• No results found

Hoofdstuk 8. Analyse van de interviews met de sociaal werkers

8.4. De kennis en het toepassing van de presentietheorie, de empowermentgedachte en het achter

In de data-analyse komt naar voren dat er onderling verschil bestaat in de kennis over en de toepasbaarheid van de presentietheorie, de empowermentgedachte en het achter de voordeur beleid. Het is niet duidelijk hoe dit komt en met wat dit heeft te maken. Eerder nam ik aan dat de leeftijd en de opleidingsachtergrond van de sociaal werker invloed heeft op de aanwezige kennis. Uit de data-analyse komt dit niet naar voren. Het zegt verder ook niets over de wens en de motivatie om jezelf verder op te leiden ter verbreding van de aanwezige kennis. De sociaal werkers staan allemaal open voor een opleiding en geven aan zich verder te verdiepen als dit nodig blijkt. De sociaal werkers geven aan voldoende theoretische kennis in huis te hebben om de ouderen te begeleiden. Er bestaat ook twijfel of ze wel voldoende doen of echt voldoende weten.

R.2:’’Ja, ik heb net mijn studie anderhalf jaar geleden afgerond. Maar alsnog ervaar ik nog onvoldoende kennis. Ik denk dat we hier nog wat meer handvatten in mogen krijgen.’’

Er is verdeeldheid tussen de sociaal werkers over de vraag of ze in voldoende mate

handelingsbekwaam hun werk met eenzame kwetsbare ouderen kunnen uitvoeren. Er bestaat twijfel en mensen zijn kritisch. De data-analyse laat zien dat twee van de vijf sociaal werkers

handelingsbekwaam voelen. Als ze ergens tegenaan lopen dan schakelen ze hulp in van een professional of gaan actief op zoek naar kennis.

R.1:’’Dat wordt moeilijker. De hulpverlening is ook verandert. We moeten meer, er zijn andere aspecten aanwezig die steeds belangrijker zijn geworden. Het echt contact maken,

daar is gewoon minder tijd voor.’’

R.2:’’Dit vind ik een moeilijke, want ik merk dat ik in mijn begeleiding veel probeer aan te reiken, maar ik het gevoel van eenzaamheid en kwetsbaarheid niet altijd wegneem.’’ R.4:’’Ja, ik voel me handelingsbekwaam en zal niet aarzelen om de expertise van anderen in

te schakelen wanneer ik dit nodig vind.’’

De sociaal werkers gaven aan wat ze effectief vinden van de inzet van de presentietheorie, de empowermentgedachte en het achter de voordeur beleid. Het is diffuus en het verschilt onderling welk onderdeel als effectief wordt beschouwd. Er bestaat geen twijfel over en of onbereid willigheid om de methodes in te zetten. De sociaal werkers denken dat ze effectief zijn en bij iedereen vormen ze voor zover ze bekend zijn onderdeel van de begeleiding. In de interviews is naar voren gekomen dat de sociaal werkers soms de methode niet kennen of na uitleg van de methode aangeven het al toe te passen. Er is dan voornamelijk sprake van impliciete kennis. Volgens Metz (2012) verwijst impliciete kennis naar de aanwezige kennis bij professionals die door hun als zo vanzelfsprekend wordt ervaren dat ze zich er niet meer bewust zijn dat ze over deze kennis beschikken. De eigen handeling dat tot stand is gekomen door opleiding, ervaring en intuïtie is een automatisch onderdeel geworden van hun

professioneel handelen. Volgens Van der Laan (2004) kan een professional als een expert beschouwd worden die niet zonder zijn intuïtie kan in het herkennen van patronen, als het gaat om het nemen van beslissingen in levensechte situaties. Niet het aanleren van het kunstje staat centraal, maar de set van kwaliteiten en vaardigheden die de professional beheerst door jarenlange ervaring.

8.5. De ervaren kwaliteit van de begeleiding en de verandering.

De sociaal werkers geven aan dat de begeleiding de afgelopen jaren is veranderd door de verhoogde administratiedruk en door vastgestelde kwaliteitseisen door de financiers. Dit heeft een direct effect op de kwaliteit van de uiteindelijke zorg die geboden wordt. Het

R.1:’’Ja, zeker. De laatste jaren is het steeds erger geworden. Ik hoor hier steeds meer ouderen over klagen en hun gevoelens hierover aangeven. Het is inderdaad waar dat de omstandigheden zijn veranderd. Er is minder tijd om de zorg aan te bieden en ik ben meer tijd

kwijt om beschikkingen aan te vragen. Om het half jaar moet het verlengt worden. Vroeger was er meer tijd om aan cliënten te besteden. De verantwoording naar de geldschieters en de

administratiedruk is toegenomen. Door de huidige financieringsverandering was er vroeger meer tijd voor de begeleiding. Een groot gedeelte gaat nu op aan zaken buiten de daadwerkelijke begeleiding. Ouderen ervaren inderdaad dat er minder aandacht is en dat er

minder tijd beschikbaar is.’’

De sociaal werkers zien dat de ouderen extra druk ervaren en dat er sprake is van gejaagdheid in het contact. Eveneens roept het bij de sociaal werkers negatieve reacties op.

R.2:’’Het is vervelend, het is irritant. Want daardoor heb ik soms het gevoel dat ik niet de zorg kan bieden die ik eigenlijk zelf wil bieden. Want eigenlijk zegt de gemeente ook tegen

je, je moet doelen bereiken en je moet zo hoog mogelijke zorg leveren, voor een lichte indicatie. Dit wekt bij mij gewoon een allergische reactie op.’’

Het door de ouderen ervaren ongemak van de huidige begeleidingssituatie kan volgens een sociaal werker er ook mee te maken hebben dat de ouderen contact missen en dat er daarom nooit voldoende tijd beschikbaar is.

R.3:’’Ja, dit snap ik. Maar dit ligt vaak in de ontspannen sfeer. Mensen missen dingen. Ik begeleid nu iemand die het liefst wil dat ik vier uur per dag de tijd vrijmaak om er te zijn. Het

gevoel heeft te maken met het gemis van sociale contacten.’’

In de data-analyse viel mij als onderzoeker op dat vier van de vijf sociaal werkers geen antwoord afgaven over wat er precies veranderd moet worden om met de ervaren problemen om te gaan. Als mogelijke oplossing voor het probleem werd het volgende aangegeven:

R.5:’’(…) Wij moeten ook van alles, waardoor je toch het gevoel krijgt, ik moet in die tijd zoveel proppen aan verplichte onderdelen, dat je eigenlijk nog meer tijd nodig heb om tot de essentie door te komen en dat is uiteindelijk de mens zelf. (…) Ik zal pleiten om hier echt wat

aan te doen. Dus terug naar af, hoe het eens was. Meer tijd! Want uiteindelijk duurt een traject dan korter.’’

De sociaal werkers die langer in dienst zijn van het Leger des Heils gaven aan dat ze teveel op de klok moeten kijken en een te hoge werkdruk ervaren. De ervaringen van vroeger en het systeem van toen leeft voor hun nog steeds. Er vindt door de sociaal werkers een vergelijking plaats tussen nu en vroeger en hieruit worden conclusies getrokken. Het huidige tempo dat is vereist vanuit de beschikkingsvorm is voor de ouderen te snel en doet afbreuk aan het contact en de benodigde vertrouwensband.

R.5:’’Ouderen hebben tijd nodig om to the point te komen. Dit is niet zo raar, als iemand bij mij thuis komt, ga ik ook niet binnen een uur mijn hele ziel en zaligheid vertellen, dat doe je

niet (…) Je moet de tijd hebben en niet op de klok moeten zitten kijken.’’

De systeemwereld eist teveel administratie en verantwoording van de sociaal werkers wat afdoet aan de kwaliteit van de theoretische verantwoording. Professionals worden laconiek over het werk wat ze moeten doen en over de kwaliteit die ze moeten leveren.

R.4:’’ (…) Ik vind dat de nadruk ligt op, waar sta je en waar ga je naartoe? Eigenlijk moet het werk niet gaan over het vergaren van handtekeningen op vaak doelloze verplicht gestelde

plannen of andere eisen.’’

In de data-analyse werd door een sociaal werker als oplossing gezocht naar een verandering in de samenleving. Minder voor jezelf zorgen en als samenleving meer voor elkaar zorgen op kleinschalig niveau. Dit ligt in lijn met de systeemeisen van de gemeente en vormt de basis voor het afschalen van de verantwoording en de verdeling van het rijk naar de lokale overheden. Op gemeentelijk niveau moet het geld worden uitgegeven en er moet lokaal gestuurd worden. De burger moet meer zelfstandig en in contact met het netwerk en of de buurt proberen op te gaan lossen.

R.3:’’Hoe krijg je meer sociale samenhang voor mensen? Dus het verantwoordelijk voelen voor elkaar, elkaar vertrouwen. Ik ben opgegroeid in een landschappelijke omgeving. Mensen

kennen elkaar, die ontmoeten elkaar. Als er iemand ziek is, dan gaat gewoon de buurvrouw langs. Ik zie dit bijvoorbeeld in de aanleunwoningen wel, dat je dit meer hebt. Omdat mensen

elkaar kennen, zoeken ze elkaar op.’’

Volgens de sociaal werkers draaien we als organisatie simpelweg mee met het systeem en is er geen kritisch geluid hoorbaar.

R.2:’’Minder dat gepusht vanuit de gemeente en ook minder vanuit de leidinggevende die zegt, de indicatie licht is niet dekkend genoeg, het moet hoger (…). Ze hebben bij de

gemeente vaak gewoon niet in de gaten wat de cliënt daadwerkelijk nodig heeft.

Het contact met de cliënt is door de systeemwereld verwrongen en de gemeente ziet

onvoldoende wat er speelt. De ouderendoelgroep van het Leger des Heils wordt volgens de sociaal werkers te kort gedaan en het beleid in de organisatie werkt in het voordeel van de gemeente. De dupe is de sociaal werker en de oudere zelf. Mogelijke veranderingen werden door de sociaal werkers nauwelijks aangedragen of er was sprake van rigoureuze drang om terug te gaan naar vroeger.