• No results found

Eten met emotie : het effect van keuzeconflict op zelfcontrole emoties in een eet-context

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eten met emotie : het effect van keuzeconflict op zelfcontrole emoties in een eet-context"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Eten met emotie

‘Het effect van keuzeconflict op zelfcontrole emoties in een eet-context’

Masterscriptie Psychologie

Mastertrack Psychologie van Gezondheidsgedrag Florien Huizinga, studentnummer 6056733 Eerste beoordelaar: D. Becker, MSc Tweede beoordelaar: Prof. Dr. R. Holland Amsterdam, januari 2015

(2)

2

“So long as you have food in your mouth, you have solved all questions for

the time being”

(3)

3

Abstract

Inleiding Het veranderen van een ongezond eetpatroon gaat gepaard met conflicterende keuzes tussen ongezonde en gezonde voeding. Het kiezen voor gezonde producten vereist dan ook veel zelfcontrole. Uit eerder onderzoek is bekend dat een moeilijke beslissing gepaard gaat met voornamelijk negatieve emoties (Becker et al., 2015). Ander onderzoek van Hofmann en Fisher (2012) toont aan dat niet de moeilijkheid maar het kiesgedrag richting geeft aan de emoties. Oftewel succesvolle zelfcontrole (keuze voor gezonde voeding) resulteert in positieve emoties, zoals trots. Daarnaast resulteert niet succesvolle zelfcontrole (keuze voor ongezonde voeding) in voornamelijk negatieve emoties, zoals schuld en spijt. In deze studie is de invloed onderzocht van een

herinterpretatie van de eetkeuze in een zelfcontrole-context op het ontstaan van (zelfbewuste) emoties. Op basis van het onderzoek van Hofmann & Fisher, 2012) wordt er verwacht dat deze herinterpretatie ertoe leidt dat er emoties ontstaan die aan de actie congruent zijn.

Methode Aan het onderzoek deden 319 mensen, grotendeels studenten, mee. Het

onderzoek bestond uit een eetscenario waarbij er een keuze gemaakt moest worden tussen pizza en salade. Vervolgens werden de deelnemers over twee condities verdeeld. In de Emotie-Appraisal conditie werden eerst de emoties uitgevraagd. Vervolgens kregen de deelnemers een vragenlijst gericht op het herinterpreteren van de beslissing. In de Appraisal-Emotie conditie was de volgorde andersom, waardoor de herinterpretatie alleen in deze conditie invloed had op het ontstaan van emoties.

Resultaten De multivariate analyses lieten in lijn met de verwachtingen een hoofdeffect van moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van emoties zien. Tegen de verwachtingen in is er geen interactie gevonden tussen de moeilijkheid van de keuze, de keuze en de conditie op het ontstaan van emoties. Verder is er tegen de verwachtingen in geen verband gevonden tussen een keuze voor gezond en het ontstaan van trots in de Appraisal-Emotie conditie. Er is wel geconstateerd dat het hoofdeffect van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van emoties is afgevlakt in de Appraisal-Emotie conditie.

Conclusie Het herinterpreteren heeft invloed op het ontstaan van emoties. Deze invloed leidt alleen niet tot het ontstaan van emoties die aan de actie-congruent zijn. Dit heeft mogelijk te maken met beperkingen van het huidige onderzoek, daarom is aanvullend onderzoek van belang.

(4)

4

Inhoudsopgave

Abstract

1. Inleiding 4

1.1 Achtergrond 4

Obstakels bij het nastreven van een gezond eetpatroon

Invloed van zelfcontrole op ontstaan van (zelfbewuste)emoties in een keuze-context Invloed van moeilijkheid van keuze op ontstaan van (zelfbewuste)emoties

Uitkomsten van studies naar relatie zelfcontrole en emoties bij moeilijke eetkeuzes

1.2 Doel- en vraagstellingen 9 2. Methode 12 2.1 Steekproef karakteristieken 12 2.2 Procedure 12 2.3 Materiaal 14 3. Resultaten 15 3.1 Algemene analyses 16

Correlaties tussen de keuze en de moeilijkheid, de zekerheid en evaluatie van de keuze De algemene effecten van de onafhankelijke op de afhankelijke variabelen

3.2 Specifieke analyses 18

Moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van emoties in de Emotie-Appraisal conditie· Moeilijkheid, de keuze en het ontstaan van emoties in de Appraisal-Emotie conditie

3.3 Exploratieve analyses 21

Correlaties tussen de moeilijkheid van de keuze en de emoties in de Emotie-Appraisal conditie Invloed van Concern for Dieting op verband tussen onafhankelijke –en afhankelijke variabelen

4 Discussie 24

4.3 Samenvatting van de bevindingen 24

4.4 Interpretatie van de bevindingen 24

4.5 Beperkingen van onderzoek en aanbevelingen 25

4.6 Maatschappelijke relevantie en Conclusie 26

(5)

5

1. Inleiding

Iedere dag moeten er keuzes worden gemaakt. De focus van de huidige maatschappij op innovatie, en de vraag naar meer variëteit in keuze tussen producten zorgen voor een overvloed aan producten waaruit mensen moet kiezen. Ook op het gebied van voeding is dit fenomeen duidelijk te zien. In plaats van de keuze tussen bruin- en witbrood is er tegenwoordig bijvoorbeeld ook spelt- en koolhydraatarm brood. Het groeiende aanbod in voedingsproducten heeft ook te maken met de groeiende vraag naar ‘gezonde’ producten. Onderzoek van het voedingscentrum toont aan dat consumenten het belangrijk vinden dat fabrikanten voedingsmiddelen gezonder maken (Paulussen & Temminghoff, 2011). Hetzelfde onderzoek wijst uit dat 41% van de Nederlanders gezonder wil gaan eten, maar dat 43% het moeilijk vindt om dat voor elkaar te krijgen. Een logische gedachte is dat de keuze voor een gezond voedingspatroon met het grote aanbod in gezonde voedingsproducten redelijk eenvoudig zou moeten zijn. Maar dit probleem is complexer dan alleen vraag en aanbod.

1.1 Achtergrond

Obstakels bij het nastreven van een gezond eetpatroon

Als mensen hun eetgedrag willen veranderen is het belangrijk dat er een doel wordt gesteld. Voorbeelden van doelen zijn: afvallen, je fit voelen of de keuze om een bepaald producten niet te eten vanuit een persoonlijke overtuiging zoals bij vegetarisme. De bewustwording en het stellen van een doel is de eerste stap. Vervolgens is het van belang dat iemand zijn/haar gedrag aanpast en bijbehorende keuzes maakt om het gestelde doel te bereiken. Dit is niet altijd eenvoudig. Als de gestelde doelen in conflict zijn met een verlangen, een drang om iets te hebben of te doen (Hofmann & Van Dillen, 2012), moet iemand moeite doen om zich niet te laten verleiden en te kiezen voor het nastreven van lange termijn-doelen. Oftewel een verlangen wordt dan een verleiding (Hofmann, Baumeister, Förster & Vohs, 2012). Kortom, bij twee conflicterende keuze-opties moet er altijd een moeilijke beslissing gemaakt worden.

Op het gebied van eten gaan moeilijke keuzes meestal over beslissingen tussen gezonde en ongezonde voeding. Dit is bijvoorbeeld het geval als een chocoladeliefhebber op dieet is en de keuze tussen chocola en een wortel voorgelegd krijgt. Het toegeven aan de verleiding (chocola) geeft een directe voldoening. Daarentegen is het resultaat van het nastreven van het gezondheidsdoel (afvallen) pas na een langere periode merkbaar en dan pas belonend. Om die reden verkiezen mensen soms verleidingen boven het nastreven van hun gezondheidsdoel (Ainslie 2001; Stroud & Tappolet 2003, aangehaald uit Hofmann, Kotabe, & Luhmann 2013). Dit verklaart waarom mensen, ondanks het grote aanbod aan gezonde voedingsproducten en de intentie om gezonder te gaan eten, toch moeite hebben met het aanpassen van hun ongezonde eetpatroon.

(6)

6

Invloed van zelfcontrole op ontstaan van (zelfbewuste) emoties in een keuze-context

Zelfcontrole is een bepalende factor bij omgang met conflicten. Het verkiezen van een doel, zoals afvallen, boven een verleiding vereist zelfcontrole. Doordat mensen zelfcontrole inzetten als strategie bij omgang met conflicten, wordt er maar in 12% van de gevallen toegegeven aan dagelijkse verleidingen (Hofmann, Baumeister, Förster, & Vohs, 2012). Zelfcontrole is inspannend en

intentioneel en leidt tot het inhiberen of tegengaan van een sterk overheersende drang (Baumeister, Bratslavsky, Muraven & Tice, 1998; Baumeister & Heatherton 1996). Mensen met veel zelfcontrole zijn gezonder, succesvoller en gelukkiger (Tangney, Baumeister & Boone, 2004). Zelfcontrole speelt dus een belangrijke rol bij de omgang met conflicten en heeft invloed op de mentale en fysieke gezondheid.

Het maken van moeilijke keuzes gaat meestal samen met specifieke, emotionele reacties. Als iemand weerstand biedt aan een verleiding dan resulteert dat vaak in positieve emoties, waaronder trots (Hofmann & Fisher, 2012). Daarentegen kan iemand ook toegeven aan een verleiding. In dat geval ontstaan er negatieve emoties, waaronder schuld en spijt (Hofmann & Fisher, 2012). Vooral de emoties trots, schuld en spijt, de zogeheten zelfbewuste emoties zijn interessant wanneer er

gekeken wordt naar zelfcontrole in keuze-conflicten. Deze emoties vervullen twee belangrijke functies bij omgang met keuze-conflicten. Ten eerste hebben zelfbewuste emoties (schuld, spijt en trots) een evaluatieve functie door het geven van emotionele feedback over hoe goed of slecht iemand met verleidingen omgaat (Tangney, Stuewig & Mashek 2007; Tracy & Robbins, 2004). Ten tweede hebben de zelfbewuste emoties ook een sturende functie bij de omgang met toekomstige conflicten. Hofmann en Fisher (2012) tonen aan dat zelfbewuste-emoties niet alleen ontstaan als reactie op het zelfcontrole-conflict maar ook invloed hebben op zelfcontrole tijdens toekomstige conflicten. Schuldgevoel, als reactie op falen in zelfcontrole, heeft voornamelijk ongunstige effecten op toekomstige zelfcontrole processen. Trots, als reactie op succesvolle zelfcontrole, heeft

daarentegen uitsluitend gunstige effecten op latere zelfcontrole.

Vooral trots lijkt een gunstige emotie te zijn bij een duurzame keuze voor een gezond eetpatroon. Bovendien is het bekend dat trots vooral een belangrijke, stimulerende rol heeft bij het behalen van doelen als er geen directe externe beloningen zijn (Williams & DeStene, 2006). Dit geldt bij uitstek voor het nastreven van een gezond eetpatroon. Hierbij moet wel worden vermeld dat trots en de andere zelfbewuste emoties (schuld en spijt) alleen optreden als mensen het ontstaan van de emoties toeschrijven aan interne factoren, zoals persoonlijke doelen (Tracy & Robbins, 2004). Uit de hierboven beschreven studies valt af te leiden dat het maken van gezonde keuzes tot trots leidt, omdat trots feedback geeft over hoe succesvol iemand is in het weerstaan van

(7)

7

moeten zijn om een gevoel van trots te creëren. Vervolgens zorgt de trots die wordt ervaren ervoor dat mensen makkelijker toekomstige eetverleidingen kunnen weerstaan.

Invloed van moeilijkheid van keuze op ontstaan van (zelfbewuste) emoties

Recent onderzoek toont aan dat niet alleen de uitkomst van de beslissing maar ook het keuzeproces zelf en het evalueren van de gemaakte beslissing invloed hebben op emoties. Aanvankelijk werd verondersteld dat een moeilijke keuze die veel zelfcontrole vereist, samengaat met een grotere tevredenheid over de beslissing (de gekozen optie) dan een eenvoudige keuze. Over een moeilijke beslissing wordt immers langer en meer weloverwogen nagedacht. Deze common

sense gedachte kwam voort uit vooraanstaande gedragstheorieën van Festinger (1957), Russo, Meloy

en Medvec (1998) en Tversky, Sattath en Slovic (1988). De theorieën hebben gemeen dat ze berusten op de veronderstelling dat mensen streven naar consistentie tussen cognitie (attitude, intentie, ideeën, mening etc.) en gedrag. Het gedrag is dus een weerspiegeling van iemand zijn/haar attitude, intentie of mening. Als dit niet het geval is dan wordt het gedrag of de cognitie bijgesteld. Een moeilijke beslissing die resulteert in een keuze voor bijvoorbeeld een appel (gedrag), is

weloverwogen en vraagt veel van iemand zijn cognitieve vermogen. Met weloverwogen wordt bedoeld dat iemand alle voor- en tegen van beide opties tegen elkaar afzet (cognitie) en uiteindelijk kiest voor de meest aantrekkelijke optie. Een eenvoudige keuze voor een appel hoeft niet het resultaat te zijn van een cognitief denkproces waaruit de appel als meest aantrekkelijke optie naar voren is gekomen. Om die reden zijn mensen over het algemeen positiever over een moeilijke beslissing dan over een makkelijke beslissing. Daarentegen laten recente studies een tegengesteld verband zien en tonen het fenomeen dat een moeilijke beslissing samengaat met een minder grote tevredenheid over die beslissing dan een makkelijke beslissing (Becker et al., 2015; Carmon, Wertenbroch & Zeelenberg, 2003; Hofmann, Kotabe & Luhmann, 2013; Liberman & Förster, 2006). Carmon, Wertenbroch en Zeelenberg (2003) verklaren dit fenomeen aan de hand van de option

attachment theory. Het onderzoek constateert dat naarmate een keuze moeilijker is, mensen dieper

en langer nadenken over beide keuzemogelijkheden. Dat resulteert dan in een grotere gehechtheid aan beide opties, waardoor een keuze voor de ene optie ook altijd voelt als het verlies van de andere optie. Dit gevoel leidt tot post-choice discomfort. Post-choice discomfort veroorzaakt op zijn beurt weer een toename in aantrekkelijkheid van het verworpen alternatief. Een andere verklaring voor hetzelfde fenomeen komt van Liberman en Förster (2005). De conclusie van dit onderzoek is dat de moeilijkheid van de keuze een indicatiemiddel is voor de mate waarin twee opties op elkaar lijken in aantrekkelijkheid. Naarmate de keuze moeilijker is liggen beide opties dichter bij elkaar in

aantrekkelijkheid. Dus hoe moeilijker de keuze, hoe groter de motivatie is om ook het verworpen alternatief in de toekomst te bezitten. Daarom wordt het verworpen alternatief aantrekkelijker ten

(8)

8 opzichte van het gekozen alternatief.

De eerder aangehaalde onderzoeksbevindingen van Hofmann en Fisher (2012) die erop wijzen dat het weerstaan of toegeven aan een verleiding richting geeft aan de emoties als reactie op een moeilijke keuze, is niet volledig. Ook de aard van de beslissing heeft invloed op de emoties. Een moeilijke beslissing gaat namelijk samen met een negatief affect en evaluatie van de keuze. Een logische gevolgtrekking is dat een moeilijke beslissing gepaard gaat met voornamelijk negatieve (zelfbewuste) emoties, omdat iemand dus per definitie een negatief gevoel overhoudt aan het maken van een moeilijke beslissing.

Kortom, niet alleen de beslissing zelf maar ook de moeilijkheid van de beslissing en de evaluatie hiervan zijn bepalend voor de richting van de emoties (positief of negatief) die ontstaan als reactie op een beslissing.

Uitkomst van studies naar relatie tussen zelfcontrole en emoties bij moeilijke keuzes Becker en collega’s (2015) hebben met drie studies onderzoek gedaan naar de relatie tussen zelfcontrole en emoties in de context van eetconflicten. Becker heeft in haar eerste en tweede studie de deelnemers een scenario voorgelegd. De deelnemers moesten zich inleven in een situatie waarin er een keuze moet worden gemaakt tussen een ongezond en een gezond gerecht. In de eerste studie was dit een keuze tussen pizza en salade en in de tweede studie waren de gerechten afgestemd op de individuele voorkeur van de deelnemer. Nadat een keuze was gemaakt werden vragen gesteld over de moeilijkheid van de keuze. Vervolgens werden de (zelfbewuste) emoties op schaal uitgevraagd. Haar derde studie was een veldstudie die berust op werkelijke eetkeuzes. In opzet is studie drie vergelijkbaar met één en twee. De onderzoeksresultaten van de drie studies bevestigen het fenomeen dat een moeilijke voedselkeuze samengaat met een negatievere evaluatie van de keuze en negatievere emoties dan bij een makkelijke voedselkeuze. Dit fenomeen treedt op ongeacht de keuze voor gezond of ongezond. Er werd dan ook geen verband gevonden tussen een moeilijke keuze voor gezond en het ontstaan van positieve (zelfbewuste) emoties, waaronder trots. Een derde belangrijke bevinding is dat bij toename in conflict mensen minder geneigd zijn om hun keuze te herhalen bij een volgend keuzemoment. Als mensen een keuze als moeilijk ervaren is de kans dus groter dat iemand op moment één wel weerstand biedt aan een eetverleiding maar op een volgend moment niet. Dit is niet ideaal bij het nastreven van doelen.

Deze bevindingen zijn dus in lijn met de recente theorieën over conflict en moeilijkheid van keuze van Carmon, Wertenbroch en Zeelenberg (2003) en Liberman en Förster (2005). Daarentegen zijn de bevindingen in strijd met de conclusies van Hofmann en Fisher (2012) die aantonen dat het nastreven van doelen samengaat met positieve emoties, waaronder trots, ongeacht de moeilijkheid van de beslissing. De vraag is nu hoe het mogelijk is dat Hofmann et al., (2012) bij moeilijke keuzes

(9)

9

tussen verleidingen en lange termijn doelen wél een verband vindt tussen het nastreven van doelen (succesvolle zelfcontrole) en trots en Becker et al., (2015) niet. Meer inzicht in beide processen is belangrijk, omdat de onderzoeksbevindingen van Hofmann et al., (2012) mogelijkheden bieden voor interventies gericht op het stimuleren van gezonde eetkeuzes.

Een belangrijke overeenkomst tussen de beide studies is het verband tussen een toename in moeilijkheid van de beslissing en een negatiever affect na afloop. Contrasterend hierbij is dat het algemene negatieve affect, als reactie op moeilijke beslissingen, bij de studies van Becker et al., (2015) resulteert in enkel negatieve zelfbewuste emoties (schuld en spijt). Daarentegen vindt Hofmann et al., (2012) afhankelijk van de aard van de actie (weerstand bieden of toegeven aan verleiding), positieve en negatieve (zelfbewuste) emoties congruent aan de actie. Hiermee wordt bedoeld dat het nastreven van doelen (weerstand bieden aan verleidingen) samengaat met meer positieve (zelfbewuste) emoties en het toegeven aan een verleidingen met meer negatieve emoties. De bevinding dat in beide studies een moeilijke beslissing resulteert in een vergelijkbaar algemeen negatief affect duidt erop dat het contrast in bevindingen niet gezocht moet worden in verschillen in het zelfcontrole proces en de uitkomst hiervan. Oftewel het verband tussen zelfcontrole en affect bij moeilijke beslissingen. Het lijkt erop dat er in de studie van Hofmann et al., (2012) na afloop van de beslissing een manipulatie plaatsvindt waardoor het algemene negatieve affect wordt omgezet in actie congruente, zelfbewuste emoties. Het is aannemelijk dat er zonder manipulatie bij moeilijke eet-keuzes uitsluitend emoties ontstaan die aan het negatieve affect congruent zijn, zoals schuld en spijt. Om een verklaring te vinden voor de verschillen in onderzoeksresultaten over het ontstaan van trots, moet er worden gekeken of er bij Hofmann et al., (2012) inderdaad sprake is van een

manipulatie. Hiervoor is het nodig om de gehanteerde onderzoeksopzet van beide studies op verschillen te analyseren.

Het opvallendste verschil tussen de twee onderzoeksmethoden is het moment waarop de (zelfbewuste) emoties worden uitgevraagd. Becker et al., (2015) doet dit direct na de beslissing en Hofmann et al., (2012) stelt eerst een aantal vragen ter evaluatie van de beslissing en vraagt daarna pas naar de emoties. Als de emoties direct na de beslissing worden uitgevraagd kan er geen sprake zijn van een manipulatie gericht op het ontstaan van emoties. De emoties die ontstaan na het maken van een moeilijke beslissing worden daarom gestuurd door het algemene negatieve affect. Hierdoor ontstaan er bij het weerstaan van eetverleidingen uitsluitend (zelfbewuste) emoties die aan het negatieve affect congruent zijn zoals schuld en spijt.

In tegenstelling tot Becker et al., (2015) stelt Hofmann et al., (2012) eerst een aantal vragen ter evaluatie van de beslissing. Deze vragen zijn zodanig opgesteld en verwoord dat de deelnemers worden aangezet om hun beslissing te evalueren in een zelfcontrole-context. De beslissing wordt dus in dit geval afgezet tegen het wel of niet uitoefenen van zelfcontrole (het weerstaan of toegeven aan

(10)

10

een verleiding). Deze zelfcontrole-context, die als referentiekader dient, zorgt ervoor dat zelfcontrole-doelen actief worden. Hierdoor heeft niet meer het algemene negatieve affect de grootste invloed op het ontstaan van emoties, maar is het uitoefenen of uitblijven van zelfcontrole het meest bepalend. Deze gedachte is in lijn met de self-conscious emotion theory van Tracy en Robbins (2004). Zij stellen namelijk dat zelfbewuste emoties een feedbackfunctie hebben en dat het ontstaan en de richting van deze emoties wordt bepaald door het optreden of ontbreken van succesvolle zelfcontrole. Dus doordat Hofmann et al., (2012) in zijn studie de focus op zelfcontrole legt ontstaan er emoties die aan de actie congruent zijn. Oftewel succesvolle zelfcontrole (weestaan van verleiding) resulteert in trots en het uitblijven van succesvolle zelfcontrole resulteert in de emoties schuld en spijt. Bovendien zet zijn bewoording (‘weerstaan van verleiding’ en ‘toegeven aan verleidingen’) de deelnemers aan om het nastreven van een lange termijn doel als positief te evalueren en het toegeven aan een verleiding als negatief.

Figuur 1: overeenkomsten en verschillen in onderzoeksmethoden en resultaten van studies Becker en Hofmann

Er kan worden geconcludeerd dat er in de studie van Hofmann et al., (2012) sprake is van een manipulatie. Deze manipulatie bestaat uit een vragenlijst die aanzet tot een herinterpretatie van de beslissing in een zelfcontrole-context. De emoties worden hierna pas uitgevraagd waardoor deze vragen van invloed zijn op de gerapporteerde emoties. Deze herinterpretatie heeft waarschijnlijk een grote invloed op de evaluatie van de beslissing. Bij moeilijke beslissingen kan deze herinterpretatie er mogelijk voor zorgen dat de evaluatie van de beslissing niet alleen berust is op het algemene

negatieve affect, maar dat ook het zelfcontrole-proces invloed heeft op de evaluatie van de beslissing. Logischerwijs heeft deze verandering in evaluatie ook invloed op de bijbehorende

(11)

11

(zelfbewuste) emoties en leidt deze herinterpretatie ertoe dat moeilijke keuzes resulteren in (zelfbewuste) emoties die aan de actie congruent zijn (zie figuur 1). Dit kan verklaren waarom Hofmann et al., (2012) wél een verband vindt tussen het nastreven van doelen en trots bij moeilijke beslissingen en Becker et al., (2015) niet.

1.2 Doel- en vraagstellingen

Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen welke factoren bepalend zijn voor het ontwikkelen van trots als reactie op succesvolle zelfcontrole bij eetconflicten. Als basis voor dit onderzoek wordt de hierboven besproken verklaring getoetst. Beoogd wordt dat de

onderzoeksbevindingen kunnen worden ingezet voor de ontwikkeling van interventies gericht op het stimuleren van een gezond eetpatroon op de lange termijn.

Idealiter en volgens traditioneel onderzoek gaat het weerstaan van (eet)verleidingen samen met positieve emoties congruent aan de actie, zoals trots (Williams & De Steno, 2008; Hofmann & Fisher, 2015). Studies van Becker en collega’s (2015) en Hofmann en Fischer (2012) tonen echter aan dat niet alleen de uitkomst van de beslissing bepalend is, maar dat ook de moeilijkheid van de beslissing invloed heeft op het ontstaan van emoties. Beide onderzoekers vinden een verband tussen een toename in moeilijkheid van de beslissingen en een algemeen negatiever affect na afloop van de keuze. In het onderzoek van Becker resulteert dit negatieve affect in het uitblijven van trots en in het ontstaan van voornamelijk negatieve (zelfbewuste) emoties bij het weerstaan van een eetverleiding. Daarentegen wijzen de data van Hofmann wél op het ontstaan van trots bij het weerstaan van verleidingen, ongeacht het verband tussen moeilijke beslissingen en een negatief affect.

In deze studie wordt getoetst of het aanzetten van mensen om een moeilijke eetkeuze te herinterpreteren in een zelfcontrole-context, leidt tot het ontstaan van trots als reactie op het weerstaan van een eetverleiding. Tegelijkertijd wordt gekeken of het toegeven aan een eetverleiding resulteert in schuld en schaamte. Dat betekent dat wordt onderzocht of de herinterpretatie van de beslissing kan leiden tot het ontstaan van zelfbewuste-emoties die congruent zijn aan de actie ondanks het veronderstelde negatieve affect bij moeilijke beslissingen. Bij deze herinterpretatie ofwel manipulatie zal een bewoording worden gebruikt die de deelnemers aanzet om het weerstaan van eetverleidingen (keuze voor gezond) als positief te evalueren en het toegeven aan een

eetverleiding (keuze voor ongezond) als negatief.

De algemene onderzoeksvraag die hierbij gehanteerd wordt:

‘Heeft het herinterpreteren van een beslissing in een zelfcontrole-context invloed op de ontwikkeling van zelfbewustzijn-emoties bij keuze-conflicten met betrekking tot voeding?’

(12)

12 De bijbehorende specifieke onderzoeksvragen zijn:

1. Wat is de invloed van de moeilijkheid van de voedselkeuze op het ontstaan van (zelfbewuste) emoties als de keuze NIET in een zelfcontrole context wordt geherinterpreteerd?

2. Wat is de invloed van de moeilijkheid van de voedselkeuze op het ontstaan van

(zelfbewuste) emoties als de keuze WEL in een zelfcontrole context wordt herinterpreteert?

Om de bovenstaande onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is er per onderzoeksvraag een hypothese geformuleerd. De hypothese bij onderzoeksvraag 1 luidt: ‘als mensen hun keuze niet

herinterpreteren in een zelfcontrole-context dan gaat een toename in moeilijkheid van de keuze samen met meer negatieve en minder positieve emoties’. Dit is het geval bij zowel gezonde als

ongezonde voedselkeuzes. De hypothese bij onderzoeksvraag 2 luidt: ‘als mensen hun keuze

herinterpreteren in een zelfcontrole-context dan gaat een toename in de moeilijkheid van de

beslissing samen met het ontstaan van emoties die aan de actie congruent zijn’. In het geval van een

gezonde voedselkeuze ontstaan meer positieve emoties, waaronder trots, naarmate de moeilijkheid van de beslissing toeneemt. In het geval van een ongezonde voedselkeuze ontstaan meer negatieve emoties, waaronder schuld en spijt, naarmate de moeilijkheid van de beslissing toeneemt.

(13)

13

2. Methode

Het huidige onderzoek is een vervolg op eerdere studies van Becker en collega’s (2015) naar keuze-conflicten en emoties in een voedingscontext. Hierbij is gebruik gemaakt van zowel

onderdelen van de methode die Becker in haar studies heeft gehanteerd als onderdelen van de methode die Hofmann & Fisher (2012) in zijn studies naar verleidingen en emoties heeft gehanteerd. De effecten van beide methoden worden tegen elkaar afgezet.

2.1 Steekproefkarakteristieken

In totaal namen 319 mensen deel aan het onderzoek. Het onderzoek werd online uitgezet via www.lab.uva.nl en afgenomen met online surveyprogramma Qualtrics. Op deze manier werden 188 eerstejaarsstudenten Psychologie aan de UvA geworven die als vergoeding 0.5 proefpersoonpunt kregen. De overige deelnemers waren vrienden, familie en kennissen die via e-mail en Facebook werden benaderd voor deelname.

De gehanteerde deelname criteria waren dat de deelnemers geen veganistisch of ander speciaal voedingspatroon mochten hebben. Daarnaast was het belangrijk dat er bij aanvang van het onderzoek geen sprake was van een vol of hongerig gevoel. Om dit te kunnen waarborgen werden deze criteria in de introductietekst, die de deelnemer voorafgaand aan het onderzoek moest doornemen, duidelijk aangegeven.

In dit onderzoek werden twee condities vergeleken. Voor een goede vergelijking was het van belang dat in beide condities even veel mensen zaten die voor pizza (ongezond) als voor salade (gezond) kozen. Deze groepen werden namelijk tussen de verschillende condities met elkaar vergeleken. Het streven was om per conditie 50 mensen met een keuze voor ongezond en 50 mensen voor gezond te realiseren. Er waren dus in ieder geval (50x2x2) 200 deelnemers nodig. De studie werd pas stopgezet bij 319 deelnemers, omdat er rekening moest worden gehouden met de kans dat de keuze van de deelnemers voor pizza en salade niet gelijk over de twee opties was verspreid.

Er is goedkeuring voor dit onderzoek verkregen bij de Ethische Commissie Psychologie van de UvA.

2.2 Procedure

In dit onderzoek werd de invloed van het herinterpreteren van de beslissing in een

zelfcontrole-context op het ontstaan van emoties onderzocht. De afhankelijke variabelen waren de emoties (trots, blij, tevreden, schuld, spijt en ongelukkig) en de onafhankelijke variabelen waren de keuze, de moeilijkheid van de keuze en de conditie (Emotie-Appraisal conditie of Appraisal-Emotie

(14)

14

conditie). Het onderzoek bestond uit twee delen. Deel één omvatte een scenario dat was

overgenomen uit de eerdere studies van Becker en collega’s (2015). Het scenario bestond uit een keuze tussen pizza en salade. De deelnemers moesten zich in het scenario inleven en een keuze maken. De keuze werd gerapporteerd (onafhankelijke variabele 1) en daarbij moest ook de ervaren moeilijkheid bij het maken van de keuze worden aangegeven (onafhankelijke variabele 2), de zekerheid van de keuze en een evaluatie van de keuze en het verworpen alternatief. Daarna volgde deel twee van het onderzoek en werden de deelnemers random verdeeld over de twee condities (onafhankelijke variabele 3). De twee condities (zie figuur 2) verschilde op één punt van elkaar. In de ene conditie (Emotie-Appraisal conditie) moesten de deelnemers direct na de beslissing een aantal emoties (afhankelijke variabele) rapporteren en werden ze daarna met een vragenlijst

gemanipuleerd. In de andere conditie (Appraisal-Emotie conditie) werden de deelnemers direct na de beslissing gemanipuleerd en werden de emoties daarna pas uitgevraagd. Alleen in de Appraisal-Emotie conditie had de manipulatie dus invloed op de gerapporteerde emoties. Aan het eind werden exploratief een aantal persoonlijkheidsvragenlijsten afgenomen en werden de demografische

gegevens uitgevraagd. Er werd gekozen om dit pas op het eind te doen, omdat o.a. de BMI werd uitgevraagd en dit de deelnemer mogelijk kon beïnvloeden bij het invullen van het onderzoek.

Figuur 2: onderzoeksprocedure per conditie

2.3 Materiaal

Voorafgaand aan het onderzoek moest er voor deelname een Informed-Consent worden gelezen en ondertekend. Het scenario waarin de deelnemers zich moesten inleven, bestond uit een keuze tussen pizza (ongezond) en salade (gezond). Er werd een hedonische situatie geschetst, waarin

(15)

15

de deelnemer samen met een goede vriend(in) gaat eten in een restaurant en bij het bestellen wil kiezen tussen zijn/ haar favoriete pizza en maaltijdsalade. Er werd gekozen voor een hedonische-context, het restaurant, omdat dit hedonische doelen activeert en de deelnemers daardoor eerder een moeilijke keuze zullen ervaren tussen hedonische doelen (keuze voor ongezonde pizza) en gezondheidsdoelen (keuze voor gezonde salade). Er werd gekozen voor de optie favoriete pizza en favoriete maaltijdsalade, omdat het bij deze opties duidelijk is dat het om een keuze tussen ongezond en gezond gaat. Om het inlevingsvermogen van de deelnemers te versterken werd de toevoeging ‘favoriete’ gebruikt en moest de deelnemer een omschrijving geven van zijn/haar favoriete pizza en maaltijdsalade. Daarnaast moesten de deelnemers de initialen invullen van de persoon met wie zij (denkbeeldig) uit eten waren.

De moeilijkheid, de zekerheid en de evaluatie van de keuze en het alternatief werden met een subjectieve zelfrapportage gemeten op een 7-punts Likertschaal. Een waarde van 1 stond voor heel makkelijk, helemaal niet zeker en helemaal niet aantrekkelijk. Aan de andere kant stond een waarde van 7 voor heel moeilijk, heel zeker en heel aantrekkelijk.

De manipulatie bestond uit 8 tot 10 vragen die de deelnemers moesten aanzetten om de zojuist gemaakte beslissing te herinterpreteren in een zelfcontrole-context. Als er geen sprake was van een keuzeconflict tussen de pizza en salade dan bestond de manipulatie uit 8 vragen. Er werd bijvoorbeeld gevraagd in hoeverre de deelnemer had geprobeerd om het verlangen (de pizza) te weerstaan en of het verlangen in conflict was met een doel. De vragen hadden alleen een manipulatieve functie. De antwoorden op de manipulatie-vragen werden niet geanalyseerd. De emoties werden uitgevraagd op een 7-punts Likertschaal, waarbij 1 voor ‘helemaal niet’ en 7 voor ‘heel erg’ stond. De schalen bestonden uit drie negatieve emoties (schuld, spijt en

ongelukkig) en drie positieve emoties (trots, blij en tevreden). Allereerst moesten de deelnemers de negatieve en daarna de positieve emoties rapporteren.

Het laatste deel van het onderzoek bestond uit de Concern for Dieting Scale (Herman & Polivy, 1980) en de demografische variabelen. De betrouwbaarheid van de Concern for Dieting Scale is goed (α = .77). Deze schaal werd toegevoegd aan het onderzoek om exploratief te kijken naar verbanden tussen de persoonlijke drang om te diëten en het ontstaan van zelfbewustzijn-emoties bij keuze-conflicten met betrekking tot voeding. De demografische variabelen die werden uitgevraagd waren leeftijd, geslacht, lengte en gewicht. De deelnemers moesten tot slot aangeven of zij hadden deelgenomen voor proefpersoonpunten via www.lab.uva.nl.

(16)

16

4. Resultaten

In totaal namen er 319 mensen deel aan het onderzoek, waarvan de data van 260

deelnemers werden gebruikt voor de analyses. Van 59 deelnemers was er onvoldoende data doordat zij vroegtijdig zijn gestopt. De data van 40 mannen en 215 vrouwen werden gebruikt voor de

analyses. De deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 23,6 (SD = 10,26). Van alle deelnemers waren 196 (188 eerstejaars) student aan de Universiteit van Amsterdam.

De deelnemers werden random onderverdeeld over de twee condities, 132 in conditie één en 128 in conditie twee, zie figuur 1 voor de demografische variabele per conditie.

Figuur 1: demografische gegevens per conditie

Aantal Leeftijd Geslacht (v/m) BMI Score CD-Scale Aantal studenten Keuze pizza Keuze salade Moeilijkheid Keuze Conditie 1 N = 128 M = 22.3 V = 11 M = 119 M = 22.6 M = 3.787 N = 102 N = 88 N = 44 M = 2.93 Conditie 2 N = 132 M = 24.9 V = 29 M = 96 M = 22.1 M = 3.482 N = 95 N = 88 N = 40 M = 3.01

Met een Pearson Chi-Square test is er een standaardisatie controle uitgevoerd en nagegaan of de man/vrouw verhouding en het aantal studenten tussen de condities niet significant van elkaar verschillen. Alleen de man/vrouw verhouding blijkt significant afwijkend te zijn,

χ²

(1) = 10.47, p = .001). Dit verschil kan mogelijk van invloed zijn op de onderzoeksresultaten en daarom dient hier dan ook rekening mee gehouden te worden bij de interpretatie van de resultaten. Met een Independent

Sample T-test is achterhaald dat het gemiddelde BMI en de gemiddelde totaal score op de Concern for Dieting Scale (CD-Scale) en de gemiddelde ervaren moeilijkheid van de keuze gelijk was in beide

condities.

Voor de power van het onderzoek was het van belang dat er voldoende mensen voor salade en pizza kozen. Het streven was een minimum van 100 deelnemers per keuze. Uiteindelijk kozen 176 deelnemers voor pizza en slechts 84 voor salade. Het lage aantal keuzes voor salade heeft negatieve consequenties voor de power van het onderzoek. Bij de interpretatie van de resultaten moet rekening gehouden worden met deze lage power.

Voor de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten is het van belang dat de deelnemers over het algemeen pizza ongezond vonden en salade gezond. Om daarvoor te controleren werden er twee items in het onderzoek opgenomen. Met een Paired-sample T-test is de gemiddelde score op

(17)

17

beide items berekend en is er vervolgens gekeken of het verschil in gemiddelden significant van elkaar afwijkt. Uit de T-test blijkt dat de gemiddelden significant van elkaar afwijken (t(257) = -28.07,

p < .001) en dat de deelnemers salade (M = 5.34, SD = 1.01) gezonder vinden dan pizza (M = 2.58, SD

= 1.11).

3.1 Algemene analyses

Correlaties tussen de keuze en de moeilijkheid, de zekerheid en evaluatie van de keuze Allereerst is er gekeken of de studie resultaten van Becker, die als basis dienen voor dit onderzoek, gerepliceerd kunnen worden. Hiervoor zijn de correlaties berekend tussen de

moeilijkheid van de keuze, de zekerheid over de keuze en de evaluatie van de keuze, zie figuur 2 voor de gemiddelden. Voor het berekenen van de correlaties is gebruik gemaakt van de

Pearson-Correlation test.

Figuur 2: aantallen, gemiddelden en standaarddeviaties

M SD N Hoe moeilijk was het voor jou om een keuze

te maken? 2,97 1,676 260

Hoe zeker ben je van je keuze? 5,18 1,685 260

Hoe aantrekkelijk vind je het gerecht wat je

hebt gekozen? 6,14 1,043 260

Hoe aantrekkelijk vind je het gerecht wat je

NIET hebt gekozen? 4,67 1,489 260

Uit de test blijkt dat er een negatieve correlatie is tussen de moeilijkheid en de zekerheid van de keuze (r(258) = -.60, p < .001). Dit betekent dat naarmate de keuze moeilijker wordt, iemand minder zeker over zijn/haar keuze is. Daarnaast is er een positieve correlatie (r(258) = .31, p < .001) tussen de moeilijkheid van de keuze en de aantrekkelijkheid van het alternatief. Oftewel een toename in de moeilijkheid van de keuze gaat samen met een positievere evaluatie van het alternatief. Deze correlaties komen allebei overeen met de resultaten uit de studies van Becker et al., (2015).

De algemene effecten van de onafhankelijke op de afhankelijke variabelen

Vervolgens zijn er twee MANOVAs uitgevoerd om het effect van de conditie, de keuze en de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van emoties te bepalen (negatief en positief). De

moeilijkheid van de keuze is als co-variabele opgenomen, omdat deze niet op categorisch maar interval niveau is gemeten. Deze MANOVA is apart uitgevoerd voor de negatieve en de positieve emoties.

(18)

18

De aanname van homoscedasticiteit is voor de emotie schuld, spijt en ongelukkig

geschonden. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. De multivariate test voor de negatieve emoties laat een significant hoofdeffect zien van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.13 = 0.87, F (3, 250) = 12.40, p < .001, η2 = .13). Deze is significant voor alle drie de negatieve emoties: schuld (F(3, 1) = 15.98, p < .001, η2 = 0.06), ongelukkig (F(3, 1) = 20.87, p < .001, η2 = .08) en spijt (F(3, 1) = 36.79, p < .001, η2 = .13). De richting van het effect is achterhaald met een Pearson-Correlation test. De moeilijkheid van de keuze correleert positief met de emoties schuld (r(258) = .20, p = .001), ongelukkig (r(258) = .28, p < .001) en spijt (r(258) = .34, p < .001). Een toename in de moeilijkheid van de keuze gaat dus samen met meer negatieve emoties, ongeacht de keuze of de conditie (zie figuur 3)

Figuur 3: Algemeen effect moeilijkheid van keuze op negatieve emoties

Er is ook een significant hoofdeffect van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.14, F(3, 250) = 13.78, p < .001, η2 = .14). Deze is significant voor alle drie de negatieve emoties: schuld (F(3, 1) = 38.24, p < .001, η2 = 0.13), ongelukkig (F(3, 1) = 6.87, p = .01, η2 = .03) en spijt (F(3, 1) = 8.17, p = .005, η2 = .03). De deelnemers voelden meer schuld (M = 2.72, SD = 1.82) bij een keuze voor pizza dan bij een keuze voor salade (M = 1.57, SD = 0.97). Verder waren de

deelnemers ongelukkiger (M = 2.02, SD = 1.38) bij een keuze voor pizza dan bij een keuze voor salade (M = 1.70, SD = 1.11). Tot slot werd er meer spijt gerapporteerd bij een keuze voor pizza (M = 2.37,

SD = 1.58) dan bij een keuze voor salade (M = 2.03, SD = 1.33). Een keuze voor pizza gaat dus samen

met meer negatieve emoties dan een keuze voor salade. Er zijn er ook twee significante interactie-hoofdeffecten gevonden. De multivariate test toont een interactie tussen de keuze en de conditie op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.03, F(3, 250) = 2.84, p = .04, η2 = .03). Het interactie effect is alleen significant voor de emotie spijt (F(3, 1) = 10.46, p = .02, η2 = .02). Uit een

0 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 St er kt e E mo tie Moeilijkheid v/d Keuze

Effect moeilijkheid op negatieve

emoties

(19)

19

Pearson Correlation test blijkt dat het verband tussen de keuze en spijt sterker is in de

Emotie-Appraisal conditie (r(130) = .56, p < .001) dan in de Emotie-Appraisal-Emotie conditie (r(126) = .18, p = .04). Daarnaast interacteert de moeilijkheid van de keuze met de conditie op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.03, F(3, 250) = 2,68, p = .05, η2 = .03). Het interactie effect is alleen significant voor spijt (F(3, 1) = 5.63, p = .02, η2 = .02). Uit een Pearson Correlation test blijkt dat het verband tussen de moeilijkheid van de keuze en de keuze sterker is in de Emotie-Appraisal conditie (r(130) = .561, p < .001) dan in de Appraisal-Emotie conditie (r(126) = .18, p < .04).

Ook voor de positieve emoties is er een MANOVA uitgevoerd. De aanname van

homoscedasticiteit is voor de emotie trots en tevreden geschonden. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. De multivariate test laat een significant hoofdeffect zien van keuze op het ontstaan van positieve emoties (Pillai’s Trace = 1.12, F(3, 250) = 11.52, p < .001, η2 = .12). Dit effect is alleen significant voor de emotie trots (F(3, 1) = 21.58, p < 0.001, η2 = .08). De deelnemers die voor salade kozen zijn trotser (M = 4.05, SD = 1.95) dan de deelnemers die voor pizza kozen (M = 2.92, SD = 1.53). Voor de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van positieve emoties is er een marginaal hoofdeffect gevonden (Pillai’s Trace = 0.27, F(3, 250) = 2.33, p= .075, η2= .03). Alleen voor tevreden is de trend significant (F(1) = 3.34, p = .069, η2 = .01). Uit een Pearson-Correlation test blijkt dat een toename in moeilijkheid van de keuze samengaat met een minder grote tevredenheid (r(258) = -.157, p = .01).

Uit de multivariate analyses blijkt dat er geen sprake is van de verwachte driewegs-interactie tussen de keuze, de moeilijkheid van de keuze en de conditie op het ontstaan van zowel negatieve emoties (Pillai’s Trace= 0.01, F(3, 250)= 0.82, p = .49, η2= .01) als positieve emoties (Pillai’s Trace = 0.004, F(3, 250) = 0.35, p= 0.79, η2= .004).

3.2 Specifieke analyses

Ondanks het uitblijven van een driewegsinteractie-effect tussen de moeilijkheid van de keuze, de keuze en de conditie op het ontstaan van emoties zijn de data vervolgens geanalyseerd per conditie. Dit is gedaan omdat de twee onderzoeksvragen en bijbehorende hypothesen gericht zijn op de data van de Emotie-Appraisal conditie respectievelijk de Appraisal-Emotie conditie. Met de specifieke analyses wordt getracht een antwoord te vinden op beide onderzoeksvragen. De hypotheses, analyses en resultaten worden hieronder per onderzoeksvraag behandeld. Bij de analyses is een significantie niveau van α 5% gehanteerd.

Moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van emoties in de Emotie-Appraisal conditie Met behulp van een MANOVA is de eerste hypothese, als de deelnemers hun keuze NIET

(20)

20

samen met minder positieve emoties en meer negatieve emoties, op juistheid getoetst. In de

Emotie-Appraisal conditie worden er resultaten verwacht die in lijn zijn met deze hypothese, omdat er in deze conditie geen sprake is geweest van een manipulatie tussen de beslissing en de uitvraag van de emoties. Om die reden is alleen de data van de Emotie-Appraisal conditie meegenomen in deze MANOVA. Verder is deze MANOVA in uitvoer gelijk aan de eerder besproken algemene MANOVA. In de MANOVA voor negatieve emoties is de aanname van homoscedasticiteit voor de emotie schuld geschonden, hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de

resultaten. De multivariate test toont een significant hoofdeffect van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.31, F(3, 126)= 19.30, p < .001, η 2= 0.31). Deze is significant voor schuld (F(3, 1) = 16.2, p < .001, η2 = .11), ongelukkig (F(3, 1) = 16.17, p < .001,

η 2= .11) en spijt (F(3, 1) = 58.09, p < .001, η2 = .31). De richting van het effect is achterhaald met een

Pearson-Correlation test. De moeilijkheid van de keuze correleert positief met de emoties schuld

(r(130) = .29, p = .001), ongelukkig (r(130) = .34, p < .001) en spijt (r(130) = .56, p < .001). Uit het gegeven dat er uitsluitend positieve correlaties zijn gevonden kan worden opgemaakt dat een toenemende moeilijkheid van de keuze gaat samen met meer negatieve emoties. Daarnaast is er ook een hoofdeffect van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties gevonden (Pillai’s Trace = 0.13

F(3, 126) = 6.46, p < .001, η2 = .13). Deze is alleen significant voor de emotie schuld (F(3, 1) = 14.21, p < 0.001, η2 = .1). Uit de gemiddelden blijkt dat de deelnemers zich schuldiger voelen bij een keuze voor pizza (M = 2.59, SD = 1.71) dan bij een keuze voor salade (M = 1.72, SD = 1.17).

In lijn met de verwachtingen is er een effect van moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties en gaat een toename in de moeilijkheid van de keuze samen met het ontstaan van meer negatieve emoties, zie figuur 4. Dit effect treedt ongeacht de keuze of conditie op.

Figuur 4: Effect moeilijkheid keuze op negatieve emoties in Emotie-Appraisal conditie

In de MANOVA voor positieve emoties is de aanname van homoscedasticiteit voor de emotie

0 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 St er kt e E mo tie Moeilijkheid v/d Keuze

Effect moeilijkheid op negatieve emoties

(21)

21

trots geschonden. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de

resultaten. Ook voor de positieve emoties is er een significant hoofdeffect van de moeilijkheid van keuze op het ontstaan van positieve emoties (Pillai’s Trace = 0.08, F(3, 126) = 3.81, p = .01, η2= .08). Het effect is significant voor de emoties: blij (F(1) = 5.58, p = .02, η2= .04) en tevreden (F(1) = 11.02, p = .001, η 2= .08). Voor trots is er geen significant effect (F(1)= .11, p = 0.74, η2 = .001). De richting van het effect is achterhaald met een Pearson-Correlation test. De moeilijkheid van de keuze correleert negatief met de emoties: blij (r(130) = -.23, p = .01) en tevreden (r(130) = -.31, p = .05). Uit het gegeven dat er uitsluitend negatieve correlaties zijn gevonden kan worden gesteld dat een toenemende moeilijkheid van de keuze samengaat met minder positieve emoties. Daarnaast is er ook een hoofdeffect van keuze op het ontstaan van positieve emoties (Pillai’s Trace = 1.12, F(3, 126) = 5.64, p = .001, η2= .12). Dit effect is alleen significant voor de emotie trots (F(3, 1) = 12.35, p = .001,

η2= .09). Uit de gemiddelden blijkt dat de deelnemers trotser zijn bij een keuze voor salade (M = 4.18,

SD = 1.91) dan bij een keuze voor pizza (M = 3.14, SD = 1.41)

In lijn met de verwachtingen is er een effect van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van blijdschap en tevredenheid en gaat een toename in de moeilijkheid van de keuze samen met minder blijdschap en tevredenheid, zie figuur 5. Dit effect treedt op ongeacht de keuze en de conditie.

Figuur 5: Effect moeilijkheid op positieve emoties in Emotie-Appraisal conditie

De resultaten van de MANOVA bevestigen grotendeels de eerste hypothese. De verwachting gaat op voor de negatieve emoties schuld, spijt en ongelukkig, en de positieve emoties tevredenheid en gelukkig. Er is alleen op trots geen effect gevonden van de moeilijkheid van de keuze. De

deelnemers aan de Emotie-Appraisal conditie ervaarden bij een toename in de moeilijkheid van de keuze meer negatieve en minder positieve emoties. Zoals verwacht is dit effect onafhankelijk van

0 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 7 St er kt e E mo tie Moeilijkheid v/d Keuze

Effect moeilijkheid op positieve emoties

(22)

22

keuze. De keuze heeft echter wel een onafhankelijk-effect op het ontstaan van emoties, er wordt meer schuld en minder trots ervaren bij een keuze voor pizza in vergelijking met een keuze voor salade. In de Appraisal-Emotie conditie wordt wel een interactie tussen de moeilijkheid van de keuze en de keuze op het ontstaan van emoties verwacht. Deze resultaten worden hieronder besproken.

Moeilijkheid, de keuze en het ontstaan van emoties in de Appraisal-Emotie conditie

Met behulp van een MANOVA is de hypothese, als de deelnemers hun keuze herinterpreteren

in een zelfcontrole-context dan gaat een toename in moeilijkheid van de beslissing samen met het ontstaan van emoties die aan de actie congruent zijn, op juistheid getoetst. Er ontstaan dus meer

negatieve emoties bij het toegeven aan een eetverleiding en meer positieve emoties bij het weerstaan van een eetverleiding. In de Appraisal-Emotie worden resultaten in lijn met deze hypothese verwacht. De MANOVA is in uitvoer gelijk aan de eerdere MANOVAs, alleen dit keer gericht op de data van de deelnemers aan de Appraisal-Emotie conditie.

De aanname van homoscedasticiteit is voor de emotie schuld, ongelukkig en spijt geschonden. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. De multivariate analyse voor de negatieve emoties toont in lijn met de verwachtingen een significant hoofdeffect van keuze op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.17, F(3, 122) = 8.36, p < .001, η2 = 0.17). Dit effect was significant voor schuld (F(3, 1) = 23.90, p < .001, η2 = .16), ongelukkig (F(3, 1) = 7.68, p = 0.01, η2 = .06) en spijt (F(3, 1) = 11.3, p = .001, η2 = .08). Uit de gemiddelden blijkt dat een keuze voor pizza samengaat met meer schuld (M = 2.86, SD = 1,91) dan een keuze voor salade (M = 1.40, SD = 0.67). Verder blijkt dat een keuze voor pizza samengaat met een grotere ongelukkigheid (M = 2.22, SD = 1.54) dan een keuze voor salade (M = 1.60, SD = 1.03). Tot slot blijkt dat een keuze voor pizza samengaat met meer spijt (M = 2.69, SD = 1.80) dan een keuze voor salade (M = 1.75, SD = 1.12). Daarnaast is er een marginaal hoofd-effect van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties (Pillai’s Trace = 0.54, F(3, 122) = 2.31, p = .08, η2 = .054. Dit marginale effect is significant voor de emoties ongelukkig (F(1) = 6.91, p = .01, η2 = .05) en spijt (F(1) = 4.76, p = .03, η2 = .04). Voor schuld is er een trend (F(1) = 3.21, p = .08, η2= .02). De richting van het effect is

achterhaald met een Pearson-Correlation test. De moeilijkheid van de keuze correleert positief met de emoties ongelukkig (r(126) = .234, p = .01) en spijt (r(126) = .18, p = .04). Uit het gegeven dat er uitsluitend positieve correlaties zijn gevonden kan worden gesteld dat er een trend is in een toenemende moeilijkheid van de keuze en meer spijt en een ongelukkig gevoel. De verwachte interactie tussen de moeilijkheid van de keuze en de keuze op het ontstaan van negatieve emoties is echter niet gevonden (Pillai’s Trace = 0.003, F(3, 122) = 0.14, p = .93, η2 = .003). Kortom, de resultaten tonen in lijn met de verwachtingen een effect van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties. Een keuze voor pizza leidt tot meer negatieve emoties dan een keuze voor salade. Verder is er een

(23)

23

effect moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van spijt en een ongelukkig gevoel, zie figuur 6. Tegen de verwachtingen in geldt dit effect niet voor de emotie schuld en wordt het effect niet gemodereerd door de keuze.

Figuur 6: Marginaal effect moeilijkheid op negatieve emoties in Appraisal-Emotie conditie

Voor de MANOVA gericht op de positieve emoties is de aanname van homoscedasticiteit voor de emotie trots geschonden. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. In lijn met de verwachtingen is er een significant hoofdeffect van de keuze op het ontstaan van positieve emoties (Pillai’s Trace = 0.14, F(3, 122) = 6.75, p < .001, η2 = .14). Dit effect is alleen significant voor trots (F(3, 1) = 9.49, p = .003, η2 = .07). Uit de gemiddelden blijkt dat een keuze voor salade tot meer trots leidt (M = 3.9, SD = 2.02) dan een keuze voor pizza (M = 2.71, SD = 1.61). In strijd met de verwachtingen is er geen significant hoofdeffect voor de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van positieve emoties (Pillai’s Trace = 0.03, F(3, 122) = 1.20, p = .31, η2= .03). Als er naar de positieve emoties apart wordt gekeken is er slechts een marginaal effect zichtbaar van de

moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van trots (F(1) = 3.20, p = .08, η2 = .02). Uit de

Pearson-Correlation test blijkt dat voor deze trend geldt dat een toename in moeilijkheid van de keuze

samengaat met meer trots (r(130) = .19, p= .03). Verder is ook de verwachte interactie tussen de moeilijkheid van de keuze en de keuze op het ontstaan van positieve emoties uitgebleven (Pillai’s Trace = 0.02, F(3, 122) = 0.99, p = .40, η2 = .02). Samenvattend, de resultaten tonen in lijn met de verwachtingen een effect van keuze op het ontstaan van trots. Een keuze voor salade gaat samen met meer trots dan een keuze voor pizza. Tegen de verwachtingen in is er geen effect van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van positieve emoties en wordt het effect niet gemodereerd door de keuze.

Aan de hand van de resultaten van de MANOVA moet de tweede hypothese worden

0 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 6 7 St er kt e E mo tie Moeilijkheid v/d Keuze

Marginaal effect moeilijkheid op

negatieve emoties

(24)

24

verworpen. In de Appraisal-Emotie conditie is er is slechts een effect gevonden tussen de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van negatieve emoties. Maar dit effect werd niet gemodereerd door de keuze.

3.3 Exploratieve analyses

In totaal kozen 176 deelnemers voor pizza en slechts 84 deelnemers voor salade. Het lage aantal deelnemers met een keuze voor salade heeft negatieve consequenties voor de power van het onderzoek. Dit kan mogelijk verklaren waarom er geen significante interactie-effecten zijn gevonden tussen de moeilijkheid van de keuze en de keuze (en de conditie) op het ontstaan van emoties. Er zijn wel een aantal zichtbare trends. Deze trends in combinatie met het lage aantal keuzes voor salade maken het aannemelijk dat er bij een grotere power mogelijk meer significante resultaten worden gevonden en dat ook de tweede hypothese kan worden bevestigd. Om meer bewijs te vinden voor deze gedachte is er exploratief, met behulp van een Pearson-Correlation test, gekeken naar de correlaties tussen de variabelen moeilijkheid van keuze en emoties. Hierbij zijn de data gesplitst op conditie en keuze. De correlaties zijn apart berekend voor de positieve en negatieve emoties, zie figuur 7.

Figuur 7: Pearson-Correlaties tussen moeilijkheid van de keuze en emoties bij pizza en salade

Emotie-Appraisal conditie Appraisal-Emotie conditie

pizza salade pizza salade

Schuld r = .38, p < .001 r = .33, p = .03 r =.21, p = .05 r = .26, p = .10 Ongelukkig r = .39, p < .001 r = .29, p = .06 r = .29, p = .01 r = .26, p = .11 Spijt r = .50, p < .001 r = .64, p < .001 r = .24, p = .02 r = .23, p = .16 Blij r = -.26, p = .01 r = -.14, p = .35 r = -.11, p = .30 r = .17, p = .29 Trots r = -.09, p = .42 r = .02, p = .88 r = .12, p = .25 r = .20, p = .22 Tevreden r = -.32, p = .01 r = -.25, p = .10 r = -.17, p = 0.12 r = .12, p = .35

Correlaties tussen de moeilijkheid van de keuze en de emoties in de Emotie-Appraisal conditie

Uit de correlaties (figuur 7) valt te concluderen dat de deelnemers uit de Emotie-Appraisal conditie die kozen voor pizza bij een toename in moeilijkheid van de keuze meer negatieve (schuld, ongelukkig en spijt) ervaarden en minder positieve emoties (blij en tevreden). Bij een keuze voor salade werden echter bij een toename in moeilijkheid van de beslissing uitsluitend meer negatieve

(25)

25

emoties (schuld en spijt) geconstateerd. Het verband tussen de moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van negatieve en/of positieve emoties is dus afhankelijk van de keuze.

Correlaties tussen de moeilijkheid van de keuze en de emoties in de Appraisal-Emotie conditie

Bij de deelnemers uit de Appraisal-Emotie conditie werden er alleen significante correlaties gevonden bij een keuze voor pizza, zie figuur 7. De deelnemers uit de Appraisal-Emotie conditie die hun keuze WEL herinterpreteerden in een zelfcontrole context en kozen voor pizza, ervaarden bij een toename in de moeilijkheid van de keuze meer negatieve emoties (ongelukkig en spijt). Het gegeven dat er bij een keuze voor salade geen verband tussen de moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van emoties werd gevonden, duidt erop dat ook in deze conditie de keuze bepalend is voor dit verband.

Vergelijking van gevonden correlaties tussen beide condities

Als de correlaties tussen de twee condities worden vergeleken, dan valt op dat er in de Emotie-Appraisal conditie meer significante correlaties zijn tussen de moeilijkheid van de keuze en emoties dan in de Appraisal-Emotie conditie. Bovendien zijn de verbanden in de Emotie-Appraisal conditie bij beide keuzes (pizza en salade) aanwezig. Daarentegen zijn er in de Appraisal-Emotie conditie alleen verbanden gevonden bij een keuze voor pizza. In het algemeen kan worden gesteld dat de manipulatie die in de Appraisal-Emotie conditie plaatsvond, het verband tussen de

moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van emoties afvlakt.

(26)

26

3. Discussie 4.1 Samenvatting van de onderzoeksbevindingen

In dit onderzoek werd bekeken of het herinterpreteren van een beslissing in een zelfcontrole-context invloed heeft op de ontwikkeling van zelfbewustzijn-emoties bij keuze-conflicten met

betrekking tot voeding. Op basis van onderzoek van Hofmann en Fisher (2012) werd verwacht dat de herinterpretatie van de keuze zou leiden tot emoties die congruent zijn aan de actie. Om tot een antwoord te komen op deze vraag werd allereerst het fenomeen dat een moeilijke beslissing samengaat met meer negatieve en minder positieve emoties dan een eenvoudige beslissing (Becker et al., 2015) op repliceerbaarheid onderzocht. Dit fenomeen diende namelijk als basis voor dit onderzoek. De onderzoeksbevindingen bevestigen dat mensen zich na een moeilijke eetkeuze negatiever voelen dan na een makkelijke eetkeuze. De volgende stap in de beantwoording van de onderzoeksvraag bestond uit het onderzoeken van de invloed van het herinterpreteren van de eetkeuze in een zelfcontrole-context. Er werd een positief-correlationeel verband verwacht tussen toename in moeilijkheid van de beslissing en meer positieve emoties bij een gezonde keuze.

Daarnaast werd een negatieve correlatie verwacht tussen toename in moeilijkheid van de beslissing met meer negatieve emoties bij een ongezonde keuze. De onderzoeksbevindingen tonen aan dat er van beide verbanden geen sprake is. De keuze had wel een algemeen effect op het ontstaan van schuld, ongelukkig, spijt en trots. Een keuze voor ongezonde voeding ging samen met meer schuld, ongelukkig en spijt dan een keuze voor gezond. Daarnaast gold ook dat een keuze voor gezond gepaard ging met meer trots dan een keuze voor ongezonde voeding. Er ontstonden dus aan de actie congruente emoties. Dit effect werd alleen niet zoals verwacht bepaald door de herinterpretatie-manipulatie. Vooralsnog kan er dus worden gesteld dat het herinterpreteren van een eetkeuze in een zelfcontrole context er niet toe leidt dat mensen bij een gezonde eetkeuze trots ervaren en bij een ongezonde eetkeuze schuld en spijt.

Er zijn echter wel aanwijzingen die erop duiden dat de herinterpretatie invloed heeft op de ontwikkeling van zelfbewuste emoties. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het verband tussen de moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van meer negatieve emoties en minder positieve emoties afzwakt als mensen worden aangezet om hun keuze te herinterpreteren. Op multivariaat niveau is het effect zelfs helemaal verdwenen. Dit is in lijn met de tweede hypothese. Maar voor een bevestiging van die hypothese moet de keuze tussen ‘ongezond’ en ‘gezond’ als gevolg van de herinterpretatie een prominente rol gaan spelen bij het ontstaan van (zelfbewuste) emoties. Dat laatste is echter niet het geval. Het verwachte effect van de herinterpretatie treedt dus maar deels op. Mogelijk is het effect van de herinterpretatie door tekortkomingen in het onderzoek niet sterk genoeg en treedt het beoogde effect van de keuze daarom niet op. Aangezien zelfbewuste emoties

(27)

27

ontstaan als reactie op zelfcontrole processen (Tracy & Robbins, 2004) is het voor het beoogde effect van belang dat de manipulatie sterk genoeg is om erin te slagen dat de (zelfcontrole) doelen bij de deelnemers worden geactiveerd.

4.2 Interpretatie van de bevindingen

Het uitblijven van een interactie-effect tussen de moeilijkheid van de keuze en de keuze als mensen worden aangezet om hun beslissing te herinterpreteren, is strijdig met de tweede hypothese die berust op het onderzoek van Hofmann et al. (2012). Deze afwijkende bevinding hoeft echter niet het gevolg te zijn van een onjuiste hypothese.

Het is goed mogelijk dat de manipulatie in deze studie niet sterk genoeg was om het

verwachte effect teweeg te brengen. In de studie van Hofmann et al. (2012) moesten de deelnemers gedurende 7 dagen 7 keer per dag aangeven of er in het afgelopen halfuur sprake was geweest van een verleiding, werden ze aangezet om hun reactie op die verleiding te herinterpreteren in

zelfcontrole context en werden vervolgens de emoties uitgevraagd. Het conflict en zelfcontrole aspect was in deze studie overduidelijk aanwezig. Dit is al te zien bij de eerste vraag die de

deelnemers in deze studie krijgen voorgelegd: ‘is er in het afgelopen halfuur sprake geweest van een verlangen?’ vervolgens kregen ze een aantal vragen over het verlangen en moest er onder meer worden aangegeven of het verlangen in conflict was met andere dingen, zoals doelen. Bovendien zorgde het terugkerende aspect van het onderzoek en de gehanteerde bewoording in de manipulatie ervoor dat de deelnemers op een gegeven moment goed door kregen dat ze het weerstaan van een verleiding als positief moesten evalueren en het toegeven aan een verleiding als negatief. In de huidige studie vindt de manipulatie waarmee de deelnemers worden aangezet om hun eetkeuze te herinterpreteren maar één keer plaats. Bovendien is het minder duidelijk dat het in dit onderzoek over zelfcontrole gaat. In de introductie en vraagstelling ligt de focus voornamelijk op het maken van moeilijke eetkeuzes en welke emoties mensen hierbij ervaren. Wellicht is door deze studiefocus de manipulatie niet sterk genoeg om zelfcontrole effecten op emoties te ontdekken die vergelijkbaar zijn met de bevindingen van Hofmann et al., (2012).

Een tweede verklaring voor de afwijkende bevindingen betreft de onderzoeksprocedure. In het onderzoek van Hofmann et al., (2012) kregen de deelnemers zeven keer op een dag een melding. Vervolgens moesten zij aangeven of er in het afgelopen half uur sprake was geweest van een

verleiding. Hierdoor varieerden de tijd tussen de gebeurtenis (de verleiding) en de daaropvolgende manipulatie en emotierapportage. Daarentegen vond in het huidige onderzoek de herinterpretatie en uitvraag van de emotie altijd direct na de keuze plaats. In de inleiding staat beschreven dat mensen direct na een moeilijke beslissing post-choice discomfort ervaren (Carmon, Wertenbroch & Zeelenberg, 2003). Het is mogelijk dat het post-choice discomfort in deze studie de boventoon

(28)

28

voerde tijdens het rapporteren van de emoties. Misschien was de manipulatie niet sterk genoeg om daarom een direct effect te veroorzaken op het verband tussen de moeilijkheid van de keuze en het ontstaan van emoties. Mogelijk zorgde een langere tussentijd tussen de gebeurtenis en de uitvraag van de emoties ervoor dat het post-choice discomfort was afgevlakt op het moment van de

manipulatie. Hierdoor was de manipulatie in de studie van Hofmann et al., (2012) mogelijk wel sterk genoeg om een effect van de moeilijkheid van de keuze op het ontstaan van emoties te veroorzaken. Een derde verklaring heeft ook te maken met de gehanteerde onderzoeksprocedure. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een denkbeeldige keuze in plaats van een ‘echte’ keuze. Bij gebrek aan inlevingsvermogen kan dit gevolgen hebben voor de resultaten. Zelfbewuste emoties ontstaan in het ‘echte’ leven als reactie op zelfcontrole over een keuze en geven mensen inzicht in de vraag hoe succesvol ze daarin waren (Tangney, Stuewig & Mashek 2007; Tracy & Robbins, 2004). Dit onderzoek is een nabootsing van het ‘echte’ leven en vereist van de deelnemer het vermogen om zich in te leven in het geschetste scenario. In het onderzoek van Hofmann et al., (2012) waar wel actie-congruente emoties ontstonden, werd wél gebruik gemaakt van ‘echte’ gebeurtenissen. Een vierde verklaring voor de afwijkende bevindingen heeft te maken met de onafhankelijke variabele ‘de moeilijkheid van de keuze’. Dit onderzoek is gebaseerd op de veronderstelling dat elk conflict gepaard gaat met moeilijke keuzes. Als onafhankelijke variabele is dan ook de moeilijkheid van de keuze gemeten en niet de mate waarin deelnemers een conflict ervaren tussen de twee keuze opties. In het onderzoek van Hofmann et al., (2012), die wel de verwachte en gewenste effecten vindt van de herinterpretatie-manipulatie, wordt het ervaren conflict tussen de verleiding en doelen als onafhankelijke variabele gebruikt. Er werd verwacht dat de herinterpretatie-manipulatie een vergelijkbare invloed zou hebben op het verband tussen de keuze-moeilijkheid en emoties als op het verband tussen het ervaren conflict en emoties. Wellicht is dit niet het geval en zijn de afwijkende bevindingen niet te wijten aan de manipulatie maar aan de gekozen onafhankelijke variabele ‘de moeilijkheid van de keuze’. Of het ervaren conflict als onafhankelijke variabele wel tot de verwachte bevindingen zou hebben geleid, is aan de hand van de resultaten niet na te gaan. Het ervaren conflict is namelijk alleen gebruikt in de manipulatie-vragenlijst die slechts ter manipulatie diende en daarom niet in de analyses is opgenomen.

Het is belangrijk dat er bij vervolgonderzoek aandacht wordt besteed aan de hierboven beschreven alternatieve verklaringen. Daarbij is raadzaam om de manipulatie te versterken door de focus van het onderzoek meer op zelfcontrole te leggen. Bovendien is het verstandig om het

onderzoek te herhalen met ‘echte’ eetkeuzes. Verder is het misschien raadzaam om meer tijd tussen de keuze en de manipulatie te stoppen. Maar aan de andere kant is dit voor praktische toepassingen niet handig. Bij het inzetten van de herinterpretatie-manipulatie om mensen gezondere eetkeuzes te laten maken is het handig om de manipulatie direct na de keuze te laten plaatsvinden. Daardoor

(29)

29

kunnen mensen een eventuele ongezonde keuze meteen bijstellen. Tot slot is het belangrijk dat er wordt gekeken of het meenemen van conflict als onafhankelijke variabele in plaats van de

moeilijkheid van de keuze leidt tot onderzoeksbevindingen die wel overeenkomen met de verwachtingen.

4.3 Beperkingen van onderzoek en aanbevelingen

Naast de hierboven besproken alternatieve verklaringen voor het uitblijven van bevestiging van de tweede hypothese, heeft het onderzoek ook een aantal belangrijke beperkingen die negatieve consequenties hebben voor de bevindingen.

Allereest is er sprake van een (te) lage power. Het streven was om in het onderzoek 100 mensen te hebben met een keuze voor salade en 100 mensen met een keuze voor pizza. Voor een goede power is 50 mensen per conditie voldoende. Maar in praktijk kozen veel meer mensen voor pizza dan voor salade en kon er niet worden voldaan aan het minimale streefgetal. Het kan zijn dat er door de lage power geen effecten van zijn gevonden. Bovendien zijn er meerdere marginale effecten gevonden. Het is dus zinvol om dit onderzoek te herhalen onder een grotere groep respondenten omdat er dan mogelijk wel significante effecten worden gevonden.

Een tweede beperking heeft ook te maken met de onderzoekspopulatie. In dit onderzoek bestond het grootste deel van de deelnemers uit eerstejaars studenten. De Common-sense gedachte dat beginnende studenten over het algemeen minder bezig zijn met hun gezondheid en gezond eten, wordt bevestigd door een gemiddelde Concern for Dieting onder de deelnemers en het grote aantal deelnemers dat voor pizza koos. Ook het gegeven dat de deelnemers de voorgelegde keuze over het algemeen niet als moeilijk ervaarden, ondersteunt dit vermoeden. De onderzoeksresultaten zijn dus niet te generaliseren. Bovendien is het voor de power van het onderzoek van belang dat er

voldoende deelnemers zijn die gezond eten ook echt belangrijk vinden en de keuze tussen de gezonde salade en de ongezonde pizza dus ook als een conflict ervaren. Het is daarom raadzaam om het onderzoek te repliceren met een breder publiek qua leeftijd.

Een derde beperking is dat het onderzoek alleen kijkt naar korte termijneffecten terwijl het juist gericht is op het stimuleren van gezonde eetkeuzes op de lange termijn. Het is daarom

verstandig om bij aanvullend onderzoek ook de lange termijn effecten van de manipulatie te onderzoeken. Inzicht in de duurzaamheid van het effect van de herinterpretatie-manipulatie is noodzakelijk om uiteindelijk uitspraken te kunnen doen over hoe dit het best als interventie ingezet kan worden. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat het de herinterpretatie alleen effect op emoties heeft als het herhaald blijft worden. Daarentegen zou het ook zo kunnen zijn dat mensen na verloop van tijd dit gedrag ‘eigen maken’ en automatisch hun keuze herinterpreteren in een zelfcontrole context.

(30)

30

4.4 Conclusie en maatschappelijke relevantie

Vooralsnog kan niet worden geconcludeerd dat het herinterpreteren van een eetkeuze in een zelfcontrole context ertoe leidt dat mensen bij een gezonde eetkeuze trots ervaren en bij een ongezonde eetkeuze schuld en spijt. Wel is deze studie weer een bevestiging van het fenomeen dat toename in de moeilijkheid van een beslissing samengaat met meer negatieve en minder positieve emoties. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de herinterpretatie invloed heeft op de ontwikkeling van zelfbewuste emoties. Deze herinterpretatie zorgt voor een afvlakking van het natuurlijke fenomeen dat een toename in moeilijkheid van de keuze samengaat met het ontstaan van meer negatieve emoties en minder positieve emoties. Maar de verwachting dat bij herinterpretatie de keuze voor ‘ongezond’ of ‘gezond’ een prominente rol zou gaan spelen bij het ontstaan van (zelfbewuste) emoties, werd niet bevestigd.

Mogelijk is het effect van de herinterpretatie door de hierboven genoemde tekortkomingen in het onderzoek niet sterk genoeg en treedt het beoogde effect van de keuze daarom niet op. Het onderzoek moet daarom worden herhaald waarbij de tekortkomingen van het huidige onderzoek worden weggenomen en de aanbevelingen worden meegenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rashidi, Ferrofluid flow and heat transfer in a semi annulus enclo- sure in the presence of magnetic source considering thermal radiation, J. Mininger, Influence of ther-

). Offisie1e Koerant: G.K. Offisiele Koerant: G.K.. boere, nedersetters of persone in •n permanente werk in die gebied uitgebrei moes word en dat die toelating

• die Civil Union Act moet gewysig word ten einde duidelik te stel dat hierdie wet slegs vir die voltrekking van huwelike of burgerlike verbintenisse tussen persone van

Mijn dank gaat verder uit naar de overige collega’s van de Heelkunde. Ik was een beetje een ‘vreemde vogel’ als onderzoeker op het secretariaat. Maar jullie waren altijd bereid om

When the pinning factors of the defected regions for the various TMDCs are plotted as a function of the optical dielectric constant ( □ in Figure 4 ), the same trend is observed for

WHAT MCDA METHOD TO USE IN CONJUNCTION WITH PROBABILISTIC DATA?.. OUR DECISION CONTEXT AND REQUIREMENTS.. WHAT MCDA METHOD TO USE IN CONJUNCTION WITH

Biochemical characterization and bioinformatic analysis of two large multi-domain enzymes from Microbacterium aurum B8.A involved in native starch degradation..

Using examples and calculations on the Wikipedia graphs for nine different languages, we show why these rank correlation measures are more suited for measuring degree assortativity