• No results found

Braille_Natuur-en scheikunde 1_VMBO_GL-TL_2019_TV1_aanpassingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Braille_Natuur-en scheikunde 1_VMBO_GL-TL_2019_TV1_aanpassingen"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Examen VMBO-GL en TL

natuur- en scheikunde 1

2019 tijdvak 1 dinsdag 14 mei 13.30 - 15.30 uur

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

Bij dit examen hoortren een uitwerkbijlagetekeningenband en 3 werkbladen op tekenfolie. Gebruik het BINAS informatieboek.

Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

Dit examen bestaat uit 43 vragen.

Voor dit examen zijn maximaal 77 punten te behalen.

Voor Achter elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

De meeste vragen zijn open vragen. Als een vraag een meerkeuzevraag is, dan wordt dat aangegeven met ‘meerkeuze’ achter het vraagnummer.

Meerkeuzevragen

Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Open vragen

Geef niet méér antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd, geef er dan twee en niet méér. Alleen de eerste twee redenen kunnen punten opleveren. Vermeld altijd de berekening, als een berekening gevraagd wordt. Als een gedeelte van de berekening goed is, kan dat punten opleveren. Een goede uitkomst zonder berekening levert geen punten op. Vermeld bij een berekening altijd welke grootheid berekend wordt.

Geef de uitkomst van een berekening ook altijd met de juiste eenheid.

Symbolenlijst

( ronde haak openen ) ronde haak sluiten gr gradenteken = isgelijkteken

/ slash; deelteken; breukstreep _ subscript of underscore

^ dakje; tot de macht; superscript

(2)

Gedeeld geluid

Een smartphone kun je gebruiken om muziek af te spelen. Met een versterker en een luidspreker kunnen meerdere mensen naar deze muziek luisteren.

Vraag 1: 1 punt

In tekening 1 zie jeJe ziet afbeeldingen van een signaal voor en na de versterker:. 1a. voor de versterker

1b. na de versterker

Over het versterkte signaal staan op de uitwerkbijlage hieronder twee zinnen.

Omcirkel

 Neeminelke zin de zinnen over en maak ze compleet door de juiste mogelijkheid te kiezen. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

1. De amplitude van het versterkte signaal is (even groot / groter / kleiner). 2. De frequentie van het versterkte signaal is (even groot / groter / kleiner).

Vraag 2: 2 punten

De luidspreker bestaat uit drie onderdelen. De conus is een van deze onderdelen. Noteer de namen van de twee onderdelen die ervoor zorgen dat de conus trilt.

Vraag 3: 4 punten

De hoogste toon die de luidspreker weer kan geven, heeft een trillingstijd van 0,040 ms.

Bereken de frequentie en leg uit of deze toon hoorbaar is voor de mens. Noteer het gehoorbereik van de mens bij je uitleg.

De smartphone laat muziek horen met een geluidsniveau van maximaal 88 dB. Door het gebruik van de versterker wordt dat verhoogd tot 94 dB.

Voor het geluidsniveau geldt:

Bij elke verdubbeling van het geluid neemt het geluidsniveau met 3 dB toe.

Vraag 4: 2 punten

Vergelijk het geluid van 94 dB met het geluid van 88 dB.

Over deze geluiden staan op de uitwerkbijlage hieronder drie zinnen.

Neem de zinnen over en maak ze compleet. Noteer in de eerste twee zinnen de juiste waarde en

omcirkel kies in de derde zin de juiste mogelijkheid. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

Gebruik de tabel ‘Maximale blootstellingsduur’ in BINAS.

1. Het geluid van 94 dB is ... dB harder dan het geluid van 88 dB. 2. Het geluid van 94 dB is ... keer zo hard als het geluid van 88 dB.

(3)

3. De maximale blootstellingsduur aan geluid van 94 dB is (gelijk aan / minder dan / meer dan ) vier uur.

Vraag 5 meerkeuze: 1 punt

In welke zone valt het maximale geluidsniveau van de luidspreker? A hinderlijk

B zeer hinderlijk C zeer luid D extreem luid

Schakeling doormeten

Marlou en Luuk sluiten een weerstand aan op een variabele spanningsbron. Ze willen de spanning over en de stroom door een weerstand meten. Je ziet in tekening 2 een afbeelding van hun opstelling.

Marlou sluit de spanningsmeter aan. Dan stelt zij de spanningbron in op 2,0 V.

Vraag 6: 2 punten

Luuk meet de spanning zo nauwkeurig mogelijk. De spanningsmeter heeft drie opties voor het meetbereik: 0 - 3 V, 0 - 15 V en 0 - 30 V. Noteer het juiste meetbereik.

Je ziet op de uitwerkbijlage in tekening 3 een afbeelding met de aansluitingen voor het meetbereik en van de schaalverdeling van de spanningsmeter.

Waar bevindt de wijzer zich op de schaalverdeling? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk waar de wijzer zich bevindt (tussen welke waarden, bij welk streepje en op welke schaalverdeling) of Kruis het juiste meetbereik aan en teken de wijzer op de schaalverdeling vanuit P in de juiste stand (dit mag met pen of met een wikki stixx).

Vraag 7: 2 punten

Luuk meet met een stroommeter een stroomsterkte van 25 mA. Bereken de grootte van de weerstand die is aangesloten.

Marlou neemt twee andere weerstanden en sluit die aan.

Je ziet in tekening 4 een afbeelding van deze situatie met de grootte van elke weerstand. R_1 = 20 ~W en R_2 = 40 ~W.

Vraag 8: 2 punten

(4)

Vraag 9: 1 punt

Vergelijk de spanning over en de stroomsterkte door R_2 met de spanning over en de stroomsterkte door R_1.

Omcirkel in elke zin op de uitwerkbijlage

 Maak onderstaande zinnen compleet door de juiste mogelijkheid te kiezen. Doe het zo: neem de nummers over en zet de juiste woorden erachter. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

1. De spanning over R_2 is ..1.. (even groot als / groter dan / kleiner dan) de spanning over R_1. 2. De stroomsterkte door R_2 is ..2.. (even groot als / groter dan / kleiner dan) de stroomsterkte door R_1.

Speelmomentje

In een speeltuin staat een bijzondere wip. Op deze wip kan een kind in zijn eentje wipwappen. De wip bestaat uit een balk met links van het draaipunt D een bak met stenen en rechts een rek waar een kind aan kan hangen.

In tekening 5 zie jeJe ziet een afbeelding met Leon die de wip in evenwicht heeft gebracht.

Beschrijving van de tekening: D

De bak met stenen bevindt zich op een afstand van 1,60 m links van het draaipunt D en Leon hangt aan het rek op een afstand van 1,82 m rechts van D.

Vraag 10: 1 punt

Het materiaal van de balk is homogeen. Wat betekent homogeen?

De bak is gevuld met stenen. De totale massa van de stenen is 32 kg.

Vraag 11: 4 punten

Het volume van de stenen in de bak is 1,2 * 10^4 cm^3.

Bereken de dichtheid van deze stenen en noteer uit welke stof deze steensoort bestaat. Gebruik de tabel ‘Gegevens van enkele vaste stoffen’ in BINAS.

Vraag 12: 3 punten

Bereken het gewicht van Leon. Gebruik de momentenwet. Verwaarloos hierbij de massa van de bak waarin de stenen zitten en van het rek waaraan Leon hangt.

(5)

Vraag 13: 2 punten

Leon verplaatst zich in de richting van D.

Over het gevolg van deze verplaatsing staan op de uitwerkbijlage hieronder drie zinnen.

Omcirkel Maak onderstaande zinnen compleet door voorin elke zin de juiste mogelijkheid te kiezen.

Doe het zo: neem de nummers over en zet de juiste woorden erachter. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

1. Wanneer Leon zich in de richting van D verplaatst, zal het moment rechts van D ..1.. (groter / kleiner) worden.

2. Het moment links van D zal ..2.. (gelijk blijven / groter worden / kleiner worden). 3. Leon zal nu ..3.. (omhoog bewegen / omlaag bewegen / op dezelfde hoogte blijven).

Wiebelstep

Tijsje heeft een speciale step.

Deze step wordt aangedreven door de voetenplank op en neer te bewegen.

Vraag 14: 1 punt

Je ziet in tekening 6 drie afbeeldingen van Tijsje op haar step.

De afbeelding links is A, die in het midden B en die rechts C. Tijsje kijkt steeds naar rechts. Haar armen houdt ze gestrekt voor zich en met haar handen houdt ze het stuur vast. De step heeft twee wielen. Het stuur bevindt zich recht boven het rechterwiel. De voeten van Tijsje staan op een plank. De achterste voet van Tijsje bevindt zich schuin boven het linker wiel. Haar voorste voet bevindt zich boven het punt dat ligt in het midden tussen de twee wielen.

In afbeelding 6A, 6B en 6C is steeds een punt M gemarkeerd. In welke afbeelding is het massamiddelpunt M van Tijsje juist geplaatst?

A bij de tenen van de voorste voet.

B bij de voorste knie.

C op heuphoogte.

Vraag 15: 2 punten

Van een rit op de step is een s,t-diagram gemaakt. Dit staat op de uitwerkbijlage.Dat vind je in tekening 7.

In het diagram zijn vier delen van de grafiek met een letter aangegeven. Van links naar rechts (en van onder naar boven): P, Q, R en S.

Bij ieder deel van de grafiek hoort een soort beweging.

Op de uitwerkbijlage staat een tabel met vier letters en mogelijke bewegingen.

ZetNeem onderstaande vier letters over en noteer achter elke letter voor elk deel van de grafiek (P, Q, R en S) één kruisje bij de juiste beweging. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

(6)

P. (constante snelheid / rust / versnelde beweging / vertraagde beweging) Q. (constante snelheid / rust / versnelde beweging / vertraagde beweging) R. (constante snelheid / rust / versnelde beweging / vertraagde beweging) S. (constante snelheid / rust / versnelde beweging / vertraagde beweging)

Tijsje test de handrem van haar step. Zij stept op volle snelheid en remt dan voluit. Van deze test is een v,t-diagram gemaakt: 16 t/m 20: v,t-diagram. Bij de horizontale as staat t (s) en bij de verticale as v (m/s).

t (s)

0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5

6

5

4

3

2

1

0

v

(m/s)

Vraag 16: 1 punt

Noteer de beginsnelheid van Tijsje in km/h.

Vraag 17: 4 punten

Bereken de afstand die Tijsje aflegt tijdens het remmen vanaf t = 0,8 s. Gebruik het diagram.

De vertraging tijdens het remmen is 2,1 m/s2.

Vraag 18: 2 punten

Toon deze vertraging met een berekening aan. Gebruik het diagram.

Vraag 19: 2 punten

De massa van Tijsje en de step samen is 45 kg. Bereken de nettokracht tijdens het remmen.

(7)

Vraag 20 meerkeuze: 1 punt

De rem op het achterwiel wordt warm bij het remmen. Welke kracht zorgt voor het warm worden?

A luchtweerstand B rolweerstand C spierkracht D wrijvingskracht E zwaartekracht

Motorkraan

Een motor is in en uit een vrachtwagen te takelen met een motorkraan.

Vraag 21: 1 punt

De constructie van de kraan is gemaakt van staal. Het staal is geverfd om roesten te voorkomen. Noteer nog een manier om staal tegen roesten te beschermen.

Vraag 22: 2 punten

Je ziet een afbeelding van het bovenste deel van de kraan in tekening 9.

In de afbeelding zijn drie onderdelen genummerd: de balk (1), de cilinder (2) en de ketting (3).

Beschrijving van de tekening: De balk (1) is de horizontale balk bovenaan in de tekening. Aan het rechteruiteinde van deze balk is de ketting (3) bevestigd. De ketting splitst zich een stukje lager in twee delen. Daaraan hangt de motor die uit de vrachtwagen getakeld wordt. De motor is getekend als een rechthoek. Het linkeruiteinde van de balk (1) is bevestigd aan een paal die op de grond staat. De cilinder (2) bevindt zich iets rechts van deze paal. Het bovenste uiteinde van de cilinder is bevestigd aan de balk (1) en het onderste uiteinde van de cilinder is bevestigd aan de paal die op de grond staat. Je ziet een smaller deel van de cilinder (het bovenste stuk) en een breder deel (het onderste stuk). De kraan staat op de grond op een horizontale balk.

Neem de onderstaande drie onderdelen over en zet achterGeef in de tabel op de uitwerkbijlage voor

elke plaats met een kruisje aan of er sprake is van een duwkracht, een trekkracht of duw- en trekkracht.

1. Balk: ( duwkracht / trekkracht / duw- en trekkracht ) 2. Cilinder: ( duwkracht / trekkracht / duw- en trekkracht) 3. Ketting: ( duwkracht / trekkracht / duw- en trekkracht)

(8)

Beschrijving van de tekening: Je ziet de horizontale balk (1) met aan de rechterkant de ketting (3). De ketting is weergegeven met een stippellijn. Het punt waar deketting zich splitst is aangegeven met een P. met aAan het uiteinde van deze twee stukken ketting hangt een motor (maar die is in de tekening weggelaten). Het deel van de ketting dat vanaf punt P naar linksonder loopt is aangegeven met een K.

De kracht van de motor op het punt P is 9000 N. Deze kracht is aangegeven met pijl F_z.

Vraag 23: 1 punt

De gebruikte krachtenschaal is 1,0 cm ≙ = 1500 N. Toon dit met een berekening aan.

Vraag 24: 3 punten

Het doel van vraag 24 is het bepalen van de kracht in ketting K. Er zijn twee manieren waarop je vraag 24 kunt beantwoorden. Kies één van beide.

Manier 1: Gebruik werkblad 2 (tekenfolie) en alle andere hulpmiddelen die je nodig hebt. Bepaal met een constructie de kracht in ketting K vanuit P. Noteer de grootte van de kracht naast de afbeelding.

Manier 2: Beschrijf hoe je in de tekening de kracht in ketting K kunt construeren. Beschrijf ook hoe je vervolgens met behulp van de krachtenschaal de grootte van de kracht berekent.

Vraag 25: 2 punten

De motor wordt 30 cm opgetakeld. Bereken de benodigde arbeid.

Aanrecht

Jorike en Flip kopen een nieuwe keuken. In een showroom bekijken ze verschillende aanrechtbladen.

Vraag 26: 2 punten

Flip staat bij een eikenhouten aanrechtblad met een metalen spoelbak. Hij legt zijn linkerhand op het aanrechtblad en zijn rechterhand op de spoelbak.

Noteer welk materiaal kouder aanvoelt en geef daarvan de reden.

Vraag 27: 1 punt

Jorike vraagt de verkoper met welk schoonmaakmiddel ze de metalen spoelbak moet schoonmaken. Volgens de verkoper mag het middel niet corrosief zijn.

Welk van de volgende pictogrammen geeft aan dat een stof corrosief is?

A Ruit met daarin een afbeelding van een doodshoofd. Met dit pictogram worden giftige stoffen aangeduid.

(9)

C Ruit met daarin een afbeelding van een uitroepteken. Met dit pictogram wordt een irriterende schadelijke stof aangeduid.

D Ruit met daarin een afbeelding van twee reageerbuizen waaruit een vloeistof druppelt op een hand en een ander oppervlak en waarbij te zien is dat de stof beschadigingen veroorzaakt aan de hand en het oppervlak. Met dit pictogram worden bijtende stoffen aangeduid.

E Ruit met daarin een afbeelding van een afwijkende soort vlak. Met dit pictogram worden brandbevorderende of oxiderende stoffen aangeduid.

Vraag 28: 2 punten

In de showroom staat ook een volledig metalen aanrechtblad.

Jorike zegt dat elektrische apparaten op het aanrecht staan. Ze vindt daarom een metalen aanrecht minder veilig dan een aanrecht met een blad van graniet of eikenhout.

Leg uit of je het met Jorike eens bent.

Bijverwarmen

Een koude schuur kun je verwarmen met een petroleumkachel. De brandstof steek je aan met een elektrische gloeidraad.

Vraag 29: 3 punten

De gloeidraad is via een drukschakelaar aangesloten op twee batterijen. De spanning over en de stroomsterkte door de gloeidraad worden gemeten.

Je ziet op de uitwerkbijlage een deel van het schakelschema.

Het doel van vraag 29 is het tekenen of beschrijven van het schakelschema. Er zijn twee manieren waarop je vraag 29 kunt beantwoorden. Kies één van beide.

Manier 1: Maak gebruik van tekenfolie om het schakelschema te teken. Teken de gloeidraad als een rechthoek.Maak het schakelschema compleet met Teken ook de twee batterijen, een drukschakelaar, spanningsmeter en stroommeter.

Manier 2: Beschrijf nauwkeurig hoe het schakelschema (met de gloeidraad, de twee batterijen, een drukschakelaar, spanningsmeter en stroommeter) eruit moet zien.

Als de gloeidraad is ingeschakeld, loopt er een stroomsterkte van 4,8 A.

Vraag 30: 2 punten

De batterijen leveren samen een spanning van 3,0 V. Bereken het geleverde vermogen.

(10)

Vraag 31: 3 punten

Het aansteken van de petroleum duurt 15 s. De totale capaciteit van de batterijen is 2,4 Ah. Noteer het aantal keer dat de kachel aangestoken kan worden.

Bereken eerst de tijd dat de batterijen een stroomsterkte van 4,8 A kunnen leveren.

Water warmer

Doede en Emiel onderzoeken tijdens de natuurkundeles het verband tussen energie en temperatuur. Zij gebruiken bij de meting een energiemeter en een thermometer. In een dubbelwandig theeglas zetten zij de thermometer en een dompelaar als verwarmingselement. Daarnaast gebruiken ze een stopwatch.

de opstelling voor de proef

Doede schenkt 250 mL water in een dubbelwandig theeglas.

Vraag 32: 1 punt

Je ziet op de uitwerkbijlage hieronder twee zinnen over deze hoeveelheid water. Neem de zinnen over en noteer in elke zin het ontbrekende getal.

1. Het volume van deze hoeveelheid water is ... dm3.

2. De massa van deze hoeveelheid water is ... kg.

Vraag 33 meerkeuze: 1 punt

Emiel hangt de dompelaar in het water van het theeglas. Aan het snoer van de dompelaar zit een stekker met randaarde.

Wanneer schakelt de aardlekschakelaar de spanning over de dompelaar uit? A als de fasedraad de nuldraad raakt

B als de fasedraad het metaal van de dompelaar raakt C als de stroomsterkte door de dompelaar te groot is D als de weerstand van de dompelaar te groot is

Emiel sluit de dompelaar via een energiemeter aan op netspanning (230 V).

Vraag 34 meerkeuze: 1 punt

In de dompelaar zit een gloeispiraal. Via een laag samengeperst poeder geeft die zijn warmte af aan het metaal van de dompelaar.

Door welke vorm van warmtetransport wordt het metaal van de dompelaar warm? A geleiding

(11)

C stroming

Emiel start de tijd en leest elke minuut op de energiemeter het energiegebruik af. Doede meet met een thermometer de temperatuur van het water. Je ziet een tabel met hun meetresultaten.

E (kWh) 0,000 0,005 0,010 0,015 0,020 0,025 0,030

T (gr C) 16 29 44 60 72 85 100

Vraag 35: 3 punten

Het doel van vraag 35 is het tekenen van een diagram bij bovenstaande meetresultaten. Er zijn twee manieren waarop je vraag 35 kunt beantwoorden. Kies één van beide.

Manier 1: Gebruik werkblad 3 (tekenfolie) en alle andere hulpmiddelen die je nodig hebt. Zet in het diagram op de uitwerkbijlage werkblad 3 alle meetpunten uit en teken de grafiek.

Manier 2: Beschrijf de grafiek die alle meetpunten weergeeft. Maak hierbij gebruik van het diagram in tekening 11.

Vraag 36 meerkeuze: 1 punt

Wat is de naam van het wiskundige verband tussen temperatuur en energie? A evenredig

B lineair

C omgekeerd evenredig

Vraag 37 meerkeuze: 1 punt

De begintemperatuur van het water is 16 graden C. Wat is deze temperatuur in K?

A -257 K B -289 K C 257 K D 289 K

Vraag 38: 1 punt

Noteer de reden waarom het water tijdens de proef niet warmer wordt dan 100 ograden C.

Vraag 39 meerkeuze: 1 punt

De dompelaar zet 0,030 kWh (108 kJ) aan elektrische energie om bij het verwarmen tot 100 ograden

(12)

Hoeveel procent van de energie gaat verloren? A 12% B 19% C 81% D 88%

Vraag 40: 1 punt

Doede en Emiel herhalen de proef nog twee keer.

Bij de tweede proef gebruiken ze een dompelaar met een groter vermogen. Bij de derde proef vullen ze het theeglas met meer water.

Op de uitwerkbijlage In tekening 12 staat het diagram met de grafieken die ze tekenen van de temperatuur tegen de tijd.

Beschrijving van de tekening: je ziet een diagram met daarin 3 grafieken. De linkergrafiek hoort bij proef 2, de middelste bij proef 1 en de rechter bij proef 3.

Over deze grafieken staan hieronder twee zinnen.

Omcirkel in Neem de zinnen over en kies bij elke zin de juiste mogelijkheid (grafiek 2 of grafiek 3). Grafiek 1 hoort bij de eerste proef.

1. Bij een dompelaar met een groter vermogen krijgen ze grafiek (2 / 3 ). 2. Bij een grotere hoeveelheid water krijgen ze grafiek (2 / 3 ).

Code rood in China

Lees het krantenartikel:.

‘Steenkoolverbranding in China heeft geleid tot een code rood voor luchtvervuiling. De waarschuwing geldt voor drie dagen in de hoofdstad Beijing. De luchtvervuiling wordt mede veroorzaakt door grote hoeveelheden fijnstof.

Bron: KNMI’

Vraag 41 meerkeuze: 1 punt

Fijnstof bestaat uit schadelijke stofdeeltjes met een afmeting die kleiner zijn dan 2,5 micrometer. Welke lengte komt overeen met 2,5 micrometer?

A 2,5 * 10^9 m B 2,5 * 10^6 m C 2,5 * 10^3 m D 2,5 * 10^-3 m E 2,5 * 10^-6 m

(13)

F 2,5 * 10^-9 m

Vraag 42: 2 punten

Naast de uitstoot van fijnstof ontstaan er bij steenkoolverbranding gassen die nadelige effecten op het milieu hebben.

Op de uitwerkbijlage Hieronder staan twee zinnen over deze milieueffecten.

Neem de zinnen over en mMaak elke zin compleet.

1. Bij steenkoolverbranding ontstaat het gas ....

2. Dit gas veroorzaakt ....

Vraag 43: 1 punt

In China wordt steenkool verbrand als energiebron voor stadsverwarming. Over steenkoolverbranding staan op de uitwerkbijlage hieronder twee zinnen.

Omcirkel Neem de zinnen over. Kies in de eerste zin de juiste mogelijkheid uit de woorden die tussen haakjes staan. en mMaak de tweede zin compleet.

1. Steenkool is (geen / wel een) fossiele brandstof.

2. Bij de verbranding van steenkool wordt ... energie omgezet in warmte.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de tekst is er sprake van dat er zelfs in de graftombe van Nasreddin Hoca iets van diens gevoel voor humor tot uitdrukking komt.. 1p 19 Waaruit

Moet niet tenminste erkend worden dat het hier gaat om een contrafactische veronderstelling waarvan maar af te wachten valt of deze de afstand naar de werkelijke

Vervolgens is door middel van interviews bij de cbo’s die van belang zijn voor de leden van FNV-Kiem, in kaart gebracht hoe zij hun geïnde gelden verdelen onder rechthebbenden en

15 Zelfs deze georganiseerde rivaliteit tussen Tweede en Eerste Kamer levert niet echt heel veel op en zij is bovendien niet goed voor het gezag van de Tweede Kamer.. Tenzij het

Speciale voorzieningen voor ouders alsmede een actievere betrokkenheid van de dovengemeenschap zijn hierbij noodzakelijk, bijvoorbeeld met een leerlijn voor gezinnen met dove

which have first been studied by Ihara, Drinfeld and Vl˘ adut¸; Elkies (see e.g. [3]) gave explicit equations for several families of such curves and showed that all explicit

men dit moet interpreteren is heel onduidelijk. BARZIN meent dat het begrip ‘tegengestelde belangen’ inherent is aan wederzijds bindende juridische akten zoals een verkoop

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of