• No results found

De structuur van implementatie intenties : dan-als ten opzichte van als-dan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De structuur van implementatie intenties : dan-als ten opzichte van als-dan"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De structuur van Implementatie Intenties:

dan-als ten opzichte van als-dan

Auteur: Aranka Sterk Studentnummer: 10357807 Aantal woorden abstract: 234 Aantal woorden these: 4855 Begeleider: Aukje Verhoeven

(2)

2

Abstract

Implementatie Intenties (II’s) zijn specifieke als-dan plannen, voor het doorbreken van gewoontes (Gollwitzer, 1999). Huidige literatuur ging er vanuit dat de structuur van II’s cruciaal was voor de werkzaamheid (Gollwitzer en Sheeran, 2006). Echter, uit de studie van Verhoeven en de Wit (in prep) bleken als-dan plannen even effectief als dan-als plannen. De structuur bleek hier niet van invloed te zijn op de werkzaamheid van II’s. Het vermoeden bestond dat de dan-als plannen door mentale herhaling waren omgezet in als-dan plannen. In dit onderzoek werd het mechanisme van II’s verder onderzocht, om zo meer inzicht te krijgen in hoe II’s zo optimaal mogelijk kunnen worden ingezet bij het doorbreken van gewoontes. Om de omzetting van dan-als plannen naar als-dan plannen tegen te gaan, werd een cognitive load taak gebruikt. Daarnaast werd gekeken of de motivatie die de deelnemers van zichzelf hadden, van invloed was op de werkzaamheid van de II’s. Vijfenzeventig deelnemers werden random verdeeld over vier condities; als-dan zonder cognitive load, als-dan met

cognitive load, dan-als zonder cognitive load en dan-als met cognitive load. De manipulatie had

gewerkt, want de condities zonder cognitive load presteerde beter dan de condities met cognitive load. Echter, de structuur van de II bleek niet bepalend voor de werkzaamheid van de strategie. Ook de huidige motivatie bleek geen invloed te hebben op de werkzaamheid van de II’s. Huidig onderzoek geeft meer inzicht in het werkingsmechanisme van II’s.

(3)

3

Inleiding

In het dagelijks leven proberen we een balans te houden tussen doelgericht gedrag en

gewoontegedrag. Volgens de Wit en Dickinson (2009) kan doelgericht gedrag worden beschreven aan de hand van twee criteria. De persoon weet af van de instrumentele relatie tussen actie en uitkomst (belief-criterium) en de persoon kan deze uitkomst evalueren als onderdeel van zijn behoeften en gebruikt deze behoeften om te bepalen of hij of zij deze actie wel of niet uitvoert (desire-criterium). Doelgericht gedrag wordt dus bepaald door de oorzakelijke (causale) relatie tussen actie of respons (R) en consequenties of uitkomst (O). Kort gezegd is doelgericht gedrag gevoelig voor de huidige

motivationele waarde van de uitkomst. Wanneer doelgericht gedag meerdere malen in dezelfde context voor een belonende uitkomst heeft gezorgd, wordt volgens Thorndike´s Wet van Effect een versnelde associatie gelegd tussen de omgevingsstimulus (S) en het gedrag (R) (Thorndike, 1911). Deze zogenaamde S-R strategie is een aangeleerde automatische vorm van gedrag: gewoontegedrag (Gillan en Robbins, 2014). Gewoontegedrag komt dus voort uit doelgericht gedrag. Anders dan doelgericht gedrag is gewoontegedrag ongevoelig voor de huidige motivationele waarde van de uitkomst. Dit betekend dat ondanks de uitkomst geen waarde meer heeft, of zelfs een negatieve waarde, gewoontes toch blijven bestaan. Wanneer de uitkomst geen waarde of een negatieve waarde heeft, wordt dit devaluatie genoemd. Anders gezegd zijn gewoontes dus ongevoelig voor devaluatie, wat het moeilijk maakt om aangeleerde gewoontes te veranderen. Het is belangrijk om onderzoek te doen naar strategieën die mensen kunnen helpen bij het veranderen van aangeleerde gewoontes. De hardnekkigheid van gewoontes kan geïllustreerd worden aan de hand van de

slips-of-action-task (SOAT). De SOAT is een uitkomst devaluatie taak (de Wit, Wariyar, Aitken en Dickinson,

2007). Deze taak illustreert het blijven bestaan van gewoontegedrag na devaluatie van de uitkomst. De

SOAT van de Wit et al. (2007) bestond uit twee fasen. In de eerste fase werd de S-R-O associatie

gelegd. Proefpersonen kregen op een computerscherm een stimulus (S) te zien, waarna een respons (R) werd uitgevoerd, namelijk het drukken op de rechter of linker toets. De goede respons leidde tot een bepaalde uitkomst (O), namelijk een nieuw symbool, welke gekoppeld was aan het verdienen van punten. Een voorbeeld hiervan is dat wanneer de driehoek (S) werd gevolgd door een goede respons,

(4)

4 er een kruis (O) volgde. Wanneer een maan (S) werd gevolgd door een goede respons, volgde een vierkant (O). De S-R-O associaties van de genoemde voorbeelden worden geïllustreerd in Afbeelding

1.

Hierna volgde de devaluatie fase. De uitkomsten werden gedevalueerd; namelijk het kruis wat eerder aan de driehoek was gekoppeld, zorgde nu voor minpunten. Deelnemers moesten na het zien van het kruis dus niet meer drukken. In deze taak wordt gedemonstreerd dat het mensen niet goed lukt om S-R associaties te onderdrukken (de Wit et al., 2007). De respons (R) was ongevoelig voor

devaluatie van de uitkomst (O), wat wijst op de ontwikkeling van een gewoonte, namelijk een directe S-R associatie. Op het moment dat deelnemers dus een bepaalde stimulus zagen, drukte zij, ongeacht de devaluatie. Dit demonstreert dat mensen hun gewoontes automatisch (Aarts en Dijksterhuis, 2000; Orbell en Verplanken, 2010; Verhoeven, Adriaanse, Evers en de Ridder, 2012) en gedachteloos (Aarts, Verplanken en van Knippenberg, 1998, Verhoeven et al., 2012) uitvoeren, in een bepaalde context (bij bepaalde stimuli).

Afbeelding 1: S-R-O associaties SOAT

De balans tussen doelgericht en gewoontegedrag kan begrepen worden aan de hand van het duale processen model (de Wit et al., 2007; Evans, 2003). Volgens het duale processen model kan gedrag worden onderverdeeld in twee systemen: het doelgerichte systeem en het gewoontesysteem. Het gewoontesysteem kost minder energie dan het doelgerichte systeem en is dus efficiënter. Tevens is het gewoontesysteem erg moeilijk te veranderen en dus inflexibel. Anderzijds is het doelgerichte systeem inefficiënt en flexibel. De overgang van doelgericht gedrag naar gewoontegedrag brengt dus

(5)

5 een groot voordeel met zich mee; energiebesparing. Dit wordt inzichtelijker in een voorbeeld: als alledaagse handelingen (gewoontes) zoals veterstrikken of fietsen volledige concentratie zouden vereisen, zou men na enkele uren uitgeput zijn. Kort samengevat kan het ontwikkelen van gewoontes erg handig zijn.

Tegelijkertijd kan gewoontegedrag erg problematisch zijn, omdat gewoontegedrag ongevoelig is voor de huidige motivationele waarde van de uitkomst (devaluatie). Dit zorgt ervoor dat men weinig invloed kan uitoefenen op gewoontegedrag. Ongewenste gewoontes zijn hierdoor moeilijk af te leren (Verhoeven et al., 2012). De rol van ongewenste gewoontes is terug te zien in psychische stoornissen als middelenmisbruik (Corbit en Janak, 2016), obsessieve compulsieve stoornis en eetstoornissen (Godier en Park, 2014). Er zijn aanwijzingen dat mensen met psychische problemen sneller (ongewenste) gewoontes vormen. De vorming van gewoontes spelen een belangrijke rol bij de vorming en in stand houding van verschillende psychische problemen (Gillan en Robbins, 2014; Everitt en Robbins, 2005). Het is dus belangrijk om te kijken hoe we gewoontes kunnen veranderen. Een effectieve interventie tegen gewoontes, is het vormen van implementatie intenties (II’s) (Gollwitzer en Sheeran, 2006; Holland en Langedam, 2006). II’s zijn plannen met de structuur: ‘als situatie x, dan doe ik respons y’ (Gollwitzer, 1993; Adriaanse, Gollwitzer, de Ridder, de Wit en Kroese, 2011). Zo ook in het net genoemde voorbeeld, wanneer men niet meer moest drukken voor de driehoek, bij het zien van het kruis, werd het volgende plan gevormd: ‘als ik het kruisje zie, dan druk ik niet meer’. Deze als-dan plannen zorgen dat direct een relatie wordt gevormd tussen de situatie en gepland gedrag, door direct een S-R associatie te vormen (Gollwitzer, 1999). Zo vormen zich dus twee gewoontes, namelijk de ongewenste gewoonte ‘als ik kruisje zie, dan druk ik rechts, en de gewenste (II) gewoonte ‘als ik kruisje zie, dan druk ik niet’. Deze twee concurrerende S-R associaties zorgen voor een Horse Race (Adriaanse et al., 2011). De ongewenste gewoonte en de gewenste gewoonte zijn dus beide toegankelijk. Hierdoor ontstaat er keuzemogelijkheid. Er kan dan worden nagedacht over de motivationele uitkomst van het gedrag wat op zijn beurt doelgericht gedrag mogelijk maakt. II’s zijn effectief gebleken bij het doorbreken van ongewenste gewoontes, bijvoorbeeld bij het verminderen van snackgedrag (Verhoeven et al., 2012) en het verminderen van roken (Connor en Higgins, 2010). De effectiviteit van II’s is veelvuldig onderzocht en zo is er ook al veel bekend over het

(6)

6 mechanisme achter II’s. De ‘als’ zorgt voor een verhoogde toegankelijkheid van de cue, terwijl de ‘als-dan’ zorgt voor een sterke cue-respons link (Gollwitzer, 1999). Hierbij lijkt de volgorde ‘als-dan’ van belang voor de werkzaamheid van II’s. Eerder onderzoek ging er dan ook vanuit dat de volgorde van II’s cruciaal was voor de werkzaamheid (Gollwitzer en Sheeran, 2006). Echter, uit de studie van Verhoeven en de Wit (in prep) bleken als-dan plannen even effectief als dan-als plannen. Dit is opvallend, omdat tegen verwachting in de volgorde in structuur niet van invloed leek op de

werkzaamheid van de plannen. Wellicht kan dit worden verklaard aan de hand van mentale herhaling (Knäuper, Roseman, Johnson en Krantz, 2009). De conditie met dan-als plannen hebben mogelijk door mentale herhaling de dan-als plannen omgezet tot als-dan plannen, waardoor deze dus even effectief werkten als de daadwerkelijke als-dan plannen. Deze verklaring zal verder moeten worden onderzocht om er achter te komen of de volgorde van als-dan plannen inderdaad cruciaal is voor de werkzaamheid en om zo meer te weten te komen over het mechanisme achter II’s.

Een andere factor die erg belangrijk is voor de werkzaamheid van II’s, is motivatie. Volgens de Motivation Protection Theory (Rogers, 1983) is motivatie een bepalende factor voor het uitvoeren van gedrag. Motivatie blijkt dan ook een belangrijke moderator voor succesvolle II’s (Hagger en Luszcnska, 2014; Sheeran, Webb en Gollwitzer, 2005). Dit is logisch wanneer men denkt aan de

Horse Race, door concurrerende gewoontes is doelgericht gedrag mogelijk. Doelgericht gedrag is

gevoelig voor de huidige motivationele waarde van de uitkomst van het gedrag. Motivatie zou dus het effect van II’s kunnen vergroten. Om deze is motivatie al vaker gekoppeld aan II’s (Milne, Sheeran en Orbell, 2000). Zoals in het onderzoek van Prestwich, Ayres en Lawton (2008) waarin werd gekeken naar de effectiviteit van II´s gecombineerd met een motivationele manipulatie, om de vet inname te reduceren. Tweehonderdtien Amerikanen werden random verdeeld over condities1. Deelnemers kregen een motivationele tekst te lezen voordat II’s gevormd werden. Deelnemers die de motivationele tekst hadden gelezen, lieten meer vermindering zien in vet inname dan de deelnemers die geen

motivationele tekst hadden gelezen. Anders gezegd bleek de vermindering van vet inname afhankelijk motivatie. Dit laat zien dat motivatie belangrijk kan zijn voor de werkzaamheid van II’s. Net als in het onderzoek van Prestwich et al. (2008), wordt in huidig onderzoek vaker gebruik gemaakt van een

(7)

7 motivationele tekst om motivatie te manipuleren (Prestwich et al., 2008; Milne, Orbell en Sheeran, 2002; Sheeran et al., 2005). Echter, in het huidige onderzoek wordt gekeken naar de motivatie die mensen van zichzelf al hebben. Het is interessant om te kijken naar de invloed van de motivatie die mensen van zichzelf al hebben en de invloed hiervan op het doorbreken van gewoontes. Daarnaast is het interessant om te kijken of motivatie net zoveel invloed heeft op dan-als plannen als op als-dan plannen. Het is dus ook belangrijk om motivatie mee te nemen in dit onderzoek.

In dit onderzoek wordt gekeken naar de effectiviteit van dan-als plannen ten opzichte van als-dan plannen. Om dit goed te kunnen vergelijken moet voorkomen worden dat deelnemers uit de als- dan-als conditie de plannen omzetten naar een dan-als-dan plan. Door de deelnemers af te leiden, wordt deze omzetting geblokkeerd. Deelnemers worden afgeleid door middel van een cognitive load taak (Wills et al., 2011). Zo kunnen de dan-als plannen eerlijk worden vergeleken met als-dan plannen. In dit

onderzoek wordt dus gekeken naar de factor strategie: als-dan plannen worden vergeleken met dan-als plannen. Om er voor te zorgen dat deelnemers uit de dan-als conditie worden geblokkeerd in het omzetten van hun plan, worden de deelnemers afgeleid met cognitive load. Dit resulteert in vier condities; een als-dan conditie zonder cognitive load, een als-dan conditie met cognitive load, een dan-als conditie zonder cognitive load en een dan-dan-als conditie met cognitive load. De effectiviteit van de II’s wordt onderzocht aan de hand van de SOAT van de Wit (2007). Op basis van de verwachtingen uit de huidige literatuur zouden we verwachten dat als-dan plannen beter zouden werken dan dan-als plannen (Gollwitzer en Sheeran, 2006), maar de enige studie die dit experimenteel heeft onderzocht (Verhoeven en de Wit, in prep) haalt deze verwachting onderuit. Onze verwachting zal dus ook zijn dat binnen de condities zonder cognitive load beide condities even goed presteren op de SOAT. Terwijl binnen de cognitive load condities wordt verwacht dat de als-dan conditie beter presteert dan de dan-als conditie. Omdat we verwachten dat de manipulatie werkt, wordt tevens verwacht dat de plannen zonder cognitive load beter presteren, dan de plannen met cognitive load. In dit onderzoek wordt daarnaast gekeken of motivatie van belang is bij dan-als plannen. Hoe hoger deelnemers scoren op motivatie (Hagger en Luszcnska, 2014; Sheeran, Webb, en Gollwitzer, 2005; Prestwich et al., 2008), hoe beter ze gewoontes zullen onderdrukken, wat zal resulteren in een hoge score op de SOAT. Er

(8)

8 wordt niet gedacht dat het effect van motivatie van dan-als plannen anders zal zijn dan die van als-dan plannen.

Methode

Deelnemers

Deze studie werd goedgekeurd door de ethische commissie van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Deelnemers werden geworven via de labwebsite van de UvA.

Psychologiestudenten zijn elk jaar verplicht om proefpersoon punten te verdienen door deel te nemen aan onderzoek. Deelnemers konden kiezen of ze participeerde voor ¾ proefpersoon punt, of voor een geldbeloning van €7,-. Ook was er tijdens de taak een extra bedrag van maximaal €2,- te verdienen. Deelnemers die eerder hadden deelgenomen aan een SOAT- experiment werden uitgesloten van deelname.

Vijfenzeventig deelnemers werden geworven. Er werden negentien deelnemers uitgesloten van de analyses. Hiervan waren twee deelnemers ouder dan 40. Daarnaast hadden twee deelnemers de associaties niet goed aangeleerd. Ook de deelnemer die na blok 12 minder dan 75% juist had gedrukt werden uitgesloten, omdat dit suggereert dat deze deelnemer de associaties niet goed had onthouden. Verder hadden elf deelnemers onjuist plan geformuleerd en twee de taak op andere manieren niet goed uitgevoerd. Daarnaast werd de deelnemer die meer dan 3 SD van het gemiddelde had gescoord op de

SOAT uitgesloten, om de normaal verdeling te verbeteren. Al met al werden zesenvijftig deelnemers

meegenomen in de analyses. Deze studenten waren tussen de 18 en 32 jaar oud (M = 22.20, SD = 3.04).

Materialen

SOAT

Voor het meten van de continue afhankelijke variabele SOAT score, wordt de SOAT van de Wit (2007) gebruikt. De SOAT is een computertaak die individueel wordt afgenomen. Deze bestaat uit

(9)

9 2 fasen. In fase 1 zien de deelnemers een abstracte afbeelding (S) op het scherm verschijnen, waarna ze op de linker of rechter toets (R) moeten drukken. Als na de stimulus de juiste respons volgt, klinkt een ‘caching’ geluidje, en wordt er een 1 (O) op het scherm weergegeven. Als na de stimulus een onjuiste respons volgt, klinkt een ‘error’ geluidje, en wordt een 0 (O) op het scherm weergegeven. Deze fase wordt de instrumentele discriminatie training genoemd, hierin leren de deelnemers door

trail and error welk plaatje (S) bij welke respons (R) hoort en welke uitkomst (O) volgt. In totaal

waren er 4 S-R-O associaties. Een voorbeeld hiervan is dat na een driehoekje, de deelnemer links moest drukken. Er volgde dan een kruisje. De S-R-O associaties worden geïllustreerd in Afbeelding 1 in de Inleiding.

Na de instrumentele discriminatie training volgt fase 2: de SOAT. In deze fase worden bepaalde stimuli gedevalueerd. Dit betekent dat bepaalde stimuli zorgde voor minpunten. De deelnemers mochten hier nu niet meer voor drukken.

Vervolgens werd, afhankelijk van de conditie, een strategie aangeleerd. In de als-dan conditie werden plannen geformuleerd, zoals: ‘Als ik kruisje zie, druk ik niet meer’. In de dan-als condities werden plannen geformuleerd, zoals: ‘Ik druk niet meer, als ik kruisje zie’. De strategie werd 2x hardop herhaald.

Bij de conditie zonder cognitive load werd de cognitive load taak uitgevoerd voordat de plannen werden gevormd. Bij de conditie met cognitive load werd de cognitive load taak uitgevoerd tijdens het vormen van plannen. In de cognitive load taak kregen deelnemers de opdracht om een cijferreeks te onthouden. Deze hoorden ze via de koptelefoon. Wanneer ze een van de cijfers uit de cijferreeks op het computerscherm zagen, was het de bedoeling dat ze het daarop volgende cijfer intoetste op het toetsenbord. Wanneer na de getallenreeks 8 3 4 0 2 9 1, het getal 3 volgde, was het de bedoeling dat ze het cijfer 4 intoetsten. Deze taak presenteerde zich twee keer. De cognitive load taak was om te voorkomen dat het dan-als plan door mentale herhaling een als-dan plan zou worden. Geen van de deelnemers werd geholpen bij het formuleren van een plan. Wel werd geregistreerd of het gemaakte plan juist was.

Vervolgens werd de deelnemers verteld dat de punten niet langer op het scherm werden weergegeven, maar dat de punten nog wel werden verdiend. Dit gedeelte werd dus in extinctie

(10)

10 uitgevoerd. Bij de SOAT werd zoveel mogelijk gecounterbalanced.

Voor het uitvoeren van de analyses wordt een verschil score berekend door de gedevalueerde score af te trekken van de gevalideerde score. Een hoge verschil score staat hier voor een goede prestatie op de SOAT.

Vragenlijsten

Om te kunnen toetsen of de associaties goed waren aangeleerd, werd na de SOAT een paar vragen beantwoord, namelijk: ‘Welke beloning (O) volgde na deze afbeelding (S)?’ en ‘Welke handeling (R) volgde na deze afbeelding (S)?’ Deze items worden ingevuld aan de hand van een Visueel Analoge Schaal (VAS), die loopt van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel).

Ook wordt na afname van de SOAT de covariabele motivatie gemeten, door afname van twee items over motivatie, namelijk: “Hoe gemotiveerd was je om het goed te doen op de taak?” en “Hoe

gemotiveerd was je om extra geld te verdienen?”. Deze items worden ingevuld aan de hand van een

VAS, die loopt van 0 (helemaal niet) tot 100 (helemaal wel). Bij de berekening van de motivatie wordt het gemiddelde genomen op beide items. Hierbij geldt hoe hoger de score, hoe hoger de motivatie. De items correleren significant (r = 0.39 p < .01).

Er zijn meer vragenlijsten meegenomen in dit onderzoek (stress, verslavingsgevoeligheid en compulsiviteit), deze worden niet behandeld in deze these.

Procedure

Bij binnenkomst in het lab namen deelnemers plaats achter een computer in individuele cubicals. Voor aanvang van het experiment werden deelnemers individueel geïnstrueerd. Hierbij werd ook een informed consent gegeven. Voorafgaand aan de SOAT kregen deelnemers een

informatiebrochure over de taak. Vervolgens kregen de deelnemers de opdacht om een formulier in te vullen. Hierop werden de stimuli uit de taak benoemd. Dit zou later helpen bij het formuleren van een strategie.

(11)

11 Eerst konden deelnemers wennen aan de taak aan de hand van een demo. De demo vertoonde zo min mogelijk gelijkenis met de ´echte´ taak, om te voorkomen dat deelnemers konden oefenen. De afbeeldingen in de demo waren bijvoorbeeld gedetailleerd en in kleur, terwijl de afbeeldingen in de ‘echte’ taak abstract in zwart wit waren (voor een uitgebreide beschrijving van de SOAT, zie

Materialen). In de strategie-fase van de demo mocht de deelnemer geholpen worden met het

formuleren van het plan. Deelnemers werden geïnstrueerd om rustig te spreken en hun strategie, afhankelijk van conditie, 2 maal te herhalen.

Hierna volgde de ‘echte taak’. In de testfase werden andere symbolen gebruikt dan bij de demo. Afhankelijk van de conditie werden verschillende strategieën aangeleerd. Bij de conditie zonder

cognitive load werd de cognitive load taak uitgevoerd vóórdat de plannen gevormd werden. Bij de

condite met cognitive load werd de cognitive load taak uitgevoerd tijdens het vormen van plannen. Deze taak presenteerde zich twee keer. De cognitive load taak was om te voorkomen dat het dan-als plan door mentale herhaling een als-dan plan zou worden. Geen van de deelnemers werd geholpen bij het formuleren van een plan. Wel werd geregistreerd of het gemaakte plan juist was.

Na de SOAT beantwoordde deelnemers vragen over de geleerde associaties en twee items welke betrekking hadden op motivatie. Ook beantwoordde de deelnemers een paar andere vragenlijsten, welke niet verder worden behandeld in deze these.

De deelnemers waren random verdeeld over vier condities; een als-dan conditie zonder

cognitive load, een als-dan conditie met cognitive load, een dan-als conditie zonder cognitive load en

een dan-als conditie met cognitive load.

Verder waren vijf toezichthouders betrokken bij dit onderzoek. Allen verantwoordelijk voor de gestandaardiseerde afname van de SOAT. Alle toezichthouders kregen voldoende training voor het afnemen van de SOAT. Ook volgden ze allen het standard operating procedure behorend bij het onderzoek. Tijdens de afname van de SOAT was er altijd één van de toezichthouders aanwezig.

(12)

12 In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een 2x2 design. De condities zijn een als-dan conditie zonder cognitive load, een als-dan conditie met cognitive load, een dan-als conditie zonder

cognitive load en een dan-als conditie met cognitive load. De onafhankelijke categorische variabele is

strategie, de afhankelijke continue variabelen zijn uitkomst (SOAT-score) en motivatie.

Resultaten

Analyse

De analyses zijn gedaan in IBM SPSS Statistics 22. Het benodigde aantal deelnemers werd vooraf berekend met behulp van Gpower 3.1 (d = 0.65, Gollwitzer en Sheeran, 2006; β = 0.80; α = 0.05. Er waren honderdachtentwintig deelnemers nodig voor dit onderzoek. In het huidige onderzoek zijn minder deelnemers geworven dan beoogd, daarom moeten resultaten met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Standaardisatie check’s zijn gedaan met behulp van een Analysis of Variance (Anova) en een Chi-square analyse. De eerste hypothese is gedaan met een Anova en de tweede met een Regressieanalyse.

Standaardisatie checks

Allereerst werd gekeken naar de verdeling van mannen en vrouwen over condities, door een Chi-square test uit te voeren, met als afhankelijke variabele geslacht en als onafhankelijke variabele conditie. Geslacht was gelijk verdeeld over de condities (X² = 2.16, p = .54). Vervolgens werd gekeken naar de verdeling van leeftijd over condities, met een onafhankelijke Anova, met als afhankelijke variabele leeftijd en conditie als onafhankelijke variabele. Leeftijd was gelijk verdeeld over de condities, F(3, 52) = 2.08, p = .12. De verdeling van het aantal deelnemers over de condities is te zien in Tabel 1.

(13)

13

Conditie Aantal deelnemers

Dan-als met cognitive load 16 Dan-als zonder cognitive load 15 Als-dan met cognitive load 12 Als-dan zonder cognitive load 13

Hypothese 1: Prestatie van condities op SOAT

Om de hypothese te toetsen dat condities met cognitive load beter presteren dan condities zonder cognitive load en als-dan plannen beter werken dan dan-als plannen, werd een onafhankelijke Anova uitgevoerd, met als afhankelijke variabele SOAT-score en als onafhankelijke variabelen strategie en cognitive load.

De assumpties werden gecontroleerd. De Kolmogorov Smirnov bleek significant, de data week af van de normale verdeling (p´s = .23). Maar omdat F-testen robuust zijn en er goede

alternatieven bestaan voor de Anova, gaan we de analyses toch uitvoeren. Er werd een hoofdeffect van

cognitive load gevonden, F(1, 52) = 10.37, p < .01. De conditie zonder cognitive load presteerde beter

op de SOAT dan de conditie met cognitive load. Dit is te zien aan de gemiddelde SOAT-scores per conditie, weergegeven in Tabel 2. Er zijn geen verdere effecten gevonden (p´s > .29).

Tabel 2: Gemiddelde SOAT-score en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) over de Conditie met Cognitive load en zonder Cognitive load

Cognitive load SOAT-score

Wel 0.76 (0.03)

Geen 0.89 (0.03)

(14)

14 Om de hypothese te toetsen dat motivatie de effectiviteit van II’s verhoogt, werd een Multipele Regressie uitgevoerd, met als afhankelijke variabele SOAT-score en als onafhankelijke variabelen motivatie, strategie en cognitive load. Vooraf werden vier variabelen aangemaakt die de interacties weergaven; strategie*cognitive load, motivatie*strategie, motivatie*cognitive load,

motivatie*strategie*cognitive load.

Model 1 bestond uit de variabele motivatie. Er werd geen hoofdeffect van motivatie gevonden,

t(55) = 0.65, p = .52. Motivatie had geen effect op SOAT-score. Model 2 bestond uit variabelen

motivatie, strategie en cognitive load. Model 2 had een significante toegevoegde waarde, p = .01. Er werd een effect gevonden van cognitive load, t(55) = 3.20, p < .01. Voor de andere variabelen zijn geen effecten gevonden, p´s > .31. Model 3 bestond uit de aangemaakte interactie variabelen, dit model had geen significante toegevoegde waarde. Er zijn geen effecten gevonden, p´s > .22. De gegevens van predictoren van SOAT-score zijn weergegeven in Tabel 3.

Tabel 3: Lineair Model van Predictoren van SOAT-score

Coëfficiënten Variabelen B SE B Beta T P Model 1 Motivatie 0.00 0.00 .09 0.65 .52 Model 2 Motivatie 0.00 0.00 .02 0.17 .87 Strategie -0.04 0.04 -.13 -1.02 .31 Cognitive load 0.04 0.04 .40 3.20 .00 Model 3 Motivatie 0.01 0.01 1.46 1.13 .26 Strategie 0.44 0.61 1.40 0.72 .48 Cognitive load 0.77 0.62 2.50 1.24 .22

(15)

15

Strategie*Cognitive load -0.28 0.39 -1.88 -0.72 .48

Motivatie*Strategie -0.01 0.01 -1.69 -0.78 .44

Motivatie*Cognitive load -0.01 0.01 -2.59 -1.05 .30

Motivatie*Strategie*Cognitive load 0.00 0.01 1.96 0.71 .48

Note. R² = .01 voor model 1; R² = .43, ∆F = 5.70, p = .01, voor model 2; R² = .47, ∆F = 0.54, p = .71 voor model 3.

Discussie

In dit onderzoek werd gekeken naar de invloed van de structuur van implementatie intenties. Hierbij werden dan-als plannen vergeleken met als-dan plannen. De huidige literatuur nam aan dat de volgorde van II’s cruciaal was voor de werkzaamheid (Gollwitzer, 1999; Gollwitzer en Sheeran, 2006). Echter, uit de studie van Verhoeven en de Wit (in prep) bleken als-dan plannen even goed te werken als dan-als plannen. Het vermoeden was dat door mentale herhaling (Knäuper et al., 2009) de dan-als plannen waren omgezet in als-dan plannen. Om de omzetting van dan-als plannen in als-dan plannen te voorkomen werden deelnemers uit huidig onderzoek afgeleid door middel van een

cognitive load taak (Wills et al., 2011). Zo kon in dit onderzoek betrouwbaarder worden onderzocht of

de volgorde van II’s cruciaal is voor de werkzaamheid, en of als-dan plannen dus beter werken dan dan-als plannen. Er werd verwacht dat deelnemers uit de cognitive load conditie slechter zouden zijn in het doorbreken van gewoontes, dan deelnemers uit de conditie zonder cognitive load. Tevens werd verwacht dat de als-dan conditie met cognitive load beter zou zijn in het doorbreken van gewoontes, dan de dan-als conditie. Er werd een effect van cognitive load gevonden, wat laat zien dat onze manipulatie gewerkt heeft en deelnemers de als-dan plannen niet om hebben gezet in dan-als plannen. Er werd geen effect gevonden van strategie. Als-dan plannen verminderde gewoontes net zo goed als dan-als plannen.

Ook de variabele motivatie werd meegenomen in dit onderzoek. In eerder onderzoek is te zien dat motivatie de effectiviteit van II’s verhoogd (Prestwich et al., 2008; Milne et al., 2000; Sheeran et al., 2005). Zoals bij Prestwich et al. (2008) is er in eerder onderzoek vooral gebruik gemaakt van

(16)

16 manipulaties om motivatie te verhogen, maar in dit onderzoek werd gekeken of dit effect ook te vinden is bij motivatie die mensen uit zichzelf hebben. Er werd verwacht dat motivatie het effect van II’s zou vergroten (Rogers, 1983). Echter, de hoogte van de motivatie van deelnemers bleek niet van invloed te zijn op het doorbreken van gewoontes. Daarnaast bleek de invloed van motivatie op het doorbreken van gewoontes onafhankelijk van het soort plan wat werd gevormd. Om toekomstig onderzoek te kunnen verbeteren, moeten gevonden resultaten kritisch bekeken worden. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende punten.

Onze gegevens suggereerde dat de structuur van de II’s geen invloed zou hebben op de effectiviteit van de strategie. Hoewel deze resultaten overeenkomen met het onderzoek van Verhoeven en de Wit (in prep), kan dit niet worden gegeneraliseerd naar alle II’s. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van negatief geformuleerde II’s. De plannen werden gevormd aan de hand van wat de deelnemers niet moesten doen, in plaats van wat ze wel moesten doen. Een voorbeeld hiervan is het dan-als plan: ‘Ik druk niet meer, als ik kruisje zie’, en het als-dan plan: ‘Als ik kruisje zie, druk ik niet meer’. Een aantal deelnemers was in de testfase geneigd een positief plan te vormen, door te

benoemen waarvoor ze nog wel moesten drukken, zoals het dan-als plan: ‘Ik druk, als ik driehoek zie’, of het als-dan plan: ‘Als ik driehoek zie, druk ik’. In het dagelijks leven en in huidig onderzoek wordt er veelal gebruik gemaakt van positief gevormde plannen. In toekomstig onderzoek zouden positief gevormde plannen gebruikt kunnen worden. Wellicht zal er dan wel een voorkeur worden gevonden van als-dan plannen ten opzichte van dan-als plannen.

Daarnaast zal in toekomstig onderzoek nogmaals gekeken moeten worden naar het effect van motivatie, omdat onze resultaten eerder onderzoek tegenspreekt. In lijn meer eerder onderzoek werd verwacht dat II beter werken als je meer gemotiveerd bent (Milne et al., 2002; Prestwich et al., 2008; Sheeran et al. 2005). In dit onderzoek werd aandacht besteed aan de motivatie die mensen van zichzelf al hebben. Mogelijk was hierdoor de spreiding van motivatie erg laag, waardoor geen effect van motivatie op II’s is gevonden. Het was goed om te kijken naar de motivatie die mensen van zichzelf hebben, maar indien we het echt gecontroleerd willen onderzoeken zouden we in de toekomst een manipulatie kunnen toevoegen (Prestwich et al., 2008). Dit zou kunnen zorgen voor meer spreiding in

(17)

17 de motivatie. Wanneer motivatie anders wordt geoperationaliseerd, zal er wellicht wel een effect worden gevonden, waardoor gekeken kan worden naar het effect van motivatie op structuur.

Als laatste zou een suggestie voor vervolgonderzoek zijn, om te bekijken waar motivatie van belang is bij het versterken van II’s. Gewoontegedrag is niet afhankelijk van motivatie, omdat gewoontegedrag automatisch plaatsvindt. Gewoontegedrag zorgt ervoor dat er een sterkere cue-respons link wordt gelegd bij de planformatie (Gollwitzer, 1999), dus dat er een sterkere gewoonte wordt gevormd. Motivatie zorgt er dus voor dat er een sterkere gewoonte wordt gevormd. Als motivatie in vervolgonderzoek over de gehele studie meerdere malen wordt gemeten, kan duidelijk worden waar motivatie precies van belang is. Zorgt het er bijvoorbeeld voor dat men sterkere plannen vormt tijdens de planformatie (in de formuleringsfase), of zorgt het er juist voor dat men naar

motivatie luistert, op het moment dat er een keuzemogelijkheid ontstaat (in de testfase) in de vorm van een Horse Race (Adriaanse et al., 2011). Door meer duidelijkheid te krijgen over de werking van motivatie bij II’s, zou motivatie gericht kunnen worden ingezet bij II´s, om de strategie optimaal te versterken.

Samenvattend kan worden gezegd dat het lijkt alsof de structuur van II’s geen invloed heeft op de effectiviteit van de strategie. Ook de motivatie die mensen van zichzelf hebben, lijkt niet genoeg om het effect dat II’s hebben op de vermindering van de gewoontetendens, te verhogen. Al met al zijn we iets dichterbij het werkingsmechanisme van II’s gekomen. Het is van belang om de werkzaamheid van II’s op de vermindering van gewoontes verder te onderzoeken, om deze te optimaliseren en zo (ongewenste) gewoontes te kunnen doorbreken. Zo zouden de gewoontes die een rol spelen bij de vorming en in stand houding van psychische stoornissen (Gillan en Robbins, 2014; Everitt en Robbins, 2005), zoals middelenmisbruik (Corbit en Janak, 2016), obsessieve compulsieve stoornis en

eetstoornissen (Godier en Park, 2014), succesvol kunnen worden verminderd.

(18)

18 Aarts, H., & Dijksterhuis, A . (2000). Habits as knowledge structures: Automaticity in goal-directed behaviour. Journal of Personality and Social Psychology , 78, 53–63.

Aarts, H., Verplanken, B., & Van Knippenberg, A . (1998). Predicting behaviour from actions in the past: Repeated decision making or a matter of habit? Journal of A pplied Social Psychology,

28, 1355–1374.

Adriaanse, M. A., Gollwitzer, P. M., De Ridder, D. T., De Wit, J. B., & Kroese, F. M. (2011). Breaking habits with implementation intentions: A test of underlying processes. Personality

and Social Psychology Bulletin, 37(4), 502-513.

Conner, M., & Higgins, A. R. (2010). Long-term effects of implementation intentions on prevention of smoking uptake among adolescents: a cluster randomized controlled trial. Health

Psychology, 29(5), 529.

Corbit, L.H., & Janak, P.H. (2016). Habitual alcohol-seeking: neural bases and possible relations to alcohol use disorders. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 40(7), 1380-1389 Evans, J. S. B. (2003). In two minds: dual-process accounts of reasoning. Trends in cognitive

sciences, 7(10), 454-459.

Everitt, B. J., & Robbins, T. W. (2005). Neural systems of reinforcement for drug addiction: from actions to habits to compulsion. Nature neuroscience, 8(11), 1481-1489.

Gillan, C. M., & Robbins, T. W. (2014). Goal-directed learning and obsessive–compulsive disorder. Phil. Trans. R. Soc. B, 369(1655), 20130475.

Godier, L. R., & Park, R. J. (2014). Compulsivity in anorexia nervosa: a transdiagnostic concept. Frontiers in Psychology, 5.

Gollwitzer, P. M. (1993). Goal achievement: The role of intentions. European review of social

psychology, 4(1), 141-185.

Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: Strong effects of simple plans. American

psychologist, 54(7), 493.

Gollwitzer, P. M., & Sheeran, P. (2006). Implementation intentions and goal achievement: A meta‐analysis of effects and processes. Advances in experimental social psychology, 38, 69- 119.

(19)

19 Hagger, M. S., & Luszczynska, A. (2014). Implementation intention and action planning interventions in health contexts: State of the research and proposals for the way forward. Applied

Psychology: Health and Well‐Being, 6(1), 1-47.

Holland, R. W., Aarts, H., & Langendam, D. (2006). Breaking and creating habits on the working floor: A field-experiment on the power of implementation intentions. Journal of Experimental

Social Psychology, 42(6), 776-783.

Knäuper, B., Roseman, M., Johnson, P. J., & Krantz, L. H. (2009). Using mental imagery to enhance the effectiveness of implementation intentions. Current Psychology, 28(3), 181-186.

Milne, S., Orbell, S., & Sheeran, P. (2002). Combining motivational and volitional interventions to promote exercise participation: protection motivation theory and implementation intentions. British Journal of Health Psychology, 7, 163–184.

Milne, S., Sheeran, P., & Orbell, S. (2000). Prediction and intervention in health-related behaviour: a meta-analytic review of protection motivation theory. Journal of Applied Social Psychology,

30, 106–143.

Orbell, S., & Verplanken, B. (2010). The automatic component of habit in health-behavior: Habit as cue-contingent automaticity. Health Psychology, 29, 374–383.

Prestwich, A., Ayres, K., & Lawton, R. (2008). Crossing two types of implementation intentions with a protection motivation intervention for the reduction of saturated fat intake: A randomized trial. Social Science & Medicine, 67(10), 1550-1558.

Rogers, R. W. (1983). Cognitive and physiological processes in fear appeals and attitude change: a revised theory of protection motivation. In J. Cacioppo, & R. Petty (Eds.), Social

psychophysiology. New York: Guilford Press.

Sheeran, P., Webb, T. L., & Gollwitzer, P. M. (2005). The interplay between goal intentions and implementation intentions. Personality and Social Psychology Bulletin, 31(1), 87-98. Thorndike, E. L. (1911). Animal intelligence: experimental studies. New York: Macmillan. Verhoeven, A. A., Adriaanse, M. A., Evers, C., & de Ridder, D. T. (2012). The power of habits: Unhealthy snacking behaviour is primarily predicted by habit strength. British journal of

(20)

20

health psychology, 17(4), 758-770.

Verhoeven, A. A., Wit, de, S. (in prep)

Webb, T.L., Sheeran, P., & Luszczynska, A. (2009). Planning to break unwanted habits: Habit strength moderates implementation intention effects on behaviour change. British Journal of

Social Psychology, 48, 507–523.

Wit, de, S., Niry, D., Wariyar, R., Aitken, M. R. F., & Dickinson, A. (2007). Stimulus-outcome interactions during instrumental discrimination learning by rats and humans. Journal of

Experimental Psychology-Animal Behavior Processes, 33(1), 1-10.

Wit, de, S., & Dickinson, A. (2009). Associative theories of goal-directed behaviour: a case for animal–human translational models. Psychological Research PRPF, 73(4), 463-476.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

«Ik zorgde er mee voor dat Dilsen-Stokkem het SAVE- charter ondertekende, waarmee het be- looft de strijd tegen de grote verkeers- onveiligheid te voeren.. In Diepenbeek proberen we

Als vrijwilliger geef ik patiënten ook de eerste info over de Liga; waar ze recht op hebben en waar ze terecht- kunnen voor hulp”, zegt Emma- nuella, wanneer we haar telefo-

Als vrijwilliger geef ik pati- enten ook de eerste info over de Liga, waar ze recht op hebben en waar ze naar- toe kunnen voor hulp”, zegt Emmanuëlla, wanneer we haar

In zijn hoofd waasde even om: dat dit wezen overeenkomst had met hemzelf: het ging rechtop, het bewoog zich, voedde zich, - maar als een kind nam hij thans eerst waar, wijl de ander

[r]

Naar aanleiding van een aantal verontrustende brieven van de Stichting Steunpunt Studerende Moeders stond de afgelopen week de situatie van alleenstaande studerende moeders op

de duursport Een sport die je lang achter elkaar doet, zoals

In zijn brief van 21 maart, 1953, aan Endt geeft Van Geel het fragment uit de brief van Nescio als volgt weer: ‘Nescio die me vroeg een huisje te zoeken voor hem [voor zomer-huur