• No results found

gilleir

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "gilleir"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Minderhedenliteratuur in Europa: literariteit en identiteit

Anke Gilleir

1. Samenvatting

De rode draad door deze les is de verhouding tussen literariteit en identiteit. De vraag naar de formulering van identiteit - in de betekenis van wie een persoon eigenlijk is - wordt makkelijk gesteld aan literatuur van

minderhedenauteurs, omdat verondersteld wordt dat hun literatuur, die immers vanuit een 'herkenbare' specifieke socio-culturele positie geschreven wordt, niet anders kan dan vereenzelvigd worden met haar ontstaanscontext. Maar de vooronderstelling dat als dusdanig geïdentificeerde literaire teksten - literatuur als minderhedenliteratuur - een antwoord op identiteitsvragen kunnen of willen bieden, is vaak niet te rijmen met de literaire eigenheid van die teksten, of van literatuur überhaupt. De literatuurwetenschap, die al lang dit soort directe vragen aan de literatuur niet meer plausibel vindt, vertoont ondanks haar methodologische diversiteit, de

onweerstaanbare neiging ten aanzien van 'allochtone' literatuur vooral die thema's en aspecten van teksten te bespreken, die herkenbaar zijn als uitdrukking van maatschappelijke problemen. Literatuur wordt op die manier de drager van een etnische identiteit en krijgt uiteindelijk zelfs een etnische stijl toebedeeld, een criterium dat voor 'autochtone' Westerse literaturen niet bestaat. Daardoor wordt de eigenheid van de literariteit genivelleerd en een vorm van identiteitsdenken verdergezet, waarvan men in het onderzoek naar minderhedenliteratuur net het dwingende karakter wil aantonen. Minderhedenliteratuur begrijpen als het product van minderhedenauteurs en als een afzonderlijke literatuurwetenschappelijke categorie handhaven, impliceert een reductie van de literatuur tot cultureel manifest en is vaak het gevolg van onnauwkeurig lezen. De kern van mijn betoog is daarbij dat een lectuur die oog heeft voor de retorische en talige - narratieve - constructie van literatuur, de weerspannigheid van de tekst tegen eenduidige identiteitslabels zal vaststellen. Op die manier ligt er dus aan de basis van deze les een paradox die niet wil opgelost worden: literaire teksten van verschillende minderhedenauteurs worden wel met elkaar vergeleken, terwijl anderzijds de categorisering van deze literaire teksten als minderhedenliteratuur wordt weerlegd.

In een maatschappij kunnen talloze minderheden onderscheiden worden afhankelijk van de criteria die worden gehandhaafd. Gemeenschappelijk aan alle indelingen is echter het feit dat het altijd om een negatieve categorisering gaat, om een marginalisering ten opzichte van wat als meerderheid of main stream geldt. De term 'minderheid' verwijst hier naar ingeweken bevolkingsgroepen - migranten, leden van (post)diasporische gemeenschappen - waarvan de etnische identiteit als verschillend van de meerderheidsbevolking wordt gepercipieerd. 'Minderhedenliteratuur' is dus literatuur die met allochtone socio-culturele marginaliteit geassocieerd wordt. De auteurs die hier aan bod komen zijn de Duitstalige Feridun Zaimoglu (°1963), de Nederlandstalige Hafid Bouazza (°1970) en de Franstalige Taher Ben Jelloun (°1944). Ondanks de biografische verschillen tussen Zaimoglu, Bouazza en Ben Jelloun delen deze auteurs in zekere mate vergelijkbare ervaringen als niet-Europeaan in Europa. Dat bewijst het feit dat zij zich als intellectuelen in respectievelijk Duitsland, Nederland en Frankrijk publiek uitgelaten hebben over maatschappelijke problemen in verband met autochtone meerderheid en ingeweken minderheden, over aspecten als etniciteit, religie, racisme, assimilatie en

multiculturaliteit. Die thema's vormen een tertium comparationis van deze literaturen.

Bewegingen als het feminisme en de postcolonial studies hebben de historiciteit van identiteits- en subjectvorming benadrukt tegen de idee dat collectieve of individuele identiteiten een zaak zijn van onomstotelijke, lees: natuurlijke, eigenschappen. Daarbij is vooral ook aangetoond dat identiteits- en subjectgecentreerd denken onlosmakelijk verbonden is met machtsverhoudingen. Voor de thematiek

'minderhedenliteratuur' in Europa is het probleem van de definiëring van het Europese versus het niet-Europese subject belangrijk, vooral als men rekening houdt met de vaststelling dat de Europese identiteit zich zeer lang als universalistisch manifesteerde ten opzichte van de subalterne 'andere' en het zelfbeeld van die 'andere' ex negativo mee bepaalde. De postkoloniale theorie onderzoekt hoe traditionele dominantieverhoudingen Europa versus niet-Europa functioneerden tijdens de kolonisatie en hoe ze nog steeds werkzaam zijn in de huidige (globale) politiek-culturele constellaties. Daarin is ze vergelijkbaar met de studie van minderhedencultuur in Europa of de Verenigde Staten: hoe gaat literatuur om met socio-culturele marginalisering en macht(eloosheid) en hoe draagt ze bij tot het creëren van een nieuw zelfbeeld.

Maar de fixatie op het zogenaamde marginale cultuurproduct heeft een aantal nadelen die haar oorspronkelijke kritische theorie soms dreigen te overschaduwen. Vooral onder invloed van de Cultural Studies,

Ethnic Studies, Area Studies of Minority Studies worden literaire teksten - van minderhedenauteurs - gereduceerd tot

(2)

2

gedomesticeerd. De Amerikaanse literatuurcritica Gayatri Chakravorty Spivak bepleit in haar boek Death of a

Discipline (2004) een terugkeer naar het grondig lezen van de literaire tekst, die niet a priori wordt gefixeerd als

representatief identiteitsdocument. Haar suggestie is daarbij "follow the metaphor", waarbij het begrip 'metafoor' verwijst naar de specifieke eigenschappen die een literaire tekst eigen zijn, zoals de (vaak erg complexe) narratieve constructie van romans en verhalen en vooral de figuurlijke taal, die de betekenisruimte van een tekst in het oneindige opent en een 'letterlijke' duiding in de weg staat. Interessant is de vaststelling dat literatuur op die manier haar eigen, vaak voor de hand liggende betekenis in vraag stelt en zich verzet tegen het 'begrijpen' van haar inhoud.

Hier worden als voorbeeld een aantal literaire tektsen gelezen op een 'reflexieve' manier: wat betekenen ze op het eerste zicht en hoe wordt die betekenisconstructie in de tekst gereflecteerd of zelfs ondermijnd. Het gaat om romans en prozastukken die expliciet aspecten uit de socio-culturele situatie van hun allochtone auteurs thematiseren: de hybride identiteit van de inwijkeling (Feridun Zaimoglu: Kanak sprak), de reis tussen metropool en archaïsche wereld (Hafid Bouazza: Paravion), het lichaam (Tahar Ben Jelloun: Cette aveuglante absence de lumière). Ze nodigen de lezer als het ware uit tot postkoloniale of etnisch-culturele categorisering. Maar in al deze teksten wordt het vertellen en de taligheid gereflecteerd en is er een retoriek werkzaam die zich verzet tegen het

verlangen naar identificatie van de lezer. Zo drukken zij het inzicht uit dat 'authenticiteit' niet kan gerepresenteerd en literatuur niet kan gereduceerd worden tot die 'ene' betekenis.

2. Examenvragen

- Omschrijf het probleem van de 'etnisering' van de minderhedenliteratuur.

- Welke rol speelt de Amerikaanse literatuurtheoretica Gayatri C. Spivak in de ontwikkeling van de

postcolonial studies en de minority discourse?

- Op welke manier fungeert de 'literariteit' in het werk van auteurs als Feridun Zaimoglu, Hafid Bouazza of Tahar Ben Jelloun als verdediging tegen identiteitsfixaties?

3. Citaten

In the case of authors who live outside their native linguistic geography, questions about belonging threaten to obscure other biographical details. The mythic foundations of their work disappear completely from view. […] One does not read an author's texts, but rather, the biography written onto his body. Genealogy substitutes for biography. The body of the text - with its own patterns, its own concealed forewords, disappears behind the image of the author. What motivates this type of reading? Fear of wonder? Fear of understanding or not understanding, a sense of strangeness, real or imagined?

Zafer Senocak. Which Myth Writes Me? Atlas of the Tropical Germany. Essays on Politics and Culture 1990-1998. Vert. Leslie A. Adelson. London-Lincoln 2000, p. 77.

Standing in front of him was a figure so impossible that Chamcha wanted to bury his head under the sheets; yet could not, for was he not himself… ? 'That's right' the creature said. 'You see, you're not alone.' It had an entirely human body, but its head was that of a ferocious tiger, with three rows of teeth. […] Who did that? Chamcha was confused. […] I don't see', he ventured, 'who can be blamed…'. […] The manticore ground its three rows of teeth in evident frustration. 'There's a woman over that way,' it said, 'who is now mostly a water-buffalo. There are businessmenn from Nigeria who have grown sturdy tails. There is a group of holidaymakers from Senegal who were doing no more than changing planes when they were turned into slippery snakes. […] 'But how do they do it?' Chamcha wanted to know. 'They describe us,' the other whispered solemnly. 'That's all. They have the power of description, and we succumb to the pictures they construct.

Salman Rushdie. The Satanic Verses. London: Vintage 1998, p. 167-168.

Every time we speak or write in English, French, German, or one of the more marginalized European languages we pay homage to Western intellectual and political hegemony. Despite this, it would seem, Western humanism still considers us barbarians beyond the pale of civilisation; we are forever consigned to play the role of the ontological, political, economic and cultural other according to the schema of a manichean allegory that seems to be the central trope not only of colonialist discourse but also of western humanism.

Abdul JanMohamed en David Lloyd. Introduction: Minority Discourse - What is to be Done? Cultural Critique 7/II (1987), p.5.

Der Kanake taugt in diesem Fall als schilderndes Mitglied im großen Zoo der Ethnien, darf teilnehmend beobachtet und bestaunt werden. "Türkensprecher" gestalten bunte Begleitprospekte für den Gang durch den multikulturellen Zoo, wo das Kebab-Gehege neben dem Anden-Musikpavillon plaziert wird. […] Die "besseren Deutschen" sind von diesen Ergüssen "betroffen", weil sie vor

(3)

3

falscher Authentizität triefen, ihnen "den Spiegel vorhalten", und feiern jeden sprachlichen Schnitzer als "poetische Bereicherung ihrer Mutterzunge". Der Türke wird zum Inbegriff für Gefühl, einer schlampigen Nostalgie und eines faulen "exotischen" Zaubers.[De

Kanaken fungeren in dit geval als glinsterend deel van de grote etnische zoo, mogen deelnemend geobserveerd en aangestaard worden. "Turkensprekers" maken kleurige brochures voor de wandeling door de multiculturele zoo, waar het kebab-paviljoen naast het Andes-muziekpaviljoen geplaatst wordt […] De "betere Duitsers" zijn door deze ontboezemingen "getroffen", omdat ze druipen van de valse authenticiteit, hen "de spiegel voorhouden", en ze vereren elke taalblunder als "poëtische verrijking van hun moedertaal". De Turk wordt het toonbeeld van gevoel, van een slonzige nostalgie, van een luie "exotische" aantrekkingskracht.

Feridun Zaimoglu. Kanak sprak. 24 Mißtöne vom Rande der Gesellschaft. Hamburg: Rotbuch Verlag 2004, p. 11.

Den Kanaken schiebt man Sitten und Riten zu wie einen schwarzen Peter. Von außen betrachtet kommen sie nur als amorphe Masse von Lumpenproletariern vor, die man an Äußerlichkeiten und "spezifischen Eigenarten" zu erkennen glaubt. [De kanaken

krijgen zeden en rituelen doorgespeeld als een Zwarte Piet. Van buitenaf lijken ze op een amorfe massa van lompenproletariërs, waaraan men uiterlijkheden en "specieke karakteristieken" denkt te herkennen.]

Feridun Zaimoglu. Kanak sprak, p. 12.

Jeder hat sein eigen fassong, wenn du willst, und seinen fassong muß man gut stück an die glocke hängen, damit der rest weiß, wo sein spaß aufhört, und das, bruder, is mein handwerk. Die hunde haben dich in der mangel, die sind ohne erbarmen, die sind losgelassen und kein schwein hält sie auf. […] Das land hier is von ficks verseucht, unsere leute gehen bald auf die straße, wo's nix zu holen gibt außer 'narsch voll, erst krallst du den erstbesten und krallt dich der erstbeste, unsre ollen väter zocken in den kneipen, oder tragen'n bart und gehen in die moschee, unsre mütter werden fett und basteln an'm essen, und wo sind wir, wenn du schon fragst, die meisten haben den finger um'n abzug und treiben schnee in riechkolben [ieder heeft zijn eigen manier, zie je, en je eigen manier

moet je duidelijk aan de grote klok hangen, zodat de rest weet, waar zijn pleziertjes moeten stoppen, en dat, broeder, is mijn vak. De honden houden je in de klem, ze hebben geen medelijden, ze zijn losgelaten en geen hond houdt ze tegen […] Dit land is zo verpest door geneuk, onze mensen gaan snel op straat waar niets te halen valt buiten je kont vol, en eerst pak jij de eerste de beste vast en dan pakt de eerste beste jou, onze oude vaders gokken in de cafés of hebben een baart en gaan naar de moskee, onze moeder worden vet en knutselen aan het eten, en waar zijn wij, als je't al vraagt, de meesten hebben de vinger aan de trekker en rammen sneeuw in hun neusgaten]

Feridun Zaimoglu. Kanak sprak, p. 44.

Dienstag, 22. Juni.

Hochverehrter Kumpel, mein lieber Hakan, Sammler der heiligen Vorhäute Christi

Ich bin gesund und verspüre allerlei Munterkeiten, und ich bin heil und ohne Gram, ohne Gramm Verlust jener Transzendenz, die mein hoch körperliches Wesen in meiner kalten Heimat ausstrahlte, an der Westküste des türkischen Festlandsockels angekommen […]. Du weißt, ich musste fliehen aus Kiel, weil mir die Frauen im Nacken saßen. Du hast ja noch mitbekommen, wie Anke sich in mich verkrallen wollte, und wie Dina mich nicht mehr gehen ließ. Ich habe das nicht mehr ausgehalten, und ich bin, dir hab ich's ja schon vom Flughafen aus per Telefon erzählt, zu meinen Eltern an die Ägäis geflogen, um mir mal darüber klar zu werden, was ich nun eigentlich will. Diese ewigen Frauengeschichten machen mich irgendwie krank - man isst und trinkt nicht mehr normal, verwendet Gedanken an Trennkost und Müsli mit Birnendicksaft zum Frühstück, traut sich nicht mehr, ans Telefon zu gehen-, das habe ich einfach nicht mehr ertragen können.[vereerde kameraad, mijn beste Hakan, verzamelaar van de heilige

voorhuiden van Christus. Ik ben gezond en voel allelei prettige dingen, en ben wel en zonder boosheid, zonder gram gewichtsverlies van die transcendentie, die mijn erg lichamelijke wezen in mijn koude moederland

uitstraalde, aangekomen aan de westkust van het Turkse schiereiland […] Je weet dat ik moest vluchten uit Kiel, omdat de vrouwen me op de hielen zaten. Je hebt toch nog meegekregen hoe Anke zich aan mij wilde

vastklampen, en hoe Dina me niet meer liet gaan. Ik kon dat niet uithouden, en ben, ik heb het je toch al verteld aan de telefoon vanuit de luchthaven, naar mijn ouders aan de Egeïsche Zee gevlogen om voor mezelf duidelijk te maken, wat ik nu eigenlijk wil. Die eeuwige vrouwenverhalen maken me op een of andere manier ziek - een mens eet en drinkt niet meer normaal, verspilt gedachten aan gezonde voeding en muesli met ingedikt perensap als ontbijt, durft de telefoon niet meer opnemen, dat kon ik gewoon niet meer verdragen.

Feridun Zaimoglu. Liebesmale, scharlachrot. Roman. Hamburg: Rotbuchverlag 2000, p.9

O Herrscher über platt gedrückte Sternchen und vertrockneten Algen, du in der Heimat gestrandeter/, "Du Buschelohrsumpfeuliges",/ "Allerwonnigster Kokettierfetzen, du Alifallera in Kakerlaka-Schleichgassen.[o heerser over

platgedrukte sterretjes en gedroogde algen, jij in het thuisland gestrande/ Jij moerasuilige met oorhaar/ Allergenoegzaamste koketteerlap, jij Alifallera in kakkerlakkensluipwegen]

(4)

4

Mijn vader sloot, na zijn bladzijden te hebben gekust de koran met een vriendelijke klap, die het licht deed stuivelen. Daar zit mijn vader: op een wankele houten divan, in het zebralicht van de getraliede zon boven het rieten dak, een rode koran in zijn handen, witgetulband, witgebaard, schraal, scharminkelig, gerimpeld, herrezen, levend, alsof hij gemaakt is uit hetzelfde materiaal als de stok die naast hem ligt: een pinocchio in de stoffige werkplaats van mijn geheugen. Als afsluiting van zijn lectuur slaakt mijn vader een vrome zucht. Schimmen van traditionele schaamte plagen mij, willen mij verhinderen een autobiografisch verhaal te schrijven. Op vrijdag 22 oktober 1977 sloot mijn vader met een zucht de koran […]. Mijn vader sloot de koran in het licht van die vrijdagzon"

Hafid Bouazza. De voeten van Abdullah. Amsterdam: Prometheus 20029, p. 21.

Een meisje, blond haar, kin en boezem opgestoken, gekleed in een minirokje dat haar heupen benauwde, schrijlings op een centaur gezeten, een sigaret in de opgeheven hand, draafde langs, en betrad een oord waar het zonlicht allengs van goudgroen veranderde voordat zij verdween in nevels van chloroform. Haar benen waren gekruist - de tapijthandelaar spuugde - […] Dat was haar bezigheid: het publiek haar romige schoonheden tonen.

Hafid Bouazza. Paravion. Amsterdam: Prometheus 2004, p. 176.

Son idée était simple, difficile à réaliser, à maintenir dans toute sa force: l'enfant à naître sera un mâle, même si c'est une fille! C'etait cela sa décision, une détermination inébranlable, une fixation sans recours.

Tahar Ben Jelloun. L'enfant de sable. Paris: Editions du Seuil 1985, p.23.

Ik heb lang gezocht naar de zwarte steen die de ziel zuivert van de dood. En als ik zeg lang, dan denk ik aan een bodemloze put, aan een tunnel die ik heb gegraven met mijn vingers, met mijn tanden, in de hardnekkige hoop één minuut, een lange, eeuwige minuut een lichtstraal te zien, een vonk die op mijn netvlies gegrift zou staan en mijn binnenste bewaard zou blijven, beschermd als een geheim. Hij zou voortdurend in mijn borst aanwezig zijn en mijn eindeloze nachten vullen, daar in die grafkuil, diep in de vochtige aarde die rook naar mensen die hun menselijkheid hadden verloren doordat een spittende schop hun huid had opengereten en hen had beroofd van hun blik, hun stem en hun verstand.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit is een uiterst geschikt vertrekpunt voor de mapping van praktijken van ondersteuning aan gezinnen die geconfronteerd worden met gewelddadige radicalisering

7:658 BW moet een werkgever zorgen voor een veilige werkplek en deze zorgplicht ziet niet alleen op fysieke schade, maar ook op psychische schade.. Op grond

In samenwerking met de docenten van de experimentele groep van het eerste cohort werd het didactisch materiaal met literaire teksten van verschillende tekstgenres ontwik-

[r]

Leren van elkaar, het narratief van de wooncoöperatie bij een grotere groep mensen in de maatschappij bekend maken en mogelijkheden voor de beweging vergroten.. Tiny House

‘Ik vind die boom zo veel architectonische kwa- liteiten hebben en tegelijkertijd zo goed kunnen in de stad, dat ik niet begrijp dat hij zo weinig wordt toegepast’, zegt Frans van

Spreken over stoffen betekent al zich distantiëren van deze wereld, want we kennen stoffen toe aan voorwerpen omdat stoffen niet kunnen bestaan zoals voorwerpen bestaan: we

Enkel tijdsverloop of ‘stilzitten’ is niet voldoende, er moet sprake zijn ‘van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen