• No results found

Encefalitis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Encefalitis"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Richtlijnen voor anti-infectieuze behandeling in ziekenhuizen BVIKM 2017

ENCEFALITIS

Klinische aspecten en commentaren

o Tekens en symptomen.

Inflammatie van het hersenparenchym geassocieerd met neurologische dysfunctie. Gewijzigde men-tale status (verminderd of gewijzigd bewustzijnsniveau, lethargie, wijzigingen in de persoonlijkheid) die ≥ 24 uur aanhoudt zonder dat er een andere oorzaak kan worden gevonden.

Andere mogelijke symptomen: koorts, hoofdpijn, soms gecompliceerd door veralgemeende of lokale spasmen, focale neurologische tekens.

Pleocytose van het cerebrospinaal vocht is vaak, maar niet altijd, aanwezig (hoofdzakelijk lymfocy-ten).

o Niet infectieuze oorzaken van encefalitis: vasculaire pathologieën, paraneoplastisch syndroom, metabole encefalopathieën, auto-immuun ziekten (anti-NMDA receptor encefalitis, ...).

o Lumbaalpunctie.

Steeds zo snel mogelijk na ziekenhuisopname bij alle patiënten met vermoeden van encefalitis [op klinische gronden en niet op basis van bevindingen op CT scan (onbetrouwbaar voor de diagnose van verhoogde intracraniale druk)]. Bij initiële contra-indicatie (zie lager) of indien onmogelijk, her-haaldelijke herevaluatie en punctie zodra mogelijk [tenzij de diagnose ondertussen is gesteld op ba-sis van andere gegevens (positieve hemocultuur, ...)]. Dragen de resultaten van een eerste punctie niet bij tot de diagnose, dan moet een tweede punctie worden uitgevoerd 24 tot 48 uur na de eerste. Klinisch onderzoek (en niet de resultaten van de CT scan van de hersenen) vormt de basis om te

oordelen over de veiligheid van een lumbaalpunctie.

Contra-indicaties voor het onmiddellijk uitvoeren van een punctie.

▫ Tekens van toegenomen intracraniale druk (eventueel ondersteund door radiologische bewij-zen) zoals een verminderd of fluctuerend bewustzijnsniveau (GCS score < 13 of een daling met 2 of meer punten), relatieve bradycardie en hypertensie, focale neurologische tekens, ab-normale houding, ongelijke, gedilateerde of weinig reagerende pupillen, papiloedeem, abnor-male “doll’s eye” bewegingen.

▫ Shock (capillaire vullingstijd > 2 seconden, ongewone huidskleur, tachycardie of hypotensie, respiratoire symptomen of moeizaam ademhalen, pijn in de onderste ledematen, koude han-den en/of voeten, toxische, zieltogende toestand, gewijzigde mentale status, verminderde be-wustzijnsgraad, gedaalde urineproductie).

Vermoeden van bacteriëmie of sepsis door Neisseria meningitidis, uitgebreide of toenemende purpura.

▫ Recente convulsies (geen lumbaalpunctie zolang de patiënt niet gestabiliseerd is).

▫ Gestoorde bloedstolling (abnormale coagulatieresultaten, < 100.000 bloedplaatjes/mm3, be-handeling met antistollingspreparaten, ...).

▫ Lokale huidinfectie ter hoogte van de voorgestelde punctieplaats.

▫ Respiratoire insufficiëntie (lumbaalpunctie is een risicofactor voor verergering van respiratoir falen).

Indien mogelijk, afname van 20 cm3 cerebrospinaal vocht bij adolescenten en volwassenen, van 5 tot 10 cm3 bij zuigelingen en kinderen.

o Het uitvoeren van een CT scan vóór de lumbaalpunctie is aangewezen: wanneer een lumbaalpunctie tegenaangewezen is (zie hoger).

bij immuungedeprimeerde patiënten (HIV infectie, transplantatiepatiënten, ...).

bij patiënten met een voorgeschiedenis van een pathologie van het centraal zenuwstelsel (massief letsel, beroerte, focale infectie, ...).

o MRI aangewezen (indien mogelijk) voor verdere differentiaaldiagnose (HIV encefalitis, progressieve multi-focale leuko-encefalopathie).

o Behandeling.

De toediening van iv immuunglobulines kan worden overwogen bij immuungedeprimeerde patiënten met ernstige encefalitis door enterovirussen (niet evidence based).

Geen argumenten voor het gebruik van corticosteroïden in RCTs: geen routinematig gebruik bij en-cefalitis door Herpes simplex virus. Te overwegen bij volwassenen met enen-cefalitis door Varicella-zoster virus (gekenmerkt door inflammatoire vasculopathie, cerebraal oedeem).

Hoge doses van antibiotica die vlot penetreren doorheen de bloedhersenbarrière zijn noodzakelijk.

o De pathogene rol van Mycoplasma spp. is nog steeds controversieel, maar specifieke antibiotherapie valt te overwegen (fluoroquinolones, tetracyclines, ...).

Betrokken pathogenen

o Vaakst voorkomende pathogenen.

Herpes simplex virus 1, Herpes simplex virus 2 en Varicella-zoster virus (goed voor > 90% van alle virale gevallen).

(2)

Richtlijnen voor anti-infectieuze behandeling in ziekenhuizen BVIKM 2017

▫ Bij pasgeborenen moet steeds rekening gehouden worden met deze pathogeen, zelfs indien er geen infectie is bij de moeder.

Varicella-zoster virus kan ook bij patiënten zonder rash voorkomen.

Andere virussen: Human immune deficiency virus, Influenza virus A en B, Mazelenvirus, Bofvirus, enterovirussen, parechovirussen (vooral bij zuigelingen, kinderen < 2 jaar), Humaan cytomegalo-virus, Epstein-Barr virus.

Bacteriën: pathogenen die meningitis veroorzaken, Listeria monocytogenes (vooral bij patiënten met clinicoradiologisch beeld van rhombencefalitis), Borrelia spp. (Lyme borreliose), Mycoplasma pneu-moniae (vooral bij kinderen met negatieve testresultaten voor virale encefalitis en met een voorge-schiedenis van respiratoire symptomen), Mycobacterium tuberculosis, Treponema pallidum. Fungi.

o Immuungedeprimeerde patiënten. Hoger vermelde pathogenen.

JC polyoma virus, Cryptococcus spp., Toxoplasma gondii, ....

o Reizigers: Rabies virus, Tick borne encephalitis virus, West Nile virus, Japanese encephalitis virus, Dengue virus, parasieten.

o Bij > 50% van de patiënten wordt geen etiologie gevonden. Empirische anti-infectieuze behandeling

o Regimes en standaard posologieën.

Milde of matige pathologie: aciclovir (10 mg/kg iv q8h).

Ernstige pathologie, patiënten met meningo-encefalitis: aciclovir (10 mg/kg iv q8h) + ceftriaxone (2 g iv q12h) + ampicilline (2 g iv q4h).

o Totale duur van de adequate (empirische + gedocumenteerde) anti-infectieuze behandeling.

Infectie door Herpes simplex virus of Varicella-zoster virus: 14 dagen (21 dagen bij immuungedepri-meerde patiënten) of langer bij onbevredigende klinische respons.

Bij immuuncompetente patiënten kan de behandeling met aciclovir worden stopgezet wanneer: een andere diagnose is gesteld.

de PCR voor Herpes simplex virus 2 x negatief is (stalen afgenomen met een interval van 24 tot 48 uur) en de beelden op MRI niet karakteristiek zijn voor Herpes simplex virus encefalitis. de PCR voor Herpes simplex virus PCR 1 x negatief is > 72 uur na het begin van de

neurolo-gische symptomen bij patiënten met ongewijzigd bewustzijn, normale beelden op MRI (uitge-voerd > 72 uur na het begin van de symptomen) en < 5 WBC/mm3 in het cerebrospinaal vocht. Infectie door andere pathogenen: afhankelijk van de pathogeen en de klinische en biologische

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We hebben 30 verhalen verzameld,  maar er komen elke dag nieuwe verhalen bij vanuit een voortdurend veranderende praktijk: blijf  je verhalen vertellen.  ?. Het boek heet: ‘Gezond

• Gaas plus een vroege bespuiting Tracer óf regelmatige toepassing van Combiprotec is bij oogst tot half juli 100% effectief.. • Op Proeftuin Randwijk

Bij een teelt van knolfresia's in de vollegrond gedurende de zomer van 1958 zijn enkele chemische middelen gebruikt voor de bestrijding van het onkruid.. Het doei van deze proef

Situation ab 2009 • 2 Verschiedene Teams neben Standard Team • Individuelle Betreuung der Patienten • Entscheidung welcher Team basiert auf Informationen Voranmeldung oder nach

of Woon stel op StelleobOsch. Merwe E!lr GOLWE. Bockwlokels spestllle prys. Beste! van die Hkrywer. Porlrette, Paopoort · en LlscDIIletoto'a. A~;onto vir die boroomdo

Volgens het WHO zou ongeveer 1/3 de van de bevolking besmet kunnen raken met het A(H1N1)pdm09 virus, zoals vaak wordt gezien bij de introductie van een nieuw virus, waarbij

Important risk factors for MTCT of HIV are a high viral load and a low CD4 + cell count in the mother, mode of delivery (vaginal delivery versus caesarean section), virus type

Thus, influenza appears to activate anti-apoptotic pathways to prevent early clearance of infected cells and induce apoptosis through pro-apoptotic pathways later in the infection to