• No results found

Elvis Peeters’ roman De ontelbaren als kritiek op het (im)migratiedebat in Nederland en Vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Elvis Peeters’ roman De ontelbaren als kritiek op het (im)migratiedebat in Nederland en Vlaanderen"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Elvis Peeters’ roman De ontelbaren als kritiek op het

(im)migratiedebat in Nederland en Vlaanderen

Yumke Kaptein S105485 Bachelor scriptie Dr. Maria Boletsi 5 juni 2014

(2)

Inleiding

´Nederland is sinds kort een geliefd reisdoel voor Eritreeërs die hun land ontvluchten’ (Bakker 4) stond er vrijdag 16 mei in de Volkskrant. Ook in NRC handelsblad werd een dag eerder aandacht besteed aan de vluchtelingen uit Eritrea ´Asielbeleid. De bedden zijn nu al vol. Eritreeërs vragen in groten getale asiel aan’ (Kas 7). De stroom vluchtelingen uit Eritrea die naar Nederland komen houdt de politici, de kranten en de overige media op dit moment erg bezig. Ook in het NOS nieuws was er in diezelfde week aandacht voor de velen die Eritrea ontvluchten. En ook ‘Duitsland verwacht record asielaanvragen’ (Bos 5) las ik in de Volkskrant van 20 mei. In Duitsland maken ze zich eveneens zorgen om de asielaanvragen van mensen uit Syrië, Eritrea en uit de Balkan-landen. Deze actuele voorbeelden zijn voor mij een

illustratie van het feit dat het maatschappelijke debat over vluchtelingen en asielzoekers nog steeds gaande is in Europa. Dit debat wordt met name de afgelopen veertien jaar

gekenmerkt door angst dat er nog meer vluchtelingen naar Europa komen. Europese politici en kranten houden zich bezig met hoeveel vluchtelingen er naar Europa komen en hoe we die ´explosie´ van asielzoekers moeten stoppen.

In De ontelbaren van Elvis Peeters (2005) wordt deze angst voor ontelbaar veel vluchtelingen werkelijkheid. De roman speelt met de angst voor nog meer nieuwkomers en laat zien wat er gebeurt als er daadwerkelijk ‘te veel’ vluchtelingen naar Europa komen. Het verhaal heeft een rampzalig einde, door de vele migranten ontstaan er veel problemen. Er is een groot voedsel tekort, er zijn te weinig huizen en er zwerven mensen over straat. Kortom, de onrust in Europa is groot door de komst van zoveel nieuwkomers. Het boek bestaat uit drie delen, het eerste en derde deel wordt verteld door een vluchteling die naar Europa trekt. Het tweede deel wordt verteld door verschillende mensen die op het Vlaamse platteland wonen. De burgemeester, meneer Vanoost, de wat oudere meneer Schijvers, de stugge Brackx, de stellen Ward en Sigrid, Sofie en Lucas, de werkloze Erik en Raymond zijn slechts enkele voorbeelden van de inwoners van het onbekende Belgische dorpje. Zij hebben allemaal hun eigen kijk op deze kwestie. Uiteindelijk resulteren deze moeilijkheden, het gevoel van onveiligheid en twijfel in veel geweld en worden vele nieuwkomers vermoord.

(3)

De roman sprak mij aan, omdat deze laat zien wat er gebeurt als de inwoners uit het boek bang zijn: voor de asielzoekers, dat er te weinig eten is en om de eigen sociaaleconomische positie te verliezen. In het verhaal wordt er gespeeld met de onmogelijkheid om met elkaar te communiceren en met de aannames die er zijn over (im)migranten. De komst van zoveel nieuwkomers eindigt in een catastrofe, met veel geweld van de inwoners ten opzichte van de migranten. De reddeloosheid van de personages en het vele onbegrip dat uitmondt in bruut geweld raakte me. De roman lijkt een onrealistisch beeld te schetsen van een Europa waarin veel geweld kan plaats vinden ten opzichte van asielzoekers. Ondanks dit mogelijk

onrealistische beeld, plaatst De ontelbaren zich volgens mij wel in het huidige debat over (im)migranten in Nederland en Vlaanderen.

Het huidige (im)migratie vertoog in Nederland en Vlaanderen bestaat uit alle ideologische veronderstellingen van de afgelopen veertien jaar die gebruikt worden als men het vandaag de dag heeft over asielzoekers, vluchtelingen of (im)migranten. Opvallend in de roman is het vele geweld, daarom is het van belang om te kijken op welke manier dit geweld zich

verhoudt tot het vertoog over (im)migratie. Veel mensen, bijvoorbeeld in de media en ook om mij heen, lijken de natuurlijke aanname te maken dat ‘we’ ervoor moeten zorgen dat er zo min mogelijk vluchtelingen naar Nederland en naar Europa moeten komen, omdat

vluchtelingen ‘voor problemen zorgen’. Deze aanname en andere vooronderstellingen binnen het vertoog over (im)migratie zijn in mijn ogen problematisch, omdat ik merk dat ze ervoor zorgen dat mensen van een bepaalde afkomst steeds minder geaccepteerd worden in de Nederlandse samenleving. Dit merk ik ook in mijn directe omgeving. Mijn vriendin geeft bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding aan leerlingen die in de Bijlmer wonen. De Bijlmer is een zeer multiculturele woonwijk in Amsterdam in stadsdeel Zuid-Oost, die een slecht imago heeft als ‘probleemwijk’. Zij merkt dat veel leerlingen moeite hebben met het feit dat ze daar wonen, doordat ze om die reden het gevoel hebben minder serieus te worden genomen dan anderen in de Nederlandse maatschappij. Het is volgens mij belangrijk dat er in de literatuur aandacht wordt geschonken aan dit maatschappelijke probleem. Binnen literatuur is er namelijk ruimte voor een kritisch tegengeluid binnen de dominante debatten over bijvoorbeeld (im)migratie.

(4)

De roman vormt naar mijn mening een interventie in het huidige (im)migratie vertoog in Nederland en Vlaanderen en bouwt hierop voort. Door de reactie op het (im)migratie vertoog bestaat er de mogelijkheid dat de roman eventuele tegenstrijdigheden bloot legt binnen dit vertoog. Door middel van een analyse van de roman wil ik onderzoeken of er zulke tegenstrijdigheden bestaan binnen het vertoog en of de roman eventueel kritische potentie heeft ten opzichte van het (im)migratie vertoog in Nederland en Vlaanderen. De vragen die ik in mijn scriptie zal beantwoorden zijn: hoe verhoudt de roman De ontelbaren zich tot het (im)migratie vertoog en welke tegenstrijdigheden of paradoxen worden er eventueel binnen dit vertoog zichtbaar gemaakt? Hoe geeft de roman mogelijk kritiek op het (im)migratie vertoog in Nederland en Vlaanderen?

Deze vragen zal ik beantwoorden in vier losse hoofdstukken waarin ik de roman analyseer. Door middel van een discours analyse zal ik eerst het huidige (im)migratie vertoog in

Nederland en Vlaanderen in kaart brengen. De analyse van de roman is daardoor ingekaderd in de specifieke context van Nederland en Vlaanderen. Vervolgens zal ik in de andere drie hoofdstukken gebruik maken van verschillende close-readings van de roman die in verband worden gebracht met recente theoretische werken. Vanwege de bredere Europese context van de scriptie, zal ik gebruik maken van theoretische teksten die binnen een breder kader vallen en die gaan over migratie, multiculturalisme, globalisering, tolerantie en het Westers liberalisme. In het tweede hoofdstuk staan de begrippen angst, twijfel en onzekerheid centraal. Van belang is hoe de duistere kanten van de globalisering in De ontelbaren zich verhouden tot de twijfel en angst over de eigen natiestaat. In het derde hoofdstuk zal ik de notie van tolerantie kritisch onder de loep nemen en zal ik onderzoeken op welke manier tolerantie en geweld zich tot elkaar verhouden. Het laatste hoofdstuk fungeert

concluderend. Door een analyse van de verschillende stemmen in De ontelbaren ga ik in op de kritische potentie van de roman en hoe deze eventuele kritiek vorm krijgt.

(5)

Hoofdstuk 1

Een schets van het (im)migratievertoog in Nederland

In dit hoofdstuk zal ik uiteen proberen te zetten hoe op dit moment het (im)migratievertoog er in Nederland uitziet. Door het (im)migratie vertoog in kaart te brengen, laat ik zien welke ideologische veronderstellingen er gebruikt worden als men het heeft over bijvoorbeeld immigranten, vluchtelingen of ‘het’ immigratieprobleem. Een vertoog bestaat uit alle geschreven teksten en uitspraken over een bepaald onderwerp. Het structureert de werkelijkheid op een bepaalde manier, het sluit hiermee een alternatieve werkelijkheid uit en legt een bepaalde waarheid vast. Aangezien het onmogelijk is om een compleet vertoog in beeld te brengen, zal ik dit doen aan de hand van het artikel “Postwar Migration to W. Europe” (1996) van Anthony M. Messina, het essay “Het multiculturele drama” (2000) van Paul Scheffer en enkele uitspraken van Nederlandse politieke partijen die terug te vinden zijn in de huidige standpunten van de partijen of in de verkiezingsprogramma’s van 2012.

In zijn artikel “Postwar migration to W. Europa” laat Messina aan de hand van een reflectie op vijf boekdelen zien hoe de migratie in West Europa opgang is gekomen. Het artikel van Messina is van belang, omdat het een breder historische context laat zien. Ook benaderd Messina de immigratie problematiek in een breder Europees verband. Door dit bredere historisch en Europees kader, kan ik mijn uiteenzetting over migratie in Nederland ook in een bredere context plaatsen. Het artikel “Het multiculturele drama” van Paul Scheffer is

relevant, om te laten zien welke aannames er voor het (im)migratievertoog in Nederland dominant zijn geworden in de afgelopen veertien jaar. Dit essay focust zich op de

migratieproblemen en de multiculturele samenleving in Nederland. Het essay van Scheffer heeft bij het verschijnen in 2000 voor een omslag gezorgd in het denken over migratie en multiculturalisme. De publicatie ervan zetten een groot debat in gang. Paul Scheffer wilde in zijn essay laten zien dat er in Nederland een probleem is op gebied van multiculturalisme. Ondanks dat iedereen dacht dat multiculturalisme goed zou zijn voor Nederland, laat hij zien dat er een heel groot probleem is met al deze nieuwe migranten. Baukje Prins noemt de retoriek die Scheffer gebruikt, en die ze in haar boek Voorbij de onschuld. Het debat over

(6)

genre dat een notie van de werkelijkheid inzet om te laten zien wat voor problemen er zijn. Een nieuw realist wordt gezien als iemand die het lef heeft om de waarheid te laten zien en die fungeert als woordvoerder van de ‘gewone’ Nederlander. Het artikel “Het multiculturele drama” is door velen gezien als gerechtvaardigde kritiek op het multiculturalisme en als waarschuwing voor ‘het ‘echte drama’: de te grote stroom immigranten’ (Prins 38). In de roman De ontelbaren laat Elvis Peeters zien wat er gebeurt als zo’n drama zich daadwerkelijk voltrekt. Om in de overige hoofdstukken te laten zien welke invloed dit vertoog kan hebben, zal ik hieronder de aannames uiteenzetten zoals Scheffer die presenteert.

Messina onderscheidt verschillende periodes van migratie. De eerste golf begon vlak na de Tweede Wereldoorlog. De economische groei in West-Europa was zo groot dat er meer arbeiders nodig waren, deze werden uit de minder ontwikkelde gebieden van de mediterranen, de derde wereld en Oost Europa gehaald. De tweede golf van migranten bestond uit de families van de arbeiders. Deze stroom startte begin jaren zeventig en duurde tot midden jaren tachtig. Ondanks dat het inmiddels economisch minder voorspoedig ging in West-Europa, hield deze migratie aan. De derde en laatste golf die Messina noemt, komt begin 1980 opgang en was in 1996 - toen verscheen het artikel - nog bezig. Deze groep migranten bestond voornamelijk uit legale en illegale vluchtelingen en asielzoekers, en uit illegale arbeiders. De twee grootste redenen voor deze migratiestroom zijn juist het aan banden leggen van legale immigratie en de politieke spanningen in Oost-Europa. De politieke spanningen die gepaard gingen met de val van het communisme in Oost-Europese landen zorgden voor migranten die naar West-Europa vertrokken.

Inmiddels wonen er meer en meer immigranten in West-Europa, die kinderen hebben gekregen die in West-Europese landen zijn geboren. De grens tussen immigrant en inwoner van West-Europa is vervaagd. Ondanks dit feit wordt er, zodra het over immigranten en autochtonen gaat, gesproken over ‘zij’ en over ‘wij’. Op zichzelf is dit verschil niet

problematisch, zolang het om een daadwerkelijk verschil gaat en niet om een hiërarchische tegenstelling. Het gaat erom hoe de Ander geconstrueerd wordt, als gelijkwaardig of als een vijand, parasiet of bedreiging. Vaak is het in de oppositie tussen autochtonen en

immigranten niet duidelijk of het om daadwerkelijke verschillen gaat of om een hiërarchische tegenstelling, waarbij de ‘wij’ als hoger wordt gezien. Deze binaire oppositie zal ik, ondanks

(7)

dat ik deze als problematisch ervaar, dus ook onvermijdelijk gebruiken als ik dit vertoog herhaal en in kaart probeer te brengen.

Als er in Nederland over allochtonen wordt gesproken gaat het eigenlijk altijd om mensen uit, Turkije, Marokko, Suriname, de Antillen of de Derde Wereld. Het gaat bijna nooit om iemand uit een ander Westers land zoals Amerika of Zweden. Ook worden de kinderen van immigranten uit de eerstgenoemde gebieden nog vaak aangeduid als allochtoon, terwijl dit bij kinderen van een immigrant uit Engeland niet het geval zal zijn. De volgende betekenis van het woord allochtoon komt uit Van Dale:

(1) van elders afkomstig

(2) iem. Die van elders afkomstig is: het CBS definieert een allochtoon als iem. van wie

minimaal één van de ouders in het buitenland geboren is.

De eerste betekenis geeft een mogelijke verklaring waarom iemand uit een ander Westers land niet als allochtoon wordt aangeduid; andere Westerse landen worden niet als ‘ergens anders’ gezien. Kortom, als iemand uit een ander Westers land afkomstig is, voelt het alsof diegene uit een bekend gebied vandaan komt en daarom hetzelfde is. Er treedt een

duidelijke tweedeling op tussen aan de ene kant ‘wij’, diegene die autochtoon is, maar ook diegene die uit een ander Westers land komt, tegenover ‘zij’ die allochtoon is. Een allochtoon is iemand uit een bepaald geografisch gebied of culturele constructie van een bepaald gebied. Ook in de politiek zie je deze splitsing terugkomen: op de website van GroenLinks staat in het standpunt over integratie bijvoorbeeld: ‘Met veel migranten en hun kinderen gaat het gewoon goed. Zij bevolken collegezalen, verzorgen ouderen, staan voor de klas en schieten voetbalclubs naar boven in de eredivisie’. GroenLinks maakt geen gebruik van een hiërarchische oppositie, maar de partij maakt wel gebruik van de veronderstellingen die er binnen het (im)migratievertoog zijn. Deze stelling voelt als een reactie op de aanname dat het niet goed zou gaan met de migranten, een aanname die overeenkomt met de conclusie die Scheffer trekt in zijn essay. Door impliciet te reageren op deze aanname, ondanks dat het is om deze te verwerpen, laat zien hoe dominant dit vertoog is dat migranten als een

‘probleem’ ziet. Zelfs een politieke partij als GroenLinks, die zich heel sociaal opstelt tegenover immigranten en absoluut niet wil discrimineren, kan niet ontsnappen aan het vertoog. Dit voorbeeld laat zien hoe diepgeworteld de aannames over migranten zijn en hoe vast de oppositie tussen ‘wij’ en ‘zij’ is.

(8)

Een vergelijkbare aanname, die de splitsing tussen niet-Westerse immigranten en immigranten uit het Westen ook in stand houdt, is dat allochtonen zorgen voor

maatschappelijke problemen en onrust. Scheffer voorziet dat ondanks de stagnerende economie in Nederland, de migratiestroom zal aanhouden. Door deze aanhoudende

migratiestroom zal er volgens Scheffer een grote economische druk ontstaan, doordat ook zij aanspraak doen op het onderwijs, de rechtspraak, de volkshuisvestiging en de arbeidsmarkt. Scheffer schildert alle niet-Westerse immigranten af als belasting van de Nederlandse

samenleving. Door allochtonen als belastend te zien, creëert hij een hiërarchisch verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’.

Er is volgens Scheffer in 2000 in Nederland een te beperkte integratie, waardoor allochtonen en autochtonen langs elkaar heen leven. Een succesvolle integratie betekent voor Scheffer dat allochtonen meer leren over Nederland. Hierbij moeten we er volgens hem voor zorgen dat de immigranten Nederlands leren en dat we de liberale open samenleving benadrukken. Ook moeten we tolerantie verdedigen en migranten moeten begrijpen dat er in het

openbare leven geen ruimte is voor religieuze tekenen. Integratie wordt hierdoor door Scheffer voorgesteld als iets waarbij de Westerse normen en waarden voorop staan. Daarbij wordt vaak gedacht dat migranten normen en waarden hebben die niet bij onze liberale samenleving passen. De Westerse normen en waarden worden als belangrijker en hoger gezien en wij tolereren de Ander wel, maar op voorwaarde dat ze zich aanpassen. Hieruit vloeit bijvoorbeeld de aanname dat migranten waarschijnlijk homofoob zijn. D66 schrijft in het standpunt over integratie:

Wij beoordelen mensen niet op basis van achtergrond, kleur of geloof, maar op grond van wat ze doen. Waar nodig stellen we duidelijke grenzen. D66 wil bijvoorbeeld dat grondrechten zoals gelijkheid van homo’s onderdeel uitmaken van het

inburgeringexamen.

Door gelijkheid van homo’s in het inburgeringexamen op te nemen, ga je ervan uit dat het iets is wat immigranten nog niet weten en dus moeten leren. Je neemt daarmee ook aan dat overname van bepaalde ‘Nederlandse‘ waarden een voorwaarde is voor de acceptatie van

(9)

migranten in de Nederlandse samenleving. Uit dit citaat kun je opmaken dat de heersende gedachte is dat migranten waarschijnlijk homofoob zijn.

Scheffer benoemt in zijn essay specifiek een probleem met immigranten uit islamitische landen, omdat zij volgens hem een heel ander soort cultuur hebben. Deze andere cultuur wordt geassocieerd met de islam en de islam wordt gepresenteerd als de oppositie van het liberale Westen. In deze oppositie staat het Westen voor open, vrij, liberaal en vrij van religie. De islam daarentegen is per definitie conservatief, fundamentalistisch, gesloten en maakt zich schuldig aan religieus fanatisme. Er wordt gezegd dat de scheiding tussen kerk en staat niet werkelijk aanvaard is in islamitische kringen. In zijn essay schrijft Scheffer: ‘Ook al weten we dat velen de islam in een verwaterde vorm zullen belijden, dan nog is dat geen

vanzelfsprekend gegeven, net zomin als scholen op islamistische grondslag dat zijn’. Volgens hem ligt het gevaar van een fundamentele islam altijd op de loer.

Als Scheffer het over Nederland of de christelijke religies heeft scheidt hij religie van cultuur. In zijn betoog gebruikt hij het begrip ‘islam’ echter om zowel de religie als de cultuur als een politieke ideologie te benoemen. Hierdoor lijken deze drie begrippen één te worden. Dit versterkt de oppositie tussen het Westen en de islam, door de oppositie dat in het Westen kerk en staat gescheiden zijn. Bij de islam daarentegen, zijn kerk en staat verbonden en religie bevindt zich in de openbare sfeer, iets wat volgens dit discours niet in een moderne samenleving past. Hieruit vloeit de aanname dat er in islamitische kringen geen tolerantie is voor ons liberale vrije land. In het essay staat bijvoorbeeld: ‘Af en toe wordt iets zichtbaar van wat door imams wordt gepreekt en hoort men voorbeelden van haatdragendheid tegenover de samenleving waarvan ze geacht worden deel te zijn’. De maatschappelijke problemen rondom moslimjongeren worden als een voorbeeld gezien dat moslimjongeren intolerant zijn ten opzichte van Nederland.

Het (im)migratievertoog bestaat voor een groot deel uit aannames over problemen die er met vluchtelingen, asielzoekers en immigranten zijn. Er is nog een kant van dit vertoog dat ik op dit moment onderbelicht heb gelaten; het gaat in het vertoog namelijk ook vaak om diegenen die nog moeten komen. Zoals blijkt uit het verkiezingsprogramma van de PVV uit 2012 ‘De massa-immigratie is intens schadelijk voor Nederland’ (35). Een terugkomende

(10)

gedachte is dat de problemen die we nu nog kunnen overzien, gigantische proporties zullen aannemen in het geval dat er meer immigranten komen. Zoals ook blijkt uit het standpunt over immigratie van de VVD ‘De aanhoudende toestroom van kansarme migranten werkt het oplossen van integratieproblemen tegen en moet daarom worden gestopt’. De angst voor meer immigranten wordt in het vertoog uitvergroot. Er wordt gezegd dat er nog duizenden, miljoenen zullen komen en dat we in het Westen overspoeld zullen worden met

vluchtelingen. De angst die hier achter ligt is dat wanneer er te veel anderen komen we de grip zullen verliezen op de situatie. Als er te veel anderen komen, worden we zelf tot minderheid gemaakt en een minderheid zijn betekent een verlies van macht en controle. Het probleem dat wordt voorgesteld binnen het (im)migratievertoog bestaat met name uit een idee van zelfverlies. Door multiculturaliteit te omarmen, zal onze eigen cultuur en zullen onze eigen normen en waarden verloren gaan. Deze verwachting heeft te maken met het idee dat allochtonen anders zijn, ‘zij’ zijn niet zoals ‘wij’ en dus vormen ‘zij’ een bedreiging. Dat er verschillen bestaan tussen verschillende culturen is voor mij vanzelfsprekend. Problematisch is dat de Ander of de ‘andere cultuur’ vaak wordt verwoord als

minderwaardig: de immigrant als ballast, als intolerant en als gevaarlijk voor de Nederlandse samenleving. De splitsing tussen het Westen en de ‘islamitische ander’ wordt veel herhaald. Deze tweedeling zorgt ervoor dat de Ander gemaakt wordt zoals wij niet zijn en dit zorgt ervoor dat het hiërarchische verschil in stand wordt gehouden.

Een schets van het (im)migratievertoog in dit hoofdstuk is belangrijk, omdat de roman De

ontelbaren dit vertoog gebruikt en uitvergroot. In dit hoofdstuk heb ik laten zien dat het

(im)migratievertoog voortbouwt op aannames over de Ander en dat er bij dit soort

aannames vaak vanuit wordt gegaan dat er een hiërarchisch verschil bestaat tussen ‘wij’ en ‘zij’. In het (im)migratievertoog is er veel angst voor de problemen rond (im)migranten. Vooral de angst dat er nog meer vluchtelingen, asielzoekers, immigranten naar Europa komen is groot. Deze angst over minderheden wordt verwoord in de roman en in het volgende hoofdstuk zal ik deze angst en de twijfel over de eigen natiestaat aan elkaar koppelen.

(11)

Hoofdstuk 2

Twijfel en angst in De ontelbaren

Het verhaal van De ontelbaren eindigt in een catastrofe waarbij de Europeanen geen middel uit de weg gaan om de nieuwelingen, de ‘indringers’ op te ruimen. Het geweld ten opzichte van de Ander, die een culturele minderheid vormt, zal ik analyseren aan de hand van het essay Fear of Small Numbers: An Essay on the Geography of Anger van Arjuan Appadurai uit 2006.

Appadurai laat in zijn essay een duidelijk verband zien tussen de globalisering en het hevige geweld tegen minderheden over de hele wereld. Hij geeft een duidelijke analyse van dit geweld en de oorzaken van de woede tegen minderheden, die volgens hem een mondiaal probleem is. In de roman worden de negatieve kanten van globalisering uitvergroot; met deze duistere kanten houdt Appadurai zich in zijn essay ook bezig. Appadurai is een sociaal-cultureel antropoloog en heeft veel geschreven over globalisering. In zijn boek

Modernity at Large: Cultural Dimensions of Globalization uit 1996 had hij nog een hele

positieve visie op globalisering. Deze visie heeft hij in zijn latere werk genuanceerd door in te gaan op de donkere kant van de globalisering. Ik heb er voor gekozen om de roman de

Ontelbaren en het essay, Fear of Small Numbers, samen te brengen, omdat ze elkaar kunnen

belichten. Appadurai heeft het in zijn essay over de problematiek van globalisering in de hele wereld. Peeters heeft het in zijn roman over de gevolgen van globalisering in Vlaanderen. Door het bredere mondiale kader dat Appadurai schetst, kan mijn uiteenzetting over de

Ontelbaren in een breder wereldwijde context gelezen worden. In dit hoofdstuk zal ik de

twijfel over de natiestaat in een geglobaliseerde wereld en de angst van de meerderheid voor minderheden die in het boek voorkomt analyseren aan de hand van het essay Fear of

Small Numbers.

Volgens Appadurai is de natiestaat gebaseerd op een idee dat een natie gefundeerd is op een soort etnisch genie. Dit denkbeeld is gevaarlijk, omdat het voor veel woede en geweld kan zorgen tegen minderheden. Deze agressie komt voort uit twijfel en angst over de eigen natiestaat. Enerzijds bestaat deze twijfel uit onzekerheid over de positie van de eigen

(12)

natiestaat in een mondiale ruimte. Anderzijds is er de angst van meerderheden om zelf een minderheid te worden. Door middel van geweld proberen meerderheden etnische zuivering te bereiken. Om tot extreem geweld te komen, moet er eerst een groot gevoel van

onzekerheid zijn:

This approach to the growth in large-scale cultural violence in the 1990s – combining uncertainty and incompleteness – can also provide an angle (neither a model nor an explanation) on the problem of why such violence occurs in a relatively small number of cases, especially if the total universe is measured by the current number of

independent nation-states. The argument presented here – which pivots on the relationship between globalization, uncertainty, and incompleteness – allows us a way to recognize when the anxiety of incompleteness and unacceptable levels of uncertainty combine in ways that spark large-scale ethnocidal mobilization (Appadurai 9).

In de roman wordt de sociale onzekerheid groter gemaakt door de stroom van ontelbaar veel nieuwe mensen die richting Europa trekt. Deze migranten staan voor de Belgische bevolking tussen een puur nationaal geheel zijn en slechts een meerderheid zijn. Een puur nationaal geheel zijn is het doel, omdat er het idee bestaat dat de natiestaat gebaseerd is op een etnisch genie. De angst dat de meerderheid eventueel de minderheid zal worden in getal neemt toe in het boek. Al deze onzekerheden resulteren in de roman in enorm geweld en uiteindelijk in een genocide.

Volgens Appadurai leven we op dit moment in een ‘hyperglobalized world’ (22). De Westerse wereld wil graag globaal zijn als het gaat om vrije handel en communicatie. Het Westen wil echter niet dat er een grote stroom migranten naar het Westen komt. Deze hypocrisie zie je ook in de roman. De personages willen wel genieten van de voordelen van de wereldwijde economie; er gaat een personage op vakantie naar Frankrijk en ze zoeken op het internet informatie op over de hele wereld. De komst van de nieuwkomers wordt echter gezien als last en de ellende die ze meebrengen wordt als een probleem gezien dat vooral ver weg moet blijven, omdat het niet het probleem van de inwoners is.

De globalisering brengt volgens Appadurai veel onzekerheden met zich mee. De toename van uitwisselingen roept vragen op, over waar iemand vandaan komt, verblijft en wat

(13)

iemands aspiraties zijn (Appadurai 37). Migratie is een oud fenomeen, maar onder invloed van de globalisering zijn de uitwisselingen toegenomen. Migranten zijn voor hem daarom een voorbeeld van een nieuw soort minderheden. Andere migranten waar Appadurai al meer geweld ziet, ‘whether they are numerical, cultural, or political minorities and whether they are minorities through lack of the proper ethnicity or proper documentation or by being visible embodiments of some history of mutual violence or abuse’ (40). Hij beargumenteert dat de angst voor minderheden eigenlijk een angst is voor de globalisering, omdat we het gevoel hebben dat we die niet langer kunnen controleren. De globalisering zelf heeft geen gezicht en kan daarom geen object van ethnocide zijn, maar minderheden kunnen dit wel (Appadurai 44). Een andere reden dat in de tijd van de globalisering de agressie tegen minderheden is toegenomen; is dat de minderheden natiestaten herinneren aan hun eigen eventuele positie als minderheid in de wereld. Dit zorgt voor een wereldwijde impuls om minderheden te elimineren. Zodra de nieuwkomers in de roman naar Europa komen om welvaart en voorspoed te zoeken, ontstaan er enorme problemen in het werelddeel. Waarom deze angst en woede tegen minderheden in de roman precies ontstaat zal ik hieronder analyseren.

Door de komst van honderd duizenden nieuwkomers in de roman, ontstaan er onzekerheden over wie er wel onder de ‘wij’ valt en wie niet. Dit uit zich in vragen als; hoeveel personen van die soort zijn er daadwerkelijk en hoe veel van ‘hen’ zijn er nu onder ‘ons’? Er is ook twijfel over wat de eigen identiteit bepaalt, wat de karaktereigenschappen zijn van iemand die Belgisch is of inwoner van Europa. Deze onzekerheid zorgt voor een intolerante houding tegenover de vraag of bepaalde individuen recht hebben op door de staat gefaciliteerde goederen. Deze goederen zijn namelijk een voorrecht voor de ‘wij’ en niet voor de Ander. Economische voorspoed is een voorrecht van Europeanen, mensen uit andere werelddelen moeten het maar met minder doen, is de impliciete mening van de personages in de roman: ‘[…] er zijn te veel kosten, de staat kan het niet bolwerken’ (Peeters 76). De nieuwkomers zijn met te veel, waardoor het Belgische plaatsje vastloopt, ‘Het hele dorp was overspoeld, het waren er te veel, te veel’ (Peeters 76). Door de komst van voortdurend meer nieuwkomers, kan de economische zekerheid voor de inwoners op den duur niet meer gewaarborgd worden. Deze angst voor de financiële kosten die migranten met zich meebrengen wordt ook benadrukt door Scheffer.

(14)

In het begin van de roman zijn er nog duidelijke verschillen tussen de inwoners en nieuwkomers: de inwoners onderscheiden zich op basis van uiterlijk en ook op basis van sociale en economische positie. De duidelijke splitsing tussen ‘wij’ en de ‘zij’ gaat in de loop van de roman meer vervagen. Het leven van de inwoners en nieuwkomers wordt

onbestendiger, er is minder eten, de woonruimte is schaars en economische positie van de inwoners wordt zwakker. Dit verschil wordt later in de roman herstelt als de inwoners de vluchtelingen gaan vermoorden. De inwoners worden daders en de nieuwkomers worden slachtoffers. Het machtsverschil wordt weer hersteld. In het volgende fragment wordt er benoemd wat de verschillen tussen de inwoners en nieuwkomers zijn:

[…] Hij had een stoel bij het raam geschoven, met zijn voeten op de vensterbank keek hij naar de Markt.

Het plein krioelde van de mensen, er stonden nog maar weinig auto’s. Mensen die rondhingen, die in groepjes bij elkaar stonden, door elkaar liepen, op de grond zaten, een bonte wemeling van kleuren en huidskleuren. De inwoners kon je er gemakkelijk uithalen, met hun degelijke pakken, hun modekleuren, hun doel voor ogen, ze wisten welke straten ze wilden inslaan, welke deuren ze wilden binnengaan, maar hun gezichten waren vertwijfeld, hun wegen overhoop gehaald, ze ergerden zich aan de vreemdelingen, aan de autoriteiten, aan de hitte, aan alles wat niet draaide zoals het moest. De vreemdelingen liepen er vredig bij, ze wisten dat ze zochten, dat ze zouden vinden en dat ze het zouden krijgen, ze zagen met hun eigen ogen dat het allemaal aanwezig was, dat wij het probeerden te verbergen, maar dat ons daarvoor het geduld ontbrak, dat wij hetzelfde wilden als zij, dat het enige verschil was dat wij het al bezaten en als de dood waren het te verliezen en het daarom hardnekkiger vastklampten, zodat hoe meer we het probeerden te loochenen hoe meer het ons verraadde (Peeters 77).

De onzekerheid over de eigen positie neemt in dit fragment toe. Er is geen enkel personage dat vat kan krijgen op de hoeveelheid vluchtelingen, dit uit zich door de herhaling van de woorden ‘te veel, te veel’. Deze onzekerheid resulteert uiteindelijk in geweld, de ‘indringers’ moeten weg. Soldaten worden ingezet om de vluchtelingen op te sporen, als er iemand wegrent, oftewel probeert te ontsnappen, mag die vluchteling doodgeschoten worden (Peeters 85). Brackx, Sofie en Lucas, de oude Schijvers, van Oost en het stel Hugo en Greet wonen bij elkaar in de straat in het Belgische dorpje en vertellen een relatief groot deel van het verhaal. Achter hun huizenblok gaan de vluchtelingen huizen bouwen ze zwerven niet

(15)

langer rond. De vluchtelingen krijgen een eigen plek en worden hiermee ook inwoners: ‘‘Het is nu in ieder geval hun bos,’ zei van Oost. ‘Ze zijn nu net zo goed buren als wij’’ (Peeters 100). Een van de mensen die in de in de huizen in het bos woont is Sandor, hij is een professor en probeert de Vlaamse taal te leren. Doordat hij de taal van de inwoners en vluchtelingen kent gaat hij als bemiddelaar fungeren en krijgt hij in de roman ook een stem. Als de onrust in de roman aanhoudt, wordt het verschil aldoor kleiner, iedereen zit in het zelfde schuitje, ‘[…] zij, wij? Hoe lang gaat dat verschil nog op?’ (Peeters 117). De bewoners van het Vlaamse platteland zijn van mening dat de nieuwkomers aanspraak doen op de privileges van de inwoners, waardoor ze te dichtbij komen.

Een meerderheid kan niet bestaan zonder minderheid en ze zijn daardoor onlosmakelijk verbonden. Om de ‘wij’ te kunnen construeren is een bepaalde constructie van de Ander nodig om de eigen identiteit vorm te geven. Als de grens tussen de ‘wij’ en de ‘zij’ gaat vervagen is dat een probleem, omdat er dan geen verschil meer is. De mogelijkheid ontstaat, dat meer- en minderheid van plek kunnen wisselen. Meerder- en minderheden zijn

begrippen die niet per se met aantallen te maken hebben, maar ook met macht. Meerderheden denken dat ze in gevaar zijn en een minderheid kunnen worden, op het moment dat de Ander te veel op de ‘wij’ gaat lijken (Appadurai 83). De verschillen moeten daarom uitvergroot worden, zodat de Ander niet hetzelfde wordt als de ‘zelf’. Appadurai gebruikt voor dit fenomeen het begrip narcissism of minor differences van Freud (1929). Er is dus een paradox: de Ander is nodig om de eigen identiteit vorm te geven, maar als de Ander te veel op de zelf gaat lijken, moet die geëlimineerd worden. Gelijkenis is soms een grotere bedreiging dan het verschil. In De ontelbaren lijkt deze angst dat meer- en minderheid van plek wisselen werkelijkheid te worden. In het boek voelen de personages zich bedreigt als meerderheid, ze moeten de Ander vernietigen om zelf te overleven. De angst dat er nog meer vluchtelingen komen neemt in De ontelbaren de overhand:

Wat we gehad hadden was de voorhoede die in onze parken en op onze pleinen neerstreek, in onze bushokjes sliep, in scholen en tenten werd opgevangen, nu kwam de hoofdmacht, miljoenen en miljoenen over alle groten wegen in het Westen, het vrachtverkeer viel stil, forenzen konden niet op hun werk komen, formulieren werden niet ingevuld, orders niet gegeven, het ging te snel, hoe traag de meute ook vorderde, en ze waren met te veel, te veel (Peeters 102).

(16)

De herhaling van ‘te veel, te veel’ sluit ook dit citaat af. Ondanks dat er al te veel zijn, komen er nog meer en meer vluchtelingen bij. Dit zorgt voor chaos en de chaos zorgt voor angst. Deze angst wordt bijvoorbeeld geuit als het gaat om woonruimte, ‘Zij waren gekomen maar waar moesten wij naartoe?’ (Peeters 78) en ‘ieder gezin zijn eigen huis, het was onhoudbaar’ (Peeters 88). Het wordt alsmaar duidelijker dat er te veel nieuwkomers zijn, die allemaal een plek zoeken en die zelfs de huizen van de inwoners gaan overnemen. De minderheden zijn met zo veel, dat ze in getal meerderheid dreigen worden. De angst wordt almaar groter dat deze massa tussen de oorspronkelijke meerderheid en een puur nationaal geheel instaat. Daardoor ontstaat een gevoel van incompleet zijn, het wel zien van een puur, rein nationaal geheel, maar het niet kunnen bereiken. Appadurai noemt dit begrip ‘anxiety of

incompleteness’ (8) in volgend citaat legt hij het in zijn eigen woorden uit:

that the tip-over into ethnonationalism and even ethnocide in democratic polities has much to do with the strange inner reciprocity of the categories of “majority” and “minority” in liberal social thought, which produces what I call anxiety of

incompleteness. Numerical majorities can become predatory and ethnocidal with

regard to small numbers precisely when some minorities (and their small numbers) remind these majorities of the small gap which lies between their condition as majorities and the horizon of an unsullied national whole, a pure and untainted national ethnos. This sense of incompleteness can drive majorities into paroxysms of violence against minorities (Appadurai 8).

In de roman is het geen ‘small gap’, zoals Appadurai het noemt, maar wordt het wel heel duidelijk wat er precies tussen de meerderheid en deze pure natie instaat. Dit gevoel leidt ertoe dat er een ‘predatory identity’ (Appadurai 51) ontstaat.

Hoe groter de problematiek rondom de vluchtelingen wordt, hoe meer geweld er in de roman gebruikt wordt. In het begin van het boek wordt er nog verontwaardigd gereageerd als er grote getallen vluchtelingen worden vermoord: ‘De dodentallen werden niet genoemd, ze had gezien dat de golven rood kleurden. De verontwaardiging was groot, het protest was beperkt gebleven.’ (Peeters 66). Enkele hoofdstukken later lijkt het geweld de enige uitweg, bruggen worden opgeblazen met honderden doden tot gevolg en een zelf aangestelde burgerwacht begint met het ‘opruimen’ van de straten. Ze vermoorden de vluchtelingen en

(17)

minderheden worden ontmenselijk, zodat het geweld tegen deze ‘kevers’, ‘luizen’, ‘ratten’ en ander ongedierte legitiem wordt. Het toenemende geweld tegen migranten waar in de roman sprake van is, kan verklaard worden aan de hand van Appadurais begrip van een roofzuchtige identiteit. ‘I define as predatory those identities whose social construction and mobilization require the extinction of other, proximate social categories, defined as threats to the very existence of some Group, defined as a we’ (Apadurai 51). De meerderheid claimt dat een andere collectieve groep vernietigd moet worden om zelf te kunnen overleven. Ze hebben namelijk het gevoel dat ze zelf minderheid worden, als de nieuwkomers niet

verdwijnen. Minderheden roepen zoveel woede op, omdat ze staan voor de vermenging en het obstakel tussen meerderheid en een zuivere natie.

In dit hoofdstuk heb ik de roman samen gebracht met de inzichten over de duistere kant van globalisering van Appadurai. De roman laat zien dat er binnen onze tolerante maatschappij de beginselen van een genocide aanwezig zijn, daarom is het huidige vertoog over

minderheden gevaarlijk. Er wordt vaak de aanname gemaakt dat enorm geweld in het Westen niet voor kan komen, omdat Westerse burgers zo tolerant zijn. In dit hoofdstuk heb ik laten zien dat in de roman deze tolerantie gemakkelijk kan omslaan in bruut geweld. In het volgende hoofdstuk zal ik dieper ingaan op het begrip van tolerantie in het Westen en hoe het geweld ondanks de vermeende tolerantie houding van Westerse burgers in de roman toch mogelijk is.

(18)

Hoofdstuk 3

Tolerantie in De ontelbaren

Het lijkt wellicht paradoxaal om het over tolerantie te gaan hebben naar aanleiding van een roman waar zoveel geweld in voor komt. In dit hoofdstuk zal ik laten zien dat het dat niet is. In het Westen wordt tolerantie als een belangrijke waarde en als een deugd gezien. De aanname is dat tolerantie ervoor zorgt dat bruut geweld, zoals dat in De ontelbaren voorkomt, niet kan plaatsvinden. In dit hoofdstuk zal ik laten zien dat deze twee geen tegengestelde krachten zijn, maar dat ze elkaar juist ondersteunen of aanvullen. De volgende vier teksten zijn belangrijk, omdat ik met behulp hiervan de werking van tolerantie in de roman kan belichten. Wendy Brown haar studie Regulating Aversion.

Tolerance in the Age of Identity and Empire (2006) laat zien op welke manier tolerantie als

een discours werkt binnen onze beschaafde samenleving en laat zien dat tolerantie en geweld geen paradox vormen. Het interview Philosophy. In a Time of Terror. Dialogues with

Jürgen Habermas and Jacques Derrida van Giovanna Borradori (2003) zal ik gebruiken in

relatie tot het begrip “Hospitality”. Dit begrip komt vaker voor in het werk van Derrida een Frans literair criticus en filosoof, maar juist dit interview is interessant voor mijn analyse omdat hij hierin een expliciet verband legt tussen gastvrijheid en tolerantie. Daarnaast zijn twee teksten van Slavoj Zizek van betekenis, te weten het artikel “Liberal Multiculturalism Masks an Old Barbarism with a Human Face” uit The Guardian (2010) en een hoofdstuk uit zijn boek Violence. De theorie in Violence gaat in op een groter probleem dat zichtbaar wordt door tolerantie, namelijk dat geweld en tolerantie een oorzaak gevolg relatie hebben. Het artikel in The Guardian zal ik gebruiken in relatie tot het excessieve geweld tegen de nieuwkomers waar in de roman sprake van is. Allereerst zal ik het begrip tolerantie aan de hand van de theoretische teksten en de roman uiteenzetten. Vervolgens zal ik kijken naar het extreme geweld aan de hand van het begrip ‘barbarism with a human face’ dat Zizek

gebruikt in zijn artikel.

Tolerantie is heel belangrijk in het liberale multiculturele Westen. Ongelijkheid en racisme worden bijvoorbeeld voorgesteld alsof ze het gevolg zijn van intolerantie. De oplossing voor

(19)

ongelijkheid is tolerantie en niet emancipatie, politieke strijd of zelfs gewapende strijd (Zizek,

Violence 119). Tolerantie wordt vanuit het liberalisme gezien als omgaan met datgene

waarvan ze niet kunnen voorstellen dat ze het zullen zijn.

Historically and philosophically, tolerance is rarely argued for as an entitlement, a right, or a naturally egalitarian good in the ways that liberty generally is. Rather, one pleads for tolerance as an incorporative practice that promises to keep the peace through such incorporation (Brown 178).

Het gaat er bij het tolereren van de andere cultuur niet om dat het verschil wordt

overkomen, dat er een gevoel van solidariteit ontstaat of dat er emancipatie optreedt, het gaat erom dat geweld wordt voorkomen (Zizek Violence 113). Voor Derrida is tolerantie een zeer voorwaardelijke vorm van gastvrijheid. We accepteren de buitenlander of de Ander maar tot op zekere hoogte en met bepaalde beperkingen (Borradori 128).

Tolerantie is altijd een gunst die verleend wordt, van diegene die het niet nodig heeft aan diegene die het wel nodig heeft. Tolereren wordt hierdoor een ‘act of power’ (Brown 186). Er ontstaat een hiërarchisch verschil tussen tolererende en getolereerde. De getolereerde wordt als niet capabel geacht om zelf te tolereren en dus als inferieur gezien (Brown 187). Juist door het object van tolerantie als minderwaardig aan te merken krijgt het het stempel van een ‘lower form of life’ (Brown 187). De sterke, die zich niet kwetsbaar voelt, kan het zich dus veroorloven om te tolereren. Dit zien we ook terug in de roman. Zolang de sterke

meerderheid nog dominant is kan deze de Ander tolereren. Het verhaal begint op het moment dat de vluchtelingen fysiek te dichtbij komen, daardoor bevinden ze zich op de grens van tolerantie. Zodra de eigen positie van de inwoners zwakker wordt en de

nieuwkomers steeds dichter bij komen, tolereren de inwoners de nieuwkomers niet langer. De schijnbare tolerantie kan daardoor gemakkelijk omslaan in geweld.

Het doel van tolerantie is geen gelijkheid of solidariteit, maar ‘how to put up with others’ (Brown 184). Derrida ziet tolerantie als een heel voorwaardelijke vorm van gastvrijheid, dus geen echte gastvrijheid:

Tolerance is actually the opposite of hospitality. Or at least its limit. If I Think I am being hospitable because I am tolerant, it is because I wish to limit my welcome, to

(20)

retain power and maintain control over the limits of my “home,” my sovereignty, my “I can” (Borradori 127, 128).

Er bestaan volgens Derrida twee soorten gastvrijheid, onvoorwaardelijke en voorwaardelijke. Bij de eerste gastvrijheid, accepteer je de Ander zonder vragen of voorwaarden te stellen. Deze notie van gastvrijheid is volgens Derrida niet te behalen, omdat er altijd bepaalde voorwaarden worden gesteld aan een verblijf. Deze opvatting zou wel altijd het streven moeten zijn. De tweede is voorwaardelijke gastvrijheid, je stelt strenge voorwaarden aan het verblijf van een ander. Tolerantie is een heel voorwaardelijke vorm van gastvrijheid. Je tolereert de Ander alleen onder bepaalde condities.

In De ontelbaren nemen de nieuwkomers de openbare ruimte over, terwijl ze niet in het stadsbeeld passen. De Westerse “hospitality” (Borradori 128) wordt gekenmerkt door de Ander die op afstand moet blijven. Asielzoekers moeten in een vluchtelingenkamp verblijven, totdat Europa over hun lot heeft besloten. Door te ontsnappen, doorbreken ze de

belangrijkste voorwaarde die gesteld wordt aan de gastvrijheid van Europa. De asielzoekers komen vanaf het begin van de roman te dichtbij. De grenzen van tolerantie worden daardoor constant opgezocht. De roman laat de voorwaardes van tolerantie zien en maakt daarmee de vanzelfsprekende tolerantie tot iets problematisch. Een van deze voorwaardes blijkt ook uit de volgende scene. Door een enorme storm zijn er twee nieuwkomers overleden. De doden liggen op de veranda van Vanoost en de rouwende mensen willen niet weggaan. Vanoost vraagt zich dan af: ‘Hoe houd je twintig rouwende mensen bij je huis vandaan? Jaag je ze weg, met stokken? Op welke afstand moesten ze blijven?’ (Peeters 96). De vluchtelingen moeten weg, omdat alleen hun aanwezigheid al voor overlast zorgt.

Het discours van tolerantie draait volgens Brown om de standaarden van wat het Westen beschaafd vindt en wat niet. Tolerantie werkt als een teken van Westerse superioriteit, het is volgens Brown eigenlijk een verhulling voor de Westerse dominantie (Brown 182). Tolerantie is binnen het liberale beschavingsdiscours van belang, omdat de Westerse superioriteit en het beschavingsdiscours elkaar standhouden. Het liberale, Westerse subject bepaald de grenzen van tolerantie, en praktijken die hier buiten vallen kunnen niet door de beschaving getolereerd worden. De term tolerantie wordt door dit discours gezuiverd en het maakt de

(21)

Ander als bijna niet te tolereren. Het liberalisme wordt iets dat superieur is, omdat het tolereert ondanks dat het zelf niet getolereerd hoeft te worden (Brown 187). Door te verklaren dat bepaalde gebruiken of subjecten niet getolereerd kunnen worden, worden ze gestigmatiseerd als onbeschaafd. Wat binnen de beschaafdheid valt wordt wel getolereerd en is tolerant, dat wat er buiten valt is het allebei niet (Brown 182). In de roman wordt de Ander tot een onbeschaafd, barbaars subject gemaakt, dat uiteindelijk niet te tolereren is. Een belangrijk voorval in het verhaal is de inbraak in de winkel die bewaakt wordt Raymond, Frans en Erik. De drie worden door de directeur van de supermarkt ingehuurd om de winkel te bewaken, omdat het voedsel schaars is. De bewakers besluiten echter om de winkel zelf te beroven. De directeur komt op de bewuste avond langs en om zichzelf te redden gooit een van de bewakers voedsel naar de stroom vluchtelingen achter het hek. De asielzoekers beginnen direct over het hek te klimmen en de drie bewakers krijgen daardoor de

gelegenheid om te vluchten. De directeur blijft in de winkel, terwijl die wordt geplunderd door honderden onbekenden. (Peeters 104-109) De bewakers maken een bepaalde

aanname: de vluchtelingen trekken al dagen of zelfs weken door Europa en zijn uitgeput en hebben honger. Ze zijn ook onbeschaafd, dus veronderstellen de bewakers aan dat ze de winkel wel zullen plunderen. Dat dit inderdaad gebeurt, zorgt ervoor dat de vluchtelingen niet getolereerd kunnen worden.

De inwoners maken de condities en bepalen wat ze wel en niet accepteren. Het gevoel van superioriteit dat voort vloeit uit het tolerant zijn, geeft hen de macht om te zeggen wanneer ze voldoende hebben ‘geaccepteerd’. ‘Tolerance, a beacon of civilization, is inappropriately extended to those outside civilization and opposed to civilization; violence, which tolerance represses, is the only means of dealing with this threat and is thereby self-justifying’ (Brown 179). In de roman zorgt deze positie van de inwoners er tevens voor dat vanuit het Westen geweld tegen de ongetolereerde wordt toegelaten en gelegitimeerd, zonder dat ze als ongeciviliseerd worden beschouwd.

De angst en daarmee ook de bruutheid neemt in de tweede helft van deel twee toe, doordat er meer en meer mensen naar Europa komen. In het Belgische dorpje worden steeds meer nieuwkomers op brute wijze vermoord:

(22)

Hoorde het beginnen. Schreeuwen, brullen. Klappen die neerkwamen. Een knal dreunde door de straat. Mensen strompelden het trottoir op. Twee bleven liggen, de anderen struikelden over de lichamen. Opnieuw een knal. Ze schopten naar de lichamen, degenen die overeind krabbelden kregen een bijl in hun ribben.

Bloed. Nu rook hij het werkelijk, en de kruitdamp, de lichamen die bleven liggen. Sommigen probeerden te ontkomen, in het wilde weg, blindelings deze kant uit.

Hij zag de vrouw met het geweer aanleggen. Hij opende zijn mond, wijd.

Het schot was hem voor. Hij zag een vrouw neerstruiken, ze trok het kind aan haar hand mee tegen de stenen.

Hij wist niet of hij had geroepen.

Het kind kroop overeind. Het kind wrikte aan zijn moeder.

De vrouw mikte opnieuw. Maakte een einde aan het kind (Peeters 140).

Het geweld is zo dichtbij dat de man in het fragment de doden kan ruiken en mensen angstig hoort gillen. Ondanks dat het geweld zo dichtbij en zo echt is, lijkt er voor hem geen

mogelijkheid om zich hiertegen te verzetten, omdat hij in shock is. Het is niet zo dat hij zich niet kán verzetten, maar hij doet het niet, waardoor hij in zekere zin zelfs bijdraagt aan deze opruimingsactie. Geweld tolereren als toeschouwer betekent dat je eraan mee doen. Zijn medeplichtigheid wordt onderstreept, als de burgerwacht langskomt bij zijn huis om geld te vragen voor deze actie.

De gewelddadigheid waarmee tientallen vluchtelingen worden afgeslacht in de roman laat een onmenselijke kant van het liberale tolerante Westen zien. Het barbaarse geweld uit de roman zal normaal gesproken worden afgekeurd, omdat zulk geweld niet bij het tolerante Westen hoort. Als de Ander de grenzen van tolerantie overschrijdt, maakt dit het geweld legitiem en zelfs noodzakelijk. Zizek ziet in zijn artikel “Liberal multiculturalism masks an old barbarism with a human face” een tendens ontstaan in het politieke veld in Europa, er ontstaat een nieuw soort partij: ‘an increasingly strong anti-immigrant populist party which, on its fringes is accompanied by overtly racist neofascist groups’. Hij ziet dit soort partijen ontstaan in Polen nadat de ex-communistische partijen zijn verdwenen. Vergelijkbare tendensen ziet hij in Nederland, Norwegen, Zweden en Hongarije (Zizek “Liberal Multiculturalism”). Zizek beargumenteert in hetzelfde artikel dat het Westerse

(23)

direct populist racism as “unreasonable” and unacceptable for our democratic standards, they [our governments] endorse “reasonably” racist protective measures’. Hij ziet een afkeuring van direct barbarisme en een acceptatie van ‘barbarism with a human face’ in het (anti)immigratie beleid van verschillende Westerse landen (Zizek “Liberal Multiculturalism”). Het barbarisme met een ‘menselijk’ gezicht wordt geaccepteerd, omdat het wordt gezien als een ‘noodzakelijk kwaad’. Het is redelijk en dus normaal, het vertoog over tolerantie wordt geneutraliseerd en daardoor lijkt het niet meer als ideologie te bestaan, maar als gezond verstand. De roman laat door middel van het geweld het potentiële ‘barbarisme met een onmenselijk gezicht’ zien dat al impliciet in de notie van ‘barbarisme met een menselijk gezicht’ zit. De man uit bovenstaand fragment was ontdaan over de moord op tientallen vreemden, maar desondanks droeg hij bij aan de kosten van deze opruimingsactie. Hij moet dit geld wel betalen, omdat hij anders niet meer in die wijk mag wonen. Hij ziet het

opruimen van de vluchtelingen als een noodzakelijk kwaad, de opruimingsactie zal hem ‘rust, veiligheid, opnieuw vrije ruimte’ (Peeters 143) geven. Eigenlijk kunnen de personages niet anders dan zwijgen en instemmen met dit soort massa moorden. Volgens Zizek laat dit teruggang zien van ‘Christian love of one’s neighbour’ naar een samenleving die de eigen stam bevoorrecht ten opzichte van de barbaarse Ander (Zizek “Liberal Multiculturalism”). Ook het ‘barbarism with a human face’ is immers barbarisme, waarvan de roman laat zien dat die een onmenselijke kant heeft en mogelijke onmenselijke, gewelddadige consequenties kent.

Barbarisme bestaat dus weldegelijk in de huidige dominante vertogen over migratie en de praktijken die daarmee gepaard gaan. Het barbarisme is slechts geneutraliseerd en daardoor is het onzichtbaar gemaakt. De roman laat echter zien dat deze extreem wrede en

beestachtige kant van de samenleving in potentie weldegelijk bestaat en dat de personages niet anders kunnen dan instemmen met het vermoorden van de vluchtelingen. Er bestaat geen manier om kritiek te leveren op deze moorden, omdat het geweld wordt voorgesteld als een noodzakelijk kwaad.

In dit hoofdstuk heb ik laten zien dat tolerantie als waarde zoals het in het Westen vaak gebruik wordt tegenstrijdigheden kent, hierdoor is De ontelbaren kritisch ten opzichte van

(24)

onze hedendaagse Westerse maatschappij. In het volgende hoofdstuk zal ik verder in gaan op de kritische potentie die de roman heeft, en op het vertoog over tolerantie.

(25)

Hoofdstuk 4

De verschillende stemmen in De ontelbaren

In dit concluderende hoofdstuk zal ik kijken hoe de roman als geheel werkt in relatie tot het eerder genoemde vertoog. Welke narratieve strategieën worden er gebruikt in de roman en hoe dragen ze bij aan de manier waarop de roman gelezen kan worden? Eerst zal ik de hand van een close-reading van scènes uit de roman onderzoeken in hoeverre de verschillende stemmen radicaal van elkaar afwijken of tot dezelfde ‘stem’ behoren. Vervolgens zal ik een conclusie trekken over de positie die de roman in neemt ten opzichte van het (im)migratie vertoog in Nederland. Werkt De ontelbaren als een bevestiging van het vertoog of levert de roman er juist kritiek op? En als dit laatste het geval is, hoe krijgt deze kritiek dan vorm in de roman?

Een onderzoek naar de verschillende stemmen en hoe die zich tot elkaar verhouden in De

ontelbaren is heel belangrijk, omdat in verschillende stemmen de potentie ligt om kritisch te

zijn ten opzichte van het dominante vertoog. De roman lijkt voort te bouwen op het vertoog zoals dit is geschetst in het eerste hoofdstuk. Toch vraag ik mij af of er bijvoorbeeld door de verschillende stemmen ruimte wordt gecreëerd voor een tegenvertoog. De stemmen in de roman zal ik analyseren door te kijken naar de stem van de vluchteling en hoe de roman deze inzet, en naar de stemmen van de inwoners van het Belgische dorpje: hoe wordt er door hen over de vluchtelingen gesproken in termen van een last of probleem. Ik heb ervoor gekozen om deze stemmen tegenover elkaar te zetten, omdat ze de stemmen van beide partijen zijn en een idee van objectiviteit lijken te pretenderen. Als derde heb ik de stem van de

geschiedenis geanalyseerd. De roman maakt enkele mogelijke verwijzingen naar excessief geweld uit de geschiedenis, ik vraag me af wat deze verwijzingen met het verhaal te maken hebben.

De stem van de vluchteling

Een van de stemmen in De ontelbaren is die van een vluchteling, deel een en drie worden door hem verteld. In het eerste deel lees je wat voor leven deze man had in zijn

(26)

Europa is en nog steeds op zoek is naar een plek om te wonen. In het eerste en derde deel is de vluchteling de directe verteller, terwijl er in het tweede deel verteld wordt door een externe verteller. De vluchteling krijgt in de roman op narratief gebiedt een stem. Hij blijft echter anoniem, in tegenstelling tot de Westerse personages in het boek krijgt hij geen naam. Het blijft voor de lezer niet alleen onduidelijk hoe hij heet, het wordt ook in het ongewisse gelaten waar hij vandaan komt. De eerste zin van de roman luidt, ‘Waar hij vandaan kwam was duidelijk, uit het oosten, waar het land ligt’ (Peeters 7). Het eerste deel van deze zin impliceert dat de lezer al weet waar hij vandaan komt. Dit is niet het geval, hierdoor wordt dit ondergeschikt gemaakt. Het gaat er in dit deel van het boek om waar de vluchteling heen gaat. Hiervoor is het niet van belang wie hij is, hoe hij heet en waar hij vandaan komt. De vluchteling wordt op deze manier tot een personificatie gemaakt van de vele vluchtelingen die naar Europa trekken. Tegelijkertijd zorgt deze anonimiteit voor een herhaling van het Westerse vertoog dat migranten berooft van hun individualiteit.

De onbekende vluchteling krijgt een stem, zodat je als lezer wel een beeld van hem krijgt. Deze vluchteling is een man, hij wil naar het Westen komen vanuit een economisch oogpunt. Hij heeft echter onvoldoende geld om een plek op de boot naar het Westen te kopen,

daarom verkoopt hij de hoer die hij heeft leren kennen aan de mensenhandelaar. Prins heeft het in haar analyse van het minderhedendebat het specifiek over hoe migranten worden gerepresenteerd. Volgens haar richt het vertoog zich met name op mannelijke migranten (Prins 33). In het eerste deel van De ontelbaren zijn het alleen mannen die een stem krijgen, de vluchteling, de man in de winkel, de man die voor de overtocht zorgt, de mannen op de houtzagerij en de man in de auto. De twee vrouwen die in dit deel wel een plek krijgen binnen de roman, de vrouw in de auto en de hoer, krijgen allebei geen stem. Binnen ditzelfde vertoog worden vrouwen volgens Prins op een andere manier gepresenteerd: ‘Vrouwelijke migranten worden gepresenteerd als slachtoffers, en wel van hun ‘eigen’ cultuur en religie.’ (Prins 34). In de roman is het de dove hoer die het slachtoffer is en verkocht wordt aan de mensenhandelaar. Dat in het eerste deel alleen mannen een stem krijgen en vrouwen gepresenteerd worden als slachtoffers van hun eigen cultuur, zijn voor mij twee belangrijke aanwijzingen dat de roman zich bewust is van het vertoog over (im)migratie zoals Prins dat schetst. Een andere opvatting over vluchtelingen die vaak terugkomt in de media en politiek, is dat vluchtelingen niet eerlijk zouden zijn over waarom ze naar het Westen komen. Ze

(27)

zouden namelijk naar Europa komen om te ontsnappen aan de slechte eigen economische positie, maar dit zeggen ze niet: ‘We werden in verschillende talen ondervraagd. Ik vertelde wat ik dacht dat het beste was te vertellen’ (Peeters 46). Deze vluchteling bevestigt de aannames die er in het Westen bestaan, over de vluchtelingen die naar Europa komen. De stem van de vluchteling wordt door de roman gebruikt om het (im)migratie vertoog te bevestigen. Op narratief gebied krijgt de vluchteling wel degelijk een stem, het zijn de feiten van zijn verhaal die de verwachtingen bevestigen. De vluchteling is anoniem en wordt

hierdoor een personificatie van de stroom nieuwkomers. Tegelijkertijd wordt deze vluchteling geconstrueerd aan de hand van verschillende aannames die er over migranten bestaan in het Westerse (im)migratie vertoog. Zelfs als de vluchteling wel een stem krijgt, wordt zijn

individualiteit weggevaagd. De stem van de vluchteling wordt in de roman ingezet om het vertoog zoals dat in het Westen over migranten geconstrueerd is te bevestigen.

Nieuwkomers als last: stemmen van de inwoners

De rest van het verhaal wordt verteld door verschillende personages uit een Belgisch dorpje, zij vertellen ieder vanuit hun eigen perspectief wat ze van de stroom vreemdelingen vinden. De vertelsituatie verschilt in dit midden deel van de rest van de roman; er wordt hierin verteld door een externe verteller. De komst van nieuwkomers gaat vanaf het begin van de roman gepaard met kleine problemen: er worden bijvoorbeeld aardappels gestolen en van een jongen worden zijn schoenen gestolen. Voor de meeste personages is het grootste probleem dat de vluchtelingen er zijn. Er wordt door enkele personages benadrukt dat de nieuwkomers niets fout doen, maar het feit dat ze er zijn is toch vervelend en wordt als probleem gezien. In het volgende fragment heeft Sofie, die in een bakkerij werkt, een gesprek met een klant over de nieuwkomers.

‘‘Zolang ze niets misdoen.’

‘Dat doen ze zonder dat we het zien,’ zei de klant. ‘Denk je dat het zo’n vaart loopt?’

‘Ik denk het niet, ik voel het. Ik had het graag anders gedacht. Kijk maar uit.’ De klant vertrok’ (Peeters 57).

(28)

Sofie benadrukt dat de vluchtelingen niets misdoen, deze nuancering wordt echter

weggeredeneerd. Dit zorgt ervoor dat er in de roman geen ruimte is voor echte kritiek, de kritiek die geleverd wordt, wordt in de roman niet gehoord. Er worden door andere

personages ook een tal van uitspraken gedaan over de komst van de nieuwkomers in termen van een probleem, zoals ‘De stad wordt overspoeld door vluchtelingen. De regen drijft ze als raten uit hun riolen. Daar komen moeilijkheden van, wacht maar af.’ (Peeters 58). Minnaard schrijft in haar artikel ‘“Pas op, ze komen...” De uitvergroting van een publiek doemscenario in Elvis Peeters’ roman De ontelbaren.’ over de consequenties van een uitvergroting het vertoog. Doordat bepaalde metaforen van bedreiging en ondergang in de roman herhaald worden, ziet zij een koppeling met het vertoog over (im)migratie. In het artikel besteedt ze specifiek aandacht aan hoe de vluchtelingen als groep beschreven worden (Minnaard 67). Door de vluchtelingen te ontdoen van hun menselijke waarde, is het extreme geweld mogelijk, zoals uiteengezet in het derde hoofdstuk.

De burgemeester van het Belgische dorpje wordt gevraagd om het probleem rondom de vluchtelingen op te lossen. Hij erkent dat er een probleem is, maar tegelijkertijd vindt hij het moeilijk om de vluchtelingen als schuldigen aan te wijzen, zoals blijkt uit het volgende fragment:

Ze moesten mannen en vrouwen apart opsluiten, maar bij wie hoorden de kinderen? Ze hadden er niet een op een diefstal kunnen betrappen. Zelfs bedelen kon niet worden bewezen, ze vroegen allen maar waar ze eten konden krijgen en onderdak, in hun onverstaanbare talen (Peeters 60).

De burgemeester beseft dat de vreemdelingen eigenlijk niets fout doen, toch moet hij een oplossing bedenken voor het probleem dat de nieuwkomers creëren. Even later erkent hij echter wel dat de vluchtelingen het probleem zijn, hij redeneert zijn eigen bezwaren weg. Er zijn meerdere personages die aangeven dat de vluchtelingen eigenlijk niets fout doen, maar of ze iets fout doen of niet is eigenlijk niet belangrijk. De vluchtelingen staan symbool voor de ellende die ergens anders moet blijven, alleen door er te zijn doen ze daarom al iets

verkeerd. Geen van de Belgische inwoners in het boek heeft de mogelijkheid om te ontkennen dat de problemen in België zijn begonnen toen de nieuwkomers kwamen. De koppeling tussen problemen en vluchtelingen wordt gemaakt alsof die vanzelfsprekend en

(29)

waar is - het is voor de personages onmogelijk om hier kritiek op te leveren. Uitspraken over vluchtelingen die geweerd moeten worden, worden in de roman én in het Nederlandse (im)migratie vertoog gerechtvaardigd. Ze worden gelegitimeerd door de gedachte dat ergere problemen voorkomen moeten worden, zoals besproken in vorig hoofdstuk aan de hand van de studie Violence van Zizek.

Binnen de roman is er geen ruimte voor een kritisch standpunt ten opzichte van het idee dat de nieuwkomers een last zijn en er is geen mogelijkheid tot kritiek over de maatregelen die genomen worden om met dit probleem om te gaan. Er zijn vele stemmen in de roman, maar uiteindelijk klinkt er een dominante stem uit de roman, doordat de afwijkende stemmen niet gehoord worden. De roman werkt als bevestiging van het vertoog, dit doet de roman door het (im)migratie vertoog uit te vergroten of bepaalde gevaarlijke consequenties in het

vertoog expliciet te maken door ze op te voeren en te herhalen. De roman biedt een scherpe blik op de vertogen (over tolerantie, de Ander en (im)migratie), doordat de kritische

stemmen die in de wereld van de roman zelf niet serieus worden genomen, door de lezers wel gehoord kunnen worden. De roman maakt tevens de gevaren van deze vertogen expliciet, wat een kritische kijk biedt.

De stemmen van de geschiedenis

De gewelddadige scènes in de roman roepen associaties op met het geweld van de

apartheid, de Tweede Wereldoorlog en de slavernij. Minnaard noemt in haar artikel al kort dat de ‘opruimingsacties’ sterk doen denken aan de razzia’s en Jodenvervolging. De

zinspelling op geweld uit het verleden laat zien dat het geweld in de roman niet zo

ondenkbaar is als het wordt voorgesteld. De volgende scène is een voorbeeld van dit geweld: In sommige steden, Berlijn, Parijs, Genève, München, Rotterdam, Bern, Londen, Kopenhagen, Lyon, Straatsburg, Luik, Brussel, Antwerpen, noem maar op, waren hele wijken, ganse stadsdelen, afgesperd, er waren in enkele dagen muren opgetrokken door genietroepen en bouwvakkers, foto’s stonden op het net, waarachter niemand zonder een speciaal pasje werd geduld, wie zich niet kon legitimeren werd als een terrorist beschouwd en liep de kans zonder pardon te worden geëxecuteerd (Peeters 104).

(30)

Er wordt een impliciete toespeling gemaakt op de ‘paswetten’ van de apartheid. De

verwijzingen naar andere historische gebeurtenissen of toestanden waarbij sprake was van excessief geweld zijn volgens mij een kritiek op de Westerse maatschappij. De Westerse burgers denken dat ze door hun tolerante houding het barbarisme voorbij zijn. De roman laat echter zien dat de afstand tot het verleden en dan met name de afstand tot barbaars geweld niet zo groot is als er in het Westen wordt gedacht. Door de historische voorbeelden van excessief geweld, zoals de Holocaust of slavernij laat de roman zien dat dit geen

uitzonderingen waren in de beschaafde geschiedenis van het Westen, maar dat deze eigenlijk inherent zijn aan Westerse praktijken. In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien dat het barbarisme verweven zit in onze liberale beschaving, het is geen tegenpool zoals zo vaak wordt gedacht.

Kritische potentie

De kritische potentie van de roman ontstaat op vier verschillende manieren. De eerste is de stem van de vluchteling die wordt ingezet als een personificatie van de aannames die er binnen het (im)migratie vertoog over migranten bestaan. De vluchteling krijgt wel een stem, maar geen mogelijkheid om een nuancering aan te brengen in het al bestaande idee van de ‘vluchteling’. De stem van de vluchteling wordt een strategie van de roman, omdat de stem die hij heeft binnen het Westerse vertoog over migratie valt. De roman laat zien dat we binnen het vertoog de Westerse stem belangrijker vinden dan de stem van de Ander. In de De ontelbaren wordt tevens zichtbaar gemaakt dat in onze maatschappij de aanname bestaat dat vluchtelingen voor problemen zorgen. Dit probleem wordt duidelijk als er personages zijn die kritisch op dit idee reageren. De bewoners van het Vlaamse platteland hebben geen mogelijkheid om kritiek te leveren op dit beeld, omdat binnen het vertoog vluchtelingen per definitie voor problemen staan. De roman laat zien dat deze natuurlijke aanname zeer problematisch is, doordat het de lezer toont wat de gevolgen kunnen zijn als er geen kritiek mogelijk is op een vertoog.

De derde manier waarop de kritische potentie van de roman ontstaat, is doordat het verhaal de tegenstrijdigheden blootlegt die in het discours over tolerantie in het Westen impliciet zijn. Sommige personages vinden het geweld misselijk makend, toch kunnen ze niet anders

(31)

dan zwijgen en instemmen. Het vermoorden van de nieuwkomers is noodzakelijk om de problemen te doen verdwijnen. De roman laat de onmenselijke en wrede kant van het barbarisme met een menselijk gezicht zien. Als laatste laat de roman door allusie op geweld uit het verleden zien dat dit geweld niet zo ondenkbaar is als wordt voorgesteld. Extreem geweld heeft ook in de Westerse tolerante geschiedenis een plek.

De roman bevestigd het vertoog over (im)migratie en vergroot het uit. Zoals ook Minnaard concludeert is deze uitvergroting van groot belang, ‘De romans dramatische uitvergroting van de ontmoeting tussen dorpsbewoners en vluchtelingen dwingt de lezer tot reflectie over de politieke functie en het maatschappelijk effect van het gebruik van tropen van bedreiging en gevaar in het openbare vertoog’ (Minnaard 73). Minnaard concludeert dat De ontelbaren door het gebruik van retoriek een interventie biedt in het vertoog over de bedreigende Ander en op die manier zet de roman de lezer aan tot denken. Een ander belangrijk aspect is volgens mij dat de eventueel gevaarlijke consequenties van het (im)migratie vertoog in de roman zichtbaar gemaakt worden. Er ontstaat in de roman eenstemmigheid door een overheersende stem, waarbij de nuancerende stemmen worden weggeredeneerd. De roman laat hiermee zien dat het heel lastig is om aan het (im)migratie vertoog te ontsnappen en doordat het verhaal in een catastrofe eindigt legt het de gewelddadige, gevaarlijke aspecten van dit vertoog bloot. De roman geeft hiermee niet slechts een reflectie op het gebruik van tropen in het politieke debat, maar geeft daardoor ook een kritiek op de huidige ‘tolerante’ maatschappij en laat zien dat dit geweld wel degelijk mogelijk is in de Westerse

(32)

Conclusie

De roman De ontelbaren biedt een alternatieve kijk op het (im)migratie debat. Schrijver Elvis Peeters maakt met de roman de gewelddadige en gevaarlijke aspecten van het (im)migratie vertoog zichtbaar. De ontelbaren laat zien dat ook in onze samenleving vandaag de dag de mogelijkheid bestaat van geweld tegen minderheden.

De kritische potentie van de roman ontstaat door verschillende aspecten. Allereerst is er de stem van de vluchteling die niet gehoord wordt en toegeëigend wordt door het dominante Westerse vertoog. Daarnaast zijn er de inwoners die in de roman geen mogelijkheid krijgen om kritiek te leveren op de aanname dat vluchtelingen voor problemen zorgen. Ten derde is er het feit dat de roman laat zien hoe de machtsrelaties in het vertoog over tolerantie werken. Het laatste aspect is de allusie die de roman maakt op extreem geweld uit het met name Westerse verleden. Deze aspecten samen zorgen ervoor dat de roman gezien kan worden als een kritiek op het hedendaagse (im)migratie debat.

De problematische aannames die gemaakt worden in het (im)migratie vertoog worden bloot gelegd in deze roman. De ontelbaren is als literair werk van belang, omdat het een kritisch tegengeluid geeft binnen de debatten over (im)migratie en tolerantie. Er wordt in het vertoog gebruik gemaakt van bepaalde vooronderstellingen, zelfs al is het om een bepaalde aanname te verwerpen. Literatuur heeft de mogelijkheid om dit proces bloot te leggen, omdat er een kritisch tegengeluid geven kan worden tegen deze dominante debatten. Het is van belang dat er ook in literatuur en literatuurwetenschap aandacht besteed wordt aan het geweld tegen minderheden.

In mijn scriptie heb ik me gefocust op de tegenstrijdigheden die er binnen het begrip van tolerantie bestaan, volgens mij zou dit begrip nog veel uitgebreider ingezet kunnen worden binnen de literatuurwetenschap. Tolerantie wordt als een ontzettend belangrijke waarde gezien in het Westen, terwijl er een grote paradox achter schuilt. Het is daarom van belang dat er ook in andere hedendaagse romans gekeken wordt naar hoe de waarde van tolerantie zich uit. Interessante romans die ook de vluchtelingen problematiek in Nederland en

(33)

Koubaa (2012), Problemski hotel van Dimitri Verhulst (2007), Alleen maar nette mensen van Robert Vijsje (2008), De Asielzoeker van Arnon Grunberg (2003) en Los van Tom Naegels (2005). Ik hoop hierbij mogelijkheden te bieden voor eventueel vervolgonderzoek.

(34)

Bibliografie

Anon. Integratie. Standpunten van D66. 29 april 2014. 10 mei 2014 <https://d66.nl/standpunt-over/integratie>.

Anon. Hún Brussel, ons Nederland. Verkiezingsprogramma 2012-2017. Partij voor de Vrijheid. 15 maart 2014

<http://www.pvv.nl/images/stories/verkiezingen2012/VerkiezingsProgramma-PVV-2012-final -web.pdf>.

Anon. Integratie. Standpunten van VVD. 6 maart 2014 <http://www.vvd.nl/standpunten/130/integratie>.

Appadurai, Arjun. From Ethnocide to Ideocide: Fear of small numbers: an essay on geography

of anger. Durham, NC: Duke University Press, 2006.

Bakker, Maartje. “Een enkeltje Eritrea-Budel”. Volkskrant (16 mei 2014).

Baukje, Prins. Voorbij de onschuld: het debat over de multiculutrele samenleving. Amsterdam: Van Gennep, 2000.

Borradori, Giovanna. Philosophy. In a Time of Terror. Dialogues with Jürgen Habermas and

Jacques Derrida. Chicago, The University of Chicago Press, 2003. pp. 125-130

Bos, Rolf. “Duitsland verwacht ook record asielaanvragen; ophef blijft uit”. Volkskrant (20 mei 2014).

Brown, Wendy. Regulating Aversion. Tolerance in the Age of Identity and Empire. Princeton, Princeton University Press, 2006. pp. 176-205

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The 21st century skills that were determined to be required of Consumer Studies teachers, and that have to be explicitly developed as part of their teacher preparation module

This added to the knowledge and information obtained from the literature research and the combined results suggested guidelines from a pastoral and practical theology perspective

Grand Rapids: Zondervan Publishing House.. Berrien Springs: Andrews University

• As gevolg van die formele opset van Graad-R-klasse by laerskole en die feit dat dieselfde rooster as die res van die Grondslagfase deur Graad-R-klasse gevolg word, kry

The high activation energy required for desolvation is supported by the single crystal data of Pyr-MeOH which found the specific topology of solvent inclusion (Figure 13)

Zo laat De laatste ronde dus vaak en op verschillende manieren fysieke snelheid zien: Robert beweegt zich vaak door de ruimte in zijn auto, en dit maakt dat er door de hele roman

Total welfare decreases when the HDHP is a PPO in terms of the physician diversity and sets a positive deductible, although the total health care costs decrease and the

The results indicated that changing the following four aspects individually positively influences the willingness to report bad news in a Waterfall environment: more