• No results found

Het integrale project op OSG Echnaton

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het integrale project op OSG Echnaton"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek

Het integrale project op OSG Echnaton

Auteurs: Elina van der Linde & Sven van Campen Studentnummers: 500625977 & 500624610 Klas: 4 ZORG A

Domeinnaam Bewegen, Sport en voeding Inleverdatum: 06-05-2013

Gelegenheid: 1

Naam begeleider: Huib van de Kop

(2)

Inhoudopgave

Samenvatting ... pag. 3 Inleiding ... pag. 4 Methode ... pag. 7 Resultaten ... pag. 11 Discussie ... pag. 15 Conclusie ... pag. 16 Aanbevelingen ... pag. 16 Literatuur ... pag. 17 Bijlage ... Paired samples t-test ... One sample t-test ... Inleverbewijs Ephorus ...

(3)

Samenvatting

In het jaar 2010 is een integraal gezondheidsproject op OSG Echnaton geïntroduceerd, met als doel de gezondste school en de gezondste wijk in Nederland te worden.

In dit onderzoek zijn de onderzoekers opzoek gegaan naar het antwoord op de volgende vraagstelling: Is het integraal project zoals die op het Echnaton wordt ingezet effectief in het vergroten van de lichamelijke fitheid van leerlingen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar?

De eurofittest is in oktober 2012 door de eerste-, tweede-, en derdejaars leerlingen uitgevoerd. De onderdelen van de Eurofittest vonden plaats in twee gymzalen en werd begeleid door derde-, en vierdejaars studenten van de ALO.

In dit onderzoek gaat het om de leerlingen van het eerste cohort om te kijken of er een verschil is ontstaan in het eerste en derde schooljaar. De uitslagen van beide metingen zijn bekeken door One sample t-test en de Paired samples t-test. Zowel op de voormeting als de nameting worden de gemiddelde resultaten vergeleken met de Landelijke normwaarden voor lichamelijke fitheid beschreven door Mechelen et al (1991) met een One sample t-test. In totaal zijn er 250 leerlingen gevolgd over de drie schooljaren. Van 208 (73 meisjes en 135 jongens) zijn bruikbare data verwerkt in dit onderzoek. Op de voormeting blijkt dat de

jongens op de testonderdelen vertesprong, 10x5 meter sprint, reikafstand en sit-ups significant minder lichamelijk fit zijn dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Het onderdeel sneltikken scoort fitter dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Knijpkracht, hangen met gebogen armen en de shuttle run test scoren vergelijkbaar met de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.>0,05).

Op de nameting is de fitheid op reikafstand nog steeds minder goed (p.<0,05). Bij de

vertesprong, 10x5 meter sprint, sit-ups, sneltikken, knijpkracht en de shuttle run test scoren de jongens fitter dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Hangen met

gebogen armen blijft vergelijkbaar met de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.>0,05). Op de voormeting blijkt dat de meisjes op de vertesprong, 10x5 meter sprint, reikafstand, shuttle run test en sit-ups significant minder lichamelijk fit zijn dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Het onderdeel sneltikken scoren fitter dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Hangen met gebogen armen en knijpkracht scoort vergelijkbaar met de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.>0,05). Op de nameting is de fitheid van vertesprong, reikafstand en sit-ups minder goed dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Alleen het onderdeel knijpkracht scoort fitter dan de landelijke norm voor lichamelijke fitheid (p.<0,05). Op de nameting scoren de onderdelen hangen met gebogen armen, 10x5 meter sprint, sneltikken en de shuttle run test vergelijkbaar met de landelijke norm voor lichamelijke fitheid. De jongens vertonen een duidelijke verbetering van de lichamelijke fitheid ten opzichte van de meisjes.

Uit de Paired samples t-test scoren de jongens alle testen onder de (p.<0,05). Bij de meisjes wijkt alleen de som van huidplooien (p=0,186) en sneltikken (p=0,725) daarvan af.

Uit dit onderzoek kan worden vastgesteld dat het integraal project op sommige onderdelen tot een positief effect heeft geleid op de fitheid. Bij de jongens is dit op 5 van de 8 onderdelen en bij de meisjes is dit 4 van de 8 onderdelen.

In het onderzoek is het opvallend dat de jongens positiever op het integraal project reageren dan de meisjes. Het gegeven dat de meisjes achterblijven in het integraal project is niet te beantwoorden uit dit onderzoek.

(4)

Inleiding

Overgewicht is een veel voorkomend probleem en is de laatste decennia flink toegenomen (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Jeugd en Gezin, 2009). Overgewicht is een overmatige vetstapeling in het lichaam, ofwel er is een overschrijding van het normale vetgehalte waarbij sprake is van gezondheidsrisico’s.

Overgewicht bij kinderen in 1997 is bij jongens met 5,8% en bij meisjes met 6.1%

toegenomen (Auguste, Bovet, & Burgette, 2007). Overgewicht op jonge leeftijd is een goede voorspeller voor overgewicht op volwassen leeftijd (Fujioka et al., 1997).

Figuur 1 geeft aan dat er een stijging is bij Nederlandse kinderen in overgewicht en obesitas. Dit is in de leeftijd van twee tot eenentwintig jaar. Deze meting is gebaseerd op drie

metingen tussen 1980 en 2010 (Chorus, Hildebrandt, & Stubbe, 2010).

In Almere is overgewicht tevens een veel voorkomend probleem. Bij jonge kinderen in de leeftijd van vier tot zeven jaar lijdt 12% van de kinderen aan overgewicht. Vanaf elf jaar neemt het gemiddelde toe tot 23%. Bij jongeren ligt het gemiddelde overgewicht met 17% lager dan bij volwassen, waarbij dit oploopt tot 48% (Gemeente Almere, Dienst

Maatschappelijke Ontwikkeling, 2007).

Figuur 1. Gemeten percentage kinderen en jongeren van Nederlandse afkomst (2 tot 21 jaar) met overgewicht en obesitas in 1980, 1997 en 2010.

Overgewicht en obesitas verhogen de kans op een aantal chronische ziekten, te weten: diabetisch type 2, hart- en vaatziekten, verschillende soorten kanker, artrose en chronische rugpijn (Amarsi et al., 2009). Als het levenspatroon op jonge leeftijd niet wordt aangepast aan een gezonde levensstijl, is overgewicht op latere leeftijd nog steeds aanwezig (Kemper, Ooijendijk, & Stiggelbout, 2000).

Een subtiele verstoring van de energiebalans is een oorzaak voor het verkrijgen van overgewicht en obesitas (Hirasing, Van Mechelen, Renders, & Seidell, 2004).

(5)

Door aanpassingen van het voedings- en beweegpatroon kan de balans worden hersteld. Het bevorderen van de lichamelijke fitheid verlengt de levensverwachting met een jaar (Schuit, 2004).

Het model van Bouchard (1994) geeft een duidelijke begripsbepaling aan hoe de wisselwerking tussen gezondheid, fitheid en lichamelijke activiteit elkaar wederzijds

beïnvloeden. De mate van fitheid wordt beïnvloed door factoren als persoonlijke kenmerken, de leefstijl, sociale omgeving, omgevingsfactoren en genetische factoren.

Figuur 2. De relatie tussen lichamelijke activiteit, fitheid en gezondheid volgens Bouchard et al, (1994).

ANalysis Grid of Evironments Linked to Obesity (ANGELO) is ontwikkeld om ‘obesogene’ omgevingen helder in beeld te krijgen. ANGELO beschrijft vier externe factoren waaronder de sociaal culturele-, de fysieke-, de economische- en de politieke omgeving. Deze factoren zijn bepalend voor de leefstijl maar ook het risico op obesitas neemt toe(Egger, Razam, & Swinburn, 1999).

Daarnaast blijkt uit onderzoek van Auguste et al. (2007) dat weinig

lichaamsbewegingsbeweging invloed heeft op de lichamelijke fitheid van een kind.

Vandaag de dag neemt de bewegingsintensiteit bij jongeren af. Dit komt doordat de leefstijl de afgelopen jaren drastisch is veranderd door onder andere het gebruik van tv, computer, games etc. Uit een Engelstalig onderzoek (BMJ, 1998) is gebleken dat jongeren in 2005 jaarlijks 31% minder de fiets gebruiken dan 20 jaar geleden. Hier heeft het openbaar vervoer, brommers en auto’s een grote rol in gespeeld. Het gebruik van de auto is de afgelopen 20 jaar toegenomen tot jaarlijks 35% .

Uit een Nederlands onderzoek (Chinapaw et al., 2010) dat is afgenomen in 1980 en 2006 bij jongens en meisjes in de leeftijd van 9 tot 12 jaar op de MOPER-fitheidstest, is aangetoond dat alleen de hoogtesprong uit stand in 2006 is verbeterd. De andere zes onderdelen zijn in 2006 gelijk gebleven of achteruit gegaan ten opzichte van 1980.

Uit deze onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat kinderen minder lichamelijk actief en minder lichamelijk fit zijn vergeleken met hun leeftijdsgenoten van uit de jaren tachtig.

De lichamelijke fitheid is de eigenschap die men nodig heeft om alle dagelijkse dingen, zoals lopen naar behoren uit te kunnen voeren zonder dat er sprake is van vermoeidheid (Clarke, 1971).

(6)

Fitheid splitst zich op in prestatie gerelateerde fitheid en in gezondheid gerelateerde fitheid (Bouchard, Blair & Haskell, 2007). Aan de hand van lichamelijke prestaties worden metingen verricht waarbij componenten als coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid van belang zijn om vorm te kunnen geven aan de prestatie gerelateerde fitheid. Een actieve leefstijl draagt zijn steentje bij in het verbeteren van de gezondheid gerelateerde fitheid. In dit onderzoek wordt gekeken hoe het gesteld is met de antropometrische maten, cardiorespiratoire, metabole fitheid en musculoskeletale fitheid en in welke mate deze componenten voor verbetering zorgen.

De Nederlandse Norm Gezond Bewegenheeft een fitnorm gesteld waar een jeugdige onder de achttien jaar aan moet voldoen. Deze ligt op dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarvan minimaal twee keer gericht op een verbetering van de fitheid. Deze fitnorm richt zich op het onderhouden van de cardiovasculaire conditie.

De mate van lichamelijke intensiteit van jongeren is middels verschillende wegen te stimuleren. Ouders, vrienden en scholen spelen een belangrijke rol om de leefstijl van jongeren te bevorderen (Kolbe, Lee, McCall, St Leger, & Young, 2007).

OSG Echnaton ligt centraal gelegen in de wijk Stedenwijk te Almere. In grote steden zijn er wijken die extra aandacht nodig hebben. Uit wijkanalyse over Stedenwijk (Ogier, 2006) is aangetoond dat het nog geen probleemwijk is, maar dat de wijk wel onder druk staat. Onder andere hoge werkloosheid, veel sociale huurwoningen en hoge concentratie van allochtone inwoners zijn kenmerken van wijken die extra aandacht nodig hebben. Uit onderzoek van TNO (De Vries, Bakker, Overbeek, Boer, & Hopman-rock, 2005) blijkt dat drie procent van de jongeren woonachtig in een wijk met lagere inkomens aan de landelijke bewegingsnorm voldoet.

OSG Echnaton heeft als ambitie de gezondste school in de gezondste wijk van Nederland te worden. Om dit te realiseren heeft OSG Echnaton leerlingen, ouders, medewerkers en de wijk middels een integraal project betrokken om hen te stimuleren tot een gezonde en actieve leefstijl. Dit project bestaat uit extra lessen lichamelijk opvoeding en een gestructureerd aanbod van beweegactiviteiten op de playground. Daarnaast wordt met het lesprogramma Doit en de introductie van de gezonde schoolkantine leerlingen gewezen op het belang van een actieve en gezonde leefstijl. Dit project is in 2010 van start gegaan. Om de prestatie gerelateerde fitheid van leerlingen in kaart te brengen, zal er gebruik gemaakt worden van de Eurofittest die door van Mechelen (1987) is ontwikkeld.

De vraag is of het integraal project een bijdrage levert aan de lichamelijke fitheid. Dit heeft geleid tot de volgende vraagstelling: Is het integraal project zoals die op het Echnaton wordt ingezet effectief in het vergroten van de lichamelijke fitheid van leerlingen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar?

Hypothese

De leerlingen in de leeftijd van twaalf tot veertien jaar zullen in drie jaar tijd een groei

doormaken. De drie termen die daarvoor worden gebruikt zijn: groei, rijping en ontwikkeling (Bar, Bouchard, & Malina, 2004). Bij groei ontstaat een toename van cellen waardoor

lichaamslengte en gewicht toenemen. Bij rijping vinden er kwalitatieve veranderingen in het lichaam plaats waardoor functiemogelijkheden toenemen. Ontwikkeling is hetproces van differentiatie en specialisatie op celniveau.

Leerlingen die meedoen aan het integraal project zullen naar verwachting beter presteren dan de verbetering die als gevolg van de groei en ontwikkeling verwacht kan worden.

(7)

Methode Proefpersonen:

De meet procedure vond plaats in de week van 1 t/m 5 oktober 2012. De groep leerlingen bestonden uit 208 derdejaars leerlingen van de opleidingsniveaus: BBL, KBL, HAVO en VWO. Deze leerlingen waren betrokken bij de start van het integrale project dat in 2010 van start ging. Op de testmomenten namen er in totaal 73 meisjes en 135 jongens met een

gemiddelde leeftijd van 14 jaar deel aan de testen. Meetinstrumenten:

Voor het uitvoeren van de Eurofittest van W. van Mechelen zijn de belangrijkste voorzieningen aanwezig in een goed uitgeruste gymzaal van OSG Echnaton. Een weergave van de benodigdheden per onderdeel:

Algemene instrumenten:

• Scoreformulieren • Pennen

Verspringen uit stand:

• Stroeve ondergrond (i.v.m. afzet) • Meetlint

• Stok (afstand aflezen) • Lange mat

• Plaktape (afzetlijn)

Hangen met gebogen armen:

• Rekstok

• Dubbele stopwatch

10 maal 5 meter sprint:

• Plaktape (loopparcours) • Pionnen

• Dubbele stopwatch • Meetlint

Reiken in langzit:

• Meetkist: hoogte ongeveer 33 centimeter, schaalverdeling 0-50 centimeter • Bijbehorende schuifmeetlat

• Twee banken

Armsnelheid:

• Dubbele stopwatch

• Een vertikaal-instelbare testtafel waarbij de twee schijven een diameter van 20 centimeter hebben en een onderlinge afstand van 60 centimeter

Rompkracht:

• Een mat • Stopwatch

• Medeleerling als hulpverlener bij de uitvoerder

(8)

Shuttle run test:

• Gymnastieklokaal met afmetingen van 12 bij 21 meter • Meetlint

• Cd-speler

• Bijbehorende shuttle run cd

Handknijpkracht:

• Een handdynamometer met verstelbare grip

Antropometrie, lichaamslengte, lichaamsgewicht, som van vier huidplooien:

• Kruk (voor de romplengte) • Lengte meter

• Vetmeter Slimguide C-120: voor de triceps, biceps, subscapulaire en suprailiacale • Tanita weegschaal: geeft een weergave van de resultaten over de BMI, gewicht,

vetpercentage, vetmassa, vetvrije massa, spiermassa, lichaamsvocht, botmassa, metabolische leeftijd, viscerale vetwaarde

Interventie omschrijving

Op OSG Echnaton is ervoor gekozen om twee bestaande wetenschappelijk onderzochte interventies als basis te leggen voor de integrale aanpak. Interventies als de lesmethode Do-it en de gezonde schoolkantine zijn ingevoerd. Daarnaast zijn er in het curriculum extra lessen bewegen toegevoegd. Om de gezondheid te bevorderen zal de omgeving bij het integrale project betrokken worden. Er zijn acties ondernomen waarbij activiteiten gericht zijn op ouders en medewerkers. Het leerlingvolgsysteem is toegepast om op tijd in te grijpen op risicoleerlingen waardoor de juiste zorg aangeboden kan worden.

Lesmethode Do-it voor VMBO-scholen

Het EMGO+ Instituut van het VUmc heeft de lesmethode Do-it ontwikkeld. Do-it richt zich op het bevorderen van een gezonde leefstijl bij VMBO-leerlingen. Als doel is gesteld om ervoor te zorgen dat de positieve gedragsverandering op individueel niveau en bewustwording van de invloed van de omgeving in stand te houden. Tevens wordt er gestreefd naar een vermindering van inname van frisdranken en ongezonde snacks. Dit geldt ook voor het

stimuleren van lichaamsbeweging om het zittende gedrag te verminderen en actief transport te bevorderen. Do-it bestaat uit twaalf theorielessen en vier bewegingslessen, die verspreid zijn over twee jaar. Ouders worden nauw betrokken bij deze methode middels

informatieverstrekkingen, participatie in huiswerkopdrachten en een afsluitende ouderavond. De Do-it lesmethode is opgenomen in de database van theoretisch goed onderbouwde

interventies door het Centrum Gezond Leven.

De gezonde schoolkantine

Stichting Voedingscentrum Nederland heeft de methode De Gezonde Schoolkantine

ontwikkeld. Scholen die dit programma hebben geïntegreerd in het schoolbeleid verkopen in de schoolkantine gezonde(re) producten dan voorheen. Het doel is om ervoor te zorgen dat leerlingen, medewerkers en directie gaan inzien dat een gezond voedingspatroon noodzakelijk is en dat dit bereikt kan worden door een gezonde(re) voeding. De methode is opgenomen in de database van theoretisch goed onderbouwde interventies van het Centrum voor Gezond Leven.

(9)

Extra lessen bewegen

OSG Echnaton legt in het onderwijs de nadruk op een gezonde levensstijl. Dit wordt nagestreefd door het brede aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten. Een aangestelde combinatiefunctionaris biedt het lesprogramma een aantal mogelijkheden. Zo is er een extra sportklas voor leerlingen die verschillende sporten leuk vinden en openstaan voor nieuwe sporten ingevoerd. Tevens is er een afwisselend programma voor in- en outdoor sporten waardoor leerlingen vier klokuren per week de tijd hebben om zich in te spannen. Daarnaast is de Highschool opgericht voor leerlingen die gericht zijn op één sport en nog net niet met de top mee kunnen komen. Deze leerlingen krijgen naast twee klokuren bewegingsonderwijs, vier klokuren training van professionele trainers. OSG Echnaton is een erkende Topsport Talent School wat leerlingen de mogelijkheid biedt om naast topsport, succesvol te zijn op school.

Het leerlingvolgsysteem

Het leerlingvolgsysteem bestaat uit het waarnemen van leerlingen op overgewicht, lichamelijk prestatievermogen, kwaliteit van leven, voeding- en beweeggedrag. De data worden gebruikt voor screening van leerlingen die met overgewicht kampen. Het advies voor risicoleerlingen is contact opnemen met de diëtist. Tevens worden de data gebruikt om de doelmatigheid van de interventie te evalueren. De resultaten worden opgenomen in portfoliogesprekken zodat men er bewust wordt van hen leefstijl.

Meetprocedure

In de week van 1 t/m 5 oktober hebben de leerlingen van OSG Echnaton tijdens de gymles de Eurofitheidstest uitgevoerd. De leerlingen hadden per klas een uur de tijd om de onderdelen af te gaan. Bij binnenkomst van de leerlingen volgde een korte instructie van één van de ALO studenten over hoe het organisatorisch zou verlopen. De klas werd verdeeld over negen verschillende onderdelen. De leerlingen kregen een persoonlijk scoreformulier mee, waarop de scores door de des betreffende ALO studenten werd opgeschreven. Wanneer een groepje leerlingen het onderdeel had uitgevoerd, werden de groepen volgens een vaste volgorde doorgedraaid naar het volgende onderdeel.

Bij het test onderdeel antropometrie waren de leerlingen verdeeld op geslacht en zaten in twee aparte ruimtes om de privacy te waarborgen.

De leerlingen moesten na het laatste testonderdeel de scoreformulieren inleveren bij de ALO student die op dat moment het onderdeel begeleidde. Daarna werd de shuttlerun gelopen in een andere zaal. Vervolgens werden deze gegevens per klas ingeleverd bij de dataverwerkers.

Instructie aan proefpersonen:

De proefpersonen werden vooraf geïnstrueerd en de ouders/verzorgers ontvingen een brief met informatie over het onderzoek.

Om de lichamelijke fitheid van de leerlingen te onderzoeken, hebben de leerlingen

Eurofittesten uitgevoerd waarbij de coördinatie, lenigheid, uithoudingvermogen, kracht en snelheid getest werden.

De meetprocedure is volgens de voorgeschreven protocollen van W. van Mechelen nageleefd.

(10)

Testbeoordelaars

Alle testen werden geleid en beoordeeld door dertien testleiders van de Academie van Lichamelijke Opvoeding. De testleiders waren verdeeld in zes derdejaars- en zeven

vierdejaarsstudenten. De testleiders stonden vast op een onderdeel waar zij verantwoordelijk voor waren. Elke dag werd gewisseld van onderdeel om de concentratie bij de testleiders zo hoog mogelijk te houden. De testleiders waren verplicht om twee trainingen bij te wonen om de testen zo nauwkeurig mogelijk volgens de protocollen te meten.

Statistische verwerking

Alle gegevens van de Eurofittest zijn tijdens en na de testdagen opgenomen in Excel. Vervolgens zijn de benodigde resultaten verwerkt in het computerbestand SPSS(Statistical Package for the Social Sciences). De data zijn gecontroleerd op normaal verdeling en uitschietende scores. Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag of het

interventieprogramma effectief is om de lichamelijke fitheid van leerlingen te verbeteren worden de volgende data met elkaar vergeleken.

- De voor dit onderzoek verzamelde scores in 2012 (t1) worden vergeleken met de scores uit hetzelfde cohort uit 2010 (t0). Hiervoor wordt de Paired samples t-test gebruikt.

- De data uit 2010 (t0) en 2012 (t1) worden vergeleken met de normen voor lichamelijke fitheid van W. van Mechelen. Hiervoor wordt de One sample t-test gebruikt.

T0 T1

Mindere score  gelijke score Gelijke score  betere score Mindere score  betere score

In de norm van de lichamelijke fitheid zit ook een vooruitgang als gevolg van groei en ontwikkeling verwerkt. Dus als er een verbetering is ten opzichte van deze norm kan er gesproken worden van een extra effect als gevolg van de interventie.

Bij de statistische analyse wordt een toevalskans van 5% aangehouden.

(11)

Resultaten Proefpersonen:

Er hebben 208 derdejaars leerlingen van O.S.G. Echnaton met een gemiddelde leeftijd van 14 jaar meegedaan met de testen in schooljaar 2010-2011 en 2012-2013.

Deze groep deelnemers hebben de opleidingsniveaus: BBL, KBL, HAVO en VWO. Methode:

De meting is afgestemd op de Eurofittest. De Eurofittest bestaat uit negen testen waarvan acht onderdelen gericht zijn op de CLUKS (coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid). Het negende onderdeel is een antropometrische test, waarbij de

lichaamssamenstelling wordt gemeten. De onderdelen zijn afgenomen door bijgeschoolde derde- en vierdejaars ALO studenten. De leerlingen hadden op de shuttle run test na, meerdere pogingen bij de andere onderdelen, waarbij de beste poging telde.

Tabel 1 geeft de gemiddelde scores op de voor- en nameting weer van de lichamelijk fitheid van jongens. Bovendien zijn de landelijke normwaarden vermeld (Mechelen et al, 1991). In tabel 1 is waar te nemen wanneer een test significant (p<0.05) is. Tabel 1 gaat uitsluitend over jongens in de leeftijd van twaalf en veertien jaar. Tabel 2 is hetzelfde als tabel 1, alleen dan voor meisjes.

Variabelen Meting T0 gemiddelde (standaard deviatie) T1 gemiddelde (standaard deviatie) P waarde (2 tailed) Norm BMI Meting 19,0 (3,0)* 20,5 (3,0)* 0,000 Norm 17,8 19,1 Lichaamslengte in cm Meting 160,5 (9,1)* 173,0 (7,9)* 0,000 Norm 158,5 168,5 Lichaamsgewicht in kg Meting 49,2 (10,0)* 61,4 (10,7)* 0,000 Norm 45,5 55

Som huidplooien in mm Meting 38,5 (20,0)* 28,8 (12,1) 0,000

Norm 28,5 27,5

Vertesprong in cm Meting 154,5 (22,4)* 184,1 (27,0)* 0,000

Norm 161,5 176

Hangen met gebogen armen in sec

Meting 16,7 (12,4) 23,5 (14,6) 0,000

Norm 18,4 21,6

10x5 m sprint in sec Meting 20,0 (1,6)* 18,4 (1,5)* 0,000

Norm 19,7 19,3

Reikafstand in cm Meting 13,6 (6,7)* 14,8 (7,8)* 0,040

Norm 17 19,5

Sit-ups aantal in 30 sec Meting 20,7 (4,0)* 23,9 (4,2)* 0,000

Norm 22,5 21,5

Sneltikken in sec Meting 11,2 (1,4)* 10,6 (1,2)* 0,000

Norm 12,3 11,3

Knijpkracht in kg Meting 27,7 (6,5) 40,3 (8,7)* 0,000

Norm 28 36,5

Shuttle run test in trap Meting 7 (8,5) 8,5 (2,7)* 0,000

Norm 7,5 8

Tabel 1: Jongens testmetingen schooljaar 2010-2011 en 2012-2013 in vergelijking met de fitnorm (One-sample t-test) ontwikkeld door van Mechelen et al. (1991).

(12)

*= p<0,05 geeft het verschil weer tussen meting en norm bij beide testmetingen. Laatste kolom geeft het significante verschil van t0 en t1 weer (Paired samples t-test). Groen geeft aan dat de leerlingen fitter scoren dan de lichamelijke fitheid , zwart toont aan dat de leerlingen even fit zijn en rood minder fit scoort.

Variabelen Meting T0 gemiddelde (standaard deviatie) T1 gemiddeld (standaard deviatie) P waarde (2 tailed) Norm BMI Meting 20,5 (3,9)* 22,3 (5,0)* 0,000 Norm 18,25 19,6 Lichaamslengte in cm Meting 158,8 (7,3)* 164,7 (6,6)* 0,000 Norm 160,1 166,5 Lichaamsgewicht in kg Meting 51,8 (11,1)* 60,4 (12,4)* 0,000 Norm 48 54,5

Som huidplooien in mm Meting 72,0 (21,8)* 68,0 (33,5)* 0,186

Norm 38,5 42

Vertesprong in cm Meting 130,4 (18,8)* 145,2 (22,0)* 0,000

Norm 153,5 157,5

Hangen met gebogen armen in sec

Meting 9,2 (8,6) 7,4 (7,0) 0,000

Norm 9,1 8,25

10x5 m sprint in sec Meting 21,3 (1,7)* 20,4 (1,8) 0,003

Norm 20,4 20,3

Reikafstand in cm Meting 19,8 (7,1)* 21,2 (8,3)* 0,000

Norm 25 26,5

Sit-ups aantal in 30 sec Meting 17,1 (3,6)* 18,1 (4,2)* 0,031

Norm 21 19,5

Sneltikken in sec Meting 10,8 (1,3)* 10,8 (1,4) 0,725

Norm 11,9 11,05

Knijpkracht in kg Meting 27,0 (7,0) 34,2 (7,6)* 0,000

Norm 25,5 30

Shuttle run test in trap Meting 4,7 (1,7)* 5,3 (1,5) 0,007

Norm 5,5 5,5

Tabel 2: Meisjes testmetingen schooljaar 2010-2011 en 2012-2013 in vergelijking met de lichamelijke fitheid (One-sample t-test) ontwikkeld door van Mechelen et al. (1991). *= p<0,05 geeft het verschil weer tussen meting en norm bij beide testmetingen. Laatste kolom geeft het significante verschil van t0 en t1 weer (Paired samples t-test). Groen geeft aan dat de leerlingen fitter scoren dan de lichamelijke fitheid , zwart toont aan dat de leerlingen even fit zijn en rood minder fit scoort.

(13)

Resultaten van statistische analyse: Jongens:

Als er gekeken wordt naar de antropometrische metingen van de jongens valt op dat er een gunstige groei ontstaat tussen de eerste- en tweede meting. Dit blijkt uit de test Som van huidplooien. Bij t0 is er een gemiddelde gemeten van 38,5 (sd: 20,0) en bij t1 is er een gemiddelde gemeten van 28,1 (sd: 12,1). Met de One Sample t-test scoort de Som van huidplooien bij t0 significant meer millimeters dan de landelijke lichamelijke fitnorm. Bij t1 is er geen significant verschil waargenomen.

Score op t0 en vergelijking met de landelijke lichamelijke fitnorm:

Sneltikken ligt significant boven de landelijke lichamelijke fitnorm met een gemiddelde van 11,2 (sd: 1,4). Hangen met gebogen arm scoort gemiddeld 16,7 (sd: 12,4) gelijk aan de landelijke lichamelijke fitnorm. Vertesprong scoort gemiddeld 154,5 (sd: 22,4), sprint scoort gemiddeld 20,0 (sd:1,6), reikafstand scoort gemiddeld 13,6 (sd: 6,7) en sit-ups scoort

gemiddeld 20,7 (sd: 4,0). Deze onderdelen scoren significant minder fit dan de landelijke lichamelijke fitnorm.

Verschil tussen t0 en t1 (paired samples t-test):

Uit de paired samples t-test is een verschil gemeten tussen de metingen t0 en t1. Bij het onderdeel vertesprong is dat verschil -28,5 (sd: 18,3) met een p-waarden van 0,000. Bij

hangen met gebogen armen is dat verschil -6,8 (sd: 11,5) met een p-waarden van 0,000. Sprint is dat verschil 1,5 (sd: 1,1) met een p-waarden van 0,000. Bij reikafstand is dat verschil -1,1 (sd: 5,5) met een p-waarden van 0,040. Bij sneltikken is dat verschil 0,5 (sd: 1,3) met een p- waarden van 0,000. Bij sit ups is dat verschil -3,1 (sd: 4,1) met een p-waarden van 0,000. Bij knijpkracht is dat verschil -12,8 (sd: 6,2) met een p-waarden van 0,000. Bij de shuttle run is dit verschil -1,5 (sd: 2,3) met een p-waarden van 0,000.

Score op t1 en vergelijking op de landelijke lichamelijke fitnorm:

Vertesprong scoort gemiddeld 184,1 (sd: 27,0), sprint scoort gemiddeld 18,4 (sd: 1,5), sit-ups scoort gemiddeld 23,9 (sd: 4,2), sneltikken scoort gemiddeld 10,6 (sd: 1,2), knijpkracht scoort gemiddeld 40,3 (sd: 8,7) en shuttle run test scoort gemiddeld 8,5 (sd: 2,7). Deze onderdelen scoren significant fitter dan de landelijke lichamelijke fitnorm.

Hangen met gebogen armen scoort gemiddeld 23,5 (sd: 14,6) gelijk aan de landelijke lichamelijke fitnorm. Het onderdeel reikafstand scoort gemiddeld 14,8 (sd: 7,8) significant minder fit dan de landelijke lichamelijke norm.

Meisjes:

Als er gekeken wordt naar de antropometrische metingen van de meisjes valt op dat er geen groei ontstaat tussen de eerste- en tweede meting. Dit blijkt uit de test Som van huidplooien. Bij t0 is er een gemiddelde gemeten van 72,0 (sd: 21,8) en bij t1 is er een gemiddelde gemeten van 68,0 (sd: 33,5). Met de One Sample t-test scoort de Som van huidplooien bij t0 en t1 significant meer millimeters dan de landelijke lichamelijke fitnorm.

Score op t0 en vergelijking met de landelijke lichamelijke fitnorm:

Vertesprong scoort gemiddeld 130,4 (sd: 18,8), sprint scoort gemiddeld 21,3 (sd:1,7), reikafstand scoort gemiddeld 19,8 (sd:7,1), sit-ups scoort gemiddeld 17,1 (sd: 3,7) en shuttle run test scoort gemiddeld 4,7 (sd: 1,7) significant minder fit dan de landelijke lichamelijke fitnorm. Knijpkracht scoort gemiddeld 27,0 (sd: 7,0) gelijk aan de landelijke lichamelijke

(14)

fitnorm. Snektikken scoort gemiddeld 10,8 (sd: 1,3) significant fitter dan de landelijke lichamelijke fitnorm.

Verschil tussen t0 en t1 (paired samples t-test):

Uit de paired samples t-test is een verschil gemeten tussen de metingen t0 en t1. Bij het onderdeel vertesprong is dat verschil –13,3 (sd: 18,9) met een p-waarden van 0,000. Bij hangen met gebogen armen is dat verschil 2,9 (sd: 6.9) met een p-waarden van 0,003. Bij sprint is dat verschil 0,9 (sd: 1.3) met een p waarden 0,000. Bij reikafstand is dat verschil -1,4 (sd: 4,8) met een waarden van 0,030. Bij sneltikken is dat verschil 0,1 (sd: 1,3) en een p-waarden van 0,725. Bij sit-ups is dat verschil -0,8 (sd: 2,9) met een p- p-waarden van 0,031. Bij knijpkracht is dat verschil -7,1 (sd: 5,6) met een p- waarden van 0,000. Bij shuttle run is dat verschil -0,7 (sd: 1,7) met een p-waarden van 0,007.

Score op t1 en vergelijking op de landelijke lichamelijke fitnorm:

Vertesprong scoor gemiddeld 145,2 (sd: 27,0), reikafstand scoort gemiddeld 21,2 (sd: 8,3) en sit-ups scoort gemiddeld 18,1 (sd: 4,2). Deze onderdelen scoren significant minder fit dan de landelijke lichamelijke fitnorm. Hangen met gebogen armen scoort gemiddeld 7,4 (sd: 7,0), sprint scoort gemiddeld 20,4 (sd: 1,8), sneltikken scoort gemiddeld 10,8 (sd: 1,4) en shuttle run test scoort gemiddeld 5,3 (sd: 5,5). Deze onderdelen scoren gelijk aan de lichamelijke test. Het onderdeel knijpkracht scoort gemiddeld 34,2 (sd: 7,6) significant fitter dan de landelijke lichamelijke fitnorm.

(15)

Discussie

Na een drie jaar lopend integraal project op OSG Echnaton gericht op de gezondheid en fitheid van de leerlingen, is er een intensief beweegprogramma ontwikkelt. Met dit onderzoek wordt gekeken of het project effect heeft op de fitheid. Hiervoor is de normwaarde van de generatie van 30 jaar geleden gebruikt. Dit is niet ideaal, maar het is ter vervanging van de controle groep.

Opvallend is dat de jongens bij de tweede meting op de som van de huidplooien, vertesprong, 10x5 meter sprint, sit-ups, knijpkracht en de shuttle run test op een gunstigere manier is verbetert dan op de normwaarde is te verwachten. Deze metingen zijn interessant doordat het toe te schrijven is aan het effect van de interventie. Bij beide metingen van hangen met gebogen armen is er geen significant verschil te zien. Het opvallende hierbij is dat er een stijgende lijn te ontdekken is. Wanneer deze stijgende lijn aanhoudt is de verwachting dat er bij de volgende meting een positief significant verschil ontstaat. Daarentegen zal er bij de meisjes, naar alle waarschijnlijkheid, het omgekeerde plaatsvinden. De andere gegevens lopen parallel aan de ontwikkeling die te verwachten is rond deze leeftijden.

Opvallend bij de meisjes is dat de 10x5 meter sprint, knijpkracht en de shuttle run op een gunstigere manier is verbetert dan op de normwaarde is te verwachten. Het onderdeel

knijpkracht is daarentegen achteruit gegaan. Net als bij de jongens lopen de gegevens van de meisjes parallel aan de ontwikkeling die te verwachten is rond deze leeftijden.

Het onderdeel reikafstand is zowel bij de jongens als bij de meisjes erg slecht en ligt ver onder de norm. Hieruit is op te merken dat er binnen het intensief beweegprogramma te weinig aandacht wordt besteed aan de lenigheid. Opmerkelijk in dit onderzoek is dat de meisjes achterblijven ten opzichte van de groei die de jongens doormaken. De reden hiervoor blijft onbeantwoord en kan er alleen gespeculeerd worden of het ligt aan de leefstijl, interesses, culturen, beweegprogramma en biologische factoren.

De groei van de antropometrische testen van beide metingen zijn te verklaren door

biologische factoren. Het is begrijpelijk dat er over het algemeen een significant verschil is tussen t0 en t1. Bij zowel de jongens als de meisjes op t0 en t1 zijn de leerlingen zwaarder dan de fitnorm. Dit komt overeen met het onderzoek van Auguste et al. (2007), dat aangeeft dat overgewicht bij zowel jongens als meisjes is toegenomen.

De algemene tendens is dat de generatie van nu minder fit is dan de leerlingen van 30 jaar geleden. Eerstejaars leerlingen die op het OSG Echnaton komen zijn over het algemeen minder fit. Dit is terug te zien bij de resultaten van t0. Hierin komen de resultaten van t0 overeen met het onderzoek van Chinapaw et al. (2010). Twee jaar na het toepassen van de interventie blijkt het tegendeel van deze trend wat betreft de jongen. Bij de meisjes is er een geringe verbetering te zien.

In het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de gestelde fitnorm uit 1980. Deze fitnorm is hedendaags gedateerd. De samenleving ten opzichte van 1980 is aanzienlijk veranderd.

Sociale-culturele-, de fysieke-, de economische- en de politieke factoren hebben invloed op de lichamelijk fitheid (Egger et al., 1999).

Door deze verschuiving in de maatschappij is het moeilijk om de fitheidsnorm van 1980 te behalen.

Hoewel de ALO studenten zijn getraind op het afnemen van alle onderdelen van de Eurofittest, worden de testpersonen niet 100 procent hetzelfde beoordeeld. Dit is toe te schrijven aan de verschillende manier van handelen wat ten koste kan gaan van de

(16)

betrouwbaarheid. Daarnaast is de shuttle run test bij T1 niet over dezelfde afstand van 20 meter gelopen als bij T0. Dit heeft geresulteerd tot een afwijking in de resultaten. Ter compensatie is bij T1 10 procent van de scores afgehaald. Hetzelfde geldt voor het onnauwkeurig meten van de reikafstand bij T1 met een verschil van plus 7,5 cm. Om de resultaten zo valide mogelijk te houden is er bij elke testpersoon van T1 7,5 cm van de score afgehaald.

Conclusie

In de inleiding is de onderzoeksvraag als volgt beschreven: Is het integraal project zoals die op het Echnaton wordt ingezet effectief in het vergroten van de lichamelijke fitheid van leerlingen in de leeftijd van 12 tot 14 jaar? Terugkijkend op de onderzoeksvraag kan worden vastgesteld dat het integraal project op sommige onderdelen tot een positief effect heeft geleid op de fitheid. Bij de jongens is hier meer sprake van, dan bij de meisjes.

Bij de jongens blijkt dat de onderdelen: vertesprong, 10x5 meter sprint, sit-ups, knijpkracht, shuttle run test en de som van de vier huidplooien is verbeterd ten opzichte van de fitnorm. Bij de meisjes is het positief verbeterd ten opzichte van de fitnorm op de onderdelen 10x5 meter sprint, knijpkracht en de shuttle run test.

Typerend voor dit onderzoek is dat de reikafstand bij zowel de jongens als bij de meisjes op beide metingen significant slechter is in vergelijking met de vastgestelde fitnorm.

Aanbevelingen

De afgelopen drie jaar zijn dezelfde testen van het integrale project afgenomen bij leerlingen van OSG Echnaton en vergeleken met de fitnorm. Een mogelijk vervolgonderzoek zou kunnen zijn om een controle groep aan te stellen waarop uit te maken is of het verschil te danken is aan het integraal project.

Uit dit onderzoek is gebleken dat er een verschil is ontstaan tussen de fitheidsontwikkeling van de jongens en de meisjes. Een aanbeveling voor een vervolgonderzoek zou kunnen zijn om de leefstijl van jongens en meisjes in kaart te brengen.

In beide testen is vast te stellen dat de reikafstand onder de lichamelijk fitheid scoort. In de beroepspraktijk is aan te bevelen om meer aandacht te besteden aan het verbeteren van de lenigheid.

(17)

Literatuurlijst

Amarsi, Z., Anis, A. H., Bansback, N., Birmingham, C. L., Guh, D. P., & Zhang, W. (2009). The incidence of co-morbidities related to obesity and overweight: A systematic review and meta-analysis. BMC Public Health, 9-88. doi:10.1186/1471-2458-9-88. Auguste, R., Bovet, P., & Burdette, H. (2007, June). Strong inverse association between

physical fitness and overweight in adolescents: a large school-based survey.

International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity. Retrieved from

http://link.springer.com/article/10.1186%2F1479-5868-4-24?LI=true#

Bakker, I., Boer, N. D., De Vries, S. I., Hopman-Rock, M., & Van Overbeek, K. (2005). Kinderen in priotiteitswijken: lichamelijke (in) activiteit en overgewicht. Toepast

Natuurwetenschappelijk Onderzoek.

Bar-Or, O., Bouchard, C., Malina, R. M. (2004). Crowth, maturation, and physical activity.

Champaign IL, USA: Human Kinetics.

Blair, S. N., Bouchard, C., & Haskell W. L. (2007). Physical activity, fitness and health.

Champaign IL, USA: Human Kinetics.

Bouchard, C., & Shephard, R. J. (1994). Physical activity, fitness and health: the model and key concepts. Physical activity, fitness and health. International proceedings and

consensus statement, Champaign IL, USA: Human Kinetics, 77-88.

Chinapaw, M., Collard, D. C. M., Kemper, H. C. G., Van Mechelen, W., Runhaar, J., & Singh, A. S. (2010). Motor fitness in Dutch youth: Differences over a 26-year periode (1980-2006), J Sci Med Sport, 8, 13- 323.

Chorus, A. M. J., Hildebrandt, V. H., & Stubbe, J. H. (2010). Trendrapport bewegen

2008/2009. Leiden: TNO.

Clarke, H. H. (2007). Application of measurement to health and physical education.

Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.

Crolla, I., Hlobil, H., Kemper, H. C. G. Lier, W., & Mechelen, M. (1987). Handleiding met referentieschalen voor 12- tot en met 16- jarige jongens en meisjes in Nederland.

Eurofit.

De Vries, S. I., Bakker, I., Van Overbeek, K., Boer, N. D., & Hopman-Rock, M. (2005). Kinderen in priotiteitswijken: lichamelijke (in) activiteit en overgewicht. Leiden: Toepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek.

Douwes, M., & Hildebrandt V. H. (2000). Vragen naar de mate van Lichamelijke activiteit Geneeskunde en Sport, 33(1), 9-16.

Egger, G., Razam F., & Swinburn, B. (1999). Dissecting obesogenic environments: the development and application of a framework for identifying and prioritizing environmental interventions for obesity. Prev. Med. 29, 563–570.

(18)

Fujioka, S., Funahashi, T., Ishikawa, K., Kotani, K., Matsuzawa, Y., Nishida, M., Tarui, S., Tokunaga, K., & Yamashita, S. (1997). Two decades of annual medical examinations in Japanese obese children: Do obese children grow into obese adults? International

Journal of Obesity, 21, 912.

Gemeente Almere, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. (2007). Gezondheids(zorg)beleid. Retrieved form

http://www.gezond-

flevoland.nl/pool/1/documents/Microsoft%20Word%20-%20NotaGezondheidsbeleid%202007-2011oktdoc%20_2_.pdf

Hirasing, R. A., Van Mechelen, J. C., Renders, C. M., & Seidell, J.C. (2004). Overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten en preventieve maatregelen. Nederlands

Tijdschrift voor Geneeskunde, 148, 2066-2070.

(1998, March). Influence of travel patterns on mortality from injury among teenagers in England and Wales, 1985-95: trend analysis. BMJ, 1, 316-904. doi:

http://dx.doi.org/10.1136/bmj.316.7135.904

Kemper, H. C. G., Ooijendijk, W. T. M., & Stiggelbout, M. (2000). Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg, 78(3), 180-183. Kolbe, L., Lee, A., McCall, D., St.Leger, L., & Young, I. (2007). School health promotion:

achievements, challenges and priorities. Global perspectives on health promotion

effectiveness, Springer.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Jeugd en Gezin (2009).

Nota overgewicht. Uit balans: de last van overgewicht.

Ogier, C. (2006), Wijkanalyse Stedenwijk. Gemeente Almere: afdeling onderzoek &

Statistiek. Retrieved from http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2010-1129-

200305/Iris%20Blom%20- %20Stedenwijk,%20wijkeconomie%20en%20leefbaarheid%20-%20november%202010.pdf

Schuit, A. J. (2004). Met welke ziekten en aandoeningen hangt lichamelijke activiteit samen?

Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM.

Retrieved from

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-activiteit/

(19)

Bijlage

(20)

Paires Sample Test: - Jongens

(21)
(22)
(23)
(24)
(25)

Paires Sample Test: - Meisjes

(26)
(27)
(28)
(29)

One- Sample t-test - Jongens

(30)
(31)
(32)
(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)
(40)
(41)
(42)

One- Sample t-test - meisjes

(43)
(44)
(45)
(46)
(47)
(48)
(49)
(50)
(51)
(52)
(53)
(54)
(55)

Beste Elina van der Linde,

Het document is ingeleverd bij Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 81c0947e-dc45-4c89-8d60-701ff3aa9626.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 8AOS

Datum: 19-5-2013 22:56:32 Jouw gegevens:

Elina van der Linde 500625977

elina.van.der.linde@hva.nl

Onderzoeksverslag gemaakt samen met Sven van Campen Je docent:

Ramon Stuart r.stuart@hva.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

extracurriculaire activiteiten / meer ruimte voor flexibilisering om meer aandacht te kunnen geven aan (bepaalde) groepen leerlingen

To what extent is a focus on organisational networks and fitness or resilience valid and useful for understanding and further researching the developments that Dutch long-run

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

In deze rapportage treft u de belangrijkste landelijke en regionale resultaten aan van de eerste meting van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM), die in het najaar van 2008

leefbaarheid en veiligheid in uw buurt. Deze uitkomsten zijn niet zonder meer vergelijkbaar met die van de VMR. Voor ontwikkelingen in de periode 2005-2008 kan alleen de VMR

- Het rapportcijfer voor de woonomgeving, de leefbaarheid en de veiligheid in de buurt is in de regio’s Fryslân, Drenthe, IJsselland, Noord en Oost-Gelderland, Noord-Holland-Noord

woningmarkt, maar dat gemeenten, provincies en brancheorganisaties bedenkingen hebben bij deze verruiming, onder meer door de inbreuk die het kan hebben op de