• No results found

Het effect van een cognitieve flexibiliteitstraining bij gezonde ouderen : kunnen werkgeheugencapaciteit en inhibitie controle het executief functioneren voorspellen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van een cognitieve flexibiliteitstraining bij gezonde ouderen : kunnen werkgeheugencapaciteit en inhibitie controle het executief functioneren voorspellen?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van een Cognitieve Flexibiliteitstraining bij Gezonde Ouderen

Kunnen werkgeheugencapaciteit en inhibitie controle het executief functioneren voorspellen?

Masterthese Klinische Neuropsychologie Carmen Erenst

Studentnummer: 5804388

Begeleidster: Drs. R.M. van de Ven Tweede beoordelaar: Dr. S. van Gaal Universiteit van Amsterdam

(2)

Abstract

Sinds 2010 is er een toename van het aantal ouderen. Normale veroudering gaat vaak gepaard met een algehele achteruitgang van het cognitief functioneren, wat zich onder andere uit in de achteruitgang van het executief functioneren. Verschillende studies laten zien dat het executief functioneren te verbeteren is door een cognitieve flexibiliteitstraining. Echter, niet alle studies laten een effect zien. In de huidige studie wordt onderzoek gedaan of werkgeheugen en inhibitie controle het executief functioneren kunnen voorspellen na een cognitieve flexibiliteitstraining. In tegenstelling tot de verwachting blijkt er geen verbetering in prestatie in executieve functies na de cognitieve flexibiliteitstraining. Uit de exploratieve analyses is gebleken dat

(3)

INHOUDSOPGAVE

1. HET EFFECT VAN EEN COGNITIEVE FLEXIBILITEITSTRAINING BIJ GEZONDE

OUDEREN………..……….……… 4

1.1 Werkgeheugencapaciteit……..………...………5

1.2 Inhibitie Controle…………..………...…………. 6

1.3 Relatie werkgeheugen en inhibitie controle………6

2. METHODE………..………. 7 2.1 Deelnemers………..………. 7 2.2 Meetinstrumenten………..………7 2.2.1 Screeningsvragenlijsten………..…..………7 2.2.2 Werkgeheugen………8 2.2.3 Inhibitie controle………9 2.2.4 Executieve functies……….…….. 10 2.2.5 Online training……….……….11 2.3 Procedure……… 12 2.4 Statistische analyse………...13 3. RESULTATEN 14 3.1 Data-inspectie……….14

3.2 Interventie versus controlegroep……… 15

3.3 Exploratieve analyse………... 16 3.4 Poweranalyse……….……….17 4 DISCUSSIE……….. 18 5 LITERATUURLIJST………..……… 20 6 BIJLAGEN………. ... 22 6.1 Bijlage Interventietraining………... 22 6.2 Bijlage controletraining..………. 27

(4)

1. HET EFFECT VAN EEN COGNITIEVE FLEXIBILITEITSTRAINING BIJ GEZONDE OUDEREN

Inwoners in Nederland worden steeds ouder. Sinds 2010 is er sprake van een exponentiele toename van het aantal ouderen. Rond 2035 bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt; met vier miljoen 65-plussers (bron CBS.nl). Normale veroudering gaat vaak gepaard met een algehele achteruitgang van het cognitief functioneren, wat zich uit in achteruitgang op verschillende domeinen: het geheugen, beslissingen nemen en cognitieve controle. “Daarnaast gaat veroudering gepaard met achteruitgang van het executieve functioneren”(EF; Dempster, 1992). De term “executieve functies”, verwijst naar een aantal complexe top- down processen betreffende de regulering en controle van doelgerichte acties, wanneer automatische handelingen en daarmee het vertrouwen op de intuïtie, niet meer voldoende is (Diamond, 2013; Buitenweg, Murre, & Ridderinkhof, 2012). Cognitieve functies zoals planning, beredeneren en probleemoplossend vermogen vallen onder de overkoepelende term EF.

Vaughan en Giovanello (2010) lieten in hun studie zien dat het executief functioneren een voorspellende waarde heeft op de prestatie van de Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADL). De IADL meet in hoeverre iemand, met (enige) of zonder hulp, in staat is dagelijkse taken uit te voeren, zoals koken of telefoneren. Samengevat is EF gerelateerd aan zelfstandigheid.

Door financiële overheidstekorten moeten steeds meer zorgcentra voor ouderen sluiten, waardoor ouderen geacht worden langer zelfstandig te wonen. “Mensen met een gelimiteerde cognitieve capaciteit zijn vaak getroffen in hun dagelijks leven vanwege problemen met het EF” is een uitspraak van Mateer (1999). Verschillende studies laten zien dat het EF te verbeteren is door computergestuurde taken als ‘switchen’ en interactieve spellen en daarmee een langer behoud van de zelfstandigheid. Wecker, Kramer, Hallam en Dallis (2005) definiëren switchen als “in staat zijn om een oude respons los te laten, om vervolgens een nieuwe alternatieve respons te kunnen produceren”. Wecker et al (2005) onderzochten ‘cognitieve flexibiliteit’ door gebruik te maken van een switchtaak. Zij vonden een negatieve correlatie tussen de prestatie op een switchtaak en leeftijd; Oudere mensen presteerden slechter op de switchtaak. De prestatie op een switchtaak wordt vaker gebruikt als maat voor executief functioneren.

Minear et al. (2002) lieten zien dat een twee uur durende training op het switchen tussen twee verschillende taken een gunstig effect had bij oudere proefpersonen. Direct na de training bleek dat er een ‘near-transfer’ effect optrad; op nieuwe switch-taken presteerden de proefpersonen beter na de training, dan proefpersonen die geen training hadden gevolgd in het switchen maar alleen de taken hadden geoefend.. De lange termijn effecten van deze training zijn niet onderzocht . Daarbij draagt het resultaat van de training weinig bij aan toepasbaarheid in het dagelijks leven.

Ball et al (2006) onderzochten of een cognitieve training de cognitieve vermogens van ouderen verbetert en een positief effect heeft op het dagelijks functioneren. Er werd onderzoek gedaan naar drie verschillende

(5)

trainingen; een gericht op het trainen van redenatie, een op het geheugen, en een op de verwerkingssnelheid. De training omvatte tien groepssessies van 60 – 75 minuten, verspreid over zes weken. Na zes weken registreerde de redenatiegroep significant minder moeilijkheden op de IADL dan de controle groep. De interventiegroepen gericht op het trainen van de verwerkingssnelheid en het geheugen lieten geen verbetering zien op de IADL. Een recentere studie (Karbach & Kray, 2009) vond ook dat training op switchtaken leidt tot een near-transfer effect; verbeteringen wat betreft het switchen zelf. Daarbij blijkt uit het onderzoek dat door de training ook ‘far-transfer’ effecten optraden naar andere executieve taken. Er werd ook beter gepresteerd op taken die de mate van de inhibitie controle en het werkgeheugen meten. Concluderend betekent dit dat de prestatie op taken die het EF meten (anders dan de switch-taak) hoger was na het volgen van de training, dan wanneer de proefpersonen de training niet hadden gevolgd.

Echter, niet alle studies laten een positief effect zien van een cognitieve flexibiliteitstraining op de prestaties van executieve functietaken. Een overzichtsstudie (Noack, 2009) laat zien dat de meeste studies maar een kleine verbetering op niet-getrainde taken geeft, die ook nog moeilijk te generaliseren zijn naar het dagelijks leven. In een andere overzichtsstudie (Papp, 2009) wordt naast het feit dat er geen aanwijzingen gevonden worden voor een verminderde vertraging van cognitieve achteruitgang bij gezonde ouderen als effect van een cognitieve training, ook een ander probleem besproken. Papp (2009) noemde ook een gebrek aan consensus over de meest effectieve vorm van een cognitieve training. Daarnaast ontbreken actieve controlegroepen in de meeste studies en worden lange termijn effecten niet onderzocht.

De variaties in duur en intensiviteit van de cognitieve training zijn mogelijke oorzaken voor de verschillen in effectiviteit van de trainingen. Gegeven de methodologische beperkte literatuur die aanwezig is omtrent de effecten van een cognitieve training, is het opvallend dat bovenstaand onderzoek van onder andere Karbach en Kray (2009) aantoonde dat het trainen van cognitieve functies wel werkt. Het vereist verder onderzoek naar de eigenschappen van een cognitieve training die een verbeterd resultaat laten zien op executieve functies na de training.

Naar aanleiding van het onderzoek van Karbach en Kray (2009) is het interessant om de vraagstelling om te draaien. Zij beschreven dat training op switchtaken leidt tot een verbeterde prestatie op taken die het werkgeheugen en de inhibitie controle meten. Aangezien werkgeheugen en inhibitie controle tot de facetten van het EF behoren, is het zinvol om na te gaan of de capaciteit van het werkgeheugen en de mate van inhibitie controle voorafgaand aan de switchtraining het effect mede bepalen. In de volgende alinea´s worden werkgeheugencapaciteit en inhibitie controle besproken.

1.1 Werkgeheugencapaciteit

Het werkgeheugen heeft betrekking op twee processen; vasthouden van informatie terwijl deze niet meer waarneembaar is en gelijktijdig in staat zijn om de vastgehouden informatie te bewerken. Hoe groter de capaciteit van het werkgeheugen, des te omvangrijkere informatie kan worden vastgehouden. Verschillende

(6)

onderzoeken hebben uitgewezen dat wanneer er sprake is van een grote werkgeheugen capaciteit men voordeel ondervindt bij het nemen van besluiten en (creativiteit) bij het oplossen van problemen (Fletcher, Marks, Hine; 2011 & Wiley, Jarosz; 2012 & Weldon, Muschlin, Kim & Sohn; 2013). Kortom een grote werkgeheugen capaciteit lijkt een positieve uitwerking te hebben op andere facetten die tot het EF behoren.

1.2 Inhibitie Controle

In verscheidene studies wordt inhibitie controle ook onder het paraplu-begrip executieve functies geschaard. Wanneer men een beroep doet op de executieve functies, heeft men daarbij inhibitie controle nodig. “Inhibitie controle” houdt in dat men in staat is aandacht voor gedrag, gedachten en/of emoties te controleren en te overschrijden zodat men vrije ruimte heeft en deze aandacht op prioriteiten kan richten. Inhibitie controle heeft daarbij een uitwerking op werkgeheugen en gaat het binnentreden van irrelevante gedachten in het werkgeheugen tegen (Buitenweg et al., 2012).

1.3 Relatie werkgeheugen en inhibitie controle

Onderzoekers zijn het oneens over de precieze relatie tussen het werkgeheugen en inhibitie controle. Zo beweert Diamond (2012) dat het werkgeheugen het inhibitie controle systeem ondersteunt. Doordat men zich focust op bepaalde informatie die vastgehouden wordt door het werkgeheugen, onderdrukt men gelijktijdig gedrag dat hier niet aan bijdraagt. Kortom, het werkgeheugen en inhibitie controle lijken afhankelijk te zijn van eenzelfde capaciteit gelimiteerde systeem en lijken elkaar wederzijds te beïnvloeden. Andere onderzoekers beweren dat inhibitie controle het werkgeheugen beïnvloedt, ofwel vice versa.

De aanname dat grote werkgeheugen capaciteit en inhibitie controle een positieve uitwerking hebben op verschillende facetten van executieve functies is nooit bevestigd door onderzoek. In het huidige onderzoek wordt verwacht dat de effectiviteit van een cognitieve flexibiliteitstraining op het executief functioneren bij ouderen wordt aangetoond. Vervolgens onderzoeken we of de ‘baseline’ werkgeheugen capaciteit en inhibitie controle de mate van het effect van de training beïnvloedt bij gezonde ouderen van 60 tot en met 80 jaar. De verwachting is dat huidig onderzoek aansluit bij het overkoepelde onderzoek, “Training Project Amsterdam Senior and Stroke” (TAPASS).

Meerwaarde van dit onderzoek is dat er meer inzicht verkregen wordt in de mogelijke voorspellers van EF in ouderen. Tevens wordt er meer inzicht verkregen in de individuele verschillen in de mate van vooruitgang op EF na een cognitieve flexibiliteitstraining. In de toekomst kan voorafgaand aan een cognitieve flexibiliteitstraining op deze individuele verschillen worden ingespeeld.

(7)

2. METHODE 2.1 Deelnemers

In de periode mei 2013 tot en met februari 2014 werden proefpersonen geworven uit familie- en vriendenkring. Daarnaast werden proefpersonen uitgesloten van het onderzoek wanneer bleek dat zij mentaal of fysiek niet gezond waren, er sprake was van een alcohol- of drugsverslaving, invaliderende zicht- of gehoorproblemen, onvoldoende capaciteit om de testinstructies te onthouden of er sprake was van kleurenblindheid. Verder was het noodzakelijk dat de proefpersonen een computer met internet tot hun beschikking hadden en enige computerkennis (e-mailen) hadden. Wanneer bleek dat proefpersonen om onvoorziene reden niet in staat waren de training te completeren, werden zij alsnog uitgesloten van het onderzoek. Dit onderzoek werd goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam.

Na afloop van het onderzoek werden de proefpersonen bedankt voor hun deelname door middel van een attentie.

2.2 Meetinstrumenten

2.2.1Screeningsvragenlijsten

De online screeningvragenlijst is een zelf samengestelde vragenlijst en bestaat uit 51 vragen. Deze vragenlijst bestond uit vragen als “Is er bij u een neurologische aandoening vastgesteld?” met de

antwoordmogelijkheden “ja”, “nee”, en “dat weet ik niet” en “Vind u het eng om de computer te gebruiken?” met als antwoordmogelijkheden “Ja, ik heb computerangst”, “Ja, ik vind het redelijk eng om de computer te gebruiken” en “Nee, ik vind het helemaal niet eng om de computer te gebruiken”.

De Telephone Interview Cognitive Status (TICS) is een betrouwbare screeningvragenlijst om cognitieve

status te bepalen. De test-her-test betrouwbaarheid is zeer hoog (Cronbach’s Alpha: .92; Kempen, Meier, Bouwens, Deursen, & Verhey, 2007). Daarnaast heeft de TICS een hoge begripsvaliditeit (Pearson: .77) in vergelijking met de Mini-mental state examination, een screeningsvragenlijst waarbij verschillende aspecten van het cognitief functioneren aan bod komen, zoals de taal en het geheugen. De TICS bestaat uit 11 items. Een voorbeelditem is: “Wie is de huidige minister-president?”. Op basis van de TICS werden proefpersonen geïncludeerd of geëxcludeerd. De scorerange loopt van 0 (zeer ongunstig) tot en met maximaal 41 punten. Een minimale score van 26 punten is het afkappunt.

(8)

2.2.2Werkgeheugen

De N-back meet de capaciteit van het werkgeheugen. De visuele N-back computertaak omvatte drie condities, genaamd 0-, 1- en 2-back. Aan elke conditie ging een aantal oefentrials vooraf. In elke conditie werden plaatjes aangeboden op een computerscherm. In het geval van de 0-back conditie, werden de proefpersonen geïnstrueerd om de “auto” te identificeren, door op één van de twee toetsen te drukken. Voor de 1-back en 2-back conditie was er sprake van een match wanneer het plaatje overeenkomt met het plaatje van respectievelijk 1 of 2 plaatjes terug. De proefpersoon gaf na elke stimulus aan of er sprake is van een match of mismatch. Zowel de reactietijd als de juiste antwoorden werden opgenomen met de software. De betrouwbaarheid voor de hogere niveaus (1- en 2- back) is hoog, (Cronbach’s Alpha: .80). De constructvaliditeit met andere werkgeheugentaken is over het algemeen erg laag, (Pearson: variëerd .10 tot .24), echter met de O-span is deze gemiddeld (Pearson: .46; Jaeggi,, Buschkuehl, Arbor, Perrig & Meier, 2010). In de 0-back conditie geeft de behaalde reactietijd weer hoe lang het duurt om de stimulus waar te nemen, zonder aanspraak te maken op het werkgeheugen. De reactietijd in de 2-back conditie gaf weer hoe lang het duurde om de stimulus waar te nemen en de tijd die het duurde om na te gaan of de stimulus gelijk was aan de stimulus van twee plaatjes geleden door aanspraak te maken op het werkgeheugen. De uiteindelijke score op de taak werd bepaald door voor zowel het aantal correcte trials als de reactietijd in de 2- back te verminderen met het aantal correcte trials en de reactietijd in de 0-back conditie. Voorwaarde is dat het verschil in correcte trials (2-back – 0-back) negatief dient te zijn, gezien de 0-back conditie als makkelijker werd bestempeld en er minder fouten worden geproduceerd. Hoe lager/hoger de uitkomst, hoe slechter/beter de prestatie op het werkgeheugen. Voor het verschil in reactietijd (2-back minus 0-back) betekent hoe lager/hoger de uitkomst, hoe beter/slechter de score op het werkgeheugen. De uitkomstmaat in het verschil in reactietijd is daarom omgescoord (vermenigvuldigd met -1) om vervolgens de gemiddelde z- score te berekenen van het verschil in correcte trials en in reactietijd.

De Paced Auditory Serial Addition Taak (PASAT) is oorspronkelijk ontwikkeld om de gevolgen van een traumatisch hersenletsel te bepalen. Tegenwoordig is de PASAT ook een maat voor het auditief-verbale werkgeheugen (Robertson et al., 1996; aangehaald in Tombaught, 2006). De proefpersoon kreeg een geluidsband te horen met daarop een reeks van de cijfers 1 tot en met 6. Deze cijfers werden gepresenteerd op het tempo van 1 cijfer per 3.2 (conditie 1) of 2.8 seconden (conditie 2). Voor de eerste twee cijfers gold dat de proefpersoon de som hiervan hardop uitsprak. Daarna was het aan de proefpersoon de taak de som te geven van de twee laatste (via de audio) gepresenteerde cijfers van de reeks. Er werden in totaal 61 cijfers genoemd, de maximale score was 60 correcte antwoorden. De interne inconsistentie is hoog (Cronbach’s Alpha: .76 tot .95). De test-hertest betrouwbaarheid ligt hoog (Cronbach’s Alpha: .90 tot .97). De constructvaliditeit is gemiddeld in vergelijking met de Digit Span (Pearson: .52) en gemiddeld (Pearson: .63) wanneer de PASAT vergeleken wordt met de subtest Rekenen, onderdeel van de WAIS-III (Tombaugh,

(9)

2006). Het totaal aantal correcte trials in beide condities werd omgezet tot z-score. Hoe hoger/lager de score hoe beter/slechter de prestatie op auditief-verbaal werkgeheugen.

De test Cijfers en Letters Nazeggen (CLN) is een subtest uit de WAIS-III en wordt gebruikt om een indicatie te geven van het verbale werkgeheugen (Wechsler, 1987). De taak is onderdeel van het NPO en wordt vooraf aan de online training afgenomen. De proefpersoon kreeg een reeks bestaande uit cijfers en letters te horen en diende deze in een andere volgorde te herhalen, eerst de cijfers in oplopende volgorde, aansluitend de letters in alfabetische volgorde. Een voorbeeld van een item was: 9-C-3, het juiste antwoord is dan 3-9-C. De taak begint met een reeks van 2 cijfers en bouwt zich op tot een reeks van maximaal 8 cijfers en letters. De maximale score is 21 punten. Een hoge dan wel lage score op de CLN betekent een respectievelijk hoge dan wel lage prestatie op werkgeheugen. Van de totaal behaalde score werd een z-score berekend.

De score van de voorspeller “werkgeheugen” werd berekend door het gemiddelde van de z-scores van de N-back, de PASAT en CLN. Een hogere score komt overeen met een betere prestatie op werkgeheugen.

2.2.3Inhibitie controle

De computerversie van de go-no-go taak werd gebruikt om gedragsinhibitie te meten. De proefpersoon kreeg snel na elkaar opvolgende stimuli gepresenteerd. De opdracht was om direct te reageren op de zwarte pijl wanneer deze groen werd (go-trial). Wanneer de stimulus rood werd, moest men de respons inhiberen (no-go trial). Daarbij werd in sommige gevallen nadat de pijl groen is geworden, alsnog rood (go-no-go trial). In dit laatste geval zou makkelijker zijn voor de proefpersoon om de reactie te inhiberen indien het stopsignaal onmiddellijk of kort na het go-signaal verscheen. Het werd moeilijker naarmate het tijdsinterval tussen het go- en het no-go-signaal groter werd. De taak startte met een tijdsinterval van 200 ms. Indien het de proefpersoon lukte om de respons te inhiberen, dan nam het interval met 64 ms toe. Wanneer de proefpersoon faalde, daalde het interval met 64 ms. Middels deze procedure werd er een " individueel interval" berekend welke de benodigde vertragingstijd van de proefpersoon weergaf om in de helft van de go- no-go-trials de respons te inhiberen (Levitt, 1970). Als maat voor de inhibitie werd de stop-signaal-reactietijd (SSRT) berekend (Logan, 1994). De SSRT benaderde de tijd die nodig was om het stopsignaal (na het go- signaal) te verwerken en daarmee de respons kon inhiberen. Een kortere SSRT zou het gevolg zijn van een grotere activering van hersengebieden die het inhiberen van de respons tot stand brachten. De SSRT werd berekend door het individuele interval te verminderen met de gemiddelde go-trial reactietijd. De correlatie tussen twee variaties van de klassieke go-no-go test varieert van laag tot gemiddeld (Pearson: .40 tot .60) en ondersteunt hierbij de construct validiteit (Campell & Fiske, 1959; aangehaald in Schulz et al., 2006). De score van de voorspeller “inhibitie controle” werd berekend door de z-scores van de go-no-go-taak te berekenen. De z-waarden zijn met -1 vermenigvuldigd, zodat een hoge score overeen komt met een hoge prestatie op inhibitie controle.

(10)

2.2.4Executieve functies

In het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van de online Tower of Londen (ToL). De ToL meet planningsvaardigheden en de mate waarin men in staat is problemen op te lossen. De computerversie van de ToL is vergelijkbaar met het fysieke instrument. Gezien er van de online versie geen psychometrische kenmerken bekend zijn, wordt de betrouwbaarheid van de het fysieke instrument besproken (Tower of London Drexel University: Technical manual, 2001). In elke trial werden twee planken met elk drie staven getoond. Op de staven zijn in totaal 3 kralen per plank geplaatst. De positie van de kralen van de plank in de uitgangssituatie verschilde met de positie van de kralen van de plank in de startsituatie. De opdracht was om de kralen op het instrument in de startsituatie te verplaatsen in een minimaal aantal stappen totdat beide instrumenten identiek waren. De taak bestond uit 10 trials. De moeilijkheidsgraad was opbouwend. Het totaal aantal stappen (hoge test-hertest betrouwbaarheid, Cronbach’s Alpha: .80), totaal aantal correcte items en de tijd (middelmatig test-hertest betrouwbaarheid, Cronbach’s Alpha: .67) werd geregistreerd, maar heeft een lage betrouwbaarheid (Cronbach’s Alpha: .40) in vergelijking met de Tower of Hanoi (Tower of London Drexel University: Technical manual, 2001). De uiteindelijke score werd bepaald door de gemiddelde z-score te berekenen over de totale reactietijd, het aantal trials dat niet werd opgelost en het totaal aantal stappen wat nodig was om tot een eindresultaat te komen. Een hogere/lagere z-score komt overeen met een lagere/hogere prestatie op de taak, daarom is de gemiddelde z-score omgescoord (vermenigvuldigd met -1).

De online switchtaak is een maat voor executieve functies en werd op de computer uitgevoerd. Van de switchtaak zijn geen psychometrische gegevens bekend wat betreft betrouwbaarheid en validiteit. Een stimulus bestond uit een cijfer en een letter, bijvoorbeeld B2 of e8. Het was aan de proefpersoon de taak, om te beoordelen of het cijfer groter of kleiner was dan 5 of dat de letter een hoofdletter of een kleine letter was, afhankelijk van de plek waar de stimulus verscheen in de matrix (zie figuur 1) Het cijfer 5 kwam niet voor. De tijd die nodig was om tussen taak A en B te switchen, oftewel de switch cost, werd berekend. Taak A en B staan voor respectievelijk voor de lettertaak en de cijfertaak. De switch cost werd als volgt berekend: ((gemiddelde reactietijd van taakset AABBAABB) - (gemiddelde reactietijd van taakset AAA + BBB)) ÷ (gemiddelde reactietijd van taakset AAA + BBB) × 100.

E7

(11)

De online Trail Making Test A + B (TMT) is een maat voor het executief functioneren (Homack, Lee, & Riccio, 2005) en werd online afgenomen. De test bestond uit twee onderdelen; in versie A was de opdracht om de cijfers 1 t/m 25 oplopend met elkaar te verbinden. In versie B moesten cijfers afgewisseld worden met letters, in oplopende/alfabetische volgorde, 1-A-2-B et cetera. Elk onderdeel werd voorafgegaan door een korte oefenafname. Zowel de reactietijd als het aantal fouten werd geregistreerd. Gezien er van de online TMT A en B geen psychometrische gegevens bekend zijn, wordt er een vergelijking gemaakt met de D-KEFS TMT. Deze test heeft een lage test-hertest betrouwbaarheid voor de Cijfer-Letter Switching-taak (Cronbach’s Alpha: .38). De test-hertest betrouwbaarheid is matig tot goed (variërend van Cronbach’s Alpha: .56 tot .77; Bouma, Mulder, Lindeboom & Schmand, 2012). De correlaties van begripsvaliditeit wat betreft Cijfer-Letter switching met Letter- en Cijfer sequencing is laag tot matig en varieert van .34 tot .58, afhankelijk van de leeftijdsgroep. (Delis et al., 2007; Atkinson & Ryan, 2008; aangehaald in Bouma et al., 2012). De uiteindelijke gemiddelde z-score werd berekend op basis van de reactietijd en het aantal fouten gemaakt in versie B. Deze z-score is omgescoord (vermenigvuldigd met -1) zodat een hoge/lage score overeenkomt met een hoge/lage prestatie op de test.

2.2.5Online training

De online training bestond uit spellen die motiverend en visueel aantrekkelijk waren. De spellen verrichtte trainingen op de domeinen werkgeheugen, aandacht en redeneren. Gedurende zes weken trainden de proefpersonen 30 minuten per dag, 5 dagen per week. Na elke taak werd er feedback gegeven over de prestatie aan de hand van een drie puntschaal. Het aantal behaalde punten was afhankelijk van de prestatie op de taak. Proefpersonen werden toegewezen aan één van de twee condities, de interventie of de controle conditie. Zowel de interventie als de controle training bood de proefpersonen dezelfde totale speeltijd per spel, persoonlijke aandacht, feedback, visuele stimulatie en hoeveelheid gebruik van de muis. Na elke training werd de subjectieve prestatie op de spellen, de motivatie en de moeheid geregistreerd door de proefpersoon door middel van een vragenlijst. Het trainingsprogramma hield bij wanneer de proefpersonen trainden.

De interventietraining bestond uit negen verschillende spellen. Elk spel bestond uit 20 verschillende niveaus (levels), variërend in moeilijkheidsgraad. Proefpersonen die werden toegewezen aan de interventie training, speelden in de eerste week drie spellen per dag om deze te leren beheersen. Vanaf de tweede week speelden de proefpersonen tien spellen per dag. Acht spellen werden elk 3 minuten gespeeld, het willekeurige negende spel werd 2x3 minuten gespeeld. De spellen wisselden elkaar direct af, wat volgens verwachting zal leiden tot snel cognitief switchen. Verwezen wordt naar bijlage 6.1 voor uitleg over de spellen die werden aangeboden in de interventietraining.

De controletraining bestond uit vier verschillende spellen. Deze vier spellen verschilden met de spellen uit de interventietraining. De proefpersonen trainden op een vooraf vastgesteld level, ongeacht de prestatie. Het

(12)

was uiteindelijk niet mogelijk om op een hoger level dan level negen te trainen. Proefpersonen in de controle conditie speelden gedurende 6 weken slechts drie verschillende spellen per dag. Elk spel werd 10 minuten gespeeld, wat volgens verwachting niet zal leiden tot snel cognitief switchen. Verwezen wordt naar bijlage 6.2 voor uitleg over de spellen die werden aangeboden in de controletraining.

2.3 Procedure

Mogelijke proefpersonen hebben zich allereerst aangemeld voor het “Trainings Project Amsterdam Senior and Stroke” (TAPASS) via www.tapass.nl. Er vond eerst een online screening plaatst en vervolgens telefonisch contact. Wanneer er discutabele antwoorden werden gegeven op de online screeningvragenlijst, bijvoorbeeld “Ja, ik heb computerangst” werd de vraag nogmaals uitgevraagd voorafgaand aan de TICS. Vervolgens werd de proefpersoon daadwerkelijk gescreend door middel van de TICS. Proefpersonen tussen de 60 en 80 jaar oud zijn geselecteerd. Met behulp van de TICS werden proefpersonen uitgesloten indien de score lager dan 26 uitviel. Nadat de proefpersonen waren geïncludeerd, werd men random door middel van een randomisatielijst op de computer toegewezen aan één van de twee condities (interventie of controle). Zowel de onderzoeker die het neuropsychologische onderzoek afnam als de proefpersoon waren blind voor in welke conditie de proefpersoon verkeerde. De onderzoeker die de proefpersoon begeleidde met de computertaken was op de hoogte van de toegewezen conditie. Voordat de training van start ging, vond er een nulmeting plaats op de Universiteit van Amsterdam, ongeacht de conditie. De volgende neuropsychologische onderzoekstaken (NPO) en online-taken werden afgenomen:

- Tower of London (on-line) - Switching task (online) - Trailmaking task (online) - N-back (online)

- Paced Auditory Serial Addition Test (NPO-taak) - Cijfers en Letters Nazeggen (NPO-taak)

- Go-no-go taak (online)

Omdat deze studie deel uit maakte van de TAPASS studie, zijn bovenstaande NPO-taken een selectie uit een groter geheel. De NPO-taken die naast bovenstaande taken werden afgenomen maar niet in deze huidige studie werden opgenomen zijn: D-Kefs Trailmaking, Letter-number sequencing, Fluency (deze NPO-taken meten executieve functies), Digit Symbol substitution Task (NPO-taak meet de verwerkingssnelheid), Rey Auditory Verbal Learning Task (online-taak meet het geheugen), Pegboard (online-taak meet de psychomotorische snelheid), Raven Coloured Progressive Matrices en Verbal Reasoning (online-taken welke het cognitieve domein ‘redeneren’ meten) Operation Span en de Corsi Block reeksen (online taken die het werkgeheugen meten). Na de nulmeting startte de online training. Er werd van de proefpersonen gevraagd vijf dagen per week, circa 30 minuten lang te trainen, gedurende zes weken. In de eerste week van de training,

(13)

speelden proefpersonen in beide condities drie verschillende spellen per dag. Daarna hebben de proefpersonen die de interventietraining volgden, tien spellen per dag gespeeld. Proefpersonen in de controle conditie speelden drie spellen per dag, gedurende zes weken. Tijdens de training werden de proefpersonen eenmaal per week telefonisch gecontacteerd om de voortgang van de training te bespreken en wanneer nodig hen te motiveren. Na beide trainingen vond er een nameting plaats voor beide condities. De volgende NPO- taken werden bij de deelnemers online afgenomen:

- Tower of London - Switching task - Trailmaking task

2.4 Statistische analyse

Alvorens de verzamelde data aan analyses zijn onderworpen, is er een data-inspectie gedaan om de verdeling van de steekproef te analyseren. Van alle variabelen zijn daarom gemiddelde (M), mediaan,

standaarddeviatie (SD), Skewness, Kurtosis, Kolomogorov-Smirnov berekend en missende waarden en

eventuele uitbijters opgespoord. Een verdeling wordt als normaal verdeeld gezien wanneer de waarden van de Skewness en Kurtosis van de variabelen, gedeeld door hun standaardmeetfout, (z-score) binnen de range van -1 tot 1 vallen.

De gepaarde t-toets wordt toegepast om te onderzoeken of het verschil tussen de voor- en nameting voor de interventieconditie op de variabele executieve functies statistisch significant is. De variabele ‘executieve functies’ bestaat uit een samengestelde somscore van de online ToL, online TMT en de Switchtaak en is de afhankelijke variabele in de multipele regressie analyse die uitgevoerd zal worden met conditie (dummy variabele: interventiegroep=1, controlegroep=0), werkgeheugen en inhibitie controle bij baseline fungeren als onafhankelijke variabelen. De variabele ‘executieve functies bij baseline’ wordt toegevoegd als covariabele om te corrigeren voor baseline verschillen.

De multipele regressieanalyse is exploratief uitgevoerd om te achterhalen of werkgeheugen en inhibitie controle voor de training een voorspellende waarde hebben op executieve functies. De afhankelijke variabele executieve functies bestaat uit een composite score van de z-scores ((score – gemiddelde) gedeeld door de standard deviatie) van de ToL, TMT en de switchtaak, voor zowel op T0 als op T1. De onafhankelijke variabele “inhibitie controle” bestaat uit de z-score van de go-no-go taak, de onafhankelijke variabele “werkgeheugen” bestaat uit een composite score van de z-scores op de taken N-back, PASAT en de CLN. Een p < .05 werd als statistisch significant gezien en er is tweezijdig getoetst.

Voorafgaand aan het onderzoek is een power van 0.80 berekend en een effect size van 0.51 bij een significantieniveau van 0.05 bedacht. Dit houdt in dat de steekproef 26 proefpersonen zou moeten bevatten, 13 per conditie.

(14)

3. RESULTATEN 3.1 Data-inspectie

Van de 69 proefpersonen die in de dataverzameling zaten, zijn er 17 proefpersonen meegenomen in de data-analyse. Hiervan zaten er 7 proefpersonen in de controle en 10 proefpersonen in de interventieconditie. Van 52 proefpersonen die niet meegenomen zijn in de analyse, miste er data. Van de 52 geexcludeerde proefpersonen waren 27 proefpersonen nog niet klaar met onderzoek op het moment dat de data verzameld werd. Van deze groep proefpersonen is alleen indien beschikbaar de voormeting op de PASAT, N-back, CLN en go-no-go-taak meegenomen. Er zaten 21 proefpersonen in de proeffase van het onderzoek. Tijdens de pilot werden nog niet alle taken afgenomen. Van 19 proefpersonen uit de pilot was de data niet compleet en deze zijn niet meegenomen in de data-analyse. Voor verdere inzage in geexcludeerde proefpersonen zie figuur 2.

Proefpersonen die niet zijn geïncludeerd door ontbrekende waarden verschillen niet statistisch significant van de geïncludeerde groep proefpersonen wat betreft leeftijd, t(65)= -1.75, p = 0.08, sekse, χ2(1) = 0.20; p =

0.65, voorkeurshand, χ2(2) = 2.12; p = 0.35 en opleidingsniveau, χ2(5) = 2.89; p = 0.72.

Figuur 2. Overzicht van aantal proefpersonen geïncludeerd en geexcludeerd in data-analyse.

De interventieconditie heeft op de nameting van de variabele ‘executieve functies’ een waarde van -1.00 voor Kurtosis. Hiermee is deze variabele niet normaal verdeeld. Hetzelfde geldt voor controleconditie in de voormeting voor de variabele ‘executieve functies’. Kurtosis heeft een waarde van -1.49. Uit de Kolmogorov Smirnov test blijkt de variabele executieve functies voor beide condities voor zowel in de voor als nameting

Geincludeerd: N = 69 Complete cases N = 17 Geexcludeerd door missende waarden: n = 52 Interventieconditie N = 10 Controleconditie N = 7

Onderzoek nog niet afgrond op moment van dataverzameling:

n = 27

Niet alle data compleet vanwege pilotfase

n = 19

Ontbrekende waarden in willekeurige taak:

(15)

wel normaal verdeeld is bij een significantieniveau (α) van 0.05 (overschrijdingskans is .200). Op de variabele ‘Executieve functies’ in de voormeting worden in de controleconditie 16 (39%) en interventieconditie 10 (35.7%) missende waarden gevonden. In de nameting op de variabele ‘executieve functies’ worden in de controleconditie 32 missende waarden (78%) en in de interventieconditie 16 missende waarden (57.1%) gevonden.

De controle- en interventieconditie verschillen niet statistisch significant van elkaar wat betreft leeftijd,

t(65)= -0.30, p = 0.76, sekse, χ2(1) = 0.05; p = 0.82, voorkeurshand, χ2(2) = 1.97; p = 0.37 en

opleidingsniveau, χ2(5) = 4.60; p = 0.47.

3.2 Interventie versus controlegroep

Aan de hand van de scores op de executieve functietaken werd er gekeken of er een verbetering optrad in prestatie na de training bij zowel de interventieconditie als de controleconditie. De gemiddelden en standaarddeviaties van executieve functies van voor en na de training zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1

Executieve functies en afzonderlijke taken Tower of Londen (ToL), Trial Making Test (TMT) en Switchtaak (in gemiddelden en SD) voor interventie en controlegroep tijdens voor – en nameting.

Voormeting

Variabele Interventie Controle

Executieve functies N 0.02 (0.36) 10 0.38 (0.38) 7 Executieve functie taak ToL N -0.01 (0.69) 14 0.06 (0.80) 11 TMT N 0.02 (0.95) 14 0.34 (0.53) 14 Switchtaak N -0.12 (0.70) 12 0.38 (0.84) 12

Zoals verwacht bleek uit de gepaarde t-toets geen verschil te zijn in executieve functies in de controleconditie tussen voor en nameting t(6)= -0.76, p = 0.48. In tegenstelling tot de verwachting bleek er

(16)

geen verschil opgetreden te zijn tussen de voor en nameting in executieve functies in de interventieconditie,

t(9)= 0.93, p = 0.38.

Vanwege uitval van proefpersonen door missende data van de TMT, ToL en/of de switchtaak is er ook gekeken of de interventieconditie een verbetering laat zien op de afzonderlijke executieve functietaken wanneer de nameting met de voormeting werd vergeleken. De gemiddelden en standaarddeviaties van executieve taken zijn afzonderlijk weergegeven van voor en na de training per conditie in tabel 1.

Voor de interventieconditie blijkt dat er geen verschil is opgetreden voor de executieve taken afzonderlijk van elkaar bekeken, ToL, t(13)= 0.68, p= 0.51, TMT, t(13)= -0.14, p= 0.89, en de switchtaak, t(11)= -0.15, p=

0.88. Volgens verwachting is er ook geen verbetering opgetreden voor de controleconditie voor de ToL, t(10)

= -1.91, p=0. 09, TMT, t(13)= 0.90, p= 0.38, en de switchtaak, t(11)= -0.69, p= 0.50. Omdat er geen effect

van de training is gevonden, is een regressieanalyse om de eventuele voorspellers van executieve functies na het volgen van de training te analyseren uitgesloten. Toch is er exploratief gekeken of er aanwijzingen gevonden zijn of het werkgeheugen en inhibitie controle de prestatie op het executief functioneren kunnen voorspellen.

3.3 Exploratieve analyse

Exploratief is onderzocht of er een verband kan worden aangetoond tussen de voormetingen van het werkgeheugen en de inhibitie controle en de prestatie op de nameting van de executieve functies. Op het moment van de dataverzameling hadden 21 proefpersonen de voormetingen van de ToL, TMT, Switchtaak, PASAT, N-back, CLN en de go-no-go-taak afgerond. Er ontbreek data van 48 proefpersonen. Vanwege een afwijkende score (meer dan twee standaarddeviaties)op de go-no-go-taak zijn er twee proefpersonen niet meegenomen in de analyse. De analyse is uitgevoerd over een steekproef van 19 proefpersonen.

Aan de hand van lineaire regressieanalyse is onderzocht of de score op executieve functies kan worden voorspeld aan de hand van de prestatie op de werkgeheugentaken en inhibitie controletaak.. De correlatiecoëfficiënten tussen inhibitie controle, werkgeheugen en executieve functies zijn zeer laag, r = -0.12 tussen inhibitie controle en werkgeheugen, r = -0.17 tussen inhibitie controle en executieve functies en r = - 0.05 tussen werkgeheugen en executieve functies. De twee voorspellers tezamen verklaarden 3.3% van de variantie op de scores van executieve functies. Dit percentage is statistisch niet significant, F(2,16)=0.27, p=0.77. Voor zowel het werkgeheugen als inhibitie controle zijn de regressiegewichten niet significant. Voor

het werkgeheugen geldt b= -0.07, t(18)= -0.29, p=0.77 en voor inhibitie controle geldt b= -0.10, t(19)= -0.71, p=0.49. Tabel 2 geeft de niet significante regressie coëfficiënten weer.

(17)

Tabel 2

De gemiddelden, standaarddeviaties (SD) van variabele Executieve Functies (EF) in de nameting, Inhibitie Controle (IC) en Werkgeheugen (WG) in de voormeting, bij een N=19.

Inhibitie Controle -0

Executieve Functies

Tabel 3

Overzicht van de gevonden regressiecoëfficiënten (B) tussen de onafhankelijke variabelen Inhibitie Controle en Werkgeheugen en de afhankelijke variabele Executieve Functies, en de bijbehorende p-waarden, standaardfout (SE) en bètacoëfficiënt (β).

B SE B

Inhibitie Controle -0.10 0.14

Werkgeheugen -0.07 0.22

3.4 Poweranalyse

Post-hoc power analyse laat zien dat de power van de gepaarde t-toets van de interventieconditie en van de controleconditie 0.39 is. Deze lager power is beduidend lager dan de power die voorafgaand aan het onderzoek is berekend. De post-hoc poweranalyse van de regressieanalyse wijst uit dat de regressieanalyse een power heeft van 0.28 en een effect size van 0.13.

(18)

4. DISCUSSIE

In huidig onderzoek is gekeken naar het effect van een cognitieve, online flexibiliteitstraining op de executieve functies. Vervolgens is getracht de voorspellende waarde van werkgeheugen en inhibitie controle op executieve functies aan te tonen. In tegenstelling tot de verwachting blijkt er geen verbetering in prestatie in executieve functies na de cognitieve flexibiliteitstraining. Geheel volgens verwachting is er geen verbetering in prestatie gebleken in executieve functies na de controle training.

Gegeven het feit dat de training niet het verwachte effect laat zien op executieve functies, zijn verdere regressieanalyses onuitvoerbaar. Er zijn echter wel exploratieve analyses gedaan naar de voorspellende waarde van de werkgeheugencapaciteit en de inhibitie controle op het functioneren van de executieve functies. Gekeken is of de prestatie op werkgeheugen en inhibitie controle op de metingen de prestatie op executieve functies kan voorspellen voorafgaand aan de training. Uit de exploratieve analyses bleek dat er geen voorspellende verbanden tussen werkgeheugen en executieve functies en inhibitie controle en executieve functies kunnen worden aangetoond. De exploratieve analyse is uitgevoerd over 19 proefpersonen, het is dan niet geoorloofd om meer dan één voorspeller, hooguit twee voorspellers mee te nemen in de analyse. In vervolg onderzoek is het waardevol om gebruik te maken van geschatte waarden, wanneer er sprake is van een te kleine steekproef.

Gegeven dat in de huidige studie het verwachte effect niet naar voren kwam, sluit huidig onderzoek zich aan bij de overzichtsstudie van Papp (2009). In deze overzichtsstudie werden geen aanwijzingen genoemd voor een verminderde vertraging van cognitieve achteruitgang bij gezonde ouderen als effect van een cognitieve training. Het is in de huidige studie mogelijk dat de variabelen niet goed geoperationaliseerd zijn. De variabele executieve functies bestaat uit een somscore van de Trail Making Test, de Tower of Londen en de switchtaak. Zoals eerder beschreven; is het paraplubegrip “executieve functies” een ruim begrip. Het is denkbaar dat de TMT, de ToL en de switchtaak het concept executieve functie niet volledig hebben gedekt, ongeacht het feit dat de taken afzonderlijk van elkaar een goede meetpretentie bezitten. Karbach en Kray (2009) rapporteerden wel een verbeterde prestatie op taken die het werkgeheugen en de inhibitie controle meten na het een training bestaande uit switchtaken. Zij hebben echter andere cognitieve taken gebruik om inhibitie controle en werkgeheugen te operationaliseren. Namelijk de kleur-Stroop/nummer-Stroop om de inhibitie controle te meten en de “lees-span/tel-span” en “symmetrie span/navigatie span” om respectievelijk het verbale en spatiële werkgeheugen te meten.

Dat er in dit onderzoek geen steun wordt gevonden voor een positief effect op executieve functies na een zes-weekse online cognitieve flexibiliteitstraining zou veroorzaakt kunnen worden door het aantal proefpersonen. Het aantal proefpersonen wat meegenomen is in de data-analyse ligt beduidend lager dan het verwachtte aantal. Samenhangend met het lager uitgevallen aantal proefpersonen is de power van het onderzoek ook lager dan verwacht. Het TAPASS-project is een nog lopend onderzoek. Na het voltooien van

(19)

de TAPASS studie zijn er meer proefpersonen geïncludeerd en wordt er mogelijk wel een effect van de training gevonden. Wanneer er dan een effect van de training gevonden wordt, is het met oog op individuele verschillen van belang om dan alsnog te kijken naar mogelijke voorspellers van executieve functies.

Daarbij is in dit onderzoek gebruikt gemaakt van meting na zes weken training. In het TAPASS onderzoek is deze meting de tussenmeting en vindt de nameting plaats na 12 weken. Het is mogelijk dat een langere duur van de training wel een effect van de training laat zien. Er is echter geen bewijs in de literatuur over de meest effectieve vorm en de duur van een cognitieve online training (Papp, 2009).

Het is echter ook mogelijk dat een verschil in data verzamelen niet geleid heeft tot het gewenste effect. Er zijn een aantal taken door de onderzoeker op de UvA afgenomen, zoals de PASAT en de CLN. De overige taken; de switchtaak, TMT, ToL, N-back en go-no-go-taak zijn thuis online afgenomen. Voor de taken die thuis zijn afgenomen kan een verminderde motivatie of een verminderd begrip van de testinstructies een negatieve uitwerking hebben gehad op de prestatie. Daarbij is de omgeving waarin de online taken worden gemaakt niet gecontinueerd zoals de omgeving op de UvA is gecontinueerd met betrekking tot de NPO-taken. Dit kan hebben geleid tot ruis in de dataverzameling.

Bij de go-no-go-taak is gebleken dat proefpersonen vaak de taak bij voorkeur correct wilde maken, ten koste van de reactietijd. Na een go-trial verscheen in 20% van de gevallen een no-go-trial, in 80% van de gevallen niets. Op basis van observatie is geconcludeerd dat proefpersonen na een go-trial lang wachtte met het geven van een respons, in het geval dat er een no-go-trial zou volgen en de pijl toch nog rood zou worden, ook al was dit vaker niet het geval. Dit zou mogelijk geleid kunnen hebben tot langere reactietijden van en een hogere correcte score op de go-trials en go-no-go trials. Dit kan een vertekend beeld geven van de prestatie op de go-no-go taak en daarmee op de variabele inhibitie.

In vervolgonderzoek is er meer differentiatie nodig wat betreft hoogst afgeronde opleiding om een plafondeffect te voorkomen. Op de voormeting is het 82,4% van de proefpersonen in de interventieconditie en 81,3% van de proefpersonen in de controleconditie gelukt om alle trials op te lossen van de Tower of Londen. Proefpersonen zijn in huidige studie voornamelijk geworven uit de omgeving van de onderzoekers, met als gevolg dat meer dan 66% van de proefpersonen een Hbo-opleiding of WO hebben afgerond. Voor vervolgonderzoek is het raadzaam een steekproef te nemen met een grotere variatie in hoogst afgeronde opleiding zodat de steekproef meer overeenkomsten vertoont met de populatie.

Voorlopig luidt de conclusie dat in huidig onderzoek geen effect van een online cognitieve flexibiliteitstraining kon worden aangetoond. Wellicht in verder onderzoek, of in het TAPASS onderzoek zal blijken dat een online cognitieve flexibiliteitstraining een positief effect heeft op de executieve functies. Indien de training een positieve uitwerking heef op executieve functies is het alsnog wenselijk om naar het werkgeheugen en de inhibitie controle te kijken als eventuele voorspellers op executieve functies.

(20)

5. LITERATUURLIJST

CBS.nl. Opgehaald 8 oktober, 2013, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/ artikelen/archief/ 2004/2004-193-pb.htm

Berch, D. B., Krikorian, R., & Huha, E. M. (1998). The corsi block-tapping task: Methodological and theoretical considerations. Brain and Cognition, 38, 317–338

Bouma, A., Mulder, J., Lindeboom, J., Schmand, B. & (redactie), 2012. Handboek neuropsychologische diagnostiek, Pearson

Buitenweg, J. I. V., Murre, J. M. J., & Ridderinkhof, K. R. (2012). Brain training in progress: A review of trainability in healthy seniors. Frontiers in Human Neuroscience, 6, 183

Conway, A. R. A., Kane, M. J., Bunting, M. F., Hambrick, D. Z., Wilhelm, O., & Engle, R. W. (2005). Working memory span tasks: A methodological review and user’s guide. Psychonomic Bulletin & Review, 12(5), 769-786

Dempster, F. N. (1992). The rise and fall of the inhibitory mechanism: toward a unified theory of cognitive development and aging. Developmental Review, 12, 45−75

Diamond, A. (2012) Executive Functions. Annual Reviews Psychology 64, 135–68.

Culbertson, C. W., & Zillmer, E. A. (2001). Tower of London Drexel University (TOL DX): Technical manual. Multi-Health Systems Incorporated (MHS).

Fletcher, J. M., Marks, D. G., Anthony D.G., & Hine, D. W. (2011). Working memory capacity and cognitive styles in decision-making. Personality and Individual Differences, 50, 1136–1141

Homack, S., Lee, D., & Riccio, C. A. (2005). Test review: Delis-Kaplan executive function system. Journal of Clinical and Experimental Neuropsychology, 27(5), 599-609.

Jaeggi, S. M., Buschkuehl, M., Arbor, A., Perrig, W. J. & Meier, B. (2010). The concurrent validity of the N-back task as a working memory measure. Memory, 18(4), doi:394412

Karbach, J. &Kray, J. (2009). How useful is executive control training? Age differences in near and far transfer of task-switching training. Development Sience, 12, 978- 990

(21)

Kempen, G. I. J. M., Meier, A. J. L., Bouwens, S. F. M., Deursen, J., & Verhey, F. R. J. (2007). Telefonisch interview cognitieve status (TICS): psychometrische kenmerken. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 38, 34-40

Nouchi, R., Taki, Y., Takeuchi, H., Hashizume, H., Akitsuki Y., Shigemune, Y., …Kawashima, R. (2012). Brain training game improves executive functions and processing speed in the elderly: A randomized controlled trial. Plos One 7(1), doi:10.1371/journal.pone.0029676

Ray Li, C., Huang, C., Todd Constable, R., & Sinha, R., (2006). Imaging response inhibition in a stop-signal task: neural correlates independent of signal monitorning and post-response processing. The Journal of Neurosience, 26(1), 186-192. doi: 10.1523/JNEUROSCI.3741-05.2006

Schultz, K. P., Fan, J., Magidina, O., Marks, B. H. & Halperin, J. M. (2006). Does the emotional go/no-go task really measure behavioural inhibition? Convergence with measures on a non- emotional analog. Archives of Clinical Neuropsychology, 22, 151-160

Tombaugh, T. N. (2005). A comprehensive review of the paced auditory serial addition test (PASAT).

Archives of Clinical Neuropsychology, 21, 53–76

Unsworth, N., Heitz, R. P., Schrock, J. C., & Engle, R. W. (2005). An automated version of the operation span task. Behavior research methods, 37(3), 498-505.

Vaughan, L., & Giovanello, K.., (2010). Executive function in daily life: age-related influences of executive processes on instrumental activities of daily living. American Psychological

Association, 25(2), 343-355. doi:10.1037/a0017729

Weldon, R. B., Mushlin H., Kim B., & Sohn M. H., (2013). The effect of working memory capacity on conflict monitoring. Acta Psychologica, 142, 6–14

Wiley, J. & Jarosz, A. F. (2012). Working memory capacity, attentional focus, and problem solving. Current Directions in Psychological Science, 21(4), 258–262

(22)

6. BIJLAGE

6.1 Interventietraining Birds of a Feather

Dit spel is tijdsafhankelijk. Elk blok bestond uit 5 ronden. Wanneer er teveel fouten werden gemaakt, stopte het spel. Het doel van het spel was het aantal lichtblauwe vogels met spitse snavels te tellen binnen de gegeven tijd. De score werd berekend op basis van het aantal vogels dat de proefpersoon verwijderd was van het juiste antwoord.

Multi Memory

Dit spel werkte deels zonder tijdslimiet. Een blok bestond uit 5 ronden. Er werden kaartjes met figuren in verschillende kleuren getoond, dit deel is tijdsafhankelijk. Wanneer de tijdlimiet overschreven werd, verschenen er nieuwe kaartjes. Het was aan de proefpersoon de taak de originele kaartjes te reproduceren gelet op kleur, vorm en positie.

(23)

Square Logic

Dit spel was (na het 1e level) tijdsafhankelijk. Een blok

bestond uit 3 ronden, of stopte wanneer de tijdslimiet

werd overschreden. Het doel van het spel was om het gegeven aantal vierkantjes terug te brengen naar één. Vierkanten laten verdwijnen kwam tot stand wanneer een vierkant op een ander vierkant werd geplaatst. Echter was dit alleen mogelijk wanneer de getallen elkaar opvolgden (bijvoorbeeld 1 op 2 of 3 op 2) én de vierkanten naast, boven, of schuin naast elkaar lagen. Wanneer men meer dan één vierkant overhield, bestond de mogelijkheid om het spel opnieuw te spelen, mits de tijd het toeliet.

Mind the Mole

Tijdens dit spel verschenen langzamerhand molshopen. Een molshoop bewoog zich in een bepaalde richting. De bedoeling was om op tijd op de molshoop te klikken wanneer deze van richting veranderde. Wanneer er niet, te vroeg of te laat werd geklikt, kostte dat wortels en daarmee punten.

(24)

Out of Order

Dit spel was ( na het 1e level ) tijdsafhankelijk. Een blok

bestond uit 3 ronden. Getoond werd een rij kaartjes met daarop figuren in verschillende kleuren en vormen. Het doel van het spel was om de kaartjes in de juiste volgorde te zetten, zodat ieder aangrenzend kaartje ten minste één overeenkomst had. De mogelijke overeenkomsten waren kleur, vorm, aantal of opvulling. Wanneer alle kaartjes correct geplaatst naast elkaar lagen en dus een

overeenkomst hadden met (het) aangrenzende kaartje(s), was de ronde voltooid.

Aantal

Patterned Logic

Vorm Vulling Kleur

Dit spel was (na het 1e level) tijdsafhankelijk. Een blok bestond uit 3 ronden. Het doel van het spel was de gaten in de rij af te maken met de blokjes in het midden. De figuren liggen in een bepaalde volgorde die werden bepaald door twee patronen: één van opeenvolgende kleuren en één van opeenvolgende vormen.

(25)

Moving Memory

Pattern Matrix

Dit spel werkte zonder tijdslimiet. Een blok bestond uit 3 ronden. Het doel van het spel was door middel van kaartjes om te draaien, twee gelijke plaatjes bij elkaar te zoeken. Wanneer de proefpersoon een identiek paar gevonden had, verschoven de overgebleven kaartjes. De kaartjes zijn dus niet aan de positie te herkennen, echter wel aan het cijfer op de achterzijde.

Dit spel was tijdsafhankelijk. Een blok bestond uit 5 ronden, of werd voortijdig afgebroken wanneer het foutenlimiet werd overschreden. Het doel van het spel was om twee blokjes met een gelijk patroon te vinden. Echter waren enkele blokjes gedraaid weergegeven. Het was de bedoeling dat de proefpersoon klikte op de twee blokjes met een identiek patroon. Wanneer dit correct bleek, verdwenen de blokjes. Het doel was om alle blokjes te laten verdwijnen. Het blok startte met zwart-witte patronen, daarna volgde

(26)

ToyShop

Dit spel werkte deels met en deels zonder tijdslimiet. Een blok bestond uit één ronde. Proefpersonen kregen een bepaalde tijd een verlanglijstje te zien. Het was de bedoeling dat deze lijst met speelgoedartikelen werd onthouden. Vervolgens kwam er een kast in beeld met verschillende stuks speelgoed. Het was de bedoeling dat de proefpersoon het speelgoed wat op de verlanglijst was weergegeven selecteerde en van de kast naar het winkelwagentje verplaatste. De proefpersoon kreeg de tijd om eventuele fouten te herstellen. De score kwam tot stand door een

(27)

6.2 Controle training Pay attention

Dit spel is tijdsafhankelijk. Een blok bestaat uit 1 ronde. De trial bestaat uit een veld met zeshoekige figuren. Het is de bedoeling een maximaal aantal zeshoekige figuren te behouden. In het veld zullen gekleurde vierkantjes verschijnen die op en neer bewegen. Wanneer de vierkantjes rood worden en sneller op en neer bewegen, is het de bedoeling dat op het vierkantje geklikt wordt, vervolgens verdwijnt het. Wanneer er te laat of te vroeg geklikt wordt, verdwijnen er zeshoekige figuren en daarmee punten.

Grid

Dit spel is niet tijdsafhankelijk. Een blok bestaat uit 4 ronden. In een ronde worden er een aantal stukken met sterren getoond, sommige zijn sterren zijn blauw. De bedoeling is om de stukken met de blauwe sterren te onthouden. Zodra er op “ok” wordt geklikt, verdwijnen de blauwe sterren en beginnen de stukken te

bewegen. Wanneer de tijd stopt klikt men op de stukken waarvan gedacht wordt dat daar een blauwe ster zat. Hoe meer stukken er zijn aangeklikt waar een blauwe ster zat, hoe hoger de score. De proefpersoon krijgt feedback “goed/fout” doordat er een groene V of een rode X in de rechterbovenhoek getoond woord. Een V voor het aantal goede klikken, de X voor het aantal gemiste klikken en fouten die gemaakt worden. Een gemiste blauwe ster, wordt ook rood.

(28)

Sliding Search

verliest men punten.

Fuzzle

Dit spel is tijdsafhankelijk. Een blok bestaat uit 1 ronde. Er worden 6 plaatjes getoond. bovenin beeld. Onder in het beeld zullen plaatjes van links naar rechts bewegen. Één van de plaatjes bovenin is hetzelfde als het plaatje dat onderin naar rechts beweegt. Het is de bedoeling dat het plaatjes vanuit boven in het scherm wat identiek is aan het bewegende plaatje op het bewegende plaatje komt te liggen. Wanneer het onderste plaatje van het beeld verdwijnt, zonder dat de identieke gevonden is,

Dit spel is tijdsafhankelijk. Een blok bestaat uit 1 ronde. Na een bepaalde tijd wordt een getoonde foto in verschillende stukken verdeeld en willekeurig over het beeld verdeeld. Het is de bedoeling dat de stukken weer één geheel gaan vormen. Wanneer een puzzelstuk naar een andere plaats gesleept wordt, zal dit puzzelstuk van plaats verwisselen met het stuk van die plek. Hoe minder zetten er nodig zijn om de puzzel weer tot een geheel te vormen, hoe hoger de score.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

soil and terrain data, to estimate ecosystem service supply and evaluate integrated ecological restoration in- terventions. We based our research on the arid, rural landscape of

Vir die doeleindes van hierdie hoofstuk sal daar sover moontlik onderskei word tussen voortgesette on- derwys van n akademiese aard of met •n beroepstendens en

1., Verpligte onderwys. Lengte van skooljaar. Vir Transvaal sou hierdie aanbeveling in- dien deurgevoer beteken dat alle onderwys op die voor- universitere peil weer

“Op dit moment zou het [inzicht in mijn professionele identiteit] voor mij wel zinvol zijn, want ik twijfel nog steeds wat ik zal gaan doen […], want het werkveld is best wel

Specifically, the early-type population that comprises the E and E/S0 galaxies dominates the inner regions of the cluster while the population of gas-rich galaxies that constitutes

To determine the activity of GtfA-ΔN on sucrose as both glucosyl donor and acceptor substrate, enzyme activity assays were done with six different sucrose concentrations ranging

Previous research indicates that self-efficacy and social support for physical activity and self-regulation behavior change techniques (BCT), such as goal setting, feedback,

One of the most active villages in the province is the village of Hoonhorst. They have a population of nearly 700 people and developed their local community organisation of