• No results found

Nieuwe mosdiertjes van noordzeewrakken (Bryozoa)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe mosdiertjes van noordzeewrakken (Bryozoa)"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

inleiding

De bodem van het Nederlandse deel van de Noordzee bestaat goeddeels uit fijn sediment zoals zand. Op slechts een klein deel zijn natuur­ lijke riffen te vinden, zoals de Klaverbank, Texel­ se Stenen en Borkumse Stenen (Van Moorsel 2003, Coolen et al. 2015a). De Oestergronden, voorheen een uitgestrekt gebied met hard sub­ straat in de vorm van oesters, bestaan nu voor­ namelijk uit slib. Met de introductie van kunst­ matige objecten zoals wrakken en, meer recent, windmolens, boeien, olie­ en gasplatforms, heeft de mens een behoorlijke hoeveelheid kunstriffen toegevoegd aan de zachte bodem. In de hele Noordzee liggen naar schatting 25.000 scheeps­ wrakken (Coolen et al. 2015b). Wrakken vormen een belangrijke component van het harde sub­ straat in het Nederlandse deel van de Noordzee (Lengkeek et al. 2013, Schrieken et al. 2013).

nieuwe mosdiertjes van noordzeewrakken (bryozoa)

Marco Faasse, Joop Coolen, Arjan Gittenberger & Niels Schrieken

In het kader van het project ‘Duik de Noordzee Schoon’ worden scheepswrakken onderzocht, beschreven en van afval ontdaan. Scheepswrakken vormen een bijzonder leefgebied in het mariene milieu, met een hoge biodiversiteit. Dit bleek weer tijdens onderzoek van visnetten die van ver weg gelegen wrakken waren verwijderd. Hierbij werden maar liefst vier nieuwe mosdiertjes voor de Nederlandse fauna aangetroffen.

Tijdens eerdere onderzoeken op wrakken werden meermaals nieuwe soorten voor de Nederlandse fauna aangetroffen (Gittenberger et al. 2011, Schrieken et al. 2011, 2013, Van Moorsel et al. 2014), waaronder de juweelanemoon Corynactis

viridis Allman, 1846, van de voor Nederland

nieuwe orde Corallimorpharia (Gittenberger et al. 2013).

Het zijn met name de grote organismen, zoals deze juweelanemoon, die in het oog springen, maar de soortenrijkdom wordt vooral bepaald door kleinere organismen, waaronder Bryozoa (mosdiertjes). Ze maken vaak een aanzienlijk deel uit van de soortenrijkdom op harde substraten en dienen als voedsel voor andere organismen zoals naaktslakken, die soms afhankelijk zijn van specifieke mosdiersoorten. In een recent overzicht van de mariene mosdiertjes wordt

Figuur 1. Netten op het wrak van de Inger Nilsson, Doggersbank, september 2015. Foto Cor Kuyven­ hoven.

Figure 1. Nets on the wreck of the Inger Nilsson, Dogger Bank, September 2015. Photo Cor Kuyvenhoven.

(2)

aannemelijk gemaakt dat er nog diverse nieuwe mosdiertjes te verwachten zijn op harde sub­ straten in het Nederlandse deel van de Noordzee (Faasse et al. 2013). In dit artikel worden de resultaten besproken van de bemonstering van enkele scheepswrakken in de Noordzee.

methode

Tijdens een expeditie in het kader van het project ‘Duik de Noordzee schoon’ zijn in september 2015 van diverse scheepswrakken zogenaamde spook­

netten herleid worden tot het betreffende wrak. Van deze netten, van een drijver en van een laars werden stukjes met verschillend uitziende be­ groeiing geknipt en geconserveerd. De netten waren te volumineus en te geurend om volledig te bekijken. Veel materiaal dat met het blote oog niet als verschillend onderscheiden kon worden is blijven liggen, evenals de ongelabelde netten. Het geconserveerde materiaal is met behulp van een stereomicroscoop gedetermineerd.

Soort Rode Jeanette wrak wrak

Poon Kristina 2801 2803

Aetea anguina (Linnaeus, 1758)* x x

Alcyonidium sp. x

Bugulina flabellata (Thompson in Gray, 1848)* x x

Cellepora pumicosa (Pallas, 1766) x x

Celleporella hyalina (Linnaeus, 1767) x

Cribrilina punctata (Hassall, 1841) x

Crisia aculeata Hassall, 1841 x x

Electra pilosa (Linnaeus, 1767) x x

Escharella immersa (Fleming, 1828) x x

Escharoides coccinea (Abildgaard, 1806)* x

Flustra foliacea (Linnaeus, 1758) x

Microporella ciliata (Pallas, 1766) x x x

Plagioecia patina (Lamarck, 1816) x

Schizomavella linearis Hassall, 1841 x x

Scruparia chelata (Linnaeus, 1758) x x x x

Scrupocellaria scruposa (Linnaeus, 1758) x x x x Turbicellepora avicularis (Hincks, 1860)* x Tabel 1. Mosdiertjes aangetroffen op de in 2015 bemonsterde Noordzeewrakken. * Soorten die nog niet gemeld waren als gevestigd in het Nederlandse deel van de Noordzee.

Table 1. Moss animals found on four shipwrecks in the North Sea in 2015. * Species which were not recorded as established in the Dutch part of the North Sea.

(3)

zee. Meldingen van op het strand aangespoelde Bryozoa nemen we niet in aanmerking, omdat deze meestal van buiten Nederlands grondgebied afkomstig zijn, bijvoorbeeld uit het Kanaal.

nieuwe soorten

Aetea anguina

Een kruipende soort, waarvan de zoïden er uit­ zien als witte buisjes, aan het uiteinde iets ver­

wijd en teruggebogen naar het substraat (fig. 3). Met het blote oog zijn ze ternauwernood te onderscheiden tussen andere begroeiing.

Bugulina flabellata

Vormt opvallende waaiertjes tot 2­3 cm hoog, met wijd uitlopende vertakkingen (fig. 4). Deze soort groeit meestal op andere, met name korst­ vormige, mosdiertjes.

Escharoides coccinea

Oranje, korstvormende soort, die uitgebreide kolonies kan vormen.

Turbicellepora avicularis

Vormt dikke oranje korsten met een ruw opper­ vlak op allerlei soorten substraat, soms om dunne steeltjes heen. Deze soort is alleen microscopisch te onderscheiden van het puimsteenmosdiertje

Cellepora pumicosa. Het puimsteenmosdiertje

was zeer algemeen op de netten, maar van T.

avi-cularis werd slechts één kolonie aangetroffen.

discussie

De vier nieuwe soorten voor de Nederlandse fauna werden alleen op wrakken ver van de kust (2801 en 2803) aangetroffen. Van de eveneens ver gelegen Jeanette Kristina was weinig netmateriaal beschikbaar. Met name in deze verder gelegen gebieden is de fauna van hard substraat blijkbaar Figuur 2. Ligging van de onderzochte wrakken.

Figure 2. Position of the investigated wrecks.

Figuur 3. Aetea anguina, wrak 2801, Doggersbank, september 2015. Foto Marco Faasse. Figure 3. Aetea anguina, wreck 2801, Dogger Bank, September 2015. Photo Marco Faasse.

(4)

minder goed bekend. Deze vondsten tonen aan dat er nog veel te ontdekken is. In omringende landen met natuurlijk hard substraat zijn deze soorten niet zeldzaam en ook bekend van wrakken (Hiscock 1982, Hiscock et al. 2010). Ze komen in Groot­Brittannië en Bretagne zelfs voor in de getijzone en ze spoelen geregeld aan op onze stranden (De Blauwe 2009). In de on­ diepe Nederlandse kustwateren zijn voor deze soorten waarschijnlijk de temperatuur en/of het zoutgehalte niet stabiel genoeg en mogelijk is er ook teveel sedimentatie. Het is mogelijk dat ze ook op grote stenen op het Nederlandse deel van de Klaverbank leven.

Onder water zijn Bryozoa niet altijd gemakkelijk waar te nemen en te verzamelen. Het nemen van monsters van losgesneden en aan land gebrachte netten is daarvoor een handig alternatief. Het zou interessant zijn te onderzoeken of de mosdier­ fauna van de netten verschilt van die van andere delen van de wrakken. Op wrak 2801 werd in

wezigheid van kunstmatige objecten (Thorpe 2012). Deze kunstriffen dienen voor de soorten met pelagische larven waarschijnlijk als ‘stap­ stenen’, waardoor ze gebieden bereiken die anders onbereikbaar waren. Mogelijk verbinden ze hiermee ook de van nature nog aanwezige riffen, en vormen deels een soort surrogaat voor de verdwenen oesters op de Oestergronden. Bij de meeste mosdiergenera (behalve Conopeum,

Electra, Membranipora en Alcyonidioides) duurt

het vrijzwemmende stadium slechts enkele uren (Ryland 1970). Binnen deze periode zal een larve benedenstrooms binnen Nederlands gebied vooral andere kunstriffen aantreffen. Doordat deze objecten toch een passend substraat bieden, zal de soort in staat zijn zich in de volgende generaties steeds een stap verder te verplaatsen. Het totale aantal autochtone mariene mosdiertjes gemeld van Nederland is met de hierboven ge­ presenteerde soorten gestegen van 61 (Faasse et al.

, Faasse 2016) naar 65, een toename met 6 %. Figuur 4. Bugulina flabellata, wrak 2801, Doggersbank, Septem­ ber 2015. Foto Marco Faasse. Figure 4. Bugulina flabellata, wreck 2801, Dogger Bank, Sep­ tember 2015. Photo Marco Faasse.

(5)

de netten van de wrakken te onderzoeken op organismen werd geboren tijdens een lezing van Arjan Gittenberger voor de Nederlandse Malaco­ logische Vereniging. Sylvia van Leeuwen organi­ seerde het nettenonderzoek namens de Neder­ landse Malacologische Verniging en Stichting Anemoon. Hans De Blauwe bekeek het gedeter­ mineerde materiaal nog eens en vond een zeer kleine kolonie van Cribrilina punctata. Cor Kuyvenhoven leverde een illustratieve foto van spooknetten op de Inger Nilsson, één van de in 2015 bezochte wrakken.

literatuur

Blauwe, H. De 2009. Mosdiertjes van de Zuidelijke Bocht van de Noordzee. Determinatiewerk voor België en Nederland. – Vlaams Instituut voor de Zee, Oostende.

Coolen, J.W.P., O.G. Bos, S. Glorius, W. Lengkeek, J. Cuperus, B.E. van der Weide & A. Agüera 2015a. Reefs, sand and reef­like sand: A comparison of the benthic biodiversity of habitats in the Dutch Borkum Reef Grounds. – Journal of Sea Research 103: 84­92.

Coolen, J.W.P., W. Lengkeek, G. Lewis, O.G. Bos, L. van Walraven & U. van Dongen 2015b. First re­ cord of Caryophyllia smithii in the central south­ ern North Sea: artificial reefs affect range exten­ sions of sessile benthic species. – Marine Biodiver­ sity Records 8 (e140): 4 pages.

Faasse, M.A. 2016. Meer informatie over soorten­ rijkdom Noordzeebodem uit bodemschaaf. – De Levende Natuur 117: 86­89.

Faasse, M.A., G.W.N.M. van Moorsel & D. Tempel­ man 2013. Moss animals of the Dutch part of the North Sea and coastal waters of the Nether­ lands. – Nederlandse Faunistische Mededelingen 41: 1­14.

Gittenberger, A., N. Schrieken & W. Lengkeek 2011. Polycera faeroensis Lemche, 1929, and Doto dunnei Lemche, 1976, new for the Dutch fauna and the central North Sea. – Basteria 75: 111­116.

Gittenberger, A., N. Schrieken, J. Coolen & W. Vlier­ huis 2013. The juwel anemone Corynactis viridis, a new order for the Netherlands (Cnidaria: Coralli­ morpharia). – Nederlandse Faunistische Mede­ delingen 41: 35­41.

Hiscock, K. 1982. Marine life on the wreck of the mv ‘Robert.’. – The Annual Report of the Lundy Field Society 32: 40­44.

Hiscock, K., S. Sharrock, J. Highfield & D. Snelling 2010. Colonization of an artificial reef in south­west England ­ ex­ms ‘Scylla’. – Journal of the Marine Biological Association of the U.K. 90: 69­94. Lengkeek, W., J. Coolen, A. Gittenberger & N.

Schrieken 2013. Ecological relevance of shipwrecks in the North Sea. – Nederlandse Faunistische Mededelingen 41: 49­57.

Moorsel, G.W.N.M. van 2003. Ecologie van de Klaver­ bank. BiotaSurvey 2002. – Ecosub, Doorn. Moorsel, G.W.N.M. van, M.A. Faasse & W. Lengkeek

2014. Het spookkreeftje Caprella tuberculata Guérin, 1836 op een wrak in Nederland. – Het Zeepaard 74: 66­70.

Ryland, J.S. 1970. Bryozoans. – Hutchinson & Co, London.

Schrieken, N., A. Gittenberger, J. Coolen & W. Leng­ keek 2013. Marine fauna of hard substrata of the Cleaver Bank and Dogger Bank. – Nederlandse Faunistische Mededelingen 41: 69­78.

Schrieken, N., A. Gittenberger & W. Lengkeek 2011. First record of Xandarovula patula (Pennant, 1777) in the Dutch North Sea (Gastropoda, Ovulidae). – Basteria 7: 107­110.

Thorpe, S.A. 2012. On the biological connectivity of oil and gas platforms in the North Sea. – Marine Pollution Bulletin 64: 2770­2781.

(6)

summary

Moss animals from North Sea wrecks new to the fauna of the Netherlands (Bryozoa) During an expedition of the foundation ‘Duik De Noordzee Schoon’ to the Dogger Bank ghost fishing nets were removed from several wrecks. After return to the harbour nets origi­ nating from four wrecks were inspected. Sixteen species of bryozoans were found, including four species not found attached in the Netherlands before. Aetea anguina, Bugulina flabellata,

Escharoides coccinea and Turbicellepora avicularis are common species on the coasts of Great

Britain and France. Apparently they don’t find suitable living conditions in inshore waters of the Netherlands, although they regularly wash ashore.

M.A. Faasse

anemoon Foundation Naturalis Biodiversity Center ecoast Marine Research dok41, Voltaweg 11c 4382 ng Vlissingen marco.faasse@ecoast.nl J.W.P. Coolen imares Wageningen ur P.O. Box 57 1780 ab Den Helder

Wageningen University, Chair group Aquatic Ecology and Water Quality Management, Droevendaalsesteeg 3a

6708 pd Wageningen Joop.Coolen@wur.nl A. Gittenberger

Naturalis Biodiversity Center

Institute of Biology Leiden (ibl), Leiden University anemoon Foundation

GiMaRIS J.H. Oortweg 21

2333 ch Leiden, The Netherlands Gittenberger@gimaris.com N. Schrieken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 To chemically characterise honeybush extracts (i.e. crude extract, benzophenone rich fraction and xanthone rich fraction) by means of high performance liquid

Moreover, several associations between miRNAs and other, well-known and novel heart failure-related biomarkers were identified in patients with worsening heart failure, and

The philosophy of experimental governance demonstrates how experimentation and learning should take place at all levels: in experiments, between experiments, and between

Pointed axe made out of the distal part of the right metatarsal of the aurochs. Apparently first worked by cutting and flaking off splinters. Subsequently the rough- out had been

A concept intuitively well suited to flow control applications is the use of a horizontally translating or sliding plate to vary the overlap between two orifices, shown in

Een verklaring voor de afname van conflict bij vader op 1 jaar ten opzichte van vóór de geboorte terwijl conflict bij moeder tussen 4 maanden en 2,5 jaar toeneemt, is dat de

If Dutch sustainability policy is developed that bans fishing not just in wind farms but also in nature reserves, the area available for fishing activities on the Dutch

U hoeft de tekst niet letterlijk voor te lezen, maar bij patiënten die weinig voorkennis hebben of niet goed Nederlands begrijpen, helpt het wanneer u de informatie