• No results found

In navolging van Maria. Normatieve geschenken aan Margaretha van Anjou

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In navolging van Maria. Normatieve geschenken aan Margaretha van Anjou"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In navolging van Maria

Normatieve geschenken aan Margaretha van Anjou

Indra van der Graaf MA Masterscriptie Onderzoeksmaster Geschiedenis 18 augustus 2017

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3 1.1 Historiografisch kader 4 1.2 Bronnen 8 2. ‘Princesse tres excellente’. Het Shrewsburyboek als geschenk voor Margaretha van Anjou 10 2.1 Jan Talbot en het Shrewsburyboek 10 2.1.1 Jan Talbot, ‘oure gentill dogge’ 10 2.1.2 De opening van het Shrewsburyboek 11 2.1.3 De werken in het Shrewsburyboek 14 2.2 Voor wie was het geschenk? De historiografische discussie over het Shrewsburyboek 16 2.3 Interpretatie van de belangrijkste werken uit het Shrewsburyboek 19 2.3.1 Fais d’armes, een praktische handleiding 19 2.3.2 Bréviaire des nobles, een pöetische leidraad 25 3. ‘Moost Cristen Princesse, by influence of Grace’. De ceremoniële inkomst van Margaretha van Anjou in Londen 30 3.1. ‘The royal entry’ als machtsvertoning en theatraal ritueel 31 3.2 Maria en de koningin in het middeleeuwse denken 35 3.2.1 Het beeld van Maria doorheen de middeleeuwen 35 3.2.2 De koningin als bemiddelaar in de hoge en late middeleeuwen 37 3.2.3 Imitatio Mariae 40 3.3 De ceremoniële inkomst van Margaretha in Londen 41 3.3.1 De koningin die vrede brengt 43 3.3.2 De koningin van de hemel 49 4. Mater et mediatrix. De gebedsrol van Margaretha van Anjou 53 4.1 De gebedsrol van Margaretha van Anjou 53 4.2. De interpretatie van ‘private’ devotionele objecten 55 4.3 De gebeden op de gebedsrol van Margaretha van Anjou 58 4.3.1 Het voorspraakideaal in de gebeden op de gebedsrol 62 4.3.2 Mater et mediatrix 67 5. Conclusie 68 6. Literatuurlijst 73 6.1 Primaire bronnen 73 6.1.1 Primaire bronnen online 73 6.2 Naslagwerken 74 6.3 Secundaire literatuur 74 7. Afbeeldingen 79

(3)

1. Inleiding

Margaretha van Anjou (1430-1482), de echtgenote van de Engelse koning Hendrik VI (1421-1471), was een bijzondere koningin in een turbulente periode in de geschiedenis van Engeland. Niet alleen was het land ten tijde van het huwelijk tussen Hendrik en Margaretha in 1445 nog steeds verwikkeld in een langdurige oorlog tegen Frankrijk, ook escaleerde het conflict tussen de twee groepen edelen York en Lancaster in de Rozenoorlog tijdens de regeerperiode van de geesteszieke koning. Zijn gebrek aan daadkracht en bestuurlijke kwaliteiten en de geestelijke gezondheid van Hendrik droegen eerder aan deze chaos bij, dan dat ze op enige manier tot een stabiel en vredig land leidden. Margaretha nam naast haar echtgenoot een uitzonderlijke rol in. Toen de zwakzinnige koning door zijn rivaal en verre bloedverwant Eduard IV werd afgezet, was het Margaretha die met hulp van Frankrijk en Schotland Hendriks claim op de troon militair verdedigde, samen met de graaf van Warwick Hendrik weer op de troon zette en de legers aanvoerde in de strijd tegen Eduard en zijn aanhangers. Margaretha’s vastberadenheid werd niet beloond; in mei 1471 stierf bij de Slag bij Tewkesbury haar enige zoon Eduard en werd de inmiddels gevangengenomen Hendrik vermoord.1 Haar markante invloed en doortastende handelen werden door tijdgenoten en latere schrijvers en historici meestal niet gewaardeerd. Mede door Shakespeares karakterisering van de koningin als ‘She-wolf of France, but worse than wolves of France’2 is Margaretha veelal de geschiedenisboeken ingegaan als meedogenloze en gewelddadige koningin.3 Maar was Margaretha’s handelen wel zo uitzonderlijk? En zo niet, waar haalde ze haar inspiratie vandaan of hoe kwam zij op de ideeën om zich op een bepaalde wijze op te stellen? Dit onderzoek zal gaan over de opvattingen over hoe een koningin zich het beste kon gedragen, die aan Margaretha werden gepresenteerd. Daarbij zal de nadruk liggen op de opvattingen die anderen haar aanreikten in haar eerste jaren als koningin door middel van het geven van geschenken. Welke ideeën over hoe een koningin zou moeten handelen werden er aan Margaretha van Anjou in deze geschenken meegegeven?

Het begrip ‘geschenk’ wordt hier in de breedste zin van het woord opgevat, namelijk als iets dat aan Margaretha aangeboden werd en wat met een vooropgezet doel door de opdrachtgever was vormgegeven en geproduceerd. Meer specifiek zal het in deze scriptie gaan over het Shrewsburyboek dat door de opperbevelhebber Jan Talbot aan Margaretha werd overhandigd, de door het stadsbestuur georganiseerde ceremoniële inkomst in Londen en een speciaal voor Margaretha vervaardigde gebedsrol. Hieronder, na de historiografische uiteenzetting, zullen deze drie geschenken in meer detail worden besproken.

1 Simon Jenkins, A short history of England (Londen 2012) 87-94.

2 William Shakespeare, Henry VI, Part III, 1.iv.111. De term ‘she-wolf of France’ werd als eerste gebruikt

door Shakespeare voor Margaretha van Anjou in het toneelstuk over Hendrik VI. Twee eeuwen later gebruikte de dichter Thomas Gray de woorden om de Engelse koningin Isabella van Frankrijk, die samen met haar minnaar haar eigen echtgenoot afzette, te beschrijven, waardoor vaak gedacht wordt dat ‘she-wolf of France’ enkel op Isabella betrekking heeft; Alison Weir, Isabella. She-Wolf of France, Queen of England (Londen 2011) 2.

(4)

1.1 Historiografisch kader

Door de ideeën van tijdgenoten over het gewenste gedrag van de koningin tot uitgangspunt te maken, wordt niet alleen een ander, mogelijk positiever licht op het handelen van Margaretha van Anjou geworpen, maar wordt tevens onderzocht hoe conventioneel deze opvattingen binnen het kader van het ideaalbeeld van een laatmiddeleeuwse vorstin waren. Hoewel de rol die een koningin in de late middeleeuwen moest vervullen in de literatuur niet onbeschreven is en Margaretha van Anjou in een aantal studies het hoofdonderwerp vormt, wordt er vaak maar weinig aandacht aan oorsprong van de achterliggende overtuigingen of motivatie van de vorstin besteed.

Binnen de zich steeds verder uitbreidende literatuur over middeleeuwse vorstinnen zal ik twee lijnen die van invloed zijn op het perspectief van deze scriptie verder uitdiepen. De eerste is de ontwikkeling van de historische subdiscipline ‘queenship studies’ en daarbij toenemende aandacht voor typerende thema’s met betrekking tot de politieke rol van een vorstin, gevolgd door een korte kenschets van de ontwikkeling in de geschiedschrijving over Margaretha van Anjou.

Studies over Margaretha van Anjou en haar rol in de Engelse politiek in het midden van de vijftiende eeuw zijn te situeren binnen de subdiscipline queenship studies die in de tweede helft van de twintigste eeuw ontstond. Onder invloed van de opkomst van vrouwengeschiedenis en genderstudies vanaf de jaren zeventig groeide in met name de Angelsaksische academische wereld de belangstelling voor deze bijzondere vrouw in het politieke systeem en werd ook de echtgenote van de koning op de historiografische kaart gezet. Cruciaal voor deze ontwikkeling was het beroemde artikel ‘Gender. A useful category of historical analysis’. Joan Wallach Scott zette daarin uiteen dat gender betrekking had op de wijze waarop over de verschillen tussen mannen en vrouwen gedacht wordt, maar eveneens op de manier waarop machtsverhoudingen gestalte en betekenis kregen.4 Studies naar het ‘koninginschap’ richtten zich dan ook in eerste instantie voornamelijk op onderwerpen als macht en machtsuitoefening, evenzo omdat zij zich in eerste instantie aan de al bestaande geschiedschrijving over de middeleeuwse koning spiegelden.

In de eerste biografieën over Engelse koninginnen ten tijde van de hoge middeleeuwen was deze politieke insteek duidelijk merkbaar. Een belangrijke publicatie was The Empress Matilda. Queen consort, queen mother and lady of the English over de Engelse koningin Mathilde die succesvol voor haar zoon Hendrik II voor de Engelse troon streed.5 Een paar jaar later werd een dubbelbiografie gepubliceerd, Queen Emma & Queen Edith, waarin Pauline Stafford haar aandacht vooral richtte op de ideeën over

het koninginschap en de macht van een koningin in deze periode.6 Aangezien koninginnen als Mathilde, Emma en Edith een unieke plaats innamen door hun invloedrijke positie, zelfs ten opzichte van andere vorstinnen, impliceerden deze

4 Joan Wallach Scott, ‘Gender. A useful category of historical analysis’ in: Joan Wallach Scott, Gender and the

politics of history (New York 1988) 28-50.

5 Marjorie Chibnall, The Empress Matilda. Queen consort, queen mother and lady of the English (Oxford en

Cambridge (MA) 1991).

6 Pauline Stafford, Queen Emma and Queen Edith. Queenship and women’s power in eleventh-century England

(5)

biografieën dat de invulling en het succes van het koninginschap te maken had met de omstandigheden en persoonlijkheid van de desbetreffende koningin.

Tot een zelfde conclusie kwamen Lisa Benz St. John in de monografie Three

medieval queens. Queenship and the crown in fourteenth-century England en Joanna

Laynesmith in haar werk The last medieval queens. English queenship 1445-1503.7 In hun studies naar koninginnen uit respectievelijk de veertiende en vijftiende eeuw richtten de historica’s zich op ‘the rules of queenship’ om te constateren dat het instituut ‘koninginschap’ bij de verschillende koningen steeds een andere invulling kreeg. Zo kwam Benz St. John tot de slotsom: ‘Margaret, Isabella, and Philippa differed in the amount of agency they exerted because they found themselves in very different circumstances. Sometimes external factors created these circumstances, and sometimes it was the tendency of the king or the queen to act that shaped the state of affairs.’8 Het idee dat de invulling van de politieke rol van de koningin grotendeels door de specifieke omstandigheden en het karakter van de koningin werd bepaald, leidde in de historiografie over hoog- en laatmiddeleeuwse koninginnen ertoe, dat meer en meer centrale, steeds terugkerende thema’s werden belicht, zoals het moederschap en de politieke invloed van de koningin. Een voorbeeld van zo’n thematische aanpak waren de artikelen “Intercession and the High-Medieval queen. The Esther topos” van Lois Huneycutt en “The queen’s intercession in thirteenth-century England” van John Carmi Parsons.9 Zowel Huneycutt als Parsons thematiseerde het ideaal van voorspraak; door bemiddeling kon een vorstin in de hoge en late middeleeuwen relatief veel politieke invloed hebben. Huneycutt ging daarbij specifiek in op hoe het verhaal van de bijbelse koningin Esther werd gebruikt om een rolmodel voor koninginnen te creëeren. De hiervoor al genoemde Mathilde gold als belichaming van dit ideaal: ‘she adopted Esther as a model for her own behavior’.10 Hoe het ideaal van voorspraak paste binnen het ideeëngoed over de koningin als complementair aan de koning en het groeiende belang van ceremonieel koningschap, terwijl een vorstin wel als invloedrijk moest voorkomen, werd door Parsons beschreven: ‘the queens saw intercession as a means to sustain perceptions of their influence’.11

De bestudering van specifieke thema’s, zoals het ideaal van de bemiddelende koningin, biedt een goed uitgangspunt voor deze scriptie, omdat deze een bruikbare achtergrond vormt van de ideeën die in de geschenken tot uitdrukking werd gebracht. Waar thematische artikelen echter vaak wat abstract blijven met betrekking tot de vraag hoe deze idealen bij vorstinnen in de praktijk werden gebracht, wordt er in biografieën over koninginnen weer geen specifieke aandacht besteed aan de wijze waarop ideeën over de politieke invloed van de koningin geuit werden. Omdat deze scriptie juist de opvattingen van tijdgenoten over hoe Margaretha van Anjou als koningin het beste kon handelen thematiseert, vult deze studie zowel de thematische als biografische invalshoek in de historiografie aan. Uit de analyse van de geschenken kan namelijk

7 Lisa Benz St. John, Three medieval queens. Queenship and the crown in fourteenth-century England (New

York 2012); J.L. Laynesmith, The last medieval queens. English queenship 1445-1503 (Oxford 2003).

8 Benz St. John, Three medieval queens, 167-168.

9 Lois L. Huneycutt, ‘Intercession and the high-medieval queen. The Esther topos’ in: Jennifer Carpenter en

Sally-Beth MacLean ed., Power of the weak. Studies on medieval women (Urbana 1995) 126-146; John Carmi Parsons, ‘The queen’s intercession in thirteenth-century England’ in: Jennifer Carpenter en Sally-Beth MacLean ed., Power of the weak. Studies on medieval women (Urbana 1995) 147-177.

10 Huneycutt, ‘Intercession’, 127.

(6)

concreter gestalte aan het ideaalbeeld van de politieke rol van een vorstin worden gegeven, waarbij dit specifiek op Margaretha van Anjou wordt toegespitst. De tot nu toe gepubliceerde biografieën bieden op dit punt namelijk maar weinig houvast, wat vooral te wijten is aan de negativiteit die in publicaties over onze hoofdpersoon uit de afgelopen twee eeuwen overheerste.

In de afgelopen anderhalve eeuw zijn een aantal studies specifiek over Margaretha van Anjou verschenen. Een van de eerste biografieën was The life and times

of Margaret of Anjou, Queen of England and France van Mary Ann Hookham, een werk

dat eigenlijk eerder als een roman dan een objectieve biografie te karakteriseren is.12 Zo had Hookham het vooral over Margaretha’s schoonheid en haar noodlottige leven: ‘it is impossible to find amongst our illustrous queens one of equal beauty and talents; yet was she destined, from the cradle to the tomb, to misery and vicissitude.’13 Fel van leer trok de schrijfster daarom tegen die historici die Margaretha niet kunnen waarderen: ‘Those historians, however, who call Queen Margaret ‘proud and vindictive,’ and who attribute all the evils of this disastrous reign to her wilful passions, must surely be blinded by prejudice.’14

Hookham bleek over profetische gaven te beschikken, want toen er ruim zeventig jaar later een andere biografie over de koningin verscheen, werd deze inderdaad door zo’n bevooroordeelde historicus geschreven. John Bagley schilderde in zijn Margaret of Anjou. Queen of England de koningin af als een vrouw zonder enige sociale en bestuurlijke capaciteiten of sympathie voor haar onderdanen, die enkel oog had voor het bereiken van haar eigen doel. Margaretha zou een duidelijke stempel op de Rozenoorlogen hebben gedrukt door haar ‘intense, bitter feeling, her refusal to compromise, and her disregard of any other factor than the inheritance of her only son’.15 Dit zou allemaal te wijten zijn aan haar aard en denkwijze: ‘Queen Margaret’s life was more than a sad story. It was a true tragedy, for the root cause of her failure lay, not in the fickle fate of battles, but in her own character and philosophy.’16

Een genuanceerder beeld zien we terug in de recente biografie van Helen Maurer. In Margaret of Anjou. Queenship and power in late medieval England ging Maurer na welke rol Margaretha in de regeerperiode van Hendrik VI speelde. Uitgangspunt vormde voor Maurer de notie ‘gender’, die ook de manier behelsde waarop machtsverhoudingen door de denkbeelden over de verschillen tussen mannen en vrouwen gestalte en betekenis kregen. Welke mogelijkheden Margaretha tussen alle mannelijke politieke spelers had en hoe zij met de verwachtingen jegens haar als koningin omging, vormde de rode draad van de biografische studie:

‘In order to move beyond the traditional picture of Margaret’s activities, the very real issue of gender must be engaged. Without question, her participation in politics cannot be understood without examining the ways in which gender dictated her options and the ways she found either to

12 Mary Ann Hookham, The life and times of Margaret of Anjou, queen of England and France, and of her

father René “the good” king of Sicily, Naples, and Jeruzalem, with the memoirs of the houses of Anjou (Londen 1872). 13 Ibid., 236. 14 Ibid., 276. 15 J.J. Bagley, Margaret of Anjou. Queen of England (Londen [1948]) 9. 16 Ibid., 9.

(7)

confirm to or to circumvent her gendered ‘place’. Above all, it must be considered in her relationships to the other political players.’17

Uit haar analyse van het handelen binnen de voor haar gegeven mogelijkheden ontstond het beeld van een loyale, verantwoordelijke koningin. Doordat Maurer zo’n nadruk op de context legde, werd echter niet duidelijk hoe Margaretha eigenlijk wist welke mogelijkheden om op een bepaalde wijze te handelen zij als koningin had en juist om de inspiratiebronnen van de koningin is het ons nu net te doen.

Een antwoord op die vraag lijkt het artikel “Preparing for mature years. The case of Margaret of Anjou and her books” van Raluca Radulesca in eerste instantie te geven.18 Radulesca deed een poging het negatieve beeld van Margaretha van Anjou te weerspreken door haar literaire patronage te beschrijven, maar beging in haar artikel jammer genoeg enkele missers, waardoor de lezer aan het einde van de tekst niet veel verder is gekomen. Zo leek Radulesca niet goed de grenzen van historische kennis te kennen. Haar centrale vragen gaven hier blijk van: ‘how did Margaret herself perceive her role as queen of England? Where did Margaret find inspiration for her bold actions, and how did she develop her approach to politics?’19 Van deze vragen is enkel de tweede – waar Margaretha haar inspiratie vandaan haalde – met terughoudendheid weliswaar, te beantwoorden. We weten namelijk niet hoe Margaretha over haar rol als koningin van Engeland dacht. Evenmin kunnen we er enig idee van hebben hoe de ideeën over haar eigen benadering tot politiek en bestuur zich ontwikkelden en wel om de eenvoudige reden dat we geen persoonlijke bronnen van haar hand hebben. Mogelijke dagboekpassages of private correspondentie van de koningin of kunstwerken waar ze opdracht toe heeft gegeven zijn spijtig genoeg niet overgeleverd, waardoor we niet kunnen weten wat Margaretha zelf over specifieke onderwerpen dacht.20

Voor dit onderzoek betekent het gebrek aan bronnen van Margaretha’s hand dat een zekere terughoudendheid noodzakelijk is. We kunnen nu eenmaal niet weten wat Margaretha zelf van de haar aangeboden geschenken vond en welke ideeën zij over haar politieke invloed had, maar we kunnen wel nagaan welke ideeën in de aan haar aangeboden geschenken vervat lagen. Uiteraard geeft dit geen uitsluitsel over of Margaretha dezelfde mening was toegedaan, maar deze benadering maakt wel duidelijk met welke opvattingen de koningin vermoedelijk in aanraking is gekomen.

Door geschenken als uitgangspunt van de analyse over de ideeën over Margaretha’s handelen te maken, sluit ik mij aan bij een recent ontstane stroming binnen het kunsthistorische onderzoek, waarbij meer en meer aandacht is gekomen voor ‘the physicality and presence of works of art’.21 Een object was niet alleen een kunstwerk, maar tegelijkertijd een voorwerp aan de hand waarvan politieke of religieuze overtuigingen tot uiting werden gebracht. In het geval van Margaretha van Anjou betekent dit, dat de objecten of geschenken die haar werden aangeboden niet

17 Maurer, Margeret of Anjou, 4 en passim.

18 Raluca L. Radulesca, ‘Preparing for mature years. The case of Margaret of Anjou and her books’ in: Sue

Niebrzydowski ed., Middle aged women in the Middle Ages (Woodbridge 2011) 115-136.

19 Ibid., 117.

20 Er zijn weliswaar brieven van Margaretha van Anjou bewaard gebleven, maar dit zijn allemaal brieven

geschreven uit de hoedanigheid als koningin. Ze zijn geschreven in het kader van voorspraak en gelden daarom niet als ego-document. Cf: Cecil Monro ed., Letters of Queen Margaret of Anjou and Bishop Beckington and others. Written in the reigns of Henry V. and Henry VI. From a MS. found at Emral in Flintshire (Cambridge 1863).

21 Sonja Drimmer, ‘Beyond private matter. A prayer roll for Queen Margaret of Anjou’ in: Gesta 53 (2014)

(8)

enkel een private aangelegenheid waren, maar evengoed ideeën over de rol van de koningin als consort bevatten: ‘[the] objects produced for the queen’s gaze extended beyond the private to participate in the public and political discourse that articulated a queen’s consort’s role within her husband’s regime.’22 In het verlengde hiervan is de opzet van mijn onderzoek te zien: het zal gaan om objecten die aan Margaretha geschonken werden en welke ideeën over koninginschap of zelfs de specifieke invulling van haar politieke rol daarin vervat lagen. 1.2 Bronnen

Welke geschenken komen voor deze studie in aanmerking? In ieder geval enkel die objecten of gebeurtenissen waarvan we relatief zeker weten dat Margaretha die heeft gezien of gehoord en waarvan we dus kunnen concluderen dat Margaretha de boodschap van de opdrachtgever bewust heeft meegekregen. Daarnaast is het belangrijk dat het geschenk naast mogelijke afbeeldingen ook tekst bevat. Dit vereenvoudigt niet alleen het analyserende werk van de historicus, maar ook kunnen ideaalbeelden van een koningin beter in woorden gevat en genuanceerd uitgelegd worden. Tenslotte is er gekozen voor een aantal geschenken die in dezelfde periode aan Margaretha zijn overhandigd, in de jaren van 1445 tot 1453. Deze tijd behelsde haar eerste jaren als koningin totaan het moment dat Hendrik zijn eerste geestelijke inzinking kreeg en haar rol als koningin definitief veranderde. De regeerperiode van Hendrik en Margaretha lijkt dan nog relatief normaal te zijn en dat is voor dit onderzoek belangrijk, omdat het mij er juist om gaat te zien welke ideeën aan Margaretha werden aangeboden aan het begin van haar tijd als koningin en niet toen ze geen gangbare politieke positie meer innam. Om die reden valt de miniatuur van Margaretha van Anjou in “the Guild Book of the Londen Skinners’ Fraternity of Our Lady’s Assumption” af. Margaretha staat daarin weliswaar met haar hofdame Katherine Vaux afgebeeld, maar aan de miniatuur zelf is weinig informatie te ontlenen en die wordt ons ook niet gegeven door een begeleidende tekst.23 Eveneens valt de plechtige intrede in Coventry voor Margaretha en haar zoon Eduard uit 1456 af, omdat die buiten de gekozen tijdspanne valt.24 Het werk Le Temple

de Boccace van Georges Chastellain, geschreven tussen 1463 en 1465, waar Margaretha

mogelijk zelf opdracht toe heeft gegeven, valt om dezelfde reden af.25

Bij de drie geschenken die overblijven en in deze scriptie bestudeerd zullen worden, gaat het in alle gevallen om een geschenk, dat aan Margaretha tussen 1445 en 1453 is overhandigd, voldoende tekst ter bestudering bevat en waar Margaretha zelf

22 Drimmer, ‘Beyond private matter’, 97.

23 Volgens Radulesca heeft Margaretha zelf tot deze afbeelding opdracht gegeven, maar dat lijkt mij

onwaarschijnlijk. Het boek dateert uit 1476 en in dat jaar keert Margaretha voor een laatste keer terug naar Frankijk, nadat koning Lodewijk XI 50.000 kronen aan losgeld had betaald. In de jaren daarvoor had ze in bewaring bij de hertogin van Suffolk gewoond, dus het is niet waarschijnlijk dat Margaretha de mogelijkheid en de financiële middelen had om opdracht te geven tot het vervaardigen van een boek en een miniatuur. Maurer, Margaret of Anjou, 208; Radulescu, ‘Preparing for mature years’, 116. 24 Zie voor een korte beschrijving van de ceremoniële inkomst in Coventry: Maurer, Margaret of Anjou, 140-142.

25 Helen J. Swift, Representing the dead. Epitaph fictions in Late-Medieval France (Cambridge 2006) xiv;

Sharon Michalove, ‘Women as book collectors and disseminators of culture in Late Medieval England and Burgundy’ in: Douglas L. Biggs, Sharon D. Michalove en A. Compton Reeves, Reputation and representation in fifteenth-century Europe (Leiden en Boston 2004) 57-79, aldaar 66.

(9)

geen opdracht toe heeft gegeven – zodat we zeker weten dat de ideeën die erin vervat liggen niet over haarzelf gaan.

De drie geschenken waarbij ik wil nagaan welke ideeën over de rol van Margaretha als koningin daarin tot uiting komen, zijn de volgende. Als eerste een rijk geïllustreerd manuscript vol heldenverhalen en militaire tractaten dat Margaretha ter gelegenheid van haar huwelijk in 1445 ontving uit de handen van de Engelse opperbevelhebber in Frankrijk, Jan Talbot, en dat beter bekend is als het Shrewsburyboek. Het stadsbestuur van Londen organiseerde in de zomer van dat zelfde jaar voor Margaretha voorafgaand aan haar kroning een ceremoniële inkomst in de Engelse hoofdstad, wat het tweede geschenk in deze scriptie vormt. Tenslotte ontving Margaretha tijdens de eerste jaren in Engeland een gebedsrol waarop zijzelf, in gebed tot de heilige maagd Maria, staat afgebeeld. Wie de opdrachtgever van deze gebedsrol was, valt niet meer te achterhalen, maar de koningin was het in ieder geval niet zelf en de gebedsrol van Margaretha bevat wel duidelijke ideeën over hoe zij zich als koningin zou moeten gedragen.26

In de eerste jaren van haar koninginschap, tussen 1445 en 1453, zijn op verschillende momenten en in verschillende contexten aan Margaretha geschenken aangeboden, waarin bepaalde idealen over het handelen van een koningin naar voren komen. De geschenken zullen in chronologische volgorde behandeld worden. Het eerste hoofdstuk zal over het Shrewsburyboek handelen, dat Margaretha ontving toen ze al getrouwd was, maar nog wel in Frankrijk was. Haar ceremoniële intrede in Londen een paar weken na haar aankomst in Engeland vormt het onderwerp van het tweede hoofdstuk. Het derde hoofdstuk zal de gebedsrol thematiseren die Margaretha in haar eerste jaren als vorstin aangeboden kreeg. De opvattingen die in deze geschenken vervat lagen en aan Margaretha werden meegegeven, waren deels conventioneel van aard en gingen terug op denkbeelden over Maria. Binnen deze gangbare ideaalbeelden werden er echter wel duidelijk eigen accenten gelegd en er werd zelfs verwezen naar de antieke godin Minerva om Margaretha aan te moedigen op een bepaalde wijze te handelen.

26 Sonja Drimmer wijst er terecht op dat het wapen van Margaretha op de gebedsrol verkeerd is afgebeeld, waaruit volgt dat zij zeer waarschijnlijk geen opdracht tot het vervaardigen van de rol heeft gegeven. Het foutief afgebeelde wapen is vermoedelijk te wijten aan de haast waarmee het object is gemaakt; Drimmer, ‘Beyond private matter’, 105-106.

(10)

2. ‘Princesse tres excellente’. Het Shrewsburyboek als geschenk

voor Margaretha van Anjou

In het voorjaar van 1444 werd het huwelijksverdrag tussen de Engelse koning Hendrik VI en Margaretha van Anjou gesloten, dat tegelijkertijd de langverwachte vrede tussen Engeland en Frankrijk moest brengen. Nadat de officiële verloving eind mei in Tours had plaatsgevonden, kreeg de Engelse opperbevelhebber in Frankrijk Jan Talbot (ca. 1387-1453), graaf van Shrewsbury, de opdracht de aanstaande koningin te begeleiden op haar reis naar Engeland. In de weken voordat Margaretha het Kanaal zou oversteken in april 1445 verbleven Talbot en zijn vrouw Margaretha Beauchamp in haar nabijheid. Hij schonk in deze periode Margaretha van Anjou ter gelegenheid van haar huwelijk een rijk geïllustreerd manuscript, dat verschillende chansons de geste en (militaire) tractaten bevatte en later bekend werd als ‘het Shrewsburyboek’.27

Hoewel het op het eerste gezicht om een geschenk van Talbot aan Margaretha lijkt te gaan, hebben enkele historici deze klaarblijkelijkheid in vraag gesteld. Zo betoogt Catherine Reynolds op basis van kunsthistorische argumenten dat het manuscript in eerste instantie voor Talbot zelf is samengesteld, maar dat hij het tijdens de productie heeft laten omvormen tot een huwelijksgeschenk voor de aanstaande koningin van Engeland.28 De historicus Michel-André Bossy beweert juist dat het Shrewsburyboek vanwege de verschillende militaire tractaten eerder voor de toekomstige zoon van Margaretha bedoeld was.29

In het vervolg zal ik ingaan op de structuur van het manuscript en de historiografische discussie over wie de eigenlijke ontvanger van het Shrewsburyboek was of zou kunnen zijn verder uitdiepen om vervolgens de inhoud van twee centrale teksten – Le livre des fais d’armes et de chevalerie (hierna: Fais d’armes) van Christine de Pizan en Bréviaire des nobles van Alain Chartier – te bespreken. Eerst zullen we ons echter wenden tot de opdrachtgever van het manuscript, Jan Talbot. 2.1 Jan Talbot en het Shrewsburyboek 2.1.1 Jan Talbot, ‘oure gentill dogge’

Jan Talbot zou vooral naam maken als opperbevelhebber in Frankrijk, waar hij vanaf 1427 Normandië zo’n vijfentwintig jaar met verve verdedigde; een prestatie waarvoor hij in 1442 door Hendrik VI met de titel ‘earl van Shrewsbury’ werd beloond. Al vroeg was zijn militaire carrière begonnen; als tiener gaf hij reeds leiding aan garnizoenen bij de belegering van kastelen in Wales. Nadat hij in Ierland gevestigd was geweest en door zijn ruziezoekende aard in meerdere vetes met andere edelen was beland, werd hij naar Frankrijk gestuurd. Door zijn gewelddadige, oorlogszuchtige karakter en het gebruik

27 Richard Marks en Paul Williams ed., Gothic. Art for England 1400-1547 (Londen 2003) 182; Helen E.

Maurer, Margaret of Anjou. Queenship and power in late medieval England (Woodbridge 2003) 17-19.

28 Catherine Reynolds, ‘The Shrewsbury book, British Library, Royal MS 15 E. VI’ in: Jenny Stratford ed.,

Medieval art, architecture and archaeology at Rouen (Leeds 1993) 109-116.

29 Michel-André Bossy, ‘Arms and the bride. Christine de Pizan’s military treatise as a wedding gift for

Margaret of Anjou’ in: Marilynn Desmond ed., Christine de Pizan and the categories of difference (Minneapolis en Londen 1998) 236-256; Craig Taylor, ‘The treatise cycle of the Shrewsbury book, BL Ms. Royal 15 E. vi’ in: Karen Fresco en Anne D. Hedeman ed., Collections in context. The organization of knowledge and community in Europe (Columbus 2011) 134-150.

(11)

van terreur voor militaire doeleinden, was hij daar geenszins geliefd. Zo liet hij bij de inname van Jouy en Crèpy in 1434 de garnizoenen daar executeren, omdat zij zich naar verluidt niet snel genoeg hadden overgegeven, en liet hij een paar jaar later in Lihons een kerk in brand steken waarin zich op dat moment honderden mensen voor hem schuilhielden.30 Toch kon ook deze gevreesde veldheer niet voorkomen dat Normandië door de Fransen werd terugveroverd. Bij de laatste veldslag bij Castillon op 17 juli 1453 stierf Talbot een heroïsche dood tussen zijn soldaten, niet voorbereid op de verdedigende artillerie van de Fransen.31

Na zijn dood schreef de Franse chroniqueur Jean Chartier: ‘ce fameux et renommé chef anglois [Talbot] que depuis si longtemps passoit pour l’un des fleaux le plus formidable et plus jurez ennemis de la France dont il avoit paru estre l’effroy et la terreur’.32 In Frankrijk was Talbot berucht om zijn wreedheid en had hij het land jaren geteisterd met zijn aanvallen en brute acties, terwijl hij in Engeland om zijn loyaliteit bekend stond. Dit beeld van de besliste, meedogenloze, maar trouwe militair werd door Talbot bewust gecultiveerd, stelt de historicus Andrew Taylor. Talbot deed dit onder andere door zich nadrukkelijk met het ondertussen uitgestorven hondenras talbot te identificeren. Deze witte jachthonden vergezelden hem immer als waakhonden. Tevens liet Talbot zich door hen representeren, zowel op zijn heraldisch embleem als bijvoorbeeld in de wandtapijten of de twee getijdenboeken die in zijn opdracht werden gemaakt. De keuze om zich met een hond te identificeren werd niet alleen ingegeven door de naam ‘talbot’, maar ook door de eigenschap waarvan honden in de middeleeuwen als het toonbeeld werden gezien, trouw. Net als een goede hond was Talbot zeer loyaal aan zijn heer, de Engelse koning, en aan zijn vaderland, waar hij niet zonder reden ‘oure gentill dogge’ genoemd werd.33 Ofschoon Talbot ruw en gewelddadig was, was hij eveneens een exemplum van ridderlijkheid: trouw aan de koning en het vaderland bleef hij moedig en vastberaden tot aan zijn dood voor de Engelse zaak in Frankrijk strijden. Talbot was daarmee ‘the famous model of chivalry of his day’.34

2.1.2 De opening van het Shrewsburyboek

Zoals gemeld gaf Jan Talbot het Shrewsburyboek als geschenk ter gelegenheid van het huwelijk van Hendrik VI met Margaretha van Anjou, waarschijnlijk toen zij nog in Frankrijk verkeerde in afwachting van haar reis naar Engeland. Hoe ziet het manuscript dat Margaretha ontving eruit? Het Shrewsburyboek, dat ook bekend is onder de algemenere naam ‘Poems and romances’, is tegenwoordig eigendom van de Britse nationale bibliotheek.35 Het wordt gedateerd uit 1444-1445 en is in Frankrijk, zeer

30 Andrew Taylor, ‘The French self-presentation of an English mastiff. John Talbot’s book of chivalry’ in:

Jocelyn Wogan-Browne e.a. ed., Language and culture in medieval Britain. The French of England c. 1100 – c. 1500 (York 2009) 444-456, aldaar 444-445.

31 A.J. Pollard, ‘Talbot, John, first earl of Shrewsbury and first earl of Waterford (c. 1387-1453), soldier’ in:

Oxford dictionary of national biography (Oxford 2004; online editie 2008) [geraadpleegd 9.3.2016].

32 Jean Chartier, Histoire de Charles VII. Roi de France et de son époque, 1403-1461. Volume III (Parijs

1863-1865) 7, geciteerd in: Taylor, ‘French self-presentation of an English mastiff’, 444.

33 ‘Hond’ in: James Hall, Hall’s iconografisch handboek. Onderwerpen, symbolen en motieven in de beeldende

kunst (zevende druk 2011; Leiden 1992) 145; Taylor, ‘French self-presentation of an English mastiff’, 445; Marks en Williams ed., Gothic, 230. 34 André Mandach, ‘A royal wedding-present in the making’, in: Nottingham medieval studies 18 (1974) 56-76, aldaar 59. 35 Het manuscript is te vinden onder catalogusnummer Royal MS 15 E. vi en is vrijwel geheel gedigitaliseerd en via de website van the British library te bekijken: http://www.bl.uk/catalogues/illuminatedmanuscripts/record.asp?MSID=18385.

(12)

waarschijnlijk Rouen, vervaardigd.36 Alle teksten zijn in het Frans, waarbij de bewoordingen uit de oorspronkelijke geschriften mogelijk soms zijn gemoderniseerd.37 In totaal bevat het Shrewsburyboek 143 miniaturen en de dominante stijl in het manuscript is van de Talbot-meester, een onbekende kunstenaar die ook twee getijdenboeken voor Jan Talbot en zijn tweede echtgenote Margaretha Beauchamp vervaardigde. Andere artiesten die aan de productie van het manuscript hebben meegewerkt zijn de Meester van Lord Hoo’s getijdenboek, een onbekende artiest die werkte in de stijl van de Bedford-meester en een vierde, niet nader te identificeren meester.38

Het manuscript begint met de bekende opening op twee bladzijden, waarbij links een miniatuur te zien is van de presentatie van het manuscript aan Margaretha en rechts een genealogische tafel (zie afbeelding 1-3 en 5). Een presentatiescène is een terugkerend element in luxe manuscripten aan laatmiddeleeuwse Franse en Engelse hoven; ze behelst een miniatuur die voorafgaat aan de geschreven tekst waarin de auteur of opdrachtgever het werk aan de adellijke of koninklijke patroon presenteert.39 Centraal in de presentatiescène staat Margaretha in een roze gewaad en met lang, loshangend blond haar afgebeeld. Haar rechterhand heeft zij op de hand van Hendrik gelegd als teken van hun verbintenis en haar linkerhand op het boek dat Talbot haar aanbiedt als erkenning van zijn geschenk. Ze draagt een kroon en houdt een scepter in de hand; met deze koninklijke attributen is ook Hendrik afgebeeld. Achter hen is het wapen van Hendrik – een combinatie van de wapens van de Plantagenets en de Franse koning – afgebeeld en aan weerszijden van het zittende echtpaar zijn hovelingen te zien. De scène wordt geplaatst in een opengewerkt gebouw dat het hof moet symboliseren. Op het dak van dit gebouw zijn links de banieren van Frankrijk, de heilige George en Engeland te zien en rechts die van Anjou. Het geheel wordt omrand door een decoratieve marge vol margrieten – een subtiele verwijzing naar de naam van de koningin – en goudgekleurde blaadjes. Onderaan in deze versiering is, omgeven door margrieten en goudomrand, het wapen van Margaretha te zien (zie afbeelding 4). Onder de decoratieve rand is op een perkamentrol het motto van Talbot te lezen, waaruit zijn loyaliteit aan de koning blijkt: ‘Mon seul desir Au Roy et vous

36 Het manuscript meet 470 bij 330 mm, bevat 440 folio’s en de tekst en miniaturen zijn aangebracht op

vellum, fijn perkament. De tekst is steeds in twee kolommen van ieder 355 bij 100 mm genoteerd en een kolom bestaat uit 68 tot 79 regels; George F. Warner en Julius P. Gilson ed., British Museum. Catalogue of western manuscripts in the old royal and king’s collection. Volume II. Royal MSS 12 A.I to 20 E.x and App. 1-89 (Oxford 1921) 177 en 179; British Library, Royal 15 E VI:

http://www.bl.uk/catalogues/illuminatedmanuscripts/record.asp?MSID=18385 [geraadpleegd 30.3.2016]; Andrew G. Watson, Catalogue of dated and datable manuscripts, c. 700-1600 in the department of manuscripts the British library. Volume I. The text (Londen 1979) 155; Marks en Williams ed., Gothic, 182-183.

37 Zo is het taalgebruik in Simon de Pouille aangepast aan het Frans dat in Engelse kringen in

Noord-Frankrijk tijdens de eerste helft van de vijftiende eeuw werd gesproken; Denis J. Conlon, Simon de Puille. Chanson de geste (Frankfurt am Main, Bern en New York 1987) 18.

38 Scot McKendrick, John Lowden en Kathleen Doyle ed., Royal manuscripts. The genius of illumination

(Londen 2011) 401; Anne Hedeman, ‘Collecting images. The role of the visual in the Shrewsbury book (BL Ms. Royal 15 E. vi)’ in: Karen Fresco en Anne D. Hedeman ed., Collections in context. The organization of knowledge and community in Europe (Columbus 2011) 99-119, aldaar 100-103; Marks en Williams ed., Gothic, 183, 230-231.

39 Dhira B. Mahoney, ‘Courtly presentation and autorial self-fashioning. Frontispiece miniatures in late

(13)

Et bien seruir’40

Links hiervan is het wapen van Talbot te zien, omringd door een band van de Orde van de Kousenband met daarin het motto ‘honny soit qui mal y pense’. Rechts van de perkamentrol is een bos margrieten afgebeeld, die mogelijk naar de tweede echtgenote van Talbot verwijst, Margaretha Beauchamp.

In het geheel vormde de miniatuur een visuele verduidelijking van wat later in het gedicht onder de presentatiescène was te lezen: het Shrewsburyboek was een geschenk van Talbot aan de koningin. Dit gedicht ving daarom aan met:

‘Princesse tres excellente ce liure cy vous presente De schrosbery le conte.’41

Het gedicht bracht daarnaast de bedoeling van Talbot duidelijker naar voren. Uit het vers bleek dat de opperbevelhebber drie doelen met het manuscript voor Margaretha voor ogen had, die terugkomen in de indeling en opbouw van het boek, zoals later zal blijken. In de eerste plaats was het boek bedoeld als amusement voor de koningin in haar vrije tijd: ‘Esperant qu’a vostre loisir Vous vueillez prendre plaisir En passant temps pour y lire Pour oster ennui qui nuire Peult a toute creature.’42

Tevens gaf het werk Margaretha de mogelijkheid haar moedertaal niet te vergeten.43 Tenslotte had het Shrewsburyboek de bedoeling de koningin meer kennis over de geschiedenis, ridderlijkheid en nobele daden bij te brengen. Hoewel Talbot dit niet expliciet als doeleinde in de tekst liet opnemen, bleek uit zijn keuze voor zowel heldenverhalen als tractaten en een kroniek dat hij wel een informatief doel voorzag. Daarnaast liet hij schrijven: ‘Ou quel liure a maint beau conte Des preux qui par grant labeur Vouldrent acquerir honneur En France, en Angleterre Et en aultre mainte terre (…) vous voyez les hystoires Qui bien sont dignes de memoire Pour les tres haustes entreprinses’.44

Hij verwees tweemaal naar de verhalen over helden die in dit boek zijn opgenomen, waaruit bleek dat hij deze vertellingen belangrijk vond en dat de daden van deze helden herinnerd moesten blijven worden en dat zij een exemplarische rol vervulden.

Het openingsgedicht vervolgde met een gebed aan de heilige maagd Maria waarin gevraagd werd om haar bemiddeling bij Christus voor een lange regeerperiode van Hendrik in vrede, een overwinning op de vijanden en de bescherming van hen die de koning en koningin trouw waren. Er werd tevens gebeden voor fysieke en geestelijke

40 Warner en Gilson ed., British museum, 177. 41 Geciteerd in: Warner en Gilson ed., British Museum, 177. 42 Geciteerd in: Andrew Taylor, ‘The time of an anthology. BL Ms. Royal 15 E. vi and the commemoration of

chivalric culture’ in: Karen Fresco en Anne D. Hedeman ed., Collections in context. The organization of knowledge and community in Europe (Columbus 2011) 120-133, aldaar 121.

43 ‘Il [Talbot] a fait faire ainsi que entens/ Afin que vous y passez temps/ Et lors que parlerez anglois/ Que

vous noubliez le Francais.' Geciteerd in: Taylor, ‘The time of an anthology’, 121.

(14)

gezondheid van zowel Hendrik als Margaretha en voor het krijgen van nakomelingen. Aan het einde van de bede werd er teruggekomen op het huwelijk tussen Hendrik en Margaretha dat in de miniatuur gevierd werd, een verbintenis die een erfgenaam voor de Engelse – en als het aan Talbot ligt ook de Franse – troon moest opleveren.

In het gedicht werd tevens vooruit verwezen naar de uitgebreide genealogische tafel aan de rechterzijde van de presentatiescène, waarin de Franse en Engelse nakomelingen van Lodewijk de Heilige – ook bekend als Lodewijk IX van Frankrijk – samenkwamen in de persoon van Hendrik VI. Deze stamboom werd gepresenteerd in een karakteristieke fleur-de-lys (zie afbeelding 5).45 Hendrik VI werd door twee engelen met twee kronen gekroond en erbij stond te lezen: ‘Henri par la grace de dieu Roy de france et dangleterre’. De stamboom verbeeldde zo een duidelijke boodschap: ‘Henry VI restores central dynastic unity by having a Plantagenet father and a Valois mother.’46 Deze genealogische tafel verduidelijkte dat de oorlog in Frankrijk gerechtvaardigd was, aangezien Hendrik VI de wettige koning van Frankrijk zou zijn. Margaretha werd met deze afbeelding weer aan het belang van een troonopvolger herinnerd; de zoon die zij zou baren zou over zowel Engeland als Frankrijk moeten gaan heersen. De aanstaande koningin leek daar zelfs een zeer geschikte kandidate voor, want ook zij zou van Lodewijk de Heilige afstammen, aldus het openingsgedicht: ‘… le roy nostre souverain [Hendrik VI] Le vostre affye que dieux y gart Est venu de sib noble part Come du bon Roy saint louys Si estes vous, certain en suys.’47 2.1.3 De werken in het Shrewsburyboek

In het openingsgedicht kwam de intentie die Talbot met het schenken van het Shrewsburyboek aan Margaretha zou hebben al naar voren: het manuscript diende ter amusement, was geschreven in Margaretha’s moedertaal en zou haar kennis over de geschiedenis en ridderlijkheid vergroten. Deze drie bedoelingen kwamen duidelijk terug in de selectie van de werken in het Shrewsburyboek. Er waren verschillende verhalen over karolingische helden en middeleeuwse ridders, maar eveneens een aantal didactische tractaten te lezen. Veel van de romans, chansons de geste en tractaten behoorden tot de prominentste Franse werken uit de vijftiende eeuw, zoals de welbekende De regimine principum en Arbre des batailles. Ondanks deze populariteit was het Shrewsburyboek het enige manuscript waarin zulke tractaten met heldenverhalen, chansons de geste en romans gecombineerd werden. Het Shrews-buryboek was daarom zeer waarschijnlijk voor deze gelegenheid speciaal samengesteld met werken uit manuscripten die Talbot zelf bezat of in de omgeving van Rouen voorhanden waren.48

Het heldendicht tout court in de vijftiende eeuw was het levensverhaal van Alexander de Grote en dit epos opende dan ook de verhalencyclus in het manuscript.

45 Warner en Gilson ed., British Museum, 177. 46 Bossy, ‘Arms and the bride’, 244.

47 Geciteerd in: Taylor, ‘The time of an anthology’, 122.

48 R.E.V. Stuip, ‘Een geleidelijke ontwikkeling’ in: R.E.V. Stuip ed., Franse teksten uit de Middeleeuwen

(Muiderberg 1991) 9-16, aldaar 10-12; R.E.V. Stuip, ‘Het chanson de geste’ in: Stuip ed., Franse teksten uit de Middeleeuwen (Muiderberg 1991) 35-54, aldaar 35-39; Taylor, ‘The treatise cycle’, 135, 138-140; Reynolds, ‘The Shrewsbury book’, 111.

(15)

Roman d’Alexandre (fol. 4-24) verhaalde over de jeugd, avonturen in het Midden-Oosten

en ‘Indië’, het treffen met de Perzische heerser Darius III en zijn dood door vergiftiging van de Macedonische held. Het verhaal was rijk geïllustreerd met 84 miniaturen.49 Na het geromantiseerde levensverhaal van Alexander de Grote volgden er drie chansons de geste die gerelateerd zijn aan Karel de Grote. De eerste was Simon de Pouille (fol. 25-42), gevolgd door Aspremont (fol. 43-69) en Fierabras (fol. 70-85), die alle de strijd tussen christenen en heidenen als belangrijkste thema hadden.50 Het Shrewsburyboek vervolgde met nog meer verhalen over ridderlijke helden die zich in dezelfde tijd als de voornoemde chansons de geste afspeelden. Ogier le Danois (fol. 86-154) beschreef de lotgevallen van de titelheld Ogier le Danois. Quatre fils Aymon (fol. 155-206), ook bekend onder de naam Le livre de Renault de Montauban of in het Nederlands De vier

heemskinderen, had de vete tussen de vier kinderen van Aymon en Karel de Grote als

thema. Daarna waren Pontus et Sidoine (fol. 207-226) en het bekende Guy de Warwick (fol. 227-272) te lezen. De verhalencyclus werd afgesloten met Le Chevalier au Cygne (fol. 273-292), ook bekend als de Zwaanridder.51

Na deze historische verhalen over helden en hun nobele daden waarmee Margaretha zich in haar vrije tijd zou kunnen amuseren, volgden in het tweede deel van het Shrewsburyboek met name didactische werken waarin ridderlijkheid, bestuur en oorlogvoering gethematiseerd werden. Eerst waren twee bekende tractaten te lezen.

L’arbre des batailles (fol. 293-325), geschreven door Honoré Bonet aan het einde van de

veertiende eeuw, bevatte een uiteenzetting van theorieën over oorlogvoering en oorlogsrecht en gold daarmee als een van de eerste pogingen een juridisch kader voor het voeren van oorlogen te geven.52 Het andere beroemde werk was Le livre de politique van Henri de Gauchi (fol. 327-361), een Franse vertaling van de dominante klassieker De

regimine principum van Giles van Rome. In het tractaat gaf Giles van Rome uitgebreid

advies over het besturen van een land door een vorst.53 Hierna volgde een kroniek in prosa van de mythische Aubert, Chroniques de Normandie (fol. 363-401), die de geschiedenis van Normandië tot het jaar 1217 vertelde.54

Voordat een derde tractaat aan bod kwam, was de ballade Bréviaire des nobles (fol. 403-404) van Alain Chartier te lezen, een instructie aan edelen over de aard van adellijkheid aan de hand van twaalf deugden, waar later detailleerd op in zal worden gegaan.55 Het derde tractaat en tevens een na laatste werk was Le livre des fais d’armes

et de chevalerie (fol. 405-438) van Christine de Pizan, waar eveneens later uitgebreid op

in zal worden gegaan.56 Het laatste werk in het Shrewsburyboek waren de Statuten van

de Orde van de Kousenband (fol. 439-440). Talbot maakte deel uit van de fameuze ‘Order

49 H.L.D. Ward, Catalogue of romances in the department of manuscripts in the British Musuem. Volume I

(fotolithografische nadruk 1961; Londen 1883) 129-130; Hedeman, ‘Collecting images’, 105.

50 Conlon, Simon de Puille, 11, 37, 42; Warner en Gilson ed., British Musuem, 177; McKendrick, Lowden en

Doyle ed., Royal manuscripts, 401; Ward, Catalogue of romances, 598-599, 616, 627.

51 Warner en Gilson ed., British Museum, 177-178; Ward, Catalogue of romances, 469-471, 606-607, 622,

708. 52 Warner en Gilson ed., British Museum, 178; Taylor, ‘The treatise cycle’, 136. 53 Warner en Gilson ed., British Museum, 178; Taylor, ‘The treatise cycle’, 135-136. 54 Warner en Gilson ed., British Musuem, 178.

55 A. Naber en R.E.V. Stuip, ‘Proza en verzen in de vijftiende eeuw’ in: R.E.V. Stuip ed., Franse teksten uit de Middeleeuwen (Muiderberg 1991) 203-218, aldaar 203; Warner en Gilson ed., British Museum, 178. 56 Warner en Gilson ed., British Museum, 178.

(16)

of the Garter’ – iets wat al in de representatie van de opperbevelhebber naar voren kwam – en liet de statuten waarschijnlijk daarom in het convoluut opnemen.57 2.2 Voor wie was het geschenk? De historiografische discussie over het Shrewsburyboek

Het Shrewsburyboek was een manuscript vol met Franse mythen, ‘geschiedenis’ en tractaten en werd in opdracht van de trouwe en meedogenloze opperbevelhebber Talbot samengesteld en geproduceerd, zo hebben we in het voorgaande gezien. Laten we ons nu wenden tot de eigenlijke ontvanger van het manuscript. Zoals vermeld is daar onder historici geen eensgezindheid over.

Deze discussie werd in gang gezet door de kunsthistorica Catherine Reynolds. In een lezing in de zomer van 1989, die later als artikel werd gepubliceerd, stelde zij dat ‘[a] shortage of time may have led Talbot to adapt a collection already being prepared for himself’.58 Deze haast zou vooral in de decoratie terug te zien zijn. De eerste bladzijde van iedere tekst in het manuscript werd gekenmerkt door een grote miniatuur, zo breed als de twee tekstkolommen, waarbij de tekst en afbeelding werden omringd door een rijkelijke decoratie met bloempatronen. Op de meeste van deze bladzijden was onderaan een banier van het wapen van Talbot te zien en rechts een heraut met een tabberd van Talbots wapen en in zijn hand een banier van het wapen van Margaretha van Anjou (zie afbeelding 6). Reynolds merkte op dat zes van de dertien keer een andere decoratie te zien is; bij drie bladzijden waren wel de aanzetten tot de voornoemde heraldieke elementen te zien, maar niet verder uitgewerkt en bij de drie andere bladzijden waren helemaal geen heraldieke elementen te ontdekken (zie afbeelding 7 en 8). Dit gebrek aan uniformiteit zou te wijten zijn aan de haastige totstandkoming van het manuscript. Talbot zou slechts tien maanden de tijd hebben gehad om een geschenk voor de toekomstige koningin te laten maken en hoewel prachtig versierd metaalwerk als huwelijksgift meer voor de hand had gelegen, zou er in Rouen geen metaalwerker voor hem beschikbaar zijn geweest, waardoor Talbot zijn toevlucht had moeten nemen tot geschreven teksten die al in zijn bezit waren, om deze te laten omvormen tot wat nu bekend staat als het Shrewsburyboek.59

Reynolds heeft gelijk wat betreft de decoratieve marges: op de drie folio’s die zij noemt zijn inderdaad de aanzetten te zien van wat later banieren hadden kunnen worden. Toch wil dit mijns inziens niet zeggen dat de verschillende titelbladen niet meer eender zijn. In de marges is namelijk steeds – afgezien van de mogelijke afwezigheid van heraldieke elementen – dezelfde decoratie te zien van blaadjes en bloemen, met name margrieten, waarbij steeds dezelfde kleuren terugkomen. Een eenheid wordt nog meer gecreëerd, doordat de mise-en-page van de titelbladen identiek is; bovenaan de bladzijde staat een paginabrede miniatuur waaronder de tekst, in twee kolommen verdeeld, begint, het geheel omrand door een lichtrood met blauw kader.60 Daarbij kan uit de versiering in de marges waar Reynolds zoveel aan hecht ook het tegendeel van

57 Warner en Gilson ed., British Museum, 179.

58 Reynolds, ‘The Shrewsbury book’, 109. 59 Ibid., 109-111.

60 De enige uitzondering is het begin van Ogier le Danois, omdat de miniatuur op het titelblad slechts zo

breed als de linkerkolom is. De overige decoratie is wel hetzelfde als bij de andere titelbladen, zodat ook hier niet echt van een grote afwijking sprake lijkt te zijn.

(17)

haar these worden opgemaakt. In de decoratieve marges zijn overdadig veel margrieten te zien, een duidelijke verwijzing naar Margaretha van Anjou. Hoewel Talbots tweede echtgenote dezelfde voornaam droeg, moet dit niet als aanvullend argument worden gezien op Reynolds’ stelling dat het manuscript in eerste instantie voor Talbot en mogelijk zijn vrouw Margaretha Beauchamp was bedoeld. De wapens van Talbot en Margaretha van Anjou worden immer samen afgebeeld, waardoor steeds in herinnering wordt gebracht dat het manuscript een geschenk van Talbot aan Margaretha was. De decoratieve margrieten lijken dan ook vooral voor Margaretha van Anjou te zijn bedoeld.

Tenslotte kan nog worden opgemerkt dat Reynolds’ bijkomende argument dat Talbot geen edelsmid kon vinden erg onwaarschijnlijk lijkt. In zo’n cultureel centrum als Rouen zou een van de belangrijkste Engelse edelen in de tien maanden tussen de verloving en Margaretha’s overtocht wel een beschikbare metaalbewerker moeten kunnen vinden. Een manuscript was daarbij ook geen ongebruikelijke keuze; een rijk geïllustreerd boek gold als een waardevol bezit en daarmee als gepast geschenk ter gelegenheid van een huwelijk.61

Reynolds overtuigt met haar kunsthistorische analyse niet geheel. Wel kunnen we uit haar bevindingen meenemen dat gezien een aantal oneffenheden in de decoratie en de beperkte tijd er waarschijnlijk veel haast was bij de totstandkoming van het manuscript en – belangrijker – dat het niet verzelfsprekend is om Margaretha van Anjou als ontvanger van het Shrewsburyboek te zien. Met dit laatste gegeven ging de letterkundige Michel-André Bossy verder. Aan de hand van een analyse van de inhoud en structuur van het Shrewsburyboek stelde hij vast dat het manuscript vooral voor de toekomstige zoon van Margaretha en Hendrik bedoeld was. De heldenverhalen en met name het verhaal over het leven van Alexander de Grote zouden voor een jong kind aansprekend zijn en zeer geschikt voor een jonge prins, aldus Bossy. Van een middeleeuwse koningin werd aangenomen dat ze haar kind(eren) leerde lezen en Talbot verwachtte waarschijnlijk dat Margaretha haar toekomstige zoon uit het door hem geschonken manuscript zou voorlezen. Niet alleen zou dan zijn interesse in helden als Alexander de Grote en Karel de Grote en daarmee zijn nobele ambities groeien, maar ook zou de toekomstige koning Frans leren, een taal die hij als vorst van de dubbelmonarchie zou moeten beheersen.62 Het Shrewsburyboek bevatte daarnaast verschillende militaire tractaten, waarmee de toekomstige koning zijn militaire kennis kon uitbreiden. Het werk Aspremont was zelfs een educatief boek bij uitstek, omdat het handelde over coalitiestrategieën tussen grote legers.63

Deze argumentatie is echter niet zonder haken of ogen. Voor Margaretha werd namelijk een erg actieve rol in een nogal omslachtige procedure weggelegd. Van haar werd verwacht dat ze de verschillende teksten (tezamen bijna negenhonderd bladzijden) grondig las en de inhoud ervan vervolgens doorgaf aan haar zoon. Deze methode is niet alleen nodeloos ingewikkeld, maar lijkt mij bovenal irreëel: een koningin leerde haar kind(eren) lezen en mogelijk schrijven, maar dat betekende niet dat zij uitgebreid onderricht gaf over bijvoorbeeld militaire zaken. Daarenboven lijkt het argument van Bossy niet aan te sluiten bij de intentie die hij aan Talbot toeschreef. Wanneer de militaire situatie van Engeland in Frankrijk zo slecht was, waarom zou er

61 Mahoney, ‘Courtly presentation’, 97; Bossy, ‘Arms and the bride’, 237. 62 Bossy, ‘Arms and the bride’, 246-247.

(18)

dan gewacht moeten worden op een toekomstige koning? Voordat de troonopvolger geboren en getogen zou zijn, zouden er zo twintig jaar verstreken zijn, en zeker Talbot zou gezien de militaire verliezen geweten hebben dat die periode te lang was om te wachten met verder ingrijpen. Tevens lijkt het meer voor de hand te liggen dat, indien Talbot wel een dergelijk manuscript aan de troonopvolger had willen geven, hij zo’n gift bij de geboorte van de erfopvolger had gegeven of wanneer deze oud genoeg was om zelf uit het boek te lezen of erover onderwezen te worden.64

Het is dus onwaarschijnlijk dat het Shrewsburyboek een gerecupereerd geschenk van Talbot of een voor Margaretha’s toekomstige zoon bedoeld leerboek was. Er valt juist veel meer ervoor te zeggen dat het manuscript voor Margaretha zelf bedoeld was en wel om van haar een ‘adviseur’ te maken. Rond 1445 was het intussen duidelijk geworden dat de jongvolwassen Hendrik VI niet de bestuurlijke en vooral militaire talenten van zijn vader had geërfd. Vanaf het begin van de jaren ‘1440 werd hij daarom omringd door adviseurs uit de regeerperiode van Hendrik V in de hoop de koning wat meer van deze kwaliteiten bij te brengen:

‘The maturing Henry was showing little evidence of sharing any aspect of his father’s warrior persona, and in attempting to make Henry a partner in his military policies Gloucester [de oom van Hendrik VI] was also doubtless motivated by the gradual worrying realization that Henry VI was nothing like Henry V. Nor was Henry showing signs of becoming so, despite the fact that Humphrey [van Gloucester] had filled his household with men, like Walter Hungerford, who had been close to Henry V and could be relied on to provide regular reiterations of his spectacular achievements and the necessity for Henry VI to imitate these.’65

De overtuiging dat ‘the young king needed to adopt a recognizable proportion of his father’s qualities and bearing in order to make a success of kingship’ zou bijvoorbeeld achter het schrijven van de Vita Henrici Quinti eind jaren ‘1430 liggen, maar ook de stimulans voor John Lydgates Life of St Edmund hebben gevormd.66 Wanneer een dichter als Lydgate, die werkzaam was aan het Engelse hof, op de hoogte was van de bezorgdheid rondom de bestuurlijke kwaliteiten van de koning, dan is het goed denkbaar dat Jan Talbot hier eveneens weet van had. In de loop van de jaren ‘1440 versterkte het idee dat Hendrik VI zich niet als een ware volwassen, mannelijke koning gedroeg en werd deze opvatting in toenemende mate in verband gebracht met het militaire falen in Frankrijk. De historica Katherine Lewis beschrijft het fundamentele probleem van het koningschap van Hendrik VI op dat moment dan ook als ‘a lack of mature masculinity, especially because this had rendered him unable to take decisive action in France’.67 Het is daarom goed mogelijk dat Talbot de tactiek van een van Hendriks regenten Humphrey van Gloucester volgde en Margaretha – die tenslotte in Hendriks nabije omgeving zou gaan verblijven – wat militaire en bestuurlijke kennis wilde bijbrengen door haar het Shrewsburyboek te schenken. Door Margaretha kennis

64 Zo is Fais d’armes door Christine de Pizan in opdracht van Jan zonder Vrees voor de Franse troonopvolger

Louis de Guyenne geschreven, opdat de jongen meer kennis van militair leiderschap zou krijgen; Charity Cannon Willard, ‘Introduction’ in: Sumner Willard en Charity Cannon Willard ed., Christine de Pizan. The book of deeds of arms and of chivalry (Pennsylvania 1999) 1-9, aldaar 3-5.

65

Katherine J. Lewis, Kingship and masculinity in late medieval England (Londen en New York 2013) 150-151.

66 Ibid., 151. 67 Ibid., 162.

(19)

over onder andere militaire zaken bij te brengen, zou zij die aan Hendrik kunnen overgeven en de koning kunnen adviseren, in de hoop dat hij dan wel juiste besluiten kon nemen.

Maar laat Talbot dan ook de nadruk leggen op de militaire tractaten in zijn Shrewsburyboek? Laten we hiervoor deels de analyse van de kunsthistorica Karen Fresco volgen. Fresco neemt een op het eerste gezicht ongebruikelijke beginvraag: wat valt op wanneer je door het manuscript bladert? Dit lijkt geen evident begin van een onderzoek, maar komt wel overeen met de wijze waarop Margaretha waarschijnlijk voor het eerst de inhoud van het boek leerde kennen. Door een boek bladeren is karakteristiek voor een eerste kennismaking en door de omvang van het Shrewsburyboek – in totaal 440 folio’s – is de decoratie een belangrijke component om een algemene indruk te krijgen. Fresco valt het daarbij op – en het is niet onaannemelijk dat Margaretha dit evenzeer opmerkte – dat de twee verhalen Roman d’Alexandre en

Pontus in verhouding veel miniaturen bevatten, respectievelijk 81 en 35, en dat de

presentatiescène en de frontispice van Fais d’armes vrij eender zijn (zie afbeelding 3 en 9). Net als bij de presentatiescène knielt Talbot voor de koning, die op zijn troon zit en zijn aan weerszijden toeschouwers te zien. De koning geeft Talbot een zwaard, wat verwijst naar Talbots benoeming tot opperbevelhebber van Frankrijk. Aan de hand van deze twee bevindingen stelt Fresco dat Roman d’Alexandre, Pontus en met name Fais

d’armes de drie belangrijkste teksten in het Shrewsburyboek zijn en dat laatstnoemde

tractaat zowel qua inhoud als versiering samen met Bréviaire des nobles moet worden gezien.68

In het vervolg wil ik verdergaan op Fresco’s analyse, waarbij de nadruk zal worden gelegd op de inhoud van Fais d’armes, die ik in lijn met Fresco zie als het centrale werk in het Shrewsburyboek, om vervolgens Bréviaire des nobles in het verlengde te plaatsen. Fresco heeft gelijk dat decoratie en tekst samen gezien moeten worden en daarom wil ik juist meer aandacht voor de tekst van de twee voornoemde geschriften hebben. Aan de hand van de inhoud van deze teksten zal ik duidelijk maken dat het manuscript een karakteristieke samenstelling van verschillende werken is. Juist het militaire tractaat Fais d’armes versterkt het idee dat het Shrewsburyboek speciaal voor de toekomstige koningin was samengesteld en wel in de hoop dat zij haar echtgenoot Hendrik VI in belangrijke zaken zou kunnen adviseren. 2.3 Interpretatie van de belangrijkste werken uit het Shrewsburyboek 2.3.1 Fais d’armes, een praktische handleiding

Welke ideeën over de politieke rol van Margaretha zijn in de centrale teksten van het Shrewsburyboek terug te vinden? Allereerst – het moet gezegd – staan er geen concrete aanwijzingen voor het handelen van een koningin in. Nergens is iets te lezen als ‘een vorstin moet X doen in situatie Y’, maar dat wil niet zeggen dat er geen opvattingen over haar mogelijke politieke invloed in de geschriften vervat liggen. Wanneer we ons richten op Fais d’armes komen daarin verschillende ideeën en aanzetten terug over hoe een koningin als Margaretha zich zou kunnen of moeten gedragen.

68 Karen Fresco, ‘Christine de Pizan’s Livre de fais d’armes et de chevalerie and the coherence of BL Ms. Royal

15 E. vi’ in: Karen Fresco en Anne D. Hedeman ed., Collections in context. The organization of knowledge and community in Europe (Columbus 2011) 151-172, aldaar 151, 157, 167.

(20)

Het militaire tractaat Fais d’armes neemt een centrale plaats in het Shrewsburyboek in. Le livre des fais d’armes et de chevalerie werd rond 1410 door Christine de Pizan geschreven, zeer waarschijnlijk in opdracht van Jan zonder Vrees voor de Franse troonopvolger Lodewijk van Guyenne (1397-1415). Jan zonder Vrees verbleef rond die periode in Parijs als koninklijk privaatdocent voor de jonge Lodewijk en zag als goed militair leider de noodzaak in om de troonopvolger op militair gebied gedegen te onderrichten. De Pizan was destijds als schrijfster werkzaam aan het hof van de Franse koning Karel VI. Ze was daarvoor een bekwame kandidate door haar ervaring met het schrijven over thema’s als ridderlijkheid en oorlog. Zo had ze onder andere

Epître d’Otheá geschreven over de morele opvoeding van een jonge ridder en deze

onderwerpen werden door haar ook behandeld in het tweede deel van de biografie over Karel V, waarin De Pizan vaststelde dat zijn intelligentie belangrijker was geweest in de strijd dan zijn fysieke dapperheid.69

Het didactische tractaat Fais d’armes bevatte vier delen, waarin verschillende thema’s met betrekking tot oorlogvoering werden besproken.70 In het eerste gedeelte werd vrijwel direct het belangrijkste thema van het werk geïntroduceerd, namelijk ‘whether wars and battles, deeds of arms and of chivalry (…) are to be considered just matters or not.’71 Een oorlog zou volgens De Pizan rechtvaardig zijn, en daarmee toegestaan door God, wanneer hij vanwege een rechtvaardige zaak werd gevoerd en tot een goed einde werd gebracht. Zo kon een koning oorlog voeren ter behoud van de wet en rechtvaardigheid in het algemeen of om een vete tussen verschillende edelen te beslechten. Om zich er van te vergewissen geen onrechtvaardige oorlog te beginnen, deed een vorst er goed aan een raad van wijze mannen bijeen te laten komen en de kwestie voor te leggen, opdat kon worden vastgesteld of de strijd rechtvaardig was.72 Uit het betoog over rechtvaardige oorlogen kwam een bepaalde rol voor de vorst en de vorstin naar voren. Een vorst moest boven de verschillende partijen staan, veten tussen edelen beslechten en beslissen over het beginnen van een oorlog, waarbij hij het advies van een raad van wijze oude mannen in acht moest nemen. Wanneer een koning niet aanwezig was, moest een koningin deze taak van hem overnemen, en het was daarnaast niet ondenkelijk dat zij haar man, wanneer hij wel aanwezig was, moest bijstaan bij zijn belangrijke taak en hem mogelijk moest bijsturen wanneer hij zijn plichten niet nakwam of niet naar de raad van zijn adviseurs luisterde. Deze actievere politieke rol voor een koningin vloeide voort uit het traditionele Esther-topos, waarbij aan een vorstin een bemiddelende positie wordt toegekend in navolging van de Bijbelse koningin Esther, die succesvol het lot van haar volk bij koning Ahasveros bepleitte.73 De Pizan was dit idee niet onbekend: ‘And so this lady [een koningin] will be, by pure, mild and holy charity, an advocate and mediator between the prince her husband (or her child if she is a widow) and her people.’74 Specifiek over het adviseren van haar

69 Willard, ‘Introduction’, 1-4.

70 Voor deze studie heb ik gebruik gemaakt van de editie van Sumner Willard en Charity Cannon Willard,

omdat zij bij hun vertaling de tekst in het Shrewsburyboek als uitgangspunt hebben genomen, waar bij onduidelijkheden twee versies in andere manuscripten ter aanvulling gebruikt zijn. De tekst van hun editie komt dus zo dicht mogelijk bij het origineel; Sumner Willard en Charity Cannon Willard ed., Christine de Pizan. The book of deeds of arms and of chivalry (Pennsylvania 1999).

71 Ibid., 14. 72 Ibid., 14-18.

73 Huneycutt, ‘Intercession’, 127-130.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toen de engelen weer weg waren, zeiden de herders tegen elkaar: „Laten we naar Bethlehem gaan om te zien wat er is gebeurd.” Ze gingen op weg en vonden Maria, Jozef en het

Maar de menswording die binnen deze heilige muren wordt herdacht, krijgt onmiddellijk een eigen en waarlijk Bijbelse betekenis; want het gaat niet louter over de geloofsleer in

allen: Wij geloven in zijn leven voor mensen, in zijn vraag aan ons.. om bevrijding te zoeken en te brengen en voor elkaar zo goed als God

Wees hier aanwezig, bidden wij U, almachtige God, Gij die de genadegaven schenkt, de rangen verdeelt en de bedieningen ordent, Gij die alles vernieuwt, terwijl Gij blijft in Uzelf,

(bij de herdenking) van de heilige maagd Maria, die, overschaduwd door de heilige Geest, uw Woord ontvangen heeft en in haar schoot gedragen; zij heeft de luister van

Zeg haar dan dat ze mij moet helpen.' 41De Heer gaf haar ten antwoord: 'Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen. 42Slechts een ding is nodig.

Bjarne In het veld waken de herders bij hun schapen rond het vuur. Totdat zij een boodschap krijgen in het nachtelijke uur. Noud En een prachtig engelenkoor klinkt helder

Ongetwijfeld was het woord dat de Maagd Maria in Banneux tot Mariette richtte, in de eerste plaats voor haar persoonlijk bedoeld, maar ook en vooral voor alle naties. Dit