in het algemeen (Van Velsor & Orozco, 2007).

Epstein en Dauber (1991) hebben voor hun onderzoek drie jaar lang 171 leraren van een aantal basis- en middelbare scholen gevolgd. De relatie tussen de activiteiten voor de ouderbetrokkenheid, de houding van leraren ten opzichte van ouders, en de middelen die de leraren gebruikten om ouders van leerlingen te betrekken, zijn onderzocht. Hieruit kwam naar voren dat de ouderbetrokkenheid kan variëren door etnische of culturele achtergronden. Uit dit onderzoek is gebleken dat leraren met een andere culturele achtergrond dan die van een leerling, deze evanals zijn ouders minder goed begrijpen. Dit in tegenstelling tot leraren die dezelfde culturele achtergrond delen met een leerling. Deze leraren komen uit hetzelfde milieu als de leerling en zodoende begrijpen hun elkaar beter. Doordat leraren en de

leerlingen niet dezelfde culturele achtergrond delen, geloven de leraren vaker dat de ouders van een leerling minder geïnteresseerd zijn. Dit geldt ook voor de ouderbetrokkenheid bij school- en buitenschoolse activiteiten van kinderen (Epstein & Dauber, 1991).

(24)

23

Ouderbetrokkenheid lijkt bovendien anders te werken of voor verschillende

doeleinden te dienen in verschillende etnische en culturele groepen. Volgens Eccles en Harold (1996, aangehaald in Hill & Taylor, 2004) zijn bijvoorbeeld Afro-Amerikaanse ouders meer betrokken bij schoolgerelateerde activiteiten thuis, dan op school. Dit in tegenstelling tot Euro-Amerikaanse ouders die meer betrokken blijken op de daadwerkelijke schoolsetting, dan thuis. De neiging om meer betrokken te zijn thuis dan op school kan voornamelijk het geval zijn bij etnische minderheden, waarvan de moedertaal niet hetzelfde is als het land waarin zij wonen (Hill & Craft, 2003). Ouders met een moedertaal anders dan het land waarin ze wonen, kunnen taal ook als belemmering zien om vrijwillig betrokken te zijn bij activiteiten van hun kinderen (Van Velsor & Orozco, 2007). Uit onderzoek naar de ouderbetrokkenheid onder Afro-Amerikanen en Euro-Amerikanen met dezelfde SES kwam naar voren dat leraren geloofden, dat ouders die zich vrijwillig aanboden voor diverse activiteiten op school, het onderwijs meer waarderen dan ouders die zich niet vrijwillig aanboden (Hill & Craft, 2003). Voor allochtone ouders kan de mate van ouderbetrokkenheid bovendien verband houden met mogelijk cultuurgebonden factoren. Discriminatie kan een rol spelen en dat kan zich uiten in minder positieve ervaringen van ouderbetrokkenheid. De normen en waarden van allochtone ouders kunnen ook een rol spelen. In het land van herkomst kan het bijvoorbeeld respectloos zijn of wordt er niet van ze verwacht betrokkenheid te tonen (Van Velsor & Orozco, 2007).

Uit onderzoek blijkt dat ouders vaak het belang benadrukken van de omgeving waarin hun kinderen opgroeien (Lawson, 2003). Kinderen krijgen te maken met diverse

buitenschoolse activiteiten, die vaak ook weer plaatsvinden in de nabije woonomgeving. Dit in verband met de toekomst van de kinderen en de algemene kwaliteit van het leven. Het betrekken van de sociale omgeving blijkt eveneens verband te houden met de

ouderbetrokkenheid in het algemeen (Lawson, 2003). Daarbij is steun vanuit het sociaal netwerk van naaste familieleden, vrienden en buren eveneens een van de factoren. Sociale steun kan van invloed zijn op het gedrag van ouders. Wanneer ouders steun vinden bij de opvoeding van hun kinderen, ervaren zij minder spanningen in hun rol als opvoeder. De betrokkenheid van ouders uit zich dan meer in het vertonen van ondersteunend en warm gedrag naar hun kinderen (Hashima & Amato, 1994). Over het algemeen geldt dat sociale steun beschermend kan werken, maar in het bijzonder is dit het geval bij ouders en kinderen in achterstandssituaties (Jones, Forehand, O’Connell, Armistead, & Brody, 2005). Vanwege de beschermende werking van sociale steun, proberen veel interventieprogramma’s het sociale netwerk van gezinnen te beïnvloeden of waar mogelijk zelf te functioneren als steunbron. Overigens blijkt uit onderzoek dat sociale steun alleen beschermend werkt als er

(25)

24

sprake is van emotionele steun binnen een intieme of vertrouwensrelatie tussen aanbieder en ontvanger van de sociale steun (Asscher & Paulussen-Hoogeboom, 2005).

Psychologische factoren

Naast de besproken demografische factoren, zijn ook psychologische factoren van invloed op de mate van ouderbetrokkenheid. Het zelfbeeld, intellectuele capaciteit, verwachtingen, depressie, angst en jeugdervaringen van ouders worden besproken.

Ouders die een negatief zelfbeeld van zichzelf hebben kunnen belemmerd worden in hun connectie met en betrokkenheid bij activiteiten van kinderen (Eccles & Harold, 1996, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). Uit onderzoek blijkt het vertrouwen dat ouders hebben in hun eigen intellectuele capaciteiten van belang te zijn op de mate van ouderbetrokkenheid in het algemeen, aldus Eccles en Harold (1996, aangehaald in Hill & Taylor, 2004). Hieronder valt het educatieve vermogen van ouders en de verwachtingen over de toekomst van kinderen. Het educatieve vermogen houdt in dat ouders wel of niet in staat zijn om kinderen te helpen met bijvoorbeeld huiswerkopdrachten (Van Velsor & Orozco, 2007). Bovendien zijn de verwachtingen die ouders hebben over de toekomst van hun kinderen ook een bepalend factor voor het wel of niet betrokken zijn bij activiteiten van de kinderen (Hill, 2001).

De aanwezigheid van depressie of angst bij ouders kan eveneens verband houden met de ouderbetrokkenheid in het algemeen. Uit onderzoek blijkt dat depressieve moeders vaak minder betrokken zijn dan moeders zonder depressie. Opvallend is dat zij voornamelijk een lagere mate van betrokkenheid tonen in de eerste schooljaren van het kind (Hill & Taylor, 2004). De jeugdervaringen van ouders is ook een van de factoren die verband houdt met de mate van ouderbetrokkenheid. Als ouders kinderen voorbereiden om naar school te gaan is het bijvoorbeeld waarschijnlijk dat er een oude jeugdervaring naar boven komt. Dit zou van invloed kunnen zijn op hoe ouders de ervaringen van kinderen aansturen en interpreteren. Positieve jeugdherinneringen van ouders zouden stimulerend kunnen werken op de mate van ouderbetrokkenheid (Hill & Taylor, 2004).

Kortom, het positief ondersteunen of stimuleren van de besproken factoren zou een positieve bijdrage kunnen leveren in de mate van ouderbetrokkenheid. Daarentegen zou een negatieve houding ten opzichte van deze factoren kunnen zorgen voor vermindering van de ouderbetrokkenheid.

(26)

25 4.3 Manieren om ouderbetrokkenheid in het algemeen te bevorderen

De Amerikaanse Parent Teacher Association (PTA) onderscheid zes standaarden die betrekking hebben op het bevorderen van ouderbetrokkenheid op scholen. CPS

Onderwijsontwikkeling en Advies heeft de zes PTA-standaarden, in overleg met de

Amerikaanse PTA, vertaald en aan de Nederlandse situatie aangepast (Cox, De Vrije, & De Vries, 2010a). De zes PTA-standaarden bestaan uit de volgende hoofdthema’s: alle

gezinnen/ouders zijn welkom op school, effectief communiceren, ondersteunen van de

ontwikkeling van kinderen, opkomen voor ieder kind, gelijkwaardigheid in besluitvorming en als laatste school en ouders werken samen met de omgeving. Elk van deze standaarden bestaat vervolgens uit verschillende indicatoren die ermee samenhangen (Cox et al., 2010a). Uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken komen eveneens deze manieren naar voren die praktische leidraden bieden om de ouderbetrokkenheid bij (buiten) schoolse activiteiten te bevorderen. De manieren worden samen besproken.

Het is van belang dat alle gezinnen/ouders welkom zijn op de school (Cox et al., 2010a). Actieve betrokkenheid is gewenst bij het creëren van een klimaat waar iedereen zich welkom voelt. Hieronder valt het zich thuis voelen op de school en het ontwikkelen van persoonlijke relaties tussen professionals en ouders. Ouders kunnen geprikkeld worden om vrijwillig mee te helpen bij activiteiten in en rondom school. Niet alleen ouders, maar ook andere leden van het gezin, kunnen een bijdrage als vrijwilliger leveren. Ouders horen zich gerespecteerd en gewaardeerd te voelen. Tevens dient er rekening gehouden te worden met de diversiteit van gezinnen. Het is daarbij ook van belang om de SES van gezinnen niet als belemmeringen te zien voor de ouderbetrokkenheid (Cox et al., 2010a). Sommige ouders kunnen moeilijk bereikbaar zijn en dat is juist niet bevorderend voor de ouderbetrokkenheid. Wat wel bevorderend werkt voor de ouderbetrokkenheid, is het gegeven dat ouders in ieder geval bereikbaar zijn (Hill & Taylor, 2004).

Gelijkwaardige communicatie tussen ouders en het team van de instelling of school is gewenst (Cox et al., 2010a). Zij kunnen wederzijds informatie uitwisselen met elkaar. Ouders kunnen bijvoorbeeld op de hoogte worden gesteld van de gang van zaken. Het gebruik van effectieve communicatiemiddelen blijkt daarvoor essentieel van belang te zijn. Ouders horen het gevoel te krijgen dat het team van leraren goed bereikbaar en toegankelijk is. Onderlinge relaties tussen ouders en het team kunnen mogelijk gemaakt worden, door onder andere oudergesprekken, nieuwsbrieven, rapporten, telefoongesprekken en andere mededelingen naar ouders toe (Cox et al., 2010a).

(27)

26

Voor het ondersteunen van ontwikkelingen bij kinderen is het van belang dat ouders en het hele team constant samenwerken (Cox et al., 2010a). Het voornamelijk doel van de ouderbetrokkenheid is immers het bevorderen van de ontwikkeling van de kinderen, zowel thuis als op school. Informatie uitwisselen over de ontwikkelingen van leerlingen is

onmisbaar (Cox et al., 2010a). Het komt vaak voor dat ouders ook behoefte hebben aan informatie over manieren om kinderen thuis te ondersteunen (Hill & Taylor, 2004). Uit onderzoek blijkt dat professionals buiten de instelling niet altijd middelen of tijd hiervoor hebben. Een manier om de ouderbetrokkenheid te vergroten is om informatiebijeenkomsten voor ouders te organiseren, zowel op school als elders, zodat zij weten hoe zij kinderen thuis op een adequate manier kunnen ondersteunen. Op deze manier wordt het leren buiten school om ook gestimuleerd (Cox et al., 2010a: Epstein & Dauber, 1991; Hill & Taylor, 2004).

Het is tevens belangrijk om op te komen voor ieder kind (Cox et al., 2010a). Hiermee wordt bedoeld dat ouders worden gestimuleerd om voor kinderen op te komen, zowel voor de eigen als voor de kinderen van anderen. Hierdoor krijgen alle kinderen de kans om gelijk behandeld te worden. Van belang hiervoor is dat ouders weten hoe het systeem werkt dat gebruikt wordt (Cox et al., 2010a). Lawson (2003) deed twee jaar lang onderzoek bij scholen en de nabije buurt. Voor dit etnografisch onderzoek zijn diepte interviews gehouden met leraren die op hun beurt weer informatie verkregen van ouders. Hieruit is gebleken dat ouders het belangrijk vinden om zich te kunnen aanpassen aan de manieren die scholen gebruiken om indirect de ontwikkeling van kinderen te kunnen stimuleren (Lawson, 2003). Ouders horen bijvoorbeeld te weten bij wie zij met vragen terecht kunnen. Hiermee kunnen ouders worden ondersteund om de kinderen succesvol te laten zijn. Dit stimuleert tevens dat ouders in staat zijn om toekomstdoelen voor hun kind te formuleren. Evenals het werken aan een

burgerschapsvorming van de kinderen (Cox et al., 2010a).

Voor gelijkwaardigheid in besluitvorming is het belangrijk dat beslissingen omtrent kinderen zoveel mogelijk in overleg met ouders gebeuren (Cox et al., 2010a). De

gezinssituatie en de aanpak op scholen dienen op elkaar te worden afgestemd. Het is in het belang van de kinderen dat er rekening wordt gehouden met de mening van ouders. Het kan tevens een mogelijkheid zijn om goed werkende officiële oudercommissies te vormen (Cox et al., 2010a). Het blijkt dat ouderbetrokkenheid bevorderd kan worden naarmate ouders het gevoel hebben instemming te hebben bij de besluitvorming van diverse aspecten (Epstein & Dauber, 1991). Het aanmoedigen van ouderbetrokkenheid door leraren word geassocieerd met sterkere ouder-kind relaties, en daardoor meer betrokkenheid met school- en buitenschoolse activiteiten thuis (Hill & Taylor, 2004). Er dient tevens rekening gehouden te worden met het

(28)

27

voorkomen van machtsverschillen, en ongelijke verhoudingen tussen professionals en ouders (Epstein & Dauber, 1991; Hill & Taylor, 2004). Dit kan bijvoorbeeld optreden als er sprake is van marginalisatie, negeren van statusverschillen, en opnieuw creëren van de dominante machtsverhoudingen van afkomst en sociale klasse. Onderzoek laat zien dat er vaak bewust of onbewust activiteiten worden ontwikkeld zonder rekening te houden met culturele diversiteit. Het kan voorkomen dat professionals met ouders communiceren in beroepstaal met moeilijke woorden of er kunnen brieven gestuurd worden zonder rekening te houden met dat ouders de taal onvolledig beheersen (Epstein & Dauber, 1991; Hill & Taylor, 2004).

Het is gewenst dat school en ouders samenwerken met de omgeving (Cox et al., 2010a). Hierdoor kan bereikt worden dat de kinderen goed kunnen meedoen in de

maatschappij. Tevens leren kinderen hun verantwoordelijkheid te nemen als burger in de samenleving. Het is van belang om maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere (buiten) schoolse instellingen uit de omgeving te betrekken. De school kan in samenwerking met andere organisaties uit de omgeving ervoor zorgen dat gezinnen versterkt worden in het bevorderen van de ontwikkeling van de kinderen (Cox et al., 2010a; Epstein & Dauber, 1991).

(29)

28

Hoofdstuk 5: Resultaten studie 2

In dit hoofdstuk worden de bevindingen van studie 2 op basis van de interviews beschreven. Eerst wordt er ingegaan op een aantal demografische gegevens van de respondenten. Daarna wordt er aandacht besteed aan welke criteria van toepassing zijn op de ouderbetrokkenheid bij IMC Weekendschool. De volgende subcodes zijn hiervoor gebruikt: aanmeldingsproces, mening van ouders over de weekendschool (algemeen en docenten), doelen van de

weekendschool, gesprekken thuis over de weekendschool en brieven van de weekendschool. Vervolgens worden factoren toegelicht die van invloed zijn op de mate van

ouderbetrokkenheid. Deze zijn ingedeeld op kindfactoren, ouderfactoren, gezinsfactoren en weekendschoolfactoren. Daarbij komen tevens de manieren om ouderbetrokkenheid te bevorderen aan bod door opmerkingen en tips van ouders.

De subcodes ‘ontwikkeling van het kind algemeen’ en ‘ontwikkeling van het kind op school’ zijn gebruikt bij het beschrijven van de kindfactoren. De volgende subcodes zijn gebruikt bij het beschrijven van de ouderfactoren: invloed gedrag van ouders op het kind, opvoeding, schoolcarrière van ouders zelf en invloed eigen opvoeding van ouders op hun kind. De volgende subcodes zijn gebruikt bij het beschrijven van de gezinsfactoren:

informatie/relatie andere broers en zussen, relatie/omgang met huidige partner, relatie/omgang met ex-partner, ouder wel of niet werkzaam, partner van ouder wel of niet werkzaam, contact buren, contact familie, vrienden en kennissen, voorzieningen in de buurt en sociale steun. En tot slot zijn de volgende subcodes gebruikt bij het beschrijven van de weekendschoolfactoren: informatie ontvangen, persoonlijk contact, contact via telefoon, e-mail of brief, wel of geen huisbezoek, wel of niet uitgenodigd en gaan naar bijeenkomsten van de weekendschool, wel of niet gevraagd voor ondersteunende taken en dit doen en diversiteit op de weekendschool en in de samenleving.

5.1 Demografische gegevens van de respondenten

Er zijn interviews afgenomen bij 20 ouders in totaal, waaronder 17 moeders en 3 vaders. De leeftijd van de ouders varieert van 27 tot 50 jaar (M = 40.95, SD = 6.18). De etniciteit van de respondenten varieert eveneens. Van de 20 respondenten hebben twee respondenten een Marokkaanse achtergrond, vier een Turkse achtergrond, drie een

Surinaamse achtergrond, twee een Chinese achtergrond, drie een Nederlandse achtergrond en twee een Hindoestaanse achtergrond. Daarnaast zijn er vier respondenten die onder de

(30)

29

categorie ‘anders’ vallen. Eén respondent heeft een Bosnische achtergrond, één een Koerdische achtergrond, één een Libanese achtergrond en één een Eritrese achtergrond.

Twee moeders zijn alleenstaande ouder met twee kinderen, één moeder is

alleenstaande ouder met drie kinderen en één moeder is alleenstaande ouder met vijf kinderen. De resterende 16 respondenten komen uit twee-ouder gezinnen met een kinderaantal dat varieert van één tot vijf kinderen.

Acht respondenten geven aan een MBO opleiding als hoogst afgerond te hebben. Vervolgens komt een diploma op mavo/vbo/vmbo niveau een aantal keer voor, namelijk bij vijf respondenten. Drie respondenten geven aan alleen het basisonderwijs afgerond te hebben. Twee respondenten hebben een diploma op universitair niveau. Eén respondent heeft een havo/vwo opleiding als hoogst afgerond. En tot slot heeft één respondent een diploma op HBO niveau.

Naast de hoogst afgeronde opleiding van de geïnterviewde ouder is er ook gevraagd naar de hoogst afgeronde opleiding van de eventuele partner van de ouder. In de gevallen waar de geïnterviewde ouders een partner hadden, was de partner ook de biologische ouder van het kind of stiefouder van het kind. Van vijf respondenten heeft de partner een diploma afgerond op HBO niveau. Vier gaven aan dat hun partner een diploma heeft op

mavo/vbo/vmbo niveau. Drie respondenten hebben een partner die alleen het basisonderwijs als hoogst heeft afgerond. Twee respondenten hebben een partner met een universitaire opleiding als hoogst afgerond en één respondent geeft aan een partner te hebben met een MBO diploma. Opvallend is dat slechts één respondent aangeeft een partner te hebben die helemaal geen onderwijs gevolgd heeft en valt onder de categorie ‘anders’ (Zie tabel 1).

(31)

30 Tabel 1. Demografische gegevens.

Respondenten N

Leeftijd M (SD) 40.95 (6.18)

Gezinssamenstelling (%)

Alleenstaande moeder met 2 kinderen Alleenstaande moeder met 3 kinderen Alleenstaande moeder met 5 kinderen Twee ouders met 1 kind

Twee ouders met 2 kinderen Twee ouders met 3 kinderen Twee ouders met 4 kinderen Twee ouders met 5 kinderen

10 5 5 15 10 30 15 10 20 Opleiding (%) Basisonderwijs Mavo/vbo/vmbo Havo/vwo Mbo Hbo Universiteit 15 25 5 40 5 10 20 Opleiding partner (%) Basisonderwijs Mavo/vbo/vmbo Mbo Hbo Universiteit Anders 18.8 25 6.3 31.3 12.5 6.3 16 Etniciteit (%) Marokkaans Turks Surinaams Chinees Nederlands Hindoestaans Anders 10 20 15 10 15 10 20 20

5.2 Criteria van toepassing op ouderbetrokkenheid bij IMC Weekendschool

Aanmeldingsproces

Alle ouders gaven aan dezelfde aanmeldingsprocedure te hebben meegemaakt, namelijk dat een medewerker van de weekendschool op de basisschool van de kinderen de

(32)

31

weekendschool kwam introduceren. De kinderen kregen een folder van de weekendschool mee naar huis ter informatie voor de ouders. Het was de taak van de kinderen om zelf aan te geven of ze naar de weekendschool zouden willen. Daarnaast was er toestemming van de ouders nodig voordat de kinderen konden deelnemen aan het verdere aanmeldingsproces van de weekendschool. Bijna alle kinderen hebben vervolgens een soort motivatiegesprek gehad voordat zij werden toegelaten op de weekendschool. Een aantal ouders benadrukte de afweging op basis waarvan zij wel of geen toestemming gaven voor deelname van de

kinderen aan de weekendschool. Zij lieten hun toestemming afhangen van de mening van de kinderen. Indien het kind het niet zou willen, gaven zij aan om dan ook geen toestemming te geven. Een paar ouders waren al bekend met het weekendschoolconcept. Eén ouder gaf aan eerder van de weekendschool gehoord te hebben. Deze ouder had namelijk een vriendin waarvan het kind al naar de weekendschool ging. Tevens hadden sommige ouders meerdere kinderen die al op de weekendschool zitten of gezeten hadden.

Enkele ouders gaven aan moeite te hebben met de selectieronde voor de

weekendschool. Zij gaven als tip mee om rekening te houden met het feit dat sommige kinderen zichzelf niet goed kunnen presenteren of teruggetrokken zijn. Deze ouders vinden het jammer als kinderen daardoor niet naar de weekendschool kunnen gaan. Een andere opmerking die sommige ouders gaven is dat er mogelijk rekening gehouden kan worden met broertjes of zusjes van kinderen die al op de weekendschool zitten. Zij zouden het fijn vinden als hun andere kinderen als het ware voorrang krijgen voor een plek op de weekendschool.

Oudermiddag ter informatie voor ouders

Alvorens het kind daadwerkelijk start op de weekendschool, wordt in principe een oudermiddag georganiseerd ter informatie voor de ouders. Ongeveer de helft van de ouders gaven aan deze oudermiddag bezocht te hebben. Zij waren tevreden met de informatie en het verloop van deze bijeenkomst. Tevens gaven zij aan het fijn te vinden om kennis te maken met de weekendschool alvorens het kind ernaar toe te sturen. De overige ouders zeggen niet te zijn geweest naar zo een ouderbijeenkomst. De redenen hiervoor verschillen. Sommige ouders gaven aan niet te zijn uitgenodigd voor zo een oudermiddag. Eén ouder gaf aan het niet nodig te vinden en is daarom niet geweest. Eén ouder gaf aan niet te zijn geweest wegens drukte op het werk. En één ouder zegt zelf niet te zijn geweest, maar diens partner wel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Bibliotheekbezoek: Ga samen naar de bibliotheek; het bibliotheekabonnement is vaak gratis voor kinderen; maak er een uitje van en kies boeken/tijdschriften die bij de leeftijd

Vragen die de structuur van argumentatie betreffen, vallen meer in de smaak: 91% vindt het aandeel van deze vragen goed of ziet zelfs graag meer van dit soort vragen; 5% vindt dat

In het geval dat een leerling stelselmatig wordt belaagd is er sprake van stalking en dan kunnen de ouders/leerlingen aangifte doen. Ook wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel

- Antwoorden op het bovenstaande formulier - Afspraken die gemaakt zijn in het gesprek - Overige zaken die besproken zijn in het gesprek?. Dit verslagje stuur je binnen één week

Indien de norm voor de gemengde leerweg niet wordt behaald, worden de vakken ak/gs en economie naar groep 2 verplaatst.. Totaalgemiddelde

ƒ Quasi even sterk erkennen de jonge moeder en de jonge vader dat ze niet genoeg met de kinderen bezig zijn, dat ze graag lessen hadden gekregen (maar minder dan de andere

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

Alleenstaande ouders zijn beduidend minder tevreden met hun inkomen en hun woning dan partners die samenwonen, al dan niet met kinderen.. Bijna vier op de tien alleenstaande