• No results found

Mee in de alcoholbestrijdende vaart der volkeren. De Nederlandse drankbestrijding (1890-1930) in een internationaal perspectief door studie naar Jacob van Rees, Frits Schmidt en Charles Ruys de Beerenbrouck

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mee in de alcoholbestrijdende vaart der volkeren. De Nederlandse drankbestrijding (1890-1930) in een internationaal perspectief door studie naar Jacob van Rees, Frits Schmidt en Charles Ruys de Beerenbrouck"

Copied!
108
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MEE IN DE ALCOHOLBESTRIJDENDE VAART DER VOLKEREN

De Nederlandse drankbestrijding (1890-1930) in een internationaal perspectief door studie naar Jacob van Rees, Frits Schmidt en Charles Ruys de Beerenbrouck

Marion Anker Masterscriptie Onderzoeksmaster Geschiedenis Begeleider: Gemma Blok Universiteit van Amsterdam 28 juni 2018 Jacob van Rees (1854-1928), Frits Schmidt (1873-1936) en Charles Ruys de Beerenbrouck (1873-1936)

(2)

1

Inhoudsopgave

INLEIDING 4 Historiografisch kader 8 Theoretisch kader: histoire croisée en biographical approach 11 Methode en opbouw 15 HOOFDSTUK 1: INTERNATIONALE DRANKBESTRIJDING 19 §1. Dertiende Internationale Congres tegen Alcoholisme te Den Haag (1911) 20 1.1 Ruys heeft een missie 20 1.2 11-16 september: het congres 23 1.3 Internationaal congres met nationale uitgangspunten? 24 1.4 Een succesvol congres? 26 §2. Internationale congressen in het algemeen 27 2.1 Internationale congressen besproken in literatuur 27 2.2 Ruys, Van Rees en Schmidt op internationale congressen 28 §3. Internationale Orde van de Goede Tempelieren Neutraal (IOGTN) 31 3.1 De ideeënleer van de IOGTN 32 3.2 Van Rees en de Orde 34 §4. Ruys en de internationale katholieke drankbestrijders 36 4.1 Internationale Katholieke Vereeniging tegen het Alcoholisme 37 4.2 Het belang van de internationale katholieke vereeniging 39 §5. Boeken en brochures 40 5.1 Kennis uit het buitenland 41 5.2 Lessen uit het buitenland 43 §6. Slotsom 45 HOOFDSTUK 2: REGIONALE DRANKBESTRIJDING 47 §1. Regionale en internationale sfeer in secundaire literatuur 48

(3)

2 §2 Jacob van Rees: kolonie in het Gooi 49 2.1 Van Rees en de levensvisie van Leo Tolstoj 50 2.2 De Kolonie der Internationale Broederschap van christen-anarchisten 51 2.2 Oog voor alcoholproblematiek 52 2.3 Internationaal? 55 2.4 Einde van de kolonie 56 §3. Charles Ruys de Beerenbrouck: Limburgse politiek 57 3.1 Prille drankbestrijding in Maastricht 57 3.2 Drankstrijd in de gemeentelijke politiek 59 3.3 Tweede Kamer: steun uit Limburg 61 §4. Frits Schmidt: (Amsterdamse) drankbestrijding voor het volk 62 4.1 Drankbestrijding en –voorlichting in het onderwijs 63 4.2 Alcoholbestrijding onder arbeiders 66 §4. Slotsom 68 HOOFDSTUK 3: NATIONALE DRANKBESTRIJDING 69 §1. Drankbestrijdersverenigingen vanuit nationaal perspectief 70 1.1 De drankbestrijdersverenigingen 71 1.2 Nationale congressen: internationale agenda’s? 73 §2. Ruys de Beerenbrouck in de Kamer 75 2.1 Vertegenwoordiger van de drankbestrijding in Den Haag? 75 2.2 Kritiek 78 §3. Rode of blauwe Vaan? 79 3.1 Alcoholbestrijding en de arbeidersbeweging: de theorie 79 3.2 De aanpak: kennis is macht 81 §4. De Plaatselijke Keuze 83 4.1 De Plaatselijke Keuze uitgelegd 83 4.2 De Plaatselijke Keuze in internationale context 85 4.3. Ruys’ aarzeling 86

(4)

3 4.4 De uitkomst 87 §5. Onderwijs en jeugdbeweging 87 5.1 Eenzelfde einddoel, een andere aanpak 88 5.2 Het conflict tussen Van Rees en Schmidt 88 §6. Slotsom 90 CONCLUSIE 92 LITERATUURLIJST Literatuur 97 Primaire boeken, brochures en tijdschriften 101 Archieven 103 APPENDICES Appendix I – afkortingen 104 Appendix II – archiefspecificering 105 Appendix III – grafiek consumptie drank in Nederland 107

(5)

4

Inleiding

‘Twee dingen zijn zeker. Én dat er nog een uitgebreid alcoholisme bestaat, én dat het alcoholisme bij lange niet meer zóó vreeselijk is als dertig jaar geleden. Deze vermindering van alcoholisme is grootendeels – wij zeggen niet: uitsluitend – te danken aan den arbeid van de georganiseerde drankweer. Daaruit blijkt met alle gewenschte duidelijkheid, dat de drankbestrijding geen vergeefsch werk mag genoemd worden, integendeel als zeer vruchtbaar en heilzaam moet geprezen worden.’1

Tot die slotsom over de Nederlandse drankbestrijding kwam voormalig minister-president en alcoholbestrijder Charles Ruys de Beerenbrouck (1873-1936) in de laatste jaren van zijn leven. Latere historici waren het met Ruys eens dat deze periode van 1890-1930 als ‘vruchtzaam en heilzaam’ kon worden beschouwd: zij zagen het zelfs als de hoogtijdagen van de Nederlandse alcoholbestrijding.2 Tijdens deze gloriejaren, die geheel parallel liepen met de bestrijdingsjaren van Ruys en medestrijders, waren de verschillende drankbestrijdersverenigingen actief als nooit tevoren. Het ledenaantal was ongekend hoog (in 1919 telde alcoholbestrijdingstijdschrift De Wegwijzer maar liefst 60.000 georganiseerde geheelonthouders3) en overal in de maatschappij werd fel geageerd tegen het gebruik van alcohol. De fanatieke strijd wierp zijn vruchten af: vanaf de jaren twintig was de alcoholconsumptie in vergelijking met enkele decennia daarvoor buitengewoon laag. Het was van zeven liter pure alcohol per hoofd van de bevolking in 1880 gedaald tot drieënhalve liter in 1920 en minder dan drie liter in 1930 [zie appendix III].4 In lijn met Ruys de Beerenbrouck stellen socioloog Jaap van der Stel en historica Gemma Blok dat deze bloei van de Nederlandse drankbestrijding deels te verklaren is uit de maatschappelijk breed gedragen hervormingsdrang die leidde tot een goed

1 Nationaal Archief (NA), Archief jhr. mr. Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck (2.21.244), inv.nr. 51

Drankbestrijding 1914-1934, manuscript uit een boek, hoofdstuk ‘zedelijkheid en alcoholisme’, ongedateerd (schatting: 1930-1935).

2 Jaap van der Stel, Drinken, drank en dronkenschap. Vijf eeuwen drankbestrijding en alcoholhulpverlening in

Nederland. Een historisch-sociologische studie (Hilversum 1995) 38 en 117 (Van Der Stel stelt dat de

drankbestrijdersbewegingen in de negentiende eeuw de grootst georganiseerde sociale beweging was Bovendien is er rond de eeuwwisseling geen consumptiemiddel en psychiatrische stoornis die meer aandacht krijgt dan respectievelijk alcohol en alcoholisme) en Gemma Blok, ‘Gentle Knights: masculinity, teetotalism, and aid for alcohol abuse c. 1900’, BMGN 127.1 (2012) 101-126, aldaar 102.

3 De Wegwijzer: maandschrift voor geheel-onthouding 25 (1919) 12. 4 Zie Van der Stel, Drinken, 68-69.

(6)

5

georganiseerde vrijwillige organisatie van betrokken burgers. De rol van actieve individuen was hierbij van doorslaggevende betekenis. De Nederlandse civil society waarborgde de bloei van de Nederlandse drankbestrijding dus. 5

Onder de betrokken burgers die gezichtsbepalend zouden zijn voor de Nederlandse drankbeweging in haar hoogtijdagen waren Jacob van Rees (1854-1928), Frits Schmidt (1870-1939) en Charles Ruys de Beerenbrouck (1873-1936). Van Rees was een Amsterdamse hoogleraar weefselleer, voorzitter van de Algemeene Nederlandsche Geheel-Onthouders Bond (ANGOB), Groot-Tempelier van de Internationale Orde van de Goede Tempelieren Neutraal (IOGTN) en overtuigd aanhanger van het internationale christen-anarchisme. Schmidt was een socialistisch onderwijzer en voorzitter van de drankbestrijdingsbewegingen de Nationale Vereeniging ter Afschaffing van Alcoholhoudende dranken (NV) en de Nederlandsche Onderwijzers Propaganda Club (NOPC) en schreef veel internationaal geïnspireerde brochures over de drankstrijd. Ruys de Beerenbrouck tot slot was een sociaalbewogen katholieke politicus uit Limburg, de eerste katholieke premier van Nederland en voorzitter van de Nederlandse katholieke drankbestrijdersorganisatie Sobriëtas, de Internationale Katholieke Vereeniging en de Wereldbond tegen Alcoholisme. Met hun zeer grote betrokkenheid en aanwezigheid droegen de drie heren zeer zeker bij aan de bloei van de drankweer.

Deze korte beschrijving van de activiteiten van de drie individuen bevestigt in twee facetten dat de Nederlandse drankbestrijding geen geïsoleerde belangengroep en eenduidig geheel vormde. Allereerst bestond zij in vele nationale en plaatselijke vormen en had zij zeer diverse vertegenwoordigers, maar kende zij ook vele dwarsverbanden met verschillende sociale hervormingsverenigingen.6 De drankbestrijding maakte daarmee volgens historicus Piet de Rooy deel uit van het ‘hevig gewarrel’ van een bonte verzameling sociale hervormers rond de eeuwwisseling, waarbij ‘men voel[de] dat er iets gebeuren moe[s]t.’7 Door hun actieve houding en grote aanwezigheid drukten de

5 Blok, Ziek of Zwak, Geschiedenis van de verslavingszorg in Nederland (Amsterdam 2011) 2-3 en Van der

Stel, Drinken, 84 en 87.

6Er waren in die tijd tal van verenigingen op verschillende (geloofs-)gronden. Voor een onderzoek naar een

specifieke tak van de drankbestrijding, zie bijvoorbeeld Chris Dols, De geesel der eeuw. Katholieke

drankbestrijding in Nederland, 1852-1945 (Zaltbommel 2007). Gemma Blok, ‘‘Dronkenschap zonder alcohol’.

Het bevlogen leven van drankbestrijder Prof. Dr. Jacob van Rees (1854-1928)’, in: A. Kluveld (red.), Genezen:

opstellen bij het afscheid van Marijke Gijswijt-Hofstra (Amsterdam 2005) 118-127, aldaar 119.

7 Piet de Rooy, ‘Een hevig gewarrel. Humanitair idealisme en socialisme in Nederland rond de

(7)

6

drankbestrijders hun stempel op dat ‘hevig gewarrel’ binnen de sociale bewegingen van deze periode.

Ten tweede, en dat is met name belangrijk voor dit onderzoek, stopte deze progressieve tendens tot algehele (volksverbetering) en inperking van onzedelijkheid niet bij de landsgrens. Volgens de historici Jessica Pliley, Robert Kramm en Harald Fisher-Tiné was dit zedelijkheidsoffensief overal in Europa en Amerika, en ook in veel andere delen van de wereld, te aanschouwen.8 Wat betreft drankbestrijding was de periode 1890-1930 niet alleen in Nederland, maar op veel plekken in West-Europa en Noord-Amerika een bloeitijd, zo leert het werk van de Amerikaanse politicoloog Mark Schrad. Hij typeert deze periode als de ‘volwassen fase’ van de wereldwijde drankstrijd, waarbij het internationale netwerk van drankbestrijders een zeer gereguleerde en routineuze interactie met kende.9 Deze bloeiperiode van de westerse alcoholbestrijding viel samen met wat onder meer historicus Johan Edman definieert als ‘the heyday of confident internationalism’: ‘a period when knowledge, capital and political interest formations found allies across borders.’10 Ook de Nederlandse hervormers – en niet in het minst de drankbestrijders – maakten onderdeel uit van dit ‘internationalisme’. Zij waren zich maar al te zeer bewust van die internationaal gedeelde hervormingsdrang en maakten hier ook herhaaldelijk gebruik van.11 Zo ontstond aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw niet alleen een zeer grote groep Nederlandse drankbestrijders op lokaal en nationaal niveau, maar ontwikkelde zich ook een internationaal netwerk van progressieve hervormers waar ook de Nederlandse drankbestrijders dankbaar en soms vurig in participeerden.

Zoals het begincitaat aangeeft kon Ruys de Beerenbrouck de bloei van de Nederlandse drankbestrijding niet uitsluitend verklaren door te wijzen op het handelen

8 Jessica Pliley, Robert Kramm en Harald Fischer-Tiné betogen in ‘Introduction. A plea for a “vicious turn” in

global history’, in: idem (red.), Global Anti-Vice Activism, 1890-1950. Fighting drinks, drugs and ‘immorality’ (Cambridge 2016) 1-29 dat (hoewel soms anders wordt verondersteld) anti-onzedelijkheidsbewegingen altijd progressief zijn. ‘They engaged in exceedingly modern and “progressive” ideas and tactics, a fact they demonstrated not least with their organizational skills and methods of communication […]’ 13. Ook stellen zij dat deze bewegingen zich niet beperken tot de westerse wereld (maar wel altijd door een westers discours bepaald worden) 5 en 9. 9 Mark Schrad, ‘The transnational temperance network’, in: idem, The politics of bad ideas: networks, institutions, and the global prohibition wave (Oxford 2010) 32-62, aldaar 53. 10 Johan Edman, ´Temperance and modernity: alcohol consumption as a collective problem 1885-1913´, Journal of Social History 49 (2015) 20-52, aldaar 41. Iets soortgelijks beweren Schrad, ‘Temperance and modernity’ en D. Rodogno, B. Struck en J. Vogel, ‘Introduction’, in: idem (red.), Shaping the transnational sphere: experts, networks and issues from the 1840s to the 1930s (New York 2015) 15-34. 11 Christianne Smit, De volksverheffers. Sociaal hervormers in Nederland en de wereld 1870-1914 (Hilversum 2015) 13 en 17.

(8)

7

vanuit wat wij nu de Nederlandse civil society noemen. Hij had daar gelijk in. Juist doordat de Nederlandse drankbestrijding geen geïsoleerde hervormingsbeweging was, maar ook veel internationale dwarsverbanden kende, is het niet afdoende om de bloei van deze drankbestrijding enkel vanuit dit interne perspectief te verklaren. Ook de interactie met de internationale drankbestrijderswereld moet hebben bijgedragen aan de drankbestrijding op nationaal en regionaal niveau, én tevens invloed hebben gehad op de persoonlijke ontwikkeling van denkbeelden en aanpak van drankbestrijders zelf. Daarom wordt in deze studie aan de hand van drie actieve verenigingsmannen – Jacob van Rees, Frits Schmidt en Charles Ruys de Beerenbrouck – onderzocht in hoeverre de interactie met de internationale bestrijderswereld bijdroeg aan de bloei van de Nederlandse drankbestrijding in het algemeen en de drankbestrijding van de drie heren in het bijzonder in de periode 1890-1930.

Met deze studie over de hoogtijdagen van de Nederlandse drankbestrijding in een internationaal perspectief wordt meer inzicht verschaft in de internationale oriëntatie van de Nederlandse hervormingsbewegingen aan het eind van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Het breekt met het idee dat sociale hervorming primair binnen nationale grenzen tot stand kwam en toont juist de dwarsverbanden over de landsgrenzen heen, zoals door historica Maartje Janse al eerder voor de drankbestrijders in het midden van de negentiende eeuw is aangetoond. 12 De voorheen wat isolationistische, nationale geschiedenis over de drankbestrijding in Nederland wordt met deze scriptie verder bijgesteld. Daarnaast toont deze studie dat globale verstrengeling, óók binnen sociale hervorming, geen nieuw verschijnsel is.

Eveneens biedt deze studie nieuw inzicht in de rol van individuen bij de overdracht van (internationale) sociale hervorming. Er was al vastgesteld dat zij van groot belang waren binnen de Nederlandse drankbestrijding, maar we weten niet wat precies hun bijdrage was aan het internationale veld en de terugkoppeling in het thuisland. Daarnaast wordt door middel van deze scriptie inzicht verschaft in de waarde van het internationale speelveld voor de drankbestrijder zelf. 12 Zie hiervoor Maartje Janse, De Afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880

(Amsterdam 2007) en Janse, ‘Dutch social reformers’ perception of American Reform, 1830-1930’, in: H. Krabbedam, C.A. van Minnen, G. Scott-Smith (red.), Four centuries of Dutch-American relations (Amsterdam/New York 2009) 340-350.

(9)

8

§1 Historiografisch kader

Over alcoholbestrijding en de zorg voor alcoholisten is in Nederland al het nodige geschreven. Het uitgebreidst is de historisch-sociologische studie Drank, drinken en

dronkenschap (1995) waarin Jaap van der Stel vijf eeuwen Nederlandse drankbestrijding

en alcoholhulpverlening poogt te omvatten. Zijn focus ligt op de ontwikkeling van de ambulante en geïnstitutionaliseerde zorg vanaf het eind van de negentiende eeuw. Vijftien jaar later droeg Gemma Blok bij aan de historiografie met Ziek of Zwak (2011) waarin de ontwikkeling naar de ‘medicalisering van de onmatige drinker’ in Nederland aan bod komt. Ook Blok zet de institutionalisering vanaf het eind van de negentiende eeuw centraal en betoogt dat de drankzuchtige steeds meer als ziek, en dus als hulpbehoevend, in plaats van zwak werd gezien.

Een verdere toevoeging aan de historiografie biedt zij met het artikel ‘Gentle Knights’ waarin zij de verschillen in aanpak van drankmisbruik in de negentiende en twintigste eeuw helder uiteenzet aan de hand van het verschil in masculien vertoog per periode. Van belang is haar these dat vooral de strijdbare geheelonthouders aan de wieg stonden van de zorg en behandeling van verslaafden in de twintigste eeuw.13 Over een van die geheelonthouders schreef zij tevens het artikel ‘Dronkenschap zonder alcohol’, dat over de drankbestrijder Jacob van Rees handelt.14 Tenslotte is er nog het werk van Chris Dols dat de katholieke drankbestrijding centraal stelt. Uit De geesel der eeuw:

katholieke drankbestrijding in Nederland 1852-1945 (2007) en Koning Alcohol: katholieke drankbestrijding in Limburg 1897-1945 (2008) blijkt dat een drankbestrijdersvereniging

op levensbeschouwelijke grond uitstekend als emancipator voor gemarginaliseerden in de samenleving, zoals de katholieken, kon dienen.15

De werken van Van der Stel, Blok en Dols zijn inzichtelijk als het gaat om Nederlandse alcoholbestrijding en de zorg voor alcoholisten in de late negentiende en vroege twintigste eeuw, maar hebben weinig oog voor de internationale kaders waarbinnen de Nederlandse drankbestrijders zich bewogen. Van der Stel beweert bijvoorbeeld wel dat de anti-drankbeweging sterk geïnspireerd werd door ontwikkelingen uit het buitenland, maar legt dit niet verder uit.16 Ook behandelt hij puntsgewijs hetgeen besproken werd op internationale congressen, maar verbindt hij dit 13 Blok, ‘Gentle knights’, 125. 14 Idem, ‘Dronkenschap’, 119 15 Chris van de Dols, De Geesel, 106. Zie ook Chris Dols, Koning Alcohol: katholieke drankbestrijding in Limburg 1897-1945 (Zaltbommel 2008). 16 Van der Stel, Drinken, 165.

(10)

9

niet op analytische wijze aan de Nederlandse drankstrijd.17 Daarnaast schrijven Van der Stel en Blok over de Internationale Orde van de Goede Tempelieren, maar bezien zij deze niet vanuit een internationaal perspectief.18 Tenslotte noemt Blok Jacob van Rees in ´Dronkenschap zonder alcohol´ terloops een ‘wereldhervormer’, maar heeft zij geen aandacht voor zijn internationale oriëntatie.19

Daarmee sluiten deze Nederlandse historici naadloos aan bij de traditionele literatuur die de alcoholbestrijding en verslavingszorg ook voornamelijk binnen nationale kaders onderzoekt. Exemplarisch is het encyclopedische werk Alcohol and Temperance in

Modern History: An International Encyclopedia (2003) waarin verschijnselen en

ontwikkelingen per land worden bestudeerd.20 Ook een toonaangevend werk als The

politics of alcohol. A history of the drinkquestion in England (2009) van James Nicholls

verraadt in de titel al het nationale kader.21 De encyclopedie en het werk van Nicholls zijn geenszins uitzonderingen: nationale oriëntatie is een wereldwijd fenomeen in studies over alcoholbestrijding en zorg voor alcoholisten.22

De laatste tien jaar is een meer transnationale benadering van sociale hervormers uit de negentiende en vroege twintigste eeuw in opkomst, óók in Nederland. Zeer terecht merkt Christianne Smit in De Volksverheffers. Sociaal hervormers in Nederland en de

wereld 1870-1914 (2015) op dat óók de Nederlandse sociale hervormers sterk

geïntegreerd waren in een internationaal netwerk en dat er alleen een waarheidsgetrouw beeld van deze hervormers te verkrijgen is door bestudering van dit netwerk.23 ‘Transnationale processen [zorgden ervoor] dat sociale vernieuwingen en ervaringen van verheffers druk werden uitgewisseld, op papier, door persoonlijk contact of door middel van werkbezoeken,’ stelt zij.24 Diverse auteurs zijn er daarbij van overtuigd dat vooral internationale congressen van essentieel belang waren voor de transnationale kennisoverdracht.25 Die opgedane kennis werd bij thuiskomst immers veelvuldig

17 Van der Stel, Drinken, 166.

18 Idem, 158, 203-204 en 232-232 en Blok, Ziek of zwak, 75-7 en ‘Gentle knights’, 120. 19 Blok, ‘Dronkenschap zonder alcohol’, 122.

20 Blocker, J., Fahey, D., Tyrell, I. (red.), Alcohol and temperance in modern history: an international

encyclopedia (Oxford 2003).

21 James Nicholls, The politics of alcohol. A history of the drinkquestion in England (Oxford 2009).

22 Zie bijvoorbeeld R. Worth, Teetotalers and saloon smashers. The temperance movement and prohibition

(z.pl. 2009) (over VS) Roberts, J., Drink, temperance and the working class in nineteenth-Century Germany (Boston 1984) (over Duitsland).

23 Smit, Volksverheffers, 13. 24 Idem, 17.

25 Rodogno, ‘Introduction’, 2. D. Wolffram, ‘Deftige hervormers. Internationale congressen van statistici en

(11)

10

teruggekoppeld naar de eigen verenigingen en (verenigings-)bladen, stellen Chris Leonards en Nico Randeraad, die onderzoek deden naar de transnationale context van sociale hervormers.26 Die kennis werd niet kritiekloos overgenomen in het thuisland. ‘De navolging moest beperkt blijven tot adaptatie van bruikbare elementen aan vaderlandse omstandigheden en traditie,’ stelt Maartje Janse in De afschaffers (2007) bijvoorbeeld over de vroege drankbestrijders.27 De drankbestrijders waren slechts een van de vele internationale bewegingen met een sociale agenda,28 maar worden wel gezien als een van de eerste en grootste globale transnationale netwerken van belangenbehartigers.29

Eerdere transnationale verkenningen in het onderzoek naar drankbestrijders zijn geleverd door Johan Edman, Mark Schrad, David Fahey en Maartje Janse.30 Edman beschrijft in twee artikelen hoe het alcoholvraagstuk in de periode 1885-1913 en tijdens het Interbellum werd geframed op internationale congressen. Door de lezingen op deze congressen centraal te stellen geeft hij een goed beeld van de manier waarop de congresgangers aankeken tegen de consequenties van, oorzaken van en potentiële oplossingen voor het alcoholgebruik.31 Mark Schrad biedt een waardevolle toevoeging op het artikel van Edman door de internationale drankbestrijding in fasen in te delen. Hij beschouwt de derde fase, 1885-1925 als de volwassen fase van de alcoholbestrijding, waarbij vooral de internationale congressen in het oog sprongen.32 Fahey onderzoekt de transnationale neigingen van de World Prohibition Federation en hun tijdschrift The

International Record. Dit artikel kent helaas een zeer descriptief karakter dat het midden

houdt tussen een opsomming van drankbestrijders en een verslag over een vereniging en heeft een sterke nadruk op de Angelsaksische wereld. Tot slot heeft Maartje Janse in haar media en de constructie van gemeenschapsgevoel (Hilversum 2010) 111-123, aldaar 114. C. Leonards en N.

Randeraad, ‘Transnational Experts in Social Reform, 1840-1880’, International Review of Social History 55 (2010) 215-229, aldaar 216.

26 Leonards en Randeraad, ‘Transnational experts’, 236.

27 Maarte Janse, De afschaffers, 82. Dit aanpassen aan de eigen context is niet uniek voor de sociale

hervormers (en drankbestrijders). Marjet Brolsma schrijft in haar proefschrift over de humanitaire beweging dat zij soortgelijk handelden. Zie Marjet Brolsma, ‘Het humanitaire moment’. Nederlandse

intellectuelen, de Eerste Wereldoorlog en het verlangen naar een regeneratie van de Europese cultuur (1914-1930) (Hilversum 2016) 345. 28 J. Edman, ‘Transnational nationalism and idealistic science: the alcohol question between the wars’, Social History of Medicine 29 (2016) 590-610, aldaar 594. 29 Schrad, ‘The Transnational temperance network’, 33. 30 Eerder schreef Ian Tyrell ook een werk met de veelbelovende titel Woman´s world, woman´s empire: The Woman´s Christian Temperance Union in international perspective, 1880-1930 (North Carolina 1991), maar hierin is geen sprake van een transnationale benadering. Hij onderzoekt slechts het zendingswerk van de WCTU-vrouwen die vanuit Noord-Amerika en Groot-Brittannië opereerden. 31 Edman, ´Temperance and modernity’, 21. Zie voor het interbellum het artikel Edman, ´Transnational nationalism’. 32 Schrad, ‘The transnational temperance network’, 53.

(12)

11

De afschaffers aandacht voor de blik over de grenzen van de vroege Nederlandse

drankbestrijders, die vooral inspiratie haalden uit Amerika en Groot-Brittannië.33

§2. Theoretisch kader: histoire croisée en biographical approach

Deze studie zal een toevoeging zijn op de historiografie over Nederlandse drankbestrijders en transnationale hervormers door de Nederlandse drankbestrijding in hun bloeiperiode 1890-1930 in een internationaal perspectief te plaatsen. Toch sluit dit onderzoek niet geheel aan op de transnationale benadering zoals deze wordt voorgesteld in de historiografie. Hoewel ook niet allesomvattend, zijn de concepten cultural transfer en histoire croisée handzamer. Door de nadruk op de drie individuen in deze scriptie is de theorievorming rondom de biographical turn of biographical approach eveneens bruikbaar.

Transnationalisme definiëren Chris Leonards en Leo Randeraad als ‘the transnational mobility and exchange of people, products, and ideas across national borders.’34 Dit wordt als een waardevolle benadering van geschiedenis beoordeeld door Jürgen Kocka, omdat deze methode verder gaat dan historische vergelijking. ‘The history of both sides is taken as one instead of being considered as two units of comparison,’ stelt hij.35 In dit onderzoek wordt inderdaad gekeken naar de uitwisseling van ideeën over de landsgrenzen heen, maar wordt de geschiedenis niet werkelijk van twee zijden belicht. De lokale en nationale Nederlandse drankbestrijding wordt immers in wisselwerking met een internationale context bestudeerd en dus wordt er voornamelijk vanuit een Nederlandse positie beredeneerd. Daarnaast gaat het in deze studie, anders dan in de historiografie, niet enkel om een uitwisseling van ideeën tussen naties, zoals bij transnationalisme verondersteld wordt, maar spelen ook het lokale en regionale niveau een rol. Zoals we later zullen zien kan ook een lokale ruimte direct verbonden worden met een internationaal speelveld. Door het ontbreken van een strikte hantering van gelijkwaardige bestudering van de uitwisseling tussen naties zijn de begrippen cultural

transfer en histoire croisée meer geschikt voor dit onderzoek.

Vanaf de jaren tachtig is het begrip cultural transfer in zwang. Dit principe gaat ervan uit dat ideeën en cultuur niet per definitie verbonden zijn aan één natiestaat en

33 Zie Janse, De Afschaffers.

34 Leonards en Randeraad, ‘Transnational experts’, 217.

(13)

12

zowel van binnenuit als buitenaf worden beïnvloed.36 Het proces van acculturatie, de wijze waarop een idee of object uit de ene culturele context in een nieuwe omgeving wordt ingepast, staat hierbij centraal.37 Histoire croisée, ook wel ‘geschiedenis van de kruisbestuiving’, is als begrip rond 2000 geïntroduceerd door Michael Werner en Bénédicte Zimmermann en kan worden gezien als een nuancering van de benadering binnen cultural transfer studies.38 Volgens Joep Leerssen ontkracht het namelijk het idee dat landen in afzondering zouden staan of dat er geïsoleerde landenkoppels zijn, maar gaat het uit van een veelrichtingsverkeer bij de uitwisseling.39 Daarbij ziet histoire croisée het nationale kader niet als het enige en dwingende kader, maar als één van de bruikbare ruimtelijke kaders dat met andere vervlochten is.40 Het gaat bij deze benadering immers primair om de complexe circulatie van contacten en invloeden en die kunnen vanuit verschillende ruimtelijke niveaus worden bestudeerd.41 Peter van Dam ziet het als een verrijking om verschillende ruimtelijke niveaus te vervlechten, zodat er ‘meer licht geworpen kan worden op de wijze waarop deze op elkaar inwerken, elkaar verdringen en juist in stand houden.’42 Ook hierbij moet als kanttekening worden gezet dat deze scriptie dan wel meerdere ruimtelijke niveaus en de vervlechting daartussen bestudeert, maar primair kijkt naar de Nederlandse uitkomst. Bij histoire croisée staat volgens Peter van Dam juist ‘wederzijdse waarneming’ centraal.43 Evenals het begrip transnationalisme, is

histoire croisée dus ook niet allesomvattend voor deze studie. Toch is met name de

ruimtelijke vervlechting – waarbij de natiestaat niet per definitie de dominante ruimte is – van histoire croisée inspirerend voor en van toepassing op dit onderzoek.

Meerdere historici die sociale hervormers bestuderen, erkennen namelijk dat onderzoek naar die ruimtelijke vervlechting waardevol is in dit onderzoeksveld. Allereerst omdat het rekening houdt met het idee dat de verschillende ruimtelijke sferen 36 S. Berger, ‘Comparative history’, in: S. Berger, H. Feldner en K. Passmore (red.), Writing history: Theory and practice (Londen 2003) 161-179, aldaar 169. J. Leerssen, ‘Bomen hebben wortels, mensen hebben benen, ideeën hebben vleugels. Een introductie’, De negentiende eeuw 32 (2008) 3-14, aldaar 9. Leonards en Randeraad, ‘Transnational experts’, 218. 37 Peter van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis: hoe ‘histoire croisée’ de natiestaat bedwingt’, Tijdschrift voor Geschiedenis 125.9 (2012) 96-109, aldaar 100. 38 Zie M. Werner en B. Zimmermann, ‘Vergleich , Transfer, Verflechtung. Der Ansatz der histoire croisée und die Herausforderung des Transnationalen’, Geschichte und Gesellschaft 28 (2002) 606-636. Zie ook Van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis’, 101. 39 Leerssen, ‘Bomen hebben wortels’, 11. 40 Van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis’, 96 en 106. 41 Leerssen, ‘Bomen hebben wortels’, 11. 42 Van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis’, 106. (Brolsma schrijft in Het humanitaire moment over ‘een diachrone benadering’, 33). 43 Idem, 102.

(14)

13

niet los van elkaar staan en er implementatie en wisselwerking tussen de niveaus mogelijk is. Dirk Wolffram ziet sociale hervormers bijvoorbeeld als ‘mensen die opereerden op internationaal niveau, terwijl het zwaartepunt van hun hervormingsideeën [lag] op het subnationale en nationale niveau.’44 De internationale sfeer was dus geen alternatief voor de nationale of regionale, maar deze verschillende sferen konden in elkaar overvloeien. Daarbij werden de ideeën die opgedaan waren in de internationale sfeer naar eigen inzicht geïmplementeerd op de andere ruimtelijke niveaus.45 Er is hierbij dus sprake van het door Willem Frijhoff opgeworpen proces van toeëigening, wat hij definieert als ‘het proces van zingeving waarmee groepen of individ[en] de betekenisdragers die door anderen worden aangereikt, opgelegd of voorgeschreven met een eigen betekenis invullen.’ Dit corrigeert volgens deze historicus het eenrichtingsverkeer en biedt ruimte aan de culturele dynamiek en interactie.46 Ten tweede biedt de bestudering van vervlechting ook ruimte voor eventuele diversiteit van die toeëigening en transformatie. ‘The process of transfer encompassed adaptation and modification to specific local and or national contexts,’ stellen Davide Rodogno, Bernhard Struck en Jacob Vogel hierover.47

De verschillende ruimtelijke niveaus staan dus in nauw contact met elkaar. Vooral de internationale sfeer en natiestaat zien Martin Geyer en Johannes Paulmann als twee ‘closely interlinked concepts’. 48 Enerzijds was het nationale belang in het internationale speelveld geenszins uitgeschakeld, stellen zij. 49 Vaak waren de transnationale ontmoetingen het strijdtoneel van nationale tegenstellingen en zoektochten naar universele oplossingen voor nationale hervormingsvraagstukken.50 Anderzijds werden internationale debatten niet alleen op internationale congressen gevoerd, maar kregen zij ook in de nationale ruimte aandacht.51 Van Dam, Geyer en Paulmann constateren naast die verhouding tussen de natiestaat en het internationale veld ook een proces van ‘glocalisering’. Dit zijn fenomenen waarbij de natiestaat in het proces van implementatie 44 Wolffram, ‘Deftige hervormers’, 123. 45 M. Geyer en J. Paullmann, ‘The mechanics of internationalism’, in: idem (red.), The mechanics of internationalism. Culture, society and politics from the 1840s to the First World War (Londen 2010) 7. 46 Willem Frijhoff, ‘Toeëigening als vorm van culturele dynamiek’, Volkskunde 104.1 (2003) 3-17, aldaar 11-12. 47 Rodogno, ‘Introduction’, 2. Eenzelfde argument voeren Geyer en Paulmann in ‘The mechanics’, 23. 48 Geyer en Paullmann, ‘The mechanics’, 7. Rodogno, ‘Introduction’, 3. 49 Idem, 7. 50 Wolffram, ‘Deftige hervormers’, 116. Schrad, ‘The Transnational Temperance Network’, 33, Edman, ‘Temperance and modernity’, 41 en Geyer en Paullmann, ‘The mechanics’, 5. 51 Geyer en Paulmann, ‘The mechanics’, 5.

(15)

14

wordt overgeslagen en lokale en regionale gebieden rechtstreeks in contact staan met de transnationale sfeer.52

Juist als zo’n internationale sfeer in wisselwerking met de nationale en lokale sfeer onderzocht wordt, is het zeer zinvol om zogenaamde transmitters te bestuderen, stelt Stefan Berger. Als ideeën die opgevangen zijn in de internationale sfeer na de toeëigening in een natie of gebied worden onderzocht kan hun foreign-ness al verdwenen zijn en is de oorsprong soms onzichtbaar. Die uitwisseling, toeëigening en transformatie is beter vast te leggen aan de hand van individuele bemiddelaars die toegang hebben tot de internationale arena, de opgedane ideeën bij thuiskomst verspreiden en dus midden in de overdracht staan.53 Overigens kan dit proces ook omgedraaid werken: transmitters kunnen in de regio iets opvangen en dat nationale of internationale bekendheid geven.

Bergers visie op het nut van transmitters is vernieuwend, maar hij is niet de eerste die wijst op de bruikbaarheid van de bestudering van individuen bij historisch onderzoek. Onder meer het themanummer over historische biografieën van de American Historical

Review uit 2009 en de bundel The biographical turn: lives in history van Hans Renders,

Binne de Haan en Jonne Harmsma uit 2016 focussen op de meerwaarde van de biografische benadering. ‘Biographical research can perform the scholarly task of testing and validating the accuracy of the stories and images that have been accepted in historiography,’ stellen Renders, De Haan en Harmsma in de introductie van The

Biographical Turn.54 De biografische benadering kan het bestaande historische beeld niet alleen testen en valideren, maar ook bijkleuren en nuanceren door de persoonlijke belevingen van het individu, schrijft Lois Banner in de American Historical Review.55 Tevens kan deze benadering door het andere, individuele perspectief het historisch beeld ook corrigeren, stelt Nigel Hamilton in The biographical turn.56 Door dit testen, valideren, bijkleuren, nuanceren en corrigeren van het historische beeld wordt er een nieuw of ander inzicht verkregen in specifieke evenementen, maar ook in grotere culturele, sociale en politieke processen volgens Alice Kessler-Harris.57 52 Van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis’, 106 en Geyer en Paulmann, ‘The mechanics’, 18. 53 Berger, ‘Comparative history’, 170. 54 H. Renders, B. de Haan, J. Harmsma (red.), ‘Introduction. The biographical turn. Biography as critical method in the humanities and in society’, in: idem (red.), The biographical turn: lives in history (Londen 2016) 3-11, aldaar 7. 55 Lois Banner, ‘Biography as history’, American Historical Review 114.3 (2009) 579-586, aldaar 583. 56 Nigel Hamilton, ‘Biography as corrective,’ in: H. Renders, B. de Haan en J. Harmsma (red.), The biographical turn: lives in history (Londen 2016) 15-30, aldaar 24. 57 Alice Kessler-Harris, ‘Why biography?’, American Historical Review 114.3 (2009) 625-630, aldaar 626.

(16)

15

In lijn met deze gedachten biedt een onderzoek naar de drankbestrijdersideeën en –praktijken van Van Rees, Schmidt en Ruys dus een nieuw perspectief op die drankbestrijding. Daarbij is het bij sociale hervormers extra zinvol om het persoonlijke niveau te bestuderen, omdat de denkbeelden en daden van particuliere hervormers vaak als leidraad voor hervorming op lokale en nationale schaal werden genomen volgens Christianne Smit.58 Het individuele niveau staat dus, geheel in lijn met de gedachte van Kessler-Harris, in contact met grotere processen. Op een abstracter niveau kan het kijken naar individuele perspectieven volgens Kessler-Harris ook 'challenge the notion of “nation” itself, opening up the field of history to the possibility of new frameworks.’59 Daarbij moeten we niet vergeten dat de persoonlijke beleving van de drankbestrijders an

sich ook de moeite waard is zonder deze te verbinden aan de geschiedschrijving van de

drankweer. De vraag wat het internationale niveau voor hen persoonlijk deed, is even interessant en geeft ook inzicht in de tijdsgeest.

§3. Methode en opbouw

In deze scriptie zal aan de hand van drie transmitters – Jacob van Rees (1854-1928), Frits Schmidt (1870-1939) en Charles Ruys de Beerenbrouck (1873-1936) – worden onderzocht in hoeverre de interactie met het internationale speelveld van drankbestrijders het succes van de Nederlandse drankbestrijding in het algemeen en voor de drie heren in het bijzonder bepaalden. Er is hierbij dus aandacht voor zowel de biografische benadering als voor de vervlechting van de verschillende ruimtelijke niveaus.

In de drie hoofdstukken wordt telkens een ander ruimtelijk niveau – internationaal, regionaal en nationaal – bestudeerd vanuit het perspectief van Van Rees, Schmidt en Ruys de Beerenbrouck. Om te bepalen of de interactie met het internationale veld bijdroeg aan de bloei van de Nederlandse drankweer wordt op die verschillende niveaus ’s gekeken naar het overnemen of toeëigenen van drankbestrijdingsagenda’s, -verenigingen, -ideeën, -initiatieven en aanpakken. Zo wordt de nadruk in de hoofdstukken gelegd op de interactie tussen het nationale en regionale niveau met het internationale niveau, en vice versa.

De aparte behandeling van het nationale en regionale niveau voorkomt dat de Nederlandse drankbestrijding als één nationaal geheel wordt gezien. De regionale en

58 Smit, De Volksverheffers, 381. 59 Idem, 583.

(17)

16

nationale drankbestrijding waren evenals het internationale en nationale aan elkaar gekoppeld, maar opereerden ook vaak los van elkaar. De twee niveaus kenden een andere wijze van implementatie van internationale bestrijdersideeën en –praktijken en waren ook in het internationale veld anders vertegenwoordigd. Daarbij voorkomt een loskoppeling van deze twee ruimtes dat een van de twee als een dominant veld wordt beschouwd. Voor de drankbestrijding zijn het nationale en lokale of regionale veld gelijkwaardig aan elkaar. Niet de overheid, maar de civil society, die gekenmerkt werd door de vrijwillige organisatie van betrokken burgers op lokaal, regionaal en nationaal niveau, was immers sturend. Omdat alle drie de bestrijders eerder actief waren op een lokaal en regionaal niveau dan op nationaal niveau is er voor de chronologische logica voor gekozen het nationale niveau als laatst te behandelen. Tevens ligt er door deze volgorde meer nadruk op de beïnvloeding van het internationale en regionale niveau op het nationale niveau dan vice versa, wat ook voorkomt dat het nationale niveau het dwingende en dominerende kader vormt.

In hoofdstuk 1 wordt het internationale speelveld uiteengezet aan de hand van de internationale bestrijdingsactiviteiten van de drie figuren. Gaandeweg zal blijken dat de internationale sfeer werd gevormd door internationale congressen, internationale verenigingen en internationale literatuur en brochures. Welke rol speelden Van Rees, Schmidt en Ruys in dit internationale veld en welke rol speelde dit internationale veld voor hen? En in hoeverre was er sprake van implementatie van andere niveaus (nationaal, lokaal of regionaal) in de internationale sfeer? Hoofdstuk 2 gaat in op de regionale (en lokale) drankbestrijding van de drie heren en spitst zich toe op het Gooi (Van Rees), Maastricht (Ruys) en Amsterdam (Schmidt). Welke sporen van internationaal opgedane ideeën en praktijken zijn hier waar te nemen? Het derde hoofdstuk behandelt tot slot de nationale verenigingen en losstaande, landelijke initiatieven van de drie figuren. Hoe en in welke mate worden de internationale ideeën, praktijken en inspiratie hier verwerkt? Zodoende kan in de conclusie worden bezien in hoeverre de wisselwerking met de internationale drankbestrijdingswereld het succes van de Nederlandse drankbestrijding in de periode 1890-1930 in het algemeen en voor de drie heren in het bijzonder bepaalde. Om te bepalen of de interactie met het internationale veld bijdroeg aan de bloei van de Nederlandse drankweer wordt op die verschillende niveaus ’s gekeken naar het overnemen of toeëigenen van drankbestrijdingsagenda’s, verenigingen, ideeën, -initiatieven en aanpakken. Deze scriptie vormt dus een vergelijkend onderzoek tussen de

(18)

17

verschillende niveaus. In de hoofdstukken 2 en 3 wordt de informatie opgedaan in hoofdstuk 1 getoetst. Komen de drankbestrijdingsagenda’s op de internationale congressen overeen met waar de aandacht naartoe gaat op landelijk en regionaal of lokaal niveau? Komen de internationale verenigingen op levensbeschouwelijke grond overeen met de nationale en regionale varianten? En komt de internationale literatuur terug in Nederlandse geschriften? Daarnaast wordt bij alle activiteiten die de heren op regionaal en lokaal of nationaal niveau uitvoerden en niet rechtstreeks terug te koppelen zijn aan de onderdelen van hoofdstuk 1 afgevraagd of er een internationale inspiratiebron was voor hun handelen.

In deze scriptie wordt dankbaar gebruik gemaakt van de archieven van Jacob van Rees (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis - IISG) en Charles Ruys de Beerenbrouck (Nationaal Archief). Ook het archief van de Nationale Commissie tegen Alcoholisme bewees zijn dienst. Hierin bevinden zich onder meer archieven van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken (NV). Frits Schmidt heeft geen eigen archief, maar zijn vele brochures zijn wel goed nagelaten in (voornamelijk) het IISG. Daarnaast is veelvuldig gebruik gemaakt van de krantendatabase Delpher en het tijdschrift De Wegwijzer, die beide een schat aan informatie bevatte over feitelijkheden rond de Nederlandse drankbestrijding in een internationaal perspectief.

De drie heren deelden een passie voor de drankbestrijderszaak, maar waren zeer verschillend in hun visies op een aanpak van de drankbestrijding. Door hun uiteenlopende levensbeschouwelijke achtergronden – Van Rees als christen-anarchist, Schmidt als socialist en Ruys als katholiek – verschilden hun andere speerpunten, ideeën en uitvoeringen. Hoewel dit onderzoek met deze drie heren als uitgangspunt een veelzijdig beeld van de Nederlandse drankbestrijding in een internationaal perspectief poogt te geven, is het beeld dat wordt geschetst hoe dan ook incompleet. Bepaalde groepen in de Nederlandse samenleving hebben door de keuze voor deze drie figuren immers geen vertegenwoordiger in dit onderzoek. Zo komen Nederlandse vrouwen en protestanten niet aan bod, is de middenklasse ondervertegenwoordigd en krijgt de arbeidersklasse geen eigen stem. Het ontbreken van deze groepen is gedeeltelijk te verklaren door de drie criteria die aan de keuze van onderzochte figuren ten grondslag liggen.

Allereerst moest het onderzoeksobject actief zijn in alle ruimtelijke niveaus. Ten tweede moest het op het internationale niveau actief zijn bij congressen, want dat was de

(19)

18

primaire plek van internationale uitwisseling. Tot slot moest er uiteraard bronmateriaal beschikbaar zijn over de drankbestrijder. Als gevolg van deze criteria werden Nederlandse vrouwen buiten beschouwing gelaten. Hoewel zij zeer actief waren op het nationale en lokale niveau, zijn er amper bronnen beschikbaar over vrouwen op internationale congressen. Dit sluit echter niet uit dat zij wel aanwezig waren of op andere manieren internationale contacten onderhielden, lid waren van internationale verenigingen of internationale literatuur lazen en vertaalden. Een vrouw van wie dit bijvoorbeeld bekend is, maar van wie het bronmateriaal over haar internationale drankbestrijding ontbreekt, is Henriette Crommelin. Meer onderzoek naar vrouwen zoals zij is wenselijk. 60

Niet alleen toont deze scriptie scheefheid in gender, ook doet zij de lagere bevolkingsklasse door deze criteria te kort. Hoewel de drankbestrijding zeer breed werd gedragen door de middenklasse en het volk wordt die stem in deze scriptie alleen door Frits Schmidt vertolkt.61 Hier speelt vooral het gebrek aan bronnen een rol. De welgestelde Ruys en Van Rees hebben nu eenmaal een eigen archief. Daarbij is het aannemelijk dat minder mensen uit de burgerklassen het geld, de tijd of de taalkennis hadden om zich in het internationale speelveld te voegen. Tot slot vallen ook de protestanten, die een heel grote, actieve bestrijdersgroep vormden, buiten beeld. De bekendste protestantse bestrijder die ook op drie niveaus actief was is Jan Rudolph Slotemaker de Bruine. Zijn bestrijdersverhaal is zeer vergelijkbaar met dat van Ruys de Beerenbrouck. Slotemaker zat in de Kamer, vertegenwoordigde vaak Nederland op internationale congressen en was actief bij de protestantse drankbestrijdersvereniging Enkrateia. Anders dan Ruys heeft hij echter geen archief met veel documentatie over drankbestrijding.

Met dit onderzoek naar de drankbestrijding van Jacob van Rees, Frits Schmidt en Charles Ruys de Beerenbrouck is mijn doel dan ook niet om een volledig overzicht te geven van de bloeiende Nederlandse drankbestrijding in een internationaal perspectief, maar om een eerste verkenning van die internationale oriëntatie van de Nederlandse drankbestrijding te bieden en daarmee uit te nodigen tot verder onderzoek. 60 Voor een goede start raad ik Tyrell, Woman’s world, woman’s empire over de Woman Christian Teetotalers Union aan (WCTU) aan. 61 Smit schrijft in De Volksverheffers dat vooral de middenklassen een leidende rol had binnen de sociale hervorming. Zie bijvoorbeeld 353.

(20)

19

Hoofdstuk 1

Internationale drankbestrijding

‘The diverse forms of vices and their regulation constitute a global phenomenon of the modern world,’ schrijven Jessica Pliley, Robert Kramm and Harald Fischer-Tiné in hun pleidooi voor een vicious turn in global history.62 De wereldwijde ‘ondeugden’ – denk aan drank, narcotiserende middelen en prostitueebezoek – behoefden volgens de schrijvers een internationaal debat over mogelijke aanpak en oplossingen. Een internationale interesse voor zaken als alcoholbestrijding ‘helped to make the demands appear universal, as a fight between good and evil, rather than as a result of provincial interest formations’, stelt ook Johan Edman.63

Sociale hervormers – vooral uit de westerse wereld, maar niet uitsluitend – zochten daarom internationale bondgenoten in de bestrijding van deze kwaden.64 Op internationale congressen bespraken zij de problematiek en stippelden zij de vaak nationale sociale hervorming vast uit,65 terwijl de opgedane kennis en ideeën via internationale brochures en artikelen verder werden verspreid. Binnen de bestrijding van ‘ondeugden’ was er voor iedere levensbeschouwelijke richting plaats. Protestanten, katholieken, socialisten, anarchisten en al wat diens meer zij kwamen bijeen op deze algemene internationale congressen en wisten vervolgens ook internationale verenigingen en congressen op te zetten met gelijkgestemden van hun eigen kringen. Een internationaal netwerk van zeer diverse sociale hervormers, óók van drankbestrijders, was zo vanaf het eind van de negentiende eeuw een feit.

Jacob van Rees, Charles Ruys de Beerenbrouck en Frits Schmidt namen alle drie deel aan het internationale bestrijdingsverkeer. Zij waren niet alleen aanwezig op internationale congressen en lid van internationale verenigingen, maar vervulden ook de rol van transmitter. Zij brachten de kennis en inspiratie uit het buitenland namelijk op diverse manieren mee naar het thuisland. Over hoe die kennis uit het buitenland aankwam in Nederland zullen we meer leren in hoofdstuk 2 en 3. Hoofdstuk 1 focust zich voornamelijk op een verkenning van de internationale wegen van de drie heren. Centraal 62 Pliley,’A plea for a vicious turn’, 12. 63 Edman, ‘Transnational nationalism’, 4. 64 Idem, 19. 65 Wolffram, ‘Deftige hervormers’, 112.

(21)

20

staat welke rol Van Rees, Schmidt en Ruys in de internationale bestrijdingswereld hadden en welke rol deze internationale sfeer voor hun eigen drankbestrijdersvisie en –aanpak had. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de wisselwerking met het nationale, regionale niveau in de internationale sfeer. Is er ook implementatie van die ruimtelijke niveaus in het internationale speelveld?

In dit hoofdstuk worden eerst de internationale drankbestrijdingscongressen bestudeerd. We beginnen met een casus over het dertiende Internationale Congres tegen Alcoholisme in Den Haag in 1911 om zo kennis te maken met het fenomeen van internationale congressen en zoomen vervolgens uit door een bestudering van de internationale congressen tegen alcoholisme in het algemeen. Een belangrijke vraag hierbij is welk doel de internationale congressen volgens de historiografie en volgens de heren diende. Eveneens wordt stilgestaan bij de vraag welke rol de nationale sfeer speelde op deze internationale congressen. Vervolgens wordt aandacht gevestigd op de internationale verenigingen van Van Rees en Ruys de Beerenbrouck, respectievelijk de Orde van de Goede Tempelieren Neutraal (IOGTN) en de Internationale Katholieke Vereeniging (IKV). Werd hier ook gedachtegoed gevormd dat wezenlijk zou blijken voor hun eigen bestrijdersideologie en de uitvoering in het thuisland? En wat betekende zo’n internationale vereniging voor hun specifieke levensbeschouwelijke groep thuis? Tot slot wordt onderzocht hoe Van Rees en Schmidt hun internationale ervaring deelden via tijdschriften, brochures en het vertalen van vooraanstaand internationaal werk. Wat valt hieruit op te maken over hun deelname aan de internationale drankbestrijderswereld en hun eventuele terugkoppeling naar het thuisland? §1. Dertiende Internationale Congres tegen Alcoholisme te Den Haag (1911) 1.1 Ruys heeft een missie Op het twaalfde internationale congres tegen alcoholisme in 1909 te Londen was Tweede Kamerlid Charles Ruys de Beerenbrouck niet zomaar een afgevaardigde voor de Nederlandse overheid. Hij was er een met een speciale opdracht van koningin Wilhelmina en haar regering: aan hem de eer om het congres over twee jaar uit te nodigen in Den Haag en Scheveningen. Zowel uit het binnen- als buitenland was namelijk gebleken dat er sinds enige jaren verlangen bestond om het congres weer eens hier te lande te houden.66

66 NA, Archief BiZa/Volksgezondheid en armwezen (2.04.54) (hierna Archief BiZa/V en A), inv.nr. 606,

(22)

21

Het was immers alweer achttien jaar geleden dat het vierde congres van 1893 door Nederland was georganiseerd en sinds die tijd was het karakter van Nederlandse drankbestrijding danig veranderd. Volgens de initiatiefnemers, een driemanschap bestaande uit Ruys de Beerenbrouck (Sobriëtas), J.H. Ledeboer (Enkrateia) en P. van der Meulen (NV), was er zelfs een ‘krachtig reveil merkbaar’ geweest in Nederland. Bestaande organisaties als de hunne waren in omvang toegenomen en nieuwe organisaties kwamen overal van de grond. De drankweer bloeide in Nederland als nooit tevoren en aan Ruys de taak dus om het buitenland uit te nodigen om dat te komen aanschouwen.67 De bloei van de Nederlandse drankweer moest immers met een internationaal publiek worden gedeeld. Op 25 juli 1909 stuurde Ruys vanuit Londen een positief bericht naar minister-president Heemskerk: het congres had de uitnodiging aanvaard. Nederland werd in 1911 dus het gastland van het dertiende Internationale Congres tegen Alcoholisme.68 Ruys kon tevreden terugkeren naar Den Haag.

Niet alle drankbestrijders waren overtuigd van het nut van internationale congressen. W.P. Ruysch, voorzitter van de sociaal-liberale Volksbond (en niet te verwarren met Ruys de Beerenbrouck) zette in een uitgebreide brief aan Ruys zijn bezwaren tegen een internationaal congres in Den Haag uiteen. Hij, en de Volksbond uiteraard met hem, was van mening dat de krachten en financiële middelen van de drankbestrijders meer vruchten voor nationale doeleinden zouden afwerpen. Eerdere internationale congressen hadden immers uitgewezen dat er zowel op wetenschappelijk gebied als in de praktische drankbestrijding weinig nieuws te bespreken was na twee jaar. Daarnaast leek het Ruysch en zijn Volksbond-vrienden beter het congres te organiseren in een land waar ‘de drankbestrijdingsbeweging nog slechts zwak tot uiting kwam’ en ‘waar ’t Congres tot dusver nog niet vergaderde’. De drankweer was in Nederland immers al zo actief.69 Voor Ruysch waren internationale congressen dus duidelijk geen bepalende factor voor de bloei van de Nederlandse drankweer. Sterker nog, de Nederlandse drankweer was niet eens gebaat bij een internationaal congres in eigen land. Den Haag, 1911-1912. Adres Ledeboer, Van der Meulen en Ruys de Beerenbrouck aan koningin Wilhelmina, 21 mei 1909. 67 Idem, nota van toelichting op het adres aan hare majesteit de koningin inzake het 13e internationale congres tegen alcoholisme, 21 mei 1909. 68Idem, brief van Ruys de Beerenbrouck aan minister Heemskerk van Binnenlandse zaken, 25 juli 1909. 69 NA, Archief BiZa/V en A, inv.nr. 606, brief van W.P. Ruysch (Volksbond) aan minister Heemskerk, 5 oktober 1909.

(23)

22

Daar waren het driemanschap Ruys, Ledeboer en Van der Meulen en de andere Nederlandse drankbestrijdersverenigingen het niet mee eens. In een eerdere nota aan de koningin zette het driemanschap haarscherp uiteen waarom ook de Nederlandse drankbestrijders een ‘opwekking’ in de vorm van een internationaal congres op eigen grondgebied wel konden gebruiken. ‘Voorlichting van hetgeen elders bereikt werd en van hetgeen elders gedaan is, wordt zeer noodig geacht,’ stelden zij. 70 Bovendien had de Nederlandse drankbestrijding zowel wetgevend als organisatorisch een goede naam in het buitenland ‘en vraagt men onze voorlichting en spiegelt zich aan onze ervaring.’ Door een congres in eigen land bewees de Nederlandse drankbestrijding haar internationale broeders echter niet alleen dienst, maar bevorderde zij ook een positief zelfbeeld. Een vergelijking met andere nationaliteiten zette de Nederlandse variant immers in een goed daglicht waardoor de Nederlandse drankbestrijders beseften hoe succesvol zijzelf eigenlijk waren. Maar misschien nog wel de allerbelangrijkste reden voor een internationaal congres was volgens het driemanschap het volgende:

‘Het van nabij ontmoeten van, samenspreken met, de voormannen uit het internationale leger moet aan onze voormannen ten goede komen en daardoor bevorderlijk zijn aan de voortzetting van dit gemeenschappelijk eendrachtig samenwerken.’71

Voor Ruys was dat samenwerken het allerbelangrijkst.72 Hij wilde dat alle Nederlandse drankbestrijders meededen, óók de Volksbond. Uiteindelijk legde de Volksbond zich inderdaad neer bij het besluit van de meerderheid. ‘De Volksbond gevoelt zich te goed Nederlandsch [en] wil streven ook in dit opzicht het belang van Nederland te dienen,’ was haar eindoordeel.73 Geheel naar goeddunken van Ruys zouden zo alle Nederlandse drankbestrijdersorganisaties samenwerken en daarmee zou ‘het welslagen van het bijeen te roepen congres’ zeker worden bevorderd naar zijn mening.74 Internationale congressen zorgden zo ook voor schaarse momenten van samenwerking tussen de zeer verdeelde Nederlandse drankbestrijding. 70 NA, Archief BiZa/V en A, nota van toelichting op het adres aan koningin, 21 mei 1909. 71 Idem. 72 Zie bijv. idem, brief van Ruys aan de minister Heemskerk,14 september 1909, waarin hij weer nadrukkelijk stelt dat er samengewerkt moest worden. 73 Idem, brief van W.P. Ruysch (Volksbond) aan minister Heemskerk, 5 oktober 1909. 74 Idem, adres aan de koningin, 21 mei 1909.

(24)

23

1.2 11-16 september: het congres

Alle Nederlandse drankbestrijdersverenigingen stuurden afgevaardigden voor de comités van het congres. Zo kwamen ook Jacob van Rees en Frits Schmidt, namens respectievelijk de Internationale Orde van Goede Tempelieren Neutraal (IOGTN) en Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken (NV), in beeld. Ruys de Beerenbrouck mocht dan wel een echte hoge pief zijn met zijn voorzitterschap in het uitvoerend comité en zijn lidmaatschap van het dagelijks bestuur, ook Van Rees en Schmidt verdienden op het congres hun eigen sporen. Van Rees zat evenals Ruys in het uitvoerend comité dat belast was met de organisatie van het congres. Deze bekende internationale drankbestrijder lijkt hierin geen grote rol te hebben gehad. Hij trad slechts eenmaal op als officiële spreker bij de zangwedstrijd op de avond voor de officiële opening. Daar sprak hij, geheel in lijn met de ideeën van Ruys, over de vorderingen van de Nederlandse drankbestrijders sinds 1893.75 Schmidt trad als lid van het algemeen comité meer op de achtergrond. Zijn taken binnen het comité zijn onbekend en hij was ook geen spreker op het congres.

Toen het congres op dinsdag 12 september officieel opende, had Ruys de Beerenbrouck de eer als voorzitter van het uitvoerend comité alle deelnemers in het Frans hartelijk welkom te heten.76 Dat was het startsein voor dagenlang debatteren over en uitwisselen van bestrijdingsideeën. Maar wat was nu eigenlijk het doel van die bijeenkomst? Volgens De Geheelonthouder was dat het onderzoeken hoe ‘dien grooten vijand der Menschheid, dien kiembedelver, rassen-verdelger en maatschappijbelager’ het best bestreden kon worden.77 Het programma bestond daarom, zoals altijd bij het Internationaal Congres, uit debatten over specifieke alcoholvraagstukken. De samenstellers hadden ervoor gekozen de onderwerpen te verdelen in twee groepen: de houding van de staat en van de maatschappij tegen het alcoholisme.78 Onder het thema ‘de staat in den strijd tegen het alcoholisme’ vielen de deelonderwerpen wetgeving, alcohol en de koloniën, de rechter en de alcoholisten en ‘hoe Regeering en Volksvertegenwoordiging te winnen zijn’. Bij het tweede thema, ‘de gemeenschap in de strijd tegen het alcoholisme’, stonden de subthema’s organisatie, indirecte 75 Het Nieuws van den Dag: kleine courant, 11-09-1911 76 Idem, 13-09-1911. 77 De geheel-onthouder. Orgaan van den Algem. Ned. Geh. Onth. Bond 11.5 (z.j. z.pl.) 10. 78 IISG, Archief Nationale Commissie tegen Alcoholisme (NCA), inv.nr. 49, documentatie van de Nederlandsche Vereeniging 1853-1876 en 1903-1963, documenten over het 13e internationale congres, congresboekje.

(25)

24

alcoholbestrijding, behandeling van de drinkers en alcohol en degeneratie centraal. Binnen elke subcategorie waren twee tot vier voordrachten van sprekers uit verschillende landen. Nadat een deskundige inleider een rede had gehouden was het woord aan de toehoorders en was er ruimte voor een debat. Naast het officiële programma waren er zogenoemde bijvergaderingen van internationale drankbestrijders-verengingen. Zo hielden onder andere de Internationale Socialisten Geheelonthouders, de Orde van de Goede Tempelieren, de Internationale Spoorweggeheelonthouders en de Internationale Bureau der Studenten-geheel-onthouders hun tweejaarlijks vergadering.

1.3 Internationaal congres met nationale uitgangspunten?

Internationale congressen waren in naam uiteraard internationaal georiënteerd, maar volgens diverse historici beheersten nationale doelen, geschillen en partijen deze bijeenkomsten.79 Dirk Wolffram stelt dat de congressen dan wel podia vormden voor maatschappelijke vernieuwing, maar dat zij tevens het strijdtoneel van nationale tegenstellingen was.80 Johan Edman definieert deze congressen zelfs als ‘arena[s] for national examination and self-assertion’ waarbij ‘the temperance movement placed itself in service of the state.’81 Ook stelt hij dat de ‘transnational contexts of the conferences did not necessarily entail an international-minded community.’82 Gold dit voor het Haagse congres en de onderzochte bezoekers ook?

In eerste instantie leek het congres primair internationaal van aard te zijn. Trots werd vermeld dat onder de vierduizend congresgangers Duitse, Amerikaanse, Engelse, Oostenrijkse, Hongaarse, Belgische, Deense, Franse, Griekse, Portugese, Roemeense, Servische, Zwitserse, Uruguayaanse en pauselijke afgevaardigden aanwezig waren.83 Ook inhoudelijk leek het congres te stroken met internationale doelen. Een wereld zonder alcohol, gepaard gaande met internationale verbroedering en kennisuitwisseling onder bestrijders, stond hoog in het vaandel. In ieder geval zagen diverse dag- en maandbladen dat zo. ‘Het is een wederlandsch kongres’ stelt het Antwerpse blad Tap-toe aan de vooravond van het dertiende congres, ‘in het leven geroepen door menschenliefde,

79 Zie onder meer Geyer en Paulmann, ‘The mechanics’, 6, 13-14 en 23, Rodogno, ‘Introduction’, 3-5, Edman ‘Temperance and modernity’ 20 en 41, Schrad, ‘The transnational temperance network’, 33. 80 Wolffram, ‘Deftige hervormers’, 116. 81 Edman, ‘Temperance and modernity’, 20 en 41. 82 Idem, 41. 83 Haagsche courant, 13-09-1911.

(26)

25

naastenliefde die geene beklemmende grenzen kent.’84 Ook zagen we eerder al dat Ruys tijdens dit congres hamerde op het belang van internationale vereniging van drankbestrijders. Internationale voorlichting en vriendschappelijke samenwerking achtte hij van het hoogste belang.85

Toch sluimerden er zeker ook nationale ideeën door in Ruys’ visie. Hij zag dan belang in internationalisme, maar tijdens dit congres legde hij meer nadruk op het Nederlands nut, doel en samenwerkingsverband dan op het internationale aspect. Bovendien was hij als afgevaardigde van de Nederlandse overheid zeer letterlijk bezig vanuit een nationaal domein. Ruys was echter niet de enige die nationale uitgangspunten prefereerde. Uit het hiervoor aangehaalde dispuut met de Volksbond blijkt evenwel de nationale oriëntatie. De Wegwijzer noemde het internationaal congres zelfs ‘ons Congres’, ‘omdat naar onze meening de eer van ons land met het welslagen van dit Congres gemoeid is.’ Met dit internationale congres moesten de Nederlandse drankbestrijders volgens De Wegwijzer laten zien dat zij op het gebied van drankbestrijding niet onderdeden voor andere landen en moesten zij zodoende de landseer hooghouden.86 Daarnaast sprak de toch zeer internationaal georiënteerde Jacob van Rees in zijn rede bij de zangwedstrijd opvallend genoeg louter over de voortgang van de Nederlandse drankbestrijders en niet over die van de buitenlandse evenknieën of samenwerking tussen die internationale bestrijders. Ook zien we in de thematiek van de debatten veel onderwerpen met een nationale slag terug. Vooral bij het thema ‘de staat in den strijd tegen alcoholisme’ was het nationale uitgangspunt duidelijk vertegenwoordigd. Bij veel subthema’s hierbinnen werd ofwel een specifieke aanpak in een bepaald land behandeld ofwel een overzicht gegeven van diverse nationale omgangsvormen.87

De internationale congressen bevorderden dus niet alleen het positieve nationale zelfbeeld en de samenwerking tussen Nederlandse drankbestrijding, zoals bleek uit paragraaf 1.1. Vice versa werden internationale congressen immers ook grotendeels beïnvloed door de nationalisme inslag die haar deelnemers meebrachten en die 84 W. Reck, ‘Het kongres in Den Haag’, Tap-toe. Orgaan van de Vaderlandschen Bond tegen Alcoolism 1.36 (9 september 1911) 1-2. 85 NA, Archief ministerie van Arbeid (SZ/Volksgezondheid) (2.15.37) (hierna ministerie A (SZ/V), inv.nr. 1690, ingekomen overzicht van resoluties aangenomen door het 18e internationale congres tegen het alcoholisme te Den Haag 1911-1912, brief van Ruys aan minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, gedateerd 1926. 86 De Wegwijzer 14 (1911), 145. 87 Zie bijvoorbeeld Nieuws van Friesland: Hepkema’s courant, 16-09-1911 voor een verslag van diverse besprekingen.

(27)

26

doorklonken in de agenda van de debatten. Overigens is het twijfelachtig of de congresgangers zelf zoveel bezig waren met het in hokjes plaatsen van verschillende ruimtelijke eenheden. Het is goed mogelijk dat zij niet door hadden dat ze af en toe inconsequent bezig waren met hun nationale en internationale kaders. Waarschijnlijk stond dit geheel niet ter discussie en konden voor de congresleden de verschillende niveaus prima naast elkaar bestaan. Dat is in overeenstemming met hetgeen Rodogno, Struck en Vogel schrijven: ‘the intention of [congress] participants was neither to suppress nor to supplant nation-states; it was often integral to their involvement that this transnational sphere coexisted with nationstates and with intergovernmental organizations.’88

Daarbij moet ook in ogenschouw worden genomen dat de drankbestrijders, in ieder geval de Nederlandse, meer vertegenwoordigden dan hun eigen land. Zoals we in latere hoofdstukken zullen merken vormden zij nooit één front, maar waren zij verenigd op levensbeschouwelijke gronden. Ook op het dertiende internationale congres bestond er voor de drie heren naast het internationale en nationale perspectief een derde, levensbeschouwelijk perspectief. Voor Ruys kwam dit tot uiting in vergaderingen van de Internationale Katholieke Vereeniging (IKV) en voor Van Rees voor die van de Internationale Orde van de Goede Tempelieren Neutraal (IOGTN). Meer nog dan met hun eigen land waren dat kaders waar zij zich mee identificeerden, waarover later in dit hoofdstuk meer.

1.4 Een succesvol congres?

Na de afsluiting van het congres waren diverse dagbladen zeer te spreken over deze internationale meeting. Mede-bestrijder Van der Woude was echter uitgesproken kritisch in De Wegwijzer:

‘Vele nieuwe gezichtspunten werden niet gegeven. Wat nieuw moest zijn, was voor hen, die zich op de hoogte van de literatuur over het vraagstuk houden, niet nieuw meer. […] Gelegenheid om dieper dan gewoonlijk op een kwestie in te gaan, ontbrak door de veelheid van sprekers. […] En dat was jammer, daar dergelijke Congressen behalve de zeer zeker hoognoodige opwekking óók moeten geven

88 Rodogno, ‘Introduction’, 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 1 Vermogensverdeling van huishoudens naar decielgroepen, Nederland 2015: vermogen per decielgroep als percentage van het totale vermogen van huishoudens 4.. Databron:

In overleg met een aantal bewoners van het Ruys de Beerenbrouckplein wordt de wadi aan het Ruys de Beerenbrouckplein voorzien van speeltoestellen en wordt de wadi anders

Hierdoor zal het water makkelijker wegzakken, waardoor de wadi niet meer langere tijd onder water blijft staan bij een hevige regenbui. En kan er ook weer gemaaid en indien

Om de overlast zoveel mogelijk te beperken en de bereikbaarheid zo goed mogelijk te waarborgen, worden de werkzaamheden in achtereenvolgende fasen uitgevoerd.. Bij afsluiting van

Dit voorstel werd verworpen en tenslotte werd men het eens over de - door de regering reeds vroeger voorgestelde - splitsing van het grote arrondissement Brussel, met dien verstande

Onderscheidende kenmerken van de Nederlandse universitaire accountantsopleiding zijn: (1) de eisen die worden gesteld aan de certificeringsbevoegd- heid bepalen in

Omdat Deneckere zich nogal laat meeslepen door de gloed van haar betoog, weet ze wel de lezer te boeien, maar aan de andere kant vraagt men zich allicht af of niet wat

Five travel motives for cycling and mountain bike participants were identified namely event attractiveness, achievement and challenge, escape and socialisation, team work