• No results found

221 Thomas G Duncan ed., Medieval English lyrics and carrols (Cambridge 2013) 128-130, aldaar 128-129.

222 Ibid., 129. 223 Ibid., 130. 224 Ibid., 133. 225 Hosea 14:6. Cf. Jesaja 26:19 en Richteren 6 over Gideon waarin over heel de aarde dauw ligt, nadat hij de Midianieten heeft verslagen en een altaar voor de afgod Baäl had vernield.

alleen bezongen dat Maria ervoor kiest moeder van de koning der koningen te zijn, maar wordt evenzo gealludeerd op vreugde en harmonie door naar dauw te verwijzen. De twee belangrijke thema’s uit de hiervoor besproken liederen – Maria als moeder van God en als invloedrijke bemiddelaar – komen eveneens duidelijk naar voren in de verschillende gebeden op de gebedsrol. Zoals gezegd zijn bekende beden uit de liturgie gebruikt, wat erop wijst dat dezelfde motieven in zowel populaire als liturgische liederen werden gebruikt en dus bij brede lagen van de bevolking bekend waren. In het vervolg zal ik op de tekst van de gebeden van de gebedsrol ingaan, te beginnen met de rota, zodat duidelijk wordt welke aspecten uit de Maria-verering in de gebeden voor Margaretha belicht werden.

In het midden van de rota, dus in de ring direct rondom Maria, is een deel van een Maria-antifoon te lezen. Een antifoon of beurtzang is een vers, dat wordt gezongen als inleiding op of ter afsluiting van een psalm tijdens de mis. Maria-antifonen daarentegen zijn zelfstandige gezangen en behoren tot de bekendste gezangen uit de liturgie. Er zijn vier verschillende Maria-antifonen, elk voor een gedeelte van het kerkelijk jaar.226 In dit geval werden de laatste twee zinnen uit het ‘Ave Regina Caelorum’ geciteerd, een Maria-antifoon uit de twaalfde eeuw: ‘Acht mij waardig u te prijzen, heilige maagd, (en) schenk mij kracht’.227 Deze wens, waardig genoeg te worden bevonden om Maria te prijzen, is een voor de hand liggend en veel voorkomend begin van een gebed tot de heilige maagd.

In de ring rond deze binnenste cirkel is een tweede Maria-antifoon te vinden, het ‘Salve Regina’. Deze bekendste Maria-hymne stamt uit de tweede helft van de elfde eeuw en wordt aan verschillende geestelijken toegeschreven, onder andere Herimannus Contractus, een monnik te Reichenau, en Aimar, bisschop van Le Puy.228 De gebruikelijke periode voor deze beurtzang is van Trinitatis (de zondag na Pinksteren) tot en met de laatste zondag voor advent. Nog meer dan in de vorige antifoon wordt er om kracht en medelijden gebeden: ‘Gegroet, koningin, [moeder van] medelijden, ons leven, zoetheid en hoop, gegroet. (…) Wend dus, onze voorspreekster, uw medelijdende ogen tot ons.’229 Na de uitgesproken wens om gehoord te worden is dit een logisch vervolg qua inhoud, namelijk de vraag dat Maria zich tot de gelovigen wendt. De andere twee Maria- antifonen, het ‘Alma Redemptoris Mater’ en het ‘Regina Coeli’ ontbreken.

Een mogelijke verklaring waarom enkel deze hymnen op de gebedsrol zijn opgenomen is de tijd van het jaar waarin de rol werd vervaardigd en aan Margaretha werd overhandigd. Er waren duidelijke vaste momenten wanneer een Maria-antifoon gezongen mocht worden. Het ‘Salve Regina’, dat in zijn geheel in de rota is opgenomen, werd tijdens het grootste gedeelte van het kerkelijk jaar gezongen, namelijk vanaf de zondag na Pinksteren tot aan de laatste zondag voor advent. Het ‘Ave Maria Caelorum’

226 Shinners ed., Medieval popular religion, 115.

227 ‘Dignare me laudare te virgo sacrata da michi [sic] virtutem’; Drimmer, ‘Beyond private matter’, 118.

Deze twee zinnen zijn een latere toevoeging aan het origineel; de laatste woorden ‘contra hostes tuos’ worden op de gebedsrol niet vermeld. Hier en in het vervolg zal ik steeds de Nederlandse vertaling citeren en het Latijnse origineel in de voetnoten weergeven. De Nederlandse vertaling is van de hand van David Cohen.

228 Guido Maria Dreves ed., Ein Jahrhundert lateinischer Hymnendichtung. Eine Blütenlese aus den Analecta

Hymnica mit literarhistorischen Erläuterungen. Erster Teil. Hymnen bekannter Verfasser (Leipzig 1909) 153- 156; F.J.E. Raby ed., The Oxford book of medieval latin verse (Oxford 1959) 196.

229 ‘Salve regina [sic: het woord ‘mater’ mist hier] misericordie vita dulcedo & spes nostra salve. (…) Eva

[sic] ergo ad vocata [sic] nostra illos tuos misericordes occulos ad nos converte’; Drimmer, ‘Beyond private matter’, 118.

werd gezongen vanaf Maria-Lichtmis (2 februari) tot de woensdag voor Pasen. De kans is relatief groot dat de gebedsrol in een van deze perioden van het jaar aan Margaretha werd aangeboden. Deze perioden zijn daarnaast niet zo beladen als Advent, Kerst, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren; het is goed mogelijk dat een gebed voor Maria uit deze tijd van het kerkelijk jaar niet geschikt werd geacht om voor een seculiere koningin te zingen en daarom alleen deze twee hymnen in de gebeden op de gebedsrol voor Margaretha werden verwerkt.

Onder de rota en de afbeelding van een geknielde Margaretha van Anjou zijn op de gebedsrol in een lopende tekst nog drie gebeden opgeschreven, die ieder worden ingeleid met dezelfde titel ‘Gebed aan de gelukzalige maagd’ (‘ad beatam virginem oracio’). De eerste hymne gaat terug op ‘De deliciis virginis gloriosae’, een gebed dat aan de dertiende eeuwse monnik John Peckham wordt toegeschreven.230 Het is een lofprijzing van Maria, waarbij iedere zin begint met het groeten van de heilige maagd en zo stapsgewijs haar leven vanaf de conceptie tot aan haar hemelvaart wordt verteld. Hierbij wordt vooral van traditionele benamingen voor Maria gebruik gemaakt en worden de gebruikelijke momenten uit Maria’s leven naar voren gehaald. Zo wordt ze ‘heilige moeder Gods’, ‘vooraanstaande ster’ en ‘maagd’ genoemd en wordt voornamelijk bij de verkondiging van de geboorte van Christus en haar hemelvaart stilgestaan. Bij het eerstgenoemde wordt daarbij teruggegrepen op een voor ons al bekende thematiek, die van de rustieke natuur en de verkondiging: ‘Gegroet Vrouwe van de maagdelijke bloem die besprenkeld met hemeldauw een zoon mocht krijgen.’231 Uit een zelfde soort opsommende lofuiting bestaat het derde gebed. Het is een serie van vijfentwintig ‘Aves’, waarin Maria’s kwaliteiten op alfabetische volgorde worden opgesomd. Zo luidt het begin van de lofzang over de heilige maagd: ‘Gegroet allergeliefdste maagd Maria, Gegroet betrouwbaarste maagd Maria, Gegroet meest clemente maagd Maria, Gegroet meest devote maagd Maria.’232 Dit recitatieve karakter van de twee gebeden sterkt de suggestie van Drimmer dat het hier om gezongen teksten gaat; in veel liederen worden vaste componenten steeds herhaald om voor zowel de zangers als de toehoorders een patroon te creëren en zijn er steeds al bekende gezangen over Maria gebruikt.

Het tweede van de drie gebeden onder de rota en de knielende Margaretha wijkt hiervan af; het is een relatief kort gebed van ongeveer vijftien regels en gaat heel specifiek over de voorspraak van Maria. Volgens Drimmer zou het op het beroemde middeleeuwse religieuze lied ‘O virgo splendens’ uit de veertiende eeuw teruggaan.233 Van dit lied zijn verschillende versies overgeleverd en de meeste bekende is te vinden in het deels bewaard gebleven manuscript Llibre Vermell de Montserrat uit het einde van de veertiende eeuw. De tekst van de hymne komt echter niet overeen met het tweede gebed op Margaretha’s gebedsrol. Of Drimmer zich baseert op een ander lied met dezelfde titel of dat het gebed op een andere hymne teruggrijpt, wordt niet duidelijk. Het

230 Drimmer, ‘Beyond private matter’, 104. Een versie van het gebed is te vinden in het Burnetpsalter,

Aberdeen University Library, MS 25, f. 106v-108r. Voor de online versie:

https://www.abdn.ac.uk/diss/heritage/collects/bps/index.html [4.8.2016].

231 ‘Salve virginali flore quod celesti fusa rore filium conciperes’; Drimmer, ‘Beyond private matter’, 119. 232 ‘Ave amantissima virgo maria, Ave benignissima virgo maria, Ave clementissima virgo Maria, Ave

devotisima virgo Maria’; Ibid., 120.

is goed mogelijk dat deze bede net als de stanza’s in de rota, waar we straks op terug zullen komen, niet tot een voor ons bekend gebed te herleiden zijn. Dat geldt ook voor de zeven gebeden in de buitenste cirkel van de rota. Deze gebeden staan alle uit acht versregels en bevatten weliswaar conventionele bewoordingen, maar zijn volgens Drimmer niet in andere manuscripten terug te vinden, waaruit zij concludeert dat de gebeden waarschijnlijk vrij zeldzaam waren en mogelijk specifiek voor deze gelegenheid speciaal uitgekozen of zelfs geschreven zijn.234

Vanwege het karakter en de origine van het eerste en derde gebed – beide waren gebruikelijke opsommingen om Maria te loven die veelvuldig in de liturgie werden gebruikt – lijken ze zich minder te lenen om specifiek in te gaan op datgene wat de opdrachtgever van de gebedsrol voor ogen had bij de samenstelling van de verschillende gebeden met het oog op wat specifiek voor Margaretha als koningin van nut zou zijn. Toch is dit niet het geval. De twee gebeden vormen namelijk een mooi contrast met de andere hymnen. Omdat daarin alle elementen worden aangehaald waarvoor Maria vereerd werd, kunnen we aan de hand van deze twee gebeden nagaan hoe standaard of juist bijzonder de andere gebeden zijn en welke aspecten specifiek gethematiseerd worden. Zo werd in het eerste lied veel aandacht besteed aan de verkondiging en de hemelvaart van Maria, maar niet zozeer aan Maria als krachtige voorspreekster en brengster van vrede, een thema dat in de andere liederen juist centraal wordt gesteld, zoals we in het vervolg zullen zien. Het derde gebed, de opsomming van de kwaliteiten van de heilige maagd, is echter niet zo standaard als op het eerste gezicht lijkt. Na de alfabetische opsomming van adjectieven volgen nog drie regels, waarin het thema van Maria als mediator bezongen werd: ‘Gegroet kuise maagd Maria, Gegroet zich voor rechtvaardigheid inzettende maagd Maria, Gegroet beschermvrouwe van het mensengeslacht maagd Maria.’235 Hoewel hier aan de vaste vorm van de regel wordt vastgehouden – iedere zin heeft nog steeds de opbouw ‘Gegroet … maagd Maria’ – worden hier expliciet nog twee lovenswaardige aspecten genoemd, het nastreven van rechtvaardigheid en het behoeden van de mensheid. Die elementen verwijzen vrij direct naar het belang van voorspraak: Maria, maar ook een koningin als Margaretha, zou haar mensen moeten beschermen en moeten bemiddelen wanneer zij onrechtvaardig behandeld zouden worden. 4.3.1 Het voorspraakideaal in de gebeden op de gebedsrol Voorspraak is datgene wat centraal in de gebeden op de gebedsrol van Margaretha staat. Laten we ter versterking van deze these nog eens teruggaan naar de rota. In het midden daarvan, om Maria en het kindje Jezus heen, zijn zeven banderollen te zien, waarop de namen van verschillende groepen worden genoemd: ongelukkigen, kleinen van geest, rouwenden, geestelijken, leken, vrouwen en ten slotte de mensheid. In de buitenste ring zijn zeven stanza’s van een gebed te lezen en iedere strofe zou aansluiten bij een van de hiervoor genoemde zeven groepen, aldus Drimmer. Zo zou de stanza beginnend met ‘O

234 Drimmer, ‘Beyond private matter’, 104, n. 36, 105; Kenneth Kreitner, The church music of fifteenth-

century Spain (Woodbridge 2004) 22-24.

235 ‘Ave pudica virgo maria, Ave zelus iusticie virgo maria, Ave titulus genere virgo maria’; Drimmer,

clemens’ speciaal voor de clerici zijn.236 Ook nu blijft de kunsthistorica echter wat onduidelijk: in haar transcriptie is geen vers te vinden dat met deze woorden zou beginnen, laat staan dat deze alliteratie wel voor andere verzen en groepen op zou gaan. Daarnaast zou dit de rondo-vorm tenietdoen, want zo’n alliteratie wordt enkel opgemerkt wanneer direct na het noemen van een bepaalde groep het daarbij passende gebed wordt genoemd en dat lijkt niet het geval te zijn geweest, aangezien er – wanneer we de logica van de rota volgen – in de binnenste ring en tussen de stanza’s in de buitenste ring versregels staan die waarschijnlijk vóór de zeven stanza’s zijn voorgedragen.

In plaats daarvan lijkt het mij dat er hier een duidelijke aanwijzing voor het voorspraakritueel wordt gegeven; de groepen mensen die hierboven worden genoemd, zoals de rouwenden, de kleinen van geesten etc., zijn die mensen waarvoor gebeden moet worden. Dit volgt niet alleen visueel uit de nabijheid van de banderollen bij Maria, maar wordt tevens versterkt doordat direct in de gouden ring rondom deze banderollen het volgende te lezen is: ‘Heilige Maria, sta de ongelukkigen bij, help de kleinen van geest, troost de rouwenden, bid voor het volk, kom de geestelijkheid te hulp, schiet het toegewijde vrouwelijke geslacht te hulp, laat allen het Uwe voelen.’237 In deze zeer duidelijke referentie aan voorspraak worden de zeven groepen stuk voor stuk herhaald en wordt er letterlijk gesteld dat Maria deze mensen moet bijstaan en helpen. Wanneer we ervan uitgaan dat deze gebeden voor Margaretha werden gezongen, is deze herhaling ervan zelfs heel logisch, omdat de maker of opdrachtgever waarschijnlijk zeker ervan wilde zijn dat Margaretha dit belangrijke stuk hoorde en begreep, opdat zij dit ideaal van de bemiddelende koningin zou volgen.

In de zeven strofen uit de buitenste ring van de rota en met name het tweede gebed onder de rota zijn de meeste verwijzingen naar bemiddeling te vinden, waarschijnlijk omdat deze gebeden speciaal voor deze gelegenheid zijn geschreven, wat erop wijst dat de opdrachtgever vooral dit ideaal aan Margaretha zou willen doorgeven. In het reeds geciteerde antifoon ‘Salve Regina’ was te lezen ‘Wend dus, onze voorspreekster, uw medelijdende ogen tot ons’, en iets soortgelijks is in een van de strofen te lezen: ‘Wend dus, opdat de genade van het leven langs zekere wegen ons ten deel valle, uw medelijdende ogen naar ons.’238 Andere toespelingen op Maria’s rol als voorspraak die te lezen zijn: ‘U bent de sleutel, zo geloof ik, de toegang tot de hemel’ of ‘Wees bij God voorspraak van uw toegewijde slaven, dat zij door de keten van de dood worden bevrijd’ en ‘Wij roepen tot U, allergenadigste, en vragen u: luister’.239 Het mooiste en meest heldere voorbeeld van het ideaal van voorspraak vinden we echter in het tweede gebed onder de rota, dat ik voor de duidelijkheid in zijn geheel zal citeren: ‘O meesteres en dienares der ware wijsheid, maak mij rechtvaardig en toegespitst op het pad der rechtvaardigheid. Vraag uw zoon om eigenhandig mijn beschuldigingen te verwijderen en smeek dat in het uur van mijn dood niets mij angst aan zal jagen. Bid tot de koning dat ik zijn wet zo zal behoeden dat ik hem blijde zal aanschouwen

236 McKendrick, Lowden en Doyle, Royal manuscripts, 401.

237 ‘Sancta Maria succure miseris iuva pusillanimes refove flebiles ora pro populo interveni pro clero

intercede pro devoto femineo sexu sentiant omnes tuum’; Drimmer, ‘Beyond private matter’, 118.

238 ‘Ergo vias certas ut gratia detur halendi, Ad nos convertas illos oculos miserendi’; Ibid., 119.

239 ‘Clavis es ut credo celestis apertio vale’, ‘Intercede deum pro devoto famulatu, ut necis a nexu solvantu’,

wanneer ik uit de wereld omhoogstijg. O zalige, vernietig zo met uw gebeden de zonden die ik heb begaan, dat ik rusten moge in de streek van het paradijs. Maak dat wij, terwijl wij u vereren, in blijdschap alle schadelijke dingen verbannen en zorg dat wij genieten van blijvende glorie. Ster der zee, richt zo de oren van de hoogste rechter dat de hemelse koning ons bij de feesten der engelen zal verwelkomen. Dat wij van het lot en het cohort van de hemelbewoners deel uit mogen maken en ons verblijden in het land der levenden. Amen.’240

Nog meer dan in de andere passages wordt hier het ritueel van voorspraak in detail benoemd en wordt er in iedere zin opnieuw gebeden voor bemiddeling. Nadat de zoon gevraagd is dat de gelovige geen angst heeft wanneer hij sterft en tot de koning wordt gebeden dat de gelovige de christelijke geboden in stand zou houden, zou Maria met haar gebeden ervoor zorgen dat de gelovige na zijn dood naar de hemel kan gaan. Deze klare bewoordingen zouden Margaretha nogmaals duidelijk maken wat voorspraak inhield en hoe belangrijk het was.

Maar, in hoeverre heeft dit alles nu met Margaretha te maken? Keer op keer wordt immers Maria in deze gebeden aangeroepen en wordt haar gesmeekt om hulp. Toch moest het duidelijk zijn geweest dat het ideaal van voorspraak ook voor Margaretha geldt. Dit volgt als eerste uit de afbeelding onder de rota; Margaretha knielt daar en bidt voor hulp bij Maria. Net zoals in het eerste hoofdstuk bij Fais d’armes van Christine de Pizan werd vastgesteld dat er sprake was van een soort drietrapsraket – Minerva gold als voorbeeld voor Christine de Pizan en was eveneens exemplarisch voor Margaretha – kan deze vergelijking ook hier worden gemaakt. Want zoals Maria de persoon is waar mensen als Margaretha zich tot kunnen wenden om haar ondersteuning te vragen, zo kunnen Margaretha’s onderdanen naar haar toekomen om haar om hulp en bemiddeling te vragen. Deze onderdanen werden zelfs letterlijk genoemd, namelijk geestelijken, leken en algemener, de mensheid.

Ten tweede onderstreept de tekst ook op een andere wijze dat bemiddeling ook voor Margaretha als vorstin iets navolgenswaardig is. Zo wordt Maria opvallend vaak koningin genoemd, een titel die weliswaar vaker voor haar werd gebruikt, maar die in deze context een duidelijke associatie met de vorstin is, die ook Margaretha niet ontgaan moet zijn. Maria werd zelfs eerst koningin en dan pas moeder genoemd in de gebeden, terwijl ze juist als moeder van God vereerd werd. Een aantal keer wordt Maria namelijk aangeroepen met ‘Gegroet, koningin, moeder’, ook in de al vaker geciteerde beurtzang ‘Salve Regina’: ‘Gegroet, koningin[, moeder van] medelijden, ons leven, zoetheid en hoop, gegroet.’241 In de biografische opsomming over Maria wordt eveneens eraan gerefereerd dat Maria een koningin in de hemel is: ‘Gegroet licht der bescheidenheid, die zichzelf in dankbaarheid een dienares des hemels noemt, nadat U een zetel in het

240 ‘O magistra & ministra vere sapientie ffac me rectum & perfectum in viam iusticie. Posce natum ut

reatum meum ipse diluat et implora ut in hora mortis nil me terreat. Ora regum ut sic legem ipsius custodiam ut ex mundo transeundo letus hunc apsiciam. O beata sic peccatta tuis dele precibus que commisi paradisi ut quiescam sedibus. Te colentes fac gaudentes cuncta pellens noxia et procura ut mansura per fruamur gloria. Maris stella sic compella aures summi iudicis ut nos festis rex celestis societ angelicis. Ut in sorte et cohorte supernorum ciuium numeremur & letemur in terra viventium. AMEN.’; Drimmer, ‘Beyond private matter’, 120.

241 ‘Salve regina [sic: het woord ‘mater’ mist hier] misericordie vita dulcedo & spes nostra salve’; Ibid., 118.

koninkrijk is verleend.’242 Tenslotte wordt er in het hierboven tweede gebed onder de rota meerdere malen over een koning gesproken. Toegegeven, dat zal in eerste instantie verwezen hebben naar de hemelse koning, maar in samenhang met het bemiddelingsideaal dat in dit gebed zo bezongen wordt, benadrukte het nog maar eens de acte van voorspraak van een koningin tegenover een koning. Margaretha werd er zo nog eens op gewezen dat een koningin indirect veel politieke invloed op een koning kon hebben.

Nog belangrijker in dit kader is dat er verscheidene malen naar de politieke realiteit van dat moment lijkt te worden verwezen. Voorspraak omvatte namelijk niet