• No results found

Israel en Iran, de geopolitieke strijd vanaf het einde van de Koude Oorlog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Israel en Iran, de geopolitieke strijd vanaf het einde van de Koude Oorlog"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Abstract

In this thesis the hostile relation between Israel and Iran will be analysed, starting at the end of the Cold War. The hostile relation is, according to Parsi, a result of geopolitical struggles.

Israël en Iran

de geopolitieke strijd vanaf het einde

van de Koude Oorlog

Naam: Carlies Mol

Studentnummer: 5805627

Opleiding: master Midden-Oosten studies Supervisor: dr. M. (Mariwan) Kanie

(2)

The aim of this thesis is to cover the relation in the theoretical frame of international relations. In understanding the relation between the two states, realism provides, according to Halliday, the most comprehensive theoretical frame of international relations in the Middle East. Complex realism by Hinnebusch is in specific directed to the context of the Middle East. This theory is based on three levels. On the global level are the relations between core and periphery states, based on economic power. On the regional level is the identity of the state not dependent on national borders. Strong trans-state identities are an important part of the region. As a consequence, partial interest can be part of the state interest. On state level, factors like social consistency influence the foreign policy. Iran and Israel have had a strategic functional bond since the formation of the modern state of Israel in 1948 until the 70s. This bond was based on the threat of the Arabic nationalism. The relation turned hostile with the decline of the Arab nationalism and the Islamic revolution in 1979. In the 80s a functional relation remains. Israel provides military and technological support to Iran during the Iran-Iraq war.

The geopolitical relations in the Middle East change dramatically after the end of the Cold War, the Gulf war against Kuwait and the end of the Soviet Union. This turned the relation between Iran and Israel from functional to hostile. On the global level, both states strive to improve their position in the region. Iran wants to spread the Islamic revolution, while Israel searches for security and acceptance. Both states are economically strong in the region, but isolated. Both try to bandwagon with the USA for more influence in the region. Of the two, Israel has achieved the best results, although the relationship with the USA remains

uncertain. Iran is not able to bandwagon with the USA due to its nuclear activities. However, this has changed with the deal between Iran and the USA in 2013. Since the end of the peaceproces Israel accuses Iran for it’s nuclear program and warns the international community for the threat of Iran. On the regional level, ideology is an important factor for both states. National security, and a safe place for all Jews in the world, is an important part of Israel’s Zionism. Iran wants to spread the Islamic revolution among other Shiites in the region. Ideology is, for both states, a shell for geopolitical strategies. Both states are

fragmented on state level. This is reflected in the different strategies of the political leaders, and the protest of the Green revolution in Iran. Although fragmented, this does not affect the hostile relation between the two states.

Inhoudsopgave

Pag.

Inleiding………... 3

(3)

1.1 Internationale betrekkingen in het Midden-Oosten………. 6

1.2 Realisme………..……… 7

1.2.1 Basisassumpties………. 7

1.2.2 Klassiek realisme……….. 9

1.2.3 Strategisch- en structureel realisme……….. 10

1.3 Complex realisme………. 12

1.3.1 Globaal niveau………..………. 13

1.3.2 Regionaal niveau……….. 14

1.3.3 Staat niveau……….……… 15

1.4 Conclusie………. 16

2 Begin van de jaren 90……….. 18

3.1 Israël en Iran in de jaren 70 en 90………. 18

3.2 De Golfoorlog in Koeweit……… 20 3.3 Uiteenvallen Sovjet-Unie……….. 22 3.4 Conclusie……….. 23 3 De vredesbesprekingen……… 26 4.1 De Oslo vredesbesprekingen……….. 26 4.1.1 Verloop………. 26

4.1.2 Iran en Israël vanaf 1991 tot 1995………..27

4.1.3 Iran en Israël vanaf 1995 tot 2000………. 30

4.2 De Tweede Intifada……… 32

4.3 Conclusie……… 33

4 Oorlog tegen terrorisme……….. 36

5.1 11 september……….. 36

5.2 Invasie Irak………. 38

5.3 Conclusie………. 40

5 De Oorlog van Juli in Libanon……… 42

6.1 Gevolgen………. 42

6.2 Conclusie………. 44

6 De volksopstanden………. 46

6.1 Groene Revolutie Iran………. 46

6.2 Arabische Lente……….………. 48 6.3 Oorlog Syrië……… 50 6.4 Conclusie……… 52 7 Kernwapens………. 54 7.1 Israëls kernwapens………. 54 7.2 Irans kernprogramma……… 55 7.3 Obama en Iran……… 56 7.4 Conclusie………. 57 Conclusie………. 59 Literatuur………. 62

Inleiding

De betrekkingen tussen Iran en Israël kennen een lange geschiedenis teruggaande tot de Bijbelse vertellingen. De betrekkingen tussen de twee staten kunnen benaderd

(4)

worden vanuit verschillende thema’s. In de huidige tijd staan vooral de vijandige betrekkingen op de voorgrond. Deze betrekkingen worden gezien als gevolg van een geopolitieke machtsstrijd in het Midden-Oosten1 waarin beide staten streven naar maximale veiligheid2. In een regio waar in de tweede helft van de 20e eeuw de meeste conflicten plaats vonden3 en zij samen met Turkije de enige staten vormen met een niet-Arabische identiteit, is een veilige positie voor beide staten van groot belang.

De betrekkingen tussen Israël en Iran zijn niet altijd vijandelijk geweest. Met het uitroepen van de staat Israël in 1948 zochten de staten toenadering tot elkaar, er ontstond een strategisch, functioneel bondgenootschap4. Voor beide staten vormde de groeiende eenheid van het Arabisch nationalisme in omliggende staten een bedreiging, evenals de invloed van de Sovjet-Unie in deze staten5. De toenadering paste voor Israël binnen de theorie van de ‘periferie’ van Ben Gurion. Volgens deze theorie moesten bondgenoten gezocht worden in de staten van de periferie, waaronder Turkije en Iran6, wanneer omliggende staten geen bondgenoten waren. Gurion omschrijft de periferie als ‘de buren van de buren’. Met de toenadering tot de staten in de periferie probeerde Israël zijn positie in de regio ten opzichte van de Arabische staten te verbeteren. Ook Iran had belang bij toenadering tot Israël. Toenadering tot Israël betekende tevens toenadering tot de VS7. De VS kon tegenwicht bieden aan de invloed van de Sovjet-Unie in de Arabische staten, met name Irak8. Dit strategisch bondgenootschap laat zien dat beide staten politieke belangen hadden in toenadering tot elkaar, voortkomend uit de machtsbalans in de regio. Cruciaal in deze machtsbalans was de positie ten opzichte van de Arabische staten en de VS en de invloed van de Sovjet-Unie. Desondanks bleef ook afstand bestaan tussen de twee staten: openlijke toenadering naar elkaar zou de positie ten opzichte van de Arabische staten doen verslechteren. Om deze reden bleef erkenning van Iran voor Israël uit en steunde Iran de Arabische staten in de

Israëlische-1 Bahgat (2005), p. 5Israëlische-17. 2 Parsi (2007), p. 248. 3 Halliday (2005), p. 173. 4 Parsi (2007), p. 24. 5 Ibidem, p. 31. 6 Menashri (2006), p. 109. 7 Bahgat (2005), p. 524. 8 Ibidem, p. 518.

(5)

Arabische oorlogen9. Zo ontstond aan het einde van de jaren 50 een strategische, functionele overeenkomst tussen de staten die tot de jaren 70 zou duren. In deze tijd voorzag Iran Israël van olie en Israël voorzag Iran van technologische kennis10.

De eerste betrekkingen tussen de moderne staat Israël en Iran laten zien dat deze in belangrijke mate tot stand kwamen door de geopolitieke machtsbalans in de regio. In de jaren 70 veranderde de verhouding tussen Israël en Iran. De invloed van het panarabisme in de regio werd in deze tijd minder en de Islamitische Revolutie van 1979 in Iran zorgde voor het einde van de ‘periferie’ relatie. Iran stelde zich na de revolutie nadrukkelijk vijandig op ten opzichte van Israël. De strategische relatie van voorheen paste niet binnen de islamitische gedachte van de revolutie. Desondanks blijft Iran afhankelijk van Israëlische kennis omtrent technologie en wapens11. Gebeurtenissen in de regio en binnen de staten zijn hiermee bepalend voor nieuwe geopolitieke verhoudingen en daarmee de betrekkingen tussen Iran en Israël. In deze scriptie zal gekeken worden hoe de vijandige betrekkingen tussen Israël en Iran tot stand zijn gekomen door geopolitieke verhoudingen in de regio. Gekeken zal worden naar de invloed van gebeurtenissen in het Midden-Oosten op de geopolitieke

machtsbalans vanaf het einde van de Koude Oorlog. Ongeveer gelijktijdig met het einde van de Koude Oorlog vindt tevens het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de Golfoorlog in Koeweit plaats. Met deze drie gebeurtenissen veranderde de

machtsbalans in het Midden-Oosten ingrijpend. Voor Israël en Iran worden twee gezamenlijke bedreigingen -de Sovjet-Unie en Irak- een zwakker. Bedreigingen waarop de strategische relatie lange tijd gebaseerd was12.

De hoofdvraag van deze scriptie is: hoe kunnen de internationale

betrekkingen tussen Iran en Israël vanaf het einde van de Koude Oorlog omschreven en geïnterpreteerd worden? Het doel van deze scriptie is de vijandige betrekkingen tussen Israël en Iran te plaatsen binnen de theorie van internationale betrekkingen. Om deze vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van het werk van drie auteurs. Het werk van Halliday in ‘The Middle East in International Relations’ is gebruikt voor de beschrijving van conflicten en geopolitieke verhoudingen in het Midden-Oosten.

9 Bahgat (2005), p. 528. 10 Parsi (2007), p. 23. 11 Bahgat (2005), p. 524. 12 Parsi (2005), p. 247.

(6)

Het werk van Hinnebusch is gebruikt voor het theoretisch kader van de

internationale relaties. Hinnebusch geeft een specifieke invulling van het realisme gericht op de context van het Midden-Oosten. Tot slot wordt het werk van Parsi in ‘Treacherous Alliance’ aangehaald om de relatie tussen Iran en Israël nader te bekijken. Zijn werk is gebaseerd op basis van 130 interviews geselecteerd op directe betrokkenheid bij de totstandkoming van Iraanse, Israëlische en Amerikaanse diplomatie of op kennis omtrent dit proces.

In het eerste hoofdstuk van deze scriptie zal worden ingegaan op de theoretische verantwoording van de betrekkingen. Het hoofdstuk biedt een theoretisch kader waaruit de betrekkingen worden geanalyseerd. Het tweede hoofdstuk beschrijft hoe de relatie tussen Israël en Iran eruit zag vanaf de jaren 70 tot begin jaren 90. Het eerste gedeelte van dit hoofdstuk -gericht op de jaren 70 en 80- dient als achtergrond voor het ontstaan van de vijandige betrekkingen. Na het einde van de Koude Oorlog, de Golfoorlog in Koeweit in 1991 en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie wordt de machtsbalans in het Midden-Oosten opnieuw bepaald. Gekeken zal worden hoe deze gebeurtenissen invloed hadden op de vijandige betrekkingen tussen Iran en Israël. Het derde hoofdstuk gaat in op de invloed van de vredesbesprekingen tussen Israël en de Arabische staten, vanaf 1991, op de

betrekkingen tussen Israël en Iran. Tevens zal de invloed van de Tweede Intifada besproken worden. Het vierde hoofdstuk beschrijft de invloed van de aanslagen van 11 september in de VS en de invasie van Irak in 2003 op de relatie Israël-Iran. De invloed van de Israël-Libanon oorlog tijdens de Oorlog van Juli in 2006 op de relatie tussen de twee staten, staat centraal in het vijfde hoofdstuk. In het zesde hoofdstuk wordt gekeken naar de invloed van de Groene Revolutie in Iran, de Arabische Lente en de burgeroorlog in Syrië op de relatie tussen Israël en Iran. In het laatste

-zevende- hoofdstuk komt de invloed van de aanwezigheid van een kernprogramma of kernwapens van beide staten aanbod. In de conclusie zal tot slot de hoofdvraag beantwoord worden binnen de theorievormingen van internationale relaties.

1 Theoretische achtergrond

De interactie tussen staten en hun diplomatieke betrekkingen wordt bekeken vanuit verschillende theoretische stromingen behorende tot het werkveld van

(7)

internationale betrekkingen. In dit overzicht wordt gekeken welke theoretische stroming het beste toepasbaar is op de geopolitieke situatie in het Midden-Oosten. De inhoudelijke aspecten van de theorie zullen beschreven worden aan de hand van de ideeën van Fred Halliday en Raymond Hinnebusch.

1.1 Internationale betrekkingen in het Midden-Oosten

Volgens Halliday zijn vijf theoretische stromingen/categorieën dominant in het bestuderen van het Midden-Oosten13. De eerste stroming is de ‘historische analyse’ en richt zich op de geschiedenis van de diplomatieke betrekkingen van een staat binnen een specifiek tijdsbestek. De geschiedenis van de interactie tussen staten wordt van belang geacht in het bepalen van de huidige buitenlandse diplomatie14. De tweede stroming bevat theorieën gebaseerd op ideologie en cultuur. Zij richten zich op de vraag welke waarden en percepties van een staat van invloed zijn op de totstandkoming van de buitenlandse diplomatie15. Bekend in deze theorieën is het constructivisme. Dit is een theorie die stelt dat binnen het internationale domein diplomatieke betrekkingen plaats vinden op basis van cultuur gericht op gezamenlijke ideeën, normen en ervaringen16. De derde stroming is gebaseerd op historische en internationale sociologie. De nadruk ligt in deze categorie op de binnenlandse context van de staat die bepalend is voor de buitenlandse diplomatie. Bekend hierin zijn het nationalisme en islamisme. Deze theorie benadrukt kernpunten van de politiek en maatschappij, de staat, ideologie en gemeenschap17. De vierde stroming genaamd ‘Foreign policy analyse’ stelt dat de formatie van het buitenlandbeleid tot stand komt op basis van conflicterende factoren binnen en buiten de staat18. Gekeken wordt naar de interacties van instituties binnen de staat, economische trends en transnationale trends in relatie tot het mondiale systeem.

Volgens Halliday dragen deze vier theoretische stromingen bij aan de kennis omtrent het Midden-Oosten, maar zij zijn niet bepalend gebleken in de beschrijving van de betrekkingen. Zo is het op basis van deze theorieën moeilijk om vergelijkend

13 Halliday (2005), p. 23. 14 Ibidem, p. 24. 15 Ibidem, p. 26. 16 Ibidem, p. 32. 17 Ibidem, p. 36. 18 Halliday (2005), p. 27.

(8)

onderzoek te doen en wordt het aspect van macht over het hoofd gezien. Daarbij is het verleden niet altijd bepalend voor de toekomst en zijn begrippen zoals cultuur moeilijk te objectiveren. Deze punten worden in de vijfde categorie, het realisme, volgens Halliday beter onderbouwd. Realisme volgens Halliday omvat theorieën gericht op systemen en staten. Zij richten zich op de eigen veiligheid en de

maximalisatie van macht. Realisme heeft een brede oriëntatie, gemeenschappelijk wordt uit gegaan van een anarchie tussen staten19. Het omvat een spectrum van percepties waarvan de kern zich richt op veiligheid en maximalisatie van macht20. Realisme stelt dat staten ten alle tijden gericht zijn op maximaal voordeel voor de eigen staat binnen een competitief, anarchistisch, internationaal systeem. Volgens Halliday is het realisme het meest omvattend in de theoretische benadering van de internationale betrekkingen in het Midden-Oosten. Deze scriptie zal zich om deze reden richten op het realisme als theoretische benadering in de relatie tussen Israël en Iran.

1.2 Realisme

1.2.1 Basisassumpties

Het realisme heeft een brede oriëntatie voortkomende uit vier gemeenschappelijke basisassumpties. De nadruk en expressie van de basisassumpties is het verschil tussen de theoretische stromingen binnen het realisme.

- egoïsme. Door realisten wordt de mens in zijn relaties met anderen gezien als gepreoccupeerd met zijn eigen welbevinden. De mens is universeel in het streven naar eigenbelang21. Op het niveau van de staat komt het streven naar eigen genoegens tot uiting in het nastreven van nationale belangen van een staat, de overlevingsmechanismen van de staat en het verkrijgen van macht binnen het internationale systeem. Rivaliteit, conflict en oorlog worden beschouwd als een gevolg van een gezamenlijke drang naar macht22. Doordat staten hun eigen belangen najagen kunnen andere staten nooit volledig vertrouwd worden23.

19 Ibidem, p. 39.

20 Reus-Smit (2008), p. 131. 21 Jackson (2007), p. 60. 22 Reus-Smit (2008), p. 134. 23 Jackson (2007), p. 61.

(9)

- anarchisme. Anarchie omvat de afwezigheid van een internationale regering; een overkoepelende macht24. Internationale relaties zijn conflictueus en monden uit in oorlog als gevolg van deze anarchie binnen de internationale politiek. Anarchie sluit aan bij de politiek van macht en veiligheid.

- politiek van macht en veiligheid. In een anarchistisch systeem streeft iedere staat naar veiligheid voor overleving van de staat, dit kan een staat bereiken door macht25. Staten zijn niet gelijk aan elkaar door een internationale hiërarchie van macht tussen staten. De meest machtige staten in de wereld hebben een betere positie in de internationale hiërarchie. Internationale relaties kunnen begrepen worden vanuit de strijd tussen de staten in het streven naar macht en veiligheid ten gunste van het eigen voortbestaan26.

- groupisme. Politiek is een groepsproces binnen én tussen groepen. Om als groep te overleven moeten de leden van de groep solidair zijn met elkaar. Solidariteit is een essentieel punt in de binnenlandse politiek van een staat en in de internationale politiek tussen staten27. Door deze groepscohesie kunnen conflicten met andere groepen ontstaan. De aard van de groepssamenhang is voor het realisme niet van belang. Momenteel zijn de belangrijkste groepen natiestaten die door nationalisme solidariteit binnen de staat ervaren28. Dit is echter niet absoluut, ook andere factoren kunnen voor groepscohesie zorgen zoals etniciteit en religie.

1.2.2 Klassiek realisme

De eerste theoretische stromingen binnen het realisme komen van het klassiek realisme. Zij gaan ervan uit dat de mens leeft in onzekerheid ontstaan door internationale anarchie. Conflicten worden als een logisch gevolg gezien van deze anarchie. Een kernpunt vormt het begrip statecraft. Statecraft omvat de garantie van nationale veiligheid en daarmee de overleving van de staat29. Staatsoverleving wordt

24 Reus-Smit (2008), p. 132. 25 Jackson (2007), p. 65. 26 Ibidem. 27 Reus-Smit (2008), p. 133. 28 Ibidem. 29 Jackson (2007), p. 351.

(10)

als de meest belangrijke waarde geacht. De staat is essentieel voor het welzijn van de burgers en wordt gezien als een beschermer van het territorium en de gemeenschap.

Binnen het klassiek realisme zijn twee stromingen dominant, het klassiek realisme van Hobbes en het neo-klassiek realisme van Morgenthau. Het klassiek realisme van Hobbes gaat uit van een ‘state of nature’ waarbij een natuurlijke omgeving zonder de institutie van een staat zorgt voor conflicten. Een soevereine staat is hiervoor de oplossing, waarbij politiek wordt samengewerkt in een veiligheidspact. Op deze wijze kan veiligheid voor de burgers van de staat gegarandeerd worden30. Een probleem dat zich hierbij voordoet is die van het security dilemma: persoonlijke veiligheid wordt gezocht in de soevereine staat, veel soevereine staten bij elkaar zorgen voor een systeem van anarchie waardoor internationale onzekerheid ontstaat en daarmee conflicten tussen staten31. De waarde van binnenlandse vrede wordt volgens Hobbes belangrijker geacht dan internationale vrede32. Rivaliteit, conflicten en oorlog op internationaal niveau is hiervan een consequentie.

In het neoklassiek realisme van Morgenthau zoekt de mens een veilige politieke ruimte, vrij van politieke druk33. Deze veiligheid wordt gevonden in de onafhankelijke staat. Morgenthau geeft in tegenstelling tot Hobbes moraliteit een centrale positie. Hij stelt dat binnen de privésfeer een andere moraliteit aanwezig is dan in de publieke sfeer van de politiek34. De moraliteit op politiek niveau wordt gezien als een strategie in het realiseren van macht binnen de anarchie tussen staten. Burgers gebruiken hun moraliteit en ethiek op een andere wijze ter bevordering van het staatsbelang35. Morele dilemma’s en ethiek zijn hiermee onvermijdelijk in de internationale politiek en opereren op een geheel eigen wijze tussen staten dan op nationaal niveau.

1.2.3 Strategisch en structureel realisme

30 Ibidem, p. 65. 31 Ibidem, p. 66. 32 Ibidem, p. 67. 33 Ibidem. 34 Ibidem, p. 68. 35 Jackson (2007), p. 69.

(11)

Een globaal onderscheid dat gemaakt kan worden tussen klassiek en hedendaags realisme is gebaseerd op de ‘behavioral revolution’ ; een ommekeer in de politieke wetenschap in de jaren 6036. Het hedendaagse realisme is door deze revolutie meer wetenschappelijk georiënteerd en legt meer de focus op het internationale systeem en structuur37. Schellings strategisch realisme is de eerste stroming van het

hedendaags realisme. De theorie analyseert hoe een staat macht kan verkrijgen door dwang in plaats van geweld38. Geweld wordt als inefficiënt en gevaarlijk beschouwd. De nadrukt ligt op analytische mogelijkheden die instrumenteel worden ingezet in de diplomatie van het buitenlandbeleid39. Om succesvol te zijn zal op politiek niveau strategisch gedacht moeten worden. Een belangrijk onderwerp binnen Schellings theorie is dreiging. Alle strategische analyses en beslissingen zijn gebaseerd op dreigingen die de staat ervaart. Een van de belangrijkste strategische instrumenten van het buitenland beleid is het gebruik maken van een bewapende macht als strategische interventie. Schelling richt zich op de doelen van de staat zonder verdere ethische of morele interpretatie. De focus is hiermee instrumenteel van aard.

Waarden en normen worden erkend, maar niet uitgediept en in context geplaatst40. De meest bekende theorie binnen het realisme is het structureel realisme ofwel neorealisme. Structureel realisme volgens Waltz heeft de structuren van staatssystemen als voornaamste focus. Waltz gaat uit van onafhankelijke staten die opereren binnen een bepaalde structuur in een internationaal systeem van anarchie. De structuur van het systeem wordt bepaald door internationale veranderingen die plaats vinden door de opkomst en ondergang van grote machten. Deze grote machten domineren het internationale systeem41 waaruit een machtsbalans

ontstaat. De samenstelling van de machtsbalans is bepalend voor de structuur van de internationale relaties. Binnen de anarchie is er dus sprake van een hiërarchie. Staten reageren op de beperkingen die de hiërarchie van dit internationale systeem met zich meebrengt. Dit is wat Waltz noemt staatsgedrag op basis van de machtsbalans; binnen een anarchistisch systeem gaan staten allianties aan voor overleving en

36 Lundestad (2013), p. 46. 37 Jackson (2007), p. 61. 38 Ibidem, p. 71. 39 Ibidem, p. 313. 40 Ibidem, p. 72. 41 Jackson (2007), p. 78.

(12)

veiligheid, op deze wijze wordt de machtspositie behouden of kan zelfs vergroot worden42. Machtsverlies van de ene staat zorgt voor grotere macht bij de andere staat en omgekeerd. Staten willen ten alle tijden machtig en onafhankelijk blijven43. Een gunstige machtsbalans is noodzakelijk voor staten om hun soevereiniteit te bewaren en het risico op oorlog te minimaliseren. Meer macht van vijanden kan gevaarlijk zijn. Balanceren en bandwagoning zijn gedragingen van de staat om macht te behouden of te vergroten. Staten balanceren wanneer minder machtige staten betrekkingen aangaan om tegengewicht te bieden aan machtigere staten44. Bandwagoning omvat het meeliften met een machtige staat door aansluiting te zoeken bij deze staat en zo macht te behouden en de eigen staat veilig te stellen45.

In het verlengde van balanceren en bandwagoning liggen defensief en

offensief realisme. Defensief realisme is gerelateerd aan de theorie van Waltz en stelt dat staten macht zoeken voor veiligheid en overleving. Het najagen van excessieve macht werkt contraproductief, omdat een vijandige reactie wordt ontlokt van andere staten46. Het buitenlandbeleid is hiermee voornamelijk gericht op de verdediging van de staat. Offensief realisme is tegenovergesteld aan defensief realisme. Het stelt dat grote machten zoeken naar mogelijkheden om macht te winnen over hun rivalen om hegemonie te bereiken47. Het buitenlandbeleid is daarmee aanvallend van aard.

Een balans in macht wordt als preventief voor oorlog beschouwd48. Wanneer er geen machtsbalans is, vinden er conflicten en oorlogen plaats. Ook wanneer er wel een machtsbalans is gevonden, bestaat ten alle tijden de kans op oorlog door staten die meer macht willen. Volgens Waltz is oorlog onderdeel van het

internationale systeem. In zijn theorie ligt focus op de structuur en niet op de mens49. Actoren worden minder belangrijk geacht, want structuren zijn bepalend hoe de actoren reageren, niet de actoren zelf50. Materiële en economische mogelijkheden dragen bij aan het verkrijgen van een gunstige machtspositie voor de staat. Net als bij strategisch realisme worden normatieve aspecten als staatsveiligheid en survival als

42 Waltz (1979), p. 39. 43 Lundestad (2013), p. 43. 44 Donnelly (2009), p. 36. 45 Ibidem, p. 37. 46 Jackson (2007), p. 306. 47 Ibidem, p. 309. 48 Lundestad (2013), p. 42. 49 Jackson (2007), p. 77. 50 Ibidem, p. 310.

(13)

belangrijke waarden aangenomen, maar ligt de nadruk op het systeem en de verdeling van de macht.

1.3 Complex realisme

Hoewel realisme minder populair is geworden na de Koude Oorlog, is het nog steeds een belangrijke theorie gebleven binnen internationale relaties. Nieuwe theoretische variaties zijn ontstaan uit de kritiekpunten die ontstonden na de Koude Oorlog. Kritiekpunten richten zich op de mindere aandacht aan de specifieke context zoals identiteitsvorming en economische systemen51.

Het complex realisme van Raymond Hinnebusch is een specifieke variatie op het realisme. Complex realisme biedt in de context van het Midden-Oosten een theoretische kader dat recht doet aan de complexiteit in de regio52. Complex realisme erkent de anarchie van het internationale systeem en het streven naar veiligheid van de staat voor overleving53. De regio wordt als een subsysteem gezien waarin een sterke mate van onzekerheid en onveiligheid heerst die dit streven complex maakt.

Verschillende principes van het realisme zijn niet houdbaar in het Midden-Oosten54. Als eerste zijn staten geen geheel samenhangende eenheden. Ten tweede zijn sommige staten dusdanig verdeeld, dat staatsbelang niet het nationale belang vertegenwoordigd. Ten derde bestaat de omgeving, waarin beleidsmakers van het buitenlandbeleid zich begeven, uit meerdere lagen. Ten vierde is het

buitenlandbeleid onderdeel van ‘transstate’ identiteiten: identiteitsvorming die niet beperkt is tot de landsgrenzen zoals bijvoorbeeld het panarabisme55. Deze punten zijn zichtbaar in de autoritaire regimes die vaak op basis van belangen van het regime politieke beslissingen maken, ten koste van eigen bevolking. Identiteiten die verder gaan dan landsgrenzen, maken de staten minder samenhangend. In het analyseren van de internationale relaties in het Midden-Oosten moet het realisme door

bovengenoemde punten verder kijken dan eigen assumpties56. Het complex realisme

51 Ibidem, p. 89. 52 Fawcett (2013), p. 224. 53 Hinnebusch (2014), p. 352. 54 Hinnebusch (2014), p. 1. 55 Fawcett (2013), p. 226. 56 Hinnebusch (2014), p. 3.

(14)

doet dit door de buitenlandse diplomatie te benaderen vanuit een complex

samengaan van invloeden en dreigingen op globaal, regionaal en staatsniveau. Deze niveaus worden in de volgende alinea’s nader uitgewerkt.

1.3.1 Globaal niveau

Op globaal niveau staat voor het complex realisme de kern-periferie relatie centraal. In de regio heerst een hiërarchische globale verdeling op basis van economische macht. Het Midden-Oosten wordt beschouwd als een ‘penetrated systeem’, een regio waarin externe controle van het Westen een bepalende rol speelt57. De wereldwijde economie is tegenwoordig verdeeld in een kern van dominerende Westerse economieën en een periferie waartoe economieën van minder ontwikkelde staten behoren. Het Midden-Oosten behoort tot de periferie die afhankelijk is van en gebonden aan de kern economieën. De afhankelijke relatie tot de kernstaten komt terug in de diplomatieke betrekkingen met de periferie. Staten in de periferie zullen hun beleid aanpassen aan de kernstaten, omdat ze geen of moeilijk winst kunnen behalen uit de eigen economie of economische betrekkingen in de regio. Daarbij is het vooral een bepaalde elite die profiteert van de gemaakte winst en dus

persoonlijke winst heeft bij deze betrekkingen58.

Alle staten hechten waarde aan soevereiniteit. Sommige staten accepteren de kern-periferie verhouding terwijl anderen deze proberen te verwerpen. Ten behoeve van het eigen belang, liften bepaalde staten in de regio mee met de kernstaten ten behoeve van de positie van de staat. Een proces dat Waltz als bandwagoning omschrijft. Andere staten balanceren juist tegen deze machtigere staten. De

kernstaten kunnen druk uitoefenen op de relatie met de periferie door economische of militaire sancties.

1.3.2 Regionaal niveau

Realisme gaat uit van de eenheid tussen de staat en de identiteit van deze staat59. De buitenlandse diplomatie in het Midden-Oosten wordt gecompliceerd op regionaal niveau door de verhouding tussen de staat en de verschillende identiteiten in de

57 Ibidem, p. 4.

58 Hinnebusch (2014), p. 6. 59 Hinnebusch (2014), p. 9.

(15)

regio. Het Midden-Oosten wordt gekenmerkt door irredentisme, waarbij de

landsgrenzen niet altijd overeenkomen met de grenzen van de identiteit60. Sprake is van een supra staat-identiteit, waarbij identiteiten verder gaan dan de staat en daarnaast ook sterker kunnen zijn dan de staat61. Tevens komt het voor dat binnen de staat sprake is van het bestaan van meerdere identiteiten62. Voorbeelden hiervan zijn de Koerden. Een volk zonder eigen internationaal erkende staat. Zij stellen de

Koerdische identiteit voor de nationale identiteit van het land waarin zijn woonachtig zijn. Ook de identiteit op basis van sjiitische en soennitische religieuze identiteit is bepalend in de regio. Hierin wordt tevens een onderscheid gemaakt tussen radicale en gematigde religieuze identiteiten. Deze identiteit kan meer bepalend zijn dan de nationale identiteit. Macht en veiligheid passen daarmee niet altijd in de context van het nationale belang. Deelbelangen lopen door elkaar heen. Landsgrenzen zijn dus niet altijd bepalend voor de groepsvorming en identiteitsvorming, zoals het realisme dit wel verondersteld. De dominante identiteit van een groep mensen is bepalend voor de buitenlandse diplomatie van de staat, maar hoeft niet vanzelfsprekend de gehele staat te vertegenwoordigen of alleen betrekking te hebben op de staat. Met dit gegeven gaat complex realisme uit van multipolairteit in plaats van unipolairiteit. De assumptie van het realisme dat nationale veiligheid een nationaal belang is, houdt hierin geen stand.

1.3.3 Staat niveau

Interne factoren van de staat zijn tevens bepalend in het streven naar veiligheid en macht in een internationaal anarchistisch systeem. Staten met meer machtsbronnen, zoals sociale samenhang en een sterke economie, hebben over het algemeen een actievere buitenlandse diplomatie en kunnen zich ook richten op een machtigere positie binnen de internationale hiërarchie. In de regio is dit zichtbaar voor Iran in zijn streven om zijn Islamisme over de regio te verspreiden en sjiitische groeperingen in verschillende staten te mobiliseren. Staten met minder machtsbronnen uit eigen land zijn meer gericht op verdediging in hun buitenland beleid en zijn geneigd mee te liften –bandwagoning- met machtige staten. Staatskenmerken zoals het niveau van

60 Hinnebusch (2002), p. 36. 61 Ibidem (2014), p. 10. 62 Fawcett (2013), p. 226.

(16)

staatsformatie en sociale samenhang van de bevolking en het regime zijn bepalend voor de respons van de staat op de bedreigingen63. Daarbij moet worden opgemerkt dat de regimes in het Midden-Oosten niet altijd de identiteit van de bevolking vertegenwoordigen. Dit is zichtbaar in Syrië waarin het regime van Assad niet het merendeel van de bevolking vertegenwoordigd. Om de buitenlandse diplomatie van een staat te begrijpen, moet de interne structuur van de staat begrepen worden. Een staat kan machtig worden en een actieve buitenlandse diplomatie bedrijven wanneer de regimes handelen in overeenstemming met de samenstelling van de bevolking of wanneer de bevolking zich schikt in het regime. Wanneer regimes niet in

overeenstemming zijn met de bevolking en de bevolking het regime niet accepteert, kan dreiging vanuit de staat ontstaan waardoor de interne orde van de eigen staat voorrang krijgt op de buitenlandse diplomatie64.

1.4 Conclusie

De internationale relaties in het Midden-Oosten kunnen volgens Halliday het beste vanuit het theoretische kader van het realisme omschreven worden. Het realisme gaat uit van een anarchie tussen staten. Staten worden gezien als een groep mensen die gericht zijn op het eigen voordeel en streven naar veiligheid en maximalisatie van macht. De vier basisassumpties van alle theorieën van het realisme hebben

betrekking op: egoïsme: het streven naar eigen genoegens. Een systeem van anarchie: de afwezigheid van internationale regering. De politiek van macht: in een anarchisch systeem is het streven macht om de eigen staat veilig te stellen en als laatste assumptie groepssamenhang, waarin politiek wordt gedreven vanuit een bepaalde samenhangende groep.

Het realisme kan grofweg verdeeld worden tussen klassiek realisme, strategisch en structureel realisme. Binnen het klassiek realisme is ruimte voor emotie en moraliteit die staatsgedrag bepalen. Statecraft -het overleven van de staat

63 Hinnebusch (2014), p. 20. 64 Ibidem.

(17)

door het streven naar maximale veiligheid- vormt hierin de kern. Strategisch realisme legt nadruk op analytische vaardigheden die instrumenteel kunnen worden ingezet om de veiligheid van de staat te garanderen. Structureel realisme is binnen de theorieën van het realisme het meest gangbaar. Deze theorie stelt dat staten

opereren binnen een bepaalde hiërarchie die tussen staten heerst. Overleving vindt plaats op basis van allianties. Balanceren en bandwagoning zijn centrale begrippen binnen deze theorie.

Complex realisme van Hinnebusch neemt de kern van het realisme aan, maar ervaart deze niet als afdoende om de complexiteit van het Midden-Oosten te

benaderen. Zij neemt de assumptie van internationale anarchie aan waarin staten streven door powerpolitiek naar veiligheid. Complex realisme stelt dat er binnen deze anarchie een hiërarchie aanwezig is op basis van economische macht. Deze hiërarchie is ook aanwezig in het structureel realisme, maar krijgt in complex realisme specifieke invulling door de economische verhoudingen. Hoewel waarde wordt gehecht aan soevereiniteit, zijn de posities van staten niet vanzelfsprekend en rechtlijnig. De assumptie van egoïsme en groepsvorming van het realisme komen hierin in een ander kader te staan. Zo hoeft er geen eenheid te zijn tussen identiteit en de eenheid van de staat. Landsgrenzen zijn niet altijd bepalend voor de identiteit en daarmee de groepsvorming en het streven van veiligheid en macht van de groep. Dit maakt dat nationale veiligheid niet altijd een nationaal belang is. Deelbelangen van verschillende groeperingen gebaseerd op etnische of religieuze identiteit lopen door elkaar heen, dit in tegenstelling tot de andere vormen van realisme. Kenmerken van de staat bepalen de richting van de buitenlandse diplomatie. Staten met

bedreigingen van binnen de landsgrenzen hebben een minder actieve buitenlandse diplomatie dan staten met minder bedreigingen van binnenuit. Zij kunnen zich actiever richten op de buitenlandse diplomatie.

De theorie van het complex realisme doet meer recht aan de regio dan de andere theoretische stromingen binnen het realisme. In tegenstelling tot de andere theoretische stromingen neemt het complex realisme een economische hiërarchie in acht, evenals identiteitsvorming die verder reikt dan de landsgrenzen en neemt het de invloed van staatsaspecten op de buitenlandse diplomatie mee. Hierdoor wordt complex realisme minder monolithisch geacht. De benadering vanuit deze drie

(18)

niveaus maakt complex realisme omvattender voor de regio dan andere vormen van realisme. De betrekkingen tussen Iran en Israël zullen in deze scriptie beschouwd worden vanuit het complex realisme. Gekeken zal worden hoe geopolitieke gebeurtenissen na de Koude Oorlog van invloed zijn op de relatie tussen Israël en Iran en geïnterpreteerd kunnen worden vanuit het complex realisme.

2 De jaren 70 tot het begin van de jaren 90

De periode vanaf het einde van de jaren 70 tot begin jaren 90 wordt gekenmerkt door geopolitieke gebeurtenissen die de relatie tussen Israël en Iran radiaal zal veranderen. Aan het einde van de jaren 70 vindt in Iran de Islamitische revolutie plaats. Kort hierop volgt de Iran-Irak oorlog in de jaren 80. Deze vormt een serieuze bedreiging voor de veiligheid van Iran. Met het einde van de Koude Oorlog in de jaren 90 veranderden wereldwijd de geopolitieke verhoudingen. Het einde van de strijd tussen de kapitalistische en communistische staten veranderde ook de

machtsstructuur in het Midden-Oosten. In deze tijd zijn de Golfoorlog in Koeweit en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in het Midden-Oosten bepalende gebeurtenissen voor de geopolitieke verhoudingen in de regio. In dit hoofdstuk zal de invloed van deze gebeurtenissen op de relatie tussen Israël en Iran beschreven worden.

(19)

2.1 Israël en Iran in de jaren 70 en 80

Iran probeerde in de jaren 70 het machtsvacuüm dat Groot-Brittannië had achtergelaten -na zijn terugtrekking uit de Perzische Golf- op te vullen65. De Sjah wilde de machtige positie van Iran in de regio herstellen. De economische groei van Iran bevorderde dit streven. Om machtiger te worden werd toenadering gezocht tot de Arabische staten66. Door politiek afstand te nemen van Israël werd de toenadering bevorderd67. Israël voelde zich verraden, maar bleef afhankelijk van Iran om zijn positie in de regio niet te verslechteren.

Het panarabisme verloor in deze tijd invloed in de Arabische staten. Dit was deels het gevolg van de verliezen die geleden waren tijdens de oorlog tegen Israël in 1967. De relatie tussen Israël en de Arabische staten was door de oorlogen in de jaren 70 verslecht. Camp David had ondanks vrede met Egypte de relatie met de Arabische staten niet kunnen verbeteren68. Het panarabisme maakte langzaam plaats voor het islamisme. In 1979 vindt in Iran de Islamitische Revolutie plaats die van Iran een islamitische republiek maakt met ayatollah Khomeini als religieus leider. Door deze gebeurtenissen veranderden de betrekkingen tussen Israël en Iran en kwam de periferie relatie tot een einde. Iran distantieerde zich na de revolutie van Israël. Het nieuwe islamitische regime beschouwde de VS en westerse georiënteerde staten, waaronder Israël, als zijn belangrijkste vijanden69. Het zal blijken dat de Iraanse openlijke distantiëring vooral voor de buitenwereld plaats vindt70. Samenwerking bleef in de jaren 80 noodzakelijk voor beide staten om de positie in de regio veilig te stellen.

De Islamitische Revolutie veranderde Iran in een religieuze sjiitische republiek, waarin geen ruimte was voor westerse invloeden en de oude westers georiënteerde elite. Het regime van ayatollah Khomeini moedigde de spreiding van de Islamitische Revolutie aan, vooral onder sjiieten in andere staten71. Om deze reden werd Iran door de Arabische staten en de VS meer en meer als een bedreiging gezien. Dit zorgde ervoor dat Iran grotendeels geïsoleerd raakte. Ook voor Irak was

65 Hinnebusch (2014), p. 47. 66 Parsi (2005), p. 59. 67 Parsi (2007), p. 48. 68 Cleveland (2013), p. 375. 69 Bahgat (2005), p. 524. 70 Parsi (2005), p. 254. 71 Cleveland (2013), p. 431.

(20)

het regime van Khomeini een bedreiging door de aanwezigheid van een meerderheid van sjiieten in eigen land. Mede om een revolutie in eigen land te voorkomen, viel Irak in 1980 Iran binnen72. Een bloedige oorlog volgde die in 1988, door een VN-gebaseerd staakt het vuren, werd beëindigd. Irak werd tijdens de oorlog gesteund door verschillende Arabische en Westerse staten waaronder de VS. Allen zagen de Islamitische Revolutie van Iran als bedreiging73.

De Iran-Irak oorlog laat zien dat de politieke betrekkingen tussen Israël en Iran stand houden74, hetzij in een andere vorm. Door de aanval van Irak en de

successen die Irak aanvankelijk boekte, was Iran genoodzaakt zich op Israël te richten voor hulp. In tegenstelling tot Iran kreeg Irak steun van de internationale

gemeenschap waardoor het militair sterker was. Tijdens de oorlog geeft Israël publiekelijk steun aan Iran en voorziet Iran van wapens en technologie. Tevens stelt Israël zich als bemiddelaar op in de betrekkingen tussen Iran en de VS75. De Iran-contra affaire is een belangrijk punt in de steun die werd gegeven aan Iran. Heimelijk werden door de VS en Israël in 1985 en 1986 wapens geleverd aan Iran in ruil voor gijzelaars76. Door de militaire en technologische steun wist Iran zich te verdedigen tegen Irak. Met de wapenstilstand bleef de dreiging van Irak in de regio echter aanwezig en hiermee de heimelijke betrekkingen met Israël. Irak was een bedreiging voor beide staten en winst voor Irak ten opzichte van Iran zou de positie van Israël in de regio verzwakken77.

2.2 De Golfoorlog in Koeweit

Het einde van de Koude Oorlog viel min of meer samen met de Golfoorlog in Koeweit. In augustus 1990 annexeerde Irak Koeweit als 19e provincie van Irak78. De Iraakse annexatie was gedreven door economische en nationalistische motieven van het panarabisme79. De olievoorraden en strategische positie van Koeweit zou Irak

72 Cleveland (2013), p. 432. 73 Ibidem, p. 434. 74 Bahgat (2005), p. 524. 75 Ibidem, p. 526. 76 Bahgat (2005), p. 526. 77 Parsi (2005), p. 255. 78 Cleveland (2013), p. 445. 79 Hinnebusch (2002), p. 55.

(21)

economisch doen versterken. Na de oorlog met Iran had het land verlies geleden en het zocht middelen om dit te herstellen80.

Koeweit had samen met de andere Golfstaten en Saoedi-Arabië als

olieproducerende staten betrekkingen met de VS. Een aanval op Koeweit bracht de oliedistributie naar de VS in gevaar. De VS was om deze reden gemotiveerd om Koeweit te beschermen en daarmee de olie veilig te stellen81. Nadat economische sancties van de Arabische staten geen effect hadden op Irak, ontstond een aanloop naar een militaire interventie. Saoedi-Arabië stond toe dat Amerikaanse troepen zich sanctioneerden in het land. Ondanks dat vele Arabische staten de VS als beschermer van Israël zagen82, was de dreiging van Irak te groot en oversteeg deze het anti-Israëlisch belang. Dit maakte dat het voor de VS mogelijk was een coalitie te vormen met verschillende Arabische staten waaronder Egypte en Syrië, voor ‘Operation Desert Storm’83.

In de onderhandelingen voorafgaande aan de internationale interventie, maakte Sadam een link tussen de bezetting van Koeweit en de Palestijnse kwestie. Irak wilde zich terugtrekken vanuit Koeweit op voorwaarde dat Israël zich zou

terugtrekken uit de bezette Palestijnse gebieden84. Aan dit voorstel werd geen gehoor gegeven. Irak werd voor 42 dagen gebombardeerd met grote schade voor de Iraakse infrastructuur, instituties en burgers tot gevolg85. Irak vuurde raketten af op Israël, die terecht kwamen bij Haifa en Tel Aviv. Sadam ging uit van het Israëlisch beleid dat iedere aanval op Israël gevolgd zou worden door een tegenaanval. Met een tegenaanval van Israël zou een samenwerking tussen Arabische en Israëlische troepen tegen een Arabische staat tot gevolg hebben. Sadam Hussain had de hoop dat dit vooruitzicht de Arabische staten zou doen terugtrekken. De Israëlische tegenaanval bleef uit door diplomatie van de VS. De VS en de Arabische staten bleven samenwerken tegen Irak. Op 27 februari 1991 werd Koeweit bevrijd. Sadam Hussain bleef in Irak aan de macht. De VS bleef gesanctioneerd in de regio86.

80 Cleveland (2013), p. 447. 81 Ibidem, p. 448. 82 Halliday (2005), p. 146. 83 Cleveland (2013), p. 450. 84 Hinnebusch (2002), p. 56. 85 Cleveland (2013), p. 451. 86 Ibidem, p. 439.

(22)

In akkoorden die na de bevrijding volgden, werd Irak sancties opgelegd en volgde een olieboycot. Irak moest zijn militaire mogelijkheden reduceren en chemische en biologische wapens vernietigen87. Irak stond onder streng toezicht door de akkoorden.

Door de Eerste Intifada vanaf 1987 in Israël ging de meeste aandacht uit naar de binnenlandse situatie in plaats van de Golfoorlog in Koeweit. Tijdens deze oorlog was Israël sterk afhankelijk van militair opereren van de VS. Irak werd als een bedreiging gezien en had een rijk wapenarsenaal ondanks de achtjarige oorlog tegen Iran. De raketten die Irak op Israël afvuurde om een militaire reactie te ontlokken, zorgden in Israël voor opschudding. De politieke druk om met tegenaanvallen te reageren was groot. Het uitblijven van een tegenaanval zorgde voor een deuk in de publieke moraal van Israël88. Israël was genoodzaakt de geopolitieke gevolgen van deze Golfoorlog af te wachten.

De oorlog was voor Iran het bewijs dat Irak de werkelijke bedreiging vormde voor de regio en niet Iran. Iran veroordeelde de Iraakse bezetting, maar nam geen deel aan de internationale interventie. Iran zag in de Iraakse aanval mogelijkheden om aan de VS te laten zien dat deze zou profiteren van betrekkingen met Iran89. Iran steunde de VS en liet onder meer gevechtstoestellen toe in het Iraanse luchtruim90. Ondanks deze steun ontstonden geen betere betrekkingen tussen beide staten. Met het verslaan van Irak probeerde Iran zijn positie in de regio te versterken door zijn banden met de Golfstaten te versterken. Ook normaliseerde Iran zijn betrekkingen met Saoedi-Arabië91. Iran hoopte op de machtige positie die Irak voorheen had in te kunnen nemen, maar zag de blijvende invloed van de VS in de regio en vijandelijke betrekkingen met de VS als een bedreiging. Iran wilde een overeenkomst sluiten met de andere Golfstaten waarin zij minder afhankelijk van de VS werden92. Dit kwam echter niet tot stand door bemoeienis van de VS. Iran werd door de VS nog steeds

87 Ibidem, p. 453. 88 Parsi (2007), p. 141. 89 Parsi (2007), p. 141. 90 Ibidem, p. 142. 91 Ibidem, p. 145. 92 Ibidem, p. 147.

(23)

gezien als een destabiliserende factor in de regio. De Golfstaten en de VS sloten uiteindelijk een pact waaraan Iran geen deel nam.

Hoewel het leger van Irak verzwakt was, vormde het nog steeds een

bedreiging voor de omliggende staten. Vooral Iran had de angst dat Irak alsnog een poging zou doen om Iran aan te vallen. Een confrontatie leek voor Iran

onvermijdelijk. Om zich te wapenen breidde Iran zijn wapenarsenaal uit, dit had een defensief doeleinde93. Rond deze tijd herstartte Iran ook zijn kernprogramma94.

2.3 Uiteenvallen Sovjet-Unie

Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 zorgde voor een grote verandering van de invloed van deze macht in de regio. Formeel bleef Rusland zijn diplomatieke functie behouden95, maar de militaire invloed nam af. Het leverde geen wapens meer aan Arabische bondgenoten96. Voor Joodse Russen werd het mogelijk om naar Israël te emigreren met een Russische migratiegolf naar Israël tot gevolg.

Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de zwakkere positie van de Arabische staten, maakte dat Iran Rusland als militaire en diplomatie partner ging beschouwen, in plaats van vijand97. Rusland ontwikkelde in deze tijd een meer inhoudelijke relatie met Iran. Internationaal ontstond de angst dat Rusland materialen en technologie aan Iran zou leveren voor een kernprogramma. Indirect verhoogde het

bondgenootschap daarmee de dreiging van Iran in de regio.

Israël zag met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie dreigingen wegvallen die ten gunste kwamen van de eigen veiligheid. Arabische staten kregen geen wapens meer van de Sovjet-Unie. Daarentegen ontstonden andere dreigingen voor Israël in de regio. Israël was vooral bang zijn positie ten opzichte van de VS te verliezen. De betrekkingen met de VS waren in de Koude Oorlog gebaseerd op de strategische positie die de VS wilde hebben in de regio ten opzichte van de Sovjet-Unie en de Arabische staten. Door de veranderde betrekkingen was deze strategische positie van de VS minder noodzakelijk geworden. Ook was Israël bang voor de mogelijkheid van een bondgenootschap tussen de VS en Iran. Dit zou de positie van Israël

93 Ibidem, p. 144.

94 In het achtste hoofdstuk zal hier uitgebreider op in worden gegaan. 95 Halliday (2005), p. 137.

96 Parsi (2007), p. 147. 97 Halliday (2005), p. 137.

(24)

verslechteren. Israël had baat bij een strategische relatie met de VS en wilde deze behouden. De laatste bedreiging vormde de mogelijke ontwikkelingen van

kernactiviteiten in Iran. Israël volgde deze op de voet en de angst voor een nucleaire aanval van Iran groeide.

2.4 Conclusie

De betrekkingen tussen Israël en Iran tijdens de jaren 80 laten zien dat beide staten elkaar nodig hadden om hun positie ten opzichte van de Arabische staten in de regio veilig te stellen. Hoewel er een verandering is in de ideologie van Iran, zijn de gedeelde geopolitieke interesses evenals bedreigingen onveranderd. Zij streven beide naar veiligheid van de staat en proberen dit te bereiken door het aangaan van een politiek, maar heimelijk bondgenootschap. Beide staten balanceren hiermee tegen de Arabische staat Irak. De Iran-Irak oorlog laat zien dat ideologie van Iran bepalend is voor de openlijke breuk tussen de staten en daarmee het einde van de periferie relatie. Geopolitieke dreigingen en interesses maken dat politieke

betrekkingen noodzakelijk blijven voor beide staten.

Tijdens de Koude Oorlog bestond een hiërarchie bepaald door het conflict tussen de VS en de Sovjet-Unie en het verdeelde bondgenootschap van de Arabische staten en Israël gerelateerd aan deze twee staten. Het einde van de Koude-Oorlog, de externe interventie tijdens de Golfoorlog in Koeweit en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie veranderden de machtsbalans in het Midden-Oosten ingrijpend. Na deze gebeurtenissen was de VS in het begin van de jaren 90 de meest bepalende

machtsfactor in het Midden-Oosten. De VS heeft in deze tijd nieuwe dynamiek gebracht in de regio, gericht op de eigen politieke en economische interesses. Alle staten in de regio werden in hun machtspositie afhankelijk van de VS, veroorzaakt door de machtige positie die de VS heeft verworven na de Golfoorlog in 1991 en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Bandwagoning is op verschillende wijzen aanwezig. Als eerste is dit zichtbaar in de samenwerking tussen de VS en de Arabische staten in de interventie tegen Irak. Ook het openstellen van het luchtruim van Iran en

toenaderingspogingen van Iran tot de VS kunnen als bandwagoning beschouwd worden. Na de Golfoorlog in Koeweit en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie

(25)

banden aan te halen met de Golfstaten en toenadering te zoeken tot de VS. Dit laatste heeft geen effect. Ten tweede bleef Israël afhankelijk van de VS, dit werd versterkt tijdens de Golfoorlog tegen Koeweit. In het begin van de jaren 90

overheerste bij Israël onzekerheid door de dreiging en aanvallen van Irak alsmede de dreiging van de invloed van Rusland op Iran. Hoewel Israël bang was de betrekkingen met de VS te verliezen, had het geen andere keus dan afhankelijk te blijven om de eigen positie niet te verslechteren.

Zowel Israël als Iran wilden toenadering tot de VS als machtige component in de regio. Israël omdat het onzeker was over zijn positie en Iran om zelf een machtige positie in de regio te verkrijgen. Hierin is een onderscheid tussen offensief en

defensief realisme te zien. Israël wil zijn positie verdedigen en richt zich hiermee op defensief realisme. Iran wil zijn machtspositie uitbreiden, offensief realisme.

Op globaal niveau van het complex realisme zijn veranderingen zichtbaar in het begin van de jaren 90. Door gebeurtenissen veranderen de geopolitieke

verhoudingen. Een nieuwe kern-periferie balans wordt ontwikkeld. De VS heeft hierin de meeste macht in de regio gevolgd door Saoedi-Arabië en de Golfstaten die een pact sluiten met de VS. Dit zijn in deze periode economisch de sterkste staten in de regio. Iran wil de betrekkingen met de VS verbeteren ten gunste van eigen positie, maar wil geen blijvende invloed van de VS in de regio. Verbeterde betrekkingen zijn niet mogelijk door de dreigingen die de VS in Iran zag. De VS oefende hiermee druk uit door Iran actief niet toe te laten in de betrekkingen en het pact met de

Golfstaten. Ook Israël nam hier niet aan deel, maar door de strategische banden met de VS behield het zijn machtige positie in de regio. Al werd deze door Israël als onzeker ervaren. De overige Arabische staten waren wantrouwend naar de VS dat werd beschouwd als bevooroordeeld ten opzichte van Israël98. Rusland ging diplomatieke relaties aan met Syrië en Iran. Het vermoeden bestond dat Rusland onderdelen voor kernwapens aan Iran leverde. Een vermoeden dat Iran machtig kan maken in de regio en waardoor angst ontstaat voor Iran.

Op staatsniveau is zichtbaar dat in Israël tijdens de Golfoorlog in Koeweit onrust heerste door de intifada in eigen land. Daarbij zorgden de raketaanvallen van Irak en het uitblijven van een tegenaanval voor een deuk in de publieke moraal van

(26)

Israël. Hoewel de sociale samenhang hiermee wankel was, heeft dit geen effect gehad op de buitenlandse diplomatie van Israël.

De Golfoorlog en het uiteenvallen van de Sovjet Unie veranderde de

zienswijze van Iran en Israël op elkaar99. De nieuwe machtsbalans bracht voor beide staten onzekerheden met zich mee. Irak als gezamenlijke vijand was verzwakt, maar nog niet geëlimineerd. De functionele verhouding die zij tijdens de Iran-Irak oorlog hadden ontwikkeld verviel en de staten zagen elkaar nu als bedreiging. Iran werd buiten de nieuwe machtsstructuur gehouden en voelde zich bedreigd door het nieuwe machtsblok dat was ontstaan. Desondanks bleef Iran in materieel opzicht sterk. Israël zag in de toenadering van de VS tot de Arabische staten ook een

bedreiging, door het mogelijk vervallen of verzwakken van de strategische relatie met de VS. Beide staten ervoeren dus nieuwe bedreigingen. Hoewel beide staten

economisch sterk zijn en hiermee een machtige positie in de hiërarchie van de regio innemen, zijn zij geïsoleerd van de rest van de regio. Israël vindt wel aansluiting bij de VS, Iran niet. Desondanks ervaren beide staten de relatie met de VS onzeker.

3 De jaren 90

In een samenwerking tussen de VS, Rusland en de VN werd in de jaren 90 een nieuw beleid ingevoerd gericht op vrede100. Vooral de VS was na de Golfoorlog van 1991 gemotiveerd voor meer stabiliteit en vrede in de regio door verbeterde relaties. De strijd tussen Israël en de Arabische staten was hierin het volgende onderdeel. De jaren 90 stonden na de Golfoorlog in Koeweit dan ook in het teken van de

vredesonderhandelingen en hun gevolgen. In dit hoofdstuk zal worden besproken hoe het vredesproces, de visie hierop door de politieke leiders van Israël en Iran en de Tweede Intifada in Israël van invloed zijn geweest op de relatie tussen Israël en Iran.

3.1 Het Oslo vredesproces

3.1.1 Verloop

99 Farsi (2007), p. 139. 100 Halliday (2005), p. 149.

(27)

In 1991 ging een internationale vredesconferentie van start in Madrid, mogelijk gemaakt door de VS en Rusland101. Jordanië, Libanon, Syrië, Palestina en Israël waren onderdeel van deze besprekingen. De conferentie zette een serie bijeenkomsten in gang, waarbij de staten met elkaar in contact kwamen en werkten naar verbeterde betrekkingen met mogelijke vrede tot gevolg. De besprekingen bestonden uit verschillende onderwerpen. Het Israël-Palestina conflict vormde de kern, maar ook de economische betrekkingen tussen Israël en de Arabische staten werden

besproken. In 1993 ontstond de ‘Declaration of Principes on Palestinian Self-Rule’, ofwel Oslo I, een interim overeenkomst. Het akkoord bestond uit een wederzijdse erkenning tussen Israël en de PLO –Palestinian Liberation Organisation-. Geweld en terreur werd volgens dit akkoord verworpen, het bestaansrecht van de andere partij werd erkend en veiligheid van de relatie stond voorop102. Het tweede gedeelte bevatte een vijf jaren programma met de beschrijving van interim Palestijnse autonomie in de bezette gebieden. In de vijf jaren zouden de Palestijnen meer autonomie krijgen, waarmee onafhankelijkheid van Palestina binnen bereik kwam. De periode van 1993 en 1995 stond voor Israël en de PLO in het teken van het uitwerken van de specifieke details van Oslo I. In 1995 werd dit gepresenteerd in de ‘Interim Agreement’, ofwel Oslo II103. In dit document werd gedetailleerd de militaire terugtrekking van Israël over de bezette gebieden beschreven, evenals het

overdragen van de macht aan de Palestijnse autoriteiten en andere korte en lange termijn onderwerpen.

Hoewel de vredesbesprekingen een basis bracht voor permanente vrede, was dit voor beide partijen niet mogelijk dit te realiseren op eigen grondgebied. De Israëlische bezetting hield stand. Aan de Palestijnse zijde pleegde Hamas

gewelddadige aanslagen op Israëlisch grondgebied104. De situatie bleef onveranderd en geen van de doelstellingen van het vredesakkoord werden behaald105. Het

vredesproces zou tot een definitief einde komen met de Tweede Intifada in 2000, ondanks internationale pogingen om het vredesproces weer op gang te brengen.

101 Cleveland (2013), p. 464. 102 Ibidem, p. 466.

103 Cleveland (2013), p. 467. 104 Ibidem, p. 475.

(28)

De onderhandelingen tussen de deelnemende Arabische staten en Israël hebben tot een vredesverdrag tussen Jordanië en Israël geleid in 1994. Een verdrag dat nog steeds standhoudt. Daarnaast zijn de betrekkingen tussen Israël, de

Golfstaten en Marokko verbeterd. Er is geen overeenkomst gekomen tussen Libanon en Syrië met Israël106. Economische betrekkingen tussen Arabische staten zijn

lichtelijk verbeterd, waaronder Qatar en Israël.

3.1.2 Iran en Israël van 1991 tot 1995

Iran was niet voor het vredesproces door de VS uitgenodigd. Het land werd door de VS als een radicale vijand gezien107. Dit maakte dat Iran niet betrokken was bij een cruciaal moment voor de regio waarin de machtsverhoudingen ingrijpend werden veranderd. Dit tot onvrede van Iran, het werd hierdoor verder geïsoleerd van de regio. Deze isolatie zou versterkt worden met vrede tussen Israël en de Arabische staten. Om dit te voorkomen stelde Iran zich vijandig op tegenover de

vredesbesprekingen en met name tegen de positie Israël hierin. Dit kwam tot uiting in de steun die Iran verleende aan Hezbollah, Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad.

Vanaf de jaren 80 steunde Iran Hezbollah en de Palestijnse Islamitische Jihad. Vanaf de vredesbesprekingen in de jaren 90 kwam daar Hamas bij. Redenen voor steun aan deze groeperingen waren drievoudig. Allen zijn tegen de Israëlische bezetting in Palestina. Zij richten zich op de verspreiding van het islamitische gedachtengoed, alleen Hamas erkent Khomeini niet als opperste leider. Door de vredesbesprekingen kwam daar een derde reden bij, het verstoren van het

vredesproces108. Diverse ontmoetingen tussen het regime van Iran en leiders van de groeperingen volgden. De steun die Iran aan deze groeperingen verleende varieerde op politiek, militair en financieel gebied. In deze tijd zijn door Hezbollah en Hamas wapens gebruikt tegen Israël, verkregen door Iran109. Ook faciliteerde Iran

voorzieningen voor deze groeperingen zoals ziekenhuizen en moskeeën. Iran

verklaarde openlijk dat de Palestijnen het recht hadden al hun grondgebied terug te

106 Hinnebusch (2014), p. 58. 107 Parsi (2007), p. 151. 108 Byman (2008), p. 175. 109 Freedam (1998), p. 245.

(29)

krijgen110. De steun en betrekkingen waren met name sterk tussen Hezbollah en Iran, een sjiitische politieke organisatie waarbij Iran vanaf de oprichting nauw betrokken was111. De verspreiding van de Islamitische Revolutie door Iran draagt bij aan de steun die Iran aan Hezbollah verleend. Wanneer het vredesproces zou mislukken, zou verdere isolatie van Iran voorkomen worden en een betere positie van Iran in de regio mogelijk zijn.

Israël had geen keus dan mee te werken met de vredesbesprekingen, wilde het zijn goede relatie met de VS behouden. Daarnaast zou door een mogelijke vrede met de Arabische staten de positie van Israël in de regio versterkt worden. Dit maakte dat het vredesproces voor Israël een belangrijke stap was in de creatie van een veilige omgeving voor de joodse staat. Minister-president Rabin was positief en sprak in 1992 zelfs van een ‘nieuwe wereld’, waarin de bestaande bedreigingen voor Israël waren gereduceerd112. Israël ervaarde een nieuwe wereld die zich minder tegen Israël keerde. Ondanks dat de Arabische dreiging verminderde, ervaarde Israël toenemende dreiging van Iran en Irak. Israël was bang voor de massavernietigings- en kernwapens waarover deze staten zouden beschikken. Ondanks sancties tegen Irak na de Golfoorlog in 1991, bleef de mogelijkheid van deze wapens in Irak bestaan. Iran had zijn nucleaire programma weer opgestart, wat Iran de mogelijkheid zou geven op termijn kernwapens te produceren113. Het islamitisch fundamentalisme van Iran en zijn invloed op groeperingen en organisaties elders in de regio werd als dreiging gezien. Tot slot zag Israël Iran niet alleen als bedreiging voor zichzelf, maar ook naar zijn Europese en Arabische partners en de VS. Iran zou zijn macht willen verspreiden over de regio, ten nadele van de Israëlische bondgenoten114. Dit maakte Iran voor Israël de belangrijkste bedreiging en vijand vanaf 1992. De houding die Israël aannam was hiermee radicaal anders dan in de jaren 80. Tijdens de Iran-Irak oorlog deed Israël pogingen tot bemiddeling tussen de VS en Iran, nu deed Israël het tegenovergestelde en wees de VS op de gevaren van Iran.

110 Ibidem.

111 De relatie tussen Hezbollah en Iran komt in hoofdstuk 6 uitgebreider aan bod. 112 Inbar (1999), p. 135.

113 Een uitgebreidere beschrijving van het mogelijke kernprogramma van Iran komt aan bod in hoofdstuk 8.

(30)

Vanaf 1992 ontwikkelde Israël een duidelijke negatieve teneur die de

kwaadaardige aspecten van Iran benadrukte naar de rest van de wereld115. Iran werd een doorn in het oog van Israël. Een belangrijk aspect voor Israël was dat het een eventuele toenadering van de VS en Iran wilde voorkomen. Hoewel de VS ambities had in deze richting, was de Amerikaanse drang naar vrede in het Midden-Oosten voor Israël voldoende om deze verdenking te hebben. Israël presenteerde zichzelf als bolwerk tegen de Iraanse ambities voor dominantie in de regio. Israël ging niet direct de confrontatie met Iran aan, maar beschuldigde het van terreur op onder andere het Israëlisch consulaat in Argentinië116, de aanwezigheid van kernwapens en presenteerde Iran naar de rest van de wereld als permanente vijand. Sceptici

overheersten de uitspraken van Israël in het buitenland117. De Arabische staten waren bang dat Israël de nieuwe dominante macht in de regio wilde worden. In de VS wekte de houding van Israël ongeloof op en zelfs in eigen land was het beleid

controversieel118. Iran was verrast door de uitspraken van Israël en ging zich

realiseren dat Israël zich meer en meer ontwikkelde als een rivaal in de formatie van de nieuwe orde in het Midden-Oosten.

3.1.3 Iran en Israël vanaf 1995 tot 2000

De moord op premier Rabin in 1995 door een Israëlische tegenstander van de akkoorden en de terroristische aanslagen door de Palestijnen in 1996, zetten het vredesproces verder onder druk. De Israëlische verkiezingen zorgden voor een verschuiving in het politieke klimaat van Israël. Met het aantreden van Netanyahu als Israëlische premier kwam een centrumrechtse partij aan de macht. Netanyahu had een andere kijk op het vredesproces dan zijn voorganger Rabin, waardoor de uitwerking van de vredesakkoorden minder aandacht kreeg. Netanyahu stopte de Israëlische beschuldigingen tegen Iran en hervatte de beschuldigingen naar de Palestijnen en Arabische staten119. Netanyahu trachtte hiermee de aandacht van Iran te verleggen naar de Palestijnen. Meer strijd met Iran zou volgens Netanyahu meer terroristische aanvallen opleveren, veroorzaakt door de invloed van Iran in de regio.

115 Parsi (2007), p. 162. 116 Ibidem, p. 178. 117 Ibidem, p. 165. 118 Parsi (2007), p. 167. 119 Ibidem, p. 196.

(31)

Netanyahu ging in zijn politieke bewind terug naar Gurion’s theorie van de ‘periferie’. Hij geloofde niet in vrede met de Arabische staten, maar in het verstevigen met de banden van de periferie waartoe Iran behoorde120. Arafat was Netanyahu's grootste zorg. Israël zou weinig winst hebben bij vijandige betrekkingen met Iran.

Nadat de vredesbesprekingen mislukt waren, stopte de vijandige houding van Iran en Hezbollah. In 1996 volgde een staakt het vuren met Hezbollah, gestimuleerd door Iran. In 1997 werd Khatami als president van Iran verkozen. Khatami richtte zich tijdens zijn presidentschap op modernisering van Iran binnen het kader van de Islamitische Revolutie. Hij streefde naar tolerantie, sociale hervormingen en een grotere rol voor vrouwen in het publieke leven121, dat hem populair maakte onder jongeren en vrouwen. Onderdeel van Khatami’s beleid was het verminderen van de internationale spanningen omtrent Iran, met als doel meer stabiliteit voor Iran in de regio te ontwikkelen. Iran zou weer onderdeel worden van de wereldpolitiek. In de internationale toenadering van Khatami stond om deze reden ‘dialogue of

civilisations’ en ‘dialogue in place of conflict’ centraal122. De politieke beslissingen van Khatami werden bemoeilijkt door de machtige positie van de geestelijk leiders in Iran. Hierdoor was het niet mogelijk om het politieke beleid van Khatami volledig uit te voeren123. Desondanks verbeterden de internationale relaties van Iran met onder meer de Arabische staten en sommige Europese staten124. Toenadering tot de VS en Israël lag binnen Iran gevoelig. Khatami raakte met zijn politieke beleid in conflict met de geestelijk leiders van Iran, die geen grip op de samenleving wilden verliezen125. Voorzichtige toenaderingen werden tot de VS gedaan, ondanks dat Iran tegen de aanwezigheid van de VS in de Golf was. Iran wilde samenwerken met de VS, maar geen binnenlandse bemoeienis van de VS. De toenaderingen leidden in 1999 tot een versoepeling van de Amerikaanse restricties voor Iran126.

Hoewel beide leiders van Israël en Iran gericht waren op toenadering tot elkaar, zijn de betrekkingen tussen de staten niet verbeterd. De spanningen daarentegen zijn in deze periode wel verminderd. Dit werd veroorzaakt door de

120 Ibidem, p. 199. 121 Cleveland (2013), p. 495. 122 Alam (2002), p. 1631. 123 Cleveland (2013), p. 497. 124 Halliday (2005), p. 152. 125 Cleveland (2013), p. 496. 126 Alam (2002), p. 1632.

(32)

dreigingen die beide staten ten opzichte van elkaar ervoeren door de aanwezigheid van kernwapens of kernprogramma. De dreiging die Israël in Iran zag was

voornamelijk op het kernprogramma gericht en minder op de politieke koers. Ook onder een gematigde president ging het nucleaire programma door en bleef Iran dus een bedreiging. Dit maakte dat Netanyahu van politieke koers veranderde. Voor Israël waren nu de Palestijnen en Iran een bedreiging, de theorie van de ‘periferie’ was niet meer toepasbaar. Ook Iran bleef kritisch ten opzichte van Israël omtrent zijn kernwapens127 en de mensenrechten in de bezette gebieden. Het regime van Iran deed echter geen uitspraken meer over de destructie van Israël. Openlijke

toenadering van Iran aan Israël zou de positie van Iran ten opzichte van de Arabische landen niet ten goede komen.

3.2 De Tweede Intifada

De intifada van 2000 betekende het definitieve einde van het vredesproces128. Het bezoek van premier Sharon aan de tempelberg in 2000 veroorzaakte een

kettingreactie van geweld die ten grondslag lag aan de Tweede intifada129. De opstanden in de Palestijnse- en Israëlische gebieden tegen de Israëlisch bezetting zouden vijf jaar duren.

Na de Oslo-akkoorden zette Israël zijn bezetting van de Palestijnse gebieden voort. Voor Palestijnen was vijf jaar na het eerste akkoord nog weinig sprake van vrijheid of vermindering van controle. Daarbij bezette Israël nieuwe stukken land130. Vanaf 1996 bereidde zowel Israël als Palestina zich voor op militaire confrontatie, gebaseerd op concepties ontstaan uit wantrouwen en angst. Diplomatieke verbetering werd niet mogelijk geacht door beide partijen, waardoor militaire

confrontatie als enige mogelijkheid werd beschouwd131. Als reactie op het bezoek aan de Tempelberg ontstonden aan Palestijnse zijde demonstraties en werd met stenen gegooid naar Israëliërs. Israël reageerde met geweld en doodde Palestijnen. Deze aanpak zorgde voor een averechts effect met meer geweld van Palestijnen tot

127 Het kernprogramma van beide staten komt uitgebreider aan bod in hoofdstuk 8. 128 Hinnebusch (2002), p. 61.

129 Pressman (2003), p. 116. 130 Cleveland (2013), p. 479. 131 Pressman (2003), p. 116.

(33)

gevolg132. Voor Israëliërs was dit het bewijs dat Palestijnen niet gericht waren op vrede. Leiders van Israël en Palestina waren niet meer bereid om nieuwe

onderhandelingen omtrent vrede succesvol af te ronden. Verschillende pogingen tot onderhandelingen die gedaan werden, in onder andere Taba, hadden geen

resultaat133.

Kenmerkend voor deze intifada was dat het geen duidelijk voorgesteld doel diende, gecoördineerd leiderschap ontbrak en de participatie was minder dan voorgaande intifada. Deze intifada had wel een meer militaire component dan de eerste intifada134. Palestijnen maakten gebruik van suïcide bommen en automatische wapens. Israëlisch tegengeweld was dodelijker en meer technisch georganiseerd. In 2002 nam Israël al het grondgebied in, op de Westoever en Gaza. Dit grondgebied was eerder afgestaan aan de Palestijnse autoriteiten. Politiek gezien veranderde Israël van strategie. Israël scheidde zich af van de Palestijnen in een beleid dat ontkoppeling werd genoemd. Nederzettingen werden uit de Palestijnse gebieden geëvacueerd en er werd een omheining om het Palestijnse gebeid geplaatst135. Het falen van het vredesproces zorgde voor een breuk tussen verschillende Arabische staten en de VS. 136 Ondanks de voornemens van de Nieuwe wereld orde voor vrede in de regio en daarbuiten werd deze niet gerealiseerd. Het einde van de Koude Oorlog had het begin moeten zijn van een globale trend van het verminderen van conflicten, de spanningen in de regio waren hier tegenovergesteld aan137.

Iran steunde de Palestijnen tijdens de Tweede Intifada, zoals zij dit ook tijdens de Eerste Intifada hadden gedaan. Iran prees Arafat voor het vrijlaten van

gevangenen van Hamas en de Palestijnse Jihad138. In april 2001 werd in Tehran een bijeenkomst gehouden voor support van de Palestijnen en de islamitische

revolutionaire gedachte van Palestina. Verschillende Palestijnse en Iraanse leiders waren aanwezig, alsmede leiders van Hezbollah139.

132 Cleveland (2013), p. 478. 133 Ibidem, p. 479. 134 Ibidem. 135 Cleveland (2013), p. 478. 136 Halliday (2005), p. 186. 137 Halliday (2005), p. 143. 138 Alagha (2002), p. 35. 139 Ibidem.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(Ruilvoet en Investeringen) uitvoerig behandeld. Passen wij de consequenties van deze ontwikkeling op het beeld van het drieledige evenwicht toe, dan zou dit

Though Chinggis died in 1227, his empire, unlike other steppe empires, sur- vived through his progeny, who succeeded in maintaining and extending his power and territories.

Iranian Mines & Mining Industries Development & Renovation, known as IMIDRO, is a major state-owned holding company active in the mining sector in Iran. IMIDRO has 8

The General Office for Monitoring and Evaluation of Natural Products and Supplements associated with Food and Drug Administration; Deputy for Traditional Medicine associated

This discussion arbitrarily concludes as of May 8, 2018, the day on which United States President Donald Trump announced that the United States would withdraw from the

At present, around 150.000 farmers harvest the crop from about 290.000 hectares of pistachio orchards nationwide; more than 70% of the production is coming from small-scale

Het geschil over de grenzen werd pas echt opgelost in 1990, toen Hussayn besloot om het Verdrag van Algiers weer

Voor het versturen van post naar NAPO 608 moet u eerst kijken naar de algemene voorwaarden (www.defensie.nl/onderwerpen/thuisfront/post ) waar een NAPO zending aan moet voldoen..