• No results found

De ontwikkeling van de romantische en de coparenting relatie : een onderzoek naar de ontwikkeling van ouders vóór de geboorte van hun eerste kind, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van de romantische en de coparenting relatie : een onderzoek naar de ontwikkeling van ouders vóór de geboorte van hun eerste kind, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education

De ontwikkeling van de romantische en de

coparenting relatie

Een onderzoek naar de ontwikkeling van ouders vóór de geboorte van hun eerste

kind, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar.

The development of the romantic and the coparenting relation. A research on the development of parents before the birth of their first child, with 4 months, 1 year and 2,5 years.

Masterscriptie Orthopedagogiek

Naam student: Suzanne Kuit Studentnummer: 5940575 Begeleider: Marijke Metz

Tweede begeleider: dr. Susan Bögels Plaats en datum: Haarlem, 10 april 2014

(2)

1

Inhoudsopgave

Blz. Abstract ……… Samenvatting ……… 2 3 Inleiding ……….………... 4 Romantische relatie ……….. 5 Coparenting relatie ………...…………... 6 Vraagstelling ……….………... 9 Methode ……….……….…..………… 11 Onderzoeksdesign ……….………… 11 Participanten ………..………….………….… 11 Meetinstrumenten ………...………..… 12 Statistische analyses ………. 13 Resultaten ……….……….………...… 15 Beschrijvende resultaten ……….…. 15

Herhaalde metingen analyses ……….…………. 17

Discussie ……….……….. 25

(3)

2

Abstract

Previous research has no clear answer on how the romantic and the coparenting relationship of parents develop over time. Coparenting can be defined as how parents see each other in their parental role and how they coordinate the upbringing of their child. The current study examines whether there is a decrease in the romantic relationship between the parents before birth, with 4 months, 1 year and 2,5 years and whether there is an increase in the coparenting relationship between the parents with 4 months, 1 year and 2,5 years. Parents (109 fathers and 115 mothers) and their first child participated in the study. The romantic relationship is measured by the Relationship-questionnaire, with the subscales conflict, care and communication. The coparenting relationship is measured by the Co Parenting

Scale-questionnaire, with the dimensions of support and undermining. For both parents, a decrease of caring and communication was found over time. For father, there is a decrease in conflict, for mother, there is first a decrease and then an increase in conflict. For both parents, support remained the same and an increase in undermining was found over time. The results provide information about the progress of the romantic and the coparenting relationship in de first years of a child’s life. The decrease in conflict and the stability of support over time have a positive influence on the parenting behavior of parents and on the development of the child. It is valuable to investigate the influence of the romantic and the coparenting relationship on the child later in life.

(4)

3

Samenvatting

Eerder onderzoek heeft nog geen eenduidig antwoord gegeven op de vraag hoe de

romantische en de coparenting relatie van ouders ontwikkelen over de tijd. Coparenting is de manier waarop ouders elkaar zien in hun ouderlijke rol en de manier waarop zij de opvoeding van hun kind coördineren. Er is onderzocht of er een afname van de romantische relatie tussen de ouders plaatsvindt vóór de geboorte, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar en of er een

toename van de coparenting relatie tussen de ouders plaatsvindt met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar. Ouders (109 vaders en 115 moeders) en hun eerste kind namen deel aan het onderzoek. De romantische relatie is gemeten met de Relatievragenlijst, met conflict, liefkozen en communicatie. De coparenting relatie is gemeten met de Co Parenting Scale-vragenlijst, met ondersteunen en ondermijnen. Voor beide ouders is er een afname van liefkozen en

communicatie gevonden. Bij vader is er een afname van conflict, bij moeder is er eerst een afname en daarna een toename van conflict. Ondersteunen is voor de ouders gelijk gebleven, wel is er sprake van toenemende ondermijning over de tijd. De resultaten geven informatie over het verloop van de romantische en de coparenting relatie in de eerste levensjaren van het kind. De afname van conflict en het gelijk blijven van ondersteunen over de tijd hebben positieve invloed op het opvoedingsgedrag van ouders en de ontwikkeling van het kind. Het is waardevol om de invloed van de romantische en de coparenting relatie op het kind op latere leeftijd te bekijken.

(5)

4

Inleiding

In deze scriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de ontwikkeling van de romantische relatie en de coparenting relatie van ouders tijdens het opvoeden van hun kind. Het besluit om wel of geen kinderen te nemen is een van de meest belangrijkste en

ingrijpende beslissingen die mensen kunnen maken. Meer dan in het verleden hebben mensen vandaag de dag de vrijheid om te beslissen of en wanneer zij kinderen willen krijgen. Deze beslissing wordt over het algemeen gemaakt door twee mensen die samen een romantische relatie hebben. Bij het maken van deze beslissing kunnen zij zich afvragen wat voor invloed een kind zal hebben op de onderlinge romantische relatie (Twenge, Campbell & Foster, 2003). Volgens Brinley (1991) suggereert volkswijsheid dat een baby twee mensen dichter bij elkaar brengt. Sommige koppels noemen grote nabijheid in de relatie als reden voor het nemen van een baby. Wetenschappelijk onderzoek suggereert echter ook dat de tevredenheid binnen de romantische relatie afneemt na de komst van kinderen. Twenge, Campbell en Foster (2003) schrijven dat verschillende onderzoeken beweren dat het krijgen van kinderen geen effect heeft op de romantische relatie: een ongelukkige romantische relatie zal

ongelukkig blijven en een gelukkige romantische relatie zal gelukkig blijven. Binnen dit onderzoek wordt de romantische relatie tussen de ouders gemeten aan de hand van conflict, liefkozen en communicatie.

Volgens Feinberg (2003) is de romantische relatie tussen twee mensen nauw verbonden met het ouderschap en hoe zij zich aanpassen aan het kind. De kwaliteit van de relatie bij de nieuwe ouders na de geboorte van hun kind heeft invloed op de vroege ontwikkeling van de baby, zoals op de psychologische ontwikkeling, de gehechtheid en de taalontwikkeling (Doss, Rhoades, Stanley & Markman, 2009). De latere ontwikkeling van kinderen is ook gerelateerd aan de status en de kwaliteit van de relatie tussen de ouders: wanneer de relatie tussen de ouders negatiever wordt, heeft dit een negatieve invloed op het opvoedingsgedrag dat vaders en moeders uitoefenen en op het sociaal en schools functioneren van het kind (Doss et al., 2009; Thorp, Krause, Cukrowicz & Lynch, 2004).

De opvoeding die ouders aan hun kind geven wordt onder andere gekenmerkt door de interactie die zij met elkaar aangaan (Van Crombrugge, 2006). De manier waarop ouders elkaar zien in hun ouderlijke rol en de manier waarop zij de opvoeding van hun kind

coördineren, wordt coparenting genoemd (Feinberg & Sakuma, in McHale & Lindahl, 2011, p. 171-190). Binnen dit onderzoek wordt de coparenting relatie tussen de ouders gemeten aan de hand van ondersteunen en ondermijnen.

(6)

5

Romantische relatie

De relatie tussen man en vrouw vóór de geboorte van hun eerste kind wordt volgens Van Egeren (2003) over het algemeen gekenmerkt door een romantische relatie. Volgens

Schindler, Hahlweg en Revenstorf (1998) kan de kwaliteit van de romantische relatie tussen man en vrouw door middel van drie begrippen onderzocht worden: conflict, liefkozen en communicatie. Bij conflict is er een soort strijdgedrag tijdens de interactie zoals schelden, verwijten maken, voorvallen uit het verleden erbij halen en de uitspraken van de partner verdraaien. Conflict heeft ook betrekking op zich uitlaten over de mening van de partner of de partner ergens de schuld van geven. Liefkozen kan gaan over lichamelijk contact zoals

strelen, kietelen, omhelzen en tegen elkaar aan liggen, maar gaat ook over uitspraken waarin de partner een positief gevoel over de ander weergeeft. Bij communicatie staat de

gezamenlijkheid voorop: men beslist samen bijvoorbeeld over de uitgaven, de invulling van het weekend en belangrijke beslissingen worden samen genomen.

Twenge, Campbell en Foster (2003) hebben een meta-analyse gedaan waarin zij ouders met niet-ouders hebben vergeleken. Zij schrijven dat ouders significant minder

tevredenheid over hun romantische relatie rapporteerden dan niet-ouders. Ook vonden zij een negatieve significante relatie tussen de tevredenheid over de romantische relatie en het aantal kinderen. Twenge, Campbell en Foster (2003) concluderen dat de tevredenheid over de romantische relatie afneemt na de geboorte van een kind. Dit is te wijten aan conflicten over wie welke rol aanneemt en de beperkingen van de vrijheid. Volgens Huston en Holmes (2004, in Doss et al., 2009) moet er wel gelet worden op eventuele andere verklaringen waardoor ouders minder tevreden zijn dan niet-ouders. Zo kan het zijn dat zij al minder tevreden waren vóór de geboorte van hun kind en hoopten op een verbetering in de romantische relatie door de komst van een kind. Daarnaast kunnen kinderen als een soort barrière fungeren waardoor ouders niet gaan scheiden, maar er wel sprake is van ontevredenheid binnen de relatie. Kurdek (1993) schrijft dat er bij koppels met en zonder kinderen gelijke dalingen in de romantische relatie zijn in consensus, tevredenheid en affectieve uitingen, maar dat koppels met kinderen een sterkere daling vertonen in het doen van gezamenlijke activiteiten. Volgens Belsky en Hsieh (1998) is er enige indicatie dat vermindering van de kwaliteit van de

romantische relatie over een bepaalde tijd onafhankelijk is van de aan- of afwezigheid van kinderen. Belsky en Hsieh (1998) benadrukken wel dat ondanks de consistentie van

bevindingen dat de positieve gevoelens voor de partner en de tevredenheid in de romantische relatie dalen bij de overgang naar het ouderschap waarbij conflict toeneemt, dit niet betekent dat dit bij ieder koppel gebeurt.

(7)

6 Volgens Galdiolo en Roskam (2012) zijn er twee visies over hoe het ouderschap het persoonlijke leven beïnvloedt. Ten eerste op een positieve manier met gevoelens van vreugde, persoonlijke groei, sociale integratie en het delen van affect met de rest van het gezin. De aanwezigheid van een kind zorgt voor stabiliteit: de kans dat ouders uit elkaar gaan is kleiner (Belsky & Hsieh, 1998). Ten tweede op een negatieve manier. Ouders kunnen bijvoorbeeld angst ervaren wanneer het gaat om de gezondheid en de scholing van hun kind. Ouders ervaren stress als gevolg van het zoeken naar de ‘beste’ manier om hun kind op te voeden en stress door veranderingen in de relatie met de partner (Galdiolo & Roskam, 2012; Thorp et al., 2004). De komst van een kind kan ook leiden tot spanningen in de romantische relatie. Een baby is afhankelijk, kwetsbaar en hulpeloos, en vertrouwt op de zorg, de veiligheid en de ondersteuning van de ouders. Dit is een grote verantwoordelijkheid voor de ouders (Cowan & Cowan, 1995; Feinberg & Sakuma, in McHale & Lindahl, 2011, p. 171-190; Lawrence, Rothman, Cobb, Rothman & Bradbury, 2008).

De overgang van mannen en vrouwen naar het ouderschap brengt veel veranderingen met zich mee (Lawrence et al., 2008; Solmeyer & Feinberg, 2011). De aanpassing aan het ouderschap heeft invloed op specifieke dimensies zoals nieuwe en veranderende

verantwoordelijkheden die gerelateerd zijn aan hun nieuwe rol als ouder (Solmeyer & Feinberg, 2011). Na de geboorte van het eerste kind is er sprake van een triade: er is nog steeds een romantische relatie, maar bijkomend is de individuele relatie van zowel vader als moeder met het kind. Daarnaast ontstaat er een alliantie tussen vader en moeder om samen te werken in de zorg voor hun kind (Van Egeren, 2003). De uiteindelijke opvoeding die ouders aan hun kind geven wordt onder andere gekenmerkt door de interactie die zij met elkaar aangaan, een coparenting relatie (Van Crombrugge, 2006).

Coparenting relatie

De kwaliteit van de romantische relatie tussen twee mensen is nauw verbonden met het ouderschap (Feinberg, 2003). Door de komst van een kind zijn de ouders niet alleen partners in een romantische relatie, maar zijn ze ook partners in de opvoeding van hun kind (Laxman et al., 2013). De manier waarop ouders elkaar zien in hun ouderlijke rol, hoe zij zich ten opzichte van elkaar verhouden en hoe zij samen de opvoeding van hun kind coördineren, wordt coparenting genoemd (Feinberg, 2003). Coparenting verbindt verschillende systemen binnen het gezin met elkaar, zoals het kind, de romantische relatie, de ouderrol van de moeder en de ouderrol van de vader. De belangrijkste dimensies van coparenting die zijn

(8)

7 versus het ondermijnen van elkaar in de omgang met en bij de opvoeding van het kind

(McHale et al., 2004, in Majdandžić, de Vente, Feinberg, Aktar & Bögels, 2012). Andere dimensies van coparenting hebben betrekking op overeenstemming of onenigheid over kwesties in de opvoeding, gezamenlijkheid bij interacties binnen de familie en de verdeling van taken binnen de opvoeding (Feinberg, 2003). Ouders die ondersteunende coparenting laten zien, verdelen de taken die bij de opvoeding horen op basis van hun individuele

kwaliteiten. Ouders die elkaar niet ondersteunen, kunnen moeite hebben met het vertrouwen in de partner bij het uitvoeren van taken in de opvoeding. Ondersteuning wordt ontleend aan de mate van warmte die ouders aan elkaar geven. De communicatie tussen ouders die elkaar niet ondersteunen maar ondermijnen, wordt gekenmerkt door kritiek, het kleineren van de andere ouder en schuld aan de andere ouder toewijzen (Feinberg, 2003). Ondermijning wordt ontleend aan de mate van afwijzing van de andere ouder. Onderzoek heeft aangetoond dat het van waarde is om coparenting te conceptualiseren als een kracht binnen het gezin die te onderscheiden valt van de huwelijks- en de ouder-kindrelatie: de manier waarop ouders met elkaar communiceren heeft invloed op het gehele functioneren van het gezin (McHale, 1997). Ouders die elkaar niet ondersteunen en/of ondermijnen kunnen moeite hebben met het

vertrouwen in de partner bij het uitvoeren van taken in de opvoeding (Feinberg, 2003). Na de geboorte van het eerste kind is de vader voor de moeder de primaire bron van ondersteuning (Thorp et al., 2004). De ondersteuning van de vader bij het verzorgen van het kind en het nemen van beslissingen, is in de eerste paar weken na de geboorte van groot belang: hoe minder ondersteuning, hoe meer dit kan leiden tot stress bij de moeder (Thorp et al., 2004). Volgens Renk et al. (2004) is de deelname van de vader bij de verzorging van het kind van invloed op hoe de moeder de rol van de vader ziet. Door het leveren van kritiek van de ene ouder over de verzorging van of over de omgang met het kind, kan de andere ouder zich gaan terugtrekken, in de verdediging gaan of een passieve houding aannemen (Thorp et al., 2004).

De nieuwe rol die ouders hebben na de geboorte van hun kind betekent voor veel stellen een (tijdelijke) daling in de romantische relatie. Ouders moeten naast de verzorging van hun kind niet vergeten aandacht aan elkaar te besteden (Sinot, 2011). Het niet goed kunnen communiceren tussen ouders onderling heeft een negatieve invloed op de coparenting relatie (Thorp et al., 2004). Laxman et al. (2013) concluderen in hun onderzoek dat zowel ondersteunen als ondermijnen matig stabiel blijven tussen 13 maanden en wanneer het kind 3 jaar is. Zij vonden in hun onderzoek een significante daling in ondersteuning tussen 13

(9)

8 worden van het kind en het strenger optreden van de ouders als oorzaak worden gezien voor de daling van het ondersteunen. Schoppe-Sullivan, Mangelsdorf, Frosch en McHale (2004) schrijven ook dat de coparenting uitdagingen die ouders tegenkomen tijdens het opvoeden van hun kind steeds veranderen, de uitdagingen voor ouders met peuters zijn anders dan de

uitdagingen voor ouders met kleuters en oudere kinderen. Wanneer kinderen ontwikkelen en steeds meer in staat zijn dingen zelf te doen, is er een toenemende behoefte bij de ouders om hun kinderen aan te moedigen, maar ook om grenzen te stellen. Ouders moeten samenwerken zodat hun kind zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen en nieuwe vaardigheden opdoet. Laxman et al. (2013) schrijven wel dat wanneer ouders een succesvolle coparenting relatie op 13 maanden hebben, zij meer kans hebben op een succesvolle coparenting relatie op 3 jaar. Dit ten opzichte van ouders die op 13 maanden geen goede coparenting relatie hebben.

(10)

9

Vraagstelling

Samengevat is er tussen onderzoekers weinig overeenstemming over de impact van de overgang naar het ouderschap op de relatie tussen de ouders. De geboorte van een kind kan een positieve en een negatieve invloed hebben op de romantische relatie tussen twee mensen. Naast de romantische relatie is er na de geboorte van een kind sprake van een zogenaamde alliantie tussen vader en moeder om samen te werken in de zorg voor hun kind, een

coparenting relatie. Binnen deze relatie kunnen ouders elkaar ondersteunen, maar kunnen ze elkaar ook ondermijnen.

Eerder onderzoek heeft nog geen eenduidig antwoord gegeven op de vraag of er een ontwikkeling van de romantische relatie en de coparenting relatie plaatsvindt over de tijd. Dit heeft geleid tot de volgende vraagstellingen:

1. Heeft er een verandering van conflict in de romantische relatie bij de ouders plaatsgevonden vóór de geboorte van het eerste kind en met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van hun kind?

2. Heeft er een verandering van liefkozen in de romantische relatie bij de ouders plaatsgevonden vóór de geboorte van het eerste kind en met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van hun kind?

3. Heeft er een verandering van communicatie in de romantische relatie bij de ouders plaatsgevonden vóór de geboorte van het eerste kind en met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van hun kind?

4. Heeft er een verandering van ondersteunende coparenting bij de ouders plaatsgevonden tussen 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van hun kind? 5. Heeft er een verandering van ondermijnende coparenting bij de ouders

plaatsgevonden tussen 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van hun kind?

Om de ontwikkeling van de romantische relatie te onderzoeken is gebruik gemaakt van de Relatievragenlijst. Deze vragenlijst bevat drie schalen met vragen die gaan over conflict, liefkozen en communicatie. De participanten hebben deze vragenlijst ingevuld vóór de geboorte van hun eerste kind tijdens de voormeting en toen het kind 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar was. Om de ontwikkeling van de coparenting relatie te onderzoeken is gebruik gemaakt van de Co Parenting Scale-vragenlijst. In deze vragenlijst wordt de ouderrol

(11)

10 constructen: ondersteunen en ondermijnen. De participanten hebben deze vragenlijst ingevuld toen het kind 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar was.

De hypothese bij vraagstelling 1 is: Conflict in de romantische relatie van de ouders neemt toe tussen vóór de geboorte, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van het kind. De hypothese bij vraagstelling 2 is: Liefkozen in de romantische relatie van de ouders neemt af tussen vóór de geboorte, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van het kind. De hypothese bij vraagstelling 3 is: Communicatie in de romantische relatie van de ouders neemt af tussen vóór de geboorte, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van het kind. Op basis van eerder besproken literatuur en bevindingen van onderzoeken (Cowan & Cowan, 1995; Feinberg & Sakuma, in McHale & Lindahl, 2011, p. 171-190; Kurdek, 1993: Lawrence et al., 2008; Twenge,

Campbell & Foster, 2003), wordt verwacht dat liefkozen en communicatie na de geboorte van een kind en bij het opgroeien van het kind afnemen, waarbij de kans op echtelijk conflict wordt vergroot.

De hypothese bij vraagstelling 4 is: De mate van ondersteuning bij de ouders neemt toe tussen 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van het kind. Op basis van eerder besproken literatuur en bevindingen van onderzoeken (Galdiolo & Roskam, 2012; Thorp et al., 2004) wordt verwacht dat het opvoeden van een kind een positieve uitwerking heeft op de samenwerking tussen ouders, ouders ondersteunen elkaar tijdens het opvoeden van hun kind.

De hypothese bij vraagstelling 5 is: De mate van ondermijning bij de ouders neemt toe tussen 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar van het kind. Op basis van eerder besproken literatuur en bevindingen van onderzoeken (Lawrence et al., 2008; Renk et al., 2004; Thorp et al., 2004) wordt verwacht dat het opvoeden van een kind ook een negatieve uitwerking kan hebben op de samenwerking tussen ouders, ouders ondermijnen elkaar tijdens het opvoeden van hun kind.

(12)

11

Methode

Onderzoeksdesign

De data voor het onderzoek naar het verloop van de ontwikkeling van de romantische relatie en de coparenting relatie van ouders zijn verkregen bij het Onderzoekscentrum Ouder en Kind, binnen het longitudinale onderzoek ‘De Sociale Ontwikkeling van Baby tot Kleuter’ aan de Universiteit van Amsterdam. Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen hoe sociale angst bij kinderen tot stand komt. Binnen dit onderzoek zijn een aantal constructen herhaaldelijk gemeten. Eén van deze constructen is coparenting. Op de leeftijd van 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar hebben ouders vragenlijsten ingevuld over coparenting. Ouders hebben op deze momenten en tijdens de voormeting (vóór de geboorte) ook een vragenlijst over hun relatie ingevuld.

Participanten

Aan de voormeting tijdens de zwangerschap namen 147 vaders en moeders deel. Tijdens de 4 maanden meting en de 1-jaarsmeting deden 116 vaders en 118 moeders en hun eerste kind mee (ongeveer 55 % meisjes en ongeveer 45 % jongens). Tijdens de 2,5-jaarsmeting deden 109 vaders en 115 moeders mee. De gemiddelde leeftijd van moeder tijdens de eerste meting was 31,5 jaar (SD= 4.27) met een range van 19-42, de gemiddelde leeftijd van vader was 34,3 jaar (SD= 5.63) met een range van 260. De gemiddelde duur van de relatie tijdens de 1-jaarsmeting was 7,5 jaar (SD= 3.58) met een range van 1-21.

De deelnemers voor het onderzoek zijn op verschillende manieren geworven. Naast oproepen bij verloskundigen rondom Den Haag, Utrecht en Amsterdam, is er geflyerd bij onder andere de Prénatal en de Hema. Ook zijn er oproepen op internetfora en andere advertenties geplaatst. De doelgroep bestaat uit paren die samen in verwachting waren van hun eerste kind. Er werd aan de ouders gevraagd of zij interesse hadden om deel te nemen aan het onderzoek en er werd aan hen verteld hoe zij in contact konden komen met het

Onderzoekscentrum voor Ouder en Kind.

Inclusiecriteria voor het onderzoek waren dat beide ouders de Nederlands of Engelse taal moeten beheersen en ze samen zwanger zijn van hun eerste kind. Bij het kind moest sprake zijn van een geboortegewicht van minimaal 2500 gram, het kind moest na de geboorte geen neurologische afwijkingen hebben en op de Apgar test minimaal 8 scoren. De ouders worden op de hoogte gehouden van het onderzoek via de nieuwsbrief.

(13)

12

Meetinstrumenten

Relatievragenlijst (PFB)

De Partnerschaftsfragebogen (PFB), in het vervolg de Relatievragenlijst, is bij de voormeting, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar afgenomen en meet de kwaliteit van het partnerschap tussen twee mensen. Deze vragenlijst bevat drie schalen met elk 10 items. De eerste schaal heeft betrekking op conflict, de tweede schaal op liefkozen en de derde schaal op communicatie (Hahlweg, 1996). De Relatievragenlijst heeft een intervalschaal van 0= nooit/zeer zelden, 1= zelden, 2= vaak en 3= zeer vaak. Een voorbeeld van een item over conflict is: Hij/zij maakt kleinerende opmerkingen over mijn meningen. Een voorbeeld van een item over liefkozen is: Hij/zij geeft mij oprechte complimentjes over mijn uiterlijk. Een voorbeeld van een item over communicatie is: ’s Avonds vraagt hij/zij me wat ik overdag gedaan heb.

Binnen de sociale wetenschappen is er vanaf een Cronbach’s alfa van 0.70 sprake van betrouwbaarheid. Een Cronbach’s alfa van boven de 0.80 wijst op hoge betrouwbaarheid, waarden onder de 0.50 wijzen op onvoldoende betrouwbaarheid. De schaal conflict is binnen het onderzoek betrouwbaarheid: bij vader ligt Cronbach’s alfa tussen 0.85 en 0.90, bij moeder tussen 0.79 en 0.87, zie tabel 1. De schaal liefkozen heeft hoge betrouwbaarheid: bij vader ligt Cronbach’s alfa tussen 0.83 en 0.90, bij moeder tussen 0.83 en 0.87. Bij de schaal

communicatie is ook sprake van betrouwbaarheid: bij vader ligt Cronbach’s alfa tussen 0.73 en 0.78. Communicatie van vader op 2,5 jaar is echter matig betrouwbaar, de Cronbach’s alfa is 0.55. Bij moeder ligt Cronbach’s alfa tussen 0.77 en 0.79. De Relatievragenlijst heeft ook een totaalscore. Deze wordt in het onderzoek niet meegenomen, er wordt alleen gekeken naar de afzonderlijke schaalscores.

Tabel 1: Cronbach’s alfa van conflict, liefkozen en communicatie op de Relatievragenlijst Vader Moeder α α Conflict voormeting .847 .790 Conflict 4 maanden .895 .860 Conflict 1 jaar .849 .858 Conflict 2,5 jaar .854 .873 Liefkozen voormeting .833 .829 Liefkozen 4 maanden .875 .868 Liefkozen 1 jaar .879 .853 Liefkozen 2,5 jaar .902 .860 Communicatie voormeting .778 .787 Communicatie 4 maanden .732 .768 Communicatie 1 jaar .755 .792 Communicatie 2,5 jaar .554 .784

(14)

13

Co Parenting Scale-vragenlijst (CPS)

Om verandering in de ondersteuning en de ondermijning tussen de ouders te meten, wordt gebruik gemaakt van de Co Parenting Scale-vragenlijst (CPS). Deze is ingevuld door de ouders bij de meting met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar. In deze vragenlijst wordt de ouderrol beoordeeld die de ouder deelt met zijn of haar partner aan de hand van vragen over

ondersteunen en ondermijnen. Beide bestaan uit 7 items. De Co Parenting Scale-vragenlijst heeft een intervalschaal van 1= absoluut nooit, 2= zeer zelden (is één of twee keer

voorgekomen), 3= weinig, maar zo nu en dan (eens in de maand, eens per twee maanden), 4= af en toe (misschien één keer per week), 5= regelmatig (ongeveer 3-4 keer per week), 6= vaak (gewoonlijk 1-2 keer per dag) en 7= bijna altijd. Een voorbeeld van een item over

ondersteunende coparenting is: Hoe vaak in een doorsnee week (wanneer u alle drie bij elkaar bent) geeft u een bevestiging of compliment over uw partner aan uw kind? (Bijvoorbeeld, “Kijk eens hoe goed mama dat kan?” “Dat is lief van papa.”). Een voorbeeld van een item over ondermijnende coparenting is: Hoe vaak in een doorsnee week (wanneer u alle drie bij elkaar bent) hebben u en uw partner onenigheid over iets dat uw kind heeft gedaan, in het bijzijn van uw kind?

Ondersteunen heeft in het onderzoek een hoge betrouwbaarheid: bij vader ligt Cronbach’s alfa tussen 0.85 en 0.90, bij moeder tussen 0,85 en 0.86, zie tabel 2. Ondermijnen is in het onderzoek ook betrouwbaar: bij vader ligt Cronbach’s alfa tussen 0.74 en 0.78, bij moeder tussen 0.75 en 0.79.

Tabel 2: Cronbach’s alfa van ondersteunen en ondermijnen op de Co Parenting Scale-vragenlijst Vader Moeder α α Ondersteunen 4 maanden .851 .851 Ondersteunen 1 jaar .854 .858 Ondersteunen 2,5 jaar .902 .848 Ondermijning 4 maanden .735 .789 Ondermijning 1 jaar .759 .777 Ondermijning 2,5 jaar .781 .753 Statistische analyses

Voor het analyseren van de data is er gebruik gemaakt van het programma SPSS. Allereerst is er met behulp van descriptieve analyses gekeken naar de normale verdeling van de data. Hieruit bleek dat er geen sprake was van een normale verdeling. Om de hypothesen op een juiste manier te kunnen toetsen zijn er vervolgens Spearman’s Rho correlaties uitgevoerd om

(15)

14 de samenhang tussen de verschillende meetmomenten in kaart te brengen. De hypothesen zijn tweezijdig getoetst met een alpha van 0.01.

Om de invloed van tijd te onderzoeken op conflict, liefkozen en communicatie op de Relatievragenlijst, zijn herhaalde metingen analyses uitgevoerd over de voormeting en de meetmomenten 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar. Om de invloed van tijd te onderzoeken op de mate van ondersteuning en ondermijning volgens de Co Parenting Scale-vragenlijst, zijn herhaalde metingen analyses uitgevoerd over de meetmomenten 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar. De hypothesen zijn tweezijdig getoetst met een alpha van 0.05. Bij iedere analyse is de duur van de relatie van de ouders wanneer het kind één jaar is als ‘between-subjects factor’ toegevoegd, om te controleren of dit invloed heeft op conflict, liefkozen, communicatie, ondersteuning en ondermijning van de ouders.

(16)

15

Resultaten

Beschrijvende resultaten

Gemiddelde scores en de standaarddeviaties

Hieronder worden de beschrijvende resultaten van de schalen van de Relatievragenlijst en de schalen van de Co Parenting Scale-vragenlijst besproken. In tabel 3 staan de gemiddelde scores en de standaarddeviaties van de schalen van de Relatievragenlijst tijdens de voormeting, op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar. In tabel 4 staan de gemiddelde scores en de standaarddeviaties van de schalen van de Co Parenting Scale-vragenlijst op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar.

Tabel 3: Gemiddelde scores en de standaarddeviaties van conflict, liefkozen en communicatie op de Relatievragenlijst. Vader Moeder M SD M SD Conflict voormeting .71 .45 .54 .37 Conflict 4 maanden .60 .49 .47 .43 Conflict 1 jaar .62 .45 .51 .43 Conflict 2,5 jaar .64 .44 .56 .48 Liefkozen voormeting 2.12 .43 2.25 .43 Liefkozen 4 maanden 1.97 .49 2.10 .50 Liefkozen 1 jaar 1.84 .48 2.02 .45 Liefkozen 2,5 jaar 1.79 .52 1.98 .49 Communicatie voormeting 2.23 .36 2.66 .39 Communicatie 4 maanden 2.20 .36 2.17 .41 Communicatie 1 jaar 2.06 .37 2.11 .43 Communicatie 2,5 jaar 2.11 .43 2.08 .41

Tabel 4: Gemiddelde scores en de standaarddeviaties van ondersteuning en ondermijning op de Co Parenting Scale- vragenlijst.

Vader Moeder M SD M SD Ondersteuning 4 maanden 4.92 .91 5.20 .87 Ondersteuning 1 jaar 4.97 .87 5.29 .84 Ondersteuning 2,5 jaar 5.13 .84 5.27 .70 Ondermijning 4 maanden 2.01 .65 2.24 .71 Ondermijning 1 jaar 2.27 .69 2.33 .70 Ondermijning 2,5 jaar 2.47 .68 2.57 .67 Relatievragenlijst

Om te onderzoeken of er sprake is van een verandering in de romantische relatie over de tijd, is er gekeken of er sprake is van correlatie tussen de verschillende meetmomenten van de schalen conflict, liefkozen en communicatie van de Relatievragenlijst. Omdat de

steekproevenverdeling niet normaal verdeeld is, is er gebruik gemaakt van Spearman’s Rho. Hiermee zijn de correlaties berekend van conflict, liefkozen en communicatie tijdens de voormeting, op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar.

(17)

16 In tabel 5 is te zien dat bij zowel vader als moeder een zeer sterk verband is gevonden tussen conflict op 4 maanden en conflict op 1 jaar (vader r= 0.81 en moeder r= 0.82 bij p > 0.01). Uit tabel 6 is af te lezen dat de verschillende meetmomenten van liefkozen van vader en moeder sterk samenhangen. In tabel 7 is te zien dat bij vader en moeder communicatie op de verschillende meetmomenten sterk samenhangen.

Tabel 5: Correlaties tussen conflict bij de voormeting, op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar op de Relatievragenlijst. Conflict

voormeting

Conflict 4 mnd. Conflict 1 jaar Conflict 2,5 jaar

Conflict voormeting .39** .73** .73** .68**

Conflict 4 mnd. .77** .50** .81** .73**

Conflict 1 jaar .78** .82** .36** .76**

Conflict 2,5 jaar .62** .68** .69** .27**

Noot. Rechtsboven diagonaal correlaties vader; linksonder diagonaal correlaties moeder; op de diagonaal correlatie tussen vader en moeder

** p > 0.01 (tweezijdig)

Tabel 6: Correlaties tussen liefkozing bij de voormeting, op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar op de Relatievragenlijst.

Liefkozing voormeting

Liefkozing 4 mnd. Liefkozing 1 jaar Liefkozing 2,5 jaar

Liefkozing voormeting .46** .71** .61** .56**

Liefkozing 4 mnd. .77** .51** .70** .63**

Liefkozing 1 jaar .74** .79** .55** .72**

Liefkozing 2,5 jaar .70** .67** .67** .49**

Noot. Rechtsboven diagonaal correlaties vader; linksonder diagonaal correlaties moeder; op de diagonaal correlatie tussen vader en moeder

** p > 0.01 (tweezijdig)

Tabel 7: Correlaties tussen communicatie bij de voormeting, op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar op de Relatievragenlijst. Communicatie voormeting Communicatie 4 mnd. Communicatie 1 jaar Communicatie 2,5 jaar Communicatie voormeting .39** .62** .54** .45** Communicatie 4 mnd. .78** .46** .64** .55** Communicatie 1 jaar .74** .71** .42** .66** Communicatie 2,5 jaar .67** .72** .68** .37**

Noot. Rechtsboven diagonaal correlaties vader; linksonder diagonaal correlaties moeder; op de diagonaal correlatie tussen vader en moeder

** p > 0.01 (tweezijdig)

Co Parenting Scale-vragenlijst

Om te onderzoeken of er sprake is van een verandering in de coparenting relatie over de tijd, is er gekeken of er sprake is van correlatie tussen de verschillende meetmomenten van ondersteunen en ondermijnen van de Co Parenting Scale-vragenlijst. Omdat de

steekproevenverdeling niet normaal verdeeld is, is er gebruik gemaakt van Spearman’s Rho. Hiermee zijn de correlaties van ondersteunen en ondermijnen berekend op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar.

(18)

17 Uit tabel 8 is af te lezen dat de verschillende meetmomenten van ondersteuning van vader zeer sterk samenhangen. Ditzelfde geldt voor moeder. De daling van de correlaties geeft aan dat er een iets minder sterke positieve samenhang is tussen de meetmomenten, de

samenhang is nog steeds heel hoog.

In tabel 9 is te zien dat de verschillende metingen van ondermijning van vader zeer sterk samenhangen. Ditzelfde geldt voor moeder.

Tabel 8: Correlaties tussen ondersteuning op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar op de Co Parenting Scale- vragenlijst. Ondersteuning 4 mnd. Ondersteuning 1 jaar Ondersteuning 2,5 jaar

Ondersteuning 4 mnd. .21* .69** .64**

Ondersteuning 1 jaar .66** .27** .62**

Ondersteuning 2,5 jaar .54** .47** .41**

Noot. Rechtsboven diagonaal correlaties vader; linksonder diagonaal correlaties moeder; op de diagonaal correlatie tussen vader en moeder

* p > 0.05 (tweezijdig) ** p > 0.01 (tweezijdig)

Tabel 9: Correlaties tussen ondermijning op 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar op de Co Parenting Scale- vragenlijst. Ondermijning 4 mnd. Ondermijning 1 jaar Ondermijning 2,5 jaar

Ondermijning 4 mnd. .36** .56** .60**

Ondermijning 1 jaar .50 ** .47** .70**

Ondermijning 2,5 jaar .50** .61** .41**

Noot. Rechtsboven diagonaal correlaties vader; linksonder diagonaal correlaties moeder; op de diagonaal correlatie tussen vader en moeder

** p > 0.01 (tweezijdig)

Herhaalde metingen analyses

Conflict

Uit de herhaalde metingen analyse voor vader is er een significant verschil over de tijd gevonden (F (3,89) = 3.93, p < 0.05), zie tabel 10. Bij vader geeft Mauchly’s test aan dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. Dit betekent dat de varianties van conflict tijdens de voormeting, op 4 maanden, op 1 jaar en op 2,5 jaar niet significant van elkaar verschillen. In tabel 10 is te zien dat er een afname van conflict is tussen de voormeting en 4 maanden (p < 0.05) en tussen de voormeting en 1 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op conflict van vader (F (78) = 1.28, p > 0.05).

Uit de herhaalde metingen analyse voor moeder is er ook een significant verschil over de tijd gevonden (F (3,88) = 8.39, p < 0.05), zie tabel 10. Bij moeder geeft Mauchly’s test aan dat er niet wordt voldaan aan de assumpties van sfericiteit. Daarom wordt er gecorrigeerd bij de effecten tussen de meetmomenten (F (2.52) = 5.93, p < 0.05). In tabel 10 is te zien dat er een afname van conflict is tussen de voormeting en 4 maanden (p < 0.05) en een toename

(19)

18 tussen 4 maanden en 2,5 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op conflict van moeder (F (78) = 1.28, p > 0.05). De uitkomsten van vader zijn niet in lijn met de hypothese dat conflict tussen de ouders toeneemt in de loop van de tijd, de uitkomsten van moeder zijn wel in lijn met de hypothese.

Liefkozen

Uit de herhaalde metingen analyse voor vader is er een significant verschil over de tijd gevonden (F (3,87) = 21.10, p < 0.05), zie tabel 11. Bij vader geeft Mauchly’s test aan dat er niet wordt voldaan aan de assumpties van sfericiteit. Daarom wordt er gecorrigeerd bij de effecten tussen de meetmomenten (F (2.70) = 29.70, p < 0.05). In tabel 11 is te zien dat er een afname van liefkozen is tussen de voormeting en 4 maanden (p < 0.05), tussen de voormeting en 1 jaar (p < 0.05), tussen de voormeting en 2,5 jaar (p < 0.05) en tussen 4 maanden en 2,5 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op liefkozen van vader (F (78) = 1.03, p > 0.05).

Uit de herhaalde metingen analyse voor moeder is er ook een significant verschil over de tijd gevonden (F (3,88) = 21.61, p < 0.05), zie tabel 11. Bij moeder geeft Mauchly’s test aan dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. In tabel 11 is te zien dat er een afname van liefkozen is tussen de voormeting en 4 maanden (p < 0.05), tussen de voormeting en 1 jaar (p < 0.05), tussen de voormeting en 2,5 jaar (p < 0.05) en tussen 4 maanden en 2,5 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op liefkozen van moeder (F (69) = 0.72, p > 0.05). De uitkomsten zijn in lijn met de hypothese dat liefkozen tussen de ouders afneemt in de loop van de tijd.

Communicatie

Uit de herhaalde metingen analyse voor vader is er een significant verschil over de tijd gevonden (F (3,89) = 9.92, p < 0.05), zie tabel 12. Bij vader geeft Mauchly’s test aan dat er niet wordt voldaan aan de assumpties. Daarom wordt er gecorrigeerd bij de effecten tussen de meetmomenten (F (2.57) = 15.67, p < 0.05). In tabel 12 is te zien dat er een afname van communicatie is tussen de voormeting en 1 jaar (p < 0.05), tussen de voormeting en 2,5 jaar (p < 0.05), tussen 4 maanden en 1 jaar (p < 0.05) en tussen 4 maanden en 2,5 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op communicatie van vader (F (67.36) = 1.02, p > 0.05).

Uit de herhaalde metingen analyse voor moeder is er ook een significant verschil over de tijd gevonden (F (3,89) = 8.09, p < 0.05), zie tabel 12. Bij moeder geeft Mauchly’s test aan

(20)

19 dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. In tabel 12 is te zien dat er een afname van communicatie is tussen de voormeting en 1 jaar (p < 0.05) en tussen de voormeting en 2,5 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op communicatie van moeder (F (69) = 0.87, p > 0.05). De uitkomsten zijn in lijn met de hypothese dat communicatie tussen de ouders afneemt in de loop van de tijd.

(21)

20 Tabel 10: Repeated measurement ANOVA conflict op de Relatievragenlijst met de duur van de relatie als controle variabele

Vader Moeder F df Error df P

Value F df Error df P Value 8.392 3.000 88.000 .000

Wilks’ Lambda .883 3.927 3.000 89.000 .011 .778

Chi-square df P Chi-square df P

Mauchly’s test 9.370 5 .095 23.403 5 .000

Mean Square F df P Mean Square F df P

Within-subjects effecten 0.255 4.765 3 .003 .313 5.930 2.516 .001

Within-subjects effecten inclusief duur van de

relatie .064 1.276 78 .092 .064 1.276 78 .092

(I) (J) (I-J) SD P (I) (J) (I-J) SD P

Pairwise Com. Voorm. 4 mnd. .119* .037 .010 Voorm. 4 mnd. .117* .025 .000

Voorm. 1 jaar .101* .033 .019 4 mnd. 2,5 jaar -.110* .034 .011

Noot. Gebaseerd op estimated marginal means. Gebruik gemaakt van Bonferroni. * p < 0.05

(22)

21 Tabel 11: Repeated measurement ANOVA liefkozen op de Relatievragenlijst met de duur van de relatie als controle variabele

Vader Moeder

Value F df Error df P Value F df Error df P

Wilks’ Lambda .577 21.295 3.000 87.000 .000 .576 21.613 3.000 88.000 .000

Chi-square df P Chi-square df P

Mauchly’s test 13.386 5 .020 5.209 5 .391

Mean Square F df P Mean Square F df P

Within-subjects effecten 2.331 29.694 2.699 .000 1.272 21.013 3 .000

Within-subjects effecten inclusief duur van de

relatie .068 1.026 78 .435 .047 .717 69 .946

(I) (J) (I-J) SD P (I) (J) (I-J) SD P

Pairwise Com. Voorm. 4 mnd. .185* .036 .000 Voorm. 4 mnd. .159* .034 .000

Voorm. 1 jaar .276* .041 .000 Voorm. 1 jaar .229* .033 .000

Voorm. 4 mnd. 2,5 jaar 2,5 jaar .355* .150* .046 .042 .000 .000 Voorm. 4 mnd. 2,5 jaar 2,5 jaar .268* .109* .039 .040 .000 .047 Noot. Gebaseerd op estimated marginal means. Gebruik gemaakt van Bonferroni.

(23)

22 Tabel 12: Repeated measurement ANOVA communicatie met de duur van de relatie als controle variabele

Vader Moeder

Value F df Error df P Value F df Error df P

Wilks’ Lambda .749 9.918 3.000 89.000 .000 .786 8.087 3.000 89.000 .000

Chi-square df P Chi-square df P

Mauchly’s test 21.353 5 .001 9.640 5 .086

Mean Square F df P Mean Square F df P

Within-subjects effecten .999 15.673 2.572 .000 .459 9.257 3 .000

Within-subjects effecten inclusief duur van de

relatie .065 1.024 67.360 .442 .045 .872 69 .743

(I) (J) (I-J) SD P (I) (J) (I-J) SD P

Pairwise Comparisons Voorm. 1 jaar .194* .038 .000 Voorm. 1 jaar .140* .033 .000

Voorm. 2,5 jaar .196* .038 .000 Voorm. 2,5 jaar .154* .035 .000

4 mnd. 4 mnd. 1 jaar 2,5 jaar .122* .124* .035 .035 .005 .004 Noot. Gebaseerd op estimated marginal means. Gebruik gemaakt van Bonferroni.

(24)

23

Ondersteuning

Uit de herhaalde metingen analyse voor vader is er geen significant verschil over de tijd gevonden (F (2,89) = 2.73, p > 0.05), zie tabel 13. Er is sprake van een positief verband tussen de verschillende meetmomenten van ondersteunen. Bij vader geeft Mauchly’s test aan dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar op ondersteuning van vader (F (52) = 0.84, p > 0.05).

Uit de herhaalde metingen analyse voor moeder is er ook geen significant verschil over de tijd gevonden (F (2,97) = 1.22, p > 0.05), zie tabel 13. Er is sprake van een positief verband. Bij moeder geeft Mauchly’s test aan dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar op support van moeder (F (50) = 0.84, p > 0.05). De uitkomsten zijn niet in lijn met de hypothese dat de ondersteuning tussen de ouders toeneemt in de loop van de tijd. Omdat er wel sprake is van een sterke samenhang tussen de verschillende meetmomenten van zowel vader als

moeder, lijkt het dat ondersteunen over de tijd gelijk is gebleven.

Ondermijning

Uit de herhaalde metingen analyse voor vader is er een significant verschil over de tijd gevonden (F (2,90) = 22.83, p < 0.05), zie tabel 14. Bij vader geeft Mauchly’s test aan dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. In tabel 14 is te zien dat er een toename van ondermijning is tussen 4 maanden en 1 jaar (p < 0.05), 4 maanden en 2,5 jaar (p < 0.05) en 1 jaar en 2,5 jaar (p < 0.05). Er is geen significante invloed van de duur van de relatie bij één jaar van het kind gevonden op ondermijning van vader (F (52) = 1.14, p > 0.05).

Uit de herhaalde metingen analyse voor moeder is er ook een significant verschil over de tijd gevonden (F (2,96) = 20.18, p < 0.05), zie tabel 14. Bij moeder geeft Mauchly’s test aan dat er wordt voldaan aan de assumptie van sfericiteit. Er is sprake van een toename van ondermijning tussen 4 maanden en 2,5 jaar (p < 0.05) en tussen 1 jaar en 2,5 jaar (p < 0.05), zie tabel 14. Er is geen significante invloed gevonden van de duur van de relatie bij één jaar van het kind op ondermijning van moeder (F (50) = 1.24, p > 0.05). De uitkomsten zijn in lijn met de hypothese dat de ondermijning tussen de ouders toeneemt in de loop van de tijd.

(25)

24 Tabel 13: Repeated measurement ANOVA ondersteuning met de duur van de relatie als controle variabele

Vader Moeder

Value F df Error df P Value F df Error df P

Wilks’ Lambda .942 2.733 2.000 89.000 .070 .975 1.223 2.000 97.000 .299 Chi-square df P Chi-square df P Mauchly’s test .646 2 .724 3.802 2 .149 Mean Square F df P Mean Square F df P Within-subjects effecten .669 2.900 2 .058 .277 1.035 2 .357 Within-subjects effecten

inclusief duur van de relatie .202 0.842 52 .756 .224 0.841 50 .756

Tabel 14: Repeated measurement ANOVA ondermijning met de duur van de relatie als controle variabele

Vader Moeder

Value F df Error df P Value F df Error df P

Wilks’ Lambda .663 22.833 2.000 90.000 .000 .704 20.184 2.000 96.000 .000 Chi-square df P Chi-square df P Mauchly’s test 3.128 2 .209 2.696 2 .260 Mean Square F df P Mean Square F df P Within-subjects effecten 4.165 23.641 2 .000 3.914 20.667 2 .000 Within-subjects effecten

inclusief duur van de relatie .220 1.1412 52 .061 .220 1.244 50 .162

(I) (J) (I-J) SD P (I) (J) (I-J) SD P

Pairwise Com. 4 mnd. 1 jaar -.213* .066 .005

4 mnd. 2,5 jaar -.426* .064 .000 4 mnd. 2,5 jaar -.387* .066 .000

1 jaar 2,5 jaar -.213* .056 .001 1 jaar 2,5 jaar -.279* .057 .000

Noot. Gebaseerd op estimated marginal means. Gebruik gemaakt van Bonferroni. * p < 0.05

(26)

25

Discussie

Dit onderzoek ging over de ontwikkeling van de romantische relatie van de ouders vóór de geboorte van hun eerste kind, met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar en over de ontwikkeling van de coparenting relatie van de ouders met 4 maanden, 1 jaar en 2,5 jaar. De romantische relatie is gemeten aan de hand van vragen over conflict, liefkozen en communicatie in de

Relatievragenlijst. De coparenting relatie is gemeten aan de hand van vragen over ondersteunen en ondermijnen in de Co Parenting Scale-vragenlijst.

De resultaten van het onderzoek bevestigen de verwachting over de afname van liefkozen en communicatie over de tijd. Bij conflict is er tegen de verwachting in voor vader en moeder een afname gevonden. Bij vader is er een afname van conflict tussen vóór de geboorte en 4 maanden en vóór de geboorte en 1 jaar. Bij moeder is er een afname van

conflict tussen vóór de geboorte en 4 maanden en een toename van conflict tussen 4 maanden en 2,5 jaar. De toename van moeder komt overeen met de verwachting dat conflict toeneemt over de tijd. De afnames van conflict van vader en moeder komen niet overeen met het onderzoek van Belsky en Hsieh (1998). Volgens hen is er consistentie tussen verschillende onderzoeken wat betreft het dalen van de positieve gevoelens voor de ander en de

tevredenheid in de romantische relatie en een toename van echtelijke conflicten bij de overgang naar het ouderschap. In beide onderzoeken hebben ouders met hun eerste kind deelgenomen. Een verklaring voor het niet overeenkomen van de afname van conflict met het onderzoek van Belsky en Hsieh (1998), is dat de ouders in hun onderzoek vragenlijsten hebben ingevuld wanneer het kind 10, 27, 36 en 60 maanden oud was. Deze kinderen zijn op twee meetmomenten ouder dan de kinderen in het huidige onderzoek en zij bevinden zich verder in de ontwikkeling. In de peuterfase kunnen kinderen voor ouders lastig zijn. Ze ontwikkelen een eigen wil, worden dwars en koppig en ze ontdekken hun onafhankelijkheid (Asscher, Hermanns & Dekovic, 2008). Een kleuter bevindt zich in toenemende mate in kringen buiten het gezin zoals op de kleuterschool of op de kinderopvang. Ze komen in aanraking met andere opvattingen en gewoonten en ze zijn gemakkelijk te beïnvloeden. Omdat waarden en normen zich nog maar net beginnen te ontwikkelen, krijgen zowel positieve als negatieve invloeden de ruimte. De opstandigheid van een peuter en negatief gedrag van een kleuter kunnen voor de ouders erg vermoeiend zijn. Daarnaast is het kind vanaf de peuterleeftijd door middel van ondeugend en uitdagend gedrag constant bezig grenzen te ontdekken over wat wel en wat niet mag (Marx, Marx & Pluut, 2008; Schiet,

(27)

26 2004). Wanneer de vader en de moeder een verschillende kijk hebben op hoe zij met dit gedrag om moeten gaan, kan dit leiden tot conflict tussen hen.

Een andere verklaring voor het niet overeenkomen van de afname van conflict met het onderzoek van Belsky en Hsieh (1998), is dat bij hun onderzoek alleen ouders met zoons hebben deelgenomen. Binnen het huidige onderzoek zijn zowel ouders met zoons als met dochters betrokken. Jongens worden over het algemeen als lastig gezien. Ze zijn vaak drukker, maken meer lawaai, zitten minder stil en maken meer kapot dan meisjes. Moeders kunnen volgens Woltring (2010) de neiging hebben om zoons af te remmen en in te perken. Jongens willen vaak door middel van fysiek spel onderzoeken hoe een situatie in elkaar zit, bijvoorbeeld door te stoeien of te vechten. Vaders gaan meer mee in het (fysieke) gedrag van jongens dan moeders. De verschillende ideeën die ouders hebben over hoe om te gaan met dit gedrag, kan tot conflict tussen hen leiden (Delfos, 2004).

Een verklaring voor de afname van conflict van vader en moeder op 4 maanden ten opzichte van vóór de geboorte, is dat de ouders vreugde ervaren en naar elkaar toetrekken door de geboorte van het kind. Een verklaring voor de afname van conflict bij vader op 1 jaar ten opzichte van vóór de geboorte terwijl conflict bij moeder tussen 4 maanden en 2,5 jaar toeneemt, is dat de moeder mogelijk meer stress ervaart bij de opvoeding van het kind dan de vader (Thorp et al., 2004). Zo doen vaders bij het ouder worden van het kind meer dan moeders een beroep op het zelf kunnen van een kind. Moeders zeggen snel: “Ik doe dat wel, daar ben jij te klein voor”, terwijl vaders zeggen: “Toe maar, dat kan je best zelf”. Vaders stimuleren een kind wanneer deze iets nieuws wil doen, bijvoorbeeld zelf op een speeltoestel klimmen. Moeders aarzelen hierbij vaker omdat ze het eng vinden (Kohnstamm, 2011).

Opmerkelijk is dat uit de gevonden resultaten in het huidige onderzoek blijkt dat er binnen de romantische relatie voornamelijk sprake is van verandering over de tijd ten

opzichte van vóór de geboorte van het eerste kind. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de ouders moeten wennen aan het ouderschap. Tijdens de meetmomenten zijn zowel de ouders als het kind in ontwikkeling. De hulp en de aandacht die het kind bijvoorbeeld nodig heeft, veranderen over de tijd.

De resultaten van het onderzoek bevestigen de verwachting over de toename van ondermijnen van vader en moeder over de tijd. Ondersteunen is over de tijd gelijk gebleven, dit komt niet overeen met de verwachting dat de mate van ondersteunen van vader en moeder toeneemt over de tijd. Het gelijk blijven van de mate van ondersteuning van vader en moeder komt niet overeen met het onderzoek van Thorp et al. (2004). Volgens hem neemt de

(28)

27 primaire bron van ondersteuning. Een verklaring voor het niet overkomen van de resultaten met het onderzoek van Thorp et al. (2004), is dat in hun onderzoek moeders vragenlijsten hebben ingevuld over de ondersteuning, acht weken na de geboorte van hun kind. In deze periode zijn zowel het kind als de moeder hulpbehoevend. De moeder moet mentaal en fysiek herstellen van de zwangerschap en de bevalling. Na de geboorte krijgt de vader meer

verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld de baby in bad doen of een schone luier geven, het huishouden doen en eten koken (Smit, 2011).

Een verklaring voor het gelijk blijven van ondersteunen over de tijd, is dat in het huidige onderzoek ondersteunen op meerdere momenten en op latere leeftijd van het kind is gemeten. Zo zijn de eerste weken na de bevalling hectisch voor de ouders en moeten ze wennen aan de nieuwe gezinssituatie. In de loop van de weken ontstaat er een soort balans: de ouders maken een globale verdeling in de rollen wat betreft de opvoeding en verzorging van het kind. Tijdens het eerste meetmoment op 4 maanden kan worden aangenomen dat de moeder redelijk bijgekomen is van de zwangerschap en de bevalling (Schiet, 2004). In de loop van de tijd raken de ouders steeds meer op elkaar ingespeeld en komen ze samen tot een bepaalde regelmaat, structuur en duidelijkheid die ze bij hun kind hanteren. Ten tijde van het onderzoek zijn de betrokken kinderen tussen de 4 maanden en 2,5 jaar, ze zijn nog erg jong, klein en hulpbehoevend. In deze periode ontwikkelt het kind zich snel op verschillende vlakken. Het kind begint zich te realiseren dat hij een eigen persoon is en wil dingen zelf doen. Wanneer een kind iets niet mag, kan hij een driftbui krijgen (Marx, Marx & Pluut, 2008; Schiet, 2004). Het geven van ritme en structuur aan kinderen is het geven van een basisveiligheid. Baby’s en kinderen hebben hier behoefte aan, maar de ouders plukken hier ook de vruchten van. Kinderen worden hier vaak makkelijker door, ze weten waar ze aan toe zijn en wat van hen verwacht wordt. Hierdoor is er minder strijd, verlopen de routines soepeler en hebben ouders minder spanning onderling (De Vos- van der Hoeven, n.d.).

Het onderzoek kent een aantal sterke punten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de komst van het eerste kind een verandering in de romantische relatie teweegbrengt. Ouders kunnen dit positief en negatief ervaren, de positieve kant sluit de negatieve kant niet uit. Daarom zijn binnen dit onderzoek zowel ondersteunende als ondermijnende coparenting bekeken. Daarnaast deden aan het onderzoek vaders en moeders mee. Door het gebruik van de vragenlijsten was het mogelijk om een grote groep ouders met hun eerste kind te

onderzoeken. Binnen het onderzoek was er voor de schalen conflict, liefkozen en communicatie van vader en moeder sprake van betrouwbaarheid. Ondermijnen is bij het onderzoek voor vader en moeder ook betrouwbaar gebleken, bij ondersteunen van vader en

(29)

28 moeder is er sprake van hoge betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid van de gemeten

constructen betekent dat de resultaten niet op toeval berusten en kunnen worden aangenomen. Er zijn ook een aantal beperkingen aan het onderzoek. Zo is er sprake van een

hoogopgeleide steekproef, waardoor de resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden naar de Nederlandse bevolking. Er is binnen het huidige onderzoek niet gekeken naar de geschiedenis van de ouders zelf. Ouders zijn als individuen met hun eigen ontwikkeling van grote invloed op hoe zij zich aanpassen na de geboorte van het kind, hoe zij hun kind opvoeden en hoe zij communiceren met elkaar (Van Egeren, 2003; Van Egeren & Hawkins, 2004). Daarnaast speelt de opvoeding die de ouders zelf genoten hebben een rol bij ondersteunen en ondermijnen: ouders die tijdens de eigen opvoeding de gelegenheid hebben gehad om ondersteunende coparenting tussen hun ouders te observeren, hebben een functioneel

raamwerk waarop zij hun eigen coparenting relatie kunnen baseren (Van Egeren, 2003). Deze factoren zouden in vervolgonderzoek meegenomen kunnen worden. In het onderzoek is data gebruikt tot 2,5 jaar. Wanneer er in vervolgonderzoek oudere kinderen worden meegenomen, kan dit tot andere resultaten leiden, zoals in het onderzoek van Belsky en Hsieh (1998). Verder is communicatie van vader op 2,5 jaar onvoldoende betrouwbaar gebleken. De daling van 2,5 jaar ten opzichte van de voormeting en de daling van 2,5 jaar ten opzichte van 4 maanden kan hierdoor niet aangenomen worden.

Gezien de verschillen in uitkomsten bieden de gevonden resultaten een goede aanvulling op het onderzoek naar het verloop van de romantische relatie en de coparenting relatie over de tijd. Het huidige onderzoek toont in de romantische relatie naast een afname van liefkozen en communicatie, ook een afname van conflict van vader en moeder over de tijd. De resultaten van het onderzoek geven verder belangrijke informatie over het verloop van de coparenting relatie in de eerste levensjaren van het kind. Hoewel er voor ondermijnen van vader en moeder een toename over de tijd is gevonden, is ondersteunen van vader en moeder in dezelfde periode gelijk gebleven. De afname van conflict en het gelijk blijven van ondersteunen over de tijd hebben een positieve invloed op het opvoedingsgedrag van de ouders en de ontwikkeling van het kind (Doss et al., 2009; Thorp et al., 2004). In toekomstig onderzoek is het daarom waardevol om de invloed van de romantische en de coparenting relatie op het kind op latere leeftijd te bekijken.

(30)

29

Literatuurlijst

Asscher, J., Hermanns, J., & Dekovic, M. (2008). Behoefte aan opvoedingsondersteuning van ouders en jonge kinderen. Pedagogiek, 28(2), 114-127.

Belsky, J., & Hsieh, K. (1998). Patterns of marital change during the early childhood years: Parent personality, coparenting, and division of labor correlates. Journal of Family

Psychology, 12(4), 511-528.

Brinley, M. B. (1991). Should you have a baby? In L. Cargan (Ed.), Marriages and families:

Coping with change (248-253). Englewood Cliffs, New York: Prentice Hall.

Cowan, C. P., & Cowan, P. A. (1995). Interventions to ease the transition to parenthood: Why they are needed and what they can do. Family Relations, 44, 412-423.

Crombrugge, H. van (2006). Denken over opvoeden: Inleiding in de pedagogiek. Apeldoorn: Garant.

Delfos, M. F. (2004). Een jongen is geen meisje. De Wereld van het Jonge Kind, 31(6), 183- 186. Amersfoort: Thiememeulenhoff.

Doss, B. D., Rhoades, G. K., Stanley, S. M., & Markman, H. J. (2009). The effect of the transition to parenthood on relationship quality: An 8-year prospective study. Journal of

Personality and Social Psychology, 96(3), 601-619.

Egeren, L. A. van, (2003). Prebirth predictors of coparenting experiences in early infancy.

Infant Mental Health Journal, 24, 278-295.

Egeren, L. A. van, & Hawkins, D. P. (2004). Coming to terms with coparenting: Implications of definition and measurement. Journal of Adult Development, 11(3), 165-178.

Feinberg, M. E. (2003). The internal structure and ecological context of coparenting: A framework for research and intervention. Parenting: Science and Practice, 3(2), 95-131.

Galdiolo, S., & Roskam, I. (2012). The transition to parenthood and development of parents’ personality and emotional competencies. International Review of Sociology, 22(1), 53-70.

Hahlweg, K. (1996). Fragebogen zur partnerschafts-diagnostik (FPD). Handanweising. Hogrefe, Gottingen.

Kohnstamm, R. (2011). Kinderen als beroep: Praktische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

(31)

30 Kurdek, L. A. (1993). Nature and prediction of changes in marital quality for first-time parent

and nonparent husbands and wives. Journal of Family Psychology, 6(3), 255-265. Lawrence, E., Rothman, A. D., Cobb, R. J., Rothman, M. T., & Bradbury, T. N. (2008).

Marital satisfaction across the transition to parenthood. Journal of Family Psychology,

22, 41–50.

Laxman, D. J., Jessee, A., Mangelsdorf, S. C., Rossmiller-Giesing, W., Brown, G. L., & Schoppe-Sullivan, S. J. (2013). Stability and antecedents of coparenting quality: The role of parent personality and child temperament. Infant Behavior & Development,

36(2), 210-222.

Majdandžić, M., Vente, W. de, Feinberg, M. E., Aktar, E., & Bögels, S. M. (2012).

Bidirectional associations between coparenting relations an family member anxiety: A review and conceptual model. Clinical Child and Family Psychology Review, 15(1), 28-42.

Marx, H., Marx, G., & Pluut, J. (2008). Kijk, vergelijk en verrijk: De ontwikkeling van je kind

van 0 tot 12 jaar. Utrecht: Uitgeverij Spectrum.

McHale, J. P. (1997). Overt and covert coparenting processes in the family. Family Process,

36(2), 183-201.

McHale, J. P. (Ed.), & Lindahl, K. M. (Ed.). (2011). Coparenting: A conceptual and clinical

examination of family systems. (pp. 171-190). xii, 314 pp. Washington, DC, US:

American Psychological Association; US.

Renk, K., Roberts, R., Roddenberry, A., Luick, M., Hillhouse, S., Meehan, C., Oliveros, A., & Phares, V. (2003). Mothers, fathers, gender role, and time parents spend with their children. Sex Roles, 48, 305-315.

Schiet, M. (2007). De ontwikkeling van je kind. En hoe jij als ouder kunt helpen. Utrecht: Kosmos Uitgevers.

Schindler, L., Hahlweg, K, & Revenstorf, D. (1998). Partnerschaftsprobleme: Diagnose und therapie. Springer DE.

Schoppe-Sullivan, S. J., Mangelsdorf, S. C., Frosch, C. A., & McHale, L. J. (2004).

Associations between coparenting and marital behavior from infancy to the preschool years. Journal of Family Psychology, 18(1), 194-207.

Sinot, J. (Ed.) (2011). Oei, ik groei! Van partners naar ouders. Arnhem: Twise Victory BV. Smit, B. J. (2011). Vaders verdienen meer aandacht en een eigen benadering. Geraadpleegd

(32)

31 Solmeyer, A. R., & Feinberg, M. E. (2011). Mother and father adjustment during early

parenthood: The roles of infant temperament and coparenting relationship quality.

Infant Behavior and Development, 34, 504-514.

Thorp, S. R., Krause, E. D., Cukrowicz, K. C. & Lynch, T. R. (2004). Postpartum partner support, demand-withdraw communication, and maternal stress. Psychology of Women

Quarterly, 28, 362-369.

Twenge, J. M., Campbell, W. K., & Foster, C. A. (2003). Parenthood and marital satisfaction: A meta-analytic review. Journal of Marriage and Family, 65(3), 574-583.

Vos- van der Hoeven, de, T. (n.d.). Als ouders op één lijn. Geraadpleegd op 26 februari 2014, via http://www.opvoedadvies.nl/opeenlijn.htm.

Woltring, L. (2010). Jongens in balans: Ontwikkeling, kansen en risicogedrag. Geraadpleegd op 26 februari 2014, via http://www.laukwoltring.nl/pages/nl/algemeen/basistekst- jongens-in-balans.php.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

'De technische controle in het algemeen en [...] het gehele gebied van de accuratessecon- tröle [acht hij] de typische functie van de interne accountant’, op

‘De roode lijn’ volgens Bakkenist is, ‘dat de door den accountant verrichte arbeid, welke aan de af te geven verklaring ten grondslag ligt, zoodanig behoort te zijn, dat door

Zelfs Schmalenbach is in 1946 volgens Limperg al van de dwalingen zijns weegs bekeerd: ‘Zo geviel het, dat bijvoorbeeld een leidende figuur als Schmalenbach met kracht opkwam

In deze bijdrage gaat het overigens niet om het kenobject van de bedrijfs­ huishoudkunde of over bedrijfshuishoudkunde als wetenschap (daarover zal, overigens mede naar

Het gaat de schrijver om enkele moeilijkheden welke zich vrijwel altijd voordoen doordat steeds gelijktijdig moet worden voldaan aan de volgende hoofddoeleinden van de

De schrij­ ver komt dan ook tot de conclusie ’dat onderne­ mers er wellicht de voorkeur aan zullen geven - voor zover zij daartoe om voor de hand liggende redenen

In het geval dat een bedrijf riskant wordt geacht maar de des­ betreffende bedrijfstak is dat niet, dan geldt de risicopremie voor het riskante bedrijf niet als deel van

De verklaring van de accountant reikt dan niet verder dan de aangegeven kleine kring. Een der­ gelijke opdracht verschilt wezenlijk van die welke het Bestuur van de