• No results found

Van grijs ongenoegen naar grijs genoegen : Wat kan de ambulante woonbegeleiding van Grijs Genoeg(en) betekenen voor de eenzame kwetsbare ouderendoelgroep in Almere?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van grijs ongenoegen naar grijs genoegen : Wat kan de ambulante woonbegeleiding van Grijs Genoeg(en) betekenen voor de eenzame kwetsbare ouderendoelgroep in Almere?"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VAN GRIJS

ONGENOEGEN NAAR

GRIJS GENOEGEN?

Joost Langenberg Studentnummer: 500503789 Joost.Langenberg@hva.nl Wat kan de ambulante woonbegeleiding van Grijs Genoeg(en) betekenen voor de eenzame kwetsbare ouderendoelgroep in Almere?

(2)

Abstract.

Het Leger des Heils Flevoland werkt in Almere met een team sociaal werkers die zich richt op het aanbieden van specialistische ouderenbegeleiding onder de naam Grijs Genoeg(en). De afgelopen jaren ervaren de sociaal werkers dat de beoogde doelstellingen vanuit de stelselwijziging sinds de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 in onvoldoende mate overeenkomt met de wensen en behoeften van ouderen. Zorg mijdende ouderen worden sinds de wijziging vaak niet sneller geholpen bij zorg- of

ondersteuningsvragen. De zorg en ondersteuning sluit onvoldoende aan op hun persoonlijke situatie en mogelijkheden. Het ontbreekt ouderen aan een gezond sociaal netwerk en er is onvoldoende tijd en geld om de aansluiting met zorg mijdende ouderen aan te gaan.

Het leger des Heils heeft de afgelopen jaren het beleid voor Grijs Genoeg(en) niet aangepast en is gaandeweg bedrijfsmatiger gaan werken. Het landelijke beleid is steeds meer beïnvloed door het marktdenken en door de bureaucratische regelgeving. Het effect is dat professionals gefrustreerd raken en dat de ouderendoelgroep niet echt geholpen wordt. De sociaal werkers luiden bij mij de noodklok en wensen verandering.

Dit onderzoek heeft zich gericht op de ervaringen, belevingen en verhalen van ouderen en professionals om duidelijk te krijgen wat er exact speelt en welke oplossingsrichtingen er mogelijk zijn. De theoretische verantwoording vormt naast de bevindingen uit de interviews en de focusgroep de basis en verantwoording voor de aangedragen oplossingen van het ervaren probleem. In de aanbevelingen worden professionalisering en oplossingsrichtingen aangeboden waardoor er innovatieprocessen in gang kunnen worden gezet.

(3)

Voorwoord.

Voor u ligt de masterthesis van Grijs Ongenoegen naar Grijs Genoegen? De masterthesis beschrijft mijn praktijkonderzoek naar de vraag; wat kan de ambulante woonbegeleiding van

Grijs Genoeg(en) betekenen voor de eenzame kwetsbare ouderendoelgroep in Almere? Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de beroepspraktijk van het Leger des Heils op de

afdeling Grijs Genoeg(en) in de gemeente Almere.

Het team Grijs Genoeg(en) heeft in de periode voor het praktijkonderzoek geen zorginhoudelijke veranderingen binnen haar ambulante woonbegeleidingstrajecten

doorgevoerd. Er is de afgelopen jaren bezuinigd en er heeft een reorganisatie plaatsgevonden waardoor er diverse medewerkers zijn ontslagen. In de werkoverleggen en bij het

koffiezetapparaat kreeg ik als manager van de sociaal werkers geregeld negatieve geluiden terug en hoorde ik dat de sociaal werkers zich overvraagd en onvoldoende gesteund in hun werkzaamheden voelen. Er heerst in het team onrust en het ziekteverzuim is hoog.

Sinds de wijkteams in Almere actief zijn valt het op dat er minder ouderen worden

doorverwezen. De ouderen die worden doorverwezen kennen complexere problemen en de sociaal werkers komen minder makkelijk bij de ouderen binnen als voorheen het geval was. Vanuit een eerdere verkenning is gebleken dat de systeemwereld kwaliteitseisen stelt en zorgt voor prestatieafspraken die een kwalitatief begeleidingstraject in de weg staat. De sociaal werker ervaart te weinig tijd om ouderen te bieden wat nodig is en vindt dat er sprake is van bureaucratie dat een negatief effect heeft op de werkzaamheden. De ouderen geven aan dat ze zich niet gehoord voelen en er sprake is van het gevoel van een opgelegde tijdsdruk in de begeleiding die geboden wordt. Trajecten worden vroegtijdig afgesloten en de ouderen worden onvoldoende geholpen en keren naar verloop van tijd terug in traject.

De thesis is opgedeeld in drie delen. Het praktijkvraagstuk en onderzoeksopzet, de resultaten van de interviews en focusgroep en de conclusies en aanbevelingen. Het laatste hoofdstuk sluit ik af met de reflectie op het uitgevoerde onderzoek.

(4)

Samenvatting.

Aanleiding en context

Als gevolg van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 zijn er in de gemeente Almere zestien sociale wijkteams opgericht. Het doel is om de wijkbewoners te helpen participeren, te activeren en hun te ondersteunen in hun sociaal maatschappelijk functioneren. De opdracht van het sociaal werk is om meer op te lossen met collectieve voorzieningen en meer te sturen op de eigen kracht van burgers en hun netwerk. Verschillende deskundigen zijn betrokken bij de sociale wijkteams.Burgers met problemen en vragen kunnen zich zelfstandig aanmelden

bij het sociale wijkteam voor ondersteuning. Sinds de transitie heeft de gemeente Almere haar zorginkoop aangepast en is de gemeente

gaan bezuinigen om de zorgkosten te drukken. De opdracht is decentraliseren en participeren met het oog op een samenleving waarbij mensen elkaar helpen en professionals minder frequent hoeven worden ingezet. Het Leger des Heils is als reactie hierop de afgelopen jaren steeds bedrijfsmatiger gaan werken. Het gevolg is dat er sprake is van een beleid dat zich meer en meer richt op het marktdenken en wordt beïnvloedt door de bureaucratische

regelgeving. De mens staat minder centraal. De sociaal werkers gaven mij in de werkoverleggen en bij het koffiezetapparaat aan dat ze zich overvraagd en onvoldoende gesteund in hun werkzaamheden voelen. Er heerst in het

team onrust en het ziekteverzuim is hoog. Sinds de transitie valt het op dat er minder ouderen worden doorverwezen en dat de

problematiek in complexiteit en heftigheid toeneemt. Het gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid neemt toe en ouderen laten hun deur dicht voor de professional. Praktijkvraagstuk en urgentie voor het onderzoek.

Volgens het Nationaal Ouderenfonds (2015) zijn er in Nederland 4,1 miljoen mensen vijfenvijftig plus, waarvan 1 miljoen mensen zich eenzaam voelen en waarvan

honderdduizend mensen zich extreem eenzaam voelen. Er is slechts één keer in de maand sprake van een sociaal contact. Ongeveer veertienprocent van de ouderen met eenzaamheid heeft kans op een vervroegde dood door stress en verhoogde bloeddruk. Sinds de transitie moeten ouderen zelf het sociale wijkteam opzoeken als ze ergens hulp bij wensen. Dit gebeurd in de praktijk nog onvoldoende. Het gevolg is dat de organisatie van de sociaal werkers verwacht dat ze de sociale wijkteams opzoeken om het onderlinge contact te

(5)

ze dit ingewikkeld vinden, er te weinig tijd beschikbaar is en dat dit onrust creëert. De ouderen geven aan dat de begeleiding te gejaagd gaat en dat de sociaal werkers te veel druk en verwachtingen scheppen die volgens hun onhaalbaar zijn. Trajecten worden vroegtijdig afgesloten en ouderen laten hun voordeur dicht. De problemen stapelen op waardoor de sociaal werkers na verloop tijd weer terugkeren in een crisissituatie. De sociaal werkers geven aan zich soms handelingsverlegen te voelen en dat ze twijfelen of ze voldoende zijn toegerust om goed om te gaan met het gevoel van eenzaamheid en of kwetsbaarheid bij ouderen. Het is noodzakelijk dat er veranderingen tot stand komen. De situatie van nu is niet effectief, zorgt voor frustraties en het ziekteverzuim is hoog. Innovatie van Grijs Genoeg(en) is gewenst.

Doel- en vraagstelling

Het doel van het praktijkonderzoek is het geven van aanbevelingen richting het Leger des Heils waardoor er innovatieprocessen in gang worden gezet in de ambulante

woonbegeleiding van Grijs Genoeg(en) ten behoeve van eenzame kwetsbare ouderen in Almere. In het praktijkonderzoek wordt er onderzocht wat volgens de ouderen en de

professionals nodig is om te veranderen. De resultaten, conclusies en aanbevelingen kunnen gebruikt worden voor het verder vormgeven van de innovatie van Grijs Genoeg(en). De kennis wordt verkregen via de volgende deelvragen:

I. Hoe ervaren ouderen in hun dagelijks leven het gevoel van kwetsbaarheid en

eenzaamheid? II. Welke belemmerende factoren ervaren ouderen in de begeleidingstrajecten dat wordt

geboden door de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en)? III. Wat hebben eenzame kwetsbare ouderen nodig van de sociaal werkers van Grijs

Genoeg(en) om goede zorg te ervaren? IV. Wat zijn de beelden, ervaringen en ideeën van de sociaal werkers van het

ouderenwerk dat ze verrichten onder Grijs Genoeg(en)? V. Op welke wijze kan de inzet van empowerment, het achter de voordeur beleid en de

presentietheorie volgens de sociaal werker bijdragen aan de versterking van de zelfredzaamheid van ouderen?

(6)

Onderzoeksontwerp

Het onderzoek is kwalitatief en praktijkgericht. De eerste vier deelvragen worden beantwoord aan de hand van de data-analyse van de interviews die zijn afgenomen bij de ouderen, de sociaal werkers en de wijkteammedewerkers. Deelvraag vijf zal beantwoord worden aan de hand van de data-analyse van de focusgroep. De focusgroep bestaat uit ouderen en

professionals van Grijs Genoeg(en) en het sociale wijkteam. De literatuurstudie heeft de brede context in beeld gebracht en vergelijkbaar onderzoek uit de praktijk over eenzaamheid en kwetsbaarheid in kaart gebracht.

De bevindingen.

Uit de data-analyse van de onderzoeksmethoden en de literatuurstudie is naar voren gekomen dat het gevoel van eenzaamheid invloed heeft op de veerkracht van ouderen. Het gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid is niet statisch en zal per individu en situatie anders ervaren worden. Verlieservaringen en aanwezige fysieke en of geestelijke beperkingen bij ouderen beïnvloeden het gevoel van kwetsbaarheid en eenzaamheid. Het effect is dat eenzame

kwetsbare ouderen nauwelijks kunnen meekomen in de samenleving. Het opbouwen van een netwerk en het actief deelnemen aan de samenleving lijkt voor eenzame kwetsbare ouderen zonder de professionele ondersteuning ondoenlijk te zijn. Het effect is een toename in zorg mijdend gedrag en problemen die in heftigheid oplopen. Wederkerigheid kan bijdragen aan de waardering die groepen onderling hebben. Voor ouderen is dit buiten de eigen familie om vaak problematisch. Als ouderen meer hulp ontvangen als kunnen geven dan kan er een gevoel van schuld en schaamte ontstaan en draagt dit bij aan negatieve gevoelens. Ouderen zijn vaak afhankelijk van zorg en steun van anderen en kunnen zelf minder bieden. De samenleving en de verzorgingsstaat is veranderd en dit heeft een direct effect op de oudere die is opgegroeid in een ander tijdperk. De zorg mijdende eenzame kwetsbare ouderen laten niet zomaar een sociaal werker binnen. Het contact moet langzaamaan worden opgebouwd. Het gevoel van wederzijds vertrouwen staat centraal in het contact. Onbevooroordeeld luisteren, oprechtheid in het contact en ongedwongen begeleiding bieden vormt de basis voor ouderen om het contact met de sociaal werker aan te gaan. Het bespreken van het gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid is lastig en zal vaak pas besproken worden als er sprake is van wederzijds vertrouwen en een goed contact. Ouderen ervaren de technologische vooruitgang en de veranderende complexe samenleving als negatief en hebben dikwijls het gevoel er niet

(7)

ondergewaardeerde status hebben gekregen. In de begeleiding is er sprake van impliciete kennis en methodische kennis. Het achter de voordeur beleid, de presentiemethode en empowerment worden toegepast in de begeleiding. Het verschilt per sociaal werker hoe ze hier vorm aan geven. De sociaal werkers geven aan dat ze van de instelling meer steun en tijd moeten krijgen om zich verder te verdiepen in de methodes. Het ontbreekt bij het Leger des Heils aan een borgingssysteem om de kennis te behouden. De sociaal werkers geven aan dat de beleidsmakers en de managers meer moeten vertrouwen op de professionaliteit die bij hun aanwezig is. Er moet minder gecontroleerd worden en meer worden vrijgelaten aan de expertise van de sociaal werkers. De sociaal werkers zetten soms bewust hun professionele ongehoorzaamheid in om toch de zorg mijdende eenzame kwetsbare ouderen in traject te krijgen. De sociaal werkers voelen zich niet gesteund bij het huidige beleid en de visie van het management. Het werk dat de sociaal werkers uitvoeren is een professie en geen ambacht. De sociaal werkers geven aan dat het management zich moet richten op het verkrijgen van een passende aanbesteding en de samenwerking met de gemeente. De sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) adviseren het Leger des Heils om een aparte aanbesteding aan te vragen voor de specialistische ouderenzorg die nu wordt geboden. De ouderen en de professionals geven in hun toekomstdroom aan dat de ouderen ertoe doen. De samenleving moet zich verantwoordelijk voelen voor de ouderen. Er moet voldoende tijd en geld beschikbaar zijn om de specialistische ouderenbegeleiding in te kunnen blijven zetten.

Aanbevelingen

1. De beleidsmakers en betrokken professionals moeten de ideologie van de maakbare samenleving nuanceren.

2. Organiseren en professionaliseren als innovatie. 3. Co-creëren om de praktijk te beïnvloeden. 4. Samenwerken als sleutel voor kwaliteit.

(8)

Inhoudsopgave.

Abstract………1

Voorwoord………...2

Samenvatting………3

Inhoudsopgave………...7

Deel A. Praktijkvraagstuk en Onderzoeksopzet………...11

Hoofdstuk 1. Het Leger des Heils in de praktijk………...12

1.1. Wat speelt er op dit moment? ... ……….13

1.2. Eenzaamheid bij ouderen versterkt hun kwetsbaarheid. .... ………13

1.3. De maatschappelijke context. ... 14

1.4. De transitie van verzorgingsstaat naar civil society………15

1.5. Urgentie van het praktijkonderzoek en de toepasbaarheid in vergelijkbare praktijken…...16

Hoofdstuk 2. Bestaan er kansen? ... 18

2.1. Empowerment?...18

2.2. De presentietheorie?...19

2.3. Het achter de voordeur beleid als kans voor eenzame kwetsbare ouderen?...20

Hoofdstuk 3. Het Onderzoeksontwerp………...21

3.1. Praktijkgericht onderzoek en de regulatieve cyclus………21

3.2. Doelstelling van het onderzoek………...22

3.3. Onderzoeksvraag……….22

3.4. Deelvragen………..23

3.5. De theoretische begrippen………...23

3.6. De resultaten vanuit het onderzoek en de toepasbaarheid in vergelijkbare praktijken…………...24

(9)

4.1 De onderzoek context………...25

4.2. Onderzoeksfasen met instrumenten, de ethische aspecten en rol als onderzoeker……….25

Hoofdstuk 5. Het professionaliseringsvraagstuk………..28

5.1. Het Ikea-principe heeft het beleid van het Leger des Heils beïnvloedt………..28

Hoofdstuk 6. Het verandervraagstuk……….30

6.1. Wat is mijn droom? ……….30

6.2. De principes van Appreciative Inquiry (AI) op het veranderproces………...30

6.3. Het belang van open waarnemen………...31

6.4. Verantwoording van het gebruik van de Appreciative Inquiry (AI)………...32

Deel B. De resultaten………33

Hoofdstuk 7. Analyse van de interviews met de ouderen……….34

7.1. De ervaringen van de onderzoeker………..34

7.2. De ervaringen van ouderen over eenzaamheid en kwetsbaarheid………..34

7.3. Activiteiten die worden ondernomen om met eenzaamheid en kwetsbaarheid om te gaan……...35

7.4. De ervaren kwaliteit van de begeleiding………...35

7.5. De droom van ouderen………....38

7.6. Conclusie vanuit de data-analyse van de interviews afgenomen bij ouderen……….39

Hoofdstuk 8. Analyse van de interviews met de sociaal werkers………...40

8.1. De ervaringen van de onderzoeker………..40

8.2. Het gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid volgens de sociaal werkers………..40

8.3. De signalen en factoren waarop de sociaal werker let in zijn werk met ouderen………...41

8.4. De kennis en het toepassing van de presentietheorie, de empowermentgedachte en het achter de voordeur beleid………...42

(10)

8.6. De toekomstdroom voor ouderen………46

8.7. Conclusie vanuit de data-analyse van de interviews afgenomen bij de sociaal werkers………....47

Hoofdstuk 9. Analyse van de interviews met de wijkteammedewerkers………49

9.1. De ervaringen van de onderzoeker………..49

9.2. Hoe bekend is Grijs Genoeg(en) bij het wijkteam en waarom de inzet van Grijs Genoeg(en)?...49

9.3. De ervaringen van wijkteammedewerkers met het gevoel van eenzaamheid en het gevoel van kwetsbaarheid en wat wordt hiermee gedaan?...51

9.4. De toekomstdroom voor ouderen………53

9.5. Conclusie vanuit de data-analyse van de interviews afgenomen bij de wijkteammedewerkers………53

Hoofdstuk 10. Analyse focusgroep……….55

10.1. De ervaringen van de onderzoeker………55

10.2. Positieve ervaringen over ouder worden………...55

10.3. Positieve ervaringen en verhalen over het omgaan met eenzaamheid en kwetsbaarheid…...55

10.4. In hoeverre versterkt de inzet van de presentietheorie, de empowermentgedachte en het achter de voordeur beleid de zelfredzaamheid van ouderen?...57

10.5. Wat is de toekomstdroom voor eenzame kwetsbare ouderen en wat is hiervoor benodigd?...59

10.6. Conclusie………...60

Deel C. De conclusie en aanbevelingen………...61

11. Conclusies en aanbevelingen……….62

11.1. Context en het vraagstuk………...62

11.2. De conclusies………62 11.3. Aanbeveling 1 De beleidsmakers en betrokken professionals moeten de ideologie van de

(11)

maakbare samenleving nuanceren……….……….64

11.4. Aanbeveling 2 Organiseren en professionaliseren als innovatie………..65

11.5. Aanbeveling 3 Co-creëren om de praktijk te beïnvloeden………....67

11.6. Aanbeveling 4. Samenwerken als sleutel voor kwaliteit………..68

11.7. Aanbeveling 5 Zet interventies in om de toekomstdroom te bereiken………...69

12. Reflectie………...70

12.1. De relevante verbanden……….70

12.2. De bruikbaarheid van de resultaten in vergelijkbare praktijken………...71

12.3. De implicaties voor het beroep……….71

12.4. De vervolgvragen………..72

Dankwoord………...73

Literatuurlijst………...74

Bijlage 1. Interviewvragenlijst voor de ouderendoelgroep van Grijs Genoeg(en)………81

Bijlage 2. Interviewvragenlijst voor de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en)………...82

Bijlage 3. Interviewvragenlijst voor de wijkteammedewerkers van de gemeente Almere………84

Bijlage 4. Codeboom………..85

Bijlage 5. Gespreksguide focusgroep……….87

(12)

Deel A. Praktijkvraagstuk en

Onderzoeksopzet

(13)

1. Het Leger des Heils in de praktijk.

Het Leger des Heils is een internationale beweging en behoort tot de universele christelijke kerk. Haar missie is gebaseerd op de Bijbel waarin de dienstverlening wordt gestimuleerd door de liefde tot God. Haar opdracht is om het Evangelie van Jezus Christus te prediken en in Zijn naam menselijk nood te verlenen zonder enige vorm van discriminatie (Blom en Vader, 2014). Het Leger des Heils richt zijn hulp en zorg wereldwijd op mensen die hulpbehoevend en kwetsbaar zijn vanuit een christelijke levensovertuiging. De stichting Welzijn en Gezondheidszorg (W&G) van het Leger des Heils is gevestigd in Nederland en biedt landelijk professionele dienstverlening aan kwetsbare mensen zonder helper. Het Leger des Heils heeft er landelijk voor gekozen om te gaan werken vanuit de visie het herstel van het gewone leven. Dit behelst dat de professionele zorg en dienstverlening erop gericht is dat de sociaal werker samen met de cliënt een begeleidingstraject aangaat en herstel gericht te werk gaat waarbij het zo normaal mogelijk terugkeren in de samenleving centraal staat (Blom & Vader, 2014). Het Leger des Heils is in Nederland opgedeeld in verschillende regio’s. Ik werk als manager bij het Leger des Heils regio Flevoland en ben eindverantwoordelijk voor het team Room4U, Voortgang, Eropaf, Preventief, Begeleid Wonen en Grijs Genoeg(en) in

de gemeente Almere. In de masterthesis staat de vraag: wat kan de ambulante woonbegeleiding van Grijs

Genoeg(en) betekenen voor de eenzame kwetsbare ouderendoelgroep in Almere?

Grijs Genoeg(en) ondersteund mensen van vijfenvijftig jaar of ouder die geïsoleerd leven en die zonder de benodigde professionele ondersteuning in onvoldoende mate kunnen

deelnemen aan de samenleving. De ouderen waar de sociaal werkers zich op richten hebben complexe problemen en vertonen zorg mijdend gedrag. De sociaal werkers van het team Grijs Genoeg(en) treffen de ouderen vaak aan in moeilijke levensomstandigheden waarbij

vervuiling, verslaving, eenzaamheid, financiële en psychische problemen kenmerkend zijn voor de situatie waarin hun leven. De sociaal werkers bieden de ambulante woonbegeleiding aan op het verblijfadres van de ouderen. De ouderenbegeleiding verloopt middels een traject van maximaal anderhalf jaar en wordt gefinancierd door een beschikking dat wordt

afgegeven door een wijkteammedewerker. De sociaal werkers van het team Grijs Genoeg(en) werken met behulp van een begeleidingsplan samen met de ouderen aan de door hun

(14)

woonvaardigheden en het leren omgaan met hun financiën is onderdeel van de ambulante woonbegeleiding. Het opbouwen en het aangaan van sociale vaardigheden is prominent onderdeel van de begeleiding. Het gevoel van eenzaamheid en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding is prominent aanwezig onder de ouderendoelgroep. Het team Grijs Genoeg(en) bestaat uit zes sociaal werkers.

1.1. Wat speelt er op dit moment?

De sociaal werkers uit het team Grijs Genoeg(en) richten zich op eenzame kwetsbare ouderen en hebben tegelijkertijd te maken met de huidige landelijke en lokale context. In dit

hoofdstuk wordt eenzaamheid en kwetsbaarheid omschreven en zal er verder worden ingegaan op de maatschappelijke context. De transitie van de verzorgingsstaat naar de civil society en het effect van het marktdenken op het beleid wordt omschreven.

1.2. Eenzaamheid bij ouderen versterkt hun kwetsbaarheid.

Binnen de welzijnssector en de zorgsector wordt geregeld gesproken over eenzaamheid. Het gevoel van eenzaamheid komt voort uit het door de individu subjectief ervaren gevoel van het ontbreken van benodigde sociale relaties (De Jong Gierveld en Van Tilburg 2007). Eenzaam zijn is niet specifiek leeftijdsgebonden. Het verschil in leeftijd speelt een belangrijke rol in het aantal gevallen van eenzaamheid op een specifiek moment. Ouderen hebben een minder groot sociaal netwerk en minder de fysieke en mentale mogelijkheden om van omgeving te veranderen dan jongeren dit kunnen doen (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 2007). Verder stelt Schnittker (2007) dat ouderen gevoeliger zijn voor eenzaamheid en sociaal isolement door het gegeven dat ze steeds vaker alleen wonen en geen arbeid verrichten. Dit heeft als gevolg dat de sociale integratie in de maatschappij voor hun grotendeels wegvalt. Voor ouderen blijkt participeren in de buurt en zelfstandig leven steeds ingewikkelder te worden naarmate de leeftijd vordert. Het afhankelijk worden van zorg en hulp vergroot het gevoel van eenzaamheid en maakt iemand geestelijk nog kwetsbaarder. Ouderen ervaren steeds vaker verval in hun sociaal netwerk wanneer ze minder goed in staat zijn om hun contacten te onderhouden en om nieuwe contacten aan te gaan. Dit gevoel wordt sterker naarmate de tijd verstrijkt (Fokkema en Van Tilburg, 2005). Volgens Kal, Post en Scholtens (2012)

beschikken kwetsbare ouderen in onvoldoende mate over hulpbronnen om nog adequaat genoeg om te gaan met tegenslagen. De individualisering en de verzakelijking in de

(15)

gemeenschap. Hulpbehoevende vijfenzestigjarige krijgen steeds meer te maken met gevoelens van neerslachtigheid en depressie en kampen met symptomen van dementie (Dautzenberg, Kolner en Van Soomeren, 2008). Volgens het Nationaal Ouderenfonds (2015) zijn er in Nederland 4,1 miljoen mensen vijfenvijftig plus, waarvan 1 miljoen mensen zich eenzaam voelen en waarvan honderdduizend mensen zich extreem eenzaam voelen. Er is slechts één keer in de maand sprake van een sociaal contact. Ongeveer veertienprocent van de ouderen met eenzaamheid heeft kans op een vervroegde dood door stress en verhoogde bloeddruk. De sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) werken met ouderen en komen in hun beroepspraktijk doorlopend in contact met eenzame kwetsbare ouderen en zien de problemen complexer worden.

1.3. De maatschappelijke context.

Door de vergrijzing en de financiële druk op de verzorgingsstaat heeft de overheid op 1 januari 2015 de Wet Maatschappelijke Ondersteuning ingevoerd om mensen met een chronische ziekte en of beperking alsnog mee te laten komen in de maatschappij

(Vreugdenhil, 2012). De verzorgingsstaat verwijst naar een sociaal systeem waarin de staat primair de verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van haar burgers door een garantie van minimale bestaanszekerheid te bieden met behulp van wet en regelgeving (Giddens en Sutton, 2013). Sinds het ontstaan van de verzorgingsstaat is de overheid tot de behoeder van de grote waarden gemaakt, van cohesie, welzijn, ontplooiing en solidariteit. Sinds de transitie heeft de overheid een terugtrekkende beweging gemaakt waarbij de verantwoordelijkheid voornamelijk bij de lokale gemeentes en haar inwoners is komen te liggen (Van Ewijk, 2015). De overheid verwacht van haar burgers actief burgerschap en hoopt doormiddel van sociale activering dat de afhankelijkheid van de verzorgingsstaat wordt teruggedrongen. Er wordt van actieve burgers verwacht dat hun verantwoordelijkheid nemen voor hun

inzetbaarheid, gezondheid, financiën, sociale cohesie, veiligheid en leefbaarheid van hun gemeenschap (Verhoeven en Tonkens, 2013). De overheid verwacht van haar burgers dat ze door zelfredzaamheid en met behulp van hun eigen netwerk kunnen participeren in de

maatschappij. Professionele hulp en dienstverlening wordt vaak pas geboden als mensen hier zelfstandig naar opzoek gaan. De praktijk wijst echter uit dat eenzame kwetsbare ouderen niet mee kunnen komen met de mondige groep burgers en ze niet meer in staat zijn om een

(16)

Grijs Genoeg(en) is de afgelopen jaren zichtbaar geworden dat de problematiek toeneemt. De ouderendoelgroep heeft te maken met complexe problemen en kan moeilijk meekomen met de veranderende samenleving. De ouderen opgeroeid in de verzorgingsstaat ontberen vaak de fysieke en of technische mogelijkheden om eropuit te gaan en om zelfstandig te participeren in de maatschappij.

1.4. De transitie van de verzorgingsstaat naar de civil society.

De civil society en de verzorgingsstaat zijn de laatste jaren veranderd. Volgens Metz (2008) duidt het begrip civil society op het deel van de maatschappij dat wordt aangeduid als maatschappelijke samenhang waarin iedere samenhang zijn eigen structuur en instituties heeft. Centraal in de samenhang staan de verbanden tussen de burgers. Het

burgerschapsideaal binnen de verzorgingsstaat is de laatste jaren veranderd van een

verzorgende overheid naar een overheid dat actief aanstuurt op participatie. De overheid ziet actief burgerschap als de oplossing om het gebrek aan sociale samenhang, asociaal gedrag, sociale uitsluiting en de kloof tussen de burgers en het bestuur in de Nederlandse

samenleving tegen te gaan (Tonkens, 2009). Eenzame kwetsbare ouderen kunnen door hun fysieke verval en door het ontbreken van een netwerk moeilijk meekomen met de civil society. Verder ontbreekt het hun aan de technologische middelen en computervaardigheden die tegenwoordig benodigd zijn. In de praktijk ervaren de sociaal werkers van Grijs

Genoeg(en) dat ouderen hierdoor geen actieve rol kunnen innemen in de samenleving en dat ze zonder de benodigde ondersteuning verder vervallen in eenzaamheid. Het netwerk

ontbreekt en van buurtparticipatie is nauwelijks sprake. De kwetsbaarheid neemt toe.

Sinds de opkomst van het marktdenken dat nauw samen valt met de New Public Management beweging die de publieke sector in Nederland de afgelopen jaren heeft beïnvloed, is er sprake van een verschuiving naar een meer bedrijfsmatig werken waarin de instellingen zijn

omgedoopt tot maatschappelijke ondernemingen. In de laatste jaren is er een verschuiving ontstaan van input- naar outputfinanciering (Hoijtink & Van Doorn, 2012). Volgens De Boer en Duyvendak (2004) formuleert de lokale overheid op hoofdlijnen het beleid waarna de marktanalyse bepaalt welke instellingen hun aanvraag mogen indienen en achteraf controleert of de overeengekomen prestatieafspraken met de uitgekozen organisaties gerealiseerd zijn. Het kwaliteitsbeleid van het Leger des Heils is erop gericht om actief deel te nemen aan dit proces en sluit zoveel mogelijk aan bij de wensen van de lokale overheid om de huidige geldstromen te blijven behouden en waar mogelijk te vergroten. De organisatie gebonden

(17)

taken staan centraal en komen voort uit de vraag naar verantwoording waardoor de organisatiecultuur is beïnvloed en de innovatie onder druk is komen te staan. Volgens Boonstra en De Caluwé (2006) leidt verantwoording tot een grote aandacht voor controle en beheersing. De sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) ervaren prestatiedruk en staan steeds minder in direct contact met de ouderendoelgroep. Registreren, protocollen, administratie en richtlijnen volgen is de norm geworden. De sociaal werker durft hier dikwijls niet van af te wijken. Het effect is dat de passie in het werk verdwijnt en dat sociaal werkers gefrustreerd raken. De sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) geven aan dat de ouderen steeds minder het gevoel krijgen dat zij er toe doen. De gelimiteerde uren die beschikbaar zijn en de

bureaucratische regelgeving beletten de sociaal werkers om nog echt in contact te staan met de ouderen. De organisatie zal moeten gaan innoveren om daadkrachtig op te treden tegen de huidige trend en zal de ouderen en de geboden begeleiding centraal moeten stellen. Volgens Boonstra en De Caluwé (2006) vraagt innovatie ruimte voor het verkennen van vraagstukken vanuit verschillende gezichtspunten.

1.5. Urgentie van het praktijkonderzoek en de toepasbaarheid in vergelijkbare praktijken. Het praktijkvraagstuk is urgent op macroniveau, mesoniveau en microniveau.

Het Leger des Heils is de afgelopen jaren beïnvloed door het marktdenken en is hierdoor bedrijfsmatig gaan werken. Dit heeft een direct gevolg gehad op het beleid van Grijs Genoeg(en). Productie draaien en zoveel mogelijk trajecten opstarten en afsluiten om financieel gezond te blijven is de norm geworden. De sociaal werkers ervaren dat de

administratieve druk en de bureaucratie is toegenomen. Door de jaarlijkse bezuinigen en de reorganisatie ervaren de sociaal werkers een toenemende druk in hun werk. Het

ziekteverzuim is hoog en langdurend. In de werkoverleggen en bij het koffiezetapparaat hoor ik wekelijks negatieve geluiden en voelen de sociaal werkers zich overvraagd en

onvoldoende gesteund in hun werkzaamheden. Sinds de sociale wijkteams in Almere actief zijn valt het op dat er minder ouderen worden doorverwezen.Oorspronkelijk werden de ouderen doorverwezen door de huisarts of een ander medisch-specialistisch team. Dit is sinds de transitie veranderd. De ouderen moeten zelf het wijkteam opzoeken als ze ergens hulp bij wensen. Dit gebeurd in de praktijk nog onvoldoende. Het gevolg is dat de organisatie van de sociaal werkers verwacht dat ze het sociale wijkteam opzoeken om het onderlinge contact te

(18)

te gejaagd gaat en dat de sociaal werkers te veel druk en verwachtingen scheppen die volgens hun onhaalbaar zijn. Trajecten worden vroegtijdig afgesloten en ouderen laten hun voordeur dicht. De problemen stapelen op waardoor de sociaal werkers na verloop tijd weer terugkeren in een crisissituatie. De sociaal werkers geven aan zich soms handelingsverlegen te voelen en dat ze twijfelen of ze voldoende zijn toegerust om goed om te gaan met het gevoel van eenzaamheid en of kwetsbaarheid bij ouderen.

Ik heb de internationale en nationale onderzoeks- en vakliteratuur over vergelijkbare praktijkvraagstukken in kaart gebracht en in beschouwing genomen. Volgens Holmén en Furukawa (2002) heeft Zweeds longitudinaal onderzoek onder eenzame ouderen aangetoond dat vriendschappelijke contacten betekenisvol zijn in de zorg voor ouderen. De mate waarin een persoon tevreden is over het sociale contact heeft invloed op de ervaren gevoelens van eenzaamheid. Volgens Victor en Bowling (2012) toont longitudinaal onderzoek onder ouderen in Groot Brittannië aan dat de strategieën om eenzaamheid te bestrijden zich niet alleen hoeft te beperken tot de arena van de sociale interventie. De woonsituatie, het sociale netwerk, iemand zijn fysieke gezondheid en de medische behandeling van chronische en langdurige aandoeningen beïnvloeden het gevoel van eenzaamheid. Moorer en Suurmeijer (2001) tonen in hun onderzoek aan dat het sociale netwerk en het gevoel van eenzaamheid gelinkt kan worden aan de psychologische en de sociale karaktereigenschappen van ouderen. De grote van het sociale netwerk en de wijk waar de ouderen wonen lijken nauwelijks invloed te hebben op het gevoel van eenzaamheid. Ik heb geen onderzoek gevonden waarin er sprake is van een vergelijkbare beroepspraktijk.

(19)

2. Bestaan er kansen?

In dit hoofdstuk onderzoek ik het begrip empowerment, de presentiebenadering en het achter de voordeur beleid. Ik ga in op de kansen en op de nadelen van de drie benaderingen voor de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en). Empowerment, de presentietheorie en het achter de voordeur beleid zijn richtinggevend als theoretisch kader en bieden het kader van de vergroting van de expertisekennis van de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en). 2.1. Empowerment als kans voor eenzame kwetsbare ouderen?

De sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) worden nog onvoldoende aangestuurd vanuit het empoweren van ouderen. Door empowerment help je mensen zoeken naar hun eigen beslissingsbevoegdheid en handelen over hun eigen leven door het effect van sociale of persoonlijke blokkades weg te halen. Door gebruik te maken van de bestaande krachten zal hun capaciteit en zelfvertrouwen vergroten en mensen in staat stellen hun persoonlijke hindernissen te overwinnen. Empowerment stimuleert de ouderen om zichzelf in staat te stellen om actief deel te nemen aan hun eigen besluit en vergroot hun capaciteiten om te bereiken wat ze willen in het leven. De eigen kracht van de mens staat hierbij centraal

(Payne, 2014). Volgens Gruijter (2010) is empowerment een actief en participatief proces van versterking waardoor individuen, organisaties en gemeenschappen meer controle en sociale gerechtigheid bereiken. Empowerment richt zich op de bewustwording van kennis en mogelijkheden die nodig zijn om kritisch te kijken naar de sociale en politieke realiteit (Payne, 2014).

Volgens Payne (2014) is empowerment niet gericht op het structureel verbeteren van

ongelijkheden in de maatschappij. Empowerment ideeën zijn inconsequent in het helpen van burgers die verkeren in ongelijkheid. Het ontbreekt de burgers aan bronnen en mogelijkheden om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen. Sociaal werkers zijn meestal niet in de positie om verandering binnen hun instelling en binnen het sociaal beleid op de korte termijn te bewerkstelligen. Hierdoor blijft de ongelijkheid bestaan. Regenmortel (2002) staat bekend als een uitgesproken voorstander van empowerment voor kwetsbare burgers. Echter ziet ze dat empowerment wordt gebruikt als een containerbegrip dat in de praktijk wordt gezien als de oplossing van alle sociale problemen. Volgens Machielse (2016) vereist empowerment van kwetsbare ouderen, opgevat als het bevorderen van sociale inclusie en volwaardig

(20)

aangaan van netwerkcontact, buurtcontact en zoeken naar een zinvolle dagbesteding worden nu al gezien als kerntaken binnen de begeleiding van Grijs Genoeg(en). Het is interessant om te vernemen van de sociaal werkers of ze de empowermentgedachte ondersteunen en of dit bijdraagt aan de versterking van de zelfredzaamheid van ouderen.

2.2. De presentietheorie als kans voor eenzame kwetsbare ouderen?

Het Leger des Heils heeft zich de laatste jaren negatief laten beïnvloeden door de

marktgerichte en bedrijfsmatige cultuur. De presentietheorie wordt steeds minder als optie beschouwd en lijkt te zijn verdrongen door de op winst aangestuurde aanbestedingsmarkt. Tijd is geld roept het managementteam. Het gevolg is dat de sociaal werker steeds minder present is bij de ouderen.

De presentietheorie onderscheidt zich van de verzakelijkte, marktgerichte, op productie georiënteerde zorgverlening door de mens en haar waardigheid centraal te stellen (Baart, 2004). De presentietheorie richt zich op armoede, achterstandswijken, marginale mensen, leefwereldaansluiting, buurtpastorales en geweld en eenzaamheid (Baart, 2004). In de presentiebeoefening is de presentiebeoefenaar ongehaast, heeft langdurige contacten, houdt zich vrijelijk op in de leefmilieu van de betrokkenen, is gespecialiseerd in het

ongespecialiseerde, is de presentiebeoefenaar trouw, richt zich op de mensen die

maatschappelijk uitgestoten en sociaal overbodig heten (Baart, 2004). Volgens Bootsma (2008) is de presentietheorie niet geschikt om als methodiek aan te leren. Want methodieken zijn instrumenten die je als zodanig gebruikt en zijn gebaseerd op een maakbaarheidsidee. Dit maakbaarheidsidee doet af aan het oprecht streven naar menselijkheid in contact vanuit een vastgestelde methode. ‘Presentie is door en door problematisch, niet in haar pretentie, maar in de claim om die pretentie in professioneel handelen op methodische wijze te willen hanteren en te praktiseren.’ (Bootsma, 2008, p. 128). Binnen de presentietheorie staat interpersoonlijk werk centraal. Volgens Payne (2014) helpt interpersoonlijk werk mensen om effectief te zijn in het bereiken van persoonlijke veranderingen en helpt geloven dat ze effectief zichzelf en hun omgeving waarin ze werken en leven kunnen veranderen. Het harmoniseren van

menselijke relaties en natuurlijke omgevingen wordt beïnvloed door de interpretaties van hun zelf en dit is valide en de moeite waard. In de behandeling van deze als een geldige wijze van begrijpen en interpreteren van de menselijke ervaring van de sociale problemen is

twijfelachtig en gekleurd. Evidence-based, rationeel en positivistische kennis dat centraal staat in sociaal werk wordt onvoldoende herkent.

(21)

2.3. Het achter de voordeur beleid als kans voor eenzame kwetsbare ouderen?

De sociaal werkers lopen geregeld aan tegen zorg mijdende eenzame kwetsbare ouderen die hun deur gesloten laten. Binnen komen is vaak een langdurig proces van volhouden en doorzetten. De sociaal werker voelt zich door de gestelde eisen vanuit de systeemwereld en door de productie druk steeds meer belast en in tijd gekort om dit daadwerkelijk te kunnen doen. Er heerst een taboe op en de verzakelijkte markt lijkt het aandurven van dit contact in de weg te staan.

Het achter de voordeur beleid verwijst volgens Verplanke (2013) naar een ‘eropaf’-benadering waarbij de sociaal werkers ongevraagd de mensen thuis benaderen om hen te helpen bij het oplossen van hun problemen. In de praktijk betreffen dit veelal de mensen die geen beroep meer kunnen doen op reguliere voorzieningen omdat ze zich niet aan de

voorwaarden voor hulp hebben gehouden. Het achter de voordeur beleid is een diffuus begrip waaronder uiteenlopende politieke visies en beleidsdoelen worden geschoven en die in de praktijk soms omarmd wordt zonder dat er een visie achter lijkt te zitten (Doorn, 2009). De implementatie van het achter de voordeur beleid voor de doelgroep eenzame kwetsbare ouderen is benodigd om verder verval in hun leven tegen te gaan. Het uiteindelijke doel is om de doelgroep weer mee te laten doen met de huidige maatschappij. De achter de voordeur werker moet kansen benutten om bureaucratische regels vanuit de overheid bespreekbaar te maken. De achter de voordeur werker loopt aan tegen reguliere instellingen, bureaucratische regelingen en de vraag per wanneer keert de cliënt terug naar de reguliere zorg (Kampen, Verhoeven en Verplanke, 2013). Door de bureaucratische regelingen en verzakelijkte

bedrijfscultuur lijken de sociaal werkers de presentietheorie steeds minder als werkbare optie te zien.

(22)

3. Het Onderzoeksontwerp.

In dit hoofdstuk staat het praktijkgericht onderzoek centraal en behandel ik de regulatieve cyclus. Er zal worden ingegaan op de doelstelling van het onderzoek en de onderzoeksvraag met bijbehorende deelvragen staan centraal. Verder wordt er een beschrijving van de

kernbegrippen gegeven en eindigt het hoofdstuk met de resultaten vanuit het onderzoek en de toepasbaarheid in vergelijkbare praktijken.

3.1. Praktijkgericht onderzoek en de regulatieve cyclus.

Volgens Kreek en Diekman (2005) levert praktijkgericht onderzoek een bijdrage aan innovatie en ontwikkeling van de beroepspraktijk door het leveren van kennis in het nemen van praktische beslissingen in de praktijk. Het praktijkonderzoek vindt plaats in de

beroepspraktijk en is daardoor context gebonden (Van der Donk & Van Lanen, 2015). Het praktijkonderzoek is toegespitst op Grijs Genoeg(en) Almere. Het thema eenzaamheid en kwetsbaarheid onder ouderen wordt in de Westerse samenleving nationaal en internationaal gedragen door de toenemende vergrijzende samenleving. Ik hoop dat mijn praktijkonderzoek andere organisaties inspireert en zal gaan bijdragen om veranderingen in gang te zetten. Het praktijkonderzoek is inductief en gaat uit van observaties en bevindingen uit de praktijk en wordt toegepast bij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek (Bryman, 2008). Het

praktijkonderzoek bestaat uit een combinatie van onderzoekstechnieken uit zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek waardoor er sprake is van triangulatie (Verhoeven, 2006). Het praktijkonderzoek draagt waarschijnlijk geen duidelijk externe validiteit met zich mee. De externe validiteit bepaald in welke mate de onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn naar

andere situaties dan die in het onderzoek (Hoyle, Harris & Judd, 2002). In het praktijkonderzoek maak ik gebruik van de regulatieve cyclus.

Fig. 1 De regulatieve cyclus (Boeije, 2005).

(23)

In het voorjaar van tweeduizendzeventien heb ik met behulp van vragenlijsten de vraag verkent: in hoeverre sluit Grijs Genoeg(en) aan bij eenzame kwetsbare ouderen in Almere? De ouderen en de sociaal werkers gaven aan dat ze niet tevreden zijn over de geboden begeleiding. Voorafgaand aan de vragenlijsten heb ik een literatuur studie gedaan over eenzaamheid en kwetsbaarheid bij ouderen. Het vraagstuk bevond zich toentertijd in de probleemanalyse (fase A) van de regulatieve cyclus. Het praktijkvraagstuk bevindt zich nu in de diagnose fase. Volgens Boeije (2005) is de verdieping en de analyse van de

probleemsituatie kenmerkend voor de diagnosefase.

3.2. Doelstelling van het onderzoek.

Het doel van het praktijkonderzoek is het geven van aanbevelingen richting het Leger des Heils waardoor er innovatieprocessen in gang worden gezet in de ambulante

woonbegeleiding dat wordt geboden door de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) ten behoeve van eenzame kwetsbare ouderen in Almere. In het praktijkonderzoek zal er onderzocht gaan worden wat er volgens de ouderen en de professionals nodig is om te veranderen. Volgens Donkers (2015) is veranderen een reflectief proces van zelfsturing en aanpassing dat zich voltrekt in een voortdurende wisselwerking tussen het gedrag, de persoon en de omgeving. Het veranderen is gericht op wijzigingen aanbrengen in de omgeving of op zichzelf. Het onderzoek zal fenomenologisch worden benaderd waarin eenheid en beleving centraal komt te staan.

3.3. Onderzoeksvraag.

Systeemkennis is volgens Merkx (2012) kennis over het ontstaan en de verdere ontwikkeling van een vraagstuk en kan op basis van systeemkennis de noodzaak tot veranderen

beargumenteerd worden. Doelkennis richt zich op de fysieke en sociale mogelijkheden van veranderingen en de verandering heeft consequenties voor de betrokkenen met ieder zijn eigen belang. De betrokkenheid van stakeholders is binnen de doelkennis van belang. De

formatiekennis richt zich op de manier waarop je iets gezamenlijk kan bereiken. Wat kan de ambulante woonbegeleiding van Grijs Genoeg(en) betekenen voor de eenzame

(24)

3.4. Deelvragen. 1. Hoe ervaren ouderen in hun dagelijks leven het gevoel van kwetsbaarheid en

eenzaamheid? 2. Welke belemmerende factoren ervaren ouderen in de begeleidingstrajecten dat wordt

geboden door de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en)? 3. Wat hebben eenzame kwetsbare ouderen nodig van de sociaal werkers van Grijs

Genoeg(en) om goede zorg te ervaren? 4. Wat zijn de beelden, ervaringen en ideeën van de sociaal werkers van het

ouderenwerk dat ze verrichten onder Grijs Genoeg(en)? 5. Op welke wijze kan de inzet van empowerment, het achter de voordeur beleid en de

presentietheorie volgens de sociaal werker bijdragen aan de versterking van de zelfredzaamheid van ouderen?

Met het beantwoorden van de deelvragen kan ik de hoofdvraag beantwoorden door aanbevelingen te geven die ik direct uit mijn beroepspraktijk vanuit de betrokken respondenten terugkrijg. De deelvragen trechteren de informatie.

3.5. De theoretische begrippen

Volgens Van der Donk en Van Lanen (2015) maakt praktijkgericht onderzoek gebruik van een theoretisch kader en theorieën om situaties in de praktijk te kunnen begrijpen.

• Eenzaamheid bestaat volgens Van Tilburg en De Jong Gierveld (2007) uit verschillende typen van eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid verwijst naar het individu dat een subjectief ervaren gevoel heeft van het gemis van een emotioneel hechte band en of een intieme relatie met een partner of hartsvriend. Sociale eenzaamheid verwijst naar een het individu dat een subjectief ervaren gemis van betekenisvolle relaties met een bredere kring van mensen ervaart.

• Kwetsbaarheid onder ouderen verwijst volgens Hertogh (2010) naar ouderen die een verhoogd risico lopen op het verlies van hun autonomie, het zijn ouderen die te maken hebben met een onvolledig herstel na een acute aandoening, waarbij opname in een zorginstelling of voortijdig overlijden in zicht is. Het betreft ouderen die alleen zonder netwerk thuiszitten en die niet mee participeren in de maatschappij en waarbij er sprake is van een fysieke en of geestelijke achteruitgang.

(25)

• Empowerment is het vermogen van individuen, groepen en/of gemeenschappen om controle te krijgen over hun omstandigheden, kracht uit te oefenen en om hun eigen doelen te verwezenlijken en het proces waarbij ze individueel en collectief in staat zijn zichzelf en anderen te helpen en de kwaliteit van hun leven te maximaliseren (Adams, 2008, p.17).

3.6. De resultaten vanuit het onderzoek en de toepasbaarheid in vergelijkbare praktijken. Het praktijkonderzoek richt zich op het Leger des Heils in de regio Almere. Volgens Van der Donk en Van Lanen (2015) is het onderzoek hierdoor context gebonden. Het onderzoek betreft het vraagstuk eenzaamheid en kwetsbaarheid onder ouderen. Dit maakt dat het een landelijk vraagstuk is dat in diverse organisaties kan worden onderzocht. De samenleving in het Westen vergrijst en er is sprake van divers onderzoek in deze richting. Het thema leeft zowel internationaal als nationaal en ik schat in dat het met de jaren steeds belangrijker gaat worden. Ik hoop dat de verkregen kennis, resultaten en de aanbevelingen van het

praktijkonderzoek wordt gebruikt in vergelijkbare praktijken. De resultaten van het onderzoek en het doen van praktijk onderzoek heeft een direct effect op het team Grijs Genoeg(en) en de ouderen binnen Almere.

(26)

4. Onderzoeksmethoden.

In dit hoofdstuk geef ik een beschrijving van de onderzoek context en ga ik in op de te hanteren methoden van dataverzameling. De beoogde samenhang tussen de verschillende fases en de vormen van dataverzameling staan centraal. Ik eindig het hoofdstuk door in te gaan op de onderzoeksfasen met instrumenten, de ethische aspecten en mijn rol als onderzoeker.

4.1. De onderzoek context.

Het onderzoek vindt plaats bij het Leger des Heils regio Almere en richt zich op de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) en op de ouderendoelgroep. Het sociale wijkteam zal worden benaderd over de bestaande samenwerking en over hun bekendheid met de

ouderendoelgroep. De ervaringen en de belevingen van de respondenten staan in het

onderzoek centraal. Uiteindelijk geven de respondenten de meest betrouwbare informatie af voor het praktijkonderzoek. In voorgaande hoofdstukken heb ik een theoretisch kader en een literatuuronderzoek verricht dat de basis gaat vormen voor het onderzoek. Het afnemen van de interviews en de focusgroep zorgt ervoor dat ik nog verder kennis neem van de nationale en internationale literatuur en dit verwerk. De focusgroep is een kwalitatieve onderzoeksvorm en is samengesteld uit deskundigen en belanghebbenden waarin er sprake is van een variatie van kennis en achtergronden van de deelnemers. De verkregen gegevens uit het interview en uit de focusgroep bespreek ik met de respondenten. Dit vergroot de betrokkenheid en de draagkracht van mijn onderzoek.

4.2. Onderzoeksfasen met instrumenten, de ethische aspecten en rol als onderzoeker. Het praktijkonderzoek tracht zoveel mogelijk betrouwbaarheid met zich mee te brengen. Volgens Van der Donk en Van Lanen (2015) verwijst betrouwbaarheid naar de stabiliteit en de consistentie van het onderzoek waarbij het onderzoek stabieler wordt naarmate het bij herhalingen dezelfde resultaten oplevert ongeacht de onderzoeker, de meetinstrumenten en of de omstandigheden. Door gebruik te maken van verschillende bronnen om informatie over het onderwerp te verzamelen krijg ik een beter en consistenter beeld uit de datagegevens. Het literatuuronderzoek, de interviews, en de focusgroep vormen samen de brontriangulatie (Doordewaard, Kil en Van de Ven, 2015).

(27)

Fig. 2 Schematische weergave onderzoeksfasen met instrumenten

Ik start het onderzoek met de verkenning op het thema kwetsbaarheid en eenzaamheid bij ouderen door literatuurstudie. Daarna ga ik in het praktijkonderzoek semigestructureerde interviews afnemen bij de eenzame kwetsbare ouderen met vraagstellingen die inzicht gaan geven op de deelvragen: hoe ervaren ouderen in hun dagelijks leven het gevoel van

kwetsbaarheid en eenzaamheid? en welke belemmerende factoren ervaren ouderen in de

begeleidingstrajecten dat wordt geboden door de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en)? In het semigestructureerde interview met de sociaal werkers ga ik met behulp van

vraagstellingen inzicht krijgen op de deelvraag: wat zijn de beelden, ervaringen en ideeën van de sociaal werkers van het ouderenwerk dat ze verrichten onder Grijs Genoeg(en)?

Volgens Van der Donk en Van Lanen (2015) wordt het semigestructureerde interview soms ook wel kwalitatieve of diepte-interview genoemd. Er is sprake van een algemeen

vooropgesteld interviewschema met algemeen geformuleerde vragen waar je in de praktijk van af mag wijken. Ik zal in de praktijk doorvragen als de respondent iets interessants zegt of als het voor mij niet duidelijk is wat er precies wordt gezegd en of wordt bedoelt. Op deze wijze komt er meer gedetailleerde informatie naar voren. De gegevens van het interview zal ik anoniem verwerken waardoor de bereidheid om mee te werken aan het onderzoek groter wordt (Van der Donk en Van Lanen, 2015).

(28)

Na de interviews zal er een vertelsessie plaatsvinden waarvoor de ouderen, de sociaal werkers en de wijkteammedewerkers zijn uitgenodigd om te horen wat empowerment, het achter de voordeur beleid en de presentietheorie is. Dit zal de deelvraag in het volgende interview die ik houdt met de sociaal werkers en de wijkteammedewerkers gaan beantwoorden: op welke wijze kan de inzet van empowerment, het achter de voordeur beleid en de presentietheorie volgens de sociaal werker bijdragen aan de versterking van de zelfredzaamheid van

ouderen? De respondenten worden vooraf per brief benaderd over het onderzoek. Volgens Evers

(2015) is het voor de analyse van de interviews niet noodzakelijk om elk detail, intonatie, stilte en overlap weer te geven. Ik kies voor een pragmatische transcriptie waarin alles wat wordt gezegd zal worden opgeschreven, maar de onderzoeker kiest uit wat in de analyse kan worden weggelaten Ik zal drie ouderen gaan interviewen. Verder kies ik ervoor om twee medewerkers uit het wijkteam te interviewen en neem ik minimaal vier interviews af bij de

sociaal werkers uit het team Grijs Genoeg(en). Er zal een focusgroep plaatsvinden samengesteld uit de ouderendoelgroep, de

wijkteammedewerkers en uit sociaal werkers van Grijs Genoeg(en). Er is sprake van een gemêleerde samenstelling, wat een goed beeld schetst van de praktijk situatie. Er is sprake van een verscheidenheid aan specialisme en ervaringen. De focusgroep gaat zich richten op de verhalen, de verbeelding en ervaringen van mensen omtrent eenzaamheid en

kwetsbaarheid. Volgens Swanborn (2006) heeft de focusgroep als doel om aan de hand van vragen of stellingen met elkaar van gedachten te wisselen over een specifiek onderwerp om de ideeën, wensen en denkbeelden van respondenten boven tafel te krijgen.

Ik werk als manager bij het Leger des Heils Flevoland in de gemeente Almere. Mijn positie heeft invloed op mijn rol als onderzoeker. Ik participeer in het onderzoek door de interviews af te nemen en door deel te nemen aan de focusgroep. Door open waar te nemen,

onderwerpen bespreekbaar te maken en te blijven agenderen vergroot ik de impact van het praktijkonderzoek in de organisatie. Door met de respondenten te co-creëren en me te

verbinden komen er nieuwe betekenissen tot stand en ben ik als participant onderdeel van het veranderproces. Volgens Van der Donk en Van Lanen (2015) ga je als onderzoeker om met ethische kwesties door het dialoog aan te gaan en de waarden en normen te bespreken. De zoektocht naar het doen van het goede is hierin van belang. Ik verwerk de uitspraken van de respondenten anoniem en mijn werkwijze is integer en transparant. Ik blijf gedurende het onderzoek aanspreekbaar en biedt ruimte voor de eigen ervaring.

(29)

5. Het professionaliseringsvraagstuk.

In dit hoofdstuk geef ik aan de hand van het Ikea-principe weer hoe het Leger des Heils is beïnvloedt door de lokale politiek en wat dit voor effect heeft gehad op Grijs Genoeg(en). Het professionaliseringsvraagstuk komt overeen met mijn praktijkvraagstuk. Volgens Kwakman (2003) kunnen professionaliseringsproblemen worden opgelost door in te grijpen op het kennisniveau en de beroepsgroep. Het kennisniveau en de beroepsgroep beoog ik met mijn praktijkonderzoek constructief te gaan bereiken en ik hoop dat er gezamenlijk verandering tot stand komt.

5.1. Het Ikea-principe heeft het beleid van het Leger des Heils beïnvloedt.

Trappenburg (2016) spreekt in haar oratie over de opkomst van het Ikea-principe wat behelst dat er binnen de sociale sector sprake is van verdringing. Het werk bestaat nog, maar moet worden uitgevoerd door anderen mensen tegen anderen voorwaarden. De politiek doet voor komen of er niets tegen het Ikea-principe is te doen en dat ze de onafwendbare trend van onderop waarnemen en deze alleen maar faciliteren. Het zogeheten Ikea-principe heeft zijn intrede gedaan en ik zie dat het Leger des Heils zich hierdoor negatief laat beïnvloeden. Er heerst steeds meer angst om je marktpositie kwijt te raken en er worden concessies gedaan waar het eigenlijk indruist tegen het morele kompas. Vrijwilligers en ervaringsdeskundigen worden steeds meer de norm. De buurt en het netwerk lijken nog de enige oplossing te zijn. De professional wordt steeds minder belangrijk geacht waardoor de problematiek toeneemt en de samenleving de dupe is. Volgens Hoijtink (2017) richt de hedendaagse sociale politiek zich op het ontzorgen en het normaliseren van de burgers en bestaat de verwachting dat als de overheid een stap terug doet de familie, buren en of vrijwilligers de taken van elkaar

overnemen. Er bestaat bij de overheid de aanname dat professionals mensen afhankelijk hebben gemaakt. Het Leger des Heils richt zich van oorsprong op de groep mensen die nergens terecht kan. In mijn opinie is het goed om het netwerk en de buurt te betrekken bij de trajecten van de doelgroep van het Leger des Heils. Als professional zie ik in mijn

beroepspraktijk dat de ouderendoelgroep het zonder de professionele begeleiding niet gaat reden. Participeren is door hun complexe situatie alleen in kleine stapjes mogelijk met blijvend professionele toezicht. Het is aan de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) de taak dat ze zichzelf blijven ontwikkelen en dat ze er blijven zijn voor de ouderendoelgroep.

(30)

Bersselaar (2009) bepleit dat de vanzelfsprekendheden van vroeger in het sociale leven en in de arbeid zijn verandert en er sprake is van een schemergebied van kansen en risico’s waarin mensen steeds weer opnieuw hun positie moeten bepalen. Om hier adequaat mee om te gaan is het ontwikkelen van een reflexieve identiteit noodzakelijk. Professionals worden hier steeds meer op getraind en leren omgaan met de bestaande jurisprudentie. Jurisprudentie verwijst naar wetten en staat in contrast met moresprudentie dat verwijst naar morele regels waar het verzamelen van gevallen als basis voor het oplossen van dilemma’s en het leren van de situatie centraal staat (Bersselaar, 2010).Volgens Koning (2016) is het ingewikkeld om in onze moderne samenleving integer te zijn en te blijven. Integriteit behelst meer als het naleven van voorschriften en is het van belang om integriteit te blijven oefenen in bijvoorbeeld een moreel beraad of door dilemmatrainingen te volgen. Ik hoop door mijn praktijkonderzoek bij te gaan dragen aan de professionalisering van de sociaal werkers van Grijs Genoeg(en) en ik hoop dat de ouderendoelgroep weer een stem krijgt.

(31)

6. Het verandervraagstuk.

In dit hoofdstuk staat mijn droom centraal. Ik ga daarna in op de principes van de

Appreciative Inquiry (AI) op het veranderproces. De 4-D cyclus wordt gekoppeld aan mijn praktijkonderzoek en ik geef het belang van open waarnemen aan. Ik eindig het hoofdstuk met de verantwoording van het gebruik van de Appreciative Inquiry (AI) methode. 6.1. Wat is mijn droom?

Mijn droom is dat kwetsbare ouderen een plek in de complexe samenleving krijgen die er toe doet. Ik droom van een goede begeleidingsvorm en ondersteuning dat wordt aangeboden door de professionals van Grijs Genoeg(en) waardoor de ouderen krijgen aangeboden wat ze nodig hebben. Het contact en de dialoog moet centraal komen te staan en leidend zijn in de

begeleiding. Ik hoop dat het marktdenken en de bedrijfsmatige cultuur stapsgewijs afneemt en dat de mens centraal staat. Ik droom dat mijn praktijkonderzoek gaat bijdragen aan de innovatie van het team Grijs Genoeg(en) en dat er vanuit de ouderendoelgroep duidelijk gaat worden wat ze nodig hebben in het contact en de begeleiding die wordt geboden. Verder moet de samenwerking met de wijkteammedewerkers de solide basis gaan vormen om ouderen te blijven bereiken en om de begeleiding gefinancierd te blijven krijgen. Door co-creatie en door verbindend te veranderen hoop ik dat de droom werkelijkheid wordt. 6.2. De principes van Appreciative Inquiry (AI) op het veranderproces.

Volgens Nieuwenhof (2008) worden veranderingen in organisaties met een bedrijfsmatige cultuur vaak aangepakt vanuit het tekort denken en wordt er instrumenteel ingezet op het verbeteren van effectiviteit. Binnen het Leger des Heils is dit nu al jaren zichtbaar. Volgens Masselink (2008) gaat veranderen volgens de Appreciative Inquiry (AI) juist uit van een aantal basisprincipes waarbij er een andere manier van veranderen mogelijk is door de positieve elementen binnen een organisatie centraal te stellen. In mijn praktijkonderzoek ga ik uit van het sociaal constructionistische principe waarin de professionals en de doelgroep door interactie met elkaar betekenis gaan geven aan de werkelijkheid. De werkelijkheid bestaat niet en zal worden vormgegeven door interactie en de onderlinge relaties. In lijn met de poëtische of openboekprincipe stel ik in het onderzoek vragen aan de ouderen en de professionals. Door de professionals en de ouderendoelgroep te gaan bevragen is er sprake

(32)

centraal staat. Het menselijk contact en welbevinden moet centraal staan. Volgens het

anticipatoire principe geven de toekomstbeelden de inspiratie om tot veranderingen te komen. In de gesprekken met de professionals en de doelgroep staat dit toekomstbeeld centraal. Volgens Masselink (2008) blijkt uit onderzoek dat plezier, inspiratie en creativiteit leiden tot een constructieve sfeer in het team. Het doen van onderzoek heeft een kwaliteitsverhogende, verleidende, verwonderde, systematische, grensoverschrijdende, versnellende, verbindende, insluitende eigenschap en het vergroot de variëteit (Tholke, Nabben, Kauffman, Wetzels en Sigaloff, 2009).

Aan de hand van de 4-D cyclus van Seel (2008) ga ik in mijn praktijkonderzoek in de focusgroep vragen stellen naar de positieve ervaringen en de verhalen van ouderen en professionals. Het waarderend bespreken hiervan vindt plaats in de discoverfase. Verkennen en vertellen staan centraal in deze fase. In de dreamfase zal er aandacht worden gegeven aan de toekomstdromen van de betrokken professionals en de ouderendoelgroep. In de designfase zal er worden gekeken naar de gewenste veranderingen en hoe dit vorm kan gaan krijgen. Er zal door co-creatie in gezamenlijke interactie worden geleerd.

In de subject-subject benadering wordt er ruimte gegeven aan nuancering en meervoudigheid waarbij er sprake is van gelaagdheid waarin de verschillende mensen kleur kunnen geven aan de situatie. Het uitgangspunt is dat de objectieve werkelijkheid niet bestaat en dat de

werkelijkheid subjectief is en voor iedereen anders. Door interactie aan te gaan vullen ze elkaar aan en komen ze mogelijk tot een oplossing. De constructionistische principe stelt dat de focus die mensen op iets leggen hun eigen realiteit wordt en dat de taal die mensen gebruiken hun eigen realiteit creëert (Seel, 2008).

6.3. Het belang van open waarnemen.

Volgens Scharmer (2008) is open waarnemen een manier om vanuit de subject-subject benadering naar een situatie te kijken waarbij het van belang is dat je probeert om je eigen zienswijze en vanuit een werkelijke interesse de ander waarneemt. Functioneel luisteren op relationeel, generatief en verwonderingsniveau staan centraal. Je bent bewust van jezelf en zoekt de verbinding op zonder oordeelsvorming. In de onderzoeksmethoden van mijn praktijk onderzoek is het belang van open waarnemen groot. Open waarnemen zal bijdragen aan de kwaliteitsresultaten van mijn praktijkonderzoek.

(33)

6.4.Verantwoording voor het gebruik van de Appreciative Inquiry (AI) methode. Volgens Roberts (2010) legt Problem-based learning (PBL) de focus liever op het

organiseren van de inhoud van het leerplan rondom de probleem scenario’s dan op de vakken of de disciplines. Onder begeleiding van academici werken studenten in groepen om door probleemoplossend vermogen en creativiteit problemen aan te pakken. De traditionele

benadering van Problem-based learning richt zich op de zoektocht naar het probleem door het uitvoeren van een diagnose waar er gestreefd wordt naar het vinden van een oplossing. De primaire focus ligt op wat is fout en dysfunctioneel, waardoor studenten de nadruk leggen op de problemen en gaan toelichten waarom de problemen zo zijn. Volgens Roberts (2010) vormt de Appreciative Inquiry (AI) een andere dimensie als onderzoeksvoorstel binnen de Problem-based learning, namelijk die van een kwalitatieve fenomenologische benadering. De geleefde ervaringen staan centraal. Volgens Bushe (1999) is Appreciative Inquiry een product van de socio-rationalistische paradigma waarin de sociale en de psychologische realiteit word behandeld als een product van het moment dat open staat voor een continue reconstructie en dus fundamenteel instabiel is. Appreciative Inquiry streeft ernaar om een collectief beeld van een nieuw en betere toekomst voort te brengen. Volgens Fitzgerald, Oliver & Hoxsey (2010) draagt de Appreciative Inquiry een schaduw met zich mee dat wordt gekenmerkt door polariteiten- de positieve tegen de negatieve, krachten tegen tekorten, leven gevende tegen tenietgaan, mysteries om te omarmen tegen problemen om op te lossen. De polariserende visies die bestaan van de Appreciative Inquiry devalueren onbedoeld niet alleen de probleemoplossende paradigma, maar doet ook stilzwijgend afbreuk aan het leven en het werk van allen die zichzelf met de beste intenties hebben gericht op het verbeteren van de wereld. De methode van de Appreciative Inquiry vind ik inspirerend omdat het uitgaat van waarderend onderzoek waar niet de problemen maar de kansen en mogelijkheden het uitgangspunt zijn. De professionals en de doelgroep ga ik bevragen over hun ervaringen, inzichten en visies rond het spanningsveld wat er volgens hun benodigd is voor de eenzame kwetsbare ouderen. Professionals in het sociale werkveld zijn begaan en hebben een

positivistisch mensbeeld. De professionals in het sociaal werk richten zich op de verbetering van de wisselwerking tussen de mens en de samenleving met oog voor de mogelijkheden en kwetsbaarheden in het leven van de mens (Hoijtink & Spierts, 2016).

(34)

Deel B. De resultaten.

(35)

Hoofdstuk 7. Analyse van de interviews met de ouderen.

In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven die zijn verkregen door de dataverzameling en de analyses van vier interviews afgenomen bij de ouderen. De

kwalitatieve data-analyse richt zich op het ervaren gevoel van eenzaamheid en het ervaren gevoel van kwetsbaarheid. Verder is er gekeken naar de activiteiten die ouderen ondernemen om met hun gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid om te gaan. De data-analyse richt zich verder op de ervaren kwaliteit van de begeleiding. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een data-analyse op de droom van ouderen.

7.1. De ervaringen van de onderzoeker.

In de praktijk bleek het ingewikkeld om bij de ouderen binnen te komen. De doelgroep van het Leger des Heils is complex en zorg mijdend. Ik heb als onderzoeker de sociaal werkers actief ingezet en betrokken bij mijn onderzoek. In het contact met de sociaal werkers stond het onderwerp eenzaamheid en kwetsbaarheid onder ouderen centraal. Er is met de sociaal werkers gesproken over de ouderen die in traject staan en er is gekeken naar wie er openstaat voor het onderzoek. De sociaal werker heeft invloed gehad op de voorselectie van ouderen die ik als onderzoeker heb benaderd. Dit is besloten om het begeleidingscontact niet te schaden en om ethisch verantwoord onderzoek te verrichten. De sociaal werkers gaven mij aan dat het contact dat onderling bestaat vaak fragiel is en dat het kan gebeuren dat mensen hun deuren sluiten voor de professionele zorg. In de praktijk heb ik uiteindelijk negen mensen benadert en ben ik bij vier mensen binnengekomen. De rest hield zijn deur dicht. Interventies om toch binnen te komen hebben geen gewenst effect gehad.

7.2. De ervaringen van ouderen over eenzaamheid en kwetsbaarheid.

Volgens de ouderen kenmerkt eenzaamheid zich door het gevoel van alleen zijn. Er is sprake van het ontbreken van een sociaal netwerk. Het gevoel van eenzaamheid gaat gepaard met verdriet, schaamte, stress en onzekerheid. De ouderen geven aan dat er dagelijks sprake is van een gevoel van eenzaamheid.

R. 1:’’Dat je alleen bent. Ik kan nergens naartoe.’’

(36)

Volgens de ouderen hangt de beleving van kwetsbaarheid nauw samen met de ervaren lichamelijke beperking. Ervaringen uit het verleden dragen de ouderen met zich mee. Het verleden heeft effect op hun huidige situatie. Verlieservaringen zorgen voor een ervaren emotionele kwetsbaarheid.

R.1:’’Ze hebben mij bijna me hele leven, gepest, de grond ingeboord. Je neemt dit mee, je staat er mee op en gaat ermee slapen.’’

R.4:’’Ik loop niet zoals een ander kan lopen (...) zomers gaan wandelen, dat kan ik beslist niet.’’

Het gevoel van kwetsbaarheid en eenzaamheid beïnvloeden elkaar.

R.3:’’Door de pijn voel ik me kwetsbaar en eenzaam ook. Het hangt samen, het beïnvloed elkaar.

De frequentie en de mate van het ervaren gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid verschilt per individu. De wijze waarop ouderen omgaan met hun ervaren gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid verschilt per individu.

7.3. Activiteiten die worden ondernomen om met eenzaamheid en kwetsbaarheid om te gaan. De ouderen geven zelf invulling aan hun activiteiten. De leeftijd en de ervaren fysieke

beperking beïnvloed het soort activiteiten dat ze ondernemen en hoe ze omgaan met het gevoel van eenzaamheid. Het kunnen participeren in de maatschappij is diffuus en afhankelijk van diverse factoren. Kwalitatief onderzoek over de invulling van actief oud worden bevestigd dat participeren veelal betrekking heeft op de alledaagse activiteiten. Het subjectieve gevoel van oud worden wordt geassocieerd met het niet langer in staat zijn om de dingen te doen die je als oudere wil kunnen doen (Stenner, McFarguhar en Bowling, 2011). Volgens Bowling (2009) heeft onderzoek aangetoond dat actief ouder worden door

autochtone bevolkingsgroepen anders wordt beleefd en gedefinieerd als door allochtone bevolkingsgroepen. Allochtone bevolkingsgroepen doen minder aan beweging en eten ongezonder dan de autochtone bevolkingsgroepen. Het risico is dat allochtone

bevolkingsgroepen ongezonder ouder worden met meer fysieke beperkingen.

Het meedoen aan een activiteit en het naar buiten gaan haalt mensen uit hun isolement. Het in contact staan met de ander en de mate van frequentie van contact verschilt per individu.

(37)

R.1:’’Ik ga naar de bijbelclub, ik heb iemand van de Zonnebloem die langskomt en ik schrijf veel in mijn dagboek.’’

R.2:’’Ik luister muziek, kijk televisie. Ik werk in de keuken’’.

R.3:’’Tv kijken, sinds kort wandel ik buiten.(…) Ik ga naar de klaverjasclub. Gewoon een kaartje leggen, met mensen praten. Dit leid me altijd af.’’

R.4:’’(…) Op de dag verzorging zit ik te zitten en te luisteren. Kijken hoe de mensen lopen en hoe vervelend ze zijn.(…) Maar ik zit er wel en zie het wel.’’

Verlieservaringen en de fysieke achteruitgang beïnvloeden de situaties en de gebeurtenissen die het gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid versterken. Volgens Boumans (2012) draagt een ziekte en de mate van kwetsbaarheid bij aan de belemmering bij ouderen om zich verder te ontwikkelen in de samenleving. De ervaren kwetsbaarheden en fysieke beperkingen ten gevolge van ouderdomsprocessen dragen bij aan een verdere mate van afhankelijk en immobiliteit in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten op verschillende leefgebieden.

R.2:’’In me jeugd is veel gebeurd. Door me jeugd is er veel fout gegaan. Drank, drugs en gewoon zien rond te komen. Stommiteiten uitvoeren. Klusjes doen, in de problemen komen.’’

R.3:’’Ja, die pijn, het gevoel dat je niets kan. Ik bedoel daar word je zo down van. Die pillen ook, die hebben dan weer van die bijwerkingen. Ik zit zo vaak binnen, ik doe niet echt wat

dan.’’

Naast de ervaren individuele kwetsbaarheid is er vaak ook sprake van een maatschappelijke kwetsbaarheid. Baart en Carbo (2014) verdelen kwetsbaarheid in het begrip frailty dat wordt gekenmerkt door natuurlijke verouderingsprocessen en de sterfelijkheid van de mens en het begrip vulnerability dat manipuleerbaar is door externe factoren. De maatschappelijke kwetsbaarheid neemt toe als de samenleving geen oog meer heeft voor de beperkingen en mogelijkheden van ouderen. Volgens Bulmer (1986) is de traditionele samenleving veranderd en is de buurt niet meer het centrale punt van steun en interactie. Het dagelijks leven speelt zich steeds meer af op het werk en door de toename van de mobiliteit en de globalisering is de buurt minder belangrijk dan voorheen. Fysieke kwetsbaarheid en marginale

leefomstandigheden zorgen ervoor dat ouderen steeds meer gebonden zijn aan hun lokale woonomgeving.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.0 Aanpassing inrichting OBS en plateau, parkeervakken Fortlaan, trottoirbreedte voor

Er komen namelijk niet alleen meer oudere mensen komen, maar ook hun levensverwachting neemt toe, waardoor de hoge kosten in het laatste levensjaar worden uitgesteld en

Als men stelt dat een goed doel gecombineerd met een goede handeling moet leiden tot een goed eindresultaat, dan houdt men geen discussie over.. Hetzelfde geldt voor kwade

(iii) Relatieve formele en informele machtsverhouding. Een derde wegingsfactor heeft betrekking op de relatieve formele en informele machtsverhoudingen tussen principaal en

Vóór alles is dat Zijn uitnodiging, zelfs Zijn uitdaging aan hun adres, om te geloven.” (157- 158) De Grijs spreekt van een “vrije, ongedwongen overgave aan de verrezen Heer,

Vanuit de zorg bekeken, staan De Groenen op het standpunt dat het druggebruik niet moet worden gestimu- leerd, maar dat de producten die op de.. markt zijn van goede

Fotodoos 'Grijs in Kleur' (Nele Delvoye, fotografie) Grijs in kleur : fotodoos ouderen in woord en beeld. [vormingsmateriaal] Nele Delvoye (foto’s), Paul Braem [et al.] (tekst),