• No results found

De relatie tussen het gezinssysteem en het welbevinden van kinderen in vluchtelingengezinnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen het gezinssysteem en het welbevinden van kinderen in vluchtelingengezinnen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen het gezinssysteem en het welbevinden van kinderen in vluchtelingengezinnen

Universiteit van Amsterdam Laura Oterdoom

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Januari 2015

Studentnummer 6035191 Begeleider Ernst Mulder Aantal woorden 5.498

(2)

Inhoudsopgave Abstact 3 Inleiding 4 Deelvraag 1: Gezinsbehoeften 7 Deelvraag 2: Gezinscapaciteiten 13 Resources 14 Copingstrategieën 16 Conclusie en discussie 19

(3)

Abstract

Onderzoek naar het welzijn van vluchtelingenkinderen richt zich vaak op het individu, terwijl vaak wordt gesuggereerd dat dit anders moet. In dit literatuuronderzoek staat de vraag

centraal op welke wijze het gezinssysteem samenhangt met het welzijn van

vluchtelingenkinderen uit oorlogsgebieden, waarbij de focus ligt op vluchtelingengezinnen in OESO-landen. Middels de family stress theory (Patterson, 2002) worden gezinsbehoeften en gezinscapaciteiten geïdentificeerd die het welzijn van vluchtelingenkinderen beïnvloeden. Er zijn vier clusters behoeften en capaciteiten te onderscheiden: de (pre)vlucht-periode,

structuur, communicatie en veiligheid. Het gezins speelt een cruciale rol binnen de

gezinsbehoeften en –capaciteiten na aankomst in een OESO-land als het gaat om het welzijn van vluchtelingenkinderen. Meer onderzoek is nodig naar copingstrategieën binnen

vluchtelingengezinnen en naar de family meanings, de betekenisgeving van gezinnen.

(4)

De relatie tussen het gezinssysteem en het welbevinden van kinderen in vluchtelingengezinnen

Wereldwijd waren er begin 2014 bijna 12 miljoen mensen op de vlucht (UNHCR, 2014). Door de vele conflicten over de hele wereld is de vluchtelingenstroom dit jaar sterk toegenomen. Uit gegevens van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (VN) blijkt dat ongeveer 19.000 mensen in de periode van januari tot en met september 2014 asiel hebben aangevraagd in Nederland. Dit zijn al meer aanvragen dan het totaal in 2013

(UNHCR, 2014). Een vluchteling wordt door de VN omschreven als een persoon die vervolging vreest vanwege ras, godsdienst, politieke overtuiging of omdat deze persoon tot een bepaalde sociale groep behoort of een bepaalde nationaliteit heeft (UNHCR, 2012). Ook blijkt uit gegevens van de VN dat bijna de helft van de vluchtelingen kind is (UNHCR, 2014). Kinderen en adolescenten die conflictgebieden ontvluchten krijgen te maken met vele fysieke en mentale uitdagingen tijdens de hervestiging en de periode daarna (Fazel, Reed, Panter-Brick, & Stein, 2012). Vluchtelingenkinderen uit oorlogsgebieden hebben een verhoogde kans op psychische klachten zoals angst, depressie, paranoia, slapeloosheid en een verhoogd

bewustzijn van de dood (Lustig et al., 2004) en posttraumatische stressstoornis (PTSS) (Fazel et al., 2012; Lustig et al., 2004).

Vluchtelingenkinderen krijgen bij hervestiging in een eerste wereldland vaak individuele begeleiding voor deze klachten. Volgens Weine (2008) is er binnen deze hulpverlening een patroon ontstaan waarbij hulp wordt geboden die is losgekoppeld van de gezinscontext. Hulp focust zich op individuele kinderen in plaats van zich ook op ouders of op het gezin als geheel te richten, omdat kinderen makkelijker te bereiken zijn. Maar deze aanpak heeft beperkingen. Het nadeel van deze aanpak is dat het gezin geheel buiten

beschouwing wordt gelaten. Dit is tegenstrijdig met de rol die een gezin speelt, want het gezin wordt in de context van de ingrijpende gebeurtenissen als de belangrijkste overgebleven

(5)

sociale factor voor kinderen gezien (Weine et al., 2008). De rol die het gezin kan spelen in het voorkomen of verminderen van de klachten die vluchtelingenkinderen ervaren, wordt

duidelijk met de family stress theory (Patterson, 2002).

De family stress theory van Patterson (2002) legt de nadruk op de actieve processen die gezinnen betrekken bij het vinden van een balans tussen de gezinsbehoeften en de

gezinscapaciteiten, die interacteren met family meanings om tot een bijstelling of aanpassing

binnen het gezin te komen. Gezinsbehoeften worden bepaald door de ervaringen en

spanningen binnen gezinnen en zijn op te delen in twee hoofdoorzaken: stressoren en strains. Een stressor is een levensgebeurtenis met een grote impact op het sociale gezinssysteem. Deze gebeurtenis kan zowel normatief en verwacht zijn, als niet-normatief en onverwacht. Een strain wordt gedefinieerd als de relatief continue aanwezigheid van een spanning, die wordt geassocieerd met de noodzaak om iets te veranderen. De strains en stressoren vormen voor een groot deel de risicofactoren van een gezin.

De gezinscapaciteiten worden gevormd door de potentie van een gezin om de

gezinsbehoeften op te vangen. Ook hier worden twee typen onderscheiden: de resources, die een karaktereigenschap, competentie of middel zijn met een positief effect op de

gezinsbehoeften en de copingstratiegieën (Vogel & Pfefferbaum, 2014). Copingstrategieën omvatten de specifieke moeite die gedaan wordt door een individu of het gezin om een gezinsbehoefte te verminderen of om er mee om te gaan. Het doel van coping is het terugvinden van de balans tussen behoeften en capaciteiten (Patterson, 2002). De

gezinscapaciteiten vormen voor een groot deel de protectieve factoren van een gezin. De gezinsbehoeften en resources zijn te identificeren op individueel, gezins- en omgevingsniveau (Patterson, 2002). Naast gezinsbehoeften en –capaciteiten zijn er family meanings. De family meanings bepalen op drie verschillende manieren de wijze waarop stressoren en strains worden geïnterpreteerd (Vogel & Pfefferbaum, 2014). De eerste zijn situationele meanings,

(6)

waarbij een individuele interpretatie wordt gegeven aan gezinsbehoeften en

gezinscapaciteiten. De tweede is de identiteit als gezin en de derde is het wereldbeeld van het gezin, hoe het zichzelf ziet in relatie tot het grotere systeem van de maatschappij.

Over het algemeen functioneren gezinnen met relatief stabiele patronen van behoeften, capaciteiten en meanings. Er zijn echter situaties waarbij de gezinsbehoeften acuut en

significant de gezinscapaciteiten overschrijden, waarna een crisis ontstaat (Vogel & Pfefferbaum, 2014). Een crisis is een periode van gebrek aan evenwicht, desorganisatie en verstoordheid binnen het gezin (McCubbin, Sussman, & Patterson, 2014). Wanneer een dergelijke crisis zich voordoet is dit regelmatig een keerpunt voor gezinnen, waarbij nieuwe patronen moeten worden ontwikkeld om de balans te herstellen. Hierbij kan de uitkomst een beter functionerend gezin zijn, maar wanneer deze verwerking faalt kan de uitkomst ook een slechter functionerend gezin. Een proces met een positieve invloed op de crisis wordt de veerkracht van een gezin genoemd (Vogel, & Pfefferbaum, 2014).

In het pleidooi van Weine (2008) werd al betoogd voor een aanpak die gebaseerd is op de veerkracht van een vluchtelingengezin. Vluchtelingenkinderen leven in een gezin met mogelijk meerdere trauma’s en verliezen, die kunnen interacteren met sociale en economische problemen en culturele overgangen. Al deze zaken hebben een impact op de gezinsbehoeften en gezinscapaciteiten (Vogel & Pfefferbaum, 2014). Al deze zaken hebben tevens een impact op het welzijn van kinderen. Welzijn kan worden gedefinieerd als de voorziening van de fysieke en materiële behoeften van een persoon in combinatie met de afwezigheid van psychologische spanningen (Fleuret & Atkins, 2007). Hier worden door de World Health Organization mentale behoeften aan toegevoegd (DeChavez, Backett-Milburn, Parry, & Platt, 2005). Een kenmerk van de term welzijn is dat er diverse sectoren onder (kunnen) vallen, zoals de hierboven genoemde economische, sociale, culturele en psychologische factoren (DeChavez et al., 2005).

(7)

Vluchtelingenkinderen en -jongeren vormen een substantiële risicogroep voor de gezondheidszorg, met zowel fysieke als mentale klachten (Van Willigen, 2009). Preventieve interventies zouden deze klachten kunnen voorkomen waardoor uiteindelijk een kleiner beroep wordt gedaan op de gezondheidszorg. Daarnaast roept de toenemende stroom vluchtelingen vragen op in de maatschappij. Zo spelen er vragen binnen het onderwijs over hoe getraumatiseerde vluchtelingenkinderen het beste benaderd kunnen (Kia-Keating & Ellis, 2007). Tot slot is het effectiever qua tijd en geld om gezinnen te behandelen in plaats van de gezinsleden individueel (Weine, 2008).

Uit de literatuur wordt duidelijk dat het wenselijk is om (preventieve) interventies voor vluchtelingengezinnen te richten op het gezinssysteem om huidige en mogelijk toekomstige problemen te verminderen of te voorkomen en het welzijn van kinderen te bevorderen (Vogel & Pfefferbaum, 2014). Ondanks deze wenselijkheid, zijn dergelijke interventies nog niet specifiek ontwikkeld voor deze doelgroep. Het in kaart brengen van de problematiek van vluchtelingengezinnen zou een eerste stap kunnen zijn in de richting van een nieuwe aanpak. Daarom staat in dit literatuuronderzoek de vraag centraal op welke wijze het gezinssysteem samenhangt met het welzijn van vluchtelingenkinderen uit oorlogsgebieden. Om tot een antwoord op deze vraag te komen zijn er twee deelvragen geformuleerd. De eerste deelvraag is wat de specifieke gezinsbehoeften van de vluchtelingengezinnen zijn en hoe deze

samenhangen met het welzijn van kinderen. De tweede deelvraag is wat de specifieke gezinscapaciteiten van vluchtelingengezinnen zijn en de samenhang met het welzijn van vluchtelingenkinderen. Voor het begrip welzijn wordt de eerdergenoemde omschrijving gebruikt. In dit onderzoek worden gegevens gebruikt over vluchtelingengezinnen uit oorlogsgebieden die zich hebben gevestigd in OESO-landen. Onder gezinnen worden kerngezinnen verstaan zoals dit construct in westerse landen wordt gehanteerd. Family meanings worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Het doel is het in kaart

(8)

brengen van de algemene factoren binnen de vluchtelingenproblematiek die een rol spelen in het welzijn van kinderen. De family meanings zijn te gezinsspecifiek om in deze

literatuurstudie te behandelen.

Gezinsbehoeften

Het ontvluchten van het vaderland en hervestigen in een ander land door de gevolgen van oorlog kan een gezinscrisis veroorzaken door de impact die deze ervaring heeft op de gezinsbehoeften: stressoren en strains. Van deze gezinsbehoeften is bekend dat zij een cumulatief effect hebben (Patterson, 2002; Vogel & Pfefferbaum, 2014). De aanwezige stressoren en strains stapelen zich op waardoor de capaciteiten evenredig meer onder druk komen te staan. De stressoren en strains met een negatief effect op het welzijn van

vluchtelingenkinderen waar vluchtelingengezinnen mee geconfronteerd kunnen worden, zullen hieronder uiteen worden gezet in een schematisch overzicht. Vervolgens zullen deze gezinsbehoeften geclusterd worden.

Om een compleet beeld te kunnen schetsen van de gezinsbehoeften van

vluchtelingengezinnen is er een grondige literatuurstudie uitgevoerd, waarbij drie meta-analyses de leidraad vormen. In de meta-analyse van Lustig et al. (2004) werden 30 onderzoeken uit de periode 1990 tot 2003 over vluchtelingenkinderen en gezinnen met verschillende afkomst in westerse landen bestudeerd. De meta-analyse van Crowley (2007) onderzocht de risico- en protectieve factoren voor vluchtelingenkinderen – gevlucht naar eerste wereldlanden – van 14 studies uit de periode 2000 tot 2007, met 31 tot 286

participanten en variërende onderzoeksmethoden. In de meta-analyse van Fazel et al. (2012) werden 44 studies, met minimaal 50 participanten en in totaal 5776 vluchtelingenkinderen, geanalyseerd op risico- en protectieve factoren op individueel, gezins- en

gemeenschapsniveau. De resultaten waarin de analyses elkaar ondersteunen of aanvullen zijn meegenomen. Factoren waarover in de literatuur geen consensus is over de effecten ervan,

(9)

zoals sekse, zijn niet meegenomen omdat uit de bevindingen in bestaand onderzoek nog geen conclusie getrokken kan worden over de invloed op het welzijn. De geïdentificeerde

stressoren en strains zijn in Tabel 1 weergegeven en ingedeeld op individueel, gezins- en omgevingsniveau. De stressoren en strains, die samen de gezinsbehoeften vormen, kunnen worden opgedeeld in vier clusters: voor en tijdens de vlucht, structuur, communicatie en veiligheid.

Tabel 1.

Overzicht van stressoren en strains van hervestigde vluchtelingengezinnen

Individueel Gezin Sociale omgeving

Stressors

Blootstelling aan gewelda,b,c Besluit tot vluchtenh Onduidelijke regelgevingd,f Vechtervaringa,c,d Gebrek basisbehoeftend Asielzoekerscentrumm,n Verlies familie/vriendena,b,c Distress oudersc,d Overplaatsingenc,d

Verlies huis/bezittingene Welzijn oudersa,c,d,f Discriminatie/conflictena,j, Onderbreking onderwijsb Responsiviteitc,d,f Nieuwe school/werkd,f Vluchtelingenkampc,g Nieuwe gezinsstructuurh Taalbarrièrea,d,f

Scheiding van gezing Verlies dagelijks ritmeh Gebrek water en voedseld Parentificatieb,d

Getuige stress oudersa,c,f Ouderlijk conflictb,d Echtscheidingi Geboorte kindi Armoeded,f Ouderlijke werkeloosheidc Strains Emotionele beschikbaarheida,b,d,f

Sociale isolatiea,b,c,d Vijandigheidj,o

Gezinsrollenj,k Culturele verschillena,j Gezinshiërarchieh,k Acculturatiea,c,d,f,j,o Negativiteitd

Conflict handling stylel Acculturatied,f

Noot. a(Crowley, 2007). b(De Haene et al., 2007). c(Fazel et al., 2012). d(Lustig et al., 2004). e(Brymer, 2008). f(Entholt & Yule, 2006). g(Berman, 2001). h(Papadopoulos, 2001). i(Hjern, Angel, & Jeppson, 1998). j(Weine et al., 2008). k(Bala, 2005). l(Rasmi, Daly, & Chuang, 2014). m(Wiese & Burhorst, 2007). n(De Vries, Caes, & Ganzevoort, 2007). o(Hjern & Jeppson, 2005).

Het eerste cluster van gezinsbehoeften bevat de strains en stressoren die betrekking hebben op de oorlogs- en vluchtervaringen. Dit cluster bestaat uit alle individuele stressoren,

(10)

samen met de stressoren ‘besluit tot vluchten’ en ‘gebrek aan basisbehoeften’ tijdens de vlucht op gezinsniveau. Opvallend aan de stressoren in dit eerste cluster is dat zij

onveranderbaar zijn na het optreden en hierdoor moeilijk te beïnvloeden. Ook kan over dit cluster worden geconstateerd dat zich hier een aantal van de meest ingrijpende en heftige stressoren bevinden. Zo is het hebben van een vechtervaring gerelateerd aan een groter risico op verwonding, marteling, verkrachting, drugsgebruik, angst, depressie en suïcidale

gedachten (Crowley, 2009). In een meta-analyse van Berman (2001) van onderzoeken naar PTSS bij vluchtelingenkinderen bleek separatie van het gezinssysteem de meest

beangstigende ervaring te zijn voor kinderen voor of tijdens de vlucht. Hierdoor wordt de zelfregulatie van kinderen verstoord, omdat deze afhankelijk is van de emotionele

beschikbaarheid van de ouders (Lustig et al., 2004).

Het tweede cluster bestaat uit gezinsbehoeften met betrekking tot de structuur van vluchtelingengezinnen. Ook al is een gevlucht gezin in veiligheid, dan is er nog vaak sprake van desorganisatie (Papadopoulos, 2001). Ouderlijke werkeloosheid voor meer dan zes maanden na aankomst in het land van hervestiging is geïdentificeerd is als stressor voor een vluchtelingengezin (Fazal et al., 2011), net als armoede of gebrek aan financiële middelen (Entholt & Yule, 2006). Het onderzoek van Entholt en Yule (2006) betreft een review van gepubliceerde studies naar mentale gezondheidsproblemen van vluchtelingenkinderen en -adolescenten met oorlogsgerelateerd trauma. Daarnaast wijst onderzoek van Hjern et al. (1998) echtscheiding en de geboorte van een kind aan als stressoren in de al kwetsbare en onzekere situatie van vluchtelingengezinnen. Dit is echter in Zweden onderzocht bij 63 kinderen tussen de 4 en 8 jaar uit Chili en het Midden-Oosten en is daarmee een redelijk kleinschalig en gedateerd onderzoek, waar een replicatiestudie op haar plek zou zijn. Maar de belangrijkste strain in dit domein zijn de gezinsrollen.

(11)

Het wegvallen van de gebruikelijke rollen van de gezinsleden en van het dagelijks ritme is van negatieve invloed op het gezinsfunctioneren (Papadopoulos, 2001). Uit een studie van Bala (2005) waarbij interviews met vluchtelingenkinderen in Nederland zijn

gecombineerd met een literatuurstudie, blijkt dat sommige vluchtelingengezinnen een patriarchaal systeem kennen, waarbij de vrouwelijke leden van het gezin ondergeschikt zijn aan de mannelijke leden. In het gastland kunnen deze rolpatronen doorbroken worden door bijvoorbeeld de taalbarrière, werkeloosheid en andere stressoren. Het blijkt dat vaders grote moeite kunnen hebben met deze omschakeling en herverdeling van de rollen, waarbij de voormalige gezinshiërarchie onder spanning komt te staan. Het gevolg is het ontstaan van conflicten binnen het gezin (Bala, 2005). In het onderzoek van Bala (2005) stond de visie van kinderen centraal. Om te weten hoe de gezinsrollen en gezinshiërarchie precies invloed hebben op het gezinssysteem, zullen de overige typen gezinsleden moeten worden betrokken in verder kwantitatief onderzoek, maar huidig onderzoek geeft wel inzicht in de problematiek.

Weine (2008) stelt in zijn literatuuronderzoek naar vluchtelingenkinderen in de VS dat het gevoel compleet te zijn als gezin na aankomst in het gastland ook van invloed kan zijn op de rolverdeling. Door de toepassing van het westerse construct van een kerngezin, betekent dit dat bij aankomst in een OESO-land de definitie van een gezin in dit land in strijd kan zijn met hoe gezinsleden het gezin ervaren. Voorbeelden hiervan zijn polygame families en

grootfamilies die uit elkaar worden gehaald. Omdat het asielbeleid gebaseerd is op het

westerse construct van het kerngezin, worden deze gezinnen uit elkaar gehaald (Weine, 2008). Met het scheiden van deze gezinnen kunnen negatieve gevoelens gepaard gaan met een

verandering van de gezinsrollen (Papadopoulos, 2001).

In een meta-analyse van onderzoeken naar het psychosociale welzijn van

vluchtelingenkinderen stellen De Heane et al. (2007) dat een falende herverdeling van de rollen binnen het gezin een sterke weerslag kent op het gezin. Stressoren die hiermee in

(12)

verband staan zijn een toename in ouderlijk conflict, een verhoging van de gezinsstress, wederom een verminderde emotionele beschikbaarheid van ouders en een kans op parentificatie. Parentificatie is een proces waarbij kinderen instrumentele en emotionele verantwoordelijkheden overnemen van volwassenen, veelal ouders, waarbij hun capaciteiten vaak significant overschreden worden (Lustig et al., 2004). De impact hiervan mag niet

onderschat worden. Vele onderzoeken wijzen uit dat parentificatie gelinkt kan worden aan een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling, hechtingsproblemen (Nutall, Valentino, &

Borkowski, 2012), eet-, angst- en persoonlijkheidsstoornissen op latere leeftijd (Hooper, DeCoster, White, & Voltz, 2011)

Het derde cluster betreft de communicatie binnen een vluchtelingengezin. Hieronder vallen de responsiviteit van ouders en de emotionele beschikbaarheid, die beide worden beïnvloed door het welzijn van ouders. Ook vallen ouderlijk conflict, negativiteit en de conflict handling style hieronder. Alle stressoren en strains in dit cluster zijn beïnvloedbaar. Door de spanning die een falende rolverdeling met zich meebrengt ontstaan ouderlijke conflicten (De Haene et al., 2007) en conflicten binnen het gezin (Bala, 2005).

Bij conflicten binnen het gezin is het belangrijk dat er een positieve conflict handling style gehanteerd wordt. In een kwantitatieve studie onder 71 Arabische vluchtelingengezinnen in Canada bleek dat er vier veelvoorkomende stijlen zijn, waarvan er maar één geassocieerd werd met minder conflicten tussen generaties (Rasmi et al., 2014). Dit was de oblige conflict handling style, waarbij kinderen een lage mate van self-concern hadden en een hoge mate van betrokkenheid bij anderen. Deze studie is uitgevoerd onder gezinnen met dezelfde culturele achtergrond, dus de uitkomsten hoeven niet te gelden voor een bredere groep

vluchtelingengezinnen. Toch is het een interessant resultaat om rekening mee te houden en een onderwerp om meer onderzoek naar te doen. Ook negativiteit in de communicatie binnen

(13)

het gezin wordt in verband gebracht met een verhogende kans op symptomatologie bij kinderen (Lustig et al., 2004).

Het vierde cluster is de veiligheid van het gezin, waar zowel fysieke veiligheid als emotionele veiligheid onder vallen. De omgeving speelt in dit cluster een dominante rol. Gezinsbehoeften in dit cluster zijn onduidelijke regelgeving en onzekerheid over het asielproces (Entholt & Yule, 2006), het aantal overplaatsingen tussen asielzoekerscentra (Fazal et al., 2011) en het verblijven in een asielzoekerscentrum in perifere gebieden, de verspreide plaatsing van gezinsleden over centra en een gebrek aan privacy (Wiese & Burhorst, 2007). Er wordt in Nederland zelfs gesproken over een onveilig klimaat in centra waarbij geweld en verkrachtingen worden genoemd (De Vries et al., 2007). Ook hebben vluchtelingengezinnen die zich vestigen in een gastland waar een vijandige opvatting heerst ten aanzien van vluchtelingen meer moeite met het aanpassen en integreren (Hjern & Jeppson, 2005). Maar ook zijn er omtrent de veiligheid meer veranderbare gezinsbehoeften

geïdentificeerd.

De aanpassingen die worden verwacht van vluchtelingen kunnen leiden tot een gevoel van onvermogen en stress (Entholt & Yule, 2006; Lustig et al., 2004). Het deelnemen aan een nieuw schoolsysteem of werkomgeving resulteert bijvoorbeeld in een ingewikkelde interactie tussen twee culturen. Voornamelijk voor kinderen en adolescenten met de

middelbareschoolleeftijd kan schoolgerelateerde stress veregeren door discriminatatie door medeleerlingen of docenten (Berman et al., 2001). Ook is de taalbarrière met het gastland een bron van stress in het aanpassingsproces op verschillende terreinen (Crowley, 2009). Het proces van acculturatie verloopt tevens niet in hetzelfde tempo, waarbij kinderen zich vaak sneller kunnen aanpassen dan hun ouders. Ook dit verschil in tempo kan leiden tot

(14)

Een falend of een moeizaam verlopend acculturatieproces kan tevens leiden tot sociale isolatie, van gezinsleden maar ook van het gezin als geheel. Isolatie van het bredere sociale netwerk betekent automatisch een beperking van de externe steun van een gezin (De Haene et al., 2007). Een laatste strain vormen cultureel verschillende opvattingen over opvoeding. Crowley (2007) geeft als voorbeeld dat het kan voorkomen dat ouders niet dezelfde opvatting hebben over de kindertijd als een kwetsbare periode voor kinderen die men in het Westen aanhangt. Volgens Weine (2008) voelen ouders zich soms machteloos door culturele tegenstellingen, omdat er plotseling andere opvoedmethodes worden verwacht.

Concluderend kan worden gesteld dat het eerste cluster een belangrijk cluster is. De gezinsbehoeften spelen een aanzienlijke rol in de ontwikkeling van psychosociale problemen bij vluchtelingenkinderen. Wanneer gekeken wordt naar de gezinsbehoeften na de

hervestiging valt op dat met name op het gezinsniveau relatief veel stressoren en strains van kracht zijn die tot symptomatische klachten van vluchtelingenkinderen kunnen leiden. Vanaf het moment van aankomst in het gastland ontstaan vrijwel alleen extra gezinsbehoeften door factoren op gezinsniveau en binnen de sociale omgeving op het gebied van structuur,

communicatie en veiligheid. Zoals verwacht vertonen de stressoren en strains een negatieve samenhang met het welzijn van kinderen. Voornamelijk de mentale, maar ook materiele behoeften van kinderen komen door de gezinsbehoeften onder spanning te staan en het welzijn van kinderen wordt tevens negatief beïnvloed door de aanwezigheid van psychologische spanningen.

Gezinscapaciteiten

De gezinscapaciteiten zijn de protectieve factoren binnen een gezin en bestaan uit resources en vijf copingstrategieën. Eerst zullen de resources op individueel, gezins- en omgevingsniveau besproken worden die naar voren komen uit de literatuur en hun effecten op

(15)

het welzijn van kinderen. Vervolgens komen de copingstrategieën aan bod en hoe deze strategieën samenhangen met het welzijn van vluchtelingengezinnen.

Resources

Bij het identificeren van de resources van vluchtelingengezinnen is veelal gebruikt gemaakt van dezelfde literatuur die gebruikt is voor de gezinsbehoeften. Eveneens zijn resultaten waarin studies elkaar ondersteunen of aanvullen meegenomen en tegenstrijdige resultaten buiten beschouwing gelaten. De resources worden vervolgens op dezelfde wijze als de gezinsbehoeften geclusterd, waarbij bij de bespreking de nadruk ligt de veranderbare resources en het effect op het welzijn van kinderen. De resources zijn weergegeven in Tabel 2.

Tabel 2

Overzicht van resources van hergevestigde vluchtelingengezinnen

Individueel Familie Sociale omgeving

Resources

Intelligentiea Cohesiec,d,e Belief systemb

Positieve persoonlijkheida Aanpassingsvermogenb Sociale steuna,b,f Goed temperamentb Stabiele structuurf Acceptatieg

Zelfvertrouwenb Ouderlijk welzijng (moederf) Gevoel van veiligheid Positiviteith (school en werk)i Ouderlijke steuna Thuishoren (school)i Ouderlijke betrokkenheidh Verbondenheid schooli

Humorh Verbondenheid met cultuuri

Open communicatieh

Noot. a(Fazel & Stein, 2002). b(Entholt & Yule, 2006). c(Rousseau, Drapeau, & Platt, 2004). d

(Berthold, 2002). e(Kovacev & Shute, 2006). f(Lustig et al., 2004). g(Fazel et al., 2012). h(Panos & Panos: 2007). i(Kia-Keating & Ellis, 2007).

Het eerste cluster bestaat, zoals bij de gezinsbehoeften, uit resources van voor (en tijdens) de vlucht. Deze resources zijn voor vluchtelingenkinderen individuele

persoonskenmerken, die al aanwezig waren voor aanvang van de vlucht of oorlog en deze kinderen in het algemeen beschermen tegen symptomatologische klachten. Redelijk

vaststaande kenmerken als een goed temperament (Entholt & Yule, 2006) en intelligentie en een positieve persoonlijkheid worden genoemd in de meta-analyse van Fazel en Stein (2002)

(16)

en werken als protectieve factoren tegen psychische problematiek bij vluchtelingenkinderen. Een meer beïnvloedbare, protectieve persoonlijkheidskenmerk is een hoge mate van

zelfvertrouwen (Entholt & Yule, 2006).

Het tweede cluster resources is het structuurcluster en bevat drie beïnvloedbare

resources voor vluchtelingengezinnen. Familiecohesie is in meerdere onderzoeken in verband gebracht met een mindere mate van psychologische problemen bij kinderen (Berthold, 2000; Kovacev & Shute, 2004). Familiecohesie werd ook gelinkt aan een sterker gevoel van competentie rond de veertienjarige leeftijd en aan verminderde externaliserende symptomen bij adolescenten rond de zestien jaar bij 76 Cambodjaanse vluchtelingen in Canada (Rousseau et al., 2004). Aanpassingsvermogen van de gezinsleden (Entholt & Yule, 2006) en een

stabiele gezinsstructuur vormen tevens resources binnen dit cluster, omdat beide een stressverlagend effect hebben op de gezinsleden (Lustig et al., 2004).

Het derde cluster, communicatie, bevat drie beïnvloedbare resources. Uit interviews van Panos en Panos (2007) met 216 gezinnen uit 13 oorlogsgebieden bleken humor,

ouderlijke betrokkenheid en een open communicatie over de traumatische gebeurtenissen resources te zijn waar een vluchtelingengezin veerkracht uit kan putten. Hierbij was

positiviteit een overkoepelende resource, waar bijvoorbeeld ook geloof in een betere toekomst onder valt (Panos & Panos, 2007). Bevestiging van deze resultaten in kwantitatief onderzoek is wenselijk. Wat tevens in verband staat met positiviteit is de kwaliteit van het belief system. Entholt en Yule (2006) noemen een sterk belief system als resource, waar zij het steunen van de ideologische standpunten van de eigen groep die vecht onder verstaan. Een sterker belief system wordt in verband gebracht met minder psychische problemen.

Het vierde en laatste cluster is het cluster veiligheid, waar zowel fysieke als

emotionele veiligheid onder vallen. Voornamelijk ouderlijk welzijn (Fazel et al., 2004) en in het bijzonder het welzijn van de moeder worden genoemd als belangrijke resources (Lustig et

(17)

al., 2004). Deze resources zijn belangrijk omdat zij een doorwerkend effect kunnen hebben op de ouderlijke steun voor kinderen, wat ook een resource is voor vluchtelingengezinnen (Fazel & Stein, 2002). De zelfregulatie van emoties is bij kinderen afhankelijk van de emotionele beschikbaarheid van hun ouders. Ouders met een gezond (psychisch) welzijn, zijn meer betrokken bij hun kinderen en beter in staat om kinderen te ondersteunen in deze processen (Lustig et al., 2004). Naast ouderlijk welzijn is de belangrijkste resource uit de omgeving sociale steun (Entholt & Yule, 2006; Lustig et al., 2004). Zo bleek steun uit vriendschappen tot betere psychosociale aanpassingen te leiden in een kwantitatief onderzoek onder 83 adolescenten uit toenmalig Joegoslavië in Australië (Kovacev & Shute, 2004). Tevens werd een sterke connectie met de buurt in verband gebracht met lagere mate van depressie bij Bosnische vluchtelingenkinderen in verschillende hervestigingslanden (Sujoldzic, Peternel, Kulenovic, & Terzic, 2006).

Ook school heeft invloed op de veiligheid. Met name het gevoel thuis te horen op school, maar ook gevoel van veiligheid en verbondenheid hebben een positieve invloed. In een mixed-methods studie onder 76 Somalische jongeren tussen de 12 en 19 jaar in de VS hingen deze factoren samen met lagere mate van depressiviteit en een sterker geloof in eigen kunnen, ongeacht de ernst van de geschiedenis van de kinderen (Kia-Keating & Ellis, 2007). Tot slot hebben maatschappelijke acceptatie (Fazel et al., 2004) en verbintenis met de afkomst en cultuur van een gezin een beschermende werking. Hieronder worden de cultuur, ideologie en religie verstaan (Lustig et al., 2004).

Copingstrategieën

Bij het ontstaan van een crisis, waarbij de gezinsbehoeften acuut en significant de gezinscapaciteiten overschrijden, moeten copingstrategieën worden ingezet om de balans te herstellen. De family stress theory omschrijft vijf verschillende copingstrategieën die een gezin kan inzetten om de balans terug te vinden tijdens een crisis (Patterson, 2002). Dit

(18)

kunnen probleemoplossende vaardigheden van het gezinssysteem als geheel zijn, of elkaar aanvullende vaardigheden van individuele gezinsleden. Hoe meer elementen uit de

verschillende copingstrategieën worden toegepast door vluchtelingengezinnen, hoe groter de veerkracht van een gezin is (Vogel & Pfefferbaum, 2014). De copingstrategieën zullen eerst beschreven worden, waarna het gebruik van deze strategieën binnen vluchtelingengezinnen besproken wordt en de effecten hiervan op het welzijn van vluchtelingenkinderen.

De eerste copingstratiegie is directe actie ondernemen om het aantal of de intensiteit van behoeften te reduceren (Patterson, 2002), dus het aanpakken van resources en strains. Daarop sluit de tweede copingstrategie aan. De tweede copingstrategie houdt in dat er aanvullende capaciteiten beschikbaar komen voor een gezin (Patterson, 2002), wat een uitbreiding van de resources en copingstrategieën inhoudt. Hierdoor ontwikkelt een gezin meer capaciteiten om op terug te vallen (Vogel & Pfefferbaum, 2014). De derde strategie houdt in dat ook reeds aanwezige copingstrategieën in stand worden gehouden om te kunnen worden ingezet bij veranderende behoeften (Patterson, 2002). Hierbij spelen metacognitieve vaardigheden een rol, waarbij gezinsleden bewust zijn van de noodzakelijke en effectieve strategieën die zij, idealiter, blijven gebruiken (Vogel & Pfefferbaum, 2014).

Naast instandhouding en uitbreiding van de copingstrategieën is omgang met spanning een belangrijk aspect. De vierde copingstrategie houdt een gezonde omgang met spanning in, die veroorzaakt wordt door stressoren en strains binnen het gezinssysteem. Begrippen die binnen deze copingstrategie centraal staan zijn beweging, samen spelen, gebruik van humor en een open expressie van emoties en affectie (Patterson, 2002; Vogel & Pfefferbaum, 2014). De vijfde en laatste copingstrategie omvat een cognitieve ‘taxatie’ waarbij de betekenis van een situatie draaglijker wordt (Patterson, 2002). Een accepterende en optimistische blik op de vaardigheden van het gezin onder de gegeven omstandigheden zijn voorbeelden van

(19)

copingstrategieën zouden moeten wijzen op sterkere gezinscapaciteiten waardoor een gezin beter met een crisis om gaat.

Geen onderzoek is gevonden naar specifieke en welzijnsbevorderende

copingstrategieën binnen vluchtelingengezinnen die zich hervestigen in OESO-landen. In onderzoek wordt wel aangestipt dat de copingstrategieën van vluchtelingen maximaal op de proef worden gesteld (Fazel et al., 2012), maar welke specifieke en effectieve

copingstrategieën worden ingezet blijft vaak onduidelijk. Volgens Yakusho, Watson en Thompson (2008) wordt het hervestigen door de meerderheid van de vluchtelingen gezien als een moeilijke, maar hoopvolle gebeurtenis met betrekking tot veiligheid, welvarendheid en welzijn voor henzelf en in het bijzonder voor hun kinderen. Deze optimistische blik op te toekomst is volgens Zajacova (2002) een bruikbare strategie om bestaande interne en externe resources op te bouwen, maar dit is niet onderzocht.

In een studie die is uitgevoerd in Kroatië (geen OESO-land) is gekeken naar de specifieke copingstrategieën van vluchtelingenkinderen (Kocijan-Hercigonja, Rijavec, Marusic, & Hercigonja, 1998). Bij 105 kinderen met leeftijden van 6 tot 14 jaar en hun moeders werden de copingstrategieën onderzocht aan de hand van drie vragenlijsten, waarbij de helft van de groep als controlegroep functioneerde en geen vluchteling was. De resultaten lieten zien dat vluchtelingenkinderen minder copingstrategieën gebruikten en dat de gebruikte strategieën tevens minder effectief waren. Belangrijk om hierbij in acht te nemen is dat ten tijde van dit onderzoek het gebied nog als oorlogsgebied werd beschouwd, dus dat de situatie van deze kinderen wellicht niet vergelijkbaar is met vluchtelingenkinderen in OESO-landen, en dat dit onderzoek verouderd is.

Concluderend kan over de gezinscapaciteiten worden gezegd dat het gezin een belangrijke bijdrage heeft in het bevorderen van het welzijn van vluchtelingenkinderen in de vorm van resources. Over de copingstrategieën van gezinnen en de samenhang hiervan met

(20)

het welzijn van vluchtelingenkinderen kunnen geen stellige uitspraken worden gedaan door het ontbreken van onderzoek op dit gebied.

Conclusie en discussie

In dit literatuuronderzoek staat de vraag centraal wat de relatie is tussen het gezinssysteem en het welzijn van kinderen in vluchtelingengezinnen met een

oorlogsgerelateerd trauma. Dit vraagstuk is bekeken aan de hand van de family stress theory van Patterson (2002). Als eerste werd daarom gekeken naar de gezinsbehoeften met een negatief effect op het welzijn van kinderen waar vluchtelingengezinnen mee geconfronteerd kunnen worden. Na analyse van de literatuur bleek dat er vier clusters van gezinsbehoeften te onderscheiden waren, de (pre)vluchtperiode, structuur, communicatie en veiligheid. Het eerste cluster bevat onveranderbare factoren, maar blijkt belangrijk. De vele stressoren en strains hebben een cumulatieve werking op de gezinsbehoeften en vormen hierdoor een groot risico voor het welzijn van kinderen. Na de vlucht ontstaan er regelmatig behoeften op het gebied van structuur, communicatie en veiligheid die kunnen leiden tot een verminderd welzijn. Bij veel van deze behoeften spelen de ouders of het gezin een cruciale rol, zoals de veranderende gezinshiërarchie, parentificatie, ouderlijk welzijn en een open communicatie. Daarnaast levert de plaatsing van het gezin binnen de maatschappij nog tal van factoren op die een negatief effect hebben op het welzijn van kinderen, zoals het klimaat op school, sociale isolatie, culturele verschillen en acculturatie.

Het aanzienlijke aandeel van het gezin in het ontstaan van problemen is ook terug te vinden binnen de gezinscapaciteiten, die na de gezinsbehoeften werden onderzocht. Deze capaciteiten zijn in de vorm van resources op te delen in dezelfde clusters als de

gezinsbehoeften. In het cluster (pre)vluchtperiode zou de resource zelfvertrouwen

(21)

veel gezinsbehoeften protectieve factoren te bestaan in de gezinscapaciteiten. Over de vijf effectieve copingstrategieën die ook tot de gezinscapaciteiten horen, kan weinig worden gezegd. Onderzoek op dit terrein binnen vluchtelingengezinnen is zeer summier. De copingstrategieën van vluchtelingengezinnen en de effecten hiervan zijn tot dusver onvoldoende onderzocht. Over de samenhang met het welzijn van kinderen kan hierdoor nauwelijks iets gezegd worden. Eén onderzoek wijst in de richting dat vluchtelingenkinderen minder effectieve copingstrategieën toepassen, maar uitgebreider onderzoek is nodig.

Concluderend kan worden gesteld dat het gezin een centrale rol inneemt in het ontstaan en in stand houden van problematisch welzijn van vluchtelingenkinderen, maar ook een cruciale rol kan spelen in het verminderen of voorkomen hiervan.

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste beantwoordt de conclusie niet volledig de vraag, omdat de copingstrategieën van vluchtelingengezinnen onderbelicht zijn in wetenschappelijk onderzoek. Fazel et al. (2012) merken hierover op dat er over de

complexiteit van coping met betrekking tot negatieve ervaringen en sociale beperkingen in deze context onvoldoende bekend is. Meer onderzoek is nodig om te kunnen concluderen wat de effecten van verschillende strategieën zijn op het welzijn van kinderen. Ten tweede kan niet uit alle onderzoeken dezelfde overtuigingskracht worden ontleend. Een aantal uitgebreide meta-analyes is uitgevoerd waarbij tientallen onderzoeken naar vluchtelingengezinnen van verschillende afkomst zijn gebruikt en onderzoeksmethoden en resultaten zijn afgewogen. Resultaten uit deze studies kunnen met meer zekerheid geïnterpreteerd worden. Onderzoeken met kwantitatieve onderzoeksmethoden of onderzoeken die een homogene onderzoeksgroep hanteerden zijn bruikbaar en een noodzakelijke aanvulling op kwalitatieve studies, om de problematiek binnen specifiekere groepen vluchtelingen te identificeren. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar family conflict handling styles van Rasmi et al. (2014). Toch moeten deze resultaten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat de

(22)

gehanteerde methoden en homogene onderzoeksgroepen de generaliseerbaarheid naar de gehele groep vluchtelingengezinnen verminderen. Uitgebreider onderzoek naar sommige stressoren, strains en resources is nodig om hier meer zekerheid over te krijgen.

Een ander discussiepunt dat veelvuldig wordt aangehaald in literatuur over vluchtelingengezinnen zijn culturele verschillen, die het generaliseren over deze groep volgens sommigen überhaupt inefficiënt maakt (De Haene et al., 2007). Kritiek hierbij is dat door uit te gaan van een diagnose, de sociaal-politieke-culturele context uitgesloten wordt (Drožđek, 2013). Maar andere auteurs betogen dat het uiteindelijke doel van interventies het bevorderen van het welzijn is en niet het stellen van een diagnose (Kaplan, 2009). Een grondige analyse van de oorzaken van problemen is nodig, binnen de culturele context en etnische diversiteit, om deze gezinnen waardevolle hulp te bieden. Het ontbreken van culturele nuancering is een gebrek van dit onderzoek. Met culturele nuancering hangt onderzoek naar de family meanings, kort geïntroduceerd in de inleiding van dit onderzoek, samen. Het is van belang om de betekenis die een gezin verleent aan alle gebeurtenissen, uitdagingen en veranderingen, maar ook aan het zijn van een gezin en de maatschappij, mee te nemen in de behandeling van problemen. Culturele verschillen en onderzoek naar de invloed van family meanings zijn echter nog onontgonnen terreinen binnen het onderzoeksveld naar vluchtelingenproblematiek. Hiervoor zouden kwalitatief onderzoek, vergelijkende en longitudinale onderzoeken geschikt zijn (Sleijpen, ter Heide, Mooren, Boeije, & Kleber, 2013).

Wanneer een gezin kan terugvallen op resources en succesvolle copingstrategieën hanteert, wordt de kans op individuele problematiek van kinderen verkleind. Vanuit de family stress theory gezien lijkt het zinvoller om, zoals Weine (2011) al bepleitte, hulpverlening aan het gezin als geheel te verlenen in plaats van aan het individu. Inzetten op gezonde

(23)

centraal moeten staan bij de begeleiding en opvang van vluchtelingengezinnen. Door de meervoudige risico’s waar een vluchtelingengezin als geheel aan wordt blootgesteld op te vangen, wordt mogelijk een breder doel bereikt dan met de individuele begeleiding en behandeling van vluchtelingenkinderen.

(24)

Referenties

Bala, J. (2005). Beyond the personal pain: Integrating social and political concerns in therapy with refugees. In D. Ingleby (Ed.), Forced migration and mental health. Rethinking

the care of refugees and displaced persons (pp. 169-182). New York, NY: Springer.

Berman, H. (2001). Children and war: Current understandings and future directions. Public

Health Nursing, 18, 243-252. doi:10.1046/j.1525-1446.2001.00243.x

Berthold, S. M. (2000). War traumas and community violence: Psychological, behavioral, and academic outcomes among Khmer refugee adolescents. Journal of Multicultural

Social Work, 8, 15-46. doi:10.1300/J285v08n01_02

Brymer, J., Steinberg, A. M., Sornborger, J., Layne, C. M., & Pynoos, R. S. (2008). Acute interventions for refugee children and families. Child and Adolescent Psychiatric

Clinics of North America, 17, 625-640. doi:10.1016/j.chc.2008.02.007

Crowley, C. (2009). The mental health needs of refugee children: A review of literature and implications for nurse practitioners. Journal of the American Academy of Nurse

Practitioners, 21, 322-331. doi:10.1111/j.1745-7599.2009.00413.x

De Haene, L., Grietens, H., & Verschueren, K. (2007). From symptom to context: A review of the literature on refugee children’s mental health. Hellenic Journal of

Psychology, 4(1), 233-256. Verkregen van: http://www.pseve.org/journal/UPLOAD

/DeHaene4c.pdf

DeChavez, A. C., Backett-Milburn, K., Parry, O., & Platt, S. (2005). Understanding and researching wellbeing: Its usage in different disciplines and potential for health research and health promotion. Health Education Journal, 64, 70-87. doi:10.1177 /001789690506400108

(25)

Drožđek, B. (2013). Posttraumatic stress disorder (PTSD) and psychopathology in

refugees: A reflective cross-cultural contextual view of mental health interventions

(Proefschrift). Verkregen van http://www.dspace.library.uu.nl

Ehntholt, K. A., & Yule, W. (2006). Practitioner review: Assessment and treatment of

refugee children and adolescents who have experienced war‐related trauma. Journal of

Child Psychology and Psychiatry, 47, 1197-1210. doi:10.1111/j.1469

-7610.2006.01638.x

Fazel, M., Reed, R. V., Panter-Brick, C., & Stein, A. (2012). Mental health of displaced and refugee children resettled in high-income countries: risk and protective factors. The

Lancet, 379, 266-282. doi:10.1016/S0140-6736(11)60051-2

Fazel, M., Stein, A. (2002). The mental health of refugee children. Archives of Disease in

Childhood, 87, 366-370. doi:10.1136/adc.87.5.366

Fleuret, S., & Atkinson, S. (2007). Wellbeing, health and geography: a critical review and research agenda. New Zealand Geographer, 63, 106-118. doi:10.1111/j.1745 -7939.2007.00093.x

Grgić, M., Vidović, V., Butković-Soldo, S., Vukšić-Mihaljević, Ž., Degmečić, D., & Laufer, D. (2005). The mental health of children upon their return home after a long

displacement period. Collegium Antropologicum, 29(2), 537-542. Verkregen van http://www.collantropol.hr/antropo

Hjern, A., Angel, B., & Jeppson, O. (1998). Political violence, family stress and mental health of refugee children in exile. Scandinavian Journal of Public Health, 26(1), 18-25. Verkregen van http://web.b.ebscohost.com/ehost/pdfviewer/pdfviewer?sid

=6d219c87-5c98-41bf-b09a-064ae2030441%40sessionmgr111&vid=1&hid=128 Hjern, A., & Jeppsson, O. (2005). Mental health care for refugee children in exile. In D.

(26)

and displaced persons (pp. 115-127). New York, NY: Springer

Hooper, L. M., DeCoster, J., White, N., & Voltz, M. L. (2011). Characterizing the magnitude of the relation between self‐reported childhood parentification and adult

psychopathology: A meta‐analysis. Journal of Clinical Psychology, 67, 1028-1043. doi:10.1002/jclp.20807

Kia-Keating, M., & Ellis, B. H. (2007). Belonging and connection to school in resettlement: Young refugees, school belonging, and psychosocial adjustment. Clinical Child

Psychology and Psychiatry, 12, 29-43. doi:10.1177/1359104507071052

Kocijan-Hercigonja, D., Rijavec, M., Marusic, A., & Hercigonja, V. (1998). Coping strategies of refugee, displaced, and non-displaced children in a war area. Nordic Journal of

Psychiatry, 52, 45-50. doi:10.1080/080394898422562

Kovacev, L., & Shute, R. (2004). Acculturation and social support in relation to psychosocial adjustment of adolescent refugees resettled in Australia. International Journal of

Behavioral Development, 28, 259-267. doi:10.1080/01650250344000497

Lustig, S. L., Kia-Keating, M., Knight, W. G., Geltman, P., Ellis, H., Kinzie, J. D., ... & Saxe, G. N. (2004). Review of child and adolescent refugee mental health. Journal of the

American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43, 24-36. doi:10.1097

/00004583-200401000-00012

McCubbin, H. I., & Sussman, M. B., & Patterson, J. M. (Eds.). (2014). Social stress and the

family: Advances and developments in family stress therapy and research. New York,

NY: Routledge.

Nuttall, A. K., Valentino, K., & Borkowski, J. G. (2012). Maternal history of parentification, maternal warm responsiveness, and children's externalizing behavior. Journal of

(27)

Panos, A., & Panos, P. (2007). Resiliency factors in refugee families. In A. Loveless & T. Holman (Eds.), The family in the new millennium: Strengthening the family (pp. 192 -203). Westport, CT: Praeger Publishers

Papadopoulos, R. K. (2001). Refugee families: issues of systemic supervision. Journal of

Family Therapy, 23, 405-422. doi:10.1111/1467-6427.00193

Patterson, J. M. (2002). Understanding family resilience. Journal of Clinical

Psychology, 58, 233-246. doi:10.1002/jclp.10019

Rasmi, S., Daly, T. M., & Chuang, S. S. (2014). Intergenerational conflict management in immigrant Arab Canadian families. Journal of Cross-Cultural Psychology, 45, 1124 -1144. doi:10.1177/0022022114532358

Rousseau, C., Drapeau, A., & Platt, R. (2004). Family environment and emotional and behavioural symptoms in adolescent Cambodian refugees: influence of time, gender, and acculturation. Medicine, Conflict and Survival, 20, 151-165. doi:10.1080 /1362369042000234735

Sleijpen, M., ter Heide, F. J. J., Mooren, T., Boeije, H. R., & Kleber, R. J. (2013). Bouncing forward of young refugees: A perspective on resilience research directions. European

Journal of Psychotraumatology, 4, 347-355. doi:10.3402/ejpt.v4i0.20124

Sujoldžić, A., Peternel, L., Kulenović, T., & Terzić, R. (2006). Social determinants of health: A comparative study of Bosnian adolescents in different cultural contexts. Collegium

Antropologicum, 30(4), 703-711. Verkregen vanhttp://www.collantropol.hr/antropo United Nations High Commissioner for Refugees. (2014). Asylum trends, first half 2014.

Levels and trends in industrialized countries. Verkregen van http://www.unhcr.org

(28)

United Nations High Commissioner for Refugees. (2011). The 1951 Refugee Convention

relating to the status of refugees and its 1967 protocol. Verkregen van http://www

.unhcr .org/4ca34be29.html

Van Willingen, L. H. M. (2009). Zorg voor gevluchte kinderen. Bijblijven, 25, 23-30. doi:10.1007/BF03087641

Weine, S. M. (2008). Family roles in refugee youth resettlement from a prevention perspective. Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 17, 515 -532. doi:10.1016/j.chc.2008.02.006

Weine, S. M. (2011). Developing preventive mental health interventions for refugee families in resettlement. Family Process, 50, 410-430. doi:10.1111/j.1545-5300

.2011.01366.x

Weine, S., Kulauzovic, Y., Klebic, A., Besic, S., Mujagic, A., Muzurovic, J., ... & Rolland, J. (2008). Evaluating a multiple‐family group access intervention for refugees with PTSD. Journal of Marital and Family Therapy, 34, 149-164. doi:10.1111/j.1752 -0606.2008.00061.x

Yakushko, O., Watson, M., & Thompson, S. (2008). Stress and coping in the lives of recent immigrants and refugees: Considerations for counseling. International Journal for the

Advancement of Counselling, 30, 167-178. doi:10.1007/s10447-008-9054-0

Zajacova, A. (2002). Constructing the reality of the immigrant life. Journal of Social Distress

and the Homeless, 11, 69-79. doi:10.1023/A:1013384122330

• U (6035191) heeft met succes uw document voor de opdracht inleveren scriptie (eindversie) in cursus

2512S001.70130350AY.T13.EXCL.2014 verstuurd; het document wordt nu verstuurd naar Ephorus voor de plagiaatcontrole.

• De naam van het verstuurde document is Oterdoom_6035191__Bachel..., u kunt het document

(29)

• Het Ephorus ID is 0a9e59a7-0f9a-414a-bc30-0dd75660c618 / 20150125T225707; maak eventueel een screenshot of copy/paste deze regels als bewijs van inleveren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The 4 most important determinants of portal usage found in this study were (perceived) impact of the disease (being physically or mentally unable to use the portal),

Hereto they used 1D cross-shore profiles (“Jarkus raaien”) of the Dutch coast and a Bayesian network 1 to determine if the presence of buildings on beach significantly affects

H2c Participants exposed to negative image of nation in international news are more likely to indicated nationalistic attitudes.. If instead we focus on the previously

Before analysing the aforementioned Famine novels to see how nineteenth-century female writers responded to representations of English and Irish characters, we should examine to

However, there is often a conflict between individual and organizational goals (as embodied in rules and procedures) making enforcement necessary (Hale et al., 2003). al

Hoe verhoudt de superheldin in de animatiefilm Wonder Woman zich tot de narratieve modellen van Joseph Campbell en Maureen Murdock die betrekking hebben op de reis van de held

The current institutions give big parties the initiative over all issues and force small parties to compete among themselves to enter the coalition at all, whereas Ministry Voting

Wij klagen burgemeester Van Thijn, zijn wethouders, zijn commissarissen en andere functionarissen van de politie, zijn voorgangers en alle andere politiek