• No results found

Temperatuur en bloei bij Bromelia : literatuurstudie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Temperatuur en bloei bij Bromelia : literatuurstudie"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Temperatuur en bloei bij Bromelia

Literatuurstudie

juli 2 0 0 1

Casper Slootweg

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Cluster Glastuinbouw

Linnaeuslaan 2a 1431 JV Aalsmeer

(2)

® 2001 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving.

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave.

(3)

INHOUD

1. INLEIDING 5 2. ALGEMEEN 6 2.1 ADVIEZEN 6 3. AECHMEA 7 3 . 1 ADVIEZEN 7 3 . 2 ONDERZOEKSRESULTATEN 7 4. ANANAS 8 5. GUZMANIA 9 5.1 ADVIEZEN 9 5 . 2 ONDERZOEKSRESULTATEN 9 6. VRIESEA 11 6 . 1 ADVIEZEN 11 6 . 2 ONDERZOEKSRESULTATEN 11 7. CONCLUSIES 14 8. DISCUSSIE 15 9. LITERATUUR 16

(4)

1. INLEIDING

In het kader van energiebesparing w o r d t ook bij de teelt van Bromelia gestreefd naar het telen bij een lagere kastemperatuur. Voor het in bloei komen van de planten is echter een minimum temperatuur vereist. Omdat de adviezen en ervaringen aangaande deze minimum temperatuur uiteenlopen is een

literatuuroverzicht gemaakt. In dit overzicht zijn van Bromelia algemeen, Aechmea, ananas, Guzmania en Vriesea de adviezen en gepubliceerde onderzoeksresultaten op het gebied van de invloed van de temperatuur op de bloei op een rijtje gezet. Daarnaast w o r d t de invloed van enkele andere teeltfactoren aangestipt. Bij alle adviezen wordt er van uit gegaan dat een bloeibehandeling met een bloeibevorderend middel w o r d t toegepast, ook in alle vermelde

(5)

2. ALGEMEEN

2.1 ADVIEZEN

Voor een goede bloei van Bromelia in het algemeen worden kastemperaturen van 20°C of hoger tijdens de teelt (de Jong, 1988; Stahn en Banerjee, 1 978) of van 21 °C of hoger na bloeiinductie (Lieffering, 1992) geadviseerd.

(6)

3. AECHMEA

3.1 ADVIEZEN

De adviezen voor de teelttemperatuur voor een goede bloei bij Aechmea lopen uiteen. De adviezen van Richter (1 9 5 0 , in Zimmer 1 986) zijn 1 5 ° C voor Aechmea fasciata tot 1 8 ° C voor 'zachte' Aechmea. Zimmer zelf (1986) adviseert 2 0 - 2 2 ° C . Anonymus (1998) adviseert voor Aechmea fasciata 1 8 - 2 0 ° C .

3.2 ONDERZOEKSRESULTATEN

Van Onsem ( 1 9 5 6 in Zimmer, 1986) vond bij een teelttemperatuur van minder dan 1 6 ° C geen bloei. Zimmer (1965 in Zimmer, 1986) vond ook geen bloei bij 15-1 6 ° C .

Bij een teelttemperatuur van 1 8 ° C , met een inductiebehandeling in oktober werd bij Aechmea fasciata 'Bak', 1 0 0 % bloei gevonden (Beuzenberg en Vonk

Noordegraaf, 1980). In een volgend jaar was het bloeipercentage 7 9 % , maar indien tabletverwarming werd toegepast (stooktemperatuur tablet 4 0 ° C , kastemperatuur 18°C) werd 9 7 % bloei bereikt (Beuzenberg 1981). In dit onderzoek traden geen significante groeiverschillen op.

Bij het telen van Aechmea fasciata onder enkel en dubbel kasdek, waarbij de etmaaltemperatuur gelijk werd gehouden op 2 1 . 5 ° C (onder dubbel dek ontstond een iets hogere dagtemperatuur, waardoor een iets lagere nachttemperatuur werd aangehouden), was het bloeipercentage, bij inductie in februari: 9 0 % onder enkel dek en 9 9 % onder dubbel dek (Steinbuch, 1 985).

(7)

4. ANANAS

In een kasproef met ananas werd een dagtemperatuur van 2 5 - 3 0 ° C gecombineerd met een nachttemperatuur van 15, 2 0 , 25 en 3 0 ° C . De planten, geteeld met een nachttemperatuur van 1 5 en 2 5 ° C kwamen traag in bloei, 2 0 ° C gaf een snelle bloei te zien en bij 3 0 ° C bloeiden de planten in het geheel niet (Friend, 1981).

(8)

5. GUZMANIA

5.1 ADVIEZEN

Richter (1950 in Zimmer, 1986) en Boonstra (1988) adviseren een minimumtemperatuur van 2 0 ° C . Anonymus (1998) adviseert een nachttemperatuur van 1 8 ° C en een dagtemperatuur van 2 0 ° C .

Moes en Adriansen (1976) adviseren een nacht/dag temperatuur van 1 6 / 1 9 ° C als geen bodemverwarming w o r d t gebruikt. Bij een tablettemperatuur van 2 2 ° C adviseren zij een nachttemperatuur van 1 3 - 1 6 ° C en een dagtemperatuur van

16-1 9 ° C .

5.2 ONDERZOEKSRESULTATEN

In een proef met een kastemperatuur van 1 6 ° C , waarbij zonder en met

tabletverwarming werd geteeld (pottemperaturen van 2 0 - 2 3 ° C ) , met inductie in januari, bloeiden de planten zonder tabletverwarming voor 6 3 % en de

behandelingen met tabletverwarming voor 1 0 0 % (Beuzenberg en Vonk

Noordegraaf, 1979). Bij een kastemperatuur van 1 8 ° C en pottemperaturen van 15, 18, 2 0 , 2 2 , 2 4 en 2 7 ° C , met een inductie in maart, bleek een pottemperatuur van 2 2 ° C of meer gunstig te werken op de bloemontwikkeling (Beuzenberg en Vonk Noordegraaf, 1980). De groeiverschillen tussen de behandelingen waren gering.

Van den Berg en Vogelezang (1990) vonden bij Guzmania minor 'empire', met een ingestelde kastemperatuur van 17 en 2 0 ° C , met pottemperaturen van 2 0 , 23 en 2 6 ° C en inductie in maart, in alle behandelingen 1 0 0 % bloei. In een experiment van Vogelezang (1992) werd met dezelfde cultivar, met inductie in juni, bij een kastemperatuur van 1 8 ° C , met pottemperaturen van 18, 25 en 3 0 ° C resp. 9 7 , 100 en 9 3 % bloei bereikt. Ook hier waren de groeiverschillen gering; alleen een pottemperatuur van 1 8 ° C gaf een groeivertraging.

Moes en Adriansen (1976) hebben een uitgebreid onderzoek gedaan met Guzmania minor 'Orange', waarin verschillende dag/nacht temperaturen

gecombineerd zijn met en zonder het gebruik van tabletverwarming. Tabel 1 geeft een samenvatting van de resultaten.

(9)

Tabel I. Percentage bloei van Guzmania minor 'Orange' (Moes en Adriansen, 1976).

Bloeipercentages zijn een gemiddelde van genoemde nachttemperaturen, verschillende Ethrelconcentraties en behandelingstijdstippen (inductie in maart).

dagtemperatuur nachttemperatuur tabletverwarming % bloei

1 3 ° C 7 ° C o f 1 0 ° C geen 50 1 3 ° C 7 ° C o f 1 0 ° C 1 8 ° C 98 1 6 ° C 1 0 ° C o f 1 3 ° C geen 73 1 6 ° C 1 0 ° C o f 1 3 ° C 2 0 ° C 100 1 9 ° C 1 3 ° C o f 1 6 ° C geen 100 1 9 ° C 1 3 ° C o f 1 6 ° C 2 2 ° C 100 Zimmer (1985) heeft bij Guzmania minor de invloed van een lage

nachttemperatuur gedurende 2, 4 en 6 weken na de inductie, op de bloei

onderzocht. De, ingestelde, dagtemperatuur was 2 0 ° C . De resultaten staan in tabel 2.

Tabel 2. Aantal geinduceerde planten van Guzmania minor (20 stuks per behandeling)

onder invloed van lage nachttemperaturen gedurende 2, 4 en 6 weken na inductie (Zimmer, 1985). aantal weken lage nachttemp. 2 4 6 nachttemperatuur 5 ° 8 ° 9 18 9 10 9 17 1 1 ° 18 16 16 °C 1 4 ° 20 20 20 controle 1 7 ° 19 10

(10)

6. VRIESEA

6.1 ADVIEZEN

Richter adviseert voor groene Vriesea een minimumtemperatuur van 1 8 ° C en voor Vriesea splendens minimaal 2 0 ° C (1950 in Zimmer, 1986). Zimmer (1986) adviseert voor een goede inductie en bloemontwikkeling een nachttemperatuur van 1 8 - 2 0 ° C en een dagtemperatuur van 2 0 - 2 2 ° C . Boonstra (1988) geeft een teelttemperatuur van 2 0 ° C in de winter en 2 2 - 2 4 ° C in de zomer. Anonymus (1998) adviseert nacht/dag temperaturen van 1 8 / 2 0 ° C .

Beuzenberg en Vonk Noordegraaf (1979) geven voor Vriesea 'favoriet' aan dat de kastemperatuur 1 6 ° C mag zijn, indien de pottemperatuur 2 2 ° C is. Moes en Adriansen (1976) geven voor Vriesea splendens een nachttemperatuur van 1 6 ° C en een dagtemperatuur van 1 9 ° C , als er geen bodemverwarming w o r d t gebruikt. Bij een bodemtemperatuur van 2 2 ° C mag de nacht/dag temperatuur dalen tot 1 3 / 1 9 ° C . Het gebruik van bodemverwarming geeft een iets snellere groei.

Voor Vriesea splendens 'fire' noemt Rücker (1983) een minimumtemperatuur van 21 ° C . Vissers en Thomas (1 997) geven voor dezelfde cultivar een

minimumtemperatuur van 2 2 ° C , waarbij echter belichting of bodemverwarming noodzakelijk is voor een goede bloei.

6.2 ONDERZOEKSRESULTATEN

Zimmer (1965) heeft planten van Vriesea splendens na de inductie met acetyleen in december, bij 15, 20 25 en 3 0 ° C gezet; bij 1 5 ° C trad geen bloei op, bij 2 0 ° C werd de snelste bloemontwikkeling gerealiseerd. Vriesea splendens 'fire' en 'favorite', geteeld bij 2 0 ° C , vertoonden weinig bloei bij inductie in week 4 8 , 51 en 2; inductie in week 5 gaf een goede bloei te zien (Blaquière, 1991).

Vriesea splendens in een teeltproef met inductie in oktober met drie

behandelingen: kastemperatuur 1 6 ° C zonder bodemverwarming, 1 6 ° C met bodemverwarming tot 2 2 ° C en een kas van 1 9 ° C zonder bodemverwarming bloeiden voor 3 3 , 100 en 1 0 0 % (Beuzenberg en Vonk Noordegraaf, 1979). In een experiment met een kastemperatuur van 1 8 ° C en wel of geen potverwarming, bloeiden alle planten na inductie in november (Beuzenberg en Vonk Noordegraaf, 1980). In een proef met inductie in oktober met de volgende drie behandelingen: alleen bodemverwarming tot 5 0 ° C , bodemverwarming t o t 4 0 ° C met

kasverwarming en geen bodemverwarming met een kastemperatuur van 1 8 ° C , bloeiden resp. 6 6 , 88 en 8 9 % van de planten (Beuzenberg 1982).

Moes en Adriansen (1976) hebben, met inductie in maart, het bloeipercentage van Vriesea splendens onder invloed van verschillende dag/nacht temperaturen en de invloed van tabletverwarming in combinatie met t w e e ethrelconcentraties onderzocht (tabel 3).

(11)

Tabel 3. Bloeipercentage van Vriesea splendens met inductie in maart onder invloed van

verschillende dag/nacht temperaturen en de invloed van tabletverwarming (gemiddelden van alle kastemperaturen) in combinatie met twee ethrelconcentraties (Moes en Adriansen, 1976). 100 Dag/nacht tempérât Bloeipercentage Conc. EthrellOO Tabletverwarming perc. bloei uur °C 0 . 5 % ja 100 13/7 64 1.5% ja 83 13/10 16/10 16/13 19/12 83 89 9 4 0 . 5 % nee 74 8 0 1.5% nee 71

Zimmer (1985) heeft bij Vriesea splendens 'Meyer's Favorite' de invloed van een lage nachttemperatuur gedurende 4 weken, beginnende 0, 4 en 8 weken na de inductie, op de bloei onderzocht. De, ingestelde, dagtemperatuur was 2 0 ° C . De resultaten staan in tabel 4 .

Tabel 4. Aantal geïnduceerde planten van Vriesea splendens 'Meyer's Favorite' (20 stuks

per behandeling) onder invloed van lage nachttemperaturen gedurende 4 weken, beginnende 0, 4 en 8 weken na inductie (Zimmer, 1985).

Duur nachttemp bloei zittenblijvers niet geïnduceerd 0 w k 2 0 ° , 4 w k 4 w k 2 0 ° , 4 w k 8 w k 2 0 ° , 4 w k continu 2 0 ° 5 ° 8 ° 1 1 ° 5 ° 8 ° 1 1 ° 5 ° 8 ° 1 1 ° 0 6 17 0 3 17 1 16 15 20 0 1 1 20 17 3 19 4 3 0 20 13 2 0 0 0 0 0 2 0 12

(12)

Vissers en Thomas (1997) hebben een onderzoek gedaan aan de bloei van Vriesea 'Fire' op verschillende bedrijven, waarbij verschillende temperaturen gecombineerd zijn met bodemverwarming en bijbelichting. In tabel 5 is het percentage

bloeiinductie na een bespuiting met 2 5 0 of 5 0 0 p p m ethrel in december weergegeven.

Tabel 5. Percentage bloeiinductie onder invloed van kastemperatuur, bodemverwarming,

belichting en Ethrelconcentratie van Vriesea 'Fire' (Vissers en Thomas, 1997). bodemwarmte belichting % Bloeiinductie bij

2 5 0 p p m 5 0 0 p p m temperatuur 2 0 ° C 2 1 / 2 0 ° C 2 1 / 2 0 ° C 2 1 / 2 0 ° C 2 2 ° C 2 3 / 2 2 ° C 2 5 / 2 4 ° C bod nee nee nee ja ja nee nee nee ja ja nee nee ja nee 0 20 17 4 0 33 73 0 17 20 4 3 33 87 33 17 13

(13)

7. CONCLUSIES

Voor Aechmea ligt de geadviseerde minimumtemperatuur in de meest recente adviezen tussen de 1 8 ° C en 2 0 ° C .

Uit onderzoek blijkt een teelttemperatuur van 1 8 ° C niet altijd 1 0 0 % bloei te geven, indien deze kastemperatuur gecombineerd wordt met tabletverwarming w o r d t een hoger bloeipercentage bereikt.

Eenzelfde etmaaltemperatuur van 2 1 . 5 ° C lijkt meer bloei te geven indien de dag-en nachttemperatuur w a t meer uit elkaar liggdag-en.

Voor ananas ligt de optimum nachttemperatuur voor een goede bloei bij 2 0 ° C ; een hogere of lagere temperatuur geeft bloeivertraging, bij een te hoge

nachttemperatuur (30°C) treed geen bloei op.

Voor Guzmania liggen de geadviseerde nachttemperaturen tussen de 1 6 en 2 0 ° C , de dagtemperaturen tussen de 1 9 en 2 0 ° C . Als tabletverwarming van 2 2 ° C w o r d t toegepast kan de nachttemperatuur naar 1 3 - 1 6 ° C en de dagtemperatuur naar 1 6 - 1 9 ° C

Uit onderzoek blijkt dat bij een dagtemperatuur van 1 6 ° C of hoger en het

toepassen van tabletverwarming van 2 0 ° C of meer; de nachttemperatuur mag dalen t o t 13 à 1 4 ° C . Ook zonder het gebruik van tabletverwarming mag de nachttemperatuur flink dalen (tot 13 à 1 4 ° C ) , als de dagtemperatuur 1 9 ° C of meer is.

Bij Vriesea lopen de adviezen meer uiteen. De geadviseerde minimum (nacht-) temperaturen liggen tussen de 1 6 en 2 2 ° C . Indien een bodemtemperatuur van 2 2 ° C wordt aangehouden mag de nachtemperatuur verder dalen tot 1 3 ° C . Uit onderzoek blijkt echter dat er, ook bij de geadviseerde temperaturen, niet altijd een goede bloei gerealiseerd w o r d t . Vooral in recenter onderzoek (vanaf 1 990) zijn de bloeipercentages, ook bij geadviseerde temperaturen vaak erg laag.

Bodemverwarming geeft ook bij Vriesea een hoger bloeipercentage en belichting lijkt de bloei ook te verbeteren. Nachttemperaturen van 11 °C of minder geven, ook bij een kortere periode, minder bloei. Ook binnen de experimenten reageert Vriesea niet altijd eenduidig op de behandelingen.

(14)

8. DISCUSSIE

Naast de temperatuur spelen ook andere factoren een rol bij de bloeiinductie van Bromelia.

De planten moeten 'bloeirijp' zijn; een definititie hiervan is echter nooit gepubliceerd. Bij Vriesea is het aantal bladeren bepalend (Zimmer, 1965).

Voldoende licht tijdens de inductie is van belang (Buurman, 1 9 7 5 ; Zimmer, 1 9 8 5 ; de Jong, 1 9 8 8 ; Blaquière en Schreuder, 1 9 9 1 ; Vissers en Thomas, 1997), bij minder licht is meer middel (ACC, ethephon) nodig voor bloemaanleg (de Proft et al., 1986).

De invloed van de daglengte is niet eenduidig; Aechmea w o r d t beschreven als een facultatieve lange-dag-plant (Zimmer, 1985), Vriesea en Guzmania worden meestal als dagneutraal beschreven (Zimmer, 1 9 6 5 ; Stahn en Banerjee, 1 9 7 8 ; Zimmer, 1 9 8 5 ) , hoewel in een enkele proef extra bloei door dagverlenging is beschreven (Blaquière en Schreuder, 1991).

Bij ananas is in de tropen een groot effect van het tijdstip van de dag, waarop

acetyleen w o r d t toegedient, gevonden (Aldrich en Nakasone, 1975); toediening in de nacht is voor ananas het beste. In de teelt van Bromelia in West-Europa wordt de bloeibehandeling bij voorkeur in de (vroege) morgen gegeven (Boonstra en de Jong, 1 9 8 8 ; Lieffering, 1992). Het juiste tijdstip van de dag kan bepaald worden door de beschikbaarheid van het gas in het water in de koker (koud water kan meer gas bevatten), maar ook de opname door de plant en de diffusie in de plant kan afhankelijk zijn van temperatuur en licht. Waar en hoe het gas de plant binnen gaat en de rol van de trichomen en de huidmondjes hierbij, is niet geheel duidelijk. Bemesting speelt ook een rol bij een goede bloei van Bromelia. Vriesea en

Guzmania verdragen weinig voeding voor een goede bloeiinductie, Aechmea meer (Vissers, 1 9 9 3 ; Vissers en Haleydt 1993). Bij ananas maakt een snelle groei, door een hoge stikstofgift, vooral in warme gebieden, de bloeiinductie moeilijk

(Bartolomew, 1985).

Mogelijkheden voor een goede bloei bij minder energiegebruik kunnen liggen in de volgende maatregelen:

Het toepassen van bodem- of tabletverwarming, in combinatie met een lagere kastemperatuur. Verschillen in groeisnelheid zal dit niet opleveren.

Een lagere nachttemperatuur, in combinatie met een hogere dagtemperatuur of tabletverwarming. Dit zou ook mogelijkheden voor temperatuurintegratie kunnen geven. Een te hoge dagtemperatuur moet echter vermeden worden. Bij Guzmania w o r d t nog een goede bloei bereikt bij een nachtemperatuur van 1 3 - 1 4 ° C

gedurende 6 weken, bij Vriesea moet de nachttemperatuur boven 1 3 ° C blijven voor een goede bloei; ook een korte periode van lagere nachtemperaturen kunnen de bloei tegenhouden.

Een effectievere bloeistimulatie, door het gebruik van alternatieve middelen, concentraties of toepassingstijdstippen kan een goede bloei bij lage temperatuur wellicht garanderen.

De waarde van genoemde mogelijkheden zal echter eerst in onderzoek moeten worden vastgesteld.

(15)

9. LITERATUUR

Anonymus, 1 9 9 8 , Bromeliaceae, Uitgave Corn. Bak B.V.

Aldrich W . W en Nakasone H.Y., 1 9 7 5 , Day versus night application of calcium carbide for flower induction in pineapple, J . Amer. Soc. Hort. Sei., 100(4): 4 1 0 - 4 1 3 .

Bartholomew D.P., 1 9 8 5 , Ananas comosus, in: CRC Handbook of flowering. Vol. I, CRC Press, Boca Raton, FL, pp. 4 5 0 - 4 5 4 .

Berg Th van den en Vogelezang J . , 1 9 9 0 , Mogelijkheden tabletverwarming onderzocht voor Spathiphyllum en Guzmania, Vakblad voor de Bloemisterij, 9: 5 0 - 5 3 .

Beuzenberg M.P. en Vonk Noordegraaf C , 1 9 7 9 , De invloed van de potgrondtemperatuur op de groei en bloei van bromelia bij 1 7 en 2 0 ° C

luchttemperatuur, in: Jaarverslag Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland, pp. 6 2 - 6 5 .

Beuzenberg M.P. en Vonk Noordegraaf C , 1 9 8 0 , De invloed van de potgrondtemperatuur op groei en bloei van bromelia, in: Jaarverslag Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland, pp. 8 0 - 8 2 .

Beuzenberg M.P., 1 9 8 1 , Bloeiinductie Aechmea, Vriesea en Guzmania, in: Jaarverslag Proefstation voor de Bloemisterij in Nederland, pp. 7 4 - 7 5 .

Beuzenberg M.P., 1 9 8 2 , Ook tabletverwarming heeft zijn beperking. Vakblad voor de Bloemisterij, 18: 3 4 - 3 7 .

Blaquière T. en Schreuder S., 1 9 9 1 , Bloeiinductie Vriesea in winter moeilijk, Vakblad voor de Bloemisterij, 6: 6 0 - 6 1 .

Boonstra H. en de Jong B., 1 9 8 8 , Teelt van Bromeliaceeën, Teeltinformatie pot-en perkplantpot-en no. 6, Consulpot-entschap in algempot-ene dipot-enst voor de bloemisterij, 66 pp.

Buurman H., 1 9 7 5 , Bloeibeïnvloeding bij Aechmea fasciata in winter, Vakblad voor de Bloemisterij, 3 0 : 15.

Friend D.J.C., 1 9 8 1 , Effect of night temperature on flowering and fruit size in pineapple (Ananas comosus [ L ] Merill), Botanical-Gazette 142 (2): 1 8 8 - 1 9 0 . Jong B. de, 1 9 8 8 , Sortimentsverbreding bromelia richt zich op verbeteringen,

Vakblad voor de Bloemisterij, 2 4 : 3 8 - 4 1 .

Lieffering M., 1 9 9 2 , Problemen met bloeibeïnvloeding Bromeliaceae, Inventarisatie van ervaringen geeft meer duidelijkheid, Vakblad voor de Bloemisterij, 2 6 : 36-3 7 .

Moes E. en Adriansen E., 1 9 7 6 , Temperaturens indflydelse pa Vriesea splendens, Gartner Tidene, 3 5 : 5 0 4 - 5 0 7 .

Proft M.P. de, Mekers O., Jacobs L. en de Greef J.A., 1 9 8 6 , Influence of light and flowering inducing chemicals on the quality of the bromeliaceae inflorescence, Acta Horticulturae, 1 8 1 : 1 4 1 - 1 4 6 .

Rücker K., 1 9 8 3 , Eine Bromelie mit Sortenschutz, Vriesea splendens 'Fire' erfreut sich einer beträchtlichen Nachfrage, Deutscher Gartenbau, 2 9 : 1 3 2 9 - 1 3 3 0 . Stahn B en Banerjee J . , 1 9 7 8 , Anwendung von Blüstimulatoren bei Bromeliaceen,

Gartenbau, 25 (2): 5 6 - 5 8 .

Steinbuch F., Hoogeveen M.G. en Rewinkel M.J.H., 1 9 8 5 , Aechmea is onder dubbeldek te telen, Vakblad voor de Bloemisterij, 4 6 : 3 4 - 3 5 .

Vissers M. en Haleydt B., Invloed bemesting op bloei (2), 1 9 9 3 , Sierteeltonderzoek in België, nr. 6 3 , 2 pp.

(16)

Vissers M., 1 9 9 3 , Voedingsproef voor werkgroep Bromelia op het P.C.S., Verbondsnieuws, 8: 2 1 .

Vissers M. en Thomas F., 1 9 9 7 , Winterbloeiproef voor diverse Bromeliaceae, Verbondsnieuws, 6: 3 2 - 3 3 .

Vogelezang J . V . M . , 1 9 9 2 , Effect of root-zone and air temperature on flowering and g r o w t h of Spathiphyllum and Guzmania minor 'Empire', Scientia

Horticulturae, 4 9 : 3 1 1 - 3 2 2 .

Zimmer K., 1 9 6 5 , Beeinflussung der Blüte bei Bromelien, Gartenwelt, 6 5 : 35-37 en 5 6 - 5 8 .

Zimmer K., 1 9 8 3 , Toleranz von Zierpflanzen gegen niedrige Temperaturen, Deutscher Gartenbau, 2: 5 4 - 5 8 .

Zimmer K., 1 9 8 5 , Temperatur-Untersuchungen an Bromelien, Deutscher Gartenbau, 1 1 : 5 4 6 - 5 4 9 .

Zimmer K., 1 9 8 5 , Bromeliaceae. In: A . H . Halevy (Editor), Handbook of Flowering. Vol. II, CRC Press, Boca Raton, FL, pp. 7 8 - 8 1 .

Zimmer K., 1 9 8 6 , Bromelien, Verlag Paul Parey, Berlin und Hamburg, 168 pp.

(17)

w*^

^ T ü ^ .

W '1 . \

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondanks deze kanttekeningen is het de grote verdienste van Wennekers dat hij zich in zijn onderzoek niet beperkt tot theoretische exercities maar ook nadrukke- lijk op

Zoals ait bijlage $ en 9a» waarin de oogstgegevens zijn opgenomen en verwerkt en ait bijlage 10 a, b, c, d eb 11, waarin deze gegevens in grafiek zijn gebracht» blijkt, geven

wit (Bremia laetueae) in sla) vergeleken met een behandeling van alleen Zineb en werd het middel euprothiam (een oomplex van Qu-dimethyl dithio- oarbam&at en ouproehloride) bij

In de beschouwde periode werden 29 landbouwbedrijven opgeheven, ter- wijl 14 landbouwers overgingen naar een andere beroepsgroep. Daarentegen werden 6 bedrijven gesticht, terwijl

Wij als makers van het Nationaal Media Paspoort zien deze ontwikkelingen positief tegemoet; we gunnen uw kind de kans om bewust met verschillende media om te gaan.. We zijn

Na vaststelling van de PKB Ruimte voor de Rivier door de Tweede Kamer heeft deze groep be- sloten om mee te denken met het Pro- jectbureau Noordwaard over de inrich-

De in dit programma verzamelde gegevens en kennis worden tevens gebruikt voor onderzoek dat door IMARES voor EZ wordt uitgevoerd buiten dit programma.. De klanttevredenheid over

Bij wonen voor ouderen gaat het om zowel ouderen die nog redelijk gezond zijn, maar onvoldoende voor zichzelf kunnen zorgen en daardoor naar een verzorgingshuis moeten, als