• No results found

De rol van culturele achtergrond bij de conformatie van eigen beslissen aan andermans beslissingen van kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van culturele achtergrond bij de conformatie van eigen beslissen aan andermans beslissingen van kinderen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De rol van culturele achtergrond bij de conformatie van eigen beslissen aan andermans beslissingen van kinderen

Iris van der Hut

Instituut: UvA

Studentnummer: 11056193 Begeleidster: Jacqueline

Studieonderdeel: Bachelor project Woorden aantal (zonder abstract): 4992 Woorden aantal abstract: 119

(2)

2

Abstract

In deze studie werd de rol van culturele achtergrond (individualisme en collectivisme) bij het conformeren van beslissingen aan andermans beslissingen onderzocht bij 144

kinderen. Participanten deden een length discrimination taak. Conformeren werd gemeten als het aantal overeenkomstige antwoorden met een anonieme eerdere participant (eigenlijk de onderzoekers). Cultuur werd geoperationaliseerd met de Individualisme-Collectivisme vragenlijst en door te vragen naar herkomstland van de ouders. Uit de resultaten bleek culturele achtergrond (individualisme en collectivisme) geen voorspeller voor het conformeren van eigen beslissen aan andermans beslissingen. Of de ouders immigrant of emigrant waren bleek ook geen rol te spelen bij het conformeren van beslissingen. Deze resultaten suggereren dat cultuur conformerend beslisgedrag niet voorspelt wanneer de bron van sociale informatie niet fysiek aanwezig is.

(3)

3

Inleiding

Studenten uit dezelfde klas kunnen onderling veel verschillen in prestatie. Iedere school wil uiteraard een zo hoog mogelijk slagingspercentage en zo goed mogelijk functionerende leerlingen in de klas. Er zijn verschillende factoren die kunnen zorgen voor verschillen in prestatie. Ten eerste blijkt uit onderzoek dat iedere student een andere denkstijl heeft en daardoor ook een andere aanpak van de leraar nodig heeft om goed te presteren (Tsagaris, 2006). Het is dan ook relevant om te kijken naar de sociale factoren die invloed kunnen hebben op de prestatie van de student. Ten tweede is gebleken dat de cognitieve denkstijl van de leerling samenhangt met de beslisstijl van de leerling (Frederick, 2005; Hunt, Krzystofiak, Meindl, & Yousry, 1989; Waraich, 2016). De denkstijlen helpen bij het

structureren hoe iemand stimuli interpreteert en zich vervolgens gedraagt (Messick, 1996, aangehaald in D'Agostino, 2009). Wanneer we zouden kijken naar de schoolcontext is dit interessant, aangezien verschillende leerlingen hele verschillende keuzes maken. Bijvoorbeeld wat betreft tijdsbesteding (aan school zitten of een hobby) maar ook over beslissingen bij een tentamen: de leerlingen moet geleerde informatie gebruiken om op cognitief niveau een goede beslissing te maken over het antwoord op de vraag. Om te zorgen dat de leerling optimaal presteert is het daarom relevant om te kijken naar de manier waarop leerlingen beslissingen maken en de sociale invloed van de ander (bijvoorbeeld de leerkracht of medeleerlingen) daarbij.

Een manier om sociale invloed te bestuderen is door te kijken naar conformity.

Conformitiy wordt beschreven als: “de convergentie van de gedachten, gevoelens of gedrag

van een individu aan een sociale norm (Allen, 1965; Deutsch en Gerard, 1955; Kiesler & Kiesler, 1969, aangehaald in Smith, Mackie, & Claypool, 2014)”. Mensen blijken niet alleen hun beslissingen te conformeren aan die van anderen als de situatie ambigu is (Sherif, 1936 aangehaald in Smith, Mackie, & Claypool, 2014), maar zelfs als het goede eindantwoord er

(4)

4

dik bovenop ligt (Asch, 1955, aangehaald in Smith, Mackie, & Claypool, 2014). Interessant blijft dan de vraag waar het dan wel aan ligt dat sommige mensen beslissingen meer conformeren dan anderen.

Een mogelijke factor die bepaalt in welke mate mensen beslissingen conformeren en wanneer niet is culturele achtergrond. Onderzoek binnen de sociale psychologie heeft namelijk laten zien dat culturele achtergrond sterk gevoelens, aannames, cognities en gedrag kan bepalen (Markus & Kitayama, 1991, 1994; Semin & Zwier, 1996; beiden aangehaald in Eppink, Bok, & Taris, 2001). Bovendien is gebleken dat de denkstijl die een student heeft en de bijpassende aanpak van de leraar gecorreleerd is met culturele achtergrond (Tsagaris, 2006). Het is relevant om naar deze cultuurverschillen en beslisgedrag te kijken om verschillende redenen. Ten eerste kan men deze informatie gebruiken om het onderwijs zo goed mogelijk af te stemmen op de leerling. Ten tweede kan deze informatie het belang benadrukken van het cultuur sensitief testen. Ten derde is het voor marketing doeleinden relevant om te kijken naar sociale beïnvloeding en cultuur verschillen. Zo is gebleken dat mensen met een andere culturele achtergrond andere beslissingen nemen bij de aankoop van een bepaald product na een bepaalde reclame truc (Liang & He, 2012).

Wanneer men kijkt naar culturele verschillen is vooral de dimensie individualisme-collectivisme populair (Eppink, Bok, & Taris, 2001). Hierbij wordt gekeken naar verschillen tussen culturen in sociale afhankelijkheid. Hoe onafhankelijk (independence) je je zelf vindt, en hoe afhankelijk je bent van anderen (interdependence), zijn volgens Markus en Kitayama, (1991, 2003, aangehaald in Petterson & Paterson, 2012) kenmerken van een individu en gerelateerd aan respectievelijk individualisme en collectivisme (Petterson& Paterson, 2012). Als iemand zich als onafhankelijk en dus individualistisch ziet, wordt dat gekenmerkt door afzijdigheid, uniekheid, interne capaciteiten en een persoonlijke agenda(Markus & Kitayama, 1991, aangehaald in Petterson& Paterson, 2012). Als iemand zich als afhankelijk ziet van

(5)

5

anderen, en dus collectivistischer is, ligt de nadruk op externe kenmerken zoals status, bepaalde rolverdelingen, relaties, en de naleving van de groepnormen (Markus & Kitayama, 1991, aangehaald in Petterson& Paterson, 2012). Deze manier waarop men zichzelf ziet speelt een vitale rol in het reguleren van psychologische processen zoals cognitie (Markus&

Kitayama, 1991, aangehaald in Petterson& Paterson, 2012). Aangezien cognities nodig zijn bij het maken van beslissingen en onafhankelijk versus afhankelijkheid van anderen gerelateerd zijn aan respectievelijk individualisme en collectivisme (Petterson& Paterson, 2012) zijn deze bevindingen aanwijzingen voor het idee dat cultuur, en dan specifiek individualisme versus collectivisme, een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het conformeren van beslissingen aan die van anderen.

Het lijkt bijvoorbeeld aannemelijk dat individuen die zichzelf als afhankelijker zien van anderen (hoog collectivisme) meer zullen worden beïnvloed door sociale informatie dan individuen die zichzelf zien als onafhankelijk (hoog individualisme). Deze hypothese kan onderbouwd worden met de achievement goal theory (Urdan, 2004). Deze theorie gaat ervanuit dat individuen verschillende doelen nastreven met een verschillende uitkomst tot gevolg. Van individualistische studenten wordt verondersteld dat ze vooral gemotiveerd zijn door het doel van voelen van persoonlijke (individuele) trots (performance-approach goals), terwijl collectivisten verondersteld worden gemotiveerd te zijn uit angst om schaamte te voelen (performance avoidance goals) (Markus & Kitayama, 1991, aangehaald in Urdan, 2004). Op deze manier zouden de doelstellingen van studenten met een individualistischere achtergrond versus een collectivistischere achtergrond dus ook kunnen zorgen voor andere beslissingen, waarbij gehypothetiseerd kan worden dat leerlingen met een collectivistischere achtergrond zich eerder laten beïnvloeden door een beslissing van een ander, dan dat leerlingen met een individualistischere achtergrond.

(6)

6

Een eerste aanwijzing dat culturele achtergrond (individualisme versus collectivisme) een rol speelt bij conformatie van beslissingen aan die van anderen is dat cultuur

(individualisme versus collectivisme) een voorspeller kan zijn van cognities (verwachtingen en herinneringen) die mensen hebben over conformiteit. Zo blijkt wat betreft verwachtingen dat ouders uit een collectivistischere cultuur kinderen met conformerend gedrag sneller als intelligent beschouwen en dat studenten uit een collectivistischere cultuur een sterkere voorkeur hebben voor doelen die conformiteit vertegenwoordigen, dan mensen uit een individualistischere cultuur (Clegg, Wen, & Legare, 2017; Heejung & Rose, 1999). Wat betreft herinneringen blijkt dat mensen uit een individualistischere cultuur zich op cognitief niveau minder laten leiden door geheugenconformiteit voor verkeerde informatie dan mensen uit een collectivistischere cultuur (Petterson en paterson, 2012).

Een tweede aanwijzing dat culturele achtergrond (individualisme versus collectivisme) een rol speelt bij de bij conformatie van beslissingen aan die van anderen is dat cultuur (individualisme versus collectivisme) naast voorspeller voor cognities omtrent conformiteit (cognitie) ook een voorspeller is van conform gedrag. Zo blijkt dat studenten uit

collectivistischere cultuur zich meer conformeren aan de verwachtingen van ouders dan studenten uit een individualistischere cultuur en dat mensen uit een collectivistischere cultuur zich meer conformeren aan handelingen van voorbeeldmodellen dan mensen uit een

individualistischere cultuur (Zhang & Thomas, 1994; DiYanni, Corriveau, Kurkul, Nasrini, & Nini, 2015). Ook in koopgedrag is dit te merken: mensen uit collectivistischere culturen kiezen eerder een merk dat wordt gepresenteerd als bestseller dan Westerse deelnemers bij een product dat niet een groot risico met zich mee brengt (Liang & He, 2012).

Hoewel er dus verschillende aanwijzingen zijn dat culturele achtergrond een rol speelt bij de conformatie van beslissingen aan die van anderen, zijn er ook onderzoeken die

(7)

7

intuïtieve resultaten te komen, die de link tussen de achievement goal theory en individualisme en collectivisme, en de link tussen conformeren en individualisme en collectivisme, niet ondersteunen (Urdan, 2004; Martin, 2012). Zo bleek uit onderzoek dat mensen uit collectivistischere culturen in niet minder performance-approach goals en niet meer performance avoidance goals te hebben dan mensen uit een individualistischere cultuur (Urdan, 2004). Daarnaast blijkt uit dat individualisten vaker plagiaat plegen dan

collectivisten, wat juist zou kunnen suggereren individualisten meer imiteren (Martin, 2012). Verder blijkt het bijvoorbeeld uit te maken of sociale beinvloeding face-to-face plaatsvindt, of virtueel. Zo blijkt namelijk dat in collectivisten in een face-to-face situatie meer conformeren dan individualisten, maar dat in de computer situatie collectivisten evenveel conformeren als individualisten (Cinnirella, & Green, 2007).

Bovendien zijn er een aantal kritiekpunten te noemen op bovenstaand onderzoek. Ten eerste zijn in veel van eerder genoemde onderzoeken geen duidelijke maat gebruikt om individualisme en collectivisme te meten. Meestal werd er onderscheid gemaakt tussen de landen waar de deelnemers vandaan kwamen. Op basis daarvan kan dan gezegd of het land individualistisch is of niet. Beter zou zijn om individualisme en collectivisme direct te meten. Vandaar dat er in dit onderzoek wel een duidelijke maat in de vorm van een vragenlijst gebruikt zal worden om individualisme en collectivisme te meten. Ten tweede is er relatief veel onderzoek gedaan naar de invloed van een meerderheid als sociale invloed, maar nauwelijks naar de invloed van een enkel individu. Daarom zal er in dit onderzoek gekeken worden naar de invloed van een enkel individu. Ten derde is er vrij veel onduidelijkheid. Zoals besproken geven verschillende onderzoeken geven tegenstrijdige resultaten (Urdan, 2004; Martin, 2012; Cinnirella, & Green, 2007). Daarom is het relevant om meer onderzoek te doen, zodat er meer duidelijkheid kan komen.

Opmerking [ZJ1]: Nu ik erover

nadenk… Ik weet niet of ik plagiaat per se zou interpreteren als imiteren. Volgens deze logica zou iemands spullen stelen ook imitatie zijn. Ook lijkt het me juist logisch dat individualisten meer plagiaat plegen omdat zij minder bang zijn voor schaamte/teleurstellen van omgeving – daardoor zouden zij waarschijnlijk sneller zoiets sociaal onacceptabels doen

(8)

8

In het huidige onderzoek werd de rol van culturele achtergrond bij de conformatie van eigen beslissen aan andermans beslissingen van kinderen onderzocht. Het meten van

conformatie aan de beslissingen van een ander werd geoperationaliseerd door het aantal overeenkomstige antwoorden met een anonieme eerdere participant Robin (die eigenlijk verzonnen was door de onderzoekers en 75 procent van de vragen goed had) van de

beslistaak. De culturele dimensie van individualisme en collectivisme werd gemeten aan de hand van een individualisme-collectivisme vragenlijst (Triandis & Gelfand 1998, aangehaald in Cozma, 2011). Daarnaast werd exploratief gekeken worden naar de rol van het land van herkomst. Er zal werd gekeken naar leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van de basisschool en de eerste klas van de middelbare school. Deze doelgroep is gekozen aangezien er verwacht wordt dat hier nog de meeste diversiteit in achtergrond en cultuur zullen zitten. In groep zes, zeven en acht zitten kinderen met allerlei verschillende niveaus nog bij elkaar en ook in de brugklas kan nog veel diversiteit zitten.

Ten eerste wordt verwacht dat individualistischere mensen, minder collectivistisch zijn. Er wordt een negatieve relatie verwacht tussen individualisme score en collectivisme score. Ten tweede wordt verwacht dat collectivistischere mensen, meer conformeren dan minder collectivistische mensen. Er wordt een positieve relatie verwacht tussen

conformeerscore en collectivisme score. Ten derde wordt verwacht dat individualistischere mensen minder conformeren dan minder individualistischere mensen. Er wordt dan ook een negatieve relatie is tussen conformeerscore en de individualisme score verwacht.

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek deden 144 kinderen mee die twee condities doorliepen: een experimentele conditie, die bestond uit de beslistaak met hints van Robin (120 items), en een

(9)

9

de controle conditie die bestond uit een verkorte versie van de beslistaak zonder hints (40 items). Deze laatst genoemde conditie was belangrijk voor het grotere onderzoek waar huidig onderzoek onderdeel van was. Deelnemers werden geworven door middel van e-mails die verstuurd werden naar basisscholen en bellen naar basisscholen. De kinderen zaten in groep zes, zeven of acht van de basisschool of eerste klas van de middelbare school en waren tussen de 8 en de 14 jaar oud. Aan alle ouders werd voorafgaand aan het onderzoek via de school een

passive informed consent gestuurd. Als een kind geen toestemming had van de ouders,

vroegtijdig stopte, of te veel items niet had ingevuld werd het kind uitgesloten van het onderzoek. Specifiek werden deelnemers uitgesloten als zij 25% van de beslistaak niet hadden ingevuld, 25% van de collectivisme schaal niet hadden ingevuld, of 25% van de

individualisme vragen niet hadden ingevuld, om te voorkomen dat missing values invloed zouden hebben op de data analyse. De deelnemers maakten kans op een beloning van de twee beloningen (smarties en speelgoed) die per klas werd verloot. Niet iedereen kon een beloning krijgen in verband met een beperkt budget van het onderzoek.

Materialen

Beslistaak (met hints)

Het meten van de mate van conformeren werd geoperationaliseerd met het aantal keer dat hetzelfde antwoord was gegeven als Robin bij de beslistaak. Dit is een zelfgemaakte beslistaak gebaseerd op de Length estimation task (Morgan, Rendell, Ehn, Hoppitt, & Laland, 2012). De taak bestaat uit 120 items, waarvan ieder bestaat uit twee antwoordopties. De ene antwoord optie is een enkele lijn, de andere antwoord optie zijn twee lijnen naast elkaar. De deelnemer werd steeds gevraagd wat langer was: de ene lijn, of de andere twee lijntjes bij elkaar opgeteld (zie Figuur 1). Het antwoord kon door deelnemers ingevuld worden door een van de onderste twee hokje aan te kruisen. De bovenste hokjes gaven weer wat een

Opmerking [IvdH2]: Bijlagen

(10)

10

zogenaamde eerdere deelnemer, genaamd Robin, had ingevuld. In werkelijkheid was dit vooraf door de computer ingevuld. De hints van Robin waren in 75% van de gevallen juist. Hiervan waren de deelnemers op de hoogte. De enkele lijn was altijd 75 mm lang. De andere twee lijntjes varieerden tussen de 63,75 mm en 86,25 mm. De items verschilden telkens in stapjes van 0.025 cm en ze varieerden zodoende van ‘makkelijk’ tot ‘moeilijk’. Voordat alle items met verschillende moeilijkheden door de ontwikkelaars van de taak random achter elkaar waren gezet, werd aan elke tweede van vier items een incorrecte hint gegeven. Item 2 had dus een verkeerde hint, item 6 enz. Hierna werden de items random door elkaar gezet. De kortste lijn van de twee lijnstukken stond altijd het dichtste bij de enkele lijn. Daarnaast stond de enkele lijn bij het ene item aan de rechter kant en bij het andere item aan de linker kant. Figuur 1

Item van de Beslistaak met Hints

Beslistaak zonder hints

In verband met een andere onderzoeksvraag van een mede onderzoeker werd ook een een verkorte versie van de Length discrimination task afgenomen. Het enige verschil was dat er nu geen hints van Robin bij de items stonden en dat de taak een stuk korter was: 40 items in plaats van 120.

IND-COL vragenlijst

Individualisme en collectivisme werd gemeten aan de hand van de IND-COL vragenlijst (zie Bijlage I en II). De items zijn oorspronkelijk ontwikkeld door Triandis &

(11)

11

Gelfand (1998, aangehaald in Cozma, 2011). Deze vragenlijst meet individualisme hand van de somscore van 8 items, waarvan de schaal van 1 (helemaal niet waar) tot 9 (helemaal waar) loopt per item en collectivisme aan de hand van de somscore van 8 andere items, waarvan de schaal ook van 1 (helemaal niet waar) tot 9 (helemaal waar) loopt. Oorspronkelijk maakt deze vragenlijst ook nog onderscheid tussen horizontale en verticale individualisme en

collectivisme, maar in dit onderzoek is alleen gekeken naar collectivisme en individualisme. De vragenlijst is vertaald uit het Engels en versimpeld voor de kinderen. De aanpassingen zijn gecheckt en goedgekeurd door een onderzoeker onafhankelijk van ons onderzoek. Een voorbeelditem uit de Nederlandse versie van deze IND-COL vragenlijst is “Ik ben liever afhankelijk van mezelf dan van anderen”. Vervolgens werden er nog vier extra vragen gesteld over het geboorteland van de deelnemer, moeder, vader en hoe lang de deelnemer al in Nederland woonde.

Overige vragenlijsten

In dit onderzoek werd samengewerkt met verschillende onderzoekers. In verband met evrschillende onderzoeksvragen werden ook de volgende vragenlijsten afgenomen: de aandachtsproblemensubschaal van de YSR vragenlijst (Verhulst, Van der Ende, & Koot, 1997), een zelfvertrouwen vragenlijsten een eindvragenlijst.

Puzzelboekje

Alle kinderen kregen een puzzelboekje, waarin ze konden werken als ze eerder met een onderdeel van het onderzoek klaar waren dan de rest van de klas.

Procedure

Allereerst werden verschillende basisscholen gemaild en gebeld met het verzoek klassen mee te laten doen aan een onderzoek. Wanneer scholen hiervoor openstonden, werd verzocht een informatie brief met een passive informed consent naar de ouders te sturen waarin voorbereidende informatie stond over het onderzoek. Aan de ouders werd verteld dat

(12)

12

er onderzoek zou worden gedaan naar visueel ruimtelijk inzicht en de rol van cultuur daarbij en dus niet expliciet dat het onderzoek ging over conformeren en beslisgedrag. Zonder toestemming van de ouders nam het kind niet deel aan het onderzoek. Ook konden ze de deelname tot een week na afname terugtrekken.

In de klas werd het onderzoek afgenomen in 3 blokken. Er waren daarbij minstens twee onderzoekers en een docent aanwezig. Het eerste blok begon met een instructie uitleg van de beslistaak met hints. Aan de hand van een poster werd uitgelegd dat de kinderen moesten kiezen wat langer was: de ene lijn aan de ene kant, of de twee lijntjes bij elkaar aan de andere kant. Met behulp van voorbeeldvragen werd getest of de kinderen het hadden begrepen. Ook werd gezegd dat het niet de bedoeling was dat het met hun vingers zouden opmeten. Wanneer alle kinderen de taak hadden afgerond, werden de boekjes opgehaald en even pauze gehouden. Dit werd gedaan door een kort filmpje te laten zien. Hierna werd begonnen aan het tweede blok, wat bestond uit de beslistaak zonder hints. Hierna volgde het laatste blok, met o.a. de cultuurvragenlijst. Voordat de kinderen daarmee begonnen werd eerst kort uitgelegd wat de bedoeling was en hoe ze de vragen konden beantwoorden. Naderhand werden twee prijzen onder degenen die hadden meegewerkt in de klas verloot. Na het onderzoek werd via de school een debriefing naar de ouders gestuurd met de werkelijke bedoeling van het onderzoek, namelijk of de leerlingen door de antwoorden van Robin waren beïnvloed en de rol van cultuur, zelfvertrouwen en aandacht hierbij.

Design en analyse

De data geanalyseerd met verschillende analyses. Ten eerste is er met een enkelvoudige regressie analyse een manipulatiecheck gedaan om te controleren of de deelnemers die hoger scoorden op de individualisme vragenlijst ook lager scoorden op collectivisme. Ten tweede is met een enkelvoudige regressie analyse gekeken of collectivisme

(13)

13

score een voorspeller is conformeerscore. Als derde is met een enkelvoudige regressie analyse gekeken of individualisme score conformeerscore voorspelt. Als laatste is er exploratief een

Independent One Way Anova gedaan om te kijken of er verschillen zijn in van

conformeerscore in afkomst land van een, of beide ouders. Voor elke analyse werd een post hoc power analyses gedaan om te controleren of de power van voldoende omvang was. Tot slot werd er ook een betrouwbaarheidsanalyse gedaan op de cultuurvragenlijst.

Resultaten

In totaal deden er aan 144 deelnemers mee aan het onderzoek. Er werden 15 deelnemers uitgesloten uit het onderzoek volgens de exclusie criteria. Zij hadden meer dan 25% van de beslistaak, 25% van de collectivisme schaal, en/ of 25% van de individualisme schaal niet ingevuld. Van het aantal dat overbleef (n=129) deden er in totaal 59 mannen en 69 vrouwen mee. Van 1 deelnemer was het geslacht onbekend. De gemiddelde leeftijd was 10.69 (SD = 1.07).

Manipulatie check

Om te controleren of een hogere individualisme score zorgde voor een lagere

collectivisme score werd als manipulatiecheck een enkelvoudige regressie analyse uitgevoerd (zie Figuur 2). De afhankelijke variabele was daartoe individualisme score en de

onafhankelijke variabele collectivisme score. Gebaseerd op een boxplot werd er geconcludeerd dat er geen outliers (IQR afstand van de box van 3 of meer) waren. Een Kolmogorov-Smirnov toets op de residuen toonde dat aan de assumptie van normaliteit niet werd geschonden. Een plot met ZPRED op de x-as en ZRESID op de y-as met data punten in een ronde wolk toonde dat aan de assumptie van homoscedasticiteit niet werd geschonden. Met een Durbin-Watson Test werd de assumptie van ongecorreleerde residuen getest, waaruit bleek dat aan de assumptie eveneens niet werd geschonden. Een plot met individualisme score

(14)

14

op de y-as en collectivisme score op de x-as toonde dat ook de assumptie van lineairiteit niet werd geschonden. Collectivisme score bleek geen significante voorspeller te zijn voor individualisme score, F(1,127) = 2.32, p =.13 met een R2 van 0.018. De waarde van de regressie coëfficiënt was B1=-.18 en week niet significant af van nul, t(127) = -1.52, p =.13. Uit een post hoc power analyse met G power 1.0.10 bleek er een lage power van 0.33 te zijn (Field, 2013). Ook de effectsize (f=0.018) was klein (Wuensch, 2009). Deze resultaten komen niet overeen met de verwachting dat individualisme score en collectivisme score negatief samenhangen.

Figuur 2

Het Lineaire Verband tussen Individualisme Score en Collectivisme Score

Hoofdanalyses

Om te kijken of collectivisme score een voorspeller is voor conformeerscore is een enkelvoudige regressie analyse gedaan (zie Figuur 3a). De conformeerscore was daarbij de afhankelijke variabele en collectivisme score de onafhankelijke variabele. De assumptie voor normaliteit werd geschonden, gebaseerd op een Shapiro Wilk test op de gestandaardiseerde residuen en ongestandaardiseerde residuen, en geschonden D(129) = .096, p = .001. Vandaar dat er een Square transformatie op de conformeerscores werd uitgevoerd, wat een geschikte

(15)

15

transformatie is voor het corrigeren van data met een skew naar links (Data Transformatie, 2016). Na deze transformatie werd aan de assumptie van normaliteit van de residuen voldaan. Een plot met ZPRED op de x-as en ZRESID op de y-as met data punten in een ronde wolk toonde dat aan de assumptie van homoscedasticiteit niet werd geschonden. Met een Durbin-Watson Test werd de assumptie van ongecorreleerde residuen getest, waaruit bleek dat aan de assumptie eveneens niet werd geschonden. Een plot met conformeerscore op de y-as en collectivisme op de x-as toonde dat ook de assumptie van lineairiteit niet werd geschonden. Collectivisme score bleek geen voorspeller te zijn voor conformeerscore, F(1,127) =.038, p =.85 met een R2 van 0.00. De waarde van de regressie coëfficiënt was B1=2.51 en week niet significant af van nul, t(127) = .20, p =.85. Uit een post hoc power analyse met G power 1.0.10 bleek de power 0.050 te zijn, wat laag is (Field, 2013). Ook de effectsize (f=0) was klein (Wuensch,2009). Deze resultaten komen niet overeen met de verwachting dat

collectivistischere mensen een hoger scoren op conformeren minder collectivistische mensen.

Figuur 3a Figuur 3b

De Relatie tussen Individualisme Score en Square Getransformeerde Conformeerscores

De Relatie Tussen Collectivisme Scores en Square Getransformeerde Conformeerscores

Opmerking [ZJ4]: De hypothese

(16)

16

Om te kijken of een individualisme score een voorspeller is voor de conformeerscore werd een enkelvoudige regressie analyse uitgevoerd (zie Figuur 3b). De conformeerscore was daarbij de afhankelijke variabele en individualisme score de onafhankelijke variabele. De assumptie voor normaliteit van de residuen werd getest door de gestandaardiseerde residuen en ongestandaardiseerde residuen te berekenen en deze te testen met de Shapiro Wilk test en geschonden D(129) = .97, p = .002. Vandaar dat opnieuw Square getransformeerde data werd gebruikt. Een kolmogorov-Smirnov toets op de residuen toonde dat aan de assumptie van normaliteit niet werd geschonden. Een plot met ZPRED op de x-as en ZRESID op de y-as met data punten in een ronde wolk toonde dat aan de assumptie van homoscedasticiteit niet werd geschonden. Met een Durbin-Watson Test werd de assumptie van ongecorreleerde residuen getest, waaruit bleek dat aan de assumptie eveneens niet werd geschonden. Een plot met conformeerscore op de y-as en individualisme score op de x-as toonde dat ook de assumptie van lineairiteit niet werd geschonden. Individualisme score bleek geen voorspeller te zijn van conformeerscore F(1,127) =3.30, p=.072 met een R^2 van 0.025. De waarde van de regressie coëfficiënt was B1=17.00 en week niet significant af van nul, t(127) = 1.82, p =.07. Uit een post hoc power analyse met G power 1.0.10 bleek de power 0.44 te zijn, wat laag is (Field, 2013). ). Ook de effectsize (f=0.026) was klein (Wuensch,2009). Deze resultaten komen niet overeen met de verwachting dat individualistischere mensen lager scoren op conformeren dan minder individualistische mensen.

Exploratieve analyse

Als extra variabelen waren het geboorte land van het kind, het geboorte land van moeder en het geboorte land van vader meegenomen. Aangezien slechts zeven kinderen niet zelf in Nederland waren geboren werd deze variabele niet meegenomen. Omdat er daarnaast veel diversiteit was in herkomst land van de ouders (zie Bijlage III) konden deelnemers niet gegroepeerd worden op land, aangezien er dan soms slechts 1 of twee deelnemers in 1

(17)

17

categorie zou vallen. Vandaar dat is besloten om de deelnemers te groeperen op autochtone en allochtone afkomst van de ouder.

Om te kijken of er verschillen waren in mate van conformeren van beslissingen in afkomstland van een of beide ouders werd exploratief een Independent One Way Anova uitgevoerd. De afhankelijke variabele was daar toe conformeerscore en de onafhankelijke variabele was de afkomst van de ouder. De variabele afkomst van de ouder (zie Tabel 1 en Bijlage III) was opgedeeld in drie condities: twee immigrante ouders (n=63), een emigrante en een immigrante ouder (n=29) en twee emigrante ouders (n=33). Vier deelnemers die wel werden meegenomen in voorgaande analyses worden niet meegenomen in deze analyse, omdat zij een herkomstland van de ouder niet hadden in gevuld (n=125). De assumptie van normaliteit werd getest met de Shapiro-Wilk test en er werd niet aan de assumptie voldaan: de afhankelijke variabele was niet in elke categorie gelijk normaal verdeeld D(63) = .95, p = .008; D(29) = .98, p =.89; D(33) = .94, p = .049). Toch werd een Independent One Way

Anova op deze data uitgevoerd omdat de F-test robuust is (One-way Anova, 2014).

Homogeniteit van Varianties werd getest met de Levene’s test en de assumptie werd niet geschonden. Uit een post hoc power analyse met G power 1.0.10 bleek de power 0.7 te zijn, wat laag is (Field, 2013). De effectsize (f=0.026) was middelgroot (Wuensch, 2009). Uit de resultaten bleek dat er geen significant verschil was in conformeerscores was tussen

leerlingen van ouders die wel oorspronkelijk uit Nederland vergeleken met groepen waarin de ouders niet oorspronkelijk uit Nederland kwamen F(2, 122) = .075, p = .93 (zie Tabel 1).

(18)

18

Tabel 1

Gemiddelde Scores en Standaarddeviaties van Conformatie bij de Verschillende Groepen

Betrouwbaarheid Individualisme-Collectivisme Vragenlijst

De betrouwbaarheid van de collectivisme schaal bleek laag te zijn met een Cronbach’s α van .60 (Field, 2013). De betrouwbaarheid van de individualisme schaal bleek voldoende te zijn met een Cronbach’s α van .71 (Field, 2013).

Discussie

In deze studie werd de relatie tussen culturele achtergrond (individualisme versus collectivisme) en het conformeren van eigen beslissen aan andermans beslissingen onderzocht. Tegen verwachtingen in bleken individualisme en collectivisme niet negatief gerelateerd: individualistischere personen waren niet minder collectivistisch. Daarnaast werd er geen relatie gevonden tussen culturele achtergrond (individualisme versus collectivisme) en het conformeren van eigen beslissen aan andermans beslissingen. Dit kwam eveneens niet overeen met de hypothesen dat collectivistischere kinderen meer conformeren dan minder collectivistische kinderen en dat individualistischere kinderen minder conformeren dan minder individualistische kinderen. Of ouders wel of niet oorspronkelijk uit Nederland kwamen bleek geen verschil te maken in mate van het conformeren van beslissingen.

Conditie Gemiddelde Standaarddeviatie Aantal deelnemers per groep

Twee autochtone ouders 78.46 7.54 63 (50.4%)

Een allochtone en een autochtone ouder

78.14 6.50 29 (23.2%)

(19)

19

Een mogelijke verklaring voor het feit dat er geen negatieve relatie is gevonden tussen individualisme en collectivisme, is dat verschillen in sociale afhankelijkheid tussen kinderen mogelijk minder groot zijn dan tussen volwassenen met andere culturele achtergrond. Kinderen zijn namelijk sowieso afhankelijk: van hun ouder(s). Aangezien individualisme en collectivisme gaan over het respectievelijk niet of wel afhankelijk zijn van anderen

(Petterson& Paterson, 2012), zou het kunnen zijn dat collectivisme en individualisme verschillen tussen kinderen wellicht niet zo groot zijn.

Een overeenkomst met eerder genoemd onderzoek is dat in huidig onderzoek ook de relatie tussen culturele achtergrond en van het conformeren van beslissingen niet te zien is wanneer de bron van sociale informatie niet fysiek aanwezig is (Cinnirella, & Green, 2007). Dit zou dan ook de resultaten kunnen verklaren. Het zou dus zo kunnen zijn dat omdat Robin uit huidig onderzoek niet fysiek aanwezig was, er geen relatie is gevonden tussen

individualisme of collectivisme en conformeren van beslissingen.

Een beperking van het onderzoek is de operationalisatie van individualisme en collectivisme. Ten eerste is de vragenlijst dubbel vertaald, eerst naar het Nederlands en toen naar een verwoording die voor kinderen begrijpelijk zou zijn. Toch werden er veel vragen gesteld door kinderen waaruit bleek dat ze het niet altijd goed begrepen. Ten tweede was de power onvoldoende en de effect sizes waren klein (Field, 2013). Ten derde zouden de resultaten minder betrouwbaar kunnen zijn omdat de dimensie individualisme en collectivisme een te breed construct is, waardoor de betrouwbaarheid lager kan worden (Cronbach, 1990, aangehaald in Yang, 2006). Dit blijkt ook uit resultaten, die laten zien dat de collectivisme schaal onvoldoende betrouwbaar is. Aan de andere kant was de

individualisme schaal wel voldoende betrouwbaar en was de oorspronkelijke vragenlijst (zie Bijlage I) getest op betrouwbaarheid en validiteit, welke toen allebei wel goed waren (Cozma, 2012). Voor vervolgonderzoek zou wellicht een vragenlijst begrijpelijker gemaakt kunnen

(20)

20

worden met items met concretere situaties. Daarnaast zou gekeken kunnen worden naar dimensies binnen collectivisme en individualisme, zoals horizontaal individualisme, verticaal individualisme, horizontaal collectivisme en verticaal collectivisme (Cozma, 2011). Zo wordt het construct opgedeeld in minder brede dimensies, en kan de betrouwbaarheid hoger worden.

Een tweede beperking van dit onderzoek was dat deelnemers niet doelbewust waren verzameld met het doel op hoge diversiteit. Dit kwam doordat de deelnemers onderdeel waren van een groter onderzoek van de UvA, waarbij de gezochte doelgroep niet gericht was op het vinden van specifieke aantallen van verschillende culturele achtergronden. Bovendien woonden de deelnemers die meededen met het huidige onderzoek zelf grotendeels al hun hele leven in Nederland, waardoor de kans groot is dat ze al redelijk zijn aangepast aan de Nederlandse cultuur. Het zou voor het onderzoeken van culturele verschillen beter zijn om deelnemers te werven in bijvoorbeeld een asielzoekerscentrum, waarbij van te voren vaste aantallen deelnemers van specifieke culturen kunnen worden bepaald. Zo zouden er meer culturele diversiteit zijn en dus meer invloed kunnen hebben op bijvoorbeeld conformatie.

Concluderend ondersteunt dit onderzoek niet de relatie tussen culturele achtergrond (individualisme en collectivisme) en het conformeren van eigen beslissen aan andermans beslissingen. Het onderzoek impliceert dat culturele achtergrond wellicht niet conformerend gedrag voorspelt in beslissingen wanneer de sociale bron niet fysiek aanwezig is. Dit zou kunnen betekenen dat het aanleren in het onderwijs, waarbij kinderen moeten imiteren/ conformeren, geen effect heeft wanneer dit schriftelijk gebeurt. Wat betreft reclame zou bijvoorbeeld flyeren tegen het gebruik van middelen, waarop staat dat een persoon hier problemen van heeft ervaren, bijvoorbeeld minder goed kunnen werken dan wanneer de persoon zelf fysiek aanwezig is. Uit vervolgonderzoek zal moeten blijken of

individualistische of collectivistische culturele achtergrond wel voorspellend is wanneer de sociale bron fysiek aanwezig is. Daarnaast zal uit vervolgonderzoek moeten blijken of er op

(21)

21

het gebied van andere dimensies van culturele achtergrond wellicht wel verschillen te ontdekken zijn in het conformeren van beslissingen.

(22)

22

Literatuurlijst

Cinnirella, M., & Green, B. (2007). Does ‘cyber-conformity’vary cross-culturally? Exploring the effect of culture and communication medium on social conformity. Computers in

Human Behavior, 23(4), 2011-2025.

Clegg, J. M., Wen, N. J., & Legare, C. H. (2017). Is non-conformity WEIRD? Cultural \ variation in adults’ beliefs about children’s competency and conformity. Journal of

Experimental Psychology: General, 146(3), 428.

Cozma, I. (2011). How are individualism and collectivism measured. Romanian Journal of

Applied Psychology, 13(1), 11-17.

D'Agostino, A. L. (2009). An investigation of the role of cognitive style in dynamic decision

making (Doctoral dissertation, University of Connecticut).

DiYanni, C. J., Corriveau, K. H., Kurkul, K., Nasrini, J., & Nini, D. (2015). The role of consensus and culture in children’s imitation of inefficient actions. Journal of

experimental child psychology, 137, 99-110.

Data Transformatie (2016). Geraadpleegd van

http://wiki.uva.nl/methodologiewinkel/index.php/Data_transformatie#In_SPSS. Eppink, A., Bok, I., & Taris, T. (2001). Sociaal vaardiger in een tweede cultuur. In A. Collot

d'escury-Koenings, T. Snaterse & E. Mackaay-Cramer (Eds.), Sociale

vaardigheidstrainingen voor kinderen. (pp. 47-64). Lisse: Swets & Zeitlinger.

Frederick, S. (2005). Cognitive reflection and decision making. Journal of Economic

perspectives, 19(4), 25-42.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. sage.

Heejung, K., & Rose, M.H. (1999). Deviance or uniqueness, harmony or conformity? A cultural analysis. Journal of personality and social psychology, 77(4), 785.

(23)

23

Hunt, R. G., Krzystofiak, F. J., Meindl, J. R., & Yousry, A. M. (1989). Cognitive style and decision making. Organizational behavior and human decision processes, 44(3), 436-453.

Liang, B., & He, Y. (2012). The effect of culture on consumer choice: The need for conformity vs. the need for uniqueness. International journal of consumer studies,

36(3), 352-359.

Martin, D. E. (2012). Culture and unethical conduct: Understanding the impact of

individualism and collectivism on actual plagiarism. Management Learning, 43(3), 261-273.

Morgan, T. J. H., Rendell, L. E., Ehn, M., Hoppitt, W., & Laland, K. N. (2012). The evolutionary basis of human social learning. Proceedings of the Royal Society of London B: Biological Sciences, 279(1729), 653-662.

One-way Anova (2014). Geraadpleegd van

http://wiki.uva.nl/methodologiewinkel/index.php/One-way_ANOVA

Petterson, B., & Paterson, H. M. (2012). Culture and Conformity: The effects of independent and interdependent self-construal on witness memory. Psychiatry, Psychology and

Law, 19(5), 735-744.

Smith, E. R., Mackie, D. M., & Claypool, H. M. (2014). Social psychology. Psychology Press. Triandis, H. C., & Gelfand, M. J. (1998). Converging measurement of horizontal and vertical

individualism and collectivism. Journal of personality and social psychology, 74(1), 118.

Tsagaris, G. S. (2007). The relationships between thinking style preferences, cultural

orientations and academic achievement. ….

(24)

24

achievement goals, classroom goal structures, and culture. Journal of educational

psychology, 96(2), 251.

Waraich, T. N. (2016). Cognitive Reflection and Decision Making (Doctoral dissertation, Lahore School of Economics).

Wuensch, K. (2009). Cohen’s Conventions for Small, Medium, and Large Effects. East Carolina University.

Yang, H. S. (2006). An exploration of cultural, institutional, and psychological influences on

undergraduate students' academic achievement (Doctoral dissertation, Faculty of

Education-Simon Fraser University).

Zhang, J., & Thomas, D. L. (1994). Modernization theory revisited: A cross-cultural study of adolescent conformity to significant others in mainland China, Taiwan, and the USA.

(25)

25

Bijlage I: Originele Individualisme Collectivisme Vragenlijst (Triandis & Gelfand (1998, aangehaald in Cozma, 2011) Individualism

1. I'd rather depend on myself than others

2. I rely on myself most of the time, I rarely rely on others 3. I often do my own thing

4. My personal identity, independent of others, is very important to me 5. It is important for me to do my job better than the others

6. Winning is everything

7. Competition is the law of nature

8. When another person does better than I do, I get tense and aroused

Collectivism

9. If a co-worker gets a prize, I would fee proud 10. The well-being of my coworkers is important to me 11. To me, pleasure is spending time with others 12. I feel good when I cooperate with others

13. Parents and children must stay together as much as possible

14. it is my duty to take care of my family, even when I have to sacrifice what I want 15. Family members should stick together, no matter what sacrifices are required 16. It is important to me that I respect the decision made by my groups

(26)

26

Bijlage II: Vertaalde Items Individualisme Collectivisme Vragenlijst Individualisme

1. Ik ben liever afhankelijk van mezelf dan van anderen.

2. Ik vertrouw meestal op mezelf, ik vertrouw niet vaak op anderen. 3. Ik doe vaak mijn eigen ding.

4. Wie ik ben, los van anderen, is erg belangrijk voor mij. 5. Het beter doen dan anderen is belangrijk voor mij. 6. Winnen is het allerbelangrijkste.

7. Proberen de beste te zijn hoort bij het leven.

8. Als iemand anders het beter doet dan ik, raak ik gespannen en wind ik me op.

Collectivisme

9. Als een klasgenoot een prijs krijgt, zou ik trots zijn. 10. Dat het goed gaat met mijn klasgenoten vind ik belangrijk. 11. Plezier betekent voor mij het samen zijn met anderen. 12. Als ik met anderen samenwerk voel ik me goed.

13. Ouders en kinderen moeten zoveel mogelijk bij elkaar blijven.

14. Als ik later een gezin heb moet ik voor mijn gezin zorgen, zelfs als ik dan leuke dingen voor mezelf moet opgeven.

15. Familieleden moeten bij elkaar blijven, zelfs als het moeilijk is. 16.Als de groep iets beslist, sluit ik me daarbij aan.

Extra vragen

18. Mijn geboorteland is:

19. Het geboorteland van mijn moeder is: 20. Het geboorteland van mijn vader is:

(27)

27

Bijlage III: Tabel herkomst landen ouders

Land van herkomst Aantal moeders Aantal vaders

Afghanistan 3 3 Amerika 0 1 Argentinië 0 1 België 0 2 Brailië 0 1 Bulgarije 1 1 Curacao 0 1 Duitsland 2 1 Egypte 1 2 Eritrea 1 1 Estland 1 0 India 1 1 Indonesië 2 2 Israël 0 1 Iran 2 0 Libië 0 1 Japan 1 0 Marokko 9 9 Moldavië 0 1 Nigeria 1 1 Nederland 84 70 Oeganda 1 1

(28)

28 Oekraïne 0 1 Pakistan 1 1 Portugal 1 2 Rusland 2 0 Sardinië 0 1 Schotland 0 1 Slowakije 1 0 Suriname 5 8 Turkije 6 6 Zweden 1 0

(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The 4 most important determinants of portal usage found in this study were (perceived) impact of the disease (being physically or mentally unable to use the portal),

Hereto they used 1D cross-shore profiles (“Jarkus raaien”) of the Dutch coast and a Bayesian network 1 to determine if the presence of buildings on beach significantly affects

Vanwege het veelvoudig voorkomen van de categorie ‘Onconventioneel gebruik van spaties, interpunctie, diakritische tekens en hoofdletters’ in de reacties van de respondenten werd

Currently, a frugivore group is not explicitly included, since herbivores are assumed to consume leaves and therefore influence the mortality of autotroph stocks,

De studie onderzoekt dan ook het effect van type advertentie (milieubewuste advertentie vs. een niet-milieubewuste advertentie) op de koopintentie en de rol van sociale goedkeuring,

118 Silezisch nationalisme is te beschouwen als een gevolg van pogingen (met beperkt succes) van de Poolse beweging om de bevolking te mobiliseren. Het aantal mensen

The current institutions give big parties the initiative over all issues and force small parties to compete among themselves to enter the coalition at all, whereas Ministry Voting

Wij klagen burgemeester Van Thijn, zijn wethouders, zijn commissarissen en andere functionarissen van de politie, zijn voorgangers en alle andere politiek