• No results found

Verbod op onbedwelmd ritueel slachten in strijd met godsdienstvrijheid? : De politieke, dierenwelzijns- en juridische discussie rondom het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbod op onbedwelmd ritueel slachten in strijd met godsdienstvrijheid? : De politieke, dierenwelzijns- en juridische discussie rondom het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bedwelmd ritueel slachten in strijd met vrijheid van

godsdienst?

De politieke, dierenwelzijns- en juridische discussie rondom het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren

Naam: E.A. Boshuis Studentnummer: 11019743 Begeleider: J.H. Reestman Datum: 5 juni 2017

(2)

Inhoud

TOC \O "1-3" \H \Z \U INLEIDING 1. RITUEEL SLACHTEN

1.1 ACHTERGRONDENENMETHODEN

1.2 DERELIGIEUZEDISCUSSIEOMTRENTRITUEELSLACHTEN

1.2.1 Religieuze teksten

1.3 FREQUENTIE

1.4 RITUEELSLACHTENENDECONSEQUENTIESVOORDIERENWELZIJN

1.4.1 Consequenties dierenwelzijn

1.4.2 Kritiek vanuit religieuze groeperingen

1.5 WETGEVINGTENAANZIENVANDIERENWELZIJNENRITUEELSLACHTEN

1.5.1 Dierenwelzijn in ontwikkeling 1.5.2 Historie ritueel slachten 1.5.3 Nationale wetgeving

1.5.4 Wetgeving in Europa en elders

2. HET WETSVOORSTEL VAN DE PARTIJ VOOR DE DIEREN 2.1 DOELVANHETWETSVOORSTEL

2.2 HETWETSVOORSTELINDE TWEEDE KAMER

2.3 HETWETSVOORSTELINDE EERSTE KAMER

2.3.1 Strijd met godsdienstvrijheid 3.2.2 Het amendement

2.3.3 Verkeerde punt geagendeerd en symboolwetgeving

2.4 HET CONVENANTONBEDWELMDSLACHTENVOLGENSRELIGIEUZERITEN

3. VRIJHEID VAN GODSDIENST EN RITUEEL SLACHTEN 3.1 ARTIKEL 9 EVRM

3.1.1 Gedachte, geweten en godsdienst 3.1.2 Belijden en tot uitdrukking brengen

3.2 ARTIKEL 9 LID 2 EVRM: BEPERKINGEN

3.2.1 Is er sprake van een beperking? 3.2.2 Voorzien bij wet

3.2.3 Legitiem doel

3.2.4 Noodzakelijk in een democratische samenleving

3.3 DE CHA’AREZAAK

3.3.1 De casus

3.3.2 Controversialiteit en dubbelzinnigheid

3.4 HETADVIESVANDE RAADVAN STATE

3.4.1 Advies Raad van State 3.4.2 Kernrechteerbiediging

3.5 GODSDIENSTVRIJHEIDENHETWETSVOORSTEL

3.5.1 Cha’are Shalom Ve Tsedek t. Frankrijk 3.5.2 Artikel 6 Gw

3.5.3 Artikel 9 lid 2 EVRM

CONCLUSIE

Strijd met godsdienstvrijheid?

LITERATUURLIJST BOEKEN

TIJDSCHRIFTARTIKELEN

BIJDRAGENINBOEKEN

FREQUENTGEACTUALISEERDEUITGAVEN

(3)

BUITENLANDSEBRONNEN

RAPPORTAGESENANDEREPUBLICATIES

PARLEMENTAIRESTUKKEN

Tweede Kamer Eerste Kamer

AMBTELIJKESTUKKEN

JURISPRUDENTIE

KRANTENARTIKELENENANDERE (NIEUWS)PUBLICATIES

(4)

Inleiding

؟نيدلا وه سوقط حبذ أجاف كهتنت ةيرح -

םאה

הטיחש

המומה

עוגפל

שפוחב

תדה

?

Oftewel: is bedwelmd ritueel slachten in strijd met godsdienstvrijheid? Wanneer je op Youtube filmpjes van ritueel slachten bekijkt, is de eerste gedacht die in je opkomt: dit moet worden verboden. Niet voor niets is ritueel slachten al decennialang een bron van maatschappelijke zorg. Al sinds begin vorige eeuw wordt discussie gevoerd over de dierenwelzijnsaspecten die met de slachtpraktijk gepaard gaan. Volgens de joodse en islamitische gebruiken mogen dieren voorafgaand aan de slacht niet worden verdoofd. Verschillende onderzoeken wijzen echter uit dat dit gepaard gaat met extra dierenleed, zoals stress en pijn voorafgaand en gedurende de slacht. 1 Spanning ontstaat wanneer

nationale autoriteiten het verplicht stellen om dieren voorafgaand aan de rituele slacht te bedwelmen. Deze verplichting geldt in veel landen al voor de reguliere slacht, maar voor het jodendom en de islam wordt hier in veel landen een uitzondering voor gemaakt in de wet.

In Nederland laaide in 2011 de discussie omtrent ritueel slachten op door een wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren (PvdD). Dit wetsvoorstel strekte ertoe een bedwelmingsplicht in te voeren voorafgaand aan de rituele slacht. In joodse en islamitische kringen stuitte het wetsvoorstel op grote weerstand; joden en moslims voelden zich aangetast in hun recht op godsdienstvrijheid zoals neergelegd in artikel 6 Grondwet (Gw) en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het wetsvoorstel werd met een grote meerderheid in de Tweede Kamer aangenomen, maar de Eerste Kamer bleek anders over de kwestie te denken; voor een algehele steun van het initiatiefvoorstel was geen sprake meer. In juni 2012 werd het wetsvoorstel met een meerderheid door de Eerste Kamer verworpen.

De vraag is waarom de Eerste Kamer een wetsvoorstel, dat met een overweldigende meerderheid in de Tweede Kamer wordt aangenomen, een jaar later met een grote meerderheid verwerpt. In deze scriptie zal worden gekeken hoe de Eerste Kamer tot dit oordeel is gekomen, en of een verbod op onbedwelmd ritueel slachten inderdaad in strijd is met het recht op godsdienstvrijheid. Om tot een beantwoording van die vragen te komen zal allereerst duidelijk worden gemaakt wat ritueel slachten precies inhoudt. Daartoe zal in het eerste hoofdstuk uiteen worden gezet wat de achtergronden en methoden van het ritueel slachten zijn. Daarbij zal duidelijk worden dat ook binnen de religieuze groeperingen zelf discussie bestaat over de vraag of dieren voorafgaand aan de rituele slacht mogen worden bedwelmd. Vervolgens zal de dierenwelzijnsdiscussie worden beschreven, waarbij verschillende dierenwelzijnsrapporten worden aangehaald. Het hoofdstuk zal eindigen met een wettelijk kader omtrent ritueel slachten. In hoofdstuk 2 zal het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren worden uitgelicht, waarbij met wordt ingegaan op de overwegingen in de Eerste en Tweede Kamer. Ten slotte zal in het laatste hoofdstuk worden geanalyseerd of het juridisch mogelijk is het onverdoofd 1 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 3.

(5)

slachten te verbieden, door verdoving van slachtdieren zonder uitzondering verplicht te stellen. Hierbij zal jurisprudentie van het EHRM worden aangehaald, gekeken worden naar het wetgevingsadvies van de Raad van State, en een toets worden uitgevoerd aan de hand van artikel 6 Gw en artikel 9 EVRM.

(6)

1. Ritueel slachten

1.1 Achtergronden en methoden

In Nederland gelden op grond van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren strikte voorschriften voor het doden en slachten van dieren. Zo zijn er regels over de deskundigheid van de slachter, het verplaatsen, onderbrengen, fixeren en slachten van dieren en de ruimte waarin en de instrumenten waarmee wordt geslacht. Daarnaast is vastgelegd dat de dieren zo min mogelijk lijden en geen pijn en opwinding ervaren voorafgaand en gedurende de slacht. Daarom geldt in Nederland de regel dat een dier dat wordt geslacht vóór het doden bewusteloos moet worden gemaakt (in vaktermen 'bedwelmd'). Een uitzondering op deze regel is gemaakt voor slachten volgens de joodse of islamitische rites, de zogenoemde ‘rituele slacht’. Bij slachten, volgens de joodse of islamitische ritus, mag onder voorwaarden het dier zonder bedwelming worden geslacht. Zo moet het dier op een voorgeschreven wijze worden gefixeerd zodat het zich niet kan bewegen tijdens het toedienen van de halssnede. Bij de halssnede worden de halsslagaders doorsneden en verliest het dier eerst zijn bewustzijn en vervolgens het leven ten gevolge van het bloedverlies. 2

Als we het in Nederland over ritueel slachten hebben, wordt daar over het algemeen koosjer (joods) en halal (islamitisch) slachten mee bedoeld. De term ‘ritueel slachten’ betekent dat dieren in een religieuze context worden geslacht. 3

Binnen het jodendom wordt ritueel slachten de shechita genoemd. De islam gebruikt de term dhabiha. De twee godsdiensten kennen sterk vergelijkbare slachtmethodes. Zo schrijven beide godsdiensten voor dat alleen levende en gezonde dieren mogen worden geslacht. Beide religies onderschrijven daarom het belang van een humane behandeling van de dieren. Daarnaast vertonen de gebruikte technieken overeenkomsten; beide godsdiensten schrijven voor dat het dier moet worden gedood door een halssnede aan te brengen met een scherp mes. Voorafgaand aan deze halssnede wordt het dier niet verdoofd. 4 In de joodse

traditie is slechts een getrainde slager (shochet) die van tevoren is beoordeeld door een Rabbi, gekwalificeerd om een dier te slachten. Voor de islam moet de slachter een moslim zijn. In tegenstelling tot de joodse slachter wordt de islamitische slachter niet geaccrediteerd door een religieuze autoriteit. Tijdens het slachten is een imam aanwezig die een religieuze tekst uitspreekt. 5 Beide

godsdiensten waarschuwen voorts tegen de consumptie van bloed en schrijven voor dat het dier moet sterven door bloedverlies als gevolg van de halssnede. 6

Het dier moet daarom bij bewustzijn zijn op het moment van de halssnede; een verdoving kan onzekerheid teweegbrengen over de doodsoorzaak van het dier. 2 Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, nvwa.nl.

3 Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008, p. 14. 4 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 656; KNMvD, Standpunt KNMvD over het onbedwelmd ritueel slachten van dieren, 2010, p. 2.

5 Kamerstukken II, 2007/08, 31571, nr. 3, p. 2-3.

6 G. van der Schyff, Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM: het Deense verbod als Europees vraagstuk, TvRRB 2015/1, p. 56.

(7)

Sommige moslims of joden staan alternatieve methoden toe, zoals het na de halssnede direct verdoven (‘post-stunning’) van het dier of het toepassen van ‘reversible stunning’, oftewel ‘omkeerbaar verdoven’. 7 Het dier wordt hierbij

slechts tijdelijk buiten bewustzijn gebracht, waardoor het wordt geslacht terwijl het in een soort slaaproes verkeert. Omdat de doodsoorzaak van het dier nog wel bij de halssnede ligt en niet bij de verdoving, accepteren bepaalde groepen gelovigen deze methode. 8

1.2 De religieuze discussie omtrent ritueel slachten

Hoewel ritueel slachten in Nederland – onder voorwaarden – is toegestaan, wordt al sinds begin vorige eeuw discussie gevoerd over de dierenwelzijnsaspecten die met de slachtpraktijk gepaard gaan. 9 In 2008 werd

deze discussie nieuw leven ingeblazen door een wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren. Met het wetsvoorstel wilde de PvdD een verbod in voeren op onbedwelmd ritueel slachten door aanpassing van (destijds) artikel 44 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Met het wetsvoorstel zou de uitzonderingsbepaling zoals opgenomen in het derde lid komen te vervallen, en zou het toedienen van voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten verplicht worden. 10 Het wetsvoorstel stuitte in joodse en islamitische kringen op grote

weerstand. Gelovigen stelden dat het voorafgaand bedwelmen van dieren aan de slacht niet samengaat met de religieuze voorschriften over dit onderwerp. Volgens de PvdD zou voorafgaand bedwelmen echter mogelijk zijn zonder de vrijheid van godsdienst aan te tasten. Verscheidene vormen van bedwelming in de rituele slacht, zoals reversible stunning, zouden volgens de partij ‘momenteel al op grote schaal worden toegepast, zowel in Nederland als in andere Europese lidstaten en Nieuw-Zeeland’. 11

Binnen de godsdiensten zelf bestaat er echter verdeeldheid over de vraag of dieren voorafgaand aan de slacht verdoofd mogen worden. 12 In een reactie op

het wetsvoorstel van Thieme gaf het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) 13 aan dat men deze vorm van slachten in het jodendom niet accepteert. 14

Het verdoven zou schade aan het dier kunnen toebrengen, wat zou betekenen dat het dier niet volledig gezond is wanneer het wordt geslacht en dus niet voldoet aan de eisen van de religieuze voorschriften. Daarnaast zou het verdoven kunnen 7 J. Janssen, Onverdoofd ritueel slachten: Dierenwelzijnargumenten tegen en godsdienstige argumenten voor deze slachtmethode, TvRRB 2014/)5)1, p. 36. 8 G. van der Schyff, Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM: het Deense verbod als Europees vraagstuk, TvRRB 2015/1, p. 57.

9 Kamerstukken II, 2011/12, 31751, C, p. 2. 10 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 1. 11 Kamerstukken II, 2007/08, 31571, 3, p. 1.

12 G. van der Schyff, Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM: het Deense verbod als Europees vraagstuk, TvRRB 2015/1, p. 57.

13 Het landelijk overkoepelend kerkgenootschap waarbij alle Nederlands-Israelische gemeentes in Nederland zijn aangesloten.

(8)

leiden tot onzekerheid over de doodsoorzaak van het dier. Dit laatste zou kunnen betekenen dat het dier helemaal niet ritueel is geslacht. 15 Er lijkt echter ook

ruimte te zijn voor de conclusie dat het verdoven van dieren niet in strijd is met de joodse voorschriften. Zo stelt Roni Ozari in zijn studie ‘Ritual Slaughter among Jews (Schechita), Muslims (Dhabiba) and Sikhs (Jhatká)’, dat de joodse religie een aantal basisregels geeft over de rituele slacht, maar dat: ‘all dealings before and after the slaughter should be considered to be of peripheral importance’. 16

Ook binnen de islamitische voorschriften lopen de opvattingen over verdoofd slachten uiteen. Voorstanders menen dat bedwelming voorafgaand aan de slacht is toegestaan omdat het overeenkomt met de hadith (instructies van de profeet Mohammed), waarin wordt voorgeschreven respectvol om te gaan met levende wezens. Ook staan bepaalde fatwa’s (juridische adviezen in de islam) onder bijzondere omstandigheden bedwelmd slachten toe. Zo verkreeg de electro-narcose techniek in Nieuw-Zeeland instemming van de moslimautoriteiten. 17

Volgens een onderzoek van de Britse Food Standards Agency (FSA) zou zelfs zo’n 88% van de moslims in het Verenigd Koninkrijk vlees eten van verdoofde dieren.

18 Eenzelfde situatie is te vinden in Denemarken, waar een groot deel van de

230.000 moslims vlees eet van bedwelmde dieren, indien de verdoving niet tot de dood van het dier heeft geleid. 19 Tegenstanders stellen echter dat voorafgaand

bedwelmen de kans doet toenemen dat het dier overlijdt voordat het daadwerkelijk is geslacht. Daarnaast zou volgens deskundigen het verbloeden van het dier langzamer verlopen of minder effectief zijn wanneer het dier van tevoren is bedwelmd. 20 Vanuit islamitische hoek kwam dan ook de nodige kritiek

op het wetsvoorstel van de PvdD. Zo sprak het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) 21 zich namens een groot aantal islamitische organisaties uit

tegen deze vorm van slachten.Volgens het CMO vereist de islam dat een dier vlak voor de slacht in een stabiele levenstoestand moet verkeren. Bij bedwelming zou de kans groot zijn dat een dier ten gevolge van de bedwelming komt te overlijden, waardoor het vlees niet meer halal is. Daarnaast blijft er bij bedwelmd slachten meer bloed in het lichaam van het dier achter dan het geval is bij onbedwelmd slachten, wat in strijd is met het verbod op bloedconsumptie. Het CMO bevestigt dat er tal van (gelovige) moslims zijn die bedwelmd geslacht vlees consumeren. ‘Dit is uiteraard juist, maar heeft geen betekenis voor de moslims die wel van 15 G. van der Schyff, Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM: het Deense verbod als Europees vraagstuk, TvRRB 2015/1, p. 57.

16 R. Ozari, Ritual Slaughter Among Jews (Schechita), Muslims (Dhabh) and Sikhs (Jhatkā), Hieronymus Buchreproduktions GmbH, 1984, p. 15.

17 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 657; Rapport Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008a, p. 2.

18 J. Meikle, ‘What does halal method animal slaughter involve’, The Guardian 8 mei 2014, theguardian.com.

19 G. van der Schyff, Onverdoofd ritueel slachten getoetst aan het EVRM: het Deense verbod als Europees vraagstuk, TvRRB 2015/1, p. 58.

20 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 6.

21 Het CMO is een officieël erkend samenwerkingsverband van ruim 380

moskeën en 10 moskeekoepels dat de belangen van moslims bij de Nederlandse overheid en politiek behartigt.

(9)

mening zijn dat onbedwelmd nooit halal kan zijn’. 22

1.2.1 Religieuze teksten

De religieuze teksten zelf zijn betrekkelijk vaag over het onderwerp en geven ook geen sluitend antwoord op de vraag of verdoofd ritueel slachten is toegestaan. Zo zijn de regels voor de joodse slachttechnieken vooral mondeling overgedragen. 23

De joodse voorschriften komen oorspronkelijk uit de Torah en de Talmoed. De Torah vormt de kern van de joodse religieuze wetgeving. De Talmoed is de uitwerking hiervan die door het rabbinaat in de loop der tijden is opgesteld. Samen vormen zij de Halacha, de religieuze wet. 24 De Torah schrijft het eten van

koosjer vlees voor. Koosjer (hebreeuws: kasjeer; letterlijk: geschikt) betekent dat het voedsel afkomstig is van planten of geoorloofde dieren en op een bepaalde manier is bereid volgens de regels van de joodse religie. 25 Ook worden een aantal

richtlijnen omtrent de slacht gegeven, zoals het verbod op het eten van bloed, kwalificaties van de slachter en de kwaliteit van de instrumenten waarmee wordt geslacht. De Torah geeft verder geen specifieke regels over de methoden van de rituele slacht. Zo wordt een verbod op het bedwelmen van dieren niet genoemd. Dit zou kunnen betekenen dat het voorafgaand bedwelmen van de dieren niet per definitie in strijd is met joodse voorschriften. 26

Binnen de islam zijn er vier bronnen van voedselwetten: de Koran, de Hadith, de soennah (religieuze tradities) en fikh (jurisprudentie van de Sharia). Halal betekent in het Arabisch wettig, toegestaan. Daar tegenover staat Haram: onwettig, verboden. Hieronder valt bijvoorbeeld het eten van varkensvlees of het eten van dode – niet zijnde geslachte – dieren. 27 De islamitische voedselwetten

geven echter ook geen sluitend antwoord op de vraag of voorafgaand bedwelmen is toegestaan. In de Koran is één passage te vinden over de noodzaak tot het slachten van ‘levende dieren’:

‘Verboden voor jullie zijn het kadaver, het bloed en het vlees van de varkens en hetgeen waarover anders (dan de Naam) van Allah is uitgesproken, het gewurgde, het geslagene, het gevallene, het gestokene en dat waar de wilde dieren van gevreten hebben - behalve wat jullie geslacht hebben. En (verboden zijn) wat op de afgodsaltaren geslacht is en wat jullie met pijlen verloten. Dat is een zware zonde. Op deze dag wanhopen degenen die ongelovig zijn aan (de bestrijding van) jullie godsdienst. Vreest hen niet, maar vreest Mij. Vandaag heb Ik jullie godsdienst voor jullie vervolmaakt en heb Ik Mijn gunst voor jullie 22 CMO, Position Paper: bescherming van dierenwelzijn vergt geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst!, 2011, p. 6.

23 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 653.

24 Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008, p. 1. 25 M. Godschalk, ‘Kosher, wat is het?’, NIK 2005, nik.nl.

26 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 654.

27 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 653-655.

(10)

volledig gemaakt en heb Ik de Islam voor jullie als godsdienst gekozen. En wie door honger gedwongen is, zonder neiging tot zonde: Allah is dan Vergevensgezind, Meest Barmhartig’. 28

De vraag of het voorafgaand bedwelmen van dieren is toegestaan blijft echter onbeantwoord. De tekst bevat alleen een expliciet verbod op het eten van dode dieren. Nu bepaalde vormen van bedwelmen het dier niet daadwerkelijk doden voordat het wordt geslacht, zou het zo kunnen zijn dat voorafgaand bedwelmen volgens de Koran niet per se verboden is. Zoals we net zagen lijken de opvattingen hier echter over te verschillen.

1.3 Frequentie

Volgens de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) werden in 2006 zo’n 300 miljoen dieren geslacht, waarvan 581.000 runderen, 1.340.000 kalveren, 715.000 schapen en geiten, 325.000.000 stuks pluimvee, 2.000.000 konijnen en 4.500.000 eenden. Daarvan werden 6 miljoen dieren ritueel geslacht. Meer specifiek zou het volgens de KNMvD gaan om circa 125.000 runderen, 850.000 schapen en geiten, 1.170.000 stuks pluimvee, 25.600 konijnen, 2000 duiven en 500 eenden. Volgens de KNMvD gaat het echter om een schatting. Het exacte aantal onbedwelmd geslachte dieren zou lager liggen, maar cijfers hierover zijn niet beschikbaar. 29 Zo sprak toenmalig staatssecretaris Henk

Bleker van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over minstens 370.000, maar niet meer dan 1.100.000 dieren. 30 Deze gegevens

hebben echter alleen betrekking op het aantal dieren dat werd geslacht in een abbatoir dat toestemming heeft van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit om ritueel te slachten. Volgens het NIK wordt slechts minder dan 1% van alle in Nederland geslachte dieren volgens de joodse riten geslacht. In totaal zou het volgens het NIK jaarlijks gaan om zo’n 1000 tot 2000 dieren. 31 In Nederland is

het aanbod van ritueel geslacht vlees in overigens groter dan de vraag. Het vlees wordt daarom ook naar andere landen geëxporteerd. Daarnaast is het niet verplicht om op een etiket aan te geven dat het gaat om halal of koosjer vlees. Ritueel geslacht vlees kan daarom als ‘regulier’ vlees op de markt worden gebracht. Zo mag volgens de Israëlitische rite de achterhand vaak niet geconsumeerd worden en wordt dit als regulier vlees verkocht. 32

1.4 Ritueel slachten en de consequenties voor dierenwelzijn

1.4.1 Consequenties dierenwelzijn

28 Koran, Surah Al-Ma’idah (5:3).

29 KNMvD, Standpunt KNMvD over het onbedwelmd ritueel slachten van dieren, 2010, p. 2.

30 Handelingen II, 2010/11, 31751, 73, item 2, p. 17. 31 NIK, Factsheet Joods Religieus Slachten, 2011, p. 1.

32 KNMvD, Standpunt KNMvD over het onbedwelmd ritueel slachten van dieren, 2010, p. 3.

(11)

Hoewel religieuze groeperingen stellen dat hun slachtpraktijk humaan is en bovendien onderdeel vormt van hun recht op vrijheid van godsdienst, gaat ritueel slachten volgens wetenschappelijke organisaties gepaard met onnodig dierenleed. 33 Zo werd in 2008 – in opdracht van het toenmalige ministerie van

Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) – door de Animal Sciences Group (ASG) een literatuurstudie uitgebracht over de welzijnsaspecten van ritueel slachten. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat onbedwelmd ritueel slachten nadeliger is voor het welzijn van dieren dan slachten na bedwelming. Met name de fixatie van dieren voorafgaand aan de rituele slacht zou volgens de onderzoekers tot stress kunnen lijden. Het fixeren, ofwel in bedwang houden van een dier, heeft als doel ‘de bewegingsvrijheid van het dier zodanig te beperken, dat het snel, trefzeker en doeltreffend gedood kan worden’. 34 Bij de rituele slacht

moeten de dieren op een andere manier gefixeerd worden, zodat dat de halssnede bij vol bewustzijn kan worden uitgevoerd. Deze fixatie kan volgens de onderzoekers veel stress teweeg brengen, met name bij runderen die op hun rug worden gedraaid. Zonder bedwelming geslachte dieren zullen bovendien een ernstige pijnprikkel ondervinden van het toebrengen van de halssnede. Daarnaast kan er bloed in de luchtpijp terecht komen, wat een verstikkend gevoel bij de dieren teweeg kan brengen. Ten slotte zouden runderen na de halssnede lang bij bewustzijn blijven doordat hun hersenen, anders dan bij schapen en pluimvee het geval is, nog even van bloed voorzien blijven. In het rapport worden diverse mogelijkheden aangedragen om de situatie van ritueel te slachten dieren te verbeteren, zoals het na de halssnede direct verdoven, slachten onder toezicht van een dierenarts, verbeteringen ten aanzien van de fixatie, en het behandelen van de dieren door goed opgeleid, gecertificeerd personeel. 35

Bevindingen uit andere wetenschappelijke rapporten sluiten aan bij de opvatting van de ASG. Zo oordeelde de Federation of Veterinarians of Europe (FVE) in een rapport van maart 2009 dat het slachten van dieren zonder voorafgaande verdoving ‘onder welke omstandigheid dan ook onacceptabel is’. 36 Volgens de

FVE duurt het bij onverdoofd geslachte dieren langer voordat zij hun bewustzijn verliezen. Gedurende deze periode kan een dier lijden aan zijn verwondingen of aan bloedverlies. Bovendien zouden er bij onverdoofd geslachte dieren meer maatregelen nodig zijn om het dier te fixeren. Volgens de FVE leidt dit tot onnodige stress bij de toch al angstige dieren. 37 Ook de KNMvD stelt dat bij de

onbedwelmde slacht het dierenwelzijn op verschillende punten in gevaar komt. Zo is volgens de KNMvD de kans op complicaties en fouten tijdens de rituele slacht groter dan bij de reguliere slacht. 38

Op Europees niveau heeft de discussie omtrent ritueel slachten in 2006 geleid tot 33 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 3.

34 Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008 p.9. 35 Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008 p. 26. 36 Federation of Veterinarians of Europe, Slaughter of Animals without Prior Stunning, 2010, p. 1.

37 Federation of Veterinarians of Europe, Slaughter of Animals without Prior Stunning, 2010, p. 1.

38 KNMvD, Standpunt KNMvD over het onbedwelmd ritueel slachten van dieren, 2010, p. 2.

(12)

de oprichting van een speciaal project, genaamd DIALREL (Dialogue Religious Slaughter). Doel van dit project was om de dialoog aan te gaan over dierenwelzijn, regelgeving en sociaal-economische aspecten om zo de kennis over ritueel slachten binnen Europa te delen, en tevens onderzoek te doen naar de consequenties van onbedwelmd ritueel slachten voor dierenwelzijn. Aan het project deden naast verschillende Europese landen vertegenwoordigers mee uit de joodse- en de moslimgemeenschap, NGO’s, wetenschappers en politici. In het eindrapport van DIALREL ‘Animal welfare concerns in relation to slaughter practices from the viewpoint of veterinary sciences’ van februari 2010 wordt geconcludeerd dat: ‘It can be stated that neck cutting without stunning poses the highest risk for animal welfare because restraining for the cut and during bleeding imposes extra manipulation to the animal. Additionally, pain, suffering and distress during the cut and during bleeding are highly likely. The latter is partly reduced during stunning post neck cutting. Although stunning methods themselves involve risks to animal welfare which have to be managed, stunning prior to neck cutting represents the lowest risk for overall compromise of animal welfare’. 39

1.4.2 Kritiek vanuit religieuze groeperingen

Ten tijde van het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren werd vanuit de Nederlandse geloofsgemeenschappen de nodige kritiek geuit op de wetenschappelijke rapporten. Hierbij was er vooral kritiek op de rapporten van de KNMvD en de ASG, omdat de Partij voor de Dieren destijds veel stellingen baseerde op deze onderzoeken. Zo gaf het NIK aan te twijfelen aan de herkomst van de rapporten van de KNMvD en de ASG en de wetenschappelijke onafhankelijkheid waarin zij tot stand zijn gekomen. De organisatie stelde dat onderzoekers de shechita juist beschouwen als een humane en diervriendelijke slachtmethode. De KNMvD zou de opvattingen van deze onderzoekers onvermeld laten en daarmee slechts ‘een eenzijdige verklaring afgeven’. Daarnaast zou de KNMvD gebruikmaken van niet geobjectiveerde standpunten door formuleringen als ‘zeer waarschijnlijk’, ‘onnodig’ en ‘mogelijkheid’ te gebruiken. Volgens het NIK zijn dit slechts ongefundeerde waardeoordelen zonder wetenschappelijke basis.

40 Het NIK wees er ook op dat het selecteren, verplaatsen en fixeren bij

onbedwelmd slachten, met uitzondering van het gebruik van het kantelapparaat en de restrainer, op dezelfde manier plaatsvindt als het uitselecteren, verplaatsen en fixeren bij de reguliere slacht. Volgens het NIK is ‘het goed fixeren van het dier een bewijs van de zorg van de Israëlische ritus om het dier zoveel mogelijk leed te besparen’. 41 Ook stelt de organisatie dat in de joodse religie geloofsregels juist

een belangrijke rol spelen bij het garanderen van dierenwelzijn. Zo zou het jodendom voldoende waarborgen ten aanzien dierenwelzijn kennen, die in de joodse wetgeving zijn verankerd, maar ‘waar door degenen die zich inzetten voor dierenwelzijn volledig aan wordt voorbijgegaan’. 42 Ook vanuit het CMO werd

kritiek geuit op de rapporten. In zijn position paper ‘Bescherming van 39 DIALREL, Animal welfare concerns in relation to slaughter practices from the viewpoint of veterinary sciences, 2010, p. 3.

40 NIK, Factsheet Joods Religieus Slachten, 2011, p. 3-4. 41 NIK, Factsheet Joods Religieus Slachten, 2011, p. 4. 42 NIK, Factsheet Joods Religieus Slachten, 2011, p. 8.

(13)

dierenwelzijn vergt geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst!’ stelt het CMO dat een respectvolle omgang met dieren in de islam een belangrijk uitgangspunt is. ‘Met onvoldoende wetenschappelijke grondslag zijn beweringen gedaan over het leed veroorzaakt door (onbedwelmd) ritueel slachten. Hiermee is onterecht de indruk gewekt dat de Islamitische rituele slacht in strijd is met dierenwelzijn. De Islamitische rituele slacht, mits goed uitgevoerd, waarborgt juist dierenwelzijn’. Daarnaast stelt de organisatie dat ‘de omstandigheden waaronder het dier gefokt wordt, de kwaliteit van het voer en het onderdak dat het krijgt, evenals de wijze van vervoer’, een grote rol spelen bij de beoordeling of het vlees halal is. ‘Alle leven van mens en dier is heilig en verdient bescherming. Het onnodig toebrengen van fysiek of emotioneel lijden is verboden’. 43

1.5 Wetgeving ten aanzien van dierenwelzijn en ritueel slachten

1.5.1 Dierenwelzijn in ontwikkeling

Het denken over onze relatie en de omgang met dieren is in de loop der eeuwen sterk gewijzigd. Waar ruim een eeuw geleden dierenwelzijn nauwelijks onderwerp van discussie was, is de aandacht voor dierenwelzijn in de loop der jaren flink toegenomen. In toenemende mate vindt dit zijn weerslag in het handelen van de mens en in de verankering van dierenrechten in wet- en regelgeving. De eerste concrete invulling van de Nederlandse overheid op het terrein van dierenwelzijn dateert uit 1886. In het toenmalige wetboek van Strafrecht werd een verbod ingevoerd op het mishandelen van dieren. 44Een

andere belangrijke ontwikkeling op het terrein van dierenwelzijn is de nota Rijksoverheid en Dierenbescherming uit 1981, waarin de overheid sprak over de erkenning van ‘de intrinsieke waarde van het dier’. In de nota werd vastgelegd dat het beleid rond dierenbescherming zou worden ontwikkeld vanuit de erkenning van de intrinsieke waarde van het individuele dier, waarbij het dier zoveel mogelijk beschermd moest worden tegen menselijke handelingen die zijn welzijn zouden aantasten. Begin jaren ’80 kwam de overheid met een wetsontwerp voor de ‘Gezondheidswet voor dieren’. Doel van deze wet was om tot een geïntegreerd kader te komen voor zowel de gezondheid als het welzijn van dieren. Uiteindelijk is dit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren geworden die in 1993 in werking is getreden (nu de Wet dieren van 2011). 45

Inmiddels heeft het dier ook bescherming gekregen in het Burgerlijk Wetboek (BW). Sinds de invoering van artikel 11.2 van de Wet dieren in 2011 wordt het dier in het BW niet langer als zaak beschouwd. Met de invoering van deze bepaling heeft het dier juridisch een bijzondere status gekregen. 46

43 CMO, Position Paper: bescherming van dierenwelzijn vergt geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst!, 2011, p. 11.

44 Kamerstukken II, 2007/08, 28286, 76, p. 6. 45 Kamerstukken II, 2007/08, 28286, 76, p. 6.

46 G. van Oven, Van twee kanten: Ritueel slachten? Eerste Kamer mist kans dierenwelzijn te verbeteren, RM Themis 2012/2, p. 91.

(14)

Ook op Europees niveau hebben ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van dierenwelzijn. Zo worden sinds het verdrag van Lissabon uit 2009 dieren gekenmerkt als ‘wezens met gevoel’. Artikel 13 van het verdrag van Lissabon stelt dat de lidstaten ‘bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, interne markt en onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte, ten volle rekening houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed’. 47

1.5.2 Historie ritueel slachten

In Europa is het voor joden sinds het eind van de negentiende eeuw toegestaan om volgens de shechita ritueel te slachten. In Nederland is dit recht in 1920 bij Koninklijk Besluit vastgelegd. Sinds die tijd zijn er echter ook al discussies over ritueel slachten. Hierbij speelde antisemitisme soms een rol, maar vaak was er sprake van stereotiepe denkbeelden over ritueel slachten als een primitief, barbaars gebruik. 48 De shechita werd desondanks in Europa lange tijd als een

algemeen aanvaarde praktijk beschouwd. Nadat in de Tweede Wereldoorlog in nazi-Duitsland en in de door Duitsland bezette buitenlandse gebieden een verbod op onverdoofd slachten ingevoerd, werd het na de oorlog weer toegestaan om ritueel te slachten. 49 Ook nu had deze regeling enkel nog

betrekking op de joodse rituele slacht. In de tweede helft van de twintigste eeuw laaiden de discussies over ritueel slachten weer op, dit keer ook over de rituele halalslacht. Twee ontwikkelingen speelden hierbij een rol. Ten eerste kwam er in Europa een steeds sterker wordende consensus voor een wettelijke bedwelmingsplicht bij de rituele slacht. Ten tweede speelde de komst van grote groepen immigranten uit moslimlanden een rol. Door de demografische gevolgen van deze aanzienlijke aantallen islamitische migranten werd uiteindelijk ook de onbedwelmde halalslacht in veel Europese landen geaccepteerd als een praktijk die naast de reguliere slacht kon bestaan. Sinds 1975 is het voor moslims in Nederland officieel toegestaan halal te slachten. 50 In de 21e eeuw is het draagvlak

voor ritueel slachten onder invloed van kritiek op de multiculturele samenleving echter weer afgenomen. Ook de intrede van de PvdD in 2006 in de politiek had tot gevolg dat in toenemende mate kritisch werd gesproken over de religieuze slacht. Sinds de opkomst van de PvdD wordt aan dierenwelzijn een grotere waarde gehecht dan voorheen. Het gevolg is dat in het publieke debat 47 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 662.

48 B. Kromhout, ‘Lessen uit het verleden: kritiek op ritueel slachten soms antisemitisch’, Historisch Nieuwsblad 2011, historischnieuwsblad.nl.

49 F. Bergeaud, New challenges for Islamic ritual slaughter: a European perspective, Journal of Etnic and Migration Studies 2007/6, p. 966.

50 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 8; F. Bergeaud, New challenges for Islamic ritual slaughter: a European perspective, Journal of Etnic and Migration Studies 2007/6, p. 966-969.

(15)

dierenrechten soms naast en tegenover de rechten van gelovigen worden geplaatst. 51

1.5.3 Nationale wetgeving

In Nederland is sinds 2011 de Wet dieren van kracht (voorheen de Gezondheids-en Welzijnswet voor dierGezondheids-en van 1992). Op grond van artikel 2.10 van de Wet dieren moeten dieren verdoofd worden voordat zij worden geslacht. Dit algemene gebod van verdoving kent echter weer een uitzondering. Die uitzondering is opgenomen het vierde lid van artikel 2.10 van de Wet dieren (voorheen artikel 44 lid 3 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) waarin vermeld staat dat het slachten van dieren zonder voorafgaande bedwelming volgens de israëlitische of de islamitische ritus is toegestaan. Tevens zijn hier voorwaarden opgenomen om te voorkomen dat de dieren onnodig lijden. Op grond van het Besluit houders van dieren gelden onder meer de volgende eisen voor onbedwelmd ritueel slachten:

- De bouw, de inrichting en de voorzieningen van een slachthuis moeten zodanig zijn, dat de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden wordt bespaard (artikel 1.12 Besluit houders van dieren);

- De halssnede mag alleen worden uitgevoerd door een speciaal opgeleide slachter (artikel 5.6 Besluit houders van dieren);

- De instrumenten, installaties en verdere voorzieningen voor het vastzetten en doden van dieren zijn zo ontworpen, vervaardigd en onderhouden en worden zo gebruikt dat de dieren snel en doeltreffend worden gedood;

- Na de halssnede moeten de dieren gefixeerd blijven totdat bij controle is gebleken dat ze geen tekenen van bewustzijn of gevoeligheid meer vertonen. Daarnaast geldt een van de diersoort afhankelijke minimale fixatietijd van 30 of 45 seconden. Voordat overgegaan kan worden tot verdere slachthandelingen moet eerst vastgesteld zijn dat de dieren geen enkel teken van leven meer vertonen (artikel 5.8 jo. 5.9 Besluit houders van dieren).

Om ritueel te slachten in Nederland moet het slachthuis geregistreerd zijn voor onbedwelmd slachten. Hiervoor moet een melding worden gedaan bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Melding kan worden gedaan via een bij de NVWA verkrijgbaar formulier, waar het aantal verwachte slachtingen moet worden ingevuld (artikel 5.5 Besluit houders van dieren). De NVWA houdt met steekproeven toezicht op de naleving van de regels voor ritueel slachten. 52

51 H.A. Post, Vrijheid van godsdienst in een democratische samenleving: Het recht van de individuele person in een spanningsveld van rechten en vrijheden (diss. Universiteit Tilburg), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2014, p. 266. 52 Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008, p. 4.

(16)

1.5.4 Wetgeving in Europa en elders

In 1982 is door de Raad van Europa de European Convention for the Protection of Animals for Slaughter opgesteld. Nederland heeft dit verdrag in 1981 ondertekend. Artikel 12 van het verdrag stelt het verplicht om dieren voorafgaand aan de slacht te verdoven. Op grond van artikel 17 kan hier een uitzondering op worden gemaakt in het geval van rituele slacht. Wel moet daarbij op grond van artikel 13 van het verdrag elke vermijdbare pijn, elk opwinden of elk vermijdbaar lijden worden voorkomen. De Europese Richtlijn 93/119/EC (Richtlijn inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden) kent een vergelijkbare regeling. Artikel 5 lid 1 c van de richtlijn bepaalt dat eenhoevigen, herkauwers, varkens, konijnen en pluimvee vóór het slachten dienen te worden bedwelmd alvorens te worden gedood. Artikel 2 uit bijlage D van de richtlijn maakt een uitzondering voor religieuze riten. Uit het artikel volgt dat het bepaalde in lid 1 onder c, niet geldt voor dieren die worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor bepaalde religieuze riten. Het staat lidstaten dus vrij om van artikel 5 van de richtlijn af te wijken. Dit betekent ook dat er tussen de lidstaten verschillen zijn in het wel of niet toestaan van onbedwelmde rituele slacht. 53 Sommige Europese landen, waaronder Nederland,

België, Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, staan onverdoofd ritueel slachten toe. In andere landen, bijvoorbeeld in Oostenrijk en Finland, mag het bedwelmen plaatsvinden na het toebrengen van de halssnede (post-stunning). In landen als Zweden, Noorwegen, Estland, IJsland, Denemarken en Zwitserland is slachten zonder voorafgaande bedwelming verboden. Wel wordt in veel van deze landen halal of koosjer vlees geïmporteerd om tegemoet te komen aan de religieuze gemeenschappen. 54

Ook buiten Europa lopen de regels en voorwaarden omtrent ritueel slachten uiteen. Zo is het in de Verenigde Staten toegestaan om zonder bedwelming ritueel te slachten. Dit is geregeld in de Humane Slaughter Act. Een video over de slacht van runderen volgens de shechita zorgde daar daar voor veel opschudding, waardoor er betere slachtmethodes werden ontwikkeld die tot minder stress zouden leiden. In Canada morgen dieren, met uitzondering van enkele kleine soorten, niet bij bewustzijn worden geslacht. 55 In Nieuw-Zeeland is – zoals we al

eerder zagen – slachten zonder bedwelming verboden. Deze praktijk spreidt zich inmiddels uit naar Australië. Ook in Maleisië mogen dieren die halal geslacht worden, voorafgaand aan de slacht worden bedwelmd. 56

53 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 8.

54 Animal Sciences Group, Ritueel slachten en het welzijn van dieren, 2008, p. 5. 55 C.M. Zoethout, Ritual Slaughter and the Freedom of Religion: Some Reflections on a Stunning Matter, HRQ 2013/35, p. 663.

(17)

2. Het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren

2.1 Doel van het wetsvoorstel

Op 2 september 2008 werd door de Partij van de Dieren het ‘Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten’ ingediend. Doel van het wetsvoorstel was de uitzonderingsbepaling zoals opgenomen in het derde lid van artikel 44 van de

(18)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te laten vervallen. 57 Als hoofdreden

voor het wetsvoorstel gaf de PvdD aan dat het onverdoofd ritueel slachten volgens de joodse en islamitische traditie dierenwelzijnsproblemen veroorzaakt zoals stress, pijn en leed voorafgaand en gedurende de slacht. De PvdD baseert dit op verschillende onderzoeken van partijen als de KNMvD, de FVE en het Britse Farm Animal Welfare Council (FAWC). 58 De PvdD haalt vergelijkbare

problemen van de rituele slacht aan, zoals de fixatie van de dieren, de vergrootte kans op complicaties en fouten en de lengte tot het optreden van het bewustzijnsverlies. 59 Volgens de PvdD is het voorafgaand bedwelmen van dieren

aan de slacht een goede oplossing voor de probelemen die bij de rituele slacht komen kijken en is het mogelijk om dieren voorafgaand aan de slacht te bedwelmen met zowel respect voor de islamitische als de joodse religie. 60

Het wetsvoorstel levert volgens de PvdD geen strijd op met het recht op godsdienstvrijheid zoals neergelegd in artikel 6 Gw en artikel 9 EVRM, omdat dit recht van overheidswege begrensd worden. Op grond van artikel 6 Gw heeft een ieder namelijk het recht zijn godsdienst te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Dit laatste is volgens de PvdD relevant, nu het volgens de wet verboden is om onverdoofd te slachten, en zo dieren te beschermen tegen stress, pijn en lijden voorafgaand en tijdens de slacht. Daarnaast kan een beperking op onbedwelmd ritueel slachten volgens de PvdD gerechtvaardigd worden op grond van de ‘goede zeden’, één van de beperkingsgronden van het recht op godsdienstvrijheid uit artikel 9 lid 2 EVRM. Wat als goede zeden kan worden beschouwd is volgens de PvdD bovendien geen statisch gegeven. De partij stelt dat er vanuit de maatschappij een roep is om het welzijn van dieren te borgen, waarbij de wetgever bij het maken van keuzes rekening mee dient te houden: ‘Godsdienstige en culturele tradities die dieren in hun welzijn aantasten, moeten zich op dit punt vernieuwen naar de normen zoals die vandaag gelden. Tradities zijn immers geen onveranderlijke verschijnselen, maar kunnen zich in de loop der tijd aan nieuwe opvattingen en nieuwe morele normen van mensen aanpassen en hebben dat in het verleden ook steeds zo gedaan’. 61 De PvdD trekt hierbij de vergelijking met de besnijdenis van meisjes in

Nederland, ‘dat hoewel voorgeschreven vanuit een bepaald geloof, ook verboden is in Nederland’. In principe is dit volgens de PvdD in strijd met het recht op godsdienstvrijheid, ‘maar hebben we er als samenleving voor gekozen dat lichamelijke bescherming van meisjes en vrouwen zwaarder telt’. 62

2.2 Het wetsvoorstel in de Tweede Kamer

In de eerste helft van 2011 werd in de Tweede Kamer gedebatteerd over het wetsvoorstel van de PvdD. Hierbij bleek dat vooral de christelijke partijen het wetsvoorstel niet zouden steunen. Zij ontleenden hun argumenten aan het advies 57 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 1. 58 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 4. 59 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 5. 60 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 7. 61 Handelingen I, 2011/12, 31571, 32, item 5, p. 14. 62 Kamerstukken II, 2007/08, 31751, 3, p. 11.

(19)

van de Raad van State, waarbij de Raad adviseerde het wetsvoorstel nader te overwegen. 63 Ook de achterban van D66 en de PvdA had bezwaar tegen het

wetsvoorstel. Deze weerstand was uiteindelijk aanleiding voor de indiening van het amendement Veldhoven c.s. 64 Met dit amendement werd de mogelijkheid van

ontheffing van het verbod op onbedwelmd ritueel slachten gegeven, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs kan worden aangetoond dat het welzijn van dieren bij de rituele slacht niet in grotere mate wordt benadeeld dan bij de reguliere slacht. Het amendement zou volgens initiatiefnemers ‘het wetsvoorstel verbeteren, door niet alleen de plicht om voorafgaand te bedwelmen, maar ook het daarmee beoogde doel in de wet vast te leggen: zorgen dat dieren bij rituele slacht niet meer in het dierenwelzijn worden aangetast dan bij de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming’. 65 Het amendement zorgde

er voor dat artikel 44, derde lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren als volgt kwam te luiden: ‘Het slachten van dieren volgens de israëlitische of de islamitische ritus is slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in de vorige volzin, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van de slachtdieren (…) niet in grotere mate wordt benadeeld dan de mate van benadeling waarvan sprake is bij het [verdoofde] slachten (…)’. 66

Als gevolg van het amendement-van Veldhoven c.s. werd het wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren op 28 juli 2011 met een overduidelijke meerderheid aangenomen. Een grote meerderheid van VVD, PvdA, PVV, SP, D66 en GroenLinks stemde vóór het wetsvoorstel (116 stemmen). Drie PvdA’ers en één Kamerlid van de PVV, de partijen CDA, ChristenUnie en SGP stemden tegen (30 stemmen). 67 Zij

stelden dat het verbod op onbedwelmd ritueel slachten een te grote inbreuk op de vrijheid van godsdienst zou vormen. Naast de initiatiefwet werden er twee moties aangenomen van de leden van Gerven van de SP, over een verbod op kantelboxen, en een motie van het lid Ouwehand van de PvdD, dat een verzoek deed aan de regering om met een plan van aanpak te komen om de huidige slachtpraktijk te verbeteren. 68

De aanname van het wetsvoorstel stuitte in joodse en islamitische kringen op grote weerstand. De geloofsgemeenschappen zagen het wetsvoorstel als een aantasting van hun recht op vrijheid van godsdienst, zoals neergelegd in artikel 6 Gw en artikel 9 EVRM. 69 Hoewel de PvdD benadrukte dat het wetsvoorstel zich

uitsluitend richt op dierenwelzijn en geen godsdienstige motieven bevat, werd het element van godsdienst binnen joodse en islamitische kringen wel als kenmerkend voor ritueel slachten ervaren, en derhalve als een ontzegging van 63 Handelingen II, 2010/11, 31571, 54, item 4, p. 4-29.

64 Kamerstukken II, 2010/11, 31571, 18. 65 Kamerstukken II, 2011/12, 31751, C, p. 26. 66 Kamerstukken II, 2010/11, 31571, A.

67 Kamerstukken II, 2010/11, 31571, 98. 68 Kamerstukken II, 2010/11, 31571, 98.

(20)

het recht om volgens de geloofsregels te slachten. 70 Bovendien ervaarden

gelovigen het wetsvoorstel als discriminerend en disproportioneel, omdat de bio-industrie, die volgens hen tot meer dierenleed zou leiden, buiten schot bleef. Ook op de omgekeerde bewijslast uit het amendement werd kritiek geuit. Zo zou het volgens de joodse en islamitische gemeenschap onmogelijk zijn om een ontheffing te krijgen van het verbod, omdat er geen consensus zou bestaan tussen de wetenschappelijke onderzoeken en daarmee nooit eensgezindheid zou kunnen bestaan over een eventuele vrijstelling. De ontheffing zou de facto dus neerkomen op een volledig verbod. 71

2.3 Het wetsvoorstel in de Eerste Kamer

Hoewel het wetsvoorstel met een grote meerderheid in de Tweede Kamer werd aangenomen, dacht men in de Eerste Kamer anders over de kwestie. Voor een algemene steun van een verdovingsplicht was in zijn geheel geen sprake meer; op 12 juni 2012 werd het wetsvoorstel van de PvdD met een hoofdelijke stemming door de Eerste Kamer verworpen. 72 21 senatoren stemden vóór het

wetsvoorstel (de fracties van PVV, PvdD, SP, OSF, 50PLUS en een aantal senatoren van GroenLinks), 51 senatoren stemden tegen (de fracties PvdA, CDA, SGP, ChristenUnie, D66 en wederom een aantal senatoren van GroenLinks). Tijdens de stemming werden door de Eerste Kamer tevens drie moties aangenomen. De motie-Schrijver sprak zich uit voor een beleid dat gericht is op verbetering van dierenwelzijn, en verenigbaar is met het recht om de slacht volgens de islamitische of joodse gebruiken uit te voeren. Daarbij werd tevens het verzoek aan de regering gedaan om in overleg met experts en betrokken organisaties, waaronder het CMO en het NIK, kwaliteitseisen te ontwikkelen voor zowel de rituele als de reguliere slacht. De tweede motie, de motie-Vos, verzocht de regering met voorstellen te komen voor extra regels met betrekking tot het houden van dieren, het transport en de leefruimte en voor een strengere handhaving. De derde motie, de motie-Vliegenthart, verzocht de regering om vóór 1 oktober 2012 met een notitie te komen die meer inzicht zou verschaffen in de huidige gang van zaken bij de grootschalige industriële vleesproductie en daarnaast maatregelen voorstelt om het dierenwelzijn voor en tijdens de slacht beter te beschermen. 73

2.3.1 Strijd met godsdienstvrijheid

Vanuit de Eerste Kamer klonken verschillende bezwaren tegen het wetsvoorstel van Thieme. Allereerst werden er principiële bezwaren geuit tegen de inperking 70 J. Janssen, Onverdoofd ritueel slachten: Dierenwelzijn argumenten tegen en godsdienstige argumenten voor deze slachtmethode, TvRRB 2014/(5)1, p. 35. 71 ‘Tweede Kamer akkoord met verbod rituele slacht’ NRC Handelsblad 29 juni 2011, nrc.nl.

72 P. Cliteur, Criteria voor juridisch te beschermen godsdienst, NJB 2012/2531, p. 1.

73 ‘Initiatiefvoorstel-Thieme niet aanvaard in Eerste Kamer’, Eerste Kamer 20 juni 2010, eerstekamer.nl.

(21)

van het recht op godsdienstvrijheid. Zo vonden verschillende Kamerleden dat met het wetsvoorstel dierenrechten boven mensenrechten werden gesteld. Volgens de ChristenUnie is het onjuist dat het wetsvoorstel dierenwelzijn bij rituele slacht een zwaardere rol laat spelen dan vrijheid van godsdienst, ‘nu dierenwelzijn niet is verankerd in de Grondwet en vrijheid van godsdienst wel’. 74

Ook de PvdA heeft bezwaren tegen de beperking van godsdienstvrijheid door het wetsvoorstel. ‘Respect voor grondrechten, inclusief voor vrijheid van godsdienst en rechten van minderheden, maakt deel uit van de kenmerken waar Nederland als land van tolerantie en pluriformiteit eeuwenlang voor gestaan heeft. Deze warden behoren ook tot de kern van onze democratische rechtsstaat en van de international rectsorde. Zij zijn diep verankerd in onze Grondwet en international mensenrechtenverdragen die op dit punt directe werking in Nederland hebben. Het gaat om fundamentele vrijheidsrechten die burgers, individueel en in groepsverband, tegen de Staat beschermen. Vanuit het mensenrechtenperspectief valt in de eerste plaats op dat in het wetsvoorstel het dierenwelzijn vooropstaat, zonder afwegingsbevoegdheid ten opzichte van het rechtsgoed van godsdienstvrijheid’. 75 Volgens de PvdA is de beperking van de

godsdienstvrijheid tevens onverenigbaar met de beginselen van proportionaliteit en subsidiarieit. Zo vraagt de partij zich af waarom initiatiefneemster meteen met een verbodsbepaling is gekomen en niet met initiatieven voor beleidsmaatregelen. ‘Was deze vergaande weg de enige die openstond?’ 76

Hetzelfde doel, namelijk een wezenlijke verbetering van het dierenwelzijn bij rituele slacht, zou volgens de PvdA ook langs een andere weg kunnen worden bereikt dan een algemene verbodsbepaling met eventuele ontheffing. Tevens vindt de partij het niet ‘noodzakelijk om in een democratische samenleving een zo vergaande verbodsbepaling uit te vaardigen’. 77 Ook de VVD is van mening dat

de wet onvoldoende ruimte geeft en ook onvoldoende uitdrukking is van de grondwettelijke opdracht van proportionaliteit, ‘dat wil zeggen een heldere afweging van de belangen die in het geding zijn, in dit geval de belangen van dierenwelzijn zowel als de vrijheid van godsdienst’. 78 Thieme verdedigde haar

wetsvoorstel door te stellen ‘dat de openbare zeden in het geding zijn, dat we te maken hebben met een algemeen maatschappelijk dringende behoefte om het dierenwelzijn op een hoog plan te brengen en te houden, en dat dit onderdeel uitmaakt van de openbare zeden. Dat is een heel normale manier van omgaan met beperkingsgronden als het gaat om de openbare orde, de openbare veiligheid of gezondheid of in dit geval de openbare zeden, waar het dierenwelzijn ook onder valt’. 79

3.2.2 Het amendement

Een tweede en tevens groot bezwaar dat doorklinkt vanuit de Eerste Kamer is het amendement-Veldhoven c.s. dat door de Tweede Kamer vlak voor de 74 Kamerstukken I, 2011/12, 31571, C, p. 19. 75 Handelingen I, 2010/11, 31571, 12, item 2, p. 2. 76 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 3. 77 Handelingen I, 2011/12, 31571, 32, item 5, p. 22. 78 Handelingen I, 2011/12, 31571, 32, item 5, p. 37. 79 Handelingen I, 2010/11, 31571, 12, item 9, p. 74.

(22)

stemming over het wetsvoorstel werd aangenomen. Terwijl de PvdD overtuigd is van het feit dat de ontheffingsmogelijkheid een goede aanvulling is op het wetsvoorstel, omdat duidelijk wordt gemaakt dat de vrijheid van godsdienst onder alle omstandigheden gerespecteerd en beschermd blijft, voeren tegenstanders aan dat de bewijslast hiermee bij de slager komen komt te liggen, in plaats van bij de overheid. 80 Volgens hen behoort vrijheid de regel te zijn en de

beperking de uitzondering; ‘hier is de beperking de regel en vrijheid de uitzondering. Tevens moet daarbij door de slachter aan een voorwaarde voldaan worden waarvan de PvdD zelf zegt dat daar – vooralsnog – niet aan valt te voldoen’. 81 Het CDA sluit hierbij aan; volgens de partij is er sprake van

strijdigheid met de godsdienstvrijheid, omdat ‘volgens de huidige wetenschappelijke inzichten ontheffing van het verbod nooit mogelijk is’. 82 De

VVD stelt dat het amendement slechts is aangenomen ‘om de scherpe randjes van het wetsvoorstel af te halen, maar in de praktijk zal niemand er iets mee kunnen’.

83 Ook op de juridische kwaliteit en de toepasbaarheid van het amendement is

kritiek. 84 Zo zijn er volgens de de VVD en de SGP geen duidelijke stappen in het

wetsvoorstel opgenomen die de bewijsvoering van de ontheffingsmogelijkheid beschrijven. 85 Ook de PvdA heeft haar twijfels over dit punt. ‘Ook in

geamendeerde vorm zijn de verbodsbepaling en de opgenomen ontheffingsgrond zo algemeen en wordt daardoor zoveel aan de algemene maatregel van bestuur en de beoordelingsvrijheid van de minister overgelaten, dat wij ons afvragen of dit toepasbaar en handhaafbaar is’. De partij vraagt zich bovendien af wat er überhaupt onder onafhankelijk vastgesteld bewijs moet worden verstaan, en welke entiteiten hiertoe zullen worden aangewezen. 86

2.3.3 Verkeerde punt geagendeerd en symboolwetgeving

Een ander opvallend kritiekpunt is dat de PvdD zich beter op wetgeving zou moeten richten betreffende de bio-industrie. Zo betoogt de ChristenUnie dat het bij rituele slacht slechts om een gering percentage van alle geslachte dieren gaat, en de PvdD zich daarom beter op de grootschalige industriële slacht zou kunnen richten. 87 Ook D66 vraagt zicht af of de PvdD wel het juiste probleem heeft

geagendeerd. 88 Volgens de partij ‘staat hier niet het leven van dieren op de

agenda, maar de dood’. 89 In de agro-industrie zou er volgens D66 veel meer

winst zijn te behalen voor het welzijn van dieren. Als voorbeelden noemt de partij ‘het vervoer, de wijze van houden, de uitfasering van legbatterijen, de 80 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 2.

81 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 2. 82 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 7, p. 29.

83 R. Meerhof, ‘VVD in senaat tegen wet voor verbod rituele slacht’, Volkskrant 19 oktober 2011, volkskrant.nl. 84 Kamerstukken I, 2011/12, 31571, C, p. 29. 85 Kamerstukken I, 2011/12, 31571, C, p. 26. 86 Kamerstukken I, 2011/12, 31571, C, p. 27. 87 Kamerstukken I, 2011/12, 31571, C, p. 20. 88 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 4. 89 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 5.

(23)

nerts- en pelsdierenfokkerij, mestkalveren en megastallen’. 90 De partij vraagt

zich dan ook af in hoeverre het wetsvoorstel een significante bijdrage levert aan de verbetering van het dierenwelzijn. 91 De PvdA is van mening dat op het gebied

van ritueel slachten nog veel verbeterd kan worden, maar vraagt zich ook af waarom het grote geheel niet aan wordt gepakt. Senator Schrijver: ‘Ik vraag de initiatiefneemster waarom zij zo specifiek haar pijlen richt op de betrekkelijk kleine rituele slacht en niet met voorstellen komt om de grootschalige industriële slacht, met 500 miljoen dieren per jaar, aan te pakken’. 92 Voorts wordt door

verschillende Kamerleden benadrukt dat het wetsvoorstel slechts om ‘symboolwetgeving’ zou gaan. Zo vindt de VVD het vreemd dat het verboden wordt om ritueel te slachten, maar het vlees nog wel geïmporteerd kan worden vanuit het buitenland. Daarmee wordt er volgens de partij geen dier minder ritueel geslacht. VVD-senator Schaap: ‘er mag dus nog wel ritueel worden geslacht, zolang het maar niet in Nederland gebeurt. Daarmee hebben we ook geen toezicht meer op dierenwelzijn’. 93

2.4 Het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten

Omdat de Eerste Kamer ernstige bedenkingen heeft tegen het wetsvoorstel van de PvdD, vraagt het staatssecretaris Bleker om met alternatieven te komen. Deze alternatieven worden door de staatssecretaris toegelicht in een brief, waarin hij de opties bespreekt die hij ziet ten opzichte van het wetsvoorstel om stappen te zetten in het verbeteren van het dierenwelzijn bij de onbedwelmde rituele slacht.

94 Bleker onderscheidt namens de regering ‘aan de ene kant onze grondrechten,

de vrijheid van godsdienst en de eventuele beperking ervan en aan de andere kant het recht doen aan verbetering van dierenwelzijn, waaraan het maatschappelijk belang het afgelopen decennium is toegenomen’. 95 Het houden

van dieren voor vleesproductie is volgens Bleker maatschappelijk geaccepteerd, ‘maar de maatschappij accepteert niet dat dit op een wijze gebeurt waarbij essentiële waarden van dierenwelzijn te zeer worden getreden’. 96 Volgens Bleker

gaat het gaat echter ook om het wetgevingsprincipe: ‘op welke gronden kan dit grondrecht en kunnen eventueel andere grondrechten aan beperkingen worden onderworpen?’ Hij wijst daarbij op drie principes: het legaliteitsprincipe, het proportionaliteitsprincipe en het subsidiariteitsprincipe. Deze begrippen dienen volgens Bleker goed te worden behartigd. 97 Evenals veel andere Kamerleden

staat Bleker niet achter de mogelijkheid van ontheffing uit het amendement. ‘De aanvrager moet in het huidige voorstel met een onderzoek komen om van godsdienstvrijheid gebruik te mogen maken en om dus van de beperking te worden ontslagen. De vraag is of dit zich wel verhoudt tot de manier waarop grondrechten mogen worden beperkt. Immers, de Grondwet beschermt de 90 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 4. 91 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 6. 92 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 2, p. 3. 93 Kamerstukken I, 2011/12, 31571, C, p. 13. 94 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 9, p. 88. 95 Handelingen I, 2010/11, 31571, 12, item 9, p. 80. 96 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 9, p. 81. 97 Handelingen I, 2010/11, 31571, 12, item 9, p. 80.

(24)

burger tegen de Staat. In dit voorstel moet de burger laten zien op welke manier hij eraan kan voldoen, om zo zijn grondrecht te herwinnen of te verkrijgen. In feite moet de burger het bewijs leveren voor een recht dat hem in beginsel toekomt. Dat past niet in de omgang met grondrechten in Nederland’. 98 Omdat

Bleker niets ziet in het wetsvoorstel, geeft hij aan te willen nadenken over een alternatief. Zo wil hij afspraken maken met betrokken religieuze organisaties, onder meer over de halssnede en eisen voor slachters. Ook wil hij afspreken hoeveel dieren per jaar ritueel worden geslacht. De afspraken moeten uiteindelijk leiden tot een convenant, dat gericht is op verbetering van het dierenwelzijn, en tegelijkertijd verenigbaar is met het recht om de slacht volgens de islamitische of israëlitische ritus uit te voeren. 99

Op 5 juni 2012 presenteert Bleker het ‘Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten’, waarin door de convenantspartijen100 afspraken zijn gemaakt ter

verbetering van het dierenwelzijn bij het slachtproces. In het Convenant wordt afgesproken dat er een dierenarts van de NVWA aanwezig moet zijn tijdens de slacht; dat een dier binnen 40 seconden moeten sterven, en dat de dierenarts anders moet ingrijpen door het dier te doden; dat de halssnede in een ononderbroken, vloeiende beweging wordt uitgevoerd; dat dieren voorafgaand aan de slacht onderzocht moeten worden en dat slachters specifiek worden gekwalificeerd voordat ze ritueel mogen slachten. Een wetenschappelijk comité zou moeten toezien op de naleving van het Convenant. 101 De bedoeling is dat het

Convenant door Bleker wordt uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).

Maar ook op het convenant is kritiek. Thieme vindt het convenant geen echt alternatief voor haar wetsvoorstel, en noemt het een ‘doekje voor het bloeden’ 102

De KNMvD vindt het spijtig dat de religieuze organisaties niet openstaan voor betere alternatieven voor de rituele slacht, zoals de omkeerbare bedwelming of bedwelming direct na de halssnede (post-stunning). Daarnaast is er discussie over de positie van de dierenarts, die volgens het convenant bij de rituele slacht aanwezig zou moeten zijn. Met name uit joodse hoek werd het bezwaar geuit dat een ambtenaar daarmee boven de slachter zou komen te staan. 103 Maar een

meerderheid in de Eerste Kamer lijkt toch meer te voelen voor het convenant dan voor een verbod op ritueel slachten. Zo noemt D66-senator Backer het convenant ‘een positieve uitkomst van het debat dat in de Eerste Kamer is gevoerd’. Senator Schrijver (PvdA) vindt het convenant een belangrijke stap voorwaarts in het scheppen van draagvlak voor het verbeteren van dierenwelzijn tijdens de rituele slacht, waarbij de vrijheid van godsdienst en van rechten van minderheden 98 Handelingen I, 2010/11, 31571, 12, item 9, p. 84.

99 Handelingen I, 2011/12, 31571, 12, item 9, p. 87.

100 De Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven, het Contactorgaan Moslims & Overheid, en de Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap.

101 Convenant onbedwelmd ritueel slachten volgens religieuze riten, Stcrt. 2012, 13162.

102 Handelingen I, 2011/12, 31571, 32, item 5, p. 18.

103 J. Janssen, Overdoofd slachten: Dierenwelzijnargumenten tegen en godsdienstige argumenten voor deze slachtmethode, TvRRB 2014/(5)1, p. 44-55.

(25)

wordt gerespecteerd. Hij voegt hieraan toe dat er ook in de reguliere slachtsector nog grote stappen moeten worden gemaakt. Volgens Senator Ester (CU) is met het debat in de Eerste Kamer ‘parlementaire geschiedenis geschreven’. Ook CDA-senator Terpstra is blij dat er eindelijk een einde komt aan de onzekerheid van het initiatiefvoorstel. 104 Staatssecretaris Bleker prijst de religieuze organisaties

voor hun bereidheid om het convenant te sluiten. Met het succes van het convenant wordt het wetsvoorstel uiteindelijk een week later, op 19 juni 2012, verworpen.

3. Vrijheid van godsdienst en ritueel slachten

3.1 Artikel 9 EVRM

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging wordt beschermd in artikel 6 Gw, artikel 9 EVRM en artikel 18 IVBPR. Daarnaast wordt het recht op godsdienstvrijheid beschermd in artikel 10 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 18 van de Universele verklaring voor de rechten van de mens en artikel 14 van het verdrag inzake de rechten van het kind het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Voor de bescherming van godsdienstvrijheid in Nederland is vooral artikel 9 EVRM van belang. 105 Dit heeft

te maken met het feit dat formele wetgeving op grond van art. 94 Gw door de rechter kan worden getoetst aan een ieder verbindende verdragsbepalingen, zoals art. 9 EVRM en 18 IVBPR. Vanwege het toetsingsverbod van art. 120 Gw is de rechter bovendien niet bevoegd om formele wetten te toetsen aan art. 6 van 104 Handelingen I, 2011/12, 31571, 32, item 5, p. 37.

105 H.A. Post, Vrijheid van godsdienst in een democratische samenleving: Het recht van de individuele person in een spanningsveld van rechten en vrijheden (diss. Universiteit Tilburg), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2014, p. 126.

(26)

de Grondwet. Daarnaast is de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) in tegenstelling tot dat van het IVBPR (Mensenrechtencomité) wat betreft bescherming van de godsdienstvrijheid uitgebreider en beter ontwikkeld. 106

Artikel 9 lid EVRM luidt als volgt:

1. Een ieder heeft het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in practische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.

2. De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen kan worden onderworpen dan die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Artikel 9 EVRM wordt beschouwd als een van de belangrijkste rechten uit het EVRM. 107 Zo bepaalde het EHRM in de zaak Kokkinakis t. Griekenland dat het

recht op godsdienstvrijheid één van de fundamenten vormt van een democratische samenleving zoals bedoeld in het EVRM:

‘As enshrined in Article 9, freedom of thought, conscience and religion is on of the foundations of a ‘democratic society’ within the meaning ot the Convention. It is, in its religious dimension, one of the most vital elements which go to make up the identity of believers and their conception of life, but it is also a precious asset to atheists, agnostics, sceptics and the unconcerned. The pluralism indissociable from a democratic society, which has been clearly won over the centuries, depends on it’. 108

Het recht op vrijheid van godsdienst is onderverdeeld in drie afzonderlijke rechten, namelijk (i) het recht om een gedachte, geweten of godsdienst te hebben, (ii) het recht om van gedachte, geweten of godsdienst te veranderen, en (iii) het recht om een godsdienst te belijden of een overtuiging tot uitdrukking te brengen. De eerste twee rechten vallen onder het ‘forum internum’, het laatste onder het ‘forum externum’. 109 Het forum internum omvat het recht om een

106 T. Barkhuysen, M.L. van Emmerik en L. Rieter, Procederen over

mensenrechten onder het EVRM, het IVBPR en andere VN-verdragen, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2002, p. 123-124.

107 P.J.W. Vanden Heede, in: Sdu Commentaar EVRM, 2015, Art. 9 EVRM, aant. A (online, bijgewerkt 9 juni 2015).

108 EHRM 25 mei 1993, nr. 14307/88, par. 31 (Kokkinakis/Griekenland).

109 P.J.W. Vanden Heede, in: Sdu Commentaar EVRM, 2015, Art. 9 EVRM, aant. C.3. (online, bijgewerkt 9 juni 2015).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

woorden soeverein, de volkssoevereiniteit het uitgangs- punt van het relativisme, niettegenstaande het feit dat een bepaalde meerderheid op een bepaald moment de dictatuur

Vertalen we dit alles (het standpunt van de Nederlandse regering en wetgever, 36 alsmede de jurisprudentie van het EHRM) nu naar artikel 2:20 BW dan zou hieruit het volgende –

Sillen vervolgt zijn bijdrage door te stellen dat de Raad van State uit het arrest­Cha’are ten onrechte afleidt dat een verbod op ritueel slachten het EVRM schendt.. Nu noemt

Op vraag van de minister van pensioenen de dato 11 juni 2020 heeft de commissie het onderzoek van de FSMA alsook haar feedback statement over de financiering van

Ook hier is het weer onmogelijk, een algemeen overzicht te geven van alle maatregelen, welke in de verschillende Westeuropese landea zijn genomen. Daarom zullen wij ons beperken tot

Noch naar het ontwikkelen van soortenrijke gemeenschappen (voor bv. planten en ongewervelden), noch naar hun ecologisch functioneren (bv. als voedselgebied voor vogels), noch naar

Juridisch is het zo dat indien vastgesteld wordt dat een gebied behoort tot de naar aantal en oppervlakte meest geschikte gebieden voor de instandhouding van een in bijlage I van de

In Nederland wordt de aanvaardbaarheid van de omgevingsrisico's van inrichtingen primair afgewogen op basis van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de