• No results found

Zoudt u dit ook vragen? Onderzoek naar de vragenrubrieken over seksualiteit in Gezond Gezin, Verstandig Ouderschap en Sextant tussen 1960 en 1970

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zoudt u dit ook vragen? Onderzoek naar de vragenrubrieken over seksualiteit in Gezond Gezin, Verstandig Ouderschap en Sextant tussen 1960 en 1970"

Copied!
112
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zoudt u dit ook vragen?

Onderzoek naar de vragenrubrieken over seksualiteit in Gezond Gezin, Verstandig

Ouderschap en Sextant tussen 1960 en 1970

Naam: Hannah Hamans Begeleider: Dr. Gemma Blok

Masterscriptie: researchmaster Geschiedenis Datum: 25-08-17

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Hoofdstuk 1 De pijlers van de seksuele revolutie 16

1.1 Geschiedenis van de NVSH en PSVG 17 1.2.1 Tijdschriften 20 1.2.2 Vragenrubrieken 21 1.3.1 Wat is seks? 23 1.3.2 De pil 26 1.3.3 Andere voorbehoedmiddelen 31 1.3.4 Seksuele diversiteit 34 1.3.5 Travestie 38 1.3.6 Seks in de openbaarheid 41

1.4 Wat werd er niet besproken? 48

1.4.1 Abortus 48

1.4.2 Soa’s 50

1.4.3 Pornografie en prostitutie 51

1.5 Conclusie hoofdstuk één 52

Hoofdstuk 2 De bevrijding van de jeugd: onderhandelen over wat mag 53

2.1 Seksuele voorlichting binnen het gezin 54

2.2 Tieners & seks: onderhandelen of verbieden? 61

2.3.1 De drie-eenheid: seksualiteit, huwelijk en voortplanting 68

2.3.2. Het belang van de verloving 69

2.4 Conclusie hoofdstuk twee 74

Hoofdstuk 3 De bevrijding van de vrouw 76

3.1 Frigiditeit 78

3.2 Koude frigide vrouw 84

3.3 Het vaginale orgasme 88

3.4 En de man? 93

3.5 Conclusie hoofdstuk drie 97

Conclusie 99

Literatuurlijst 107

(3)

Inleiding

‘Dokter,

Bestaan er geneesmiddelen tegen homoseksualiteit? Mijn zwager is met deze ziekte behept en heeft onlangs mijn schoonzuster laten weten, dat hij meer belang stelde in een bepaalde man dan in haar. Ze hebben twee kinderen, dus voor de buitenwereld een heel gelukkig huwelijk (…).’1

Met bovenstaande brief uit de zomer van 1965 zocht een vrouw raad bij arts J.M.R.A Kijzer in de vragenrubriek ‘Wij willen weten’ van het tijdschrift Verstandig

ouderschap van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH). De

zwager van deze vrouw was homoseksueel en de schrijver van deze brief zag homoseksualiteit als een ziekte. Zij hoopte dat door middel van een medicijn de homoseksualiteit verholpen zou kunnen worden. Vijf jaar later stelde een

vijfentwintigjarige man in het tijdschrift van de NVSH dat toen de naam Sextant had de volgende vraag:

‘(…) Ik heb er nooit bij stilgestaan of er wel eens iets verkeerds aan mijn sexuele gerichtheid kon zijn. Maar nu komt dit als een nachtmerrie op mij af en ik stel mijzelf steeds vraag of ik wel normaal ben. Ik ben doodsbenauwd dat ik homosexueel aan het worden ben – of al reeds ben. (…) Ik wil gewoon normaal zijn; alleen de gedachte dat ik “anders” ben, maakt me ziek.’2

In deze bron worstelde de schrijver met zijn seksuele geaardheid. Hij zag zichzelf niet als normaal en wilde niet homoseksueel zijn. Met name de woorden ‘het maakt me ziek’ en ‘nachtmerrie’, laten zien dat hij zijn seksuele geaardheid afkeurde. Deze twee bronnen maken duidelijk dat homoseksualiteit niet geaccepteerd was. Het werd bijvoorbeeld als een ziekte gezien of men voelde zich abnormaal en wilde niet homoseksueel zijn. Dit terwijl in de literatuur eind jaren zestig vaak werd gezien als het moment waarop homoseksualiteit geaccepteerd werd. Eind jaren zestig zou zich een seksuele revolutie hebben voltrokken in Nederland. Niet alleen homoseksuelen 1 ‘Wij willen weten’, Verstandig Ouderschap 45 (1965) 201.

(4)

zouden zijn geaccepteerd, maar ook de vrouwelijke seksualiteit werd bevrijd en de jeugd mocht voorhuwelijkse seks hebben.3

De vraag die om die reden hier onderzocht zal worden is: in hoeverre is de manier waarop leden van de NVSH en PSVG over seksualiteit schreven veranderd tussen 1960 en 1970 in de vragenrubrieken van Verstandig Ouderschap, Sextant en

Gezond Gezin? Vervolgens komt aan de orde of op grond van deze mogelijke

verandering gesproken kan worden van een seksuele revolutie.

Hierbij behandel ik achtereenvolgens verschillende deelonderwerpen. Zo beantwoord ik eerst de vraag of de opinie ten aanzien van geboorteregeling en homoseksualiteit veranderde en of seks daadwerkelijk bespreekbaarder werd? Vervolgens kijk ik naar de relaties tussen ouders en kinderen en hoe er met voorhuwelijkse seks werd omgegaan. Tenslotte analyseer ik of de manier waarop mannen en vrouwen seks met elkaar hadden tussen 1960 en 1970 veranderde.

De NVSH en PSVG waren beide verenigingen die seksuele voorlichting gaven, anticonceptie verstrekten en hun leden in het algemeen hielpen met hun seksualiteit. De NVSH was meer bedoeld voor de liberale en niet-religieuze Nederlander en de PSVG had juist een protestante achterban.4 Beide verenigingen

hadden hun eigen tijdschriften. De PSVG had sinds 1962 een eigen tijdschrift genaamd Gezond Gezin, bedoeld om voorlichting te geven over seksualiteit en het huwelijk. De NVSH had het tijdschrift Verstandig Ouderschap, hoewel de titel lijkt te suggereren dat het met name informatie over opvoeden verstrekte, werd er voor jong en oud veel seksuele voorlichting in gegeven. In 1968 kreeg het tijdschrift een nieuwe naam: Sextant. Om een vollediger beeld te geven van de samenleving zouden

eigenlijk ook de katholieken in dit onderzoek betrokken moeten worden. Katholieken hadden echter wel hun eigen tijdschriften zoals Huwelijk en huisgezin: tijdschrift voor

vaders en moeders, dat later Wij in huwelijk en gezin ging heten, maar daar kwamen

geen vergelijkbare vragenrubrieken in voor.5

3 Paul Schnabel, ‘Het verlies van de seksuele onschuld’, in: Gert Hekma e.a., Het verlies van de onschuld (Groningen 1990); Gert Hekma, ‘A Radical Break with a Puritanical Past: The Dutch Case’, in: Hekma en Giami (ed.), Sexual Revolutions: genders and sexualities in history (New York 2014); Pieter Stokvis, Huishouden, huwelijk, gezin: huiselijk leven in de twintigste eeuw (Rotterdam 2002); Cas Wouters, Seks en de seksen. Een geschiedenis van de moderne omgangsvormen (Amsterdam 2005).

4 Eva Rensman, De pil in Nederland: een mentaliteitsgeschiedenis (Amsterdam 2006) 45-46; Hugo Röling, ‘De kortstondige, stille triomf van een ‘volksbeweging voor het geluk’: de jaren vijftig vanuit het perspectief van de NVSH’ 147-170, 147-148 in: P. Luykx, en Pim Slot (red.), Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijftig (Hilversum 1997).

(5)

De analyse betreft de jaren zestig van de vorige eeuw, een periode die door een groot deel van de academici wordt aangemerkt als de periode waarin de seksuele revolutie plaatsvond. 6 Over de vraag wanneer die seksuele revolutie plaatsvond en

wat de revolutie precies inhield, bestaat echter binnen de historiografie geen

consensus. Zo schrijven socioloog Gert Hekma en biomedicus Alain Giama in Sexual

Revolutions, een van de recentste werken over de seksuele revolutie, het volgende:

‘The sexual revolution was a patchwork of ideas, events, controversies and (broken) dreams, which make it difficult to give a singular definition or to identify its main characteristics.’7

Met name onder sociologen is er een heftig debat gevoerd over de seksuele revolutie in Nederland. Alle auteurs zijn het erover eens dat de seksuele revolutie een lange termijnontwikkeling was, maar leggen vaak het epicentrum van de revolutie in de jaren zestig. Socioloog Paul Schnabel stelt in het verzamelwerk Verlies van de

seksuele onschuld: seksualiteit in Nederland dat er voor de jaren zestig al tekenen van

een seksuele revolutie zijn aan te wijzen, maar dat de frequentie van veranderingen vanaf 1966 in Nederland toeneemt. In 1965 was er nog sprake van een traditionele seksuele moraal. In 1970 was daar bijna niets meer van over.8 Historicus Pieter

Stokvis stelt dat er vanaf de jaren vijftig nieuwe denkpatronen over seksualiteit ontstonden. Hij plaatst de seksuele revolutie eind jaren zestig. Seks werd

bespreekbaarder en er kwam meer acceptatie van homoseksualiteit. Het vinden van een partner was gemakkelijker geworden, omdat godsdienst, stand of ras minder in de weg zaten. Hij ziet een lineaire ontwikkeling naar steeds meer openheid en

mogelijkheden. 9 Socioloog Gert Hekma is van mening dat er tussen 1945 en 1985 in

Nederland een seksuele revolutie plaatsvond, maar dat het hoogtepunt ervan eind jaren zestig lag. Volgens hem maakte Nederland de radicaalste revolutie door van alle landen. Nederland veranderde van een conservatief puriteinse samenleving in een land met een zeer liberaal klimaat. Vanaf 1970 werd de seksuele revolutie al minder

6 Schnabel, ‘Het verlies van de seksuele onschuld’; Hekma, ‘A Radical Break’; Stokvis, Huishouden, huwelijk, gezin; Wouters, Seks en de seksen.

7 Hekma en Giami, Sexual Revolutions, 2.

8 Schnabel, ‘Het verlies van de seksuele onschuld’, 19-24. 9 Stokvis, Huishouden, huwelijk, gezin, 109.

(6)

radicaal en veranderde Nederland weer terug in een ‘normale’ staat.10 Hekma wijkt

met zijn opvatting af van alle andere auteurs. Hij karakteriseert de revolutie het radicaalst. Volgens hem was er eind jaren zestig een periode in Nederland waarbij bijna alles mogelijk was. De grootste verandering was de acceptatie van

homoseksualiteit. Ineens was het mogelijk om uit de kast te komen en openlijk homoseksueel te zijn. 11

Socioloog Cas Wouters is minder bezig met het periodiseren van de seksuele revolutie, maar hij ziet wel dat seks steeds meer een publieke aangelegenheid werd. Dit proces begon al begonnen in het Victoriaanse tijdperk, maar vanaf de jaren zestig versnelde dit proces zich.12 Eindelijk kon er openlijk over seksualiteit gesproken

worden en seks was niet meer iets dat zich slechts achter gesloten deuren afspeelde. Hij noemt dit informalisering. Eind jaren zeventig verandert het gevoel van seksuele bevrijding en komt er juist weer een periode op van seksuele onderdrukking.13

Ook buitenlandse onderzoekers plaatsen het hoogtepunt van de revolutie vaak eind jaren zestig. In de bundel Sexual Revolutions stellen auteurs zoals Jeffrey

Escoffier, Wannes Dupont en Michael Sibalis dat het hoogtepunt van de revolutie in 1968 lag.14 De Duitse historica Dagmar Herzog ziet dat wereldwijd tussen 1964 en

1968 de seksuele moraal veranderde. In haar werk over seksualiteit probeert Herzog een ander verhaal te vertellen dan haar voorgangers. Historici beschrijven de

geschiedenis vaak als een lineair verloop naar steeds meer seksuele bevrijding. Volgens Herzog verliep het proces niet gradueel. Er waren ook veel tegenslagen en er was verzet tegen een vrije seksuele moraal. Ook stelt zij de vraag of er wel over seksuele vrijheid gesproken kan worden. De seksuele bevrijding zorgde er ook voor dat veel keerzijden van seks aan het licht kwamen, zoals verkrachting en uitbuiting.15

Toch zijn er ook tegengeluiden van academici die de seksuele revolutie niet in de jaren zestig situeren, maar eerder plaatsen en van academici die vinden dat deze pas in de jaren zeventig plaatsvond. Zo is de Duitse historica Sybille Steinbacher van mening dat in Duitsland de seksuele revolutie veel eerder begon. Volgens haar is het 10 Hekma, Het verlies van de onschuld, 18-20; Hekma, ‘A Radical Break’, 60-61, 76-79.

11 Ibidem, 60.

12 Cas Wouters, De jeugd van tegenwoordig: emancipatie van liefde en lust sinds 1880 (Amsterdam 2012) 85-87.

13 Ibidem.

14 Hekma en Giami, Sexual Revolutions.

15 Dagmar Herzog, Sexuality in Europe: A Twentieth-Century History (Cambridge 2011) 1-3, 134-135.

(7)

een mythe dat de jaren vijftig moeten worden gezien als een preutse tijd en de jaren zestig als een decennium waarin iedereen seksueel werd bevrijd, met 1968 als hoogtepunt. Er zijn volgens Steinbacher in de jaren vijftig al veel conflicten omtrent de zedelijkheid. Juist het feit dat er veel gediscussieerd werd laat zien dat de seksuele moraal aan het veranderen was en om die reden moet de seksuele revolutie in de jaren vijftig worden geplaatst. Naar haar mening vond het hoogtepunt in 1953 plaats.16 Piet

de Rooy constateert bijvoorbeeld ook dat de NVSH in de jaren vijftig de grootste groei van leden had en dit zou ook kunnen duiden op een mentaliteitsverandering, omdat de NVSH voor seksuele voorlichting en voorbehoedsmiddelen zorgde.17 Röling

is het er ook niet mee eens om de jaren zestig als het decennium van de seksuele revolutie te beschouwen. In de jaren zestig werd de christelijke-burgerlijke moraal als onderdrukkend ervaren, maar in de praktijk veranderde er volgens Röling weinig. Hij stelt dat er zich in de jaren zestig een mediarevolutie voltrok, maar geen seksuele revolutie. Er werd veel over seks gepraat, maar men handelde niet anders. De grootste veranderingen vonden volgens hem in de jaren zeventig plaats . Toen kon er openlijk worden gesproken over anticonceptie, werden zelfbevrediging en voorhuwelijkse seks geaccepteerd en was er sprake van emancipatie van homoseksuelen.18 Het feit dat

Steinbacher de revolutie eerder plaatst in de jaren vijftig en Röling juist later in de jaren zeventig heeft te maken met wat zij onder een revolutie verstaan. Voor

Steinbacher is er al sprake van een seksuele revolutie als er in de publieke sfeer een debat over seks gaande was. Röling wil daarentegen niet een alleen debat zien, maar vindt dat er pas van een revolutie sprake is als mensen ook daadwerkelijk anders gaan handelen.

In deze scriptie wordt de term revolutie als volgt gedefinieerd: ‘plotselinge verandering in de bestaande toestand; algehele ommekeer’.19 Een revolutie is een

enorme verandering en niet iedere gebeurtenis kan een revolutie worden genoemd zonder dat de term zijn geloofwaardigheid verliest. De revolutie moet zich dus in een kort tijdsbestek afspelen en op alle terreinen een revolutie zijn.

16 S. Steinbacher, Wie der Sex nach Deutschland kam. Der Kampf um Sittlichkeit und Anstand in der frühen Bundesrepublik (München 2011) 8-15.

17 P. de Rooy, Republiek van rivaliteiten: Nederland sinds 1813 ( Amsterdam 2002) 232. 18 H.Q. Röling, Gevreesde Vragen (Amsterdam 1994) 42.

19 Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, http://www.vandale.nl/opzoeken? pattern=revolutie&lang=nn (geraadpleegd op 23 juni 2017).

(8)

Door Nederlandse historici is er weinig over de seksuele revolutie in

Nederland geschreven. Sociologen hebben hierin het voortouw genomen. Hierdoor is vooral statistisch empirisch onderzoek gedaan, aangezien de sociologen met name enquêtes als bronmateriaal gebruikt hebben.20 Voor historici is er op dit gebied dus

nog een hiaat. Er is weinig gekeken naar een mogelijke mentaliteitsverandering. Daarnaast zijn er vóór 1968 in Nederland geen algemene enquêtes gehouden. In 1968 werd er in opdracht van het damesweekblad Margriet een baanbrekend onderzoek uitgevoerd over hoe Nederlanders over seksualiteit dachten, genaamd Sex in

Nederland.21 Ook wijst de statisticus David Spiegelharter in Sex by numbers: the

statisics of sexual behaviour op de moeilijkheden bij het onderzoeken van de seksuele

moraal door middel van enquêtes. Het is van belang dat de deelnemers aan de enquête een afspiegeling vormen van de maatschappij. Bovendien is er vaak sprake van sociaal wenselijke antwoorden bij enquêtes.22 Desalniettemin zijn enquêtes een zeer

belangrijke bron, maar blijft het daarnaast nuttig andere bronnen te raadplegen. Adviesrubrieken vormen een rijke bron en lenen zich bij uitstek voor historisch onderzoek. Een lezer kan anoniem zijn of haar hart luchten over allerlei levensproblemen, zoals problemen in de liefde, seks of moeilijkheden in het gezin en advies krijgen van een specialist. De vragen die de mensen instuurden laten zien wat voor gevoelens mensen durfden te uiten over bepaalde onderwerpen, waar het debat over ging in een bepaalde tijd en welk gedrag wel of niet werd goedgekeurd. Deze mensen zochten vaak troost en een plek om hun zorgen te uiten en wilden bovendien advies krijgen van een professional. Door middel van een analyse van

vragenrubrieken kunnen discoursen geanalyseerd worden.

Adviesrubrieken zijn al eeuwen oud en kwamen niet alleen in het Westen voor. Ook in Afrikaanse landen, zoals bijvoorbeeld Gambia, had het dagblad The

Central African Mail een eigen vragenrubriek. Ook tijdens de Koude Oorlog waren er

tijdschriften in communistische landen met dergelijke rubrieken.23 Een van de eerste

adviesrubrieken verscheen in het Britse vrouwenblad The ladies mercury uit 1693. Hier konden vrouwen hun hart luchten over de volgende problemen: ‘all the most nice 20 Ron van der Vliet, ‘De opkomst van het seksuele moratorium’, in: Gert Hekma e.a., Het verlies van de onschuld, 51-68; Evert Ketting, ‘De seksuele revolutie van jongeren’, in: Gert Hekma e.a., Het verlies van de onschuld, 69-84.

21 J.D. Noordhoff, Sex in Nederland (tweede druk; Utrecht / Antwerpen 1969).

22David Spiegelhalter, Sex by numbers: the statistics of sexual behaviour (Cambridge 2015). 23 Christine Brinkgreve en Michel Korzec, ‘Margriet weet raad’ gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978 (Het Spectrum 1978) 11.

(9)

and curious questions concerning love, marriage behaviour, dress and humour of the female seks, whether virgins, wives or widows’24 Vragenrubrieken waren in eerste

instantie gericht op de vrouw en verschenen met name in vrouwen en gezinsbladen.25

Het bekendste Nederlandse onderzoek waarin adviesrubrieken zijn geanalyseerd is dat van de sociologen Christine Brinkgreve en Michel Korzec:

‘Margriet weet raad’. Gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978. Zij hebben

voor het veertigjarig jubileum van Margriet, een toonaangevend vrouwentijdschrift dat ook nu nog wekelijks verschijnt, onderzoek gedaan naar het ‘gevoel, gedrag en de moraal in Nederland tussen 1938 en 1978’. Brinkgreve en Korzec analyseerden de ingezonden brieven en de antwoorden van de redactie daarop. In die brieven kwamen veel verschillende onderwerpen naar voren. Vrouwen schreven vanwege

liefdesverdriet, huwelijksproblemen, gezinsmoeilijkheden en vroegen zelfs om juridisch advies. Brinkgreve en Korzec constateren in hun onderzoek dat tussen 1966 en 1970 de grootste veranderingen plaatsvonden, maar ook dat er sprake is van een lange- termijnontwikkeling en dat de invloed van de jaren vijftig en van de jaren zeventig onderschat wordt en dat de nadruk te veel op de jaren zestig ligt.26 De

veranderingen die zij behandelen zijn de afnemende rol van de religie en de kleiner wordende kloof tussen de religies. Ook stellen zij vast dat de verhouding tussen ouders en kinderen veranderde. Kinderen zijn meer in staat bevelen van ouders naast zich neer te liggen. Tevens veranderde de verhouding tussen mannen en vrouwen. In de jaren vijftig moesten vrouwen zich nog voor hun man en gezin wegcijferen, terwijl zij in de jaren zeventig voor zichzelf behoorden op te komen. Maar de grootste verandering die Brinkgreve en Korzec waarnemen is de groeiende openheid in de manier waarop over seksualiteit geschreven werd.27

In het buitenland is er ook onderzoek gedaan naar seksualiteit in adviesrubrieken. Zo schreef Peter Paul Bänziger Sex als Problem: Korper und

Intimbeziehungen in Briefen an die “Liebe Marta”.28 Bänziger onderzocht de

vragenrubriek ‘Liebe Marta’ in de jaren tachtig en negentig in het Zwitserse tijdschrift Blick. Lezers zochten hulp voor hun orgasmeproblemen, erectieproblemen en gebrek 24 C.L. White, Woman’s Magazines 1963-1968 (Londen 1971) 24 in: Brinkgreve en Korzec, ‘Margriet weet raad’, 11.

25 Brinkgreve en Korzec, Margriet weet raad, 11. 26 Ibidem, 126-127.

27 Ibidem, 75.

28 Peter-Paul Bänziger, Sex als problem. Körper und Intimbeziehungen in Briefen an die “Liebe Marta” (Frankfurt am Main 2010).

(10)

aan lust. Een groot deel van de brieven gaat echter over geslachtsziekten zoals

bijvoorbeeld aids. Voor de briefschrijvers blijkt een moeilijk seksleven problematisch. Bänziger concludeert dat de briefschrijvers het idee hebben dat ieder probleem

oplosbaar zou moeten zijn.29 Britta McEwen onderzocht de emotiegeschiedenis in

adviesrubrieken van de jaren twintig uit de Weense krant Bettauers Wochenschrift.30

In dit onderzoek staan heteroseksuele relaties centraal. De schrijvers van de brieven bleken vaak te kampen te hebben met eenzaamheid of voelden zich ongelukkig in hun huwelijk of wilden overspel plegen. De liefde leidde tot veel verwarring.

Hoe belangwekkend deze studies ook zijn, alleen het onderzoek van Brinkgreve en Korzec sluit aan bij de periode die in deze scriptie centraal staat. Bovendien beslaan de bronnen van McEwen veel relaties en liefdes en deze gaan niet zoals de vragenrubrieken van Gezond Gezin, Verstandig Ouderschap en Sextant dieper in op het seksleven. Deze laatstgenoemde tijdschriften zijn immers ook bedoeld als voorlichting over seksualiteit. Bänziger’s onderzoek lijkt overeen te komen met mijn onderzoek, maar betreft een latere periode en is daardoor minder bruikbaar als vergelijkingspunt. Het blijkt namelijk dat met het verstrijken van de tijd er ook een verandering in thema’s plaatsvindt. Onderwerpen die in het ene decennium veel voorkomen, verdwijnen in een volgend en andersom. Zo verschuift de nadruk op geslachtsziekten. Een probleem waarmee mannen kampen in het onderzoek van Bänziger is bijvoorbeeld dat ze aan seksuele prestatiedruk lijden. Dit thema komt amper voor in de rubrieken van de NVSH en PSVG.

Een groot verschil met dit onderzoek en de eerdere onderzoeken naar

adviesrubrieken is dat die laatste onderzoeken de adviezen van de redactie analyseren. Brinkgreve en Korzec geven aan dat adviesrubrieken vaak bepaald gedrag

voorschrijven, waaruit men vervolgens kan concluderen hoe men zich op maatschappelijk aanvaarde wijze behoorde te gedragen. In dit onderzoek wordt daarentegen de volledige aandacht gericht op de vragen die de lezers instuurden. Zoals zal blijken liggen de ideeën van de redacties en die van hun lezers vaak uit elkaar. De NVSH wilde graag een voorhoederol spelen.31 Het is juist interessant om te

weten wat de lezers dachten in plaats van wat de redactie dacht, vandaar dat de nadruk op de vragen van de lezers ligt.

29 Ibidem, 9-11, 302-306.

30 Britta McEwen, ‘Emotional Expression and the Construction of heterosexuality: Hugo Bettauer’s Viennese Advice Columns, Journal of the History of Sexuality 1 (2016) 114-136.

(11)

De vragenrubriek van Gezond Gezin is nog nooit eerder onderzocht. Alleen in het werk Seks en de kerk: hoe Nederland zijn kuishuid verloor van journalist Rimmer Mulder worden er enkele pagina’s gewijd aan de rubriek. Ook Mulder gaat in deze paar pagina’s alleen in op de wijze waarop de redactie over seks dacht en niet op de mentaliteit van de lezers.32

Röling heeft al eerder onderzoek verricht naar de rubriek ‘Wij willen weten’ in

Verstandig Ouderschap en Sextant. De rubriek ‘Wij willen weten’ was uitermate

populair. Uit een onderzoek uit 1958 bleek de rubriek het meest gelezen onderdeel te zijn van Verstandig Ouderschap.33 Röling heeft de vragenrubriek onderzocht van

1935 tot 1985. Hij heeft met name gekeken naar de antwoorden van de artsen of het adviescomité op de ingestuurde vragen.34 Deze geven sterk de visie van de NVSH

weer. Voor Röling waren een aantal thema’s opvallend in de bronnen, zoals ‘samen of alleen’ en ‘initiatief en overgave’. Voor de jaren zeventig lag de nadruk, constateerde hij, op ‘samen’; seks was met name iets dat je samendeed. Vrouwen moesten soms wat meer meebewegen met de man, maar vanaf de jaren zeventig mochten vrouwen seks niet meer ondergaan, maar moesten zij het bewust willen.35

Wederom is er in dit onderzoek de nadruk gelegd op de adviezen en niet op de vragen van de lezers zelf. Röling gaat puur in op seks en de verhouding tussen mannen en vrouwen. Het onderzoek richt zich volledig op heteroseksualiteit. Hoewel de tijdschriften met name over seksualiteit gingen, betreffen de brieven een veel breder scala aan onderwerpen. In het onderzoek van Brinkgreve en Korzec naar de vragenrubrieken in Margriet vinden zij de adviesrubrieken in tijdschriften over seksualiteit, zoals Sextant, minder representatief.36 Volgens hen zouden deze

vragenrubrieken minder ‘levensproblemen’ behandelen en technischer van aard zijn. Niets is minder waar. De brieven laten zien hoe ouders hun kinderen opvoeden, hoe er over seksualiteit wordt gedacht, wat wel en niet taboe was, aan wat voor standaarden het seksleven zou moeten voldoen. Bovendien behandelen de brieven allerlei

huwelijksproblemen. Eigenlijk gaan deze vragenrubrieken dus juist over de

32 Rimmer Mulder, Seks en de kerk: hoe Nederland zijn kuisheid verloor (Amsterdam 2013) 92-94. 33 H. Q. Röling , ‘Adviezen over seksuele problemen. Een bron voor de geschiedenis van het burgerlijk beschavingsoffensief’, 138-155, 147 in: Monica Damen en Paul Koedijk, Geschiedenis, psychologie, mentaliteit: negen discussiebijdragen (Amsterdam 1982).

34 H. Q. Röling, ‘Samen of alleen. Initiatief en overgave in ‘Wij willen weten’ (1938-1985)’ 85-103 in: Hekma, Het verlies van de onschuld.

35 Ibidem, 89-94.

(12)

levensproblemen waar Brinkgreve en Korzec het over hebben. Robert Trenson heeft in zijn proefschrift, een analyse van het maandblad van de N.V.S.H. 1965-1970, ook kort iets geschreven over de vragenrubriek. Hij heeft de verschillende soorten vragen die gesteld zijn bijgehouden. Over het algemeen gingen volgens hem de vragen over medische informatie, geboorteregeling, seksuele voorlichting,

huwelijksmoeilijkheden, psychologische problemen, schoonheidszorg,

voorhuwelijkse betrekkingen en seksuele afwijkingen. Het valt hem op dat in die vijf jaar de brieven steeds langer worden en dat er meer onderwerpen aan bod komen. Zo gaat het eind jaren zestig ook over bijvoorbeeld erotica.37 Vandaar dat het ook van

belang is dat niet alleen naar heteroseksualiteit en genderrelaties onderzoek wordt gedaan, zoals Röling deed. Temeer omdat er in de bronnen gegevens te vinden zijn die impliciet veel over de seksuele moraal vertellen.

Verder is het onderzoek dat voor deze scriptie is verricht uniek, omdat ik de vragenrubrieken van twee tijdschriften heb bekeken. Bänziger, McEwen, Röling, Brinkgreve en Korzec richten hun pijlen telkens slechts op een rubriek. Er kan dus goed onderzocht worden of er een groot verschil was tussen de opvattingen van de leden van de NVSH en die van de PSVG. Dit onderzoek is natuurlijk geen

afspiegeling van de gehele maatschappij. De katholieken zijn er niet in betrokken en in het algemeen worden de leden van de NVSH als progressief gezien. Om deze reden is het interessant dat de leden van de PSVG ook in het onderzoek betrokken konden worden, zodat er ook een beeld kan worden geschetst van de manier waarop een religieuze gemeenschap met seksualiteit omging.

Zoals in het voorgaande duidelijk gemaakt is, tot nu toe nauwelijks feitelijk onderzoek naar deze thematiek in de betreffende periode gedaan is. Om die reden is het niet goed mogelijk het hier behandelde onderwerp al reeds met een theoretische blik te benaderen. Hiervan is eveneens afgezien, omdat er in de beschikbare

theorievorming vrijwel geen bijdragen beschikbaar zijn die bij de hier ondernomen analyse verhelderend zijn. Zoals reeds aangegeven is het onderzoek naar de seksuele revolutie in Nederland tot nu toe voornamelijk door sociologen en niet door historici verricht. Dit onderzoek moet daarom als een pilot gezien worden, waarop naderhand voortgebouwd kan worden en op basis waarvan naderhand ook theorievorming mogelijk kan zijn.

(13)

Voor dit onderzoek zijn in totaal 152 lezersvragen geanalyseerd. Er zijn tussen de vijf en de tien vragen per tijdschriftjaargang geanalyseerd. Verstandig Ouderschap bestond al in 1960 en om deze reden zijn die vragen vanaf toen onderzocht. Gezond

Gezin is vanaf 1962 geanalyseerd, omdat hiervoor het blad en de vragenrubriek nog

niet bestonden. Het was alleen niet mogelijk om de jaargang 1963 te analyseren, omdat deze helaas niet bewaard gebleven is in het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Begin jaren zestig waren de vragen soms erg beknopt en om deze reden is er voor gekozen om voor die periode meer vragen te analyseren. Sommige brieven beslaan slechts twee zinnen en dan was uit het taalgebruik moeilijk bepaalde denkbeelden te analyseren. In het algemeen zijn de januari- en julinummers geanalyseerd om zo een evenwichtig beeld van het gehele jaar te geven. Maar begin jaren zestig verschenen er soms maar twee vragen per keer. In januari 1960 in Verstandig Ouderschap werden er slechts twee vragen gepubliceerd. Hierdoor is er voor gekozen om het onderzoek naar dit jaar niet alleen te beperken tot het januari- en julinummer. Ook kwam het

sporadisch voor dat een nummer geen vragenrubriek had en dan is de vragenrubriek van de maand daarop geanalyseerd. Aan het einde van de jaren zestig verschenen er per nummer soms tien of meer vragen. In dat geval is er steekproefsgewijs een keuze gemaakt voor bepaalde vragen.

De intentie was eerst om de vragenrubrieken tussen 1950 en 1980 te

analyseren om zo beter te kunnen duiden wanneer de seksuele revolutie plaatsvond. Dit bleek echter een onmogelijke taak en eerder een onderwerp voor een proefschrift. Vandaar dat er gekozen is om de tijdsperiode 1960 tot en met 1970 te analyseren. Dit omdat de meeste auteurs de nadruk leggen op de veranderingen in de jaren zestig. Ook zou een kwantitatief onderzoek naast het hier gepresenteerde kwalitatieve onderzoek zeer interessant geweest zijn, maar het was, gezien de beschikbare tijd, onmogelijk om na een periode van twee maanden archiefwerk, dit aspect nog toe te voegen. Desalniettemin geeft ook een kwalitatief onderzoek ruimschoots informatie.

In het algemeen stuurden meer vrouwen dan mannen vragen op naar de tijdschriften. In de brieven werd vaak weinig persoonlijke informatie gegeven over de vragenstellers. Vaak is het geslacht wel af te leiden uit de brief, maar soms schreven echtparen samen een brief. Veel brieven zijn geschreven door gehuwde mensen die meestal al kinderen hebben, maar vaak zijn de brieven anoniem. Ook is de leeftijd van de schrijvers van de ingezonden brieven doorgaans onbekend. Als de leeftijd is

(14)

vermeld dan zijn ze vaak eind twintig. In de brieven van Gezond Gezin wordt slechts enkele keren de leeftijd vermeld. Er is één brief uit 1969 in Sextant die over een andere etniciteit gaat. De auteur heeft een relatie met een Antilliaanse man. Er zijn ook twee brieven gepubliceerd waarin sprake is van een klassenverschil, maar ook sociale klasse wordt in bijna alle gevallen buiten beschouwing gelaten.

Bij de lezers van Gezond Gezin mag ervanuit worden gegaan dat de auteurs protestant zijn, omdat de PSVG bedoeld was voor protestanten. Lezers van

Verstandig Ouderschap en Sextant zijn over het algemeen liberaal of socialistisch,

maar dit betekent niet dat gelovigen geen brieven naar deze tijdschriften stuurden. Er zijn enkele brieven verschenen van rooms-katholieken in Verstandig Ouderschap en

Sextant. In het septembernummer in 1970 van Sextant schreef een

orthodox-protestantse man naar Sextant. Andersom lijkt het niet voor te komen dat bijvoorbeeld katholieken brieven schrijven naar Gezond Gezin.

Ook is er een verandering te constateren in de lengte van de brieven. In de beginjaren van Gezond Gezin werden de brieven ingekort tot soms maar twee zinnen. Halverwege de jaren zestig worden de brieven in z’n geheel gepubliceerd. In

Verstandig Ouderschap waren de brieven begin jaren zestig altijd al uitgebreider dan

die in Gezond Gezin. Maar vanaf 1965 worden de brieven in Gezond Gezin ook steeds langer.

De redactie kreeg een grote hoeveelheid van brieven binnen en maakte daaruit een selectie voor beantwoording in de rubriek. De brieven die zijn gepubliceerd zijn, vormen dus een afspiegeling van wat de redactie nuttig vond. Sommige van de niet opgenomen brieven waren misschien te radicaal en werden daarom niet afgedrukt, andere waren te persoonlijk en achtte men daarom niet nuttig voor publicatie. Het te behandelen probleem moest onder een grote groep mensen leven. Als een brief een reactie was op een onderwerp uit de media dan werd die eerder geplaatst. Zo’n brief zou namelijk tot een actuele discussie kunnen leiden. Ook moesten de brieven divers zijn, want de lezers wilden niet constant dezelfde problemen lezen. Brinkgeve en Korzec wijzen in Margriet weet raad, een analyse van de vragenrubriek van Margriet, ook nog op een ander fenomeen dat zich voordoet bij de verscheidenheid aan

onderwerpen: er bestaat een wisselwerking. Mensen zullen eerder over onderwerpen schrijven waarover ze ook in de rubriek lezen. Over onderwerpen die weinig aan bod komen zullen de lezers ook minder snel zelf schrijven.38

(15)

Het gevaar bij een analyse van vragenrubrieken is dat men niet kan vaststellen of de brieven echt door lezers geschreven zijn of dat de redactie soms zelf de brieven heeft verzonnen. De brieven zijn namelijk anoniem en er kan, bij gebrek aan

oorspronkelijk archiefmateriaal, niet worden nagegaan of ze echt zijn. McEwen kaart in haar onderzoek hetzelfde probleem aan en bespreekt de mogelijkheid dat de brieven verzonnen zijn, maar ook dan moeten ze worden gezien als een indicator hoe mensen over een bepaald onderwerp dachten, concludeert zij.39 Veel brieven zijn

bovendien zo gedetailleerd en er zijn zoveel verschillende soorten onderwerpen die worden aangesneden dat het moeilijk lijkt deze te verzinnen. Dit lijkt ook op te gaan voor de vragenrubrieken van Verstandig Ouderschap, Sextant en Gezond Gezin.40

De brieven geven aan hoe mensen dachten over allerlei onderwerpen waarover ze het met de buitenwereld niet durfden te hebben. Het zijn onderwerpen waar de lezers met hun huisarts niet over durfden te praten, laat staan met hun buren of hun familie, maar wel met de redactie van de tijdschriften. Dit is dus een unieke kans.

Hoofdstuk 1 De pijlers van de seksuele revolutie

39 McEwen, ‘Emotional expression and the construction of heterosexuality’, 115.

40 Er blijkt weleens sprake te zijn geweest van fraude. Tijdens mijn analyse stuitte ik het op volgende: er verschenen in 1968 in het zomernummer van de Sextant twee vragen die al eerder in 1962 in het januarinummer verschenen waren. Het waren exact dezelfde vragen. Röling kaartte dit probleem in zijn onderzoek niet aan en is het dus hoogstwaarschijnlijk niet tegengekomen. In Gezond Gezin is zo’n geval van ‘fraude’ bij de analyse niet aangetroffen, hetgeen overigens niet betekent dat het zich niet voorgedaan kan hebben.

(16)

‘The decade saw the ascendany of the pill, pop music and festivals like Woodstock, feminism, homosexual emancipation and gay liberation, student revolts, sex shops and shows, girls without bras and with miniskirts,

sexualised media and the TV that broadcast it all.’41

Zo wordt de seksuele revolutie in de jaren zestig vaak beschreven: aan de hand van belangrijke indicatoren, zoals de komst van de pil en andere anticonceptiemiddelen, de strijd voor abortus, de emancipatie van homoseksuelen, de acceptatie van

pornografie en prostitutie en de seksuele bevrijding van vrouwen. Om deze reden staan in dit eerste hoofdstuk deze indicatoren van de seksuele revolutie centraal. Het zijn deze veranderingen waarbij men meteen aan de seksuele revolutie denkt en die historici en andere wetenschappers als belangrijke aspecten van de ‘revolutie’ benoemen.42 In dit onderzoek wordt onderzocht hoe deze onderwerpen naar voren

komen in de vragenrubrieken van enkele tijdschriften die in dit onderzoek zijn geanalyseerd.

De nadruk in dit hoofdstuk zal liggen op de vraag wat mensen onder seks verstonden. Seks is een breed begrip en het is belangrijk om te definiëren wat in de jaren zestig als seks werd gezien. Vervolgens wordt de komst van

anticonceptiemiddelen behandeld. De pil die in 1962 op de markt werd gebracht, is volgens de literatuur een van de katalysatoren van de seksuele revolutie.43 Daarna

wordt seksuele diversiteit, waaronder homoseksualiteit geanalyseerd. Volgens Hekma duurde het tot het eind van de jaren zestig tot homoseksuelen eindelijk geëmancipeerd raakten. Vervolgens worden er nog andere onderwerpen, zoals abortus, prostitutie, pornografie en soa’s behandeld. De seksuele bevrijding van vrouw wordt in dit hoofdstuk niet besproken, omdat dit onderwerp zo uitvoerig in vragenrubrieken voorkomt, dat het een aparte behandeling verdient. Hier zal in hoofdstuk drie uitgebreid op terug worden gekomen.

De seksuele revolutie is in de binnenlandse en buitenlandse literatuur voornamelijk gedefinieerd als het tijdperk waarin seks openbaar werd. 44 Seks

41 Hekma en Giami, Sexual Revolutions, 1.

42 Ibidem; Paul Schnabel, ‘Het verlies van de seksuele onschuld’; Röling, Gevreesde Vragen; Herzog, Sexuality in Europe; Elizabeth Heineman, Before porn was legal: the erotica empire of Beate Uhse (Chicago 2011).

43 Rensman, De pil in Nederland; Hekma en Giami, Sexual Revolutions.

44 Steinbacher, Wie der Sex nach Deutschland kam, 8-15; J. Sides, Erotic City. Sexual Revolutions and the Making of Modern San Francisco (Oxford 2009) 82; Wouters, De jeugd van tegenwoordig,

(17)

85-verplaatste zich van de privésfeer naar de publieke sfeer. Ook werd seks

bespreekbaarder. In dit onderzoek zal daarom eveneens geanalyseerd worden of dat ook geldt voor de vragenrubrieken. Eerst zal echter in het kort de geschiedenis van de NVSH en PSVG en hun tijdschriften worden doorgenomen.

1.1 Geschiedenis van de NVSH en PSVG

In 1946 werd de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) opgericht, een voortzetting van de Nieuw-Malthusiaansche Bond (NMB) die tijdens de Tweede Wereldoorlog verboden was en sinds 1881 bestond. De NMB had als hoofddoel geboortebeperking. De NVSH wilde echter een nieuwe weg inslaan en had als doel Nederland seksueel te hervormen. Ze bestreed de seksuele onderdrukking van de Nederlandse bevolking .45

Voor de oorlog had de NMB al consultatiebureaus en deze werden na de oorlog nieuw leven ingeblazen. Hier konden leden voorbehoedmiddelen kopen. Alleen echtparen mochten lid zijn.46 De hoeveelheid leden van de NVSH steeg tot

eind jaren zestig. In 1954 had de vereniging honderdduizend leden, in 1960 was dit aantal gestegen tot honderdvijftigduizend leden en in 1964 tot tweehonderdduizend. De grootste stijging aan leden deed zich dus in de jaren vijftig voor. De meesten van deze leden waren ongelovig en kwamen uit de liberale en socialistische zuil.47

In de jaren vijftig en tot halverwege de jaren zestig was Nederland nog sterk verzuild, vanaf halverwege de jaren zestig verloor religie grip op de maatschappij en raakte Nederland ontzuild.48 Binnen de geschiedwetenschap discussiëren historici

zoals Peter van Dam of er echt gesproken kan worden over een radicale breuk, waarbij Nederland veranderde van een verzuilde in een ontzuilde maatschappij. Volgens Van Dam waren deze veranderingen tussen de jaren vijftig en de jaren zeventig gradueel en bleef de bevolking altijd onderdeel van een bepaalde

gemeenschap. De kracht van deze gemeenschappen nam echter door de jaren heen af.49 Als ervan uit wordt gegaan dat Nederland ‘verzuild’ was, dan kende de

Nederlandse maatschappij vier zuilen: een sociaal-democratische, een protestante, een 87; Schnabel, ‘Het verlies van de seksuele onschuld’, 48.

45 Röling, ‘De kortstondige, stille triomf’, 147-148. 46 Ibidem, 148-151.

47 Rensman, De pil in Nederland, 45-46.

48 P. de Rooy, Openbaring en openbaarheid (tweede druk; Amsterdam 2009) 57-61.

49 P. van Dam, ‘Een wankel vertoog. Over ontzuiling als karikatuur’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden - Low Countries Historical Review 3 (2011) 52-77, 126.

(18)

katholieke en een liberale zuil. Veertig procent van de Nederlanders was katholiek, dertig procent was hervormd en tien procent was gereformeerd.50 De gelovigen gingen

ook veelvuldig naar de kerk. Zo gingen de katholieken en orthodox-protestanten een keer per week of meer naar de kerk. Twintig procent van de Nederlanders noemde zich ongelovig en behoorde tot de socialistische en liberale zuil: de doelgroep van de NVSH. Iedere zuil had zijn eigen organisaties, zoals eigen omroepen, politieke partijen en allerlei clubs. 51 Het betekent echter niet dat er binnen een zuil niet

onderling verschillende opvattingen waren over seksualiteit. De zuilen hoeven niet perse als ‘massief en ongedifferentieerd’ worden opgevat.52

In 1954 was het katholieken door het Bisschoppelijk Mandement verboden om lid te worden van de NVSH. De NVSH zou zich bezighouden met onderwerpen die de kerk verbood, zoals homoseksualiteit, voorhuwelijkse seks en abortus. Het was katholieken en gereformeerden verboden om anticonceptie te gebruiken. Dit was namelijk in strijd met de natuurwet. Lid worden van de NVSH was daarom ook uit den boze. De katholieken keurden de NVSH af en spraken over de ‘afschuwelijke, mensonterende NVSH, die volgens hen eigenlijk NVSL: Nederlandse Vereniging Van Slecht Levenden zou moeten heten.’53

De Hervormde Kerk daarentegen was toleranter tegenover voorbehoedmiddelen. In 1952 was anticonceptie een onderwerp op de Generale Synode. Uitkomst van dit beraad was dat de Hervormde Kerk stelde dat in het huwelijk de liefde tussen man en vrouw het belangrijkst was. Hierdoor werd geboortebeperking getolereerd. Toch voelden veel protestanten zich niet thuis bij de NVSH. De organisatie zou te veel aandacht geven aan lust en hierdoor losbandigheid in de hand werken.54 Daarom

stichtten de lutherse, de gereformeerde, hervormde, doopsgezinde en remonstrantse protestanten in 1957 hun eigen ‘protestante NVSH’: de Protestante Stichting ter bevordering van Verantwoorde Gezinsvorming (PSVG). De arts P.J. F. Dupuis hield spreekuren waarop echtparen langs konden komen om voorbehoedmiddelen te krijgen. Ongehuwden bezochten in deze tijd de vereniging nog niet. Met name gehuwden die geen verdere gezinsuitbreiding wilden kwamen in contact met de 50 Rensman, De pil in Nederland, 49

51 Ibidem; Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, 13-14.

52 Marjet Derks, Heilig moeten. Radicaal katholiek en retro-modern in de jaren twintig en dertig (Hilversem 2007) 397-398 in: Marloes Hülsken, Kiezen voor kinderen? Vrouwentijdschriften en hun lezeressen over het katholieke huwelijksleven, 1950-1975(Hilversum 2010) 18.

53 Röling, ‘De kortstondige, stille triomf’,153. 54 Rensman, De pil in Nederland, 47.

(19)

PSVG. In 1959 werden 319 getrouwde stellen aan voorbehoedmiddelen geholpen en in 1962 was dit gestegen naar 1900. In verhouding tot de NVSH was de PSVG een stuk kleiner.55

Het ledental van de NVSH nam vanaf 1965 echter af, doordat huisartsen en andere instellingen ook voorbehoedmiddelen gingen verstrekken.56 De NVSH ging erotische

producten verkopen, maar dit leidde tot verzet van de leden. Naast de verkoop van erotische producten organiseerde de NVSH tal van evenementen. Zo werden er ouderavonden, congressen en filmavonden gehouden. De NVSH werd gedurende jaren zestig steeds radicaler met als hoogtepunt het Sextant congres van 1967, waar Mary Zeldenrust-Noordanus haar beroemde rede hield.57 Hierin pleitte zij voor de

acceptatie van homoseksualiteit, voorhuwelijkse seks, echtscheiding, prostitutie, pornografie en abortus.58 De toon van de NVSH werd steeds radicaler. Zo moedigde

ze bijvoorbeeld ook partnerruil aan en stimuleerde ‘seksjoos’.59 In 1968 splitste de

NVSH zich op. De consultatiebureaus werden ondergebracht bij de Rutgerstichting. Zij gingen zich vanaf toen bezighouden met de verstrekking van anticonceptie en het geven van seksuele voorlichting. Gedurende de jaren daarna daalde het aantal leden. De NVSH telt nu nog enkele honderden leden.60 De PSVG werd in 1994 opgeheven.61

De katholieken in Nederland hadden geen eigen katholieke NVSH.

Voorbehoedmiddelen waren voor katholieken niet toegestaan, maar er waren wel katholieke bureaus voor huwelijksaangelegenheden. Hier konden getrouwde stellen terecht voor hun huwelijksproblemen, zoals huwelijksontrouw en dreigende

echtscheidingen. Maar de bureaus behandelden ook ‘psychische en hygiënische’ problemen binnen het huwelijk.62 De katholieke seksuele moraal was echter veel

strenger dan die van de andere zuilen, maar ook binnen deze katholieke zuil werd er kritiek geuit op de rigide seksuele moraal van de kerk.63 Er was bijvoorbeeld het

Katholieke Nationaal Bureau voor de Geestelijke Gezondheidszorg, waar psychiater Kees Trimbos werkzaam was. Voor de KRO-radio verzorgde Trimbos in de jaren 55 Mulder, Seks en de kerk, 92-94.

56 Rensman, De pil in Nederland, 45.

57 Schnabel, ‘Het verlies van de seksuele onschuld’, 19. 58 Rensman, De pil in Nederland, 77.

59 Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, 141. 60 Röling, ‘De kortstondige, stille triomf’, 170. 61 Mulder, Seks en de kerk, 100.

62 Wij in huwelijk en gezin 1 (1966) 19. 63 Mulder, Seks en de kerk, 106.

(20)

vijftig en zestig praatjes over seksuele vraagstukken, zoals de vraag of kinderen moesten worden voorgelicht en of masturbatie toegestaan was. Trimbos probeerde door zijn radiopraatjes het gesprek over seksualiteit open te gooien. Hij was van mening dat de strenge katholieke moraal tot seksuele problemen leidde. 64

1.2.1 Tijdschriften

NVSH en de PSVG hadden allebei hun eigen tijdschrift. In 1904 verscheen het tijdschrift Gelukkig Huisgezin van de NMB. In 1928 veranderde het blad van naam en heette het voortaan Verstandig Ouderschap. Het tijdschrift verscheen maandelijks. Tijdens de oorlog werd het tijdschrift verboden. In Verstandig Ouderschap werd er op een open en moderne manier over seks gesproken. Rensman schrijft ook: ‘Wie lid was, was modern.’65 Na het Sextant congres uit 1967 werd er besloten dat Verstandig

Ouderschap verouderd was en een metamorfose moest krijgen. De voorlichting ging

veel verder dan seksualiteit binnen het gezin. Dus kreeg het tijdschrift in 1968 een vernieuwde inhoud en een andere naam Sextant, dat vanaf 1972 Sekstant heette. De grenzen werden nog meer opgezocht. Spannendere onderwerpen werden

aangesneden. Zo konden leden seksadvertenties plaatsen en werden er avonden georganiseerd voor partnerruil. Het tijdschrift verkeerde soms wel in tweestrijd. Enerzijds wilden Verstandig Ouderschap en Sextant een voorloper zijn op het gebied van seksualiteit, anderzijds moesten ze ook leden aan zich binden en konden ze niet te radicaal zijn.66

De PSVG had sinds 1962 een eigen tijdschrift genaamd Gezond Gezin, bedoeld om voorlichting te geven over seksualiteit en huwelijk. Gezond Gezin had een vele kleinere oplage dan Verstandig Ouderschap en Sextant. In 1966 telde

Gezond Gezin bijvoorbeeld twintigduizend abonnees, in vergelijking tot Verstandig Ouderschap dat in 1966 een oplage van tweehonderdtwintigduizend had. Ook

gedurende de jaren zestig veranderde de toon van Gezond Gezin. Vanaf 1966 verscheen het blad elf keer per jaar en daarvoor slechts zes keer per jaar. Vanaf eind jaren zestig werden de opvattingen van de PSVG steeds vrijer. Zo verschijnt er in 64 Rensman, De pil in Nederland, 35. Leonie de Goei, De psychohygiënisten: psychiatrie, cultuurkritiek en de beweging voor geestelijke volksgezondheid in Nederland 1924-1970 (Nijmegen 2001), 302; Hanneke Westhoff, Geestelijke bevrijders: Nederlandse katholieken en hun beweging voor geestelijke volksgezondheid in de twintigste eeuw (Nijmegen 1996) 259-261.

65 Rensman, De pil in Nederland, 35.

66 Gert Hekma, ‘Kermis in Amsterdam of de cultuur van de seksuele revolutie’, 103-121, 104 in: Gert Hekma e.a., Het verlies van de onschuld (Groningen 1990).

(21)

1969 een nummer over abortus en in 1970 wordt het onderwerp echtscheiding aangesneden. Ook verscheen in 1969 voor het eerst het woord ‘neuken’ in een artikel.67 Het tijdschrift veranderde ook van naam. Vanaf gaat het GG: tijdschrift over

relaties en seksualiteit heten.

De katholieken hadden geen vereniging zoals de NVSH en de PSVG die hun voorzag van voorbehoedmiddelen en seksuele voorlichting, maar de katholieken hadden wel hun eigen tijdschrift over het huwelijk. Zo was er het tijdschrift Huwelijk

en huisgezin: tijdschrift voor vaders en moeders dat van 1929 tot en met 1963 heeft

bestaan en vanaf 1963 tot en met 1971 Wij in huwelijk en gezin heette. Ook dat tijdschrift veranderde qua onderwerpen door de jaren zestig heen. Begin jaar zestig waren er hevige discussies over het gebruik van de pil. In 1968 publiceerde het een artikel over bewust kinderloze vrouwen.68

1.2.2 Vragenrubrieken

Het blad van de NVSH, Verstandig Ouderschap en vanaf 1968 Sextant, heeft een vragenrubriek gehad ‘Wij willen weten’. In 1934, toen Verstandig Ouderschap nog bij de NMB hoorde, mocht psychiater dr. J. Ph. Tuyt een rubriek beginnen waarbij mensen antwoord konden krijgen op vragen over hun seksleven. Het doel was om het seksleven van de lezers te verbeteren. Een vragenrubriek kon volgens de redactie hieraan bijdragen.69 Een van de eerste vragen was hoe vaak het normaal was om seks

te hebben en Tuyt antwoordde dat meerdere malen per nacht als normaal gezien kon worden. Vanaf toen zeiden allerlei leden hun lidmaatschap op en verdween de rubriek uit het tijdschrift. In 1938 werd de rubriek nieuw leven in geblazen en verkreeg deze de naam ‘Wij willen weten’. Tot 1953 beantwoordde W.F. Storm de vragen en daarna nam arts J.M.R.A Kijzer het stokje over van Storm, omdat Storm veroordeeld was voor het uitvoeren van abortus. Kijzer beantwoordde tot 1970 de vragenrubriek, hij was toen tachtig. Daarna werd de vragenrubriek niet meer door een arts beantwoord. Dick Brummel leidde met een team de rubriek en vanaf 1975 was er vervolgens een anonieme redactie die de vragen beantwoordde.70 Na het vertrek van Kijzer werden

vragen over medische kwesties bijna niet meer geplaatst en kwam er meer aandacht voor seksuele problemen. In de jaren vijftig verkreeg de vragenrubriek veel kritiek. 67 Rensman, De pil in Nederland, 80.

68 Ibidem.

69 Röling, ‘Samen of alleen’, 86; Röling , ‘Adviezen over seksuele problemen.’, 144. 70 Röling, ‘Samen of alleen’, 86-87.

(22)

‘Wij willen weten’ zou slecht zijn voor de geestelijke gezondheid.71 Röling meent dat

de WWW-rubriek een voorhoederol vervulde: ‘Tot ongeveer 1980 speelde de rubriek een voorhoede-rol door de meest ‘moderne’ seksuele problemen en relatievormen te behandelen.’72 Na 1980 verloor de rubriek volgens Röling die positie. Er zouden geen

nieuwe onderwerpen aan bod komen en de rubriek zou in herhaling vallen.73

Ook Gezond Gezin kreeg een eigen vragenrubriek genaamd ‘Zoudt u dit ook vragen?’. Dokter P.J.F. Dupuis beantwoordde iedere vraag. In 1966 veranderde de naam van de rubriek naar ‘Vragenderwijs’. Vanaf 1968 beantwoordde naast Dupuis ook een vrouwelijke arts genaamd C. v.d. Plas-Korenhoff de vragen. De

vragenrubriek was uitscheurbaar, zodat ouders het tijdschrift ook voor de ogen van hun kinderen kon laten liggen. Iedere vraag die naar de redacties van Verstandig

Ouderschap, Sextant en Gezond Gezin werd gestuurd, werd beantwoord. Zo stond er

bijvoorbeeld in Gezond Gezin het volgende:

‘In deze rubriek wordt anoniem een selectie gemaakt van vragen beantwoord zoals die uit de lezerskring tot ons komen. Alleen de vragen worden

opgenomen waarvan de redactie meent dat ze ook anderen wijzer maken. Daarnaast krijgt elke vragensteller persoonlijk antwoord. Vragen die een te persoonlijk karakter dragen voor publikatie, worden alleen schriftelijk beantwoord.’74

In de eerste paar nummers van Gezond Gezin werden de vragen nog ingekort. Maar vanaf 1966 publiceerde redactie ook langere vragen. Van drie vragen per nummer, werden er in 1966 bijvoorbeeld zes vragen per keer gepubliceerd. Tussen 1960 en 1965 kwamen er bij de redactie van Verstandig Ouderschap ongeveer 2500 vragen per jaar binnen. Hiervan werd een kleine selectie gepubliceerd. In 1961 publiceerde de redactie drie procent van de brieven. Na 1965 nam de hoeveelheid geleidelijk af. In 1976 kwamen er ongeveer vijfhonderd brieven binnen.75 Omdat de ‘Wij willen weten’

rubriek door Röling is onderzocht is er meer informatie beschikbaar over deze rubriek dan over ‘Zoudt u dit ook vragen?’ en ‘Vragenderwijs’. Het is niet bekend hoeveel 71 Wouters, Jeugd van tegenwoordig, 56; Röling, ‘De kortstondige, stille triomf’, 169.

72 Röling, ‘Samen of alleen’, 88. 73 Ibidem.

74 ‘Vragenderwijs’, Gezond Gezin 9 (1970) 165. 75 Röling, ‘Adviezen over seksuele problemen’, 146.

(23)

vragen er bij Gezond Gezin zijn binnengekomen. ‘WWW’ bleek razend populair te zijn. Uit een onderzoek uit 1958 bleek de rubriek het meest gelezen onderdeel te zijn van Verstandig Ouderschap.76

1.3.1 Wat is seks?

Seks: iedereen heeft een beeld bij het woord seks, maar verstaat er iets anders onder. Niets voor niets zijn de woorden van Bill Clinton: ‘I did not have sexual relations with that woman, Miss Lewinsky’77 zo beroemd. Clinton voerde het pleidooi dat orale

seks niet telde als seks. Een meerderheid van het congres was het met hem eens en Clinton werd in zijn gelijk gesteld en hoefde niet terecht te staan voor meineed. Er is dus veel onduidelijkheid over de vraag wat men onder seks verstaat.78 Voor de een is

seks al een tongzoen, voor de ander is iets alleen seks wanneer de penis de vagina penetreert. Vandaar dat hier de vragen behandeld worden wat er onder seks verstaan werd tussen 1960 en 1970 en of het taalgebruik en de definitie veranderden. Voordat de indicatoren van de seksuele revolutie worden geanalyseerd, is het namelijk eerst van belang dat bekend is wat mensen in die tijd onder seks verstonden.

In alle geanalyseerde brieven kwam een aspect duidelijk naar voren: seks heet in de brieven nooit ‘seks’. In juli 1960 verscheen er in Verstandig Ouderschap een brief waar bij seks ‘het geslachtsleven’ heet. Een vrouw schreef: ‘Dokter, het is niet alleen over moeilijkheden in het geslachtsleven dat ik u schrijf, er is veel meer.’79 In

een brief uit 1961 uit Verstandig Ouderschap schreef een vrouw het volgende: ‘Ons huwelijk was erg gelukkig en de seksuele gemeenschap wederzijds innig.’80 In

Gezond Gezin kwam het woord gemeenschap ook vaker terug. In 1963 werd in Gezond Gezin het woord samenleven gebruikt. ‘Hoe vaak moet men gemiddeld

samenleven om een gezond huwelijksleven te hebben?’81 In datzelfde jaar gebruikte

een andere vrouw weer een ander woord voor seks: ‘Wij zijn nu tien jaar getrouwd en hebben in ons huwelijk moeilijkheden op het gebied van de sexuele omgang.’82

Opvallend is dat er later in de jaren zestig meer wetenschappelijk taalgebruik werd 76 Ibidem, 147.

77 Bill Clinton (26 januari 1998) als geciteerd door Rik van Lunsen en Ellen Laan, Seks! Een leven

lang leren (Vlaardingen 2017) 26. 78 Ibidem.

79 ‘Wij willen weten’ , Verstandig Ouderschap 40 (1960) 202. 80 ‘Wij willen weten’ , Verstandig Ouderschap 41 (1961) 188. 81 ‘Zoudt u dit ook vragen?’, Gezond Gezin 2 (1963) 11. 82 Ibidem.

(24)

gebruikt, zoals blijkt uit de volgende brief uit Gezond Gezin: ‘Zoudt u iets kunnen zeggen over de frequentie van de coïtus? Is het schadelijk voor de gezondheid als een jonge man ongeveer acht keer per week cohabiteert?’83 Hiervoor kwam de woorden

‘coitus’ en ‘cohabiteren’ nog niet eerder voor. In datzelfde jaar verscheen ‘coitus’ ook in Verstandig Ouderschap. Een man schreef: ‘Waarschijnlijk door mijn hogere leeftijd vermindert mijn capaciteit de coitus uit te oefenen, hetgeen ons beiden verdriet doet.’84 Het taalgebruik veranderde duidelijk en werd

medisch-wetenschappelijker. Het geslachtsleven is een omslachtigere beschrijving dan

bijvoorbeeld coitus. Dit laat zien dat het onderwerp bespreekbaarder werd doordat er een meer exacte bewoording wordt gebruikt. Het taalgebruik is daarentegen ook afhankelijk van de kring waaruit de vragensteller komt. Zo schrijft een gereformeerd echtpaar in 1969 in Gezond Gezin het volgende: ‘Wilden wij u vragen of u misschien voor ons een oplossing weet voor vrije omgang zonder een kans op bevruchting.’85 In

1970 werd in Sextant gesproken over ‘seksueel contact’: ‘Toen ik haar leerde kennen hadden we na ongeveer twee weken seksueel contact.’86

Wat bedoelen deze auteurs met het geslachtsleven, de gemeenschap en alle andere termen die zij voor seks gebruiken? Daar werd vaak niet diep op ingegaan en dat laat ook zien dat vele facetten van seks nog niet bespreekbaar zijn. In de latere jaren werd er wel meer in detail getreden. Een man schreef in 1970 over: ‘werkelijk volledige seksuele gemeenschap’.87 Hij maakte het onderscheid tussen onvolledige en

volledige gemeenschap. Maar wat hij daar dan precies onder verstond, is onduidelijk. Hoogstwaarschijnlijk vond hij penetratie volledige gemeenschap. In andere brieven komt naar voren dat elkaar bevredigen (hiermee wordt hoogstwaarschijnlijk bedoeld elkaar tot een orgasme laten komen) niet als seks werd gezien. De auteur noemde dit vrijen. Een man schreef in januari 1967 Verstandig Ouderschap namelijk het

volgende: ‘Dokter,

83 ‘Vragenderwijs’, Gezond Gezin 5 (1966) 115.

84 ‘Wij willen weten’, Verstandig Ouderschap 45 (1966) 13. 85 ‘Vragenderwijs’, Gezond Gezin 8 (1969) 165-166. 86 ‘Wij willen weten’, Sextant 50 (1970) 33.

(25)

Mijn verloofde en ik hebben 5 jaar verkering. Wij willen elk risico van zwangerschap vermijden en hebben daarom dus geen enkel geslachtelijk contact, behalve vrijen. Ik kan haar wel, maar zij mij niet bevredigen. (…)’88

Hij schreef dus dat ze geen enkel geslachtelijk contact hadden, maar dat hij en zijn verloofde ‘vrijen’. Vrijen is dus toch op een bepaalde manier bevredigd worden. Wat dit precies inhield is onduidelijk. Hij is niet de enige die dit onderscheid maakte, want in hetzelfde nummer werd eenzelfde soort vraag gesteld: ‘mijn verloofde wil geen gemeenschap voor het huwelijk en we bevredigen elkaar met vrijen.’89 Mogelijk zou

elkaar bevredigen kunnen betekenen dat ze allebei een orgasme kregen, maar niet aan penetratie deden. In 1969 in Gezond Gezin werd er ook een brief behandeld over wat men onder maagd zijn verstaat en wat niet.

‘Graag zouden wij van u advies willen over het volgende probleem: Wij zijn bijna 5 maanden getrouwd maar mijn vrouw is nog steeds maagd. De

moeilijkheid is dat bij elke poging haar te ontmaagden het bij haar zo verschrikkelijk veel pijn doet dat wij er weer van worden afgehouden. (…) Wel komen wij nadat we het hebben geprobeerd tot een orgasme maar dit gebeurt door met de penis langs de kittelaar ritmische bewegingen te maken. Voor ons huwelijk hebben wij ook wel geslachtsgemeenschap met elkaar gehad en toen ging alles veel beter. Toen ben ik er werkelijk een keer in geweest. Wij praten hier nog wel eens over en we begrijpen niet waarom dat nu niet meer gaat, en dat ze toen niet is ontmaagd.’90

Je bent nog maagd als je nog geen seks hebt en het stel vindt dat de vrouw geen seks heeft gehad. Het ritmisch bewegen van de penis langs de clitoris bewegen was

volgens de auteur van deze brief dus geen seks. Er moest sprake zijn van penetratie en er ‘een keer in zijn geweest’ werd niet als seks gezien. Er is dus een verdeling tussen penetreren dat als echte seks wordt gezien en andere seksuele handelingen. Ook moest dat penetreren langer duren dan een keer in de vagina zijn.

88 ‘Wij willen weten’, Verstandig Ouderschap 47 (1967) 10-11. 89 Ibidem.

(26)

1.3.2 De pil

‘Met de pil, met de pil

Wordt de angst tot een paskwil Ga je net zo dikwijls als je wil La la - la la la la la la’91

Het bovenstaande citaat is het refrein van het nummer ‘De pil’ van Gerard Cox. Cox zong dit lied tijdens zijn cabaretshows in 1964 in Delft in het café het Keldertje begeleid door Jan Willem ten Broeke. Het nummer laat zien dat de anticonceptiepil net op de markt was en wat voor nieuwe mogelijkheden deze anticonceptie bood. Meer vrijheid, maar de pil wekte ook angst bij mensen. In de literatuur wordt de

introductie van de pil gezien als een ommezwaai in de geschiedenis. Kennedy schrijft: ‘Plotseling hadden oude deugden hun relevantie verloren, de wereld leek vrijer en stralender dan ooit tevoren.’92 Stokvis schrijft dat door de komst van de pil Nederland

veranderde. Ineens had je seks zonder dat je druk hoefde te maken over een

zwangerschap. Voorhuwelijkse seks werd normaal, men heeft meerdere bedpartners voordat men huwt en jongeren gaan ongehuwd samenwonen.93

In Amerika kwam de anticonceptiepil in 1957 op de markt. Vijf jaar later werd in Nederland toestemming gegeven om de pil te introduceren aan de Nederlandse bevolking. Fabrikant Organon uit Oss ontwikkelde het medicijn Lyndiol. In

december 1961 werd in Verstandig Ouderschap een oproep geplaatst of er vrouwen waren die een jaar lang mee wilden doen aan het testen van de anticonceptiepil.94 Leo

Swaab, die het onderzoek leidde, zocht vijfhonderd deelnemers, maar Verstandig

Ouderschap werd overspoeld door de aanmeldingen. Na de advertentie hadden

vijfduizend vrouwen zich aangemeld en de vrouwen werden verzocht niet de NVSH te bellen of brieven te schrijven. De pil was in Amerika al getest of het medisch verantwoordelijk was. In Nederland betrof het onderzoek dan ook alleen hoe de Nederlandse bevolking deze vorm van anticonceptie zou ontvangen.95

91 Gerard Cox, De pil https://nl.wikipedia.org/wiki/De_pil_(Gerard_Cox) en http://www.nldiscografie.nl/gerard-cox (geraadpleegd op 5 januari 2017). 92 Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, 46.

93 Stokvis, Huishouden, huwelijk en gezin, 4. 94 Rensman, De pil in Nederland, 11. 95 Rensman, De pil in Nederland, 9-12.

(27)

In de media verschenen artikelen over de zorgen die de bevolking had over de pil. Er was angst voor mogelijke kanker. Ook hadden sommige vrouwen trombose gekregen na het gebruik van het middel.96 Maar de NVSH zette door en verschafte

vanaf 1963 het middel bij hun consultatiebureaus tijdens de zogenaamde

‘pilspreekuren’.97 Vervolgens was de pil ook te verkrijgen bij de PSVG en schreven

meer en meer huisartsen de pil voor. Maar de pil werd niet aan iedere vrouw voorgeschreven. Bij kantoren van de PSVG werd de pil alleen voorgeschreven aan vrouwen die al een voltooid gezin hadden. De pil was een laatste redmiddel en de PSVG raadde eerst andere voorbehoedmiddelen aan.98

In 1964 publiceerde Swaab een artikel in Verstandig Ouderschap waarin hij schatte dat de pil door ruim veertig tot vijftigduizend vrouwen werd gebruikt.99 In

1968 is er geschat dat ongeveer vijftien procent van de vruchtbare vrouwen in Nederland, dit waren er ongeveer twee en een half miljoen, gebruik maakte van deze vorm van anticonceptie. Dit zou betekenen dat ongeveer 375.000 vrouwen de pil slikten.100

In Verstandig Ouderschap en Gezond Gezin kwamen veel vragen over deze nieuwe pil binnen. Dupuis schreef dat hij zoveel brieven heeft ontvangen dat hij een algemeen antwoord wil geven over dit nieuwe anticonceptiemiddel. ‘Diverse malen hebben de redactie vragen bereikt omtrent de “pil”. Het leek ons goed toe – naar aanleiding hiervan – een kort overzicht over de moeilijkheden te geven.’101 Dit laat

zien dat ook in protestanten kringen er interesse was voor dit voorbehoedsmiddel, maar dat er tegelijkertijd nog wel veel twijfels over bestonden. In het

septembernummer van 1964 werd er een artikel aan de pil gewijd en het verschil tussen de visie van de NVSH en de PSVG werd uitgelegd:

‘Kort samengevat komt het verschil hierop neer: de NVSH schrijft de pil voor behalve als er duidelijk medisch bezwaar tegen is, b.v. een doorgemaakte geelzucht. De PSVG gaat alleen tot het voorschrijven over, als er een

96 ‘Spreekkamer, antwoord voor K. te A´, De Telegraaf (16-08-1962) 7. 97 ‘NVSH vertrouwt op orale pil’, de Waarheid (12-08-1963) 6. 98 Dupuis, Gezond Gezin 3 (1964) 13.

99 L.I. Swaab, ‘Na twee jaar: doorgaan met de pil’, Verstandig Ouderschap 46 (1964) 278. 100 Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, 279.

(28)

duidelijke aanleiding toe bestaat, dat willen zeggen, als om welke reden dan ook, alle andere al langer bekende methoden of middelen onbruikbaar zijn.’102

In Verstandig Ouderschap begonnen de lezers al eerder aan het middel. Natuurlijk deden de vrouwen aan de proef mee via dit tijdschrift, maar ook daarna blijkt uit de brieven dat sommige van de vrouwelijke lezers zijn overgegaan op dit middel. In het julinummer van 1964 stelde een vrouw de volgende vraag:

‘Dokter,

Ik ben via mijn huisarts tot de ‘de pil’ overgegaan. Een kennis van mij ook, maar via haar arts, die niet de mijne is, en de gebruiksaanwijzingen verschillen nogal. Wanneer moet de eerste van de 20 pillen ingenomen worden? Na de hoeveelste pil gaat de onvruchtbaarheid in? Als de pillen op zijn en ik niet ongesteld word, kan ik dan gewoon omgang hebben zonder verdere middelen? Mevr. L. te S.’103

De pil werd dus verkregen via de huisarts en een bekende in haar omgeving slikte de pil dus ook, hoewel het in die tijd nog verschilde of een huisarts wel of niet de pil wilde voorschrijven. Vaak vonden huisartsen deze vorm van anticonceptie

onfatsoenlijk. Ook waren ze bang dat als de anticonceptie niet had gewerkt, de patiënt een abortus zou willen. Vanaf 1965 neemt het ledental af van de NVSH en dit hangt ook samen met het feit dat huisartsen voorbehoedmiddelen gaan voorschrijven, waardoor een lidmaatschap van de NVSH niet meer nodig is.104

Maar ook in Gezond Gezin was er al interesse in het nieuwe

anticonceptiemiddel. Zo verscheen er in januari 1962 de volgende vraag: ‘Men leest de laatste tijd wel eens iets over een pil, die men zou kunnen innemen om

zwangerschap te voorkomen. Kunt u ons daarover nader inlichten?”105 In 1966

verscheen er voor het eerst in Gezond Gezin een brief waaruit blijkt dat een vrouw de pil gebruikte. Een vrouw schreef dat ze de pil niet meer kon gebruiken, maar dit betreurde: ‘want we waren zo blij met die ‘gemakkelijke’ pil.’106 Het is wel duidelijk

102 P.J. F. Dupuis, ‘De P.S.V.G.bureaux en de pil’, Gezond Gezin 3 (1964) 14. 103 ‘Wij willen weten’, Verstandig Ouderschap 44 (1964) 221-222.

104 Rensman, De pil in Nederland, 44, 77.

105 ‘Zoudt u dit vragen?’. Gezond Gezin 1 (1962) 14. 106 ‘Vragenderwijs’, Gezond Gezin 5 (1966) 114.

(29)

dat de pil door de lezers van Verstandig Ouderschap meer werd geaccepteerd dan door de lezers van Gezond Gezin. In Gezond Gezin verschenen nog allerlei brieven over mensen die liever de pil niet willen gebruiken. Bovendien vindt het gebruik van de pil onder Gezond Gezin lezers met name binnen het huwelijk plaats. Zo schreef een stel in 1968 in Gezond Gezin: ‘De pil vinden we niet ‘mooi’ (…)’107 In februari

1962 wordt er in Gezond Gezin de volgende vraag wordt gesteld, waaruit blijkt dat de auteur alle vormen van geboortebeperking afkeurde: ‘Is het gebruik van chemische en technische anti-conceptionele middelen niet tegen de natuur en dus ongeoorloofd?’108

De lezers van Verstandig Ouderschap gebruikten de pil soms ook, terwijl ze niet getrouwd of verloofd waren. Zo staat er in het septembernummer van 1967 in Verstandig Ouderschap het volgende: ‘Dokter, wat is er voor bezwaar tegen meisjes van 14, 15 jaar al ‘de pil’ te geven, als zekerheid voor al te angstige ouders, dus niet als vrijbrief voor ‘doe maar raak’.’109 Dit meisje was niet getrouwd en de ouders

hielden er rekening mee dat hun dochter mogelijk seks zal hebben.

De katholieken hadden moeite met het verkrijgen van de pil. De katholieke kerk accepteerde het gebruik van de pil alleen voor de behandeling van vrouwen die een onregelmatige menstruatiecyclus hadden. Het mocht niet als voorbehoedmiddel worden gebruikt. Anticonceptie was volgens de katholieke kerk in strijd met de natuurwet.110 Maar vanuit het katholieke kamp klonken er ook uit andere geluiden

over de pil en anticonceptie. In 1963 ging bisschop W.M. Bekkers op televisie in gesprek over anticonceptie. ‘Veel wordt tegenwoordig gesproken en geschreven over de geboorteregeling. Aan de wetenschap en haar ontdekkingen dankt de mens de mogelijkheid om regelend op te treden ten aanzien van de voortplanting.’111 De pil

werd al snel ‘lekkers van Bekkers’ genoemd.112 Katholieke vrouwen gingen ook naar

de huisarts om de pil te verkrijgen en in het tijdschrift Huwelijk en huisgezin verschenen brieven over de pil. Omdat de katholieken geen bureau hadden dat voorbehoedmiddelen verschafte bezochten ze ook de bureaus van de NVSH en de PSVG.113 De paus daarentegen kwam in 1968 met de encycliek Humanae Vitae. De

107 ‘Vragenderwijs’, Gezond Gezin 7 (1968) 21-22. 108 ‘Zoudt u dit ook vragen?’, Gezond Gezin 1 (1962) 13. 109 ‘Wij willen weten’ Verstandig Ouderschap 47 (1967) 232. 110 Rensman, De pil in Nederland, 61.

111 Bisschop Wilhemus Marinus Bekkers, Brandpunt (1963) in: Rimmer Mulder, Seks en de kerk: hoe Nederland zijn kuisheid verloor (Amsterdam 2013) 101.

112 Piet Calis, Venus in minirok: seks in de literatuur na 1945 (Meulenhoff 2010) 52. 113 Mulder, Seks en de kerk, 110-111.

(30)

Nederlandse katholieken hoopten dat de regels voor katholieken omtrent

geboortebeperking versoepeld zouden worden, maar dat gebeurde niet. De pil werd niet goedgekeurd, maar het pauselijk gezag had steeds minder invloed en vele katholieken volgden zijn voorschriften niet meer op.114 De Hervormde kerk heeft

altijd soepeler tegenover geboortebeperking gestaan dan de Katholieke kerk. Zelfs de gereformeerden gaven aan dat de ‘gereformeerde zede’ in de jaren zestig steeds meer in de vergetelheid raakte.115

De pil wordt dus gezien als een van de katalysatoren van de revolutie. Maar zoals blijkt uit de vragenrubrieken duurde het een aantal jaren voordat het gebruik van de pil door de leden van de NVSH en de PSVG werd geaccepteerd er echt sprake was van een aardverschuiving. Er is een duidelijk verschil tussen de brieven uit

Verstandig Ouderschap, Sextant en Gezond Gezin. De lezers van Verstandig

Ouderschap gingen veel sneller over tot gebruik van de pil dan die van Gezond Gezin.

Er zijn in Gezond Gezin meer tegengeluiden, mogelijk komt dit door de religieuze achtergrond van de lezers, maar dit komt niet expliciet naar voren in de brieven. De NVSH stimuleerde juist het gebruik van de pil en uit de brieven is op te merken dat de lezers van Verstandig Ouderschap en Sextant ontvankelijker zijn voor het gebruik van de pil. De redactie van Gezond Gezin was juist huiverig tegenover het gebruik van de pil en de lezers lijken deze mening van de redactie te delen. Er kan hier daarom sprake zijn van een wisselwerking. Door de ietwat negatieve houding van de PSVG gingen lezers minder snel over tot het gebruik van de pil. De informatievoorziening die Gezond Gezin gaf was namelijk anders, de antwoorden van Dupuis waren anders dan die van de Kijzer. Dupuis vond dat de pil alleen in bepaalde situaties gebruikt mocht worden en dit kan het beeld van de lezer weer beïnvloed hebben.

Een ander groot verschil tussen de lezers van Gezond Gezin en die van de tijdschriften van de NVSH is dat eind jaren zestig de pil buiten het huwelijk in

Gezond Gezin nog werd afgekeurd. Seks was in deze kring dus meer gekoppeld aan

het huwelijk dan bij de lezers van Verstandig Ouderschap en Sextant. Terwijl er bij

Verstandig Ouderschap eind jaren zestig een trend te zien is dat seks niet per se

binnen het huwelijk hoeft plaats te vinden. Hoewel de historiografie claimt dat de pil voor grote veranderingen zorgde, blijkt dat de acceptatie van de pil niet binnen iedere kring even snel ging.

114 Rensman, De pil in Nederland, 73-74.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Be- strijding van deze plaag vormt een bottleneck in de geïntegreerde bestrijding, omdat middelen moeten worden ingezet die schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden.. Onder in

De toename van het percentage jongeren met seksuele ervaring is ook vooral terug te vinden in de oudere groep tieners (vanaf 15 jaar) en minder onder jongeren van 12 tot 14

While the higher temperatures > 300 °C lead to the homogeneous decomposition of sorbitol, the presence of a catalyst is very much required for the conversion of aqueous carbon to

Het werkt heel goed als je een brandende vraag hebt die je niet durft te stellen aan een leeftijdsge- noot en zelfs niet durft op te zoeken op internet.. Over seks praten

Vergeleken met laag opgeleide jongeren hebben ze vaker seks onder invloed van alcohol of drugs, gebruiken ze vaker een datingapp (ook voor daadwerkelijke afspraakjes en seks) en

Bovendien zijn ze van mening dat eventuele reclame in hoofdzaak consument gericht moet zijn; het is voor de Zwitserse handel van geen nut als door eenzijdige reclame het Nederland-

Dat wordt niet veroorzaakt door dat de volle graankorrel is ge- bruikt, maar doordat de meeste van deze merken op biologi- sche wijze worden geteeld. Uit- zonderingzijn

▪ Diverse studies met PrEP in Westerse landen onder MSM laten zien: PrEP is bij goede therapietrouw zeer effectief: 92 1 -97% 2.. ▪ Effectiviteit bij vrouwen is lager