• No results found

Bouwhistorisch onderzoek Hotel Gooiland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bouwhistorisch onderzoek Hotel Gooiland"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bouwhistorisch onderzoek Hotel Gooiland

Citation for published version (APA):

Jonge, de, W. (1987). Bouwhistorisch onderzoek Hotel Gooiland. Technische Universiteit Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1987

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

(2)

BOUWHISTORISCH ONDERZOEK HOTEL GOOILAND in opdracht van de Gemeente Hilversum

Ir. W. de Jonge

TU Eindhoven, faculteit Bouwkunde vakgroep Realisatie en Beheer

Eindhoven,

16 december 1987

Rapport eerste fase.

(3)

Foto 0: Het cafeterras aan de straat. Dp de achtergrond de ronde pui van de hall.

Bron: De 8 en Dpbouw 1936, foto Eva Besn~o?

(4)

A. 1. 2. 3. Lf. lNLI;:J

DJJ:JG

GESCHIEDENIS UAN HET ONDERZOEK. DE ONDERZOEKSGROEP. UERDERE BIJDRAGEN. AANSPRAKELIJKHEID EN COPYRIGHT. 5 5 5 6 6 B . UERAI'HWOQ~D I N!J 7 1. HERGEBRUIK EN RESTAURATIE. 7 2. ONDERZOEKSDOELEN. 7 3. AANPAK. 8

Lf. OPBOUW UAN DIT RAPPORT. 9

C. ARCt! .. LJECTUUR-}:( I STDFU.~CHE SCHEIS 11

1. INLEIDING;geschiedsnis van het gebouw. 11

2. OPUATTINGEN UAN DE OORSPRONKELIJKE

ONTWERPERS. 12

2.1. Inleiding. 12

2.2. Optimalisatie; gsestelijke sconomie. 15

2.3. Stedebouwkundige aspsctsn. 15

2.Lf. Hoordopzet gebouw. 15

2.5. Hoorddraagconstructie. 16

2.6. Arbouwconstructiss. 17

2.7. Installaties en bouwrysica. 17

3. STAND UAN TECHNISCHE KENNIS. 18

3.1. Inlsiding. 18 3.2. Hoorddraagconstructie. 18 3.2.1. Staalkwalitsit. 18 3.2.2. Elsmsnten. 19 3.2.3. Uerbindingen. 19 3.2.Lf. Uloeren. 20 3.3. Arbouwconstructies. 20 3.3.1. Gevels en binnenwanden. 20 3.3.2. Daken. 21 3. 3. 3. Uloersn. 21 3.Lf. Installaties. 21 3. 5. Bouwrysica. 22 D . MA1JJ~J.11,.g__J~L~.RJ5EL, . .!.J.!<H_E ID 25 1. INLEIDING.. 25

2. PROGRAMMA UAN EISEN. 25

3 . S I TUAT IE . 25

Lf. BESCHRIJUING UAN DE MATERIELE WERKELIJKHEID. 29

Lf.1. Stedebouwkundigs aspecten. 29

Lf.2. Hoordopzet voormalig Hotelgedeslte. 31

Lf.3. Hoorddraagconstructie. Lf1

Lf.3.1. Fundsring. Lfl

Lf.3.2. Ovsrgangsconstructies. Lf3

Lf.3.3. Draagconstructie bovenbouw. Lf3

(5)

~.~. Afbouwconstructies, binnen. ~.~.1. Binnenwanden bovenverdiepingen. ~.~.1.1. Heraklithwanden. ~.~.1.2. Drijfsteenwanden. ~.~.1.3. Binnendeuren en kozijnen, bovenverdiepingen. ~.~.2. Binnenwanden benedenbouw. ~.~.3. Uloer- en plafondafwerkingen.

~.~.3.1. Afwerkingen houten vloeren.

~.~.3.2. Afwerkingen betonvloeren.

~.~.3.3. Plafonds.

~.~.~. Conclusies en opmerkingen.

~.5. Installaties.

E . t!J:!1J2!..~I

__

I.!; C H ~J_;i_r;::..[{_g ___ ~Q.I:J D

l.III.

1. INLEIDING.

2. HOOFDDRAAGCONSTRUCTIE.

3. AFBOUWCONSTRUCTIES.

~. INSTALLATIES.

5. BOUWFYSISCH SYSTEEM.

F . ~.At1I.~Y.J:LI.I1~~-··'···

c

Q_r:!~J-J.l ~J..f:.~

.... __

8B.~§.~Y.I1J.N.~IN.

1. SAMENUATTING EN CONCLUSIES. 2. AANBEUELINGEN TWEEDE FASE.

§J.J.1...A§f:_f:J_ GRANDHDTEL GOOILAND. 60 61 1. 2. 3.

DE DRAAGCONSTRUCTIE IN HISTORISCH PERSPECTIEF. BOUWFYSISCH SYSTEEM. ~s ~s ~s 51 51 52 53 53 5~ 55 57 58 60 60 60 60 60 61 61 63 75 77

(6)

A.

1.

2.

LNL_g..l._Qlbl G

GESCHIEDENIS UAN HET ONDERZDEK.

Op verzoek van gemeente Hilversum is door de vakgroep Realisatie en Beheer van de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven sen onderzoeksvoorstel geformuleerd voor sen

bouwhistorisch onderzoek van het voormalig hotelgedeelte van het Gooilandcomplex in die

gemeente. Hierin wordt de behoefte aangegeven aan betrouwbare bouwhistorische gegevens ten behoeve van de op handen zijnde renovatie daarvan.

Het onderzoeksvoorstel is, vergezeld van een begroting voor een eerste fase en een concept-begroting voor sen tweede fase, op ~ november 1887 aangeboden.

Op 16 november 1887 heeft de gemeente Hilversum de genoemde vakgroep opgedragen de eerste fase van het onderzoek uit te voeren in overeenstemming met het voorstel.

De werkzaamheden hiervoor hebben plaatsgehad vanaf 8 november tot en met 8 december 1887.

Op 26 november 1887 is sen tussenrapport van de eerste fase van het onderzoek aan de opdrachtgever aangeboden, zulks op verzoek van het bij de

renovatie betrokken bouwteam.

Op 10 december 1887 is het rapport van de eerste fase gepresenteerd aan de opdrachtgever.

DE ONDERZOEKSGROEP.

Aan dit onderzoek hebben diverse deskundigen hun bijdrage geleverd. Deze zijn:

draagconstructies: ir. G.G. Nieuwmeijer ~n

ir. G.J. Arends,

Groep Geschiedenis van de Bouwtechniek, TU Delft. afbouwconstructies: prof. ir. H.A.J. Henket en

ir. W. de Jonge, Uakgroep Realisatie

en Beheer, TU Eindhoven.

bouwfysica: ir. L.C.J. van Luxemburg,

Technisch Physische Dienst TNO-TH,

Werkgroep FAGO-TNO-TUE.

documentatie: ir. P.J.L. Bak,

Werkverband Analyse van Gebouwen, TU Delft. kunstgeschiedenis: mw. A. Koenders, students UvA. bouwhistorische analyse: ir. W. de Jonge, Uakgroep Realisatie en Beheer, TU Eindhoven. Als onderzoeksleider en redacteur van de rapportage

(7)

3.

~.

VERDERE BIJDRAGEN.

Bijzandsrs dank is vsrschuldigd aan msvrauw drs. M.J.H. Willings van hst Nsdsrlands

Dacumsntatiscsntrum vaar de Bauwkunst ts Amsterdam, dis ans in de gslsgenheid stelds te beschikksn aver alle daar aanwezigs originals tskeningen van

Gaailand en inzage te hebben in andere stukksn uit de callectis, terwijl het NDB ap dit moment van hagerhand vaar alls publiek is gsslaten.

Dankbaar gsbruik is gsmaakt van de dacumsntatie aver Gaailand uit de archievsn van het Wsrkverband Analyse van Gebauwen van de facultsit Bauwkunds van de TU Delft. Dsze infarmatis hssft het ans magelijk gsmaakt buitengewaan snsl tat de sssentis van het gsbauw door te dringsn. Dr.ir. J. Malsma is dank vsrschuldigd vaar de plezisrigs samsnwerking tusssn hst Wsrkvsrband en de TU Eindhoven.

Msvrauw Eva Besnya zijn wij dankbaar vaar de tasstsmming haar apnamsn van Gaailand vaar ans andsrzask te magen gebruiksn.

Vaorts danken wij de hser Marrisn, de heer Van dsr Horst en de heer Engel van de gemssnts Hilvsrsum vaar hun wslwillende msdewsrking en de vakkundigs opmerkingsn aver hst gebauw zslf.

De hesr Dekker van Bauw- en Waningtaezicht van de gsmsente Hilversum danken wij vaar zijn medswerking bij hst daarwsrken van de daar aanwszige stukksn. De herkamst van hst besldmateriaal is vsrmeld in de bijschriften.

Vaar apnamen uit de callectie van hst NDB zijn wij apnisuw dank verschuldigd aan msvrauw Willinge. Hst fatagrafisch rspraductiswerk is uitgsvasrd door de Rijksdisnst vaar de Manumsntenzarg te Zeist. Het overig fatografische rsprawsrk is vsrzargd door de fatagrafischs disnst van de facultsit Bauwkunde van de TU Eindhoven.

De repraductie van dit rapport is vsrzargd door de huisdrukksrij van de TU Eindhoven.

AANSPRAKELIJKHEID EN COPYRIGHT.

Gsbruik van gsgsvsns, dis in dit rapport vaarkamsn, geschiedt ap eigsn risica. De Tschnische

Univsrsitsit Eindhoven aanvaardt gesn

aansprakslijkheid vaar schads, wslks uit hst gsbruik hisrvan macht vaartvlaeisn.

Hst copyright vaar dit andsrzasksrappart bsrust bij de TU Eindhoven. Nists uit dit rapport mag warden avsrgsnamsn zandsr schriftelijks tasstemming van de andsrzasksleider.

(8)

B.

1 .

2.

VERANTWDDRDING

HERGEBRUIK EN RESTAURATIE.

Bij hergebruik van gebouwen worden we met meer en andere gegevens geconrronteerd, dan bij nieuwbouw. Bij nieuwbouw hebben we te maken met sen gegeven programma van eisen en een gegeven locatie. Wanneer bij hergebruik al sprake is van sen gegeven program-ma, dan komen daar nag eens bij de specirieke

eigenschappen van hat bestaande gebouw (de huidige toestand) en de huidige technische conditie daarvan. Daze huidige toestand en de huidige technische

conditie bepalen de prestaties van hat bestaande gebouw ten aanzien van het runctionele gebruik, het comFort en de exploitatie.

Willen we vervolgens het bestaande gebouw geschikt maken voor sen nieuw programma van eisen, dan zal dus de gegeven materiels werkelijkheid invloed hebben op de mate waarin dat mogelijk is en op de gevolgen hiervan voor die prestaties in de toekomst. Bij sommige gebouwen is het motier om de gebruiks-duur ervan te verlengen niet van runctionele aard, maar van historische aard. We spreken dan van res-tauratie. In dat geval zijn niet alleen de huidige toestand en de huidige technische conditie van belang, maar vooral de oorspronkelijke toestand.

DNDERZDEKSDOELEN.

Hat is dus duidelijk, dat voor het ontwikkelen van plannen voor hergebruik van sen gebouw het inzicht in de huidige toestand en de technische conditie daarvan van belang is. Dmdat Gooiland sen monument

is en de eigenaar hat historische karakter wil respecteren, is juist oak de oorspronkelijke toe-stand in dit geval van belang.

Het belangrijkste onderzoeksdoel is het verschaffen van dat inzicht in de oorspronkelijke en huidige toestand en voor sen gedeelte oak in de huidige technische conditie. Daarmee moat worden bereikt dat de architectuur-historische waarde en de bouw-historische kwaliteiten van Gooiland op een verant-woorde manier kunnen worden meegewogen bij het nemen van antwerp- en uitvoeringsbeslissingen. Dit dient niet beperkt te blijven tot bijvoorbeeld de ruimteLijke kwaliteiten van hat gebouw als geheel, maar wordt door de onderzoekers tevens nadrukkelijk van belang geacht voor constructies, bouwdelen, detailleringen, installaties en dergelijke.

Pas dan kunnen de verschillende mogelijkheden, die tijdens hat ontwerpproces voor ingrepen ten behoeve van het hergebruik van Gooiland worden ontwikkeld, verantwoord op deze en andere prestaties worden beoordeeld en vergeleken.

(9)

3.

AANPAK.

De aanpak van het onderzoek is in hoofdzaak

ontleent aan het Bouwtechnisch Onderzoek 'Jongere Bouwkunst', dat aan beide TU's in opdracht van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is verricht. Hierin is sen beperking aangebracht, door alleen de binnengelegen constructies van het voormalige

hotelgedeelte in het onderzoek te betrekken.

Bovendien is de bepsrking in zowel de beschikbare tijd als het ter beschikking gestelde budget van belang geweest.

Er is gekozen voor een fasering van het onderzoek. De eerste fase bestaat uit een globaal onderzoek, bedoeld om een overzicht te krijgen en om na te gaan waar probleempunten kunnen worden verwacht.

In een tweeds fase zal een aantal van die

probleempunten meer nauwkeurig en in detail kunnen worden onderzocht.

De eerste fase heeft bestaan uit:

het verzamelen en inventariseren van de

beschikbare infarmatie uit de diverse archieven, sen bezoek aan het gebauw door de grasp

deskundigen,

een globale en beknopte deelrapportage daarvan voor elke discipline,

het verzamelen van infarmatie aan het gebauw zelf om sen latere documentatie mogelijk te maken.

Voor de haofddraagconstructie was het daarbij noodzakelijk deze oak te beschouwen buiten het voarmalige hotelgedeelte in strikte zin: oak de skeletgedeelten in de vroegere fo~ers zijn bij de beschouwing aan bod gekomen, althans voar zover deze de hotelverdiepingen ondersteunen. Opname van de huidige technische conditie van het skelet

behoorde niet tot de opdracht, omdat de bij de renovatie te betrekken constructeur hiervoar verantwoordelijk is.

Ten aanzien van de afbouwconstructies zijn de

aansluitingen van de binnencanstructies op de gevel en ap het dak meegenomen.

Wat betreft de bauwf~sische aspecten is het weinig zinval de binnenconstructies te onderzoeken zonder aandacht voor de buitenhuid. Bij nader onderzoek naar de buitenhuid, waarvan sprake is, zal sen en ander in samenhang kunnen worden bepaald. Gezien de te verwachten problemen met de nieuwe functie van muziekschool is aan de akoestiek reeds wat meer aandacht gegeven. De lichttechnische prestaties zijn niet onderzacht, omdat hier geen prablemen warden verwacht.

Op basis van het rapport van de eerste fase zal de opdrachtgever maeten aangeven waaruit de tweeds fase zal maeten bestaan; de onderzoekers doen hiervoor in het laatste hoofdstuk een aantal suggesties.

(10)

~. OPBOUW UAN DIT RAPPORT.

Na de inleiding en de verantwoording volgt in hoofdstuk C de Architectuur-historische schets, waarin sen paragraaf over de geschiedenis van het gebouw, sen deel over de opvattingen van de

oorspronkelijke ontwerpers en sen tekst over de destijds voorhanden zijnde technische kennis. Hieraan is als bijlage toegevoegd de kunsthistori-sche bijdrage van A. Koenders Cbijlage 1).

In hoofdstuk D komt de 'materiels werkelijkheid', dus de oorspronkelijke en de huidige toestand aan de orde. Omdat in Gooiland weinig onderscheid tussen beide bestaat zijn deze geintegreerd

weergegeven, dit in tegenstelling tot de gevolgde werkwijze in het rapport 'Jongere Bouwkunst'. Hoofdstuk E behandelt de huidige technische

conditie in sen inventarisatie en sen analyse van de technische gebreken.

Hoofdstuk F besluit met sen samenvatting van de globale bevindingen en aanbevelingen voor onderzoek in de tweeds fase.

Fete 1: Het Geeilandcemplex, gezien vanuit het noorden in 1982.

(11)

Foto 2: Ontwerpperspectief; zonder datum en ondertekening. Er zijn in het NOB een groat aan-tal van dergelijke tekeningen aanwezig. Urijwel allemaal laten deze het antwerp zien vanaf

straatniveau; de langsgaande beweging van de verkeersroute speelt een belangrijke rol.

Bran: NOB Amsterdam, repro ROMZ Zeist.

Foto 3: Ontwerpperspectief; zonder datum en

ondertekening. Achter het hotel is het theater te zien.

Bran: NOB Amsterdam, repro ROMZ Zeist.

(12)

c.

1. INLEIDING; geschiedenis van het gebouw.

In 193~ krijgt architect Jan Duiker, bouwkundig

ingenieur te Amsterdam, de opdracht tot het ontwerpen van sen complex van sen hotel en sen schouwburg te Hilversum. Opdrachtgever is

hotelhouder G. Buurke uit Laren.

Als Duiker op 23 februari van het volgende jaar overlijdt is het schetsontwerp voltooid. Met name het hotelgedeelte ligt in hoofdlijnen reeds vast. De echtgenote van de architect heeft in de laatste maanden van diens leven -hij leed aan een

ongeneeslijke ziekte- verschillende acties

ondernomen om de praktijk van haar man op enigerlei wijze te doen continueren. Er is bijvoorbeeld

sprake van sen bureau 'Merkelbach, Karsten en Duiker' in 1937.

Uoor het uitwerken van het schetsontwerp wordt sen beroep gedaan op Duiker's voormalige compagnon

ir. B. Bijvoet. Omdat deze in Parijs woont, is zijn rol zeer waarschijnlijk noodzakelijkerwijs die van supervisor. Het grootste gedeelte van het werk -waaronder de technische uitwerking, de detaillering en het bestekklaar maken- wordt gedaan door

P. Elling en G.W. Tuynman. In sommigs litsratuur is oak spraks van samsnwerking met sen architect

Buurks te Schsemda, mogelijk familia van de opdrachtgever. Hiervan is in de archieven niets teruggevonden.

In dezs periods treden voornamelijk wijzigingen op in het schouwburggedselte.

Dp 12 juni 1935 vraagt de opdrachtgevsr

bouwvergunning aan. Wannesr de bouw precies is begonnen is niet bskend. Eind juli 1936 wordt als eerste het hotelgedsslte gsopend, op 10 september gevolgd door de schouwburg. Dngsvesr vanaf dat moment is er spraks van sen 'HotelmaatschappiJ

"Gooiland" NU'. Deze naam is ontleent aan het Hotel Gooiland, eerdsr Hotel 'Het Gooi', dat op het

terrein stand.

Na de oplevsring is het complex vels malen verbouwd en uitgebrsid. Nag in 1937 ontwerpt Bijvoet,

ditmaal in samsnwsrking met sen zsksrs Bakker, sen uitbrsiding van het complex met sen danszaal, de

latera Luitgardezaal. De insteekverdieping in de cafezaal, waarop de bar is ondergebracht, wordt

in 1938 wellicht al met glazsn wandsn afgeslotsn. Uan de talloze overige veranderingen zijn de

meest ingrijpende:

de uitbreiding van de hotelaccomodatie met acht kamers op de tweeds verdieping aan de zuidzijds (195~) en met drie kamers op het woonhuis C1960),

(13)

2.

2.1.

de verbouwing van het voormalige restaurant in 1963, waarbij esn uitbouw in de pui is gemaakt en de vide tusssn theezaal en restaurant is gesloten,

de bouw van de tuinzaal in 1963,

de vsrbouwing van het voormalige care tot restaurant in 1968, waarbij opnieuw de voor-gevel veranderde en de open ruimtsn van care en foyers plaatsmaaktsn voor sen oud-hollands interieur met een gsvouwen houten verlaagd plarond,

de verbouwing van de kolsn- en rietssnkelder tot discotheek in 1978,

de restauratie van een aantal gavels in de jaren zeventig.

Uanar 19~8 or mogelijk vanar 1955, is de westgevel door een reeks klsinsre verbouwingsn vooral op de beganegrond veranderd; daarbij is vooral het deel rond en boven de hellingbaan sterk gewijzigd.

Urijwel alle verbouwingen en uitbreidingen zijn het werk van Bijvoet or diens bureau's 'Bijvoet,

Beaudoin en Lods' or 'Holt en Bijvoet'; de gevelrestauraties zijn uitgevoerd onder

verantwoordelijkheid van architectenbureau Uan Klooster uit Utrecht.

De belangrijkste bestemmingswijziging tot op heden is het gebruik van de voormalige hotelkamers als tijdelijke kantoorruimte voor de KRD van 1975 tot 1987. De ruimten op de begane grond hebben meest nog hun horeca-bestemming, zij het met wat accent-verschuivingen tussen de runcties care, restaurant en zaalaccomodatie. De hal van het hotel deed voor de KRO disnst als kantoorhal, de theezaal op de verdieping werd gebruikt als vergaderruimte en de voormalige restaurantzaal had een onbekende runctie. Na het vertrek van de KRD in 1987 staat het

hotelgedeelte leeg, met uitzondering van de

voormalige care-ruimte, die tot op heden door de firma Promenade als restaurant en zalenaccomodatie wordt geexploiteerd. In de zomer van 1987 is voor Cultureel Centrum 'De Uaart', bij wijze van proer, de vroegere restaurantruimte geschiktgemaakt voor sen expositie over de architect Wiebenga.

In 1987 is het Gooiland-complex op de

Monumentenlijst geplaatst. Hiertegen is door de huidige eigenaar, de gemeente Hilversum, beroep aangetekend. Een uitspraak hierover wordt begin 1988 verwacht.

OPUATTINGEN UAN DE OORSPRDNKELIJKE ONTWERPERS. Inleiding.

Bijvoet, die toch voor sen zeer belangrijk gedeelte van het gebouw en met name voor de schouwburg als architect moet worden beschouwd, publiceerde zelr niet veel. Duiker, Wiebenga en andere geestverwanten deden dat echter veel vaker, zodat daaruit een algemeen beeld van hun

(14)

opvattingen kan worden gedestilleerd. Hiervoor verwijzen wij naar de rapportage over Zonnestraal, deel 2 van het rapport 'Jongere Bouwkunst'. Hier volstaan we met een korte samenvatting daarvan. Over de gebouwen van voor de industriele revolutie kunnen we generaliserend zeggen dat de functionele levensduren op lange, zoniet oneindige perioden waren gesteld. De bouwtechnische levensduur werd daaraan zoveel mogelijk aangepast.

Daarna worden de functionele programma's meer divers en de gebruiksperioden korter. De

architecten van het Nieuwe Bouwen zijn onder de eersten die de relatie tussen specifieke en

kortdurende functionele levensduren enerzijds en

variabele en korte technische levensduren

anderzijds tot hun uiterste consequentie vertaald hebben.

Deze gedachte leidt bijvoorbeeld Duiker tot drie conclusies:

de vormgeving van een gebouw wordt bepaald door de functie ervan,

de materiels werkelijkheid moet geoptimali-seerd worden door de specifieke materiaaleigen-schappen uit te buiten,

de technische levensduur hoeft niet langer te

zijn dan de functionele behoefte en moet passen bij het budget.

Dit betekent dat voor deze ontwerpers functie, vorm, tijd, materiaal en economie sterk verweven zijn. Wijzigt de functie, dan verliest de vorm haar bestaansrecht en moet de materiels werkelijkheid veranderd worden. Terwijl voor Duiker c.s. de functionele behoefte en de economie van de

materiels werkelijkheid in de tijd oorzaak waren, was vorm het gevolg. Oat maakt nu juist de

opvattingen van Duiker c.s. zo belangrijk en niet het beeld van zijn gebouwen alleen. Wij zijn van mening dat deze opvatting juist behoort tot de belangrijkste bijdragen aan de ontwikkelingen van de architectuur in de twintigste eeuw.

Dverigens is voorzichtigheid geboden deze opvattingen van Duiker direct op Gooiland te betrekken. Na de hoofdopzet, die grotendeels aan Duiker moet worden toegeschreven en oak in

overeenstemming is met diens opvattingen, heeft de uitwerking van het plan invloed ondergaan van

Bijvoet.

Deze architect heeft regelmatig ervan blijkgegeven de ideeen van Duiker niet onvoorwaardelijk te

volgen. Zo besteedde Bijvoet meer aandacht aan de esthetische expressie van een gebouw en werden door hem middelen als kleur- en materiaalgebruik en het toepassen van vrije vormen C'vleugelpiano's')

nadrukkelijk aangewend. In die zin was Bijvoet een meer barokke exponent van het Nieuwe Bouwen; oak in het late werk van Duiker is dit echter aanwijsbaar.

(15)

Nadere studie zal moeten uitwijzen welke van deze aspecten van belang zijn bij de op handen zijnde restauratie. Dit bouwhistorisch onderzoek kan door het bouwtechnische karakter ervan weinig uitspraken hierover doen. Wel wijzen wij op het buitengewone belang van deze historische gegevens.

Foto ~= Een van de latere voorontwerpen voor

Gooiland van Bijvoet, waarin de wat vrijere

vormopvatting opvalt. Bij het uitzetten van de

hoofdmaten blijkt de scherpe hoek in het terrein

in het oosten toch juist te zijn overschreden;

gevolg hiervan is de uitsnijding in de oostgevel.

Bron: NOB Amsterdam, repro RDMZ Zeist.

(16)

2.2.

2.3.

2.~.

Optimalisatie; geestelijke economie. In het werk van Duiker c.s. zien we

functiesplitsing en materiaaloptimalisatie in hoge mate ontwikkeld. Zij gaan ervan uit dat elk

onderdeel zoveel mogelijk monofunctioneel moet zijn, zodat de afstemming op die functie optimaal kan zijn. Op die manier trachten zij een op de functie toegesneden 'maatpak' te ontwikkelen. De

'kunst ' van de architectuur schuilt niet in

ornamenten of andere irrationele toevoegingen aan het technische product, maar juist in de techniek zelf. Deze 'geestelijke economie' komt lang niet altijd overeen met economie in financiaal opzicht. Stedebouwkundige aspecten.

Wat betreft de stedebouw zijn de uitgangspunten hieraan parallel:

het scheiden van functies,

het doen toetreden van licht en lucht,

het garanderen van het contact met omgeving, natuur, uitzicht,

het aanbrengen van sen economische

rangschikking van functies met het oog op verkeer, leidingen en andere infrastructuur. Naast een aantal opmerkingen over het gesloten stadsbeeld, voor Gooiland minder van belang, publiceert 'De 8' in 1927 opvattingen over

stedebouw, die vooral de nadruk leggen op de rol van het verkeer en het daarvoor essentiele uitzicht als grondslag voor de stedebouwkundige vormgeving. Hoofdopzet gebouw.

De hoofdopzet van een gebouw volgt in hoofdlijnen dezelfde opvatting; er wordt gezocht naar een economische, compacts indeling, hoofdvorm en bouwwijze, en minder naar een esthetische expressie.

Het programma van eisen wordt daartoe ingedeeld in functionele groepen, die worden gerangschikt langs een economisch ontsluitingssysteem. In de zo

ontstane opzet blijven deze groepen vaak duidelijk herkenbaar.

Uaak komt Duiker c.s. zo tot een langs- of

centraalbouw; het 'vingerplan' is als combinatie van heiden typerend. Ueel wordt gebruikgemaakt van geometrie als ordenend principe.

(17)

2 .5. Hoofddraagconstructis.

Door de schsiding van functiss kan de

draagconstructie worden bsperkt tot vlosren op stsunpuntsn. Hierdoor is de indeling van de

verdispingen en de gevels slechts afhankslijk van de functionele behosften en de tostreding van licht en lucht.

In hst interbellum komen voor skeletbouw dris

materialsn in aanmsrking: hout, staal en bston. Ten aanzien van de ksuze hieruit zijn gsen aanwijzingsn gevonden dat dsze zou wortelsn in sen principisle opvatting. Ueelser lijksn bijvoorbeeld economische motisvsn en argumenten van brandgevaarlijkhsid hisr sen rol ts spslen. Dnderwerp van studis is nog in hosverre de ksuze voor sen staalskelet is bsinvlosd door de lags offertes die scheepsbouwers hiervoor uitbrachtsn, nadat zij zich op de bouwmarkt

richtten na hst ineenstorten van de schsepsbouw-industris in de jaren dertig.

Foto 5: Bij het vormgsvsn van de draagconstruc-tie speelt materiaaloptimalisatie een grots rol; dit leidt soms tot verjongingen.

Bron: Fotografische Dienst Bouwkunde,TUDelft .

(18)

2.6.

2.7.

Bij het vormgeven en dimensioneren van de hoofd-draagconstructie speelt de materiaaloptimalisatie opnieuw en grots rol. Dit leidt tot het toepassen

van veal verschillende dimensies hierin en soms ook tot verjongingen. Duiker zoekt vaak parallellen met natuurlijks constructies als schelpen, waarin

materialan optimaal worden benut door in dimensies het krachtenverloop te volgen. Duiker gaat hierbij starker uit van de theoretische 'geestelijke econo-mie' dan andere, meer pragmatische collega's als Wiebenga, bij wie uitvoeringsoptimalisatie vaak gaat boven materiaaloptimalisatie.

Afbouwconstructies.

Door de functiesplitsing is hat mogelijk elks

'functionele laag' in materiaal en dimensies zo te kiezen, dat deze zo licht en dun mogelijk wordt. Bij de afbouwconstructies speelt bovendien het

argument van de h~giene sen rol; gepleit wordt voor gladde, naadloze afwerkingen.

Vooral door Duiker zelf wordt veal belang gehecht aan het gebruik van gestandaardiseerde en

geprefabriceerde onderdelen, die ter plaatse

slechts gemonteerd behoeven te worden. Dit speelt in op de behoefte onderdelen te kunnen vervangen indien hun technische levensduur is verstreken. Hierdoor is het bezwaar tegen hat toepassen van minder duurzame materialen en constructies niet !anger van belang. Dit speelt sen belangrijke rol

in de onderlinge afstemming van functionele en technische levensduur.

Bijvoet's houding hierin is overigens minder

extreem 'modern'. De afbouwconstructies in Gooiland

1Zijn bijvoorbeeld zaer moeilijk onderling te jscheiden en in een starke onderlinge samenhang

,·,aangebracht. Ook in detaillering, kleur- en materiaalkeuze laat Bijvoet zich starker leiden door esthetische en expressieve aspecten dan

Duiker. In de detaillering van het interieur worden ook enkele meer barokke oplossingen aangetroffen

1zoals hat gebruik van spiegels voor optische

vergroting en immaterialisatie van de constructies,

)

speciaal gemaakte verlichtingsarmaturen CDuiker gebruikte industries! vervaardigde massaproducten) en dergelijke.

Installaties en bouwf~sica.

Doordat de diverse functies niet !anger

geintegreerd zijn in een bouwdeel is het in theorie mogelijk geworden de bouwf~sische processen

preciezer te beheersen. In de tweeds helft van zijn loopbaan houdt Duiker zich dan oak intensief bezig met hat ontwikkelen van bouwwijzen en s~stemen

Cinstallaties) om de problemen van klimaatbeheer-sing en akoestiek meester te worden.

Daze experimenten spelen sen belangrijke rol in de ontwerpopvattingen van Duiker en de zijnen.

(19)

3. 3.1.

3.2.

3.2.1.

STAND VAN TECHNISCHE KENNIS. Inleiding.

Om tot een juiste interpretatie en een goed begrip te komen van het Nieuwe Bouwen is het nodig inzicht te krijgen in de technische middelen die deze

ontwerpers ten dienste staan.

De theoretische benadering van de 'geestelijke economie' !evert niet altijd toepassingen op die oak in de praktijk technisch optimaal zijn. Een eigenaardigheid doet zich bijvoorbeeld voor waar gevelelementen zijn geplaatst tussen onderdelen van de hoofddraagconstructie. Daar wordt de

draagconstructie dus tevens deel van de scheiding tussen binnen en buiten, zodat daaraan andere eisen moeten worden gesteld, vooral op het gebied van milieu-invloeden. Dit blijft echter veelal

achterwege, zodat problemen optreden ten aanzien van de thermische en hygrische prestaties:

koudebruggen en oppervlaktecondens. Hoofddraagconstructie.

De traditie van het bouwen in 'ijzer' gaat in

Nederland verder terug dan het gebruik van gewapend beton. Het volledige staalskelet komt op het

Europese vasteland echter pas na 1925 op grate schaal tot ontwikkeling. Het eerste Nederlandse verdiepinggebouw met sen volledig staalskelet dateert vermoedelijk van 1922. In 19~0 zijn er in ons land circa honderd dergelijke gebouwen,

waaronder Gooiland.

Voor meer informatie dan hier kan worden aangeboden wordt verwezen naar het rapport 'De historische ontwikkeling van draagconstructies van gebouwen in Nederland in de periods 1800-19~0',Groep Geschiede-nis van de Bouwtechniek, TU Delft.

Staalkwaliteit.

In West-Europa zijn voor 19~0 Frankrijk, Groot-Brittanie, Duitsland en Zweden de grootste producenten van ijzererts. In

Nederland worden oak veel producten uit Belgie en Luxemburg gebruikt.

Welijzer Cuit de puddeloven) wordt in de jaren dertig nag toegestaan als wapening in beton, maar vanaf het midden van de negentiende eeuw wordt voor constructie-onderdelen meestal staal gebruikt. Dit in vloeibare toestand gewonnen ruwijzer is door de aanwezigheid van ondermeer een zekere hoeveelheid koolstof sterker dan ijzer. Na het Bessemer-, Thomas-en SiemThomas-ens-Martinstaal komt na 1900 vooral het staal uit de electro-oven in zwang.

Deze staalsoorten worden niet langer verwerkt door gieten, maar door walsen C'trekken'),

(20)

3.2.2.

3.2.3.

Elementen.

Het gewaiste profielijzer komt in vele vormen voor _ In 1880 worden de belangrijkste

profielen in Duitsland gestandaardiseerd, onder andere de INP- en UNP-balken. Deze

profielen hebben nag relatief smalls flenzsn. Rand de eeuwwisseling verschijnen in de USA de serste I-profielen met breda flenzen, die

vanaf 1902 oak in Duitsland en Luxemburg gewalst worden. Daze profielen hebben nag hellende flenzen. Na de introductie van de breedflensprofielen met parallelle flenzen in 1920 worden daze al snel populair; na 1925 worden zij zaer algemeen toegepast, met name in de skeletbouw.

De zijdelingse stijfheid van een dergelijk profiel is grater dan die van een INP, zodat het profiel zich goad leent voor kolommen. Breedflensbalken vragen sen geringere

constructiehoogte en een breder oplegvlak dan INP-balken. De breedte is gunstig voor het opleggen van bijvoorbeeld vloeren en het plaatsen van scheidingswanden. Bij dezelfde sterkte is de doorbuiging echter grater en vergen breedflensbalken meer materiaal.

Bij breedflensprofielen met parallelle flenzen is het plaatsen van schroefbouten en nagels en de uitvoering van hat klinkwerk eenvoudiger.

Verbindingen.

Schroefboutverbindingen komen reeds bij de eerste ijzerconstructies voor. Zij worden in de negentiende eeuw veal gebruikt voor

scharnierverbindingen, waarbij getracht wordt weinig bouten toe te passen. Later ontstaat hat streven naar verbindingen met meer en kleinere bouten in gestandaardiseerde

afmetingen. In de jaren dertig van deze eeuw is er sprake van fabrieksmatig geproduceerde standaardbouten, indian nodig bij uitzondering oak pasbouten.

In de periods 1890-19~0 wordt hat klinken veal toegepast. Dit geniet dan de voorkeur omdat die verbindingen sen hogere kwaliteit hebben.

In Nederland worden na 1925 voornamelijk

klinknagels gsbruikt met sen staafdiameter van 10 en 30 mm, met een zogenaamde N.A.-kop.

Na 1930 wordt klinken langzaam verdrongen door het electrisch lassen, hetgeen meer constructieve vrijheid biedt en minder

materiaal vraagt. Bijvoorbeeld het City-theater van Jan Wils C1935) heeft een gelast

staalskelet; in Gooiland zijn dergelijke verbindingen alleen aangetroffen bij latera veranderingen.

(21)

3.2.~.

3.3.

3.3.1.

Vloeren.

Tot circa 1900 worden houten vloeren nag veel toegepast in verdiepingbouw. Daarna wordt in de utiliteitsbouw meestal gekozen voor beton. Houten vloeren komen tot 19~0 veel voor in hogs woongebouwen met een staalskelet; daar wordt als brandscheiding om de twee tot vier bouwlagen een betonnen vloer aangebracht. Afbouwconstructies.

Omdat de dragende functie niet langer door gevels en binnenwanden hoeft te worden vervuld, ontstaat de mogelijkheid deze scheidingsconstructies van eigenschappen te voorzien, die voor een specifiek geval het bests voldoen.

De grots varieteit aan materialen en mogelijkheden van samenstelling maakt een goede keuze niet

eenvoudig. Het is echter een wijd verspreid

misverstand te menen dat de ontwerpers ten aanzien van gevels en binnenwanden op grand van ad-hoc beslissingen en vooral onwetendheid zouden handelen. Uit verschillende onderzoeken blijkt juist dat de kennis hierover bij op zijn minst een aantal van deze ontwerpers, waaronder Duiker en Wiebenga, naar hedendaagse maatstaven op een behoorlijk niveau staat. Met name Wiebenga

en Van Loghem publiceren zeer veel over technische onderwerpen, zodat oak de andere ontwerpers hiervan op de hoogte zijn geweest.

Voor meer informatie verwijzen wij naar het rapport van het Bouwtechnisch Onderzoek 'Jongere Bouwkunst' TU Eindhoven\TU Delft, en de daarin vermelde

literatuur.

Gevels en binnenwanden.

Voor gevels en binnenwanden wordt baksteen nag weleens gebruikt; hoewel Duiker hiertegen

nogal eens tekeer gaat, past oak hij dit

materiaal nag wel eens toe als geen geschikter materiaal voorhanden is. In de literatuur

komen we echter al veel lichte materialen

tegen, die juist in de skeletbouw graag worden toegepast: holle baksteen, betonsteen,

drijfsteen en allerlei plaatmateriaal als cornell, kurkplaten, celotex, gipskarton en heraklith. De meeste van deze plaatmaterialen worden geschikt geacht voor buitengevels, mits voorzien van een moderns portlandcementpleis-ter of een andere hoogwaardige bekleding. Wiebenga publiceert over Amerikaanse bouwwij-zen waarbij gevels niet meer zijn dan gepleis-terd metaalgaas op stijl- en regelwerk. Deze methode is bijvoorbeeld in de eerste bouwfase van Zonnestraal in 1927 toegepast. Later, onder andere bij de tweeds bouwfase van Zonnestraal C1931) en in de Cineac C193~)

(22)

3.3.2.

3.3.3.

3.~ .

soms toch voor een gemetselde spouw, mogelijk na technische problemen met de eerstgenoemde constructies.

De stalen ramen beantwoorden door hun

slank-heid aan de gewenste immaterialisatie. De

oorzaken van oppervlakte-condensatie op stalen puien met enkelglas zijn bekend, evenals

methoden van beluchting en dergelijke om dit te voorkomen.

Oaken.

Thermische isolatie op platte daken is in de jaren twintig gebruikelijk. Er wordt gebruik gemaakt van poreuze materialen, vaak

geexpandeerde kurk, of materialen met een op straling berustende isolerende werking.

De bescherming van de dakconstructie tegen temperatuurswisselingen wordt daarbij als voordeel gezien.

Als waterdichte laag wordt meestal dakpapier Cpapierfolies met teer) verzwaard met grind toegepast, het zogenaamde mastiekdak. Bij de dakrand treffen we vaak sen metalen afdekking aan, vaak blijft deze echter achterwege.

Het onder afschot aanbrengen van sen dak wordt niet als noodzakelijk gezien; achterblijvend water zou de dakhuid tegen de zon beschermen. Uloeren.

Ten aanzien van de afwerking van vloeren spelen de slijtvastheid, de akoestische eigenschappen en de hygiene de hoofdrol.

De hiervoor beschikbare materialen wijken r.iet zo veel af van de heden ten dage gangbare: linoleum, kurk, parket, tegels, tapijt enz. Bij betonnen vloeren wordt soms volstaan met een afwerklaag, al dan niet voorzien van kleurstoffen of toeslagen Cterrazzo) . Installaties.

Uoorzieningen voor warm- en koudwater,

vuilwaterafvoer, gas en electriciteit hebben na de dertiger jaren weinig principiele veranderingen ondergaan. Wel zijn allerlei verbeteringen

ontwikkeld, onder andere door het toepassen van kunststoffen en verbeterde verbindingsmethoden. De installaties voor verwarming en ventilatie maken in die periods echter stormachtige ontwikkelingen door, waarin juist de ingenieurs van het Nieuwe Bouwen sen belangrijk aandeel hadden.

Ten tijde van het antwerp van Gooiland is het

centrale verwarmingssysteem algemeen bekend en veel toegepast in openbare gebouwen als dit. De

installaties bestaan meestal uit een kolen- of

oliegestookte ketel, met leidingen en elementen van staal of koper. De elementen zijn dikwijls gemaakt

(23)

3.5.

van aan elkaar gelaste ijzeren buisprofielen. Oak leden-radiatoren worden toegepast. Als medium wordt meestal stoom of water gebruikt.

Uan Loghem, in die tijd een autoriteit op dit gebied, benadrukt de relatie tussen wel of niet permanent gepruik, warmte-accumulatie van de constructies en het verwarmingss~steem. Daarbij gaat het om de keuze tussen sen convectie-, dan wel

een stralingss~steem.

Duiker onderneemt diverse pogingen om te komen tot

sen verwarmingss~steem op basis van hete lucht, wat

na zijn dood heeft geleid tot sen octrooi Csamen met ir. J,J. De Ridder).

Mechanische ventilatie wordt alleen in bijzondere ruimten toegepast, zoals bedrijfsruimten, fabrieken en grots keukens. De s~stemen bestaan veelal uit sen stelsel van metalen kanalen met terugslagklep-pen en sen krachtige ventilator aan elk uiteinde. Uan Loghem wijst in 1936 op het risico van geluids-overdracht hierdoor.

De mogelijkheden van volledige mechanische ventila-tie in combinaventila-tie met het conditioneren van de zui-verheid en de vochtigheid van de lucht, is onder deze architecten uitgebreid onderwerp van studie en experimenten CWinter, Gooiland, Cineac).

Bouwf~sica.

In 1936 verschijnt het boek 'Acoustisch en thermisch bouwen voor de practijk' van ir.J.B. van Loghem: het eerste overzichtswerk op het gebied van de moderns bouwf~sica in Nederland. Hierin wordt gesteld dat de parate kennis van de ontwerpers in het algemeen onvoldoende is om de complexe

bouwf~sische problemen die het Nieuwe Bouwen

oproept, aan te kunnen. Duiker en Wiebenga

behoren hier echter tot de gunstige uitzonderingen, die weliswaar niet alles even doeltreffend hebben opgelost, maar hiertoe in elk geval pogingen

ondernemen. Oak geven zij er voortdurend blijk van

de bouwf~sische kennis, zoals die door Uan Loghem

wordt samengevat, te beheersen.

In deze periods concentreert men zich op de akoestiek en de thermische aspecten.

Ten aanzien van de akoestiek komen in het bask alle basisbegrippen, zoals deze oak heden ten dage nag door architecten worden gehanteerd, in hun samen-hang aan de orde.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen lucht- en contactgeluid en gewezen op het verschil in akoes-tisch gedrag van diverse materialen ten aanzien van verschillende toonhoogten.Hiervoor zijn oak kwali-tatieve berekeningen opgenomen, evenals voor de nagalmtijd. Uerder komt aan de orde op welke wijze akoestische versterking of verzwakking kan worden bewerkstelligt, wat bijvoorbeeld in de Cineac van Duiker sen belangrijke rol speelt.

(24)

Foto 6: Gooiland, Bron:

Ten aanzien van de thermische en energetische aspecten is het hoek, vergeleken met de huidige kennis onder architecten, behoorlijk compleet. Het gedrag van constructies bij thermische lengteveran-dering, de berekening van oppervlaktetemperaturen en van een warmtestroom door sen constructie zijn bekend. Aan warmteaccumulatie in combinatie met oververhitting door zoninstraling wordt veel aan-dacht gegeven.

Het optreden van oppervlaktecondens wordt in 1925 door Wiebenga reeds omschreven als een thermisch proces dat optreedt bij het overschrijden van de maximum dampspanning bij een gegeven temperatuur.

Het dakterras van het hoteldeel van 1982. De beplanting is niet origines!. Fotografische Dienst Bouwkunde,TUDelft.

(25)

. ·.:.

- - ..

Foto 9: Grand Hotel Gooiland, kort nadat dit

werd opgeleverd. De noordgevel volgt de ruime

bocht in de Langestraat-Emmastraat.

Bron: De 8 en Dpbouw 1936, foto Eva Besnyo.

Afb. 10 De situatie van Gooiland, zoals die in

de oorspronkelijke toestand was.

Bron: Werkverband Analyse van Gebouwen, IUD.

(26)

D.

1.

2.

3.

INLEIDING.

Esn gsbouw wordt doorgaans gersalisesrd om

gscondit'onssrds ruimtsn ts krijgen, dis passsn bij

de gebru~ksdoslsn die men op dat moment hseft. De

rangschikking van materialsn en produkten die nodig zijn om deze condities veilig ts stsllen noemen wij de materials werkelijkheid Cals onderscheid van de materiels conceptie, een abstract bsgrip waarmss de eigenschappen van beleving, functis, comfort en exploitatie van dis geconditioneerds ruimte worden bedoeld).

In dit hoofdstuk komt de materiels werkelijkheid van Gooiland in de oorspronkelijke toestand, dus na eerste oplevering, en in de huidigs toestand aan de ords. Dit laatste begrip omvat dus nist de huidige tschnischs conditis Ccorrosie, rot etc.) maar

allsen veranderingen in het gsbouw, die doslbewust op basis van veranderds eisen zijn aangebracht. Om de materiels werkelijkheid op waards te schattsn

is het goed een beeld te hebben van de uitgangspun-ten: het programma van eisen en de situatis.

PROGRAMMA VAN EISEN.

In de archieven is gesn geschreven programma van eissn tsrug gevonden. Wel is in verschillsnds

literatuur hst sen en andsr aangetroffsn, maar dit is onvoldosnde gsbleken om sen programma van eissn op sen verantwoorde manier te reconstruersn.

Wat uit de literatuur wsl naar voren komt is: de wens de verschillsnde functies van hotel, theater, cafe-restaurant, winkel en woningen in sen gebouw ts integrersn,

de eis het uitzicht op de naastliggende percslen zovsel mogelijk te bsperken.

Bovsndisn tradsn tijdens het ontwsrpprocss verande-ringen op in het aantal ruimten en de functiss daarvan Cverandering aantal hotelkamers, wel of gesn kleine muziekzaal etc.).

Het verdient aanbsveling hiernaar verder onderzoek te doen, echter in dit kader beperkt tot aspecten welke nu van belang lijksn voor de rsstauratie. SITUATIE.

De situatie van Gooiland wordt gedomineerd door de ruims bocht in de Langestraat-Emmastraat, die in het gebouw ondsrmeer in de ronding van de noordge-vel terug te vinden is.

Het gebouw ligt op de hoek van dezs destijds

belangrijks verkeersader en de Luitgardestraat in het oosten. Een als politiebureau gebruikte villa begrensde met haar terrain de locatie in het

westen. Aan de zuidzijde is een villabebouwing, ontsloten via de Luitgardestraat, en een zwembad dat daar vermoedelijk in de oorspronkelijke toes-tand nog niet stoes-tand.

(27)

Dominants objecten in de omgeving zijn voorts de St Uituskerk en het vroegere St Annagesticht, dat westelijk van de kerk stand, ongeveer waar nu de Annastraat loopt.

De bouwhoogte van Gooiland is overeenkomstig die van de bebouwing westelijk van het politiebureau en het gesticht.

In de oorspronkelijke toestand is de aanwezigheid van een aantal woningen op de hoek van de

Luitgardestraat en de Emmastraat sen element dat de ontwikkeling van het antwerp sterk beinvloed.

Doordat hat niet geheel duidelijk is of de eigenaar daarvan wel of niet zal verkopen of ruilen, most het antwerp diverse karen in hoofdmaten worden aangepast. Dit leidt bovendien uiteindelijk tot de eigenaardige wigvormige uitsnede in de oostgevel van het gebouw, waardoor hat buurterrein kan worden omzeilt en de rij hotelkamers aan de zuidzijde tach de gewenste breedte kan krijgen.

Ten aanzien van de grondgesteldheid is nader onderzoek achterwege gebleven. Aangenomen is dat deze een kwaliteit heeft zoals elders in het Gooi. De aanwezige zandgrond heeft een vasts grondslag op geringe diepte. De aanlegdiepte van de fundering lijkt daarom bepaald door de vorstgrens. Het grondwaterregime is derhalve niet van belang en ook niet onderzocht.

Foto 11: Het entree-gebied van Gooiland, in de oorspronkelijke toestand. Bij de ingang van hat hotel zijn de kolommen iets teruggeplaatst. Bran: De 8 en Opbouw 1936, foto Eva Besnyo?

(28)

In de situatie zijn vooral veranderingen opgetreden door diverse herstructureringen van het verkeers-knooppunt in het noorden, na de sloop van het

gesticht. De benadering van het gebouw is hierdoor voor auto's ingrijpend veranderd van een langsgaan-de oost-westbeweging naar een confrontatie vanuit het noorden; voor voetgangers en fietsers geldt dit minder.

In het noorden is op de loop van de vroegere rij-baan een parkeerterreintje aangelegd, waardoor het gebouw niet !anger aan de rijbaan ligt. Het terrain in het westen is nu in gebruik als parkesrterrein. Het vrijstaan van hst gebouw, waarop de westgsvsl inspeelt, blijft hierdoor aan die zijds vooralsnog gehandhaafd.

De vsranderingsn op de lokaties zuidslijk van Gooiland zijn in dit kader minder intersssant.

Dp de noord-oosthosk zijn de woningen en opstallen verdwenen en is het vrijkomende terrein gebru1kt voor het uitbreidsn van het Gooilandcomplex, esrst met sen aantal uitbouwen, maar uitsindelijk met de Tuinzaa en de Luit ardezaal.~~--~

Foto 12: Gooiland vanuit hst noordwesten in de oorspronkelijke toestand. Geheel rechts de hoge pui van de vide van theezaal naar restaurant. Bran: De 8 en Opbouw 1936, foto Eva Besn~o.

(29)

Foto 13: Uitzicht vanaf een balkan op het grots dakterras. Achter de parasollen de pui van de theezaal; op de voorgrond de vijver.

Uia deze buitenruimte ontstaat een koppeling van de hotelkamers en het drukke plein. Bovendien ontstaat sen zonnige buitenruimte, waarvoor op het terrein elders geen plaats meer is.

Bran: De 8 en Opbouw 1936, foto Eva Besnyo,

(30)

~.

BESCHRIJUING UAN DE MATERIELE WERKELIJKHEID.

~.1 Stedebouwkundige aspecten.

Hat uitgebreids programma van sisen is

ondsrverdssld in een aantal functionele groepen, waarvan biJ de planorganisatie gebruikt gemaakt is. De publieksfuncties van hat theater en hat hotel zijn in een onderbouw ondergebracht, die bestaat uit sen begane grondvloer, sen insteekvloer en sen tussenvloer. De theaterhal en foyers richten zich daarbiJ op de Luitgardestraat en de vroegere tuin van de buurman op de noordoost hoek.

loa hotelruimten restaurant, cafe en dergelijke

:richten zich vooral op de drukke verkeersroute in

1het noorden. Een aantal ruimten die beida functies disnden liggen in sen overlapgebied op de begane grand. De voormalige theezaal is op het dakterras

betrokken.

In sen laat stadium in hat antwerp is oostelijk van hat hotel aan de Emmastraat een winkel met daarbo-ven sen tweetal woonhuizen toegevoegd.

Boven het publieksgedeelte van het hotel liggen op twee bouwlagen de meeste gastenkamers met bijbeho-rende voorzieningen. De dienstruimten voor het hotel liggen in de kelder en aan de zuidzijde van het hoteldeel.

Achter dit geheel is de theaterzaal ondergebracht, met zijn blinds gavels voor het publiek weinig aantrekkelijk om te zien en daarom op de hoek die de geringste relatie met de omgeving heeft.

In de huidige toestand is deze verdeling in functionele groepen niet meer helder. Dit is

veroorzaakt door een aantal verbouwingen als gevolg van veranderde gebruikseisen in het verleden, ols oak door de leegstand op dit moment.

!

Heel kennelijk is het gebouw gericht op het 'drukke stadsleven' aan de noordzijde. Dit blijkt ondermeer uit de keuze de hotelkamers en de grots

publieksfuncties hierop te richten en niet op het zuiden, waar immers hat gesloten volume van de theaterzaal is gesitueerd. Het cafe had aan de noordzijde oak sen terras aan de straat.

Het gebouw heeft naar de meeste zijden sen gesloten karakter en opent zich alleen naar het noorden toe uitbundig. De westgevel is voor het onderste

gedeelte oak geopend, waar het restaurant en de theezaal van de middagzon kunnen genieten; hier is dan oak een pui over de dubbele hoogte gekozen.

Behalve het directs gebruik dient het dakterras nag twee functies:

het scheppen van een tussengebied tussen

hotelkamers en de drukke weg, wellicht met het oog op geluidsoverlast. Hoewel de kamers in

sen U-vorm liggen, worden ziJ tach via daze buitenruimte op de straat betrokken.

(31)

.. oontami1'J

ttu*tnnlt

bfrttftt

sJatJ/'Ikalfltf outltr!l lfl·daaf'J•Ilmf'r 1.flfJ11 &Glean ''"at 1' VERDIEPING '> -~-~. I. l'ii!C lr/111 \'ltll '"""''''' .1. lilmr·ohinr· I. \'norporronl ~- ITll/l tltlllf \'OIIo/n··hnf,llfl ,_ fl/f/IIIMtf1Un / l·o,ol/iJn lrllfln·unll · \ .~, ,·rrn·,,rnim.::-bmonl :we./ · '--<1, \'f'rll"Hrmin,:,~-,,,rwl \'/',,111/irc-/Julrmt r11 nililllt.'Zrwl f(}_ ,-,·nntrmln.r•bllla/JI \'f: til•u/(

I I. \'t-rwurmlll(<krnmul uw/ mrdcr IIIII ton

ll. \'(n\·armlnx•Z.rrmwl fo,·cr

1.1. tffri/IT lfl<lfi'I'Tl\'f1frrt/11~

II, aam'tlrt \'c•llfil•lfirL·umr•ll loalom

13. cWnl'lll'l' \'t'llflflltld;o/fltl•tl ,-dfin~:~waf 16. 4UUII'IIt'r n·n/i/111/d·mttllll I•IJ·rr

IJ. nll'tlrr l'f'nll/11/it·b••"u•l :uaf /ft. 111\'lll't \'t"fltlltltkL:offiOf// b!1/o'ftt1 1'9. l'tmll;ntm!ll t'nrl.···" ]fl. Wl15rmt•J'I•Ifll llf'lltl'll 11. rtltlt 11. orutu~·htlnr.;,l:nnokfl 1.1. l'rmllutnr 11. \'rnulotlrknmml rr~IOtJru11f rn tlu·.·zcwltir ... l.S. ''rnrnrlft1111~hmonl nr~stdrul!rl Zt.. rrtcwr flfiMl"lt'IIJ:rl · li. l"t"rn·armint'~tannol ll"("~f,•ku;rl

lit. rrtour wr;:t\·lnu:rl l9. dl.·nl:nrnrr .rn. rnrdrrr,.llft .11. \"lliltPniL·n/.:rr .fl. \'Uilnld:nL"t·r J.f. hntrlrran .11. ran, .15. hntrll:amrr .11'1. ha/ron .li. //It .1~. rool:l:amt'r cr Jq_ l't"fflilntld:r,mu cr. If"/. n-l'rtL:a~tcn 2' VERDIEPING

/

\--~~~(

/

'·,

·-

---<: ]) rn "fl ., tr 0.

,_.

.

rn ... 1JH= 1-'· :I co Dl ... 1-"[ll In rt rt ru rn I"TlCQ 10 ., rn o 0':::1 rn o. rn rn I-" :::I 0. <: ,_.. Dl :I :I t:lO. rn rn rnrn rn rn ., :I In rt om 1J tr o rn c :I E rt 1--'E Ul[D 'w rn mo. rn

(32)

~.2.

het voorzien van een mogelijkheid om in de zan te zitten; hierin speelt oak de relatie met de theezaal een rol. In de oorspronkelijke

toes-tend waren slechts sen weinig kamers op het zuiden georienteerd, wat meer op het westen en oosten. Daar het terrain volledig door het gebouw in beslag werd genomen, ontstond zo desondanks de mogelijkheid in de zan te zitten en het gebouw tach op het noorden te richten. Door de functie van KRD-kantoor en het huidige gebruik door Promenade, zonder de vroegere

publieksruimte in het hotel, onderhoudt het gebouw een minder starke relatie tot de omgeving dan

vroeger. De orientatie heeft bij vorige

herbestemmingen kennelijk een mindere rol gespeeld. De ligging van het complex aan het drukke kruispunt verzekert nag altijd een goede ontsluiting voor alle verkeer. De schouwburg heeft de entree aan de Luitgardeweg, en is daardoor wat minder direct te bereiken voor auto's.

Door het aanleggen van sen parkeerveldje voor het gebouw is de afstand tot de rijbaan vergroot. Hierdoor is echter wel sen rustiger entree-gebied ontstaan voor het in- en uitstappen. Het een-richtingsverkeer maakt de bereikbaarheid per auto vanuit het oosten echter moeizaam.

Uoor voetgangers en fietsers is er niet veel veranderd, evenals voor de bereikbaarheid van de schouwburg.

Tegenwoordig is het parkeerprobleem echter groat. Hoofdopzet voormalig Hotelgedeelte.

De gastenaccomodatie op de verdiepingen van Gooiland is georganiseerd in sen langsbouw, die tweemaal in sen rechte hoek is geknikt tot sen

U-vorm. Door het liJf van de U mee te vormen met de bocht in de weg, lopen de beide paten van de U

circa 32 graden uiteen.

Langs de buitenzijde van de U leapt een gang langs de vrijwel gesloten gevel. Meer naar binnen treffen we een zone met badkamers en andere voorzieningen. Aan de binnenzijde van de U bevinden zich de

eigenlijke gastenkamers, die middels sen gevel van stalen beglaasde puien sen direct contact hebben met de aan de kamers gekoppelde balcons. Uanaf deze balcons kijkt men via het grate dakterras op

straat.

Op de eerste verdieping, na 185~ ook op de tweeds, is aan de zuidzijde de plattegrond in langsrichting gespiegeld, waardoor een dubbele rij kamers met middengang ontstaat. In 1860 is de

gasten-accomodatie opnieuw uitgebreid door de twee

naastliggende woonhuizen hiervoor geschikt te maken en uit te breiden met een verdieping met

(33)

Foto 15: ping. Er Bran:

helderheid van de gastenaccomodatie wat verminderd.

Tussen de eerste verdieping C7500 mm +) met

hotelkamers en het dakterras C~750 mm +) is sen

hoogteverschil gehandhaaft met het oog op de

privac~ en het uitzicht van de hotelkamers. Dit

hoogteverschil is beglaasd, zodat bar en cafezaal

hierdoor met het terras in verbinding staan.

De verdiepingen worden ontsloten door sen iets

excentrisch liggend trappehuis met lift . Deze komt

uit in het westelijke deel van de beganegrond, waar

de hotelhall zich bevindt. Dit is het enige

stijgpunt voor de gasten. De verkeerss~stemen voor

personeel en gasten is strang gescheiden.

Een hotelkamer op de eerste

verdie-waren kamers in drie kleurstellingen.

De B en Opbouw 1836, foto Eva Besn~o?

(34)

De andere verticals verbinding vormt de diensttrap

in de zuidwest hoek. De daar gelegen dienstruimten op de diverse verdiepingen worden zo verbonden. Op de eerste verdieping zijn daze ingepast in de

strook gastenkamers. Op de tweeds verdieping waren ze aanvankelijk ondergebracht in sen uitbouw aan de zuidzijde; door de uitbreiding van 195~ zijn ze nu oak in een strook kamers ingepast.

De uitbouw aan de eerste verdieping in zuidelijke

richting van sen postkamer voor de KRD is in de hoofdopzet van Gooiland storend; vooral de mate-riaalkeuze en de bouwwijze ervan pleegt inbreuk op het oorspronkelijke karakter van Gooiland.

Foto 16: Het cafe in de jaren dertig. Bovenaan de glasstrook naar het dakterras.

(35)

Foto 17: Het restaurant in de oorspronkelijke toestand. Linksboven de vide naar de theezaal. Hierin hangen metalen verlichtingsarmaturen met Philinea-lampen. Als vloerbedekking was gekozen voor oranje moquette, de wanden meest betimmerd met limba, ahorn meubilair met lichtoranje stof en een gedeeltelijk lichtroze plafond.

(36)

Deze diensttrap komt beneden uit op de

tussenvsrdisping (~750 mm +) waar personeslskamers

zijn ondergsbracht. Dok aan de zuidzijde, maar oostelijk van het trappehuis bsvinden zich op de tussenverdieping nog een aantal hotslkamers van wat mindsre allure: de verdispingshoogte is gsringsr en de kamers zijn wat danker doordat ze schuilgaan onder het balcon van de erbovsn gelegen kamers, terwijl ze zelf sen buitsnruimts missen.

De tussenverdieping hesft ook een uitloper in de

westelijke poot van de U, die ists lager is

aangelegd C~~OO mm +). Een aan de bovenliggende

vloer opgehangen hellingbaantje verbindt dit

gedselte tamelijk spectaculair met het trappehuis. In deze westpoot treffen we een vergaderzaal en op de noordwest-hoek de theezaal, die met een groat aantal openslaande deuren is verbonden met het

dakterras. Buitengekomen moet met een aantal treden

het eigenlijke terrasniveau (~750 mm +) worden

bersikt. Dit hoogteverschil is ontstaan door de wens de ondsrliggsnde plafonds, ondanks de grots

ovsrspanningen en dus grotere constructiehoogten,

glad af te werken. Dp dit t erras genoot men onder

esn parasol aan een vijvertje van een kopja thee en het 'voortrazende' verkeer.

Door de vloer van de theezaal gedeeltelijk op ts hangen kon een vide naar het restaurant ontstaan. Hierdoor bestond langs de dubbelhoge pui op het westen, een belangrijke ruimtelijke koppeling tussen de beganegrond en het dakterras, dat als middelpunt van de gastenaccomodatie moet worden gszien. Deze ruimtslijkheid is benadr.ukt door de vide te bsgrenzen met een vrije vlaugelvorm, die op deze wijze ook door Le Corbusier is toegepast. In de huidige toestand is de vide gesloten, evenals hst grootste gedeelte van de dubbelhoge pui.

Uroeger kon met verschillende schuifwanden de vide worden gesloten en de theezaal worden verkleind. Een dergelijke koppeling is gersaliseerd door een

insteekvloer C2900 mm +) met bar in de hoge

caferuimte te hangsn. Uan daaruit hseft men door de hooggeplaatste vsnsters met geetst glas nog contact met het dakterras, terwijl de aandacht zich vooral richt op hst cafe. Dpnieuw is hier gebruik gemaakt van een vrije vorm om de zelfstandigheid van dit

onderdesl en daarmee de ruimtelijkheid, te

accentueren. In 1938 is vsrgunning aangsvraagd voor het scheiden van bar en cafe met een pui. Het is nist duidelijk of dit is ger.ealiseerd gewsest; op dit moment is de verbinding open.

De insteek is met een gebogen trap, die langs een eveneens gebogen wand van glazen bouwstenen loopt, verbonden met het cafe. Daze wand is nu aan hat oog onttrokken, maar nog wel aanwezig.

Uanuit de bar kon men door een pui met ramen en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit deze gesprekken is te concluderen dat het prognosemodel in technische zin voldoet, maar dat er nog verbeteringen mogelijk zijn in de wijze waarop wordt gewerkt met de prognoses

Het was mooi dat in 2013 Eugene Fama en Robert Shiller samen de Nobelprijs voor Economie kregen, terwijl ze twee tegengestelde marktvisies verdedigen: de eerste zegt dat de

Afbeelding 8: in drie moerbalken (hier twee in beeld) zijn uitsparingen voor kinderbalken te herkennen.. Afbeelding 9: de aansluiting tussen moerbalk en muurstijl is opgeklampt

Ende so haest als die keiser dese tijdinge hoorde, dede hi alle zijn volck wapenen, ende reet metten geheelen heir nae die grachten, daer Titus ende Pilatus met die van Jherusalem

Op het dak is een hijsbalk met een ophaalmechanisme te zien (afbeelding 4.10). Achter de hijsbalk is op het dak een ophaalmechanisme te zien, deze is bedekt met dakbedekking die

Bij de datering tijdens de inventarisatie Hortusbuurt heeft Monumentenzorg alleen gekeken of een pand geheel of gedeeltelijk uit een bepaalde periode komt.. De scheidslijn

Wanneer blijkt dat de architect zich te weinig in de bestaande situatie heeft ingeleefd, dan zou die teke- ning met enkele aanbevelingen terugge- stuurd moeten worden, afb 3.. Het

Storend te meer, omdat bij deze dienst documentatie- en tekentechnieken zijn ontwikkeld en reeds gedurende een ruim aantal jaren worden gepractiseerd, die in kwaliteit