• No results found

De invloed van de intensiteit van boosheid op cognitieve en socio-affectieve steun

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de intensiteit van boosheid op cognitieve en socio-affectieve steun"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van de Intensiteit van Boosheid op Cognitieve en Socio-Affectieve Steun Renée Goossens

Bachelorthese Sociale Psychologie Universiteit van Amsterdam Studentnummer: 10512659 Begeleidster: Lisanne Pauw Inleverdatum: 29-01-2017

(2)

Abstract

Mensen delen dagelijks emotionele gebeurtenissen met anderen. Indien hier de juiste reactie op volgt kan dit positieve gevolgen hebben. De invloed van de intensiteit van de boosheid van de verteller op de door de luisteraar geboden cognitieve en socio-affectieve steun werd onderzocht bij twintig deelnemers. Er werd een positief verband verwacht tussen intensiteit van boosheid en geboden socio-affectieve steun en een negatief verband tussen intensiteit van boosheid en geboden cognitieve steun. Uit informatieverwerkingstheorieën blijkt namelijk dat er bij hoge intensiteit geen ruimte is voor cognitieve steun, wel voor socio-affectieve steun. Twintig koppels van twee deelnemers die elkaar niet kenden voerden een gesprek, waarin de verteller een emotionele gebeurtenis waar hij/zij boos over was, deelde met de luisteraar. Uit de resultaten bleek dat er inderdaad een positief verband bestaat tussen de intensiteit van boosheid en socio-affectieve steun, maar er werd geen verband gevonden tussen de intensiteit van boosheid en cognitieve steun.

(3)

Inleiding

Een van de meest fundamentele kenmerken van de mens is zijn sociale karakter en de sterke motivatie om sociale banden te vormen en ervaringen te delen met anderen

(Baumeister & Leary, 1995). Uit onderzoek blijkt dat sociale banden positieve gevolgen hebben voor de fysieke gezondheid (Ertel, Glymour & Berkman, 2009; Berkman & Syme, 1979, aangehaald in Umberson & Montez, 2010). Daarnaast heeft sociale steun, die kan voortkomen uit sociale banden, voordelen voor de psychische gezondheid (Cohen & Sheldon, 2004). Sociale steun vermindert namelijk de impact van stress en zorgt voor een gevoel van betekenis en een doel in het leven (Cohen et al., 2004). Daarnaast is sociale steun een buffer tegen de schadelijke impact van emotionele gebeurtenissen in het leven, op de psychische gezondheid (Thoits, 1995).

Een belangrijk onderdeel bij het verkrijgen van sociale steun in de interactie tussen mensen is social sharing. Social sharing is het proces waarbij een persoon een emotionele gebeurtenis deelt met anderen. Het bespreken van de omstandigheden van de gebeurtenis en de gevoelens en reactie van de persoon hierop staan hierbij centraal (Rimé, Mesquita, Philippot & Boca, 1991). Dit gebeurt in een sociaal gedeelde taal en social sharing vindt plaats in de minuten, uren, dagen, weken, maanden en soms zelfs jaren of gedurende het hele leven, volgend op de emotionele gebeurtenis (Rimé, 1989, aangehaald in Rimé, 2009). Negatieve (bijv. boosheid, angst en verdriet) en positieve (bijv. geluk en liefde) emoties worden evenveel gedeeld. Alleen schaamte en schuld worden minder gedeeld (Finkenauer & Rimé, 1998, aangehaald in Rimé, 2009). De intensiteit van de emotie speelt een rol bij social

sharing. Intensere emoties worden vaker gedeeld en gedurende een langere periode (Rimé et

al., 1998), ze veroorzaken hogere fysiologische arousal, en hebben meer impact op een persoon dan minder intense emoties (Sonnemans & Frijda, 2008).

(4)

Social sharing gebeurt met een reden: de verteller wil iets van de luisteraar (Horowitz

et al, 2001). Er kunnen twee doelen onderscheiden worden (Rimé, 2009). Het eerste doel is het ontvangen van cognitieve steun, waarmee een ander perspectief op de situatie wordt geboden, advies wordt gegeven en wordt geholpen om de gebeurtenis opnieuw te beoordelen (Nils & Rimé, 2012). Cognitieve steun helpt bij het omgaan met de uitdagende betekenissen die voortkomen uit een negatieve emotionele gebeurtenis, omdat het cognitief werk in gang zet (Nils et al., 2012). Dit cognitieve werk zorgt voor het uitschakelen van verschillende geheugen-ondersteunende cognities die de negatieve emoties van de gebeurtenis anders in stand zouden houden (Nils et al., 2012). Deze cognities zijn: doelen die tijdens de emotionele gebeurtenis werden geblokkeerd, verwachtingen, schema’s, modellen of wereldbeelden die werden weerlegd en de aanvankelijke beoordeling van de emotionele gebeurtenis (Rimé, 2007; 2009). Als deze cognities uitgeschakeld worden, kan emotioneel herstel plaatsvinden (Nils et al., 2012). Het tweede doel is het ontvangen van socio-affectieve steun, waarbij empathie, steun en begrip worden gegeven. Socio-affectieve steun buffert emotioneel leed en zorgt tijdelijk voor opluchting, maar zorgt niet voor emotioneel herstel (Nils et al., 2012). Bij socio-affectieve steun is namelijk geen sprake van cognitief werk, waardoor de negatieve emoties van een gebeurtenis bestaan blijven bestaan (Nils et al., 2012). Bij socio-affectieve steun zal de opluchting die men voelt in de uren na het delen van de emotionele gebeurtenis langzamerhand verdwijnen en zal opnieuw de behoefte ontstaan om de emotie te delen (Nils et al., 2012).

Zoals blijkt uit onderzoek naar cognitieve en socio-affectieve steun (Rimé

Finkenauer, Luminet, Zech, & Philippot, 1998), kan social sharing een grote rol spelen in de verwerking van emotionele informatie, waardoor het de emotionele schade van een

stressvolle gebeurtenis kan verminderen. Het is hierbij van belang dat de reactie van de luisteraar op de verteller voldoet aan het doel van de verteller. Alleen wanneer dit het geval

(5)

is, blijkt de reactie van de luisteraar namelijk ondersteunend en komt deze het

verwerkingsproces ten goede (Horowitz et al., 2001). Na een mismatch van doel en reactie rapporteerde de verteller minder bereid te zijn om nog contact te hebben met de luisteraar. Daarnaast kan ongewenst advies overkomen als kritiek (Goldsmith & Fitch, 1997,

aangehaald in Horowitz et al., 2001) en ongewenste compassie als neerbuigend, arrogant of opdringerig (Horowitz et al., 2001).

Uit onderzoek naar informatieverwerking blijkt dat de intensiteit van de emotie mede bepaalt welk soort steun het meest behulpzaam is. Mogelijk staan mensen bij hoge emotionele intensiteit niet open voor cognitieve steun, want volgens

informatieverwerkingstheorieën hebben mensen een gelimiteerde cognitieve capaciteit om mentale processen uit te voeren (Pashler, 1998). Er zijn twee verwerkingsstrategieën van emotie: een vroege en een late strategie. Een vroege strategie is afleiding, dit valt onder socio-affectieve steun. Bij afleiding wordt de aandacht van de emotionele situatie afgeleid door het werkgeheugen te laden met onafhankelijke neutrale inhoud (Van Dillen & Koole, 2007). Socio-affectieve steun vangt de schadelijke emotionele gevolgen van de gebeurtenis op (Rimé, 2009). Rimé (2009) veronderstelt dat de verteller zich na het delen van de

gebeurtenis waarschijnlijk erkend voelt en bevestigd, gesteund, opgelucht, minder eenzaam, er sprake is van een toename van sociale integratie en versterking van gedeelde

overtuigingen. Bij hoge emotionele intensiteit is ruimte voor socio-affectieve steun,

aangezien er weinig cognitive resources nodig zijn om dit toe te passen (Van Dillen & Koole, 2007). Nadelen van socio-affectieve steun zijn dat de meeste effecten waarschijnlijk tijdelijk zijn, er geen verandering plaatsvindt in cognities en motivaties en er ook geen emotioneel herstel volgt (Rimé, 2009). Een late strategie is cognitive reappraisal, wat valt onder cognitieve steun. Bij cognitive reappraisal wordt de aandacht gericht op de emotionele stimulus. De betekenis van deze stimulus wordt op zo’n manier geherinterpreteerd dat de

(6)

emotionele impact ervan verandert (Gross, 1998, aangehaald in Sheppes & Gross, 2012). Voor het toepassen van cognitive reappraisal zijn verhoogde cognitive resources nodig, want er is veel moeite voor nodig om bestaande en inkomende emotionele informatie te veranderen (Sheppes et al., 2012). Het is dan ook waarschijnlijk dat bij hoge emotionele intensiteit deze strategie maar gedeeltelijk emotionele informatie kan tegenhouden of dat het zelfs helemaal niet tegengehouden kan worden, omdat er niet genoeg cognitive resources over zijn (Sheppes et al., 2012). Bij lage emotionele intensiteit is deze strategie mogelijk wel succesvol,

aangezien er dan genoeg cognitive resources beschikbaar zijn om cognitive reappraisal toe te passen.

Mogelijk voelt de luisteraar aan dat de verteller behoefte heeft aan socio-affectieve steun bij een hoge intensiteit van de emotie. Zo blijkt uit onderzoek naar verdriet van Gross, Fredrickson en Levenson (1994, aangehaald in Rottenberg, Gross, Wilhelm, Najmi & Gotlib, 2002) dat mensen die huilden tijdens het kijken van een verdrietige film, meer verdriet rapporteerden dan niet huilende personen en dat ze een verhoogde activiteit in het

zenuwstelsel hadden (Kraemer & Hastrup, 1988). Hieruit blijkt dat bij een verdrietig persoon die huilt, de intensiteit van het verdriet hoger is dan bij een verdrietig persoon die niet huilt. Ook blijkt dat het gezicht van de ander eerder wordt beoordeeld als verdrietig, wanneer er tranen zichtbaar zijn (Cornelius, Nussbaum, Warner & Moeller, 2000, aangehaald in Hendriks & Vingerhoets, 2006). De meerderheid van de deelnemers in onderzoek van Cornelius & Lubliner (2003, aangehaald in Hendriks & Vingerhoets, 2006) gaf aan, dat ze een huilend persoon zouden troosten, terwijl ze bij een niet-huilend persoon alleen zouden vragen wat er aan de hand was. Daarnaast blijkt dat wanneer mensen gevraagd worden hoe zij of anderen zouden reageren op een huilend persoon, zij rapporteerden dat een huilend persoon over het algemeen troost, aandacht en medeleven ontvangt (Hendriks & Vingerhoets, 2006). Uit meerdere onderzoeken blijkt dus dat bij hoge intensiteit van verdriet de persoon

(7)

eerder socio-affectieve steun ontvangt dan bij lage intensiteit van verdriet. Kennelijk voelen mensen aan dat iemand deze socio-affectieve steun wenst of nodig heeft bij een hogere intensiteit van deze emotie. Mogelijk geldt voor de relatie tussen de intensiteit van boosheid, wat net als verdriet een negatieve emotie is, en socio-affectieve steun hetzelfde.

Tot nu toe is er veel onderzoek gedaan naar het effect van het type steun op emotie, maar is er minder gekeken naar de rol die de intensiteit van de emotie van de verteller hierin speelt. Daarnaast is tot nu toe niet vaak onderscheid gemaakt tussen de verschillende emoties in onderzoek naar social sharing. Daarom zal in het huidige onderzoek gekeken worden hoe de intensiteit van de emotie van de verteller, de socio-affectieve en cognitieve steun die door de luisteraar wordt gegeven, beïnvloedt. Dit onderzoek zal zich hierbij specifiek richten op de emotie boosheid.

Het verschilt per emotie welk steundoel het meest gewenst en het meest nuttig is (Wetzer, Zeelenberg & Pieters, 2007b). Boosheid wordt gedefinieerd als een emotie die zich voordoet wanneer een negatieve ervaring wordt veroorzaakt door acties die door de boze persoon worden gezien als onrechtvaardig of in elk geval te vermijden (Averill, 1982,

aangehaald in Wetzer et al., 2007b). Boosheid verdient speciale aandacht bij het onderzoeken van steundoelen, omdat het effect van boosheid op het vormen van een oordeel vaak verschilt van dat van andere negatieve emoties (Lerner & Tiedens, 2006). Boosheid verschilt

bijvoorbeeld van frustratie in hoe een oordeel wordt gevormd over de oorzaak (boze mensen zien anderen als oorzaak van de negatieve gebeurtenis, gefrustreerde mensen zien de

omstandigheden als oorzaak) (Roseman & Smith, 2001, aangehaald in Wetzer et al., 2007b). Daarnaast zijn emoties gerelateerd aan verschillende doelen en een verschillende manier van omgaan met emoties. Zo is boosheid gerelateerd aan de doelen ‘iemand pijn willen doen’ en ‘iemand terugpakken’ (Roseman, Wiest & Swartz, 1994).

(8)

zoeken van troost en veel lager op het zoeken van advies (Wetzer et al, 2007b). Hieruit volgt de verwachting dat de verteller die boosheid ervaart meer behoefte heeft aan socio-affectieve steun dan aan cognitieve steun. Deze steun zorg namelijk voor een gevoel van opluchting en troost (Nils et al., 2012). In combinatie met een hoge intensiteit van boosheid, is er een grote kans dat socio-affectieve steun het meest gewenst is. Bij hoge intensiteit zijn er namelijk niet genoeg cognitive resources beschikbaar om cognitieve steun toe te passen (Sheppes et al., 2012), maar er is wel ruimte voor socio-affectieve steun. Ook blijkt uit onderzoek naar verdriet dat bij een hoge intensiteit meer socio-affectieve steun wordt gegeven dan bij een lage intensiteit (Cornelius & Lubliner, 2003, aangehaald in Hendriks & Vingerhoets, 2006) en mogelijk geldt dit voor boosheid ook. Een verteller die boosheid ervaart waarbij de intensiteit niet hoog is, heeft waarschijnlijk meer baat bij cognitieve steun. Bij een lage intensiteit heeft de verteller hier mogelijk wel ruimte voor, want dan zijn er namelijk nog genoeg cognitive resources beschikbaar om cognitive reappraisal toe te passen. Op die manier kan emotioneel herstel plaatsvinden (Sheppes et al., 2012).

Om meer duidelijkheid te krijgen over de invloed die de intensiteit van de boosheid van de verteller heeft op het soort steun dat de luisteraar geeft, werden in dit onderzoek twee mensen die elkaar niet kenden, gevraagd om een gesprek met elkaar te voeren. Dit gesprek werd opgenomen op camera. Eén van de deelnemers werd gevraagd om terug te denken aan een recente emotionele ervaring waar hij of zij nog steeds boos over was. Vervolgens werd deze deelnemer gevraagd om over deze emotionele ervaring te vertellen aan de andere

deelnemer. De andere deelnemer werd gevraagd om te luisteren naar het verhaal van de ander en hierop te reageren zoals hij of zij ook in het dagelijks leven zou doen. Er werd verwacht dat wanneer er bij de verteller een hoge intensiteit van boosheid was, de luisteraar zou reageren met socio-affectieve steun. Hierbij werd een positief verband verwacht tussen de intensiteit van boosheid en socio-affectieve steun. Ook werd er verwacht dat als er sprake

(9)

was van lage intensiteit van boosheid, de luisteraar zou reageren met cognitieve steun. Hierbij werd een negatief verband verwacht tussen de intensiteit van boosheid en cognitieve steun.

Methode Deelnemers

Twintig deelnemers tussen 18 en 59 jaar (met een gemiddelde leeftijd van 29 jaar, SD = 14) namen deel aan dit onderzoek.1 De deelnemers werden geworven door de onderzoekers en maakten allemaal deel uit van hun sociale netwerk. Alle deelnemers waren vrouw. Het was een vereiste dat de deelnemers Nederlands spraken. Zij werden willekeurig toegewezen aan twee condities, de verteller conditie (rol A) en de luisteraar conditie (rol B). Dit werd gedaan door de proefleider, die in de wachtkamer twee blaadjes achter zijn/haar rug hield. Op het ene blad stond een oneven getal, horend bij rol A en op het andere blad stond een even getal, horend bij rol B. Eén van de deelnemers mocht een hand kiezen en zo kreeg deze de rol toegewezen die aan het getal op het blad was gekoppeld. De andere deelnemer kreeg de overgebleven rol toegewezen. De deelnemers ontvingen als beloning voor hun deelname wat lekkers te eten na het onderzoek.

Procedure

Er werden twee mensen aan elkaar gekoppeld die elkaar niet kenden. Hier is voor gekozen, omdat de deelnemers dan nog geen voorgeschiedenis hadden met elkaar die invloed kon hebben op de metingen. Ze werden gevraagd naar het familie lab op de UvA te komen. Zodra beide deelnemers in de wachtkamer zaten, wees de proefleider hen willekeurig toe aan

1

Deze dataset maakt deel uit van een groter onderzoek, waarin ook de emotie bezorgdheid werd onderzocht en o.a. naar verbondenheid werd gekeken. Daarnaast werd het gesprek gefilmd, om later te gebruiken voor de video cued recall. Hier wordt verder niet op ingegaan, aangezien het niet relevant is voor de huidige onderzoeksvraag.

(10)

rol A (verteller) of rol B (luisteraar). Aan het onderzoek werkten vijf onderzoekers mee die om de beurt proefleider waren. Er werd altijd op gelet dat de proefleider beide deelnemers niet kende, om te voorkomen dat er bias zou kunnen ontstaan door scheve verhoudingen tussen de proefleider en de deelnemers.

Vervolgens bracht de proefleider hen naar aparte ruimtes. Hier kregen de deelnemers een informed consent te lezen. Hierin werden ze op de hoogte gesteld van de procedure die in het onderzoek werd gevolgd en werden ze op hun rechten gewezen. Ook waren de algemene instructies hierin verwerkt.

Hierna vulden de deelnemers hun persoonsgegevens in en aansluitend kregen ze hun specifieke instructies te lezen. Deze instructies verschilden per deelnemer, want de

deelnemers gingen samen een gesprek voeren waarin ze allebei een andere rol toebedeeld hadden gekregen. De verteller kreeg de instructie om terug te denken aan een specifieke situatie waarover zij op dat moment nog steeds boos was en hier kort iets over op te

schrijven. De luisteraar kreeg de instructie om tijdens het gesprek te luisteren naar het verhaal van de verteller en hierop te reageren zoals zij dat in het echte leven ook zou doen.

Vervolgens werd de verteller gevraagd een vragenlijst in te vullen over de emoties die zij op dat moment voelde2.

Zodra de deelnemers klaar waren met het doorlezen van hun specifieke instructies en het invullen van de vragenlijsten, werd de proefleider erbij gehaald en deze lichtte nog eens kort toe dat het onderzoek ging over het delen van emoties. Nadat de proefleider had gecheckt of de deelnemers nog vragen hadden, werd de deelnemers één voor één gevraagd om plaats te nemen in de ruimte waar zij het gesprek zouden gaan voeren.

(11)

Vervolgens werd hen verteld dat ze samen met hun gesprekspartner een leuke opdracht zouden gaan doen, om elkaar zo wat beter te leren kennen en aan de setting te kunnen wennen. Vervolgens kregen ze allebei een blaadje met de opdracht erop: de Dinsdag Dilemma’s (zie Bijlage 1). De proefleider lichtte toe dat het de bedoeling was dat de

deelnemers samen de stellingen op het blad zouden bespreken en dat zij hier vijf minuten de tijd voor kregen. Daarna verliet de proefleider de ruimte.

Nadat de vijf minuten voorbij waren, kwam de proefleider terug. Hij/zij lichtte nog een keer toe dat de verteller over een emotionele gebeurtenis zou gaan vertellen en dat de luisteraar hiernaar zou luisteren en hierop zou reageren. Ook legde hij/zij uit dat de

deelnemers met het gesprek konden beginnen als ze een geluidje hoorden en konden eindigen als ze hetzelfde geluidje nogmaals hoorden. Nadat de proefleider had gevraagd of alles duidelijk was, zette de proefleider de camera aan en verliet de ruimte. Het gesprek duurde tussen 6 en 8 minuten3.

Zodra het gesprek tussen de deelnemers afgelopen was, kwam de proefleider terug om de camera uit te zetten. De deelnemers hadden hierna 5 minuten pauze en kregen de

gelegenheid om water te drinken en om naar de wc te gaan4. Hierna werd de deelnemers gevraagd om individueel nog een aantal vragenlijsten in te vullen. De luisteraar kreeg een vragenlijst over het soort steun dat zij dacht te hebben gegeven aan de verteller. De

deelnemers werd gevraagd nog enkele vragenlijsten in te vullen ten behoeve van een ander onderzoek.5

3 Door technische problemen duurden een aantal gesprekken 6 minuten in plaats van 8

minuten.

4 Door technische problemen werd er bij de helft van de deelnemers 5 minuten pauze

gehouden. Zodra deze problemen opgelost waren, werd er geen pauze meer gehouden.

5 Beide deelnemers kregen vragenlijsten over de mate van boosheid die ze voelden met

betrekking tot de situatie die besproken was, het soort steun dat gegeven/ontvangen was, de verbondenheid die de deelnemers met elkaar voelden en hun stemming op dat moment. Vervolgens deden de deelnemers een video cued recall van de beeldopnamen van het gesprek.

(12)

De deelnemers kregen nog de debriefing te lezen, waarin ze werden bedankt voor hun deelname en waarin ze kort werden geïnformeerd over het doel van het onderzoek.

Materialen

In dit onderzoek was de onafhankelijke variabele de intensiteit van de boosheid van de verteller en de afhankelijke variabele de gegeven steun door de luisteraar.

Manipulatiecheck ervaren emotie. Om de intensiteit van boosheid te meten, kregen de vertellers voor het gesprek een vragenlijst over de emoties die ze op dat moment voelden (zie Bijlage 2). Hiermee kon gemeten worden of de inductie van boosheid, door middel van het terugdenken aan een gebeurtenis waar de verteller boos over is en hier kort iets over op te schrijven, gelukt was. Er kon hiermee ook gemeten worden wat de intensiteit van boosheid was op dat moment. In de vragenlijst waren de emoties boosheid, bezorgdheid, angst, schaamte, verdriet en schuld opgenomen. De deelnemers konden de mate waarin zij deze emoties voelden op een Likertschaal van 1 (helemaal niet) tot 7 (zeer sterk) aangeven.

Vragenlijst steundoelen. Om het soort steun dat gegeven was door de luisteraars te meten, werd een vragenlijst over steundoelen gebruikt (zie Bijlage 3).6 Na het gesprek kregen de luisteraars deze vragenlijst die bestond uit acht vragen, waarvan vier vragen over socio-affectieve steun gingen en vier vragen over cognitieve steun. De deelnemers konden de gegeven steun op een Likertschaal van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel) aangeven. Een voorbeeld van een vraag over socio-affectieve steun is: ‘Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd empathie te tonen’ en een vraag over cognitieve steun: ‘Als u

6

(13)

terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd te helpen om een ander perspectief op de situatie te verkrijgen’.

Apparatuur. In de ruimte waar de deelnemers het gesprek voerden, hing aan de linker en rechtermuur (gezien vanuit de controlekamer) een camera. Ook stond er een camera midden voor de deelnemers. Voor het opnemen van het gesprek met deze camera’s werd het programma Black Media Express gebruikt. Het programma Qualtrics werd gebruikt voor de vragenlijsten die bij de deelnemers werden afgenomen.

Resultaten Deelnemers

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 29 jaar (M = 28.8, SD = 14.0, min = 18, max = 59). De data van alle 20 deelnemers zijn meegenomen in de dataverwerking.

Manipulatiecheck Ervaren Emotie

Er werd een One Way Repeated Measures ANOVA uitgevoerd om te kijken of

deelnemers meer boosheid ervoeren dan de andere emoties. Er was voldaan aan de assumptie van sfericiteit, χ(14) = .077, p = .222. Voor de variabele emotie was er voldaan aan de

assumptie van normaliteit. Uit de resultaten bleek dat de emoties significant van elkaar verschilden in intensiteit, F(5, 45) = 15.55, p < .001. Zoals verwacht, bleek uit de

contrastanalyses dat boosheid een significant hogere intensiteit had dan schuld (F(1, 9) = 25.75, p = .001), angst (F(1, 9) = 121.26, p < .001), schaamte (F(1, 9) = 153.81, p < .001) en bezorgdheid (F(1, 9) = 29.69, p < .001). Daarnaast bleek dat de intensiteit van boosheid niet significant verschilde van de intensiteit van verdriet (F(1,9) = 1.76, p = .217). Zie tabel 1 voor een overzicht van de gemiddelden en standaarddeviaties. Deelnemers die terugdachten

(14)

aan een gebeurtenis die hen boos maakte, ervoeren dus ook verdriet. Dit was niet in lijn met de verwachting dat boosheid significant verschilde van alle andere emoties.

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) Manipulatiecheck Emoties

Emotie Gemiddelde en Standaarddeviatie

Boosheid 5.50 (0.97) Schuld 2.10 (1.60) Verdriet 4.90 (1.66) Angst 2.30 (1.57) Schaamte 1.60 (1.27) Bezorgdheid 2.80 (1.99) Hypothesetoetsing

Er werden twee eenvoudige lineaire regressies uitgevoerd om te testen of de

intensiteit van boosheid van de verteller een goede voorspeller is van het soort steun dat de luisteraar geeft. In de eerste eenvoudige lineaire regressie werd gekeken of het geven van socio-affectieve steun te voorspellen is op basis van de intensiteit van boosheid. De regressievergelijking die werd gevonden was significant, R2 = .46; F(1,8) = 6.77, p = .032. Intensiteit van boosheid bleek een significante voorspeller van het geven van socio-affectieve steun, β = .68, t (8) = 2.60, p = .032. Dit betekent dat er een positief effect is van de intensiteit van boosheid op het geven van socio-affectieve steun. Dit is in lijn met de hypothese.

(15)

In de tweede eenvoudige lineaire regressie werd gekeken of het geven van cognitieve steun te voorspellen is op basis van de intensiteit van boosheid. De regressievergelijking die werd gevonden was niet significant, R2 = .30; F(1,8) = 3.47, p = .100. Er werd gevonden dat de intensiteit van boosheid geen significante voorspeller is van het geven van cognitieve steun, β = .55, t (8) = 1.86, p = .100. Dit is niet in lijn met de hypothese, want er werd

verwacht dat er een negatieve relatie zou zijn tussen de intensiteit van boosheid en het geven van cognitieve steun. Aangezien de regressievergelijking niet significant is bevonden, lijkt er geen verband te zijn tussen de intensiteit van boosheid en het geven van cognitieve steun.

Exploratieve Analyse

Uit de manipulatiecheck van de ervaren emoties bleek dat de intensiteit van boosheid niet significant verschilde van de intensiteit van verdriet. Dit is niet in lijn met de

verwachtingen en mogelijk heeft naast geuite boosheid, geuit verdriet ook invloed gehad op het soort steun dat is gegeven. Aan de hand van een meervoudige lineaire regressie werd de exploratieve hypothese getoetst dat de gegeven socio-affectieve steun te voorspellen is op basis van de intensiteit van boosheid en de intensiteit van verdriet. De regressievergelijking die werd gevonden was significant, R2 = .65; F(2,7) = 6.60, p = .024. Intensiteit van boosheid (β = .41, t (7)= 1.58, p = .157) en intensiteit van verdriet (β = .52, t (7) = 1.99, p = .087) bleken echter geen significante voorspellers van het geven van socio-affectieve steun. Hieruit blijkt dat het toevoegen van de onafhankelijke variabele intensiteit van verdriet niet de gegeven socio-affectieve steun verklaart.

Discussie

In dit onderzoek werd de invloed van de intensiteit van de boosheid van de verteller op het geven van cognitieve en socio-affectieve steun door de luisteraar onderzocht. In lijn

(16)

met de hypothese werd er een positief verband gevonden tussen de intensiteit van de

boosheid en het geven van socio-affectieve steun: hoe hoger de intensiteit van boosheid van de deelnemers, hoe meer socio-affectieve steun zij ontvingen. Er werd geen verband

gevonden tussen de intensiteit van de boosheid en het geven van cognitieve steun. Hierdoor kan de hypothese dat er een negatief verband zou bestaan tussen de intensiteit van boosheid en het geven van cognitieve steun niet worden bevestigd.

Het gevonden verband tussen de intensiteit van boosheid en socio-affectieve steun is mogelijk te verklaren door de informatieverwerkingstheorie. Hieruit blijkt dat er bij een hoge intensiteit van emotie niet genoeg cognitive resources over zijn om cognitive

reappraisal toe te passen en dat cognitieve steun dus niet effectief lijkt (Sheppes & Gross,

2012). Het is hierdoor waarschijnlijker dat socio-affectieve steun wordt gegeven bij een hoge intensiteit van emotie. De resultaten uit dit onderzoek ondersteunen deze theorie, want de intensiteit van de emotie hing positief samen met de gegeven socio-affectieve steun.

Het gevonden verband sluit ook aan bij resultaten uit eerder onderzoek naar

verdriet (Cornelius & Lubliner, 2003, aangehaald in Hendriks & Vingerhoets, 2006), waaruit blijkt dat bij hoge intensiteit van verdriet een persoon eerder socio-affectieve steun ontvangt dan bij lage intensiteit. Voor de intensiteit van boosheid lijkt er ook een positief verband te bestaan met socio-affectieve steun. Hiermee is een beter beeld verkregen van het soort steun dat wordt gegeven bij de emotie boosheid. In vervolgonderzoek kan worden gekeken of bij andere negatieve emoties, zoals angst, ook meer socio-affectieve steun wordt gegeven bij hoge intensiteit, zodat er een vollediger overzicht worden verkregen van negatieve emoties en het soort gegeven steun.

Dat er geen verband werd gevonden tussen de intensiteit van boosheid en het geven van cognitieve steun is mogelijk te verklaren door het feit dat de proefpersonen die samen een gesprek voerden elkaar niet kenden. Bij een gesprek tussen twee onbekenden, voelt het,

(17)

onafhankelijk van de intensiteit van de emotie van de verteller, mogelijk fijner voor de luisteraar om socio-affectieve steun te geven, in plaats van cognitieve steun. Uit onderzoek is gebleken dat ongewenst advies kan overkomen als kritiek op de ander (Goldsmith & Fitch, 1997, aangehaald in Horowitz et al., 2001). De meeste deelnemers waren zich dit

vermoedelijk wel bewust, waardoor het mogelijk lastiger was om advies te geven. Daarnaast hebben boze mensen het meest behoefte aan het uiten van de emotie en om te worden

getroost en minder behoefte aan het krijgen van advies (Wetzer et al, 2007b). De luisteraar weet dit waarschijnlijk ook wel uit eigen ervaring. Mogelijk geeft de verteller ook om deze reden minder cognitieve steun aan de boze verteller.

Opmerkelijk was dat uit de manipulatiecheck van emotie bleek dat

de intensiteit van verdriet niet significant verschilde van boosheid. De inductie van boosheid leek wel gelukt te zijn, maar naast boosheid ervoeren de deelnemers ook verdriet. Verdriet lijkt dus samen te hangen met boosheid bij het ophalen van een emotionele gebeurtenis waarover een deelnemer boos was. Hierdoor heeft het mogelijke geuite verdriet, naast de geuite boosheid, misschien een deel van de gegeven steun bepaald. Aangezien verdriet mogelijk invloed heeft gehad op het soort steun van de luisterende deelnemer, is er een exploratieve analyse uitgevoerd met zowel boosheid als verdriet als onafhankelijke

variabelen, in plaats van alleen boosheid. Op die manier kon gekeken worden of er ook een verband is tussen de intensiteit van verdriet en de gegeven steun. Uit de analyse bleek dat de intensiteit van boosheid en de intensiteit van verdriet geen effect hebben op de gegeven affectieve steun. De intensiteit van verdriet verklaart dus niet de gegeven socio-affectieve steun. Mogelijk is er geen significant verband gevonden, doordat er een kleine steekproef is onderzocht. Hierdoor wordt het vermogen van de analyses om een effect te vinden erg klein. Een suggestie voor vervolgonderzoek is dan ook om een grotere steekproef

(18)

te onderzoeken, zodat er mogelijk meer gezegd kan worden over het effect van boosheid en verdriet.

Verder is het soort gegeven steun in dit onderzoek gemeten met een vragenlijst die de luisterende deelnemers invulden na het gesprek, waarin ze konden aangeven in welke mate ze socio-affectieve en cognitieve steun hadden gegeven tijdens het gesprek. De luisteraars rapporteerden hier zelf wat voor soort steun ze dachten te hebben gegeven aan de vertellers. Het is echter de vraag of de luisteraar goed kan reflecteren op zijn eigen gegeven steun. Mogelijk vult de luisteraar dit in zoals hij/zij het zelf graag zou willen ontvangen en komt dit niet helemaal overeen met wat hij/zij in werkelijkheid heeft gegeven. Uit onderzoek van Wetzer et al. (2007a) blijkt namelijk dat er een verschil bestaat tussen de steun die mensen zelf graag willen ontvangen als ze boos zijn en de steun die ze zouden geven aan iemand die boos is. De steun die luisteraars zouden geven aan een boze verteller, komt in mindere mate overeen met het soort steun waar een boze verteller behoefte aan heeft, dan het soort steun dat dezelfde luisteraars zelf graag zouden willen ontvangen als ze boos zouden zijn (Wetzer et al., 2007a). Om dit probleem op te vangen, zou in vervolgonderzoek gekeken kunnen worden wat voor soort steun de verteller rapporteert dat hij/zij heeft ontvangen. Dit kan dan vergeleken worden met de rapportage van de luisteraar. Het voordeel van deze subjectieve metingen is dat ze weerspiegelen hoe de verteller de gekregen steun in werkelijkheid interpreteert en ervaart en in hoeverre dit overeenkomt met wat de luisteraar zegt te geven. Op deze manier blijven de metingen van het soort steun echter subjectief. Een mogelijkheid om het soort steun op een objectievere manier te meten, is door de videobeelden van het gesprek te coderen op socio-affectieve en cognitieve steun. Op die manier kan er, los van de ervaring en interpretatie van deelnemers, gekeken worden wat voor steun er wordt gegeven.

Voorlopig lijkt geconcludeerd te kunnen worden dat de intensiteit van boosheid het geven van socio-affectieve steun bevordert. Hoe hoger de intensiteit van boosheid, hoe meer

(19)

socio-affectieve steun er wordt geboden. Door socio-affectieve steun voelt de ander zich waarschijnlijk gesteund, bevestigd en opgelucht (Rimé, 2009; Nils et al., 2012). Deze steun lijkt overeen te komen met dat waar de ander op dat moment behoefte aan heeft (Wetzer et al, 2007b). De socio-affectieve steun geeft de persoon dus elk geval tijdelijk een beter gevoel en dit lijkt dus een match te zijn.

(20)

Literatuurlijst

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497-529.

Brebner, J. (2003). Gender and emotions. Personality and Individual Differences, 34, 387-394.

Burleson, B. R. (2003). The experience and effects of emotional support: What the study of cultural and gender differences can tell us about close relationships, emotion, and interpersonal communication. Personal Relationships, 10, 1-23.

Cohen, S, Gottlieb, B. H., & Underwood, L. G. (2004). Social Relationships and Health.

American Psychologist 59, 676–84.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal

Relationships, 1-31.

Ertel, K. A., Glymour, M., & Berkman, L. F. (2009). Social Networks and Health: A Life Course Perspective Integrating Observational and Experimental Evidence. Journal of

Social and Personal Relationships, 26, 73-92.

Hendriks, M. C. P., & Vingerhoets, A. J. J. M. (2006). The social messages of crying faces: Their influence on person perception, experienced emotions and reported overt behavior of others. Cognition and Emotion, 20, 878-886.

Horowitz, L. M., Krasnoperova, E. N., Tatar, D. G., Hansen, M. B., Person, E. A., Galvin, K. L., & Nelson, K. L. (2001). The way to console may depend on the goal:

Experimental studies on social support. Journal of Experimental Social Psychology,

(21)

Kraemer, D. L., & Hastrup, J. L. (1988). Crying in Adults: Self-Control and Autonomic Correlates. Journal of Social and Clinical Psychology, 6, 1, 53-68.

Kring, A. M., & Gordon, A. H. (1998). Sex Differences in Emotion: Expression, Experience and Physiology. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 3, 686-703. Lerner, J. S., & Tiedens, L. Z. (2006). Portrait of The Angry Decision Maker: How Appraisal

Tendencies Shape Anger’s Influence on Cognition. Journal of Behavioral Decision

Making, 19, 115-137.

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, 672-681.

Pashler, H. E. (1998). The psychology of attention. Cambridge, MA: MIT Press.

Rimé, B. (2007). Interpersonal emotion regulation. In J. J. Gross (Ed.), Handbook of emotion

regulation (pp. 466–485). New York, NY: Guilford.

Rimé, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: Theory and empirical review.

Emotion Review, 1, 60-85.

Rimé, B., Finkenauer, C., Luminet, O., Zech, E., & Philippot, P. (1998). Social sharing of emotion: New evidence and new questions. European review of social psychology, 9, 145-189.

Rimé, B., Mesquita, B., Philippot, P., & Boca, S. (1991). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition and Emotion, 5, 435–465. Roseman, I. J., Wiest, C., & Swartz, T. S. (1994). Phenomenology, behaviors, and goals

differentiate discrete emotions. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 106–221.

(22)

Rottenberg, J., Gross, J. J., Wilhelm, F. H., Najmi, S., & Gotlib, I. H. (2002). Crying Threshold and Intensity in Major Depressive Disorder. Journal of Abnormal

Psychology, 111, 2, 302-312.

Sheppes, G., & Gross, J. J. (2012). Emotion regulation effectiveness: What works when.

Handbook of Psychology, 1-51.

Sonnemans, J., & Frijda, N. H. (1994). The structure of subjective emotional intensity.

Cognition and Emotion, 8, 329-350.

Thoits, P. A. (1995). "Stress, Coping and Social Support Processes: Where Are We? What Next?" Journal of Health and Social Behavior (Extra Issue): 53-79.

Umberson, D., & Montez, J. (2010). Social relationships and Health: A flashpoint for health policy. Journal of Health and Social Behavior, 51, 1-16.

Van Dillen, L.F., & Koole, S.L. (2007). Clearing the mind: a working memory model of distraction from negative mood. Emotion, 7, 715-723.

Wetzer, I. M., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007a). Consequences of socially sharing emotions: Testing the emotion-response congruency hypothesis. European Journal of

Social Psychology, 37, 1310-1324.

Wetzer, I. M., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007b). “Never Eat In That Restaurant, I Did!”: Exploring Why People Engage In Negative Word Of-Mouth Communication.

(23)

Bijlagen

Bijlage 1: Dilemma op Dinsdag (www.dilemmaopdinsdag.nl)

Om jullie als gesprekspartners aan elkaar voor te stellen en wat beter te laten leren kennen leggen we jullie Dinsdag Dillema’s voor. Hierbij word je gevraagd een keuze te maken tussen twee zaken die even (on)aantrekkelijk zijn. Lees deze dilemma’s aan elkaar voor, maak een keuze en discussieer hierover. Als je moest kiezen, wat zou je dan liever willen?

Jullie krijgen hier 5 minuten de tijd voor. Na 5 minuten zal de proefleider terugkomen om verdere instructies te geven.

• Je loopt de rest van je leven op zowel handen als voeten OF je ogen zitten voor de rest van je leven vast aan de zijkant van je hoofd

• Je kleding is van crêpe papier OF je praat alsof je dronken bent

• Als je iemand ziet hardlopen moet je 100 meter mee rennen OF je moet het hardop aankondigen als je moet poepen

• Je moet alle klinkers heel laaaaaaaaaaaaaaang uuuuuuuuuuuuuitspreken OF je hebt maar 1 dag weekend

• Je hebt een robot-butler OF je onthoudt alles wat je leest

• Elke keer als je een regenboog ziet, verander je van seksuele geaardheid OF je moet elke week een feestelijke parade organiseren

• Voor de rest van je leven in de Efteling werken OF je eten wordt voor de rest van je leven voorgekauwd door iemand anders

(24)

• Je moet 1 dag per week uit de vuilnisbak van je buurman eten OF je windjes zijn zichtbaar

• 25 kilo aankomen en nooit meer verliezen OF 2 jaar in de gevangenis zitten

• Je hebt geen uitdrukking in je gezicht OF je moet ‘s nachts om 03.00 uur 1 kilometer achteruit rennen

Bijlage 2: Manipulatiecheck emotie

Geef aan in welke mate u op dit moment de onderstaande emoties voelt wanneer u terugdenkt aan de beschreven situatie:

Helemaal niet Zeer sterk Boosheid        Schuld        Verdriet        Angst        Schaamte        Bezorgdheid       

(25)

Bijlage 3: Vragenlijst steundoelen (Duprez et al., 2014)

Na het gesprek, Luisteraar

Lees nu onderstaande stellingen aandachtig door.

Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd..

Helemaal niet Helemaal wel de ander te troosten        begrip te tonen       

te helpen om een ander perspectief op de situatie te verkrijgen

      

empathie te tonen       

te helpen om betekenis te

vinden in wat er is gebeurd        een perspectief van buitenaf te

bieden       

steun te bieden       

wat er gebeurd is in perspectief

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Este resul- tado incentivó la aplicación del método para monitorear cambios en habilidad corporal para jugar exergames, en periodos largos de tiempo (meses) y para evaluar el

De overtuiging dat zonder moord geen liefde bestaat, sluit aan bij Hofmeester die de dood inzet als middel van liefde voor zijn dochter, en Beck die zijn vrouw met zijn liefde

Omdat niet vereist is dat deze fout voor de inspecteur een 'nieuw feit' is, mag de inspecteur ook op deze grond navorderen indien deze redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Op iets lemiger plaatsen zijn vaak ook soorten van heischrale graslanden present, maar door verzuring en vermesting zijn deze evenals veel andere soorten van heide

Bomen die bij elkaar staan in de stad kunnen allemaal afkomstig zijn uit dezelfde bulk eikels ge- oogst van één boom.. Dus bomen die dicht bij elkaar staan in de

Taking into consideration that religious traditions — in numerous forms and countless variations — dominate the world (Pew Research Center Religion &amp; Public Life 2012) and that

Firstly, the similarities between both directions in Case A are apparent: wait time adjustment when more than ∼ 25 seconds early; weather is negligible; positive influence from