• No results found

In De Volksverheffers stelt Christianne Smit dat bij het volgen van voorbeelden en modellen, afkomstig van particuliere initiatieven en maatregelen uit het binnen- en buitenland, gemeenten het voortouw namen in de praktisch uitvoering hiervan. ‘Juist in lokale gemeenschappen werden problemen door persoonlijke confrontatie het sterkst gevoeld en was ingrijpen door de overzichtelijke schaal relatief eenvoudig,’ schrijft zij.168 De lokale en regionale gebieden dienden zo als proeftuinen waar de sociale ellende niet alleen van meest nabij te aanschouwen was, maar waar ook geëxperimenteerd kon worden met oplossingen. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de drankbestrijding van Jacob van Rees, Charles Ruys de Beerenbrouck en Frits Schmidt in hun regionale omgeving onderzocht hoe die plaatselijke proeftuinen vorm kregen en in hoeverre hier interactie met internationale ideeën en praktijken waar te nemen was.

Voor de drie heren gold dat hun regionale optreden een prille en vormende drankbestrijding was. Hierdoor biedt dit hoofdstuk ook veel inzicht in de bestrijders- persoonlijkheden zelf. In ieder geval moge duidelijk zijn dat de karakters, denkbeelden en aanpak van Van Rees, Ruys en Schmidt zeer verschilden. Van Rees distantieerde zich van de lokale politiek en zette een onafhankelijke, geheelonthoudende en zelfvoorzienende kolonie op bij Bussum die was geïnspireerd op de ideologie van Leo Tolstoj. Ruys de Beerenbrouck daarentegen voerde de drankstrijd vooral vanuit de gemeentelijke politiek en katholieke verenigingen. Frits Schmidt gooide het weer over een heel andere boeg: hij probeerde zijn (Amsterdamse) schoolklassen van de drankduivel bewust te maken en voerde in zijn vrije tijd propaganda voor de geheelonthouding onder de, meestal Amsterdamse, arbeiders.

In dit hoofdstuk worden die regionale visies en aanpakken geanalyseerd in interactie met het internationale veld. Maar voor de cases worden uitgewerkt, eerst een verdieping: wat stelt de historiografie over de interactie tussen regionalisme en internationalisme binnen de drankbestrijding?

168 Smit, De Volksverheffers, 378.

48

§1. Regionale en internationale sfeer in secundaire literatuur

Anders dan de verhouding tussen nationalisme en internationalisme is die tussen regionalisme en internationalisme geenszins goed uitgewerkt in de historiografie over sociale hervorming en drankbestrijding. Het regionale kader wordt nergens expliciet afgezet tegen het internationale kader en daardoor heerst in de historiografie het beeld dat het internationale speelveld vooral in wisselwerking stond met het nationale niveau. Een blik op de wisselwerking tussen het internationale en regionale kader ontkracht die visie, zoals uit dit hoofdstuk zal blijken.

Dat de bestudering van het regionale kader in wisselwerking met het internationale even belangrijk kan zijn als die van het nationale en internationale bevestigt onder meer het artikel van Peter van Dam over histoire croisée. Hierin stelt hij dat het van belang is om onderzoek te doen naar de vervlechting tussen verschillende perspectieven en ruimtelijke kaders. Deze benadering is volgens Van Dam verrijkend, omdat het reflexiviteit een vaste plaats toekent. Bij histoire croisée wordt het nationale kader bijvoorbeeld beschouwd als slechts een van de mogelijke ruimtelijke kaders, niet als het dwingende.169 Daardoor biedt histoire croisée een goede onderzoeksbenadering voor bepaalde processen en cases waar het nationaal kader minder bruikbaar is en het meer inzicht biedt om op een lokaal en transnationaal te onderzoeken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij onderzoek naar industrialisatie en de civil society.170 Geyer en Paulmann signaleren eveneens een fenomeen waarbij de natiestaat wordt overgeslagen en de lokale en regionale gebieden in direct contact stonden met de transnationale wereld. Deze lokale plekken noemen zij global villages.171 Als voorbeeld noemen zij de handel in bepaalde producten, maar hetzelfde kan gelden voor sociale hervormingsideeën. Er is echter geen literatuur die zich expliciet toespitst op global villages bij sociale hervorming, laat staan bij drankbestrijding. In het artikel ‘A plea for a “vicious turn” in global history’ stellen Pliley, Kramm en Fischer-Tiné wel dat ‘addressing vice demanded the building of local and global civil society.’172 Een verdere uitwerking wordt verzaakt.

De wisselwerking tussen het lokale en internationale niveau wordt ook wel

glocalization genoemd. Historicus Eric Swyngedouw omschrijft dit als ‘a parallel and

169 Van Dam, ‘Vervlochten geschiedenis’, 96. 170 Idem, 98-99.

171 Geyer en Paullmann, ’The mechanics’, 18. 172 Pliley, ‘A Plea for a vicious turn’, 9 en 20.

49

simultaneous movement to the smaller and the larger scale, to the local and the global.’173 Onder economen en economische historici werd het begrip vanaf de jaren negentig in eerste instantie gebruikt om het idee dat globalisering tot een homogenisering van lokale culturen leidde te ontkrachten. Dat deden zij door aan te tonen hoe de lokale sfeer de internationale sfeer beïnvloedde.174 Bij glocalization gaat het dus om wisselwerking: niet alleen oefenen internationale ideeën en producten invloed uit op een lokale sfeer, maar ook een lokale cultuur kan de internationale sfeer beïnvloeden. Doreen Massey stelt zelfs dat een internationaal product of idee altijd ergens lokaal geproduceerd is en dus ook in onderzoek een prominente rol verdient.175 Christopher Leslie voegt daaraan toe dat er op het lokale niveau vaak een mengelmoes ontstaat van lokale en internationale elementen.176 Voor het internationale veld geldt natuurlijk hetzelfde: zij vormt niet een mengelmoes van nationale, maar ook van regionale elementen. In de historiografie over sociale hervorming is glocalization een relatief nieuw en weinig uitgewerkt begrip. Pliley, Kramm en Fischer-Tiné noemen het bijvoorbeeld kort in hun pleidooi voor een “vicious turn” in global history’, maar daar blijft het bij.177 Toch is het geenszins onbruikbaar voor sociale hervorming. Zoals we verderop zullen zien zijn er wel degelijk vormen van glocalization bij drankbestrijding. §2 Jacob van Rees: kolonie in het Gooi In 1899 kocht Jacob van Rees veertien178 hectaren grond langs de weg van Blaricum naar Laren en verschafte hij de financiële middelen om een landbouwkolonie te stichten.179 Deze kolonie was niet zomaar een kunstenaarskolonie, zoals deze in de omgeving wel meer uit de grond sprongen rond 1900, maar een ‘kolonie der Internationale Broederschap van christen-anarchisten’. De christen-anarchisten volgden in de kolonie de vredelievende maar zeer sobere levensvisie van Leo Tolstoj na. Onthouding van drank

173 Erik Swyngedouw, ‘Neither Global nor Local. “Glocalization” and the politics of scale’ in: Kevin Cox,

Spaces of globalization. Reasserting the power of the local (New York/Londen 1997) 137-166, aldaar 142.

174 Peter Jackson, ‘Glocalization’, in: Dale Southerton (red.), Encyclopedia of consumer culture. Volume 2

(Manchester 2011) 678-682, aldaar 678. Zie ook Victor Roudometof, Glocalization: a critical introduction (New York 2016) 2-5 voor een uitgebreide uiteenzetting over de herkomst van de term ‘glocalization’.

175 Doreen Massey, For space (Londen 2015).

176 Christoper Leslie, ´Glocalization´, in: Wade Clark Roof en Mark Juergensmeyer (red.), Encyclopedia of

global religion. Volume 1 (Santa Barbara 2012) 468-469, aldaar 468.

177Pliley, ‘A plea for a vicious turn’, 9 en 20.

178 Dit is uit memoires in Arriëns, Prof. Dr. J. van Rees. Lien Heyting spreekt in De wereld in een dorp.

Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum (1880-1920) (Amsterdam 1994) over 10

hectaren, zie pagina 63.

50

was een van de kernverplichtingen. In deze paragraaf staat Van Rees’ christen- anarchistische gedachtegoed en de toepassing van geheelonthouding in zijn kolonie te Blaricum centraal.

§2.1 Van Rees en de levensvisie van Leo Tolstoj

Al vanaf de jaren negentig had Van Rees oog voor sociale wantoestanden en zette hij zich actief in voor de hervorming van de maatschappij. Zijn gedachtegoed hierover werd hij voor een groot deel gevormd door Leo Tolstoj die evenals Van Rees geloofde in hervorming door verbetering van het individu. Individuele levensverbetering zou immers uiteindelijk resulteren in een verandering van de maatschappelijke orde en daar zouden ook armen en arbeiders van profiteren.180 Voor de Russische aristocraat – met een even ‘baardige profetenkop’ als Van Rees zelf181 - was de beleving van een zuiver christendom zonder dogma’s en kerkelijke macht daarbij essentieel. 182 Het individu moest de christelijke beginselen van liefde en geweldloosheid naleven en een sobere levensinrichting voor zichzelf creëren. 183 Deze Tolstojaanse levensvorm werd gekenmerkt door geheelonthouding van drank, tabak en andere narcotiserende middelen, matiging van levensgeneugten als seks, vegetarisme en dienstweigering. De sobere levensstijl en interne geloofsbeleving werden bevorderd door kleinschalige, gemeenschappelijke arbeid in een kolonie.184

Op veel plekken in Europa vond de levensopvatting van Tolstoj navolging. In Nederland vond zij deze bij een kleine groep vrije geesten rond Jacob van Rees, Lodewijk van Mierop en Felix van Ortt. Vanaf 1897 publiceerde deze Nederlandse Tolstojanen ter bevordering van de ideeënleer van hun Russische inspirator en in de geest van Jezus Christus het blad Vrede. Orgaan tot beperking van de praktijk der Liefde. Ook richtten zij in 1901 de Rein-Leven-beweging die vooral via geschriften het seksuele leven probeerde te vergeestelijken en de seksuele reinheid wilde bevorderen.185 Ook geheelonthouding stond bij deze beweging hoog in het vaandel.186 Maar enkel een pennenstrijd voeren voor een leven in navolging van Tolstojs liefdesleer was niet genoeg. De Nederlandse Tolstojanen 180 Smit, De Volksverheffers, 63. 181Rudolf Jans, Tolstoj in Nederland (Bussum 1972) 72. 182 Blok, ‘Dronkenschap’, 121. 183 Van Leer, Besmetting en bevrijding, 17. 184 Smit, De Volksverheffers, 63 en 115. 185 Zie ook Van Leer, Besmetting en bevrijding, 1 en Smit, Volksverheffers, 287. 186 Voor een uitgebreid betoog over de wisselwerking tussen Rein-Leven-Beweging en geheelonthouding zie Felix van Ortt, Rein Leven en Geheelonthouding (Soest 1915).

51

besloten daarom tot de oprichting van een Kolonie van de Internationale Broederschap van christen-anarchisten. Voortaan noemden zij zich christen-anarchisten en zouden zij het sobere leven dat Tolstoj voorstelde in de praktijk zetten.

De naam ‘Internationale Broederschap’ was ontleend aan de Broederschap der Doukhoboren, een boerengemeenschap in het Russische Kaukaususgebied, die elk kerk- en staatsgezag afwees.187 Geheel in het gedachtegoed van deze kolonie en naar de ideeën van Tolstoj zochten de christen-anarchisten de oorzaak van sociale ellende in het bestaan van de gezagsverhoudingen binnen de maatschappij. Dwang was in ieder opzicht onverdedigbaar, uiteraard ook wanneer die dwang van de staat kwam. Staatssocialisme en -communisme verwierpen zij dus ook, want dat zou alleen de heersende klasse verdedigen.188 In de kolonie te Blaricum streefden zij naar een gemeenschap van vrije individuen die niet beknot werd door gezag en zelfverbetering als hoofdmotief koesterde. Die zelfverbetering stond eveneens in het teken van liefde, geweldloosheid en onthouding. Het nuttigen van onder meer alcohol was er dus uit den boze. Een kleine, rechtvaardige maatschappij, gevoed door de Tolstojaanse liefdesleer, stond te beginnen in het Gooi. Maar hoe pakte het verwezenlijken van deze ideale wereld in de praktijk uit? §2.2. De Kolonie van de Internationale Broederschap van christen-anarchisten In november trokken de eerste kolonisten, bestaande uit een dominee, een bakker en een landarbeider met hun gezinnen naar het Gooi. In het komende jaar bouwden zij een witte villa met rieten dak, want het was de bedoeling dat de kolonisten onder één dak, in een gemeenschapshuis, zouden wonen.189 Zelf ging het gezin Van Rees echter niet in de kolonie wonen, maar huurde een nabijgelegen Larense villa. 190 De Larense kunstschilderes Wally Moes zou later schrijven dat de kolonie door de ‘meest heterogene elementen’ werd bewoond. ‘Gewezen dominees, die de kansel voor de groentekar verruilden, een zwartgelokte professor, die in zijn vroegere omgeving geen toepassing voor zijn idealen scheen te hebben kunnen vinden, meer of minder mislukte genieeën, vrouwelijke zoekende zielen, uitheemsche zwervers […] en wie weet wie niet al meer,’ 187 A.C.J. de Vrankrijker, Onze anarchisten en utopisten rond 1900 (Bussum 1972) 98. 188 Heyting, De wereld in een dorp, 60. 189 Idem, 63. 190 Dochter Mies van Rees zou later verklaren dat haar moeder niet in de kolonie had willen wonen, omdat ze niet wilde dat haar kinderen samen met de koloniekinderen zouden worden opgevoed en omdat ze vond dat ze het zelf beter kon. Daarnaast was het hoogleraarschap van Van Rees – een baan loondienst – volgens Heyting moeilijk te verenigen met het leven in de kolonie. Zie Heyting, De wereld in een dorp, 63.

52

schreef zij. Met de zwartgelokte professor kon Moes uiteraard maar één iemand bedoelen: Jacob van Rees. De ‘ondernemende wereldhervormers’ waren onconventioneel en gaven ook in hun uiterlijk blijk van hun nieuwe levensopvatting, aldus Moes. ‘Zij liepen op bloote voeten en zonder hoed (de kindertjes, bijna geheel naakt) en droegen zonderlinge slobberige kleeren,’ schreef zij. Maar echt ervan opkijken deed de Larense bevolking niet: ze hadden zich aan eerdere groepen schilders ook al met gemak aangepast en ‘verwonderden zich ook nu over de Blaricummer broeders en zusters.’191

Evenals die andere kolonisten in het Gooi poogden de christen-anarchisten zelfvoorzienend te zijn. Dat betekende dat zij van halfzes ’s morgens tot zes uur ’s avonds op het land werkten. ’s Avonds hadden ze wat vrije tijd en lazen ze gezamenlijk uit het werk van Leo Tolstoj of Frederik van Eeden.192 Overigens werd de kolonie volgens Heyting nooit geheel zelfvoorzienend. ‘Regelmatig moest een beroep worden gedaan op professor Van Rees en andere idealistische geldschieters,’ schrijft zij.193 Dat kwam niet alleen door de vrij onvruchtbare grond, maar ook doordat de kolonisten vrijwel onbekend waren met landarbeid. Slechts één kolonist was landarbeider geweest en wist dus van aanpakken.194 Eveneens bleven de richtlijnen die tot de sociale hervorming moesten leiden in de praktijk redelijk vaag volgens Smit. De groep van christen-anarchisten werd dan door de buitenwereld ook al snel van ‘zweverigheid’ beticht, terwijl van een verwezenlijking van sociale hervormingen weinig terechtkwam.195

§2.2 Oog voor alcoholproblematiek

Toch sloten de ogen van de baardige professor zich geenszins voor de ellende van het omringende volk. Mevrouw Van Anrooy-Gallé memoreerde na Van Rees’ dood hoe de tegenstelling tussen zijn eigen villa en de krotjes die er vlak tegenover stonden, Van Rees hinderde. ‘Waarom en waardoor deze misstand? Deze vraag liet hem niet los,’ schreef zij. ‘Zijn gedachte bleef meer dan te voren stilstaan bij de sociale noden van ’t volk en hij begon vele misstanden in verband met elkaar te zien, ook in het verband met de alkoholellende.’196 Van Rees vond dat het volk uit de omgeving bekend moest worden met de ellendige gevolgen die alcohol met zich meebracht en wees graag op alternatieve 191 Wally Moes, ‘Levenslust I’, Groot Nederland 16 (Amsterdam 1918) 397-420, aldaar 407. 192 Heyting, De wereld in een dorp, 66. 193 Idem, 69. 194 De Vrankrijker, Onze anarchisten, 102. 195 Smit, De Volksverheffers, 63. 196 Arriëns, Prof. dr. J. van Rees. 22.

53

leefwijzen voor hen. Om het alcoholvrije woord te verspreiden stond de hooggeleerde professor op vrije middagen voor een paar centen geheelonthouderskrantjes te verkopen op de Brink in Hilversum.197 Van Rees begreep echter dat alleen schriftelijke propaganda niet genoeg was. Om het volk te enthousiasmeren voor een alternatieve leefwijze, en in het bijzonder voor de geheelonthouding, moest het persoonlijk betrokken worden. Toen hij nog in Hilversum woonde (1894-1900) hield hij daarom volgens zijn dochter ‘gezellige avonden voor arbeiders’, zonder alcohol uiteraard. ‘Dan zette hij vijftig keukenstoelen in de hal, spande een laken en vertoond een schimmenspel,’ herinnerde zij zich.198

Ook in zijn nieuwe villa in Laren had hij niet voor niets een ruime hal laten bouwen. Hier werden drukbezochte, alcoholloze volksavonden gehouden met een zangkoortje dat Van Rees zelf dirigeerde.199 Gezien het grote succes had Van Rees al gauw plannen voor een grootschaligere aanpak. Hij wilde een alcoholvrij volksgebouw oprichten. Toen de samenwerking met de andere kolonisten en bevolking van Laren spaak liep, kocht hij zelf een oude boerderij middenin Hilversum en toverde die om tot volksgebouw. In het gebouw was een uitleenbibliotheek en een biljart aanwezig. Ook werden er muziek- en toneel- en gymnastiekuitvoeringen gegeven en voordrachten en lezingen gehouden. De grootste attracties waren Van Rees’ lichtbeeldenmiddagen en – avonden eens in de veertien dagen, ‘waar de optogen jeugd (350 kinderen) voor één cent entree de schitterendste en leerzaamste verhalen bij lantaarnplaatjes te hooren kreeg.’200 Daar hield hij het niet bij. ‘Van Rees heeft thans de toevlucht genomen tot de kunst, om door haar middel propaganda te maken,’ berichtte De Telegraaf in 1903.201 De professor in histologie had besloten om in datzelfde volksgebouw te Hilversum De Sluipmoordenaar op te voeren, een door hemzelf geschreven toneelstuk over de drankduivel.202

Het toneelstuk uit 1901 speelde zich af in Laren. De hoofdrolspelers zijn een landbouwer, zijn moeder, een schilder en een wijkverpleegster. De landbouwer was eens aan de drank geweest, maar had zich mede door de hulp van de matig drinkende schilder weer op het juiste pad weten te krijgen. De moeder van de oud-alcoholist was geen voorstander van geheelonthouding en gaf hem, ondanks afraden van de geheelonthoudende wijkverpleegster, één glaasje. Dat bleef uiteraard niet zonder 197 Boissevain, Bestevaer, 12. 198 Heyting, De wereld in een dorp, 60. 199 Arriëns, Prof. dr. J. van Rees, 23. 200 Idem, 25. 201 De Telegraaf, 14-02-1903. 202 Zie Jacob van Rees, De sluipmoordenaar. Toneelspel in twee bedrijven (Deventer 1901).

54

gevolgen. Nog diezelfde dag verzuimde hij zijn werk, vergooide hij zijn geld aan meer drank en kwam hij tot slot op de terugweg naar huis onder de tram. Hoewel de tram bekend stond als de gevaarlijke “Gooische Moordenaar” begrepen alle toeschouwers natuurlijk direct dat het niet de tram, maar de andere sluipmoordenaar, koning Alcohol was, die dit leed veroorzaakte. Het was daarmee uiteraard voor eenieder duidelijk dat De

Sluipmoordenaar zich sterk tegen gematigd alcoholgebruik keerde.

Het is onbekend hoe vaak De Sluipmoordenaar is uitgevoerd.203 Wel is zeker dat het ook buiten het Gooi bekendheid genoot. Overal te lande werden aankondigingen en verslagen gepubliceerd van de uitvoering door verschillende toneelgezelschappen.204 De uitvoering moet indrukwekkend zijn geweest. ‘Niemand der aanwezigen zal dien avond betreuren “zoo gruwelijk mooi” was ‘t,’ vonden de Hilversummers.205 Het Volk typeerde het stuk geheel naar Van Rees eigen karakter als ‘eenvoudig, zonder veel pretentie, vol eenheid en pakkend.’ 206 In Leeuwarden was sprake geweest van een ‘ademlooze stilte’ tijdens de uitvoering. Het stuk had volgens de verslaggever aldaar een ‘machtige propagandistische waarde’ op de zaal gehad.207 De Telegraaf vond wel dat het stuk iets opzettelijks kreeg door dat hoge propagandagehalte en dat het artistieke karakter daar sterk onder leed. Maar Van Rees boodschap was niet te missen geweest, dus hij mocht tevreden zijn.208

Niet alleen in de omgeving van de kolonie, maar ook in de kolonie bleef alcoholbestrijding een kernactiviteit. Uiteraard dronken de kolonisten zelf niet, maar zij vingen ook graag hulpbehoevende verslaafden en slachtoffers van verslaafden op. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het verslag van journaliste Henriëtte Hendrix die in 1900 een week in de kolonie kwam kijken. Zij trof daar negen mannen, zes vrouwen, wat kinderen en ‘een alcoholist die hier voor genezing is’ aan.209 Onder de kinderen was er Gerritje, het kind van een jonggestorven moeder en een alcoholische vader, die liefdevol werd

203 Heyting, De wereld in een dorp, 60. 204 Zie bijvoorbeeld Nieuwblad van Friesland: Hepkema’s courant, 28-10-1903, Haagsche courant 27-11- 1907, Rotterdamsch nieuwsblad 02-01-1904, en Tubantia 03-03-1903. 205 Het nieuws van den dag: kleine courant, 14-09-1905. 206 Het Volk, 14-02-1903. 207 Leeuwarder Courant, 30-11-1904. 208 De Telegraaf, 14-02-1903.

209 Henriëtte Hendrix, Een week in de kolonie der Internationale Broederschap te Blaricum (Amsterdam

55 opgenomen.210 Zo bleef ook Van Rees volgens De Telegraaf ‘nóg meer dan als voorstander van landkolonisatie […] een groote reputatie als vijand van den alcohol’ behouden.211 §2.3 Internationaal? Het moge duidelijk zijn dat de kolonie volledig was gericht op de verwezenlijking van de ideeënleer van Tolstoj. De kolonie in het Gooi was daarmee een mini-maatschappij in navolging van een internationaal bekende leer. Hoewel de inwoners van de kolonie zeer