• No results found

Kiezen voor Verslaving?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kiezen voor Verslaving?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kiezen voor verslaving?

Een interdisciplinaire verkenning van inzichten over de vrije wil in het

ontwikkelen van een drugsverslaving

Studenten: Emma Hissink Muller 11055650 Michelle Smulders 11021705 Niels van Opstal 11021519 Noah Rijneveldshoek 11428708

Docenten: Jarik Guijt Jolien Francken Datum: 20 januari 2019

(2)

Abstract

In Nederland zijn zo’n 1 miljoen mensen verslaafd aan drugs zoals alcohol, tabak of cocaïne. Preventie van verslaving is moeilijk, aangezien de oorzaken nog grotendeels onbekend zijn. Vooral over de mate van vrije wil binnen de ontwikkeling van een drugsverslaving is veel debat, terwijl er nog weinig onderzoek naar is gedaan. Dit terwijl begrip van het ontwikkelingsproces cruciaal is om effectief preventiebeleid te kunnen voeren. Er wordt in dit onderzoek geanalyseerd hoe er in de neurobiologie, sociologie en economie wordt gekeken naar de ontwikkeling van drugsverslaving. Dit wordt geëvalueerd door de filosofie aan de hand van drie vrije wil opvattingen: zelfcontrole, keuzevrijheid en authenticiteit. De inzichten uit elke discipline worden geïntegreerd om tot een totaalbeeld te komen. Uit deze integratie blijkt dat tijdens de ontwikkeling van een drugsverslaving vrije wil geleidelijk afneemt, doordat de zelfcontrole afneemt en het daarmee ook moeilijker wordt om authentiek te handelen.

(3)

Inhoud

Abstract ... 1

Inleiding ... 3

Methoden van het onderzoek ... 4

De ‘vrije wil bril’ ... 5

Hoofdstuk 1: Economie... 7

Implicaties voor de vrije wil ... 9

Hoofdstuk 2: Neurobiologie ... 10

Implicaties voor de vrije wil ... 13

Hoofdstuk 3: Sociologie ... 14

Implicaties voor de vrije wil ... 17

Hoofdstuk 4: Integratie van de disciplines ... 18

Vrije wil als zelfcontrole ... 18

Vrije wil als keuzevrijheid ... 19

Vrije wil als authenticiteit ... 20

Conclusie ... 20

Discussie ... 21

(4)

Inleiding

Alleen al in Nederland zijn zo’n 1 miljoen mensen verslaafd aan drugs zoals alcohol, tabak of cocaïne (Jellinek, 2018). Preventie van drugsverslaving is moeilijk, aangezien de oorzaken van verslaving nog grotendeels onbekend zijn. Een punt waar dan ook veel onduidelijkheid over bestaat omtrent verslaving is in hoeverre dit een vrije keuze is, waar dan dus mogelijk ook verantwoordelijkheid voor ligt bij de verslaafde (Heyman, 2013). Je zou namelijk in plaats van drugsverslaving te zien als vrije keuze, het ook kunnen zien als een ziekte, die dus buiten je controle ligt. Er bestaat een stigma in de westerse maatschappij dat drugsverslaving een keuze is en daarmee de ‘schuld’ van de verslaafde, maar tegelijkertijd worden verslaafden op klinische wijze behandeld en staat verslaving in het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), wat er weer op wijst dat het als ziekte wordt gezien (Frank & Nagel, 2017). Er zijn wetenschappelijke studies die menen aan te tonen dat drugsverslaving een ziekte is, aangezien er sprake is van erfelijk risico en drugs het brein kunnen beïnvloeden (Kalivas, 2009; Lubman, Yücel, & Pantelis, 2004; Robinson, Gorny, Mitton, & Kolb, 2001), maar ook studies die bijvoorbeeld aantonen dat veel verslaafden zonder professionele hulp stoppen en dat er veel meer mensen ‘genezen’ van verslaving dan van welke andere psychiatrische aandoening dan ook (Heyman, 2013; Klingemann, Sobell, & Sobell, 2010; Robins, 1993). Dit debat over of verslaving meer een keuze of ziekte is kan van belang zijn voor de behandeling van drugsverslaving, en voor het beeld van drugsverslaving vanuit de maatschappij. Aangezien verslaving de overheid veel geld kost in de vorm van zowel preventie als behandeling, is het een erg maatschappelijk relevant fenomeen. In 2011 werd in Nederland bijvoorbeeld 480,2 miljoen euro uitgegeven aan verslavingszorg, en in 2014 werd 355,6 miljoen euro uitgegeven aan de bestrijding van drugsmisdrijven. Verder is er geschat dat alleen al alcoholmisbruik de Nederlandse samenleving in 2001 ongeveer 2,6 miljard euro heeft gekost in de vorm van o.a. werkverzuim, misdrijven, overtredingen en gezondheidszorg (Trimbos-instituut & Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), 2015). Vanwege de vele kosten en gezondheidszorg die komt kijken bij verslaving, is het belangrijk om te bekijken in hoeverre er verantwoordelijkheid ligt bij verslaafden of andere partijen in de ontwikkeling van verslaving.

De ontwikkeling van verslaving is een complex probleem, aangezien er waarschijnlijk meerdere oorzaken zijn die op verschillende schalen een rol spelen. Er is binnen verschillende disciplines al onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van verslaving, maar de combinatie tussen verschillende disciplinaire inzichten lijkt nog te ontbreken. De integratie van meerdere disciplinaire ideeën over verslaving zou kunnen leiden tot een

(5)

beter gevormd beeld over de ontwikkeling van verslaving en de factoren die hier een belangrijke rol in spelen. Het probleem kan namelijk individueel benaderd worden, op de schaal van de verslaafde, maar ook de directe omgeving of zelfs de maatschappij kan erbij betrokken worden. Zowel biochemische, sociale, als economische factoren zijn mogelijk relevant voor het ontwikkelen van verslaving en kunnen daarom helpen bij het onderzoeken van dit probleem. Al deze factoren zijn ook van invloed op elkaar, wat interdisciplinariteit cruciaal maakt. De filosofie speelt een hoofdrol omdat het alle informatie verkregen per discipline analyseert en plaatst in een kader van vrije wil. Deze uitkomsten worden dan geïntegreerd om tot een inzicht te komen over vrije wil binnen het ontwikkelen van een drugsverslaving.

De onderzoeksvraag van dit onderzoek is dan ook: in welke mate hebben mensen vrije wil1 in het ontwikkelen van een drugsverslaving? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag, zal er gekeken worden naar de vraag hoe verslaving werkt volgens elke discipline en vervolgens hoe deze inzichten passen in het kader van vrije wil.

Eerst zal een verdere uitweiding volgen over de methode die gebruikt zal worden. Dan zal de ‘vrije wil bril’ worden uiteengezet waarmee we de inzichten per discipline binnen het kader van vrije wil plaatsen. Vervolgens zullen binnen de economie de theorieën van Becker en Murphy (1988) en Laibson (2011) worden behandeld en geplaatst binnen het kader vrije wil. Binnen de neurobiologie zal neuroplasticiteit in verschillende systemen die invloed hebben op ontwikkeling van verslaving worden behandeld en geplaatst binnen het kader van vrije wil. Binnen de sociologie zullen structureel functionalisme en symbolisch interactionisme worden behandeld en vervolgens ook worden geplaatst binnen het kader van vrije wil. In het slothoofdstuk zullen deze inzichten worden geïntegreerd, waarna de conclusie en discussie zullen volgen.

Methoden van het onderzoek

Dit onderzoek is een analyse op basis van literatuur. Door middel van literatuur uit de sociologie, neurobiologie en de economie wordt getoond hoe er per discipline wordt gekeken naar het ontwikkelen van een drugsverslaving. De aangeleverde informatie zal daarna per discipline worden gekoppeld aan vrije wil door middel van een filosofisch

1 Dit onderzoek gaat expliciet niet over de vraag óf er vrije wil is, maar enkel of er in de gegevens

aangedragen door sociologie, economie en neurobiologie vrije wil in verslaving te vinden is. Zoals Pickard (2015) in haar onderzoek naar vrije wil in psychopathologie stelt: “Note for clarity that I do not here address the question of whether or not free will ultimately exists and is or is not compatible with determinism. The claim that psychopathology in particular does not strip people of free will is consistent with the claim that, appearances notwithstanding, no one has free will, as much as with the claim that, appearances withstanding, we all have free will, including those of us who suffer from disorders of agency, and those of us who do not” (2015: p. 137).

(6)

perspectief, de ‘vrije wil bril’. De filosofie dient dus als aandrager van het thema vrije wil binnen het grotere onderwerp drugsverslaving.

In een interdisciplinair onderzoek is het niet zinvol om één definitie te kiezen van vrije wil en vervolgens alle disciplines hieraan te toetsen. Elke discipline heeft namelijk zijn eigen onderzoeksinteresses en zodoende andere focuspunten en conceptualisaties bij het benaderen van een onderwerp zoals verslaving. Het onderzoek zou dogmatisch zijn als er niet op deze verschillen zou worden gelet, en alles in één definitie zou worden geforceerd. Bovendien zou het vooral zonde zijn om één definitie te hanteren, omdat sommige

definities simpelweg niet passen binnen alle disciplines en de informatie die een discipline wél geeft dan niet te evalueren is. Daarom zullen er binnen de filosofie meerdere definities gehanteerd worden aan de hand van diverse thema’s en zal getracht worden deze

definities toe te passen op de diverse disciplines.

De ‘vrije wil bril’

De opvattingen van vrije wil die worden aangenomen kunnen in drie thema’s worden ingedeeld: zelfcontrole, keuzevrijheid en authenticiteit. Het eerste thema, zelfcontrole, komt voort uit de algemene opvatting van vrije wil in de Westerse denktraditie zoals

geïdentificeerd door O’Connor en Franklin in The Stanford Encyclopaedia of Philosophy (2018). Zij definiëren vrije wil als “a kind of power to control one’s choices and actions” (O’Connor & Franklin, 2018). Ook in de literatuur over psychopathologie (zoals verslaving) en vrije wil komt vrije wil naar voren als zelfcontrole. Zodoende beschrijft Foddy (2011) dat er in verslavingswetenschap vaak wordt gesproken over een innerlijke dwang die een verslaafde ervaart, wat verklaart waarom de verslaafde doet wat hij doet: hij heeft zichzelf niet onder controle. Daphne Brandenburg, PhD cognitiefilosoof in psychiatrie, voegt aan het perspectief over zelfcontrole toe dat je zelfcontrole kunt zien als een ‘spier die moe kan worden’, waardoor de capaciteit voor zelfcontrole minder statisch wordt opgevat

(Baumeister & Exline, 2000; Muraven & Baumeister, 2000; Brandenburg, persoonlijke communicatie, 17 december 2018). Brandenburg stelt daarom dat er aandacht moet komen voor de context (sociale omgeving, stemming) waarin drugs genomen wordt, omdat de ene context meer ‘kracht’ vereist dan de ander. Een constant beroep op controle

verklaart ook waarom iemand langetermijnvoornemens niet kan volhouden en toegeeft aan kortetermijnverlangens (Brandenburg, persoonlijke communicatie, 17 december 2018).

In het tweede thema, keuzevrijheid, wordt er een andere definitie van vrije wil gehanteerd. Deze is nauw verbonden met zelfcontrole en wordt gebruikt door Pickard (2015), een filosoof van de psychologie die een voorvechter is van vrije wil in het verslavingsdebat. Pickard ziet vrije wil als “the ability to do otherwise”, het vermogen om

(7)

iets anders te doen, zoals het niet nemen van drugs. Hierbij staat centraal dat er zowel andere mogelijkheden zijn als dat iemand in staat is een andere keuze te maken. De “ability to do otherwise” zorgt voor keuzevrijheid. Pickard gebruikt deze definitie omdat er effectieve klinische behandelmethodes zijn die op dit vermogen inspelen. Tenslotte is er het derde thema, authenticiteit. Dit thema wordt gebruikt om tegenwicht te bieden aan een focus op zelfcontrole. Slors (2011) stelt namelijk dat er in de neurowetenschappen de neiging is om bewuste zelfcontrole als hét teken van vrije wil te zien, maar dat dit gevaarlijk is, omdat vrije wil genuanceerder ligt. Hij stelt dat iemand met onbewuste handelingen nog steeds vrij kan zijn, omdat het ‘zelf’ een groter narratief is, een geheel persoon betreft, en dus niet alleen het bewustzijn. Denk bijvoorbeeld aan een beroepsmuzikant die notenschrift onbewust vertaalt in acties. Dit betekent namelijk niet dat de muzikant niet vrij is. De definitie die Slors geeft voor vrije wil als authenticiteit wordt dan “in staat zijn te handelen in overeenstemming met je waarden en doelen, je goede voornemens en je plannen” (Slors, 2011, p. 169). Brandenburg stelt eveneens een opvatting van vrije wil voor die inspeelt op de authenticiteit van de handeling, en de definitie van vrij wil als authenticteit kan daarom worden aangevuld met haar beschrijving: “iemand heeft vrije wil als iemands motieven en verlangen overeenkomen met iemands authentieke verbintenissen en zorgen of als die [motieven en verlangens] weerstaan kunnen worden als die afwijken van deze [authentieke verbintenissen en zorgen]” (Brandenburg, 2016, p. 1216). Het ‘zelf’ zien als een groter narratief waardoor vrije wil op grotere schaal wordt bekeken dan alleen als een momentopname van zelfcontrole, wordt ook ondersteund door

filosofen als Dennett en Bransen (Slors, 2011).

Door op deze brede en open manier vrije wil op te vatten, wordt er ingespeeld op de informatie van sociologie, economie en neurobiologie, waardoor de inzichten van deze disciplines op verschillende wijzen kunnen worden gekoppeld aan vrije wil. De volgende stap is dan dat deze inzichten worden vergeleken en geïntegreerd, met het doel een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag: in hoeverre hebben mensen vrije wil in het ontwikkelen van een drugsverslaving? Er ligt hierbij meer nadruk op de waardering van de diverse benaderingen van verslaving in disciplines, die zich ook weerspiegelen in opvattingen van vrije wil, dan op het geforceerd één maken van inzichten. De integratie is in figuur 1 schematisch weergegeven.

(8)

Figuur 1. Integratieproces schematisch weergegeven

Hoofdstuk 1: Economie

Het paper ‘Theory of Rational Addiction’ uit 1988 van Becker en Murphy stelt dat verslaving rationeel kan zijn. De Rational Addiction Theory is een van de basismanieren om te kijken naar verslaving binnen de economie (Ferguson, 2000). De Theory of Rational Addiction stelt dat verslaving rationeel kan zijn, waarbij rationeel betekent “a consistent plan to maximize utility over time” (Becker en Murphy, 1988, p. 675). Hierbij is het belangrijk op te merken dat het gaat over het maximaliseren van geluk, niet een absoluut niveau van geluk. Een rationeel persoon, iemand die dus rationele keuzes maakt en niet per se op een rationele manier keuzes maakt2, kan dus ongelukkig zijn, echter wel zo min mogelijk ongelukkig. Verslaving is, volgens Becker en Murphy, wanneer toename van consumptie (van bijvoorbeeld een drug) nu toename van consumptie later betekent. Een drug wordt gebruikt wanneer het rationeel is om het te gebruiken. Dit houdt in dat door het gebruik van die drug het totale geluk van het leven van de gebruiker optimaal wordt. Of iets gebruiken rationeel is, hangt af van de zogenaamde 'stock' van die drug voor een bepaald persoon, stellen Becker en Murphy. De stock heeft positieve invloed op het geluk dat je op dit moment krijgt van het gebruiken van iets. De stock kan op twee manieren groter worden, namelijk door gebruik van die drug of door ervaringen. Een ervaring zou eventueel ook de stock kunnen verlagen. Bij ervaringen kun je denken aan bijvoorbeeld groepsdruk of een

2 Een mooie vergelijking kan worden gemaakt met de wijze waarop biljartspelers spelen. Hoe ze

spelen is namelijk volledig te voorspellen door middel van klassieke mechanica uit de natuurkunde. Echter zijn de spelers op het moment van spelen niet bezig met formules berekenen. Het lijkt dus alsof ze via mechanica spelen, maar ze doen dit niet. Zo is het menselijk handelen ook te

(9)

stressvolle of droevige situatie. Bovendien neemt de stock tegelijkertijd continu af tot nul. Door niet te gebruiken gaat de stock dus richting nul. Wanneer de stock van bijvoorbeeld een drug een bepaalde waarde (drempelwaarde) heeft bereikt, is het rationeel om deze te gebruiken. Zo kan dus iemand die nog nooit cocaïne heeft gebruikt, het toch gaan

gebruiken omdat bijvoorbeeld groepsdruk de stock heeft verhoogd. Zonder groepsdruk was de stock laag en zou cocaïne irrationeel zijn om te gebruiken. Door die groepsdruk kan de stock dus boven een bepaalde drempelwaarde komen en wordt cocaïne gebruiken

rationeel. Wanneer dan eenmaal cocaïne is gebruikt, neemt de stock verder toe. Wanneer de stock zonder ervaringen ook nog boven de threshold is, is het dus rationeel om altijd cocaïne te gebruiken, waardoor de stock telkens hoog zal blijven. Dit is wanneer iemand verslaafd is. Voor diegene betekent gebruik van de drug nu dus dat de stock boven de drempelwaarde blijft en dat dus het gebruik later toeneemt, wat Becker en Murphy definiëren als verslaving.

Een voorbeeld hiervan, waar Robins (1993) het ook over heeft, zijn soldaten uit de Vietnamoorlog. Veel soldaten gebruikten daar heroïne en alcohol door bijvoorbeeld groepsdruk of de stressvolle situatie. Toen de soldaten terugkwamen, stopten de meeste hun drugsgebruik. Een aantal zette hun verslaving door met bijvoorbeeld alcohol. Dit is een goed voorbeeld hoe voor de één de stock hoog genoeg was door enkel het drugsgebruik om verslaafd te blijven, en voor de ander de ‘ervaring’ Vietnam nodig was om te blijven gebruiken.

Een andere theorie is de Cue-Theory of Consumption van Laibson (2011). Laibson past de theorie van Becker en Murphy lichtelijk aan. Hij stelt dat het herhaald samen zien van bepaald gedrag met bepaalde cues, een koppeling tussen dat gedrag en die cue veroorzaakt. Die cues kunnen eigenlijk alles zijn, zoals een geur, een plek, een tijd of een gebeurtenis. Door het ervaren van een cue verandert het marginaal nut, hoeveel geluk het extra oplevert op dat moment, van een bepaald gedrag voor een persoon. Zo kan iemand die de hele dag niet aan roken denkt ineens heel veel zin krijgen in een sigaret als ze iemand anders zien roken. Door de cue (het iemand zien roken) verandert dan dus het marginaal nut (ineens het idee dat roken je heel blij maakt). De associatie tussen het gedrag en de cue kan zowel ontstaan doordat je het zelf doet, of dat je iemand het ziet doen. Zo kun je dus dit effect krijgen door bijvoorbeeld je ouders altijd om vier uur te zien drinken, maar ook wanneer je zelf altijd om vier uur drinkt. De cue ‘vier uur’ zal dan dus geassocieerd raken met drinken. Een verslaving aan een drug ontstaat dus door een associatie op te bouwen met een drug middels een cue. Als je dan bijvoorbeeld nog high bent op de weg terug van de club, kan high zijn met nog meer cues geassocieerd worden en zo kan een verslaving ontwikkeld worden.

(10)

Implicaties voor de vrije wil

In de economie gaat het over rationele keuzes en met name wat deze zijn. Er lijkt binnen de economie geen twijfel te zijn dat een persoon het vermogen heeft om te doen wat het beste is voor zichzelf. Vrije wil als zelfcontrole komt dus niet in het geding. Binnen de economie wordt er vanuit gegaan dat iedereen rationeel handelt, zodat er gedrag kan worden voorspeld. Er wordt echter niet geïmpliceerd dat je niet iets anders kan kiezen. Wanneer je een andere keuze maakt dan de rationele keuze, oftewel de beste keuze, ben je enkel irrationeel. Je kiest dan namelijk iets dat niet optimaal geluk in je leven brengt. Ook vrije wil als keuzevrijheid komt daarom binnen de economie niet in het geding op het gebied van het ontwikkelen van verslaving.

Zowel de theorie van Becker en Murphy als die van Laibson stellen dat de voorkeuren van mensen veranderen door externe factoren. Bij de theorie van Becker en Murphy zijn die factoren de omstandigheden en bij Laibson de cues. Becker en Murphy definiëren rationaliteit als een consistent plan om geluk te maximaliseren over verloop van tijd, wat lijkt te botsen met de definitie van vrije wil als authenticiteit. Omdat verslaving rationeel kan zijn, lijkt het erop dat in het ontwikkelen van een verslaving de goede voornemens of plannen van iemand veranderen naar ‘verslaafde’ voornemens. Echter kan dit niet, aangezien verslaving niet iemands goede voornemen, plan of commitment zal zijn, omdat verslaving doorgaans niet als iets positiefs wordt gezien. Bovendien willen verslaafden over het algemeen graag van hun verslaving afkomen. Dit is enkel een schijnbare wrijving tussen authenticiteit en rationaliteit, omdat de definitie van vrije wil als authenticiteit niet duidelijk stelt dat het volgen van je plannen, commitments en goede voornemens je ook daadwerkelijk het gelukkigst maakt, oftewel, of het rationeel is3. Daarom hoeft de meest rationele keuze in het geval van het ontwikkelen van een drugsverslaving niet overeen te komen met je authentieke voornemen. Het nemen van drugs is dus rationeel, maar niet authentiek. Wel zorgt de continue verhoging van de stock ervoor dat het steeds moeilijker wordt om te handelen volgens je commitments en goede voornemens, want de keuze die je het gelukkigst maakt, de rationele keuze, komt niet overeen met die voornemens. Toch blijft het mogelijk om irrationeel te handelen, wat inhoudt dat hoewel het lastiger wordt, je wel altijd in staat blijft om authentiek te handelen.

Laibson definieert rationaliteit niet. Bij Laibson komt naar voren dat de voorkeuren van een persoon telkens kortstondig veranderen. Door cues kunnen namelijk je voorkeuren veranderen, maar direct na de cue ook weer terug veranderen. Hoewel de voorkeuren veranderen en niet meer in overeenstemming kunnen zijn met iemands commitments, plannen of goede voornemens, betekent dit niet dat iemand daarnaar handelt. De persoon

(11)

blijft dus in staat om te handelen naar zijn goede voornemens, maar doet dit mogelijk niet. De opvatting van vrije wil waarbij het handelen de authenticiteit uitdrukt komt hier dus ook niet in het geding vanuit de theorie over verslaving, maar net als bij Becker en Murphy kan het wel lastiger zijn voor een persoon om te handelen naar zijn authentieke doelen. Kortom, uit de economie komt naar voren dat er sprake is van vrije wil als zelfcontrole en keuzevrijheid bij het ontwikkelen van een drugsverslaving, maar dat vrije wil als authenticiteit bemoeilijkt wordt naarmate drugsgebruik uitmondt in verslaving.

Hoofdstuk 2: Neurobiologie

Er zijn steeds meer neurowetenschappers die zich uitspreken over de kwestie of vrije wil bestaat op basis van neuro-onderzoeken. Zodoende zijn in Nederland bekende deterministen en neurowetenschappers Victor Lamme en Dick Swaab (Busato, 2 februari 2016). Er is grote ophef vanuit de filosofische hoek rondom de uitspraken van neurowetenschappers, zie bijvoorbeeld Dennett (Universiteit Utrecht, 25 januari 2016), van Marle (Busato, 2 februari 2016) Marc Slors, Bert Keizer (Sie, 2011) en Philipse (Hopster, 2013). Uitweiding hierover is helaas niet mogelijk binnen de reikwijdte van het onderzoek. Bovendien gaat dit onderzoek niet over de vraag of vrije wil bestaat, zoals in voetnoot één is uitgelegd, maar over het verschil in vrije wil tussen mensen die een drugsverslaving ontwikkelen en mensen die dat niet doen, ongeacht of de wereld deterministisch is. Daarom zal er in het neurobiologiehoofdstuk alleen worden ingaan op wat drugsgebruik voor effect heeft op de hersenen en hoe verslaving werkt.

Er zijn een aantal hersengebieden betrokken bij drugsverslaving. De belangrijksten zijn de prefrontale cortex (PFC), het ventraal tegmentum (VTA), het striatum en de amygdala (Guo, Wang, Xiang, & Zhao, 2009). De prefrontale cortex is betrokken bij cognitieve processen als rationele besluitvorming, inhibitie, cognitieve controle en (lange termijn) planning voor het bereiken van interne doelen (Arnsten, 2009; Miller & Cohen, 2001). De VTA is samen met de substantia nigra (SN) het gebied waar dopamine wordt gesynthetiseerd (Cheramy, Leviel, & Glowinski, 1981). Dit is een hele belangrijke neurotransmitter, die door veel verslavende drugs wordt vrijgemaakt.

In figuur 2 (zie volgende pagina) zijn de projectie pathways van dopamine te zien. De VTA projecteert o.a. naar het striatum, wat betekent dat het hier dopamine heen stuurt. Het striatum bestaat uit meerdere delen, en wordt vaak verdeeld in het ventrale en dorsale deel. Het ventrale deel van het striatum bestaat o.a. uit de nucleus accumbens (NAc), die betrokken is bij motivatie en beloning (Yin, Ostlund, & Balleine, 2008). De amygdala is een gebied dat betrokken is bij emotie. Het staat vooral bekend als een gebied dat belangrijk is voor angst, maar recentelijk is gevonden dat de amygdala ook betrokken is bij het koppelen

(12)

van zowel positieve als negatieve waarde aan bepaalde stimuli, bijvoorbeeld overwaardering van drugs (Balleine & Killcross, 2006; Paton, Belova, Morrison, & Salzman, 2006; Rauch, Shin, & Wright, 2006). Deze gebieden maken onderdeel uit van verschillende systemen. Twee belangrijke systemen bij drugsverslaving zijn het dopamine en het glutamaatsysteem (Kalivas, 2004, 2009).

Figuur 2. Dopamine projecties vanuit het VTA en SN. Overgenomen van ‘Neural Mechanisms of Addiction: The Role of Reward-Related Learning and Memory’, door Hyman, S., Malenka, R., & Nestler, E., 2006, Annual Review of Neuroscience, 29(1), 565–598.

Kalivas (2004) stelt dat alle verslavende drugs dopamine transmissie faciliteren. Bij bijvoorbeeld cocaïneverslaving is de verhoogde dopamine transmissie in VTA-neuronen die projecteren naar o.a. de PFC en NAc dan ook een belangrijk target voor farmacologische behandelingen (Kalivas, 2004). Verschillende onderzoeken hebben al uitgewezen dat zowel natuurlijke beloningen als verslavende drugs werken door het verhogen van synaptisch beschikbaar dopamine in de NAc (Hyman, Malenka, & Nestler, 2006). Als de werking van de NAc verstoord is (zoals in drugsverslaving), leidt dit tot een verminderde capaciteit tot aanpassing van gedrag, wat ervoor zorgt dat verslaafden moeilijkheden hebben controle te houden over het verlangen naar drugs (Moussawi & Kalivas, 2010). Er is zelfs in onderzoek genoemd dat mogelijk het volledige limbische systeem verminderd werkt in verslaving, waardoor drugsverslaafden minder receptief zijn voor de negatieve consequenties van drugsgebruik, wat invloed heeft op de keuzes die verslaafden maken (Kalivas, 2009).

Mogelijk hebben zowel de verschillende delen van het ventraal striatum als het dorsaal striatum andere rollen in drugsverslaving. De kern van de NAc is belangrijk bij de initiële zelf-administratie van cocaïne, terwijl het drug-seeking gedrag als respons op cocaïne-geassocieerde cues meer afhankelijk is van de schil van de NAc, die vergelijkbaar

(13)

is met het dorsale striatum. Later in het proces van verslaving is zelfs enkel nog het dorsale striatum nodig voor de uiting van verslavingsgedrag. Dit ondersteunt de hypothese dat in de ontwikkeling van verslaving er een verschuiving plaatsvindt van het gemotiveerd naar doelen toe werken, wat afhankelijk is van de NAc, naar stimulus-respons gewoonten, die afhankelijk zijn van het dorsale striatum (Berke & Hyman, 2000; Everitt & Robbins, 2006; M J Vanderschuren, Di Ciano, & Everitt, 2005). Zelfs als mensen jarenlang geen drugs gebruiken, zijn ze nog steeds kwetsbaarder om ‘drug-seeking behaviour’ te vertonen, vanwege lange termijn veranderingen in het brein, vooral in het corticostriatale circuit (Kalivas, 2009).

Naast de NAc is de PFC dus een belangrijk gebied in verslaving, aangezien het betrokken is bij werkgeheugen, inhibitie, planning en aansturing van gedrag. De PFC is belangrijk voor gedrag dat naar een doel toe werkt, bijvoorbeeld het verkrijgen van voedsel of drugs, en ontvangt net als de NAc dopamine vanuit de VTA (Hyman et al., 2006). Door pathologische adaptaties binnen de PFC leidt drugsgebruik tot beperking van de gedragscontrole vanuit dit gebied (Hyman et al., 2006).

Dopamine is echter niet de enige neurotransmitter die van belang is bij verslaving. Hoewel het duidelijk is dat het dopaminesysteem erg van belang is voor de ontwikkeling van drugsverslaving, zijn andere systemen zoals het glutamaatsysteem ook belangrijk, bijvoorbeeld bij het proces van sensitisatie (Kalivas, 2004).

Het tweede systeem dat dus belangrijk is voor verslaving is het glutamaatsysteem. Zoals te zien in figuur 3, zijn er namelijk ook glutamaterge projecties tussen gebieden die betrokken zijn bij verslaving. Glutamaat is de belangrijkste excitatoire neurotransmitter in het brein, omdat het essentieel is voor plasticiteit, wat belangrijk is voor leren en geheugen (Bassani, Folci, Zapata, & Passafaro, 2013; Kalivas, 2009; Kalivas, LaLumiere, Knackstedt, & Shen, 2009; Kenny & Markou, 2004, Traynelis et al., 2010).

In drugsverslaving zijn glutamaatreceptoren erg belangrijk, omdat de veranderingen in glutamaat transmissie

Figuur 3. Illustratie van het circuit dat betrokken is bij verslaving. Overgenomen van ‘Glutamate systems in cocaine addiction’, door Kalivas, P., 2004, Current Opinion in Pharmacology, 4(1), 23-29.

(14)

et al., 2009). Als er sterke activatie van glutamaatreceptoren is, worden deze vervolgens gevoeliger voor glutamaat (Chater & Goda, 2014; Zhang, Cudmore, Lin, Linden, & Huganir, 2015). Zo kunnen verbindingen tussen verschillende gebieden sterker of juist minder sterk worden op basis van die activatie (Anggono & Huganir, 2012; Bredt & Nicoll, 2003).

Chronisch drugsgebruik is geassocieerd met een verhoogde afgifte van glutamaat (Cornish & Kalivas, 2002; Kalivas & Duffy, 2002; Kalivas et al., 2009; You, Wang, Zitzman, Azari, & Wise, 2007). Hierdoor wordt de homeostase van glutamaat verstoord, wat onder andere leidt tot een verstoring van de communicatie tussen de PFC en NAc (Kalivas, 2004, 2009). Aangezien deze glutamaat transmissie in het corticostriatale circuit wordt geassocieerd met verslaafd gedrag, zoals drug-seeking, leidt een verstoring in de homeostase tot een verminderde controle over drug-seeking behaviour en een verminderde receptiviteit voor de negatieve consequenties van drugsgebruik (Kalivas, 2004; Kalivas et al., 2009; Kalivas, Volkow, & Seamans, 2005; Moussawi & Kalivas, 2010).

Implicaties voor de vrije wil

In de neurobiologie ligt de focus op het blootleggen welke neurale mechanismen ten grondslag liggen aan verslaafd gedrag. Het blijkt dat de zelfcontrole een belangrijk focuspunt is in het beoordelen van gedrag. Er is getoond dat in het proces van de ontwikkeling van een drugsverslaving het steeds lastiger wordt om controle uit te oefenen op eigen gedrag, doordat de betrokken hersengebieden zich anders zijn gaan ontwikkelen door blootstelling aan drugs. Weerstand bieden tegen impuls om drugs te nemen wordt steeds moeilijker omdat het tegen een gewoonte moet ingaan. Volgens de definitie van vrije wil als zelfcontrole blijkt dat in het ontwikkelen van verslaving de vrijheid van mensen steeds minder wordt naarmate ze vaker drugs gebruiken. De verminderde zelfcontrole leidt tevens tot een aantasting aan het vermogen om iets anders te kiezen. Een persoon kan misschien wel voornemen iets anders te doen, maar kan door de verzwakking van zelfsturing worden tegengehouden hierin. Een interessant punt dat bovendien naar voren komt is dat drugs ook iemands waarderingen veranderen omdat de beloning van drugsinname overschat wordt en de negatieve consequenties onderschat worden. Deze verandering in motivatie voor handelen door de effecten van drugs maakt het lastiger authentiek te handelen omdat niet-authentieke handelingen, zoals continu drugsgebruik, aantrekkelijker worden. Als mensen tegelijk steeds minder in staat zijn om het conflict tussen niet-authentieke handelingen en de authentieke voornemens op te lossen wegens verminderde zelfcontrole en afnemende vermogen iets anders te doen, wordt het authentiek handelen dus steeds moeilijker. Samenvattend, in neurobiologie is naar voren gekomen dat drugsgebruik op den duur de zelfcontrole vermindert, waardoor het lastig is eigen gedrag te sturen en weerstand

(15)

te bieden tegen verlangens naar drugs. Mensen willen wellicht eigenlijk iets anders, maar ze kunnen zich moeilijk ertoe zetten door deze uitwerking van drugs op het lichaam. Bovendien zorgen drugs dat de houding naar drugs verandert. In het ontwikkelen van verslaving is daarom in het begin nog sprake van vrije wil, omdat de hersenen nog niet ernstig veranderd zijn, maar als mensen vaker drugs gebruiken zullen ze ook steeds minder vrij worden omdat zowel hun zelfcontrole als het vermogen iets anders te doen verminderd raken. Ook wordt authentiek handelen steeds lastiger daardoor.

Hoofdstuk 3: Sociologie

In de sociologie valt verslaving onder de parapluterm ‘afwijkend gedrag’, ofwel ‘anomie’ (Adrian, 2003). Om het fenomeen drugsverslaving te begrijpen vanuit een sociologisch standpunt moet hierom niet alleen naar verslaving gekeken worden, maar ook naar anomie als overkoepelende term.

Adrian (2003) onderzocht hoe sociologische theorieën kunnen bijdragen aan het begrijpen van verslaving. Als instappunt worden de drie grote theoretische stromingen van de sociologie bekeken. Van deze stromingen bespreken we een macrosociologische theorie, structureel functionalisme, en een microsociologische theorie, symbolisch interactionisme.

Eén van de grootste theorieën in het structurele functionalisme over anomie is van Robert Merton (1938). Voordat Robert Merton in 1938 zijn artikel schreef over anomie werd er voornamelijk van uitgegaan dat afwijkend gedrag, waaronder verslaving valt, kwam door biologische factoren. Merton legde echter als de basis voor zijn gedachtegang dat sociale structuur een oorzaak was voor anomie. Ondanks dat het artikel lang geleden gepubliceerd is, wordt Mertons theorie vaak gebruikt in de academische wereld (Adrian, 2003).

Volgens Merton zijn er twee krachten in de samenleving die samenkomen bij anomie. Ten eerste worden mensen beïnvloed door hun cultuur, waardoor men binnen dezelfde cultuur vergelijkbare doelen deelt. Merton identificeert bijvoorbeeld ‘veel geld verdienen’ als het dominante doel in de westerse samenleving. Ten tweede wordt het gedrag van mensen beperkt door de instituties van een samenleving. In de sociologie worden instituties gedefinieerd als wetten en leefregels. Als het doel van iemand veel geld verdienen is, is het overvallen van een bank wellicht de snelste manier om dit te doen, echter doet men dit niet vanwege de beperkende instituties. De culturele doelen moeten dus behaald worden op een legitieme manier. Als men geen afwijkend gedrag vertoont, ofwel conform gedrag, is er een balans tussen de culturele doelen en de instituties.

Volgens Merton hebben mensen door verschil in huidskleur, opleiding, sociaaleconomische status of andere factoren niet dezelfde kansen, doordat ze niet

(16)

toegang hebben tot dezelfde middelen. Als men niet de culturele doelen kan halen door het tekort aan middelen, wordt de balans tussen de culturele doelen en instituties verstoord. Men kan niet onder de restricties van de instituties de culturele doelen behalen. Hieruit volgt een frustratie die het eerdere equilibrium tussen instituties en culturele doelen uit balans haalt. In sommige gevallen houdt men geen rekening meer met de instituties, waaruit dus criminaliteit kan ontstaan. Men kan ook bij de pakken neer gaan zitten en de culturele doelen laten varen, bijvoorbeeld door te stoppen met werken om veel geld te verdienen. De laatste optie, die het meest relevant is voor drugsverslaving, combineert de twee eerdergenoemde opties. Dit wordt ‘retreatism’ genoemd. Men wijst in dit geval zowel de culturele doelen als de instituties af. Onder deze mensen verstaat Merton ook drugsverslaafden (Merton, 1938). Door de grote invloed van structuren lijkt het alsof Merton de schuld buiten het individu legt, en in plaats hiervan de schuld legt bij hoe de samenleving druk uitoefent op individuen door sociale structuren. Hoewel men wel kan kiezen tussen verschillende alternatieve vormen naast conform gedrag (zie figuur 4), denkt Merton dat de keuze tussen de alternatieve vormen voornamelijk door socialisatie komt. Of hiernaast nog factoren zijn die de keuze voor bepaald gedrag beïnvloeden, geeft Merton niet te weten.

Figuur 4. Vijf soorten gedrag. Overgenomen uit Social structure and anomie. (p. 676) Door R. Merton.

Om een vollediger beeld te kunnen geven van hoe men verslaving in de sociologie ziet, moet ook de kant van de micro-sociologie worden belicht. Binnen het symbolisch interactionisme wordt niet afgevraagd hoe grote sociale structuren mensen ‘dwingen’ tot het nemen van acties in afwijkend gedrag. In plaats daarvan wordt afgevraagd hoe men afwijkend gedrag kan vertonen, wetende dat dit afwijkend gedrag is (Adrian, 2003).

Symbolisch interactionisme focust zich op het socialisatieproces van individuen. In de de algemene sociologie betekent socialisatie dat mensen, voornamelijk in hun vroege jaren, de normen, waarden, gebruiken etc. leren van de samenleving. In het symbolisch interactionisme is socialisatie een dynamisch proces, waarbij individuen leren op een bepaalde manier na te denken, om eigenschappen te ontwikkelen die menselijk worden geacht. Verder is in het symbolisch interactionisme socialisatie geen eenrichtingsverkeer

(17)

waarbij een individu informatie enkel ontvangt, maar juist iets dynamisch, waarbij het individu de ontvangen informatie kan vormen naar hun eigen behoeftes (Ritzer, 2011).

Socialisatie vindt plaats in zowel verbale als non-verbale interactie. Als kind worden je bijvoorbeeld boeken voorgelezen met verborgen normen en waardes. Jongens worden meer in het blauw gekleed en meisjes in het roze. In films en tv-programma’s worden criminelen afgetekend als slechte mensen die vaak drugs gebruiken. In deze voorbeelden krijgen mensen normen, waardes, genderrollen en stereotypes geleerd aan de hand van verschillende vormen van interactie (Ritzer, 2011, p. 245).

Op deze theorie bouwt de labelingtheorie voort. De labelingtheorie beargumenteert hoe mensen stereotypes kunnen integreren in hun eigen gedrag op het moment dat zij door anderen gestereotypeerd worden. Door gelabeld te worden als een crimineel gaat men dus gedrag vertonen waarvan zij denken dat het crimineel gedrag is. In een samenleving waar criminelen als junkies worden gezien, is er dus een grote kans dat een crimineel persoon drugs gaat gebruiken. Het label dat mensen krijgen kan van buitenaf komen, maar het label kan ook vanuit het individu zelf komen: leden van een strenge religie waarin alcohol verboden is, worden bijvoorbeeld sneller alcoholist als die leden eenmaal geen geheelonthouders meer zijn (Adrian, 2003).

Men houdt men in het symbolisch interactionisme wel enige mate van agency. McCullough en Anderson (2012) onderzochten hoe mensen met een rookverslaving niet konden afkicken. Volgens McCullough en Anderson kwam dit doordat zij zichzelf hadden gelabeld als verslaafde. Men had het idee dat ze geen controle meer hadden over hun verslaving, omdat dit bij het idee paste dat ze van een verslaafde hadden. Echter met hulp van begeleiding kon de agency teruggegeven worden aan de verslaafde. Doordat ze hun agency hervonden, waren mensen in staat in te zien dat ze niet hoefden te conformeren aan stereotypisch gedrag, waardoor afkicken makkelijk werd.

Ook in Ritzer’s zeven basisprincipes van het symbolisch interactionisme blijkt in twee principes, principes vijf en zes, agency centraal te staan (zie figuur 5). Mensen zouden zelf betekenis kunnen geven aan labels of de ontvangen labels in het geheel afwijzen. In dit deel van het proces zit dus bewegingsruimte voor actoren.

(18)

Figuur 5. Zeven basisprincipes van het symbolisch interactionisme. Overgenomen uit Sociological Theory (p. 369). Door G. Ritzer. New York: McGraw-Hill, Copyright 2011, Uitgeverij McGraw-Hill

Implicaties voor de vrije wil

In de sociologie ligt de nadruk op de invloed van de omgeving op het gedrag van personen. De theorie van Merton gaat niet specifiek in op de capaciteiten van een persoon, maar zoekt de verklaring voor gedrag in de grotere sociale structuren. Daarom wordt zelfcontrole bij mensen en specifiek mensen die drugsverslaafd raken in structureel functionalisme niet benoemd.

Wel komt er naar voren dat de keuzevrijheid van mensen die drugs gebruiken beperkt is. Het vermogen om iets anders te doen lijkt aanwezig te zijn, maar dit wordt eveneens niet duidelijk besproken. Echter zijn de mogelijkheden om iets anders te doen dan drugs nemen ingeperkt omdat de doelen, middelen en instituties gegeven zijn en de theorie suggereert dat die niet aangepast kunnen worden.

Bij de bespreking van authenticiteit is het goed op te merken dat Merton niet specifiek spreekt over de ontwikkeling van verslaving maar stelt dat mensen uit frustratie drugs gebruiken. Dit kan dus uitlopen op een drugsverslaving. Het ‘retreatism’ waarin drugsgebruikers verkeren behelst volgens Merton het laten varen van waarden en doelen die ‘de rest van de samenleving’ hanteert. Dit suggereert dat iemand nieuwe doelen en waarden ontwikkelt en drugsgebruik kan daarmee in overeenstemming zijn. Het latere verslaafd worden zal echter niet een voornemen zijn, maar volgen uit drugsgebruik. Vrije wil als authenticiteit zal dus in de loop van het ontwikkelen van een drugsverslaving verminderen.

In de tweede stroming, symbolisch interactionisme, is er meer oog voor de persoonlijke situatie van mensen in het ontwikkelen van een verslaving. Het valt op dat mensen geen invloed hebben op welke labels ze aangeleerd krijgen en welke ze krijgen toegeschreven,

(19)

maar er is wel sprake van agency gezien mensen de labels kunnen afwijzen. Vrije wil opgevat als zelfcontrole lijkt daarom aanwezig te zijn, omdat iemand inspraak heeft in het aannemen van labels. Echter toont het herstel van agency van verslaafden dankzij hulp van anderen dat zelfcontrole van een verslaafde sterk verminderd is. Waarschijnlijk neemt dus in de ontwikkeling van een verslaving iemands agency geleidelijk af.

Volgens dezelfde reden is er ook sprake van vermogen om te kiezen omdat iemand een label ‘verslaafd’ met alle implicaties van dien zoals ‘machteloos’, kan afwijzen. Er is dus vrije wil als keuzevrijheid.

Vrije wil als authenticiteit is echter een moeilijk punt. Symbolisch interactionisme stelt dat voornemens veranderen door acceptatie van labels (hetgeen een lang en complex proces is), en dat in theorie iemands authentieke voornemen daarmee kan veranderen in ‘verslaafd zijn’4. Echter in de praktijk, dus onze samenleving, komt naar voren dat verslaafd zijn nooit een authentiek voornemen kan zijn (een keer drugs gebruiken wel).

Kortom, in Mertons structurele functionalisme blijkt er weinig vrije wil te zijn, omdat hij alles verklaart vanuit grote structuren. Sporadisch drugsgebruik zou nog beargumenteerd kunnen worden als authentiek, omdat iemand in ‘retreat’ nieuwe voornemens ontwikkelt, maar verslaving zou niet meer authentiek zijn. In symbolisch interactionisme is er meer ruimte voor vrije wil, omdat het eigen is aan de theorie om individuen agency toe te wijzen (zie stap 5 en 6 in figuur 5), zodoende is er vrije wil als zelfcontrole en als keuzevrijheid. Toch is vrije wil als authenticiteit niet aanwezig, omdat iemand niet het voornemen ‘verslaafd zijn’ zal nemen, ook niet middels label acceptatie.

Hoofdstuk 4: Integratie van de disciplines

In dit hoofdstuk worden de inzichten over vrije wil in verslaving uit de diverse disciplines samengebracht.

Vrije wil als zelfcontrole

Een overeenkomst in onderwerp tussen neurobiologie en economie is de overwaardering van drugs tijdens de ontwikkeling van een verslaving. Echter focussen deze disciplines op verschillende aspecten hiervan. Binnen de economie wordt niet expliciet gesproken over zelfcontrole, maar wel over de stijging van de stock, wat betekent dat iemand iets liever wil. Ook de inzichten in de sociologie kunnen hierin geïntegreerd worden. Het structureel functionalisme zorgt namelijk voor een botsing tussen de culturele doelen en de instituties en dit zou voor een stijging in stock kunnen zorgen.

Dit

suggereert dat het weerstaan van

(20)

drugs nemen ook moeilijker is, maar deze kwestie wordt niet genoemd binnen de economie en sociologie.

In de neurobiologie wordt daarentegen expliciet deze zelfcontrole behandeld, en dan vooral de verandering hiervan in het proces van het ontwikkelen van een drugsverslaving. Aanvankelijk is er bij het nemen van drugs nog sprake van (pre)frontale controle, maar geleidelijk vindt hier een verschuiving plaats naar een meer striatale controle. Dit betekent dat iemand minder cognitieve controle heeft over het volgen van zijn verlangens. Dit inzicht is dus een mooie aanvulling op de economie, want in combinatie met neurobiologie wordt zo verklaard waarom iemand drugs wil nemen, hoe drugs nemen ertoe leidt dat iemand nog liever drugs wil nemen, en ook hoe dit ertoe leidt dat iemand steeds minder controle over deze keuze heeft. Dit leidt dus tot een beperkte vrije wil als zelfcontrole. De verschuiving van de frontale controle naar striatale controle doet misschien vermoeden dat de keuzes die hieruit volgen irrationeel zijn. Echter moet wederom opgemerkt worden dat een rationele keuze een keuze is die je het gelukkigst maakt, en dus niet per se een keuze die je op een rationele manier maakt (gestuurd door de frontale cortex).

De bevinding van de verschuiving naar striatale controle is interessant voor het symbolisch interactionisme, omdat het binnen deze theorie van belang is dat je een label rationeel analyseert, dan beslist te accepteren en eigen te maken. Doordat de analyse van het label minder rationeel plaatsvindt door de verschuiving, worden de gevolgen van een label minder goed afgewogen. Zodoende is het mogelijk dat mensen sneller het label ‘verslaafde’ accepteren. In de sociologie wordt bovendien besproken dat herstel van de agency van een verslaafde mogelijk is, wat impliceert dat de zelfcontrole verminderd raakt in de loop van de tijd, maar ook weer teruggebracht kan worden.

Vrije wil als keuzevrijheid

Bij de definitie van vrije wil als vermogen om iets anders te kiezen komt naar voren dat alle disciplines op een ander manier hierover spreken. In de economie wordt aangenomen dat je weliswaar het vermogen hebt om iets anders te doen dan drugs nemen (wat kan leiden tot verslaving), maar dat je simpelweg geen andere keuze maakt, omdat die irrationeel is. Je hebt volgens het perspectief van economie dus vrije wil als keuzevrijheid in het ontwikkelen van een drugsverslaving.

In de sociologie blijkt uit de theorie van structureel functionalisme dat de mogelijkheden om uit te kiezen beperkt zijn door sociale structureren, maar er wordt wel geïmpliceerd dat het vermogen aanwezig is. In symbolisch interactionisme wordt expliciet gezegd dat je het vermogen hebt om labels te accepteren, wat al ‘the ability to do otherwise’ behelst.

(21)

In de neurobiologie kan keuzevrijheid alleen worden bekeken vanuit zelfcontrole, omdat er niet expliciet over keuzevrijheid wordt gesproken, vanwege de doelen en interesses van deze discipline met betrekking tot het onderzoeken van drugsverslaving. Daaruit blijkt dat de verminderde zelfcontrole je vermogen om iets anders te kiezen dan drugs gebruiken vermindert. Het valt dus op dat al deze inzichten zeer van elkaar verschillen en daardoor integratie niet goed mogelijk is.

Vrije wil als authenticiteit

Over vrije wil opgevat als authenticiteit tonen sociologie, economie en neurobiologie verrassend genoeg vrijwel gelijke inzichten. Uit de evaluatie van sociologie komt naar voren dat het bij de ontwikkeling van een drugsverslaving lijkt alsof je authentieke waardes en doelen veranderen. Hoewel verandering van authentieke waardes en doelen mogelijk is, nemen wij aan dat het ontwikkelen van een drugsverslaving in de praktijk nooit een goed voornemen kan zijn, omdat niemand uit zichzelf drugsverslaafd wil worden. Als dus blijkt dat mensen drugs blijven nemen ondanks negatieve consequenties, zoals bij een drugsverslaving het geval is, zijn ze dus niet vrij als we vrije wil als authenticiteit opvatten. Daarom is er geen vrije wil als authenticiteit vanuit de sociologie.

In de neurobiologie wordt er aangehaald dat er een verandering plaatsvindt in motivatie voor het nemen van drugs, aangezien drugs overgewaardeerd worden en negatieve consequenties ondergewaardeerd. Ook in de economie wordt het nemen van drugs naarmate de verslaving verder ontwikkelt steeds aantrekkelijker door de verhoging van stock. Waar binnen de neurobiologie niets wordt gezegd over of authentiek handelen alleen lastiger wordt of ook daadwerkelijk onmogelijk, is hier binnen de economie wel duidelijkheid over. Het blijft volgens de economie namelijk mogelijk om authentiek te handelen. Je kunt dus wel authentiek handelen, maar dit wordt naarmate de verslaving verder ontwikkelt steeds lastiger. Oftewel, vrije wil als authenticiteit wordt in de ontwikkeling van een verslaving steeds minder.

Dit veronderstelt wel dat vrije wil als authenticiteit er in het begin kan zijn, iemand kan immers drugs eens willen proberen (als authentiek doel), maar dat deze vrijheid tijdens het ontwikkelen van een drugsverslaving afneemt, doordat de motivatie voor het nemen niet meer verbonden is met het authentieke doel, maar met de veranderde voorkeur voor drugs.

Conclusie

Op basis van alle disciplinaire inzichten en de interdisciplinaire integratie, kan nu een conclusie getrokken worden over de mate waarin mensen vrije wil hebben in de

(22)

ontwikkeling van een drugsverslaving. Uit de integratie van economie, sociologie en neurobiologie volgt dat vrije wil als zelfcontrole in de ontwikkeling van drugsverslaving op den duur vermindert. Over vrije wil als keuzevrijheid heeft elke discipline zijn eigen inzichten, die niet geïntegreerd kunnen worden omdat ze op verschillende niveaus zijn. Echter wordt “the ability to do otherwise” beïnvloed door de mate van zelfcontrole, en het is aannemelijk dat dit daardoor ook zal afnemen tijdens de ontwikkeling van een drugsverslaving. Daarnaast wordt het moeilijker authentiek te handelen gedurende de ontwikkeling van een drugsverslaving. Hieruit kan geconcludeerd worden dat vrije wil tijdens de ontwikkeling van een drugsverslaving er niet zozeer wel of niet is, maar dat de mate van vrije wil steeds beperkter wordt gedurende het proces van de ontwikkeling van een drugsverslaving.

Aangenomen dat iedereen in den beginsel vrije wil heeft, is drugsgebruik dus in eerste instantie een keuze, maar krijg je hier steeds minder controle over, waardoor het kan leiden tot een verslaving. Dit toont wederom aan hoe essentieel preventiebeleid is. Hieruit kan ook geconcludeerd worden dat bijvoorbeeld voorlichtingsbeleid erg waardevol kan zijn, omdat mensen als ze nog geen drugs hebben gebruikt meer controle hebben over hun keuzes. Voor verdere concrete voorstellen voor beleid ten opzichte van drugsverslaving zou echter meer onderzoek gedaan moeten worden naar de impact van verschillende soorten beleid op verschillende tijdstippen in de ontwikkeling van een drugsverslaving.

Discussie

Naar aanleiding van dit onderzoek zijn er een aantal discussiepunten. Uiteraard moet er bij de interpretatie van de conclusie rekening mee worden gehouden dat het onderzoek beperkt is in het aantal disciplines dat input heeft gegeven. Daarnaast zijn er binnen deze disciplines slechts een beperkt aantal theorieën besproken, om de kern van de disciplinaire inzichten over de ontwikkeling van verslaving te kunnen benaderen. Ook is het onderzoek beperkt omdat er slechts drie definities van vrije wil zijn gebruikt om de disciplinaire inzichten te evalueren. Hierbij is het van belang om in acht te nemen dat de manier waarop de verschillende definities van vrije wil interacteren buiten de reikwijdte van dit onderzoek ligt. Dit kan invloed hebben gehad op hoe vrije wil in zijn geheel in de conclusie is besproken.

Een ander belangrijk discussiepunt is dat het lastig is om verschillende disciplinaire inzichten goed te integreren, omdat disciplines het niet altijd expliciet over dezelfde onderwerpen hebben. Het zou daardoor kunnen dat er disciplinaire inzichten op een onjuiste wijze zijn geïnterpreteerd, om toch deze integratie mogelijk te maken.

(23)

Tijdens het behandelen van de disciplines zijn er ook een aantal discussiepunten naar voren gekomen. Bij de evaluatie van de vrije wil in de economie is genoemd dat de definitie van vrije wil als authenticiteit niet stelt dat authentiek handelen je het meest gelukkig maakt. De spanning tussen de rationaliteit en authenticiteit is dus opgelost in de economie, omdat drugsverslaving de beste keuze is (meeste geluk brengt), oftewel rationeel is, maar niet authentiek. Als er wel wordt aangenomen dat authenticiteit voor het meeste geluk zorgt, dan moet de wrijving tussen authenticiteit en rationaliteit bij de evaluatie van

drugsverslaving opnieuw bekeken worden.

Daarnaast blijkt dat in de sociologie de relatie tussen structuren en mensen erg ingewikkeld ligt, en niet altijd expliciet kan worden uitgelegd. Zo beschrijft Merton dat als het equilibrium van instituties en doelen verstoord wordt, er dan verschillende wegen ingeslagen kunnen worden, maar er wordt niet ingegaan op hoe men deze wegen ‘kiest’ en of hier ook agency in is. Volgens Merton is deze er wel, maar hij gaat hier niet verder op in dan te noemen dat de keuze wellicht afhankelijk is van de persoonlijkheid (Merton, 1938).

Bovendien kwam bij labelingtheorie naar voren dat verslaving gezien wordt als een sociaal construct, waardoor de beoordeling van een drugsverslaving als goed of slecht voornemen in de knel kwam. Verslaving is slecht omdat de maatschappij heeft bepaald dat dit slecht is, verslaving is dus een concept geconstrueerd door de samenleving. Dit is opgelost door het beeld van verslaving binnen onze maatschappij als uitgangspunt te nemen en dit niet als een sociaal construct te behandelen.

Dit onderzoek heeft een bijdrage geleverd aan het debat over vrije wil in de ontwikkeling van drugsverslaving, en daarmee aan mogelijkheden voor preventiebeleid. Het is echter ook zeker een aanleiding voor diepgaander en uitgebreider onderzoek.

Bronnen

Adrian, M. (2003). How can sociological theory help our understanding of addictions? Substance use & misuse, 38(10), 1385-1423.

Anggono, V., & Huganir, R. L. (2012). Regulation of AMPA receptor trafficking and synaptic plasticity. Current Opinion in Neurobiology, 22(3), 461–469.

https://doi.org/10.1016/J.CONB.2011.12.006

Anglin, M. D., & Speckart, G. (1986). Narcotics use, property crime, and dealing: Structural dynamics across the addiction career. Journal of Quantitative Criminology, 2(4), 355-375.

(24)

Arnsten, A. F. T. (2009). Stress signalling pathways that impair prefrontal cortex structure and function. Nature Reviews Neuroscience, 10(6), 410–422.

https://doi.org/10.1038/nrn2648

Balleine, B. W., & Killcross, S. (2006). Parallel incentive processing: an integrated view of amygdala function. Trends in Neurosciences, 29(5), 272–279.

https://doi.org/10.1016/J.TINS.2006.03.002

Bassani, S., Folci, A., Zapata, J., & Passafaro, M. (2013). AMPAR trafficking in synapse maturation and plasticity. Cellular and Molecular Life Sciences, 70(23), 4411–4430. https://doi.org/10.1007/s00018-013-1309-1

Baumeister, R. F., & Exline, J. J. (2000). Self-control, morality, and human strength. Journal of Social and Clinical Psychology, 19(1), 29-42.

Becker, G., & Murphy, K. (1988). A Theory of Rational Addiction. Journal of Political Economy, 96(4), 675-700.

Berke, J. D., & Hyman, S. E. (2000). Addiction, dopamine, and the molecular mechanisms of memory. Neuron, 25(3), 515–532. https://doi.org/10.1016/S0896-6273(00)81056-9

Brandenburg, D. (2016). Implicit attitudes and the social capacity for free will. Philosophical Psychology, 29(8), 1215-1228. https://doi.org/10.1080/09515089.2016.1235263 Bredt, D. S., & Nicoll, R. A. (2003). AMPA Receptor Trafficking at Excitatory Synapses.

Neuron, 40(2), 361–379. https://doi.org/10.1016/S0896-6273(03)00640-8

Busato, V. (2016, 2 februari) Ik heb geen vrije wil! Welles, die heb je wel! Wetenschappers zijn het nog niet eens of de vrije wil bestaat. NEMO Kennislink. Opgehaald op 18 januari van https://www.nemokennislink.nl/publicaties/ik-heb-geen-vrije-wil-welles-die-heb-je-wel/

Chater, T. E., & Goda, Y. (2014). The role of AMPA receptors in postsynaptic mechanisms of synaptic plasticity. Frontiers in Cellular Neuroscience, 8, 401.

https://doi.org/10.3389/fncel.2014.00401

Cheramy, A., Leviel, V., & Glowinski, J. (1981). Dendritic release of dopamine in the substantia nigra. Nature, 289(5798), 537–543. https://doi.org/10.1038/289537a0

Cornish, J. L., & Kalivas, P. W. (2002). Glutamate Transmission in the Nucleus Accumbens Mediates Relapse in Cocaine Addiction. Opgehaald van

(25)

http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.328.5343&rep=rep1&type=p df

Everitt, B. J., & Robbins, T. W. (2006). Neural systems of reinforcement for drug addiction: from actions to habits to compulsion. Nature Neuroscience, 8(11), 1481–1489.

https://doi.org/10.1038/nn1579

Ferguson, B. S. (2000). Interpreting the rational addiction model. Health Economics, 9(7), 587–598. https://doi.org/10.1002/1099-1050(200010)9:7

Foddy, B. (2011). Addiction and its sciences-philosophy. Addiction, 106(1), 25-31

Frank, L. E., & Nagel, S. K. (2017). Addiction and Moralization: the Role of the Underlying Model of Addiction. Neuroethics, 10(1), 129–139. https://doi.org/10.1007/s12152-017-9307-x

Goldstein, R. Z., & Volkow, N. D. (2002). Drug Addiction and Its Underlying Neurobiological Basis: Neuroimaging Evidence for the Involvement of the Frontal Cortex. American Journal of Psychiatry, 159(10), 1642–1652.

https://doi.org/10.1176/appi.ajp.159.10.1642

Guo, Y., Wang, H.-L., Xiang, X.-H., & Zhao, Y. (2009). The role of glutamate and its

receptors in mesocorticolimbic dopaminergic regions in opioid addiction. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 33(6), 864–873.

https://doi.org/10.1016/J.NEUBIOREV.2009.02.005

Heyman, G. M. (2013). Addiction and Choice: Theory and New Data. Frontiers in Psychiatry, 4, 31. https://doi.org/10.3389/fpsyt.2013.00031

Hopster, J. (2013, februari). Neurosofen zijn in de war. Filosofie Magazine. Opgehaald op 15 januari 2019 van https://www.filosofie.nl/nl/artikel/30327/index.html

Hyman, S. E., Malenka, R. C., & Nestler, E. J. (2006). Neural Mechanisms of Addiction: The Role of Reward-Related Learning and Memory. Annual Review of Neuroscience, 29(1), 565–598. https://doi.org/10.1146/annurev.neuro.29.051605.113009

Jellinek. (2018). Hoeveel mensen in Nederland zijn verslaafd of in behandeling? Opgehaald op 6 oktober 2018 van https://www.jellinek.nl/vraag-antwoord/hoeveel-mensen-zijn-verslaafd-en-hoeveel-zijn-er-in-behandeling/

Kalivas. (2004). Glutamate systems in cocaine addiction. Current Opinion in Pharmacology, –29. https://doi.org/10.1016/J.COPH.2003.11.002

(26)

Kalivas. (2009). The glutamate homeostasis hypothesis of addiction. Nature Reviews Neuroscience, 10(8), 561–572. https://doi.org/10.1038/nrn2515

Kalivas, & Duffy, P. (2002). Repeated Cocaine Administration Alters Extracellular Glutamate in the Ventral Tegmental Area. Journal of Neurochemistry, 70(4), 1497– 1502. https://doi.org/10.1046/j.1471-4159.1998.70041497.x

Kalivas, LaLumiere, R. T., Knackstedt, L., & Shen, H. (2009). Glutamate transmission in addiction. Neuropharmacology, 56, 169–173.

https://doi.org/10.1016/J.NEUROPHARM.2008.07.011

Kalivas, Volkow, N., & Seamans, J. (2005). Unmanageable Motivation in Addiction: A Pathology in Prefrontal-Accumbens Glutamate Transmission. Neuron, 45(5), 647–650. https://doi.org/10.1016/J.NEURON.2005.02.005

Kenny, P. J., & Markou, A. (2004). The ups and downs of addiction: role of metabotropic glutamate receptors. Trends in Pharmacological Sciences, 25(5), 265–272.

https://doi.org/10.1016/J.TIPS.2004.03.009

Klingemann, H., Sobell, M. B., & Sobell, L. C. (2010). Continuities and changes in self-change research. Addiction, 105(9), 1510–1518. https://doi.org/10.1111/j.1360-0443.2009.02770.x

Laibson, David. "A cue-theory of consumption." The Quarterly Journal of Economics 116.1 (2001): 81-119.

Lubman, D. I., Yücel, M., & Pantelis, C. (2004). Addiction, a condition of compulsive

behaviour? Neuroimaging and neuropsychological evidence of inhibitory dysregulation. Addiction, 99(12), 1491–1502. https://doi.org/10.1111/j.1360-0443.2004.00808.x

McCullough, L., & Anderson, M. (2013). Agency lost and recovered: A social constructionist approach to smoking addiction and recovery. Addiction Research & Theory, 21(3), 247-257.

Merton, R. K. (1938). Social structure and anomie. American sociological review, 3(5), 672-682.

Miller, E. K., & Cohen, J. D. (2001). An Integrative Theory of Prefrontal Cortex Function. Annual Review of Neuroscience, 24(1), 167–202.

(27)

Moussawi, K., & Kalivas, P. W. (2010). Group II metabotropic glutamate receptors

(mGlu2/3) in drug addiction. European Journal of Pharmacology, 639(1–3), 115–122. https://doi.org/10.1016/J.EJPHAR.2010.01.030

Muraven, M., & Baumeister, R. F. (2000). Self-regulation and depletion of limited

resources: Does self-control resemble a muscle? Psychological bulletin, 126(2), 247. National Anti-Drug Addiction Day [Online image]. (2017). Opgehaald op 20 januari 2018 van https://www.hci.net.in/blog/2017/10/national-anti-drug-addiction-day/

O’Connor, T., Franklin, C. (2018) “Free Will”, The Stanford Encyclopaedia of Philosophy (Fall, 2018 Edition), Edward N. Zalta (ed.). Opgehaald van

http://plato.stanford.edu/archives/sum2011/entries/freewill/

Paton, J. J., Belova, M. A., Morrison, S. E., & Salzman, C. D. (2006). The primate

amygdala represents the positive and negative value of visual stimuli during learning. Nature, 439(7078), 865–870. https://doi.org/10.1038/nature04490

Pickard, H. (2015). Psychopathology and the Ability to Do Otherwise. Philosophy and Phenomenological Research, 90(1), 135-163. doi: 10.1111/phpr.12025

Rauch, S. L., Shin, L. M., & Wright, C. I. (2006). Neuroimaging Studies of Amygdala Function in Anxiety Disorders. Annals of the New York Academy of Sciences, 985(1), 389–410. https://doi.org/10.1111/j.1749-6632.2003.tb07096.x

Ritzer, G. (2011). Sociological theory. McGraw-Hill. Opgehaald van

https://books.google.nl/books/about/Sociological_Theory.html?id=O_-pkgEACAAJ Robins, L. N. (1993). Vietnam veterans’ rapid recovery from heroin addiction: a fluke or

normal expectation? Addiction, 88(8), 1041–1054. https://doi.org/10.1111/j.1360-0443.1993.tb02123.x

Robinson, T. E., Gorny, G., Mitton, E., & Kolb, B. (2001). Cocaine self-administration alters the morphology of dendrites and dendritic spines in the nucleus accumbens and neocortex. Synapse, 39(3), 257–266.

https://doi.org/10.1002/1098-2396(20010301)39:3

Sie, M. (red.) (2011). Hoezo Vrije Wil? Perspectieven op een heikele kwestie. Rotterdam: Lemniscaat.

Slors, M (2011). Neurowetenschap en vrije wil. In Sie, M. (red.), Hoezo Vrije Wil? Perspectieven op een heikele kwestie (p. 159-170). Rotterdam: Lemniscaat.

(28)

Traynelis, S. F., Wollmuth, L. P., McBain, C. J., Menniti, F. S., Vance, K. M., Ogden, K. K., … Dingledine, R. (2010). Glutamate receptor ion channels: structure, regulation, and function. Pharmacological Reviews, 62(3), 405–496.

https://doi.org/10.1124/pr.109.002451

Trimbos-instituut, & Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). (2015). Nationale Drug Monitor Jaarbericht 2015. Opgehaald van

https://assets.trimbos.nl/docs/24dd30ba-464f-4dcd-a740-20ac058d310b.pdf Universiteit Utrecht (2016, 25 januari). 'Bestaat de vrije wil?' Swaab, Lamme en Dennett

gaan in debat. Opgehaald op 15 januari 2018 van https://students.uu.nl/nieuws/bestaat-de-vrije-wil-swaab-lamme-en-dennett-gaan-in-debat

Vanderschuren, L. J., Di Ciano, P., & Everitt, B. J. (2005). Involvement of the Dorsal Striatum in Cue-Controlled Cocaine Seeking.

https://doi.org/10.1523/JNEUROSCI.0925-05.2005

You, Z.-B., Wang, B., Zitzman, D., Azari, S., & Wise, R. A. (2007). A role for conditioned ventral tegmental glutamate release in cocaine seeking. The Journal of Neuroscience, 27(39), 10546–10555. https://doi.org/10.1523/JNEUROSCI.2967-07.2007

Zhang, Y., Cudmore, R. H., Lin, D.-T., Linden, D. J., & Huganir, R. L. (2015). Visualization of NMDA receptor–dependent AMPA receptor synaptic plasticity in vivo. Nature Neuroscience, 18(3), 402–407. https://doi.org/10.1038/nn.3936

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Cliënt is op dit moment plaatsbaar binnen locatie Aveleijn, met die afspraak dat wanneer hij een terugval krijgt tav drugs gebruik / dealen en hierin niet begeleidbaar zou zijn

Dit document biedt een overzicht van methodieken en interventies voor diagnostiek, preventie en behandeling van verslavingsproblematiek bij mensen (zowel jongeren als

ASS is naar mijn idee een diagnose die lastig te stellen is naast verslaving, hulpverleners weten er niet altijd raad mee en hulpvragers bereiken niet altijd de zorg. U kunt

De Piet Roordakliniek biedt behandeling aan deze groep clienten door middel van een ge'integreerde benadering, waarbij gelijktijdig aandacht is voor de verschillende

Vanwege deze onzekerheid wordt dringend aanbevolen om dagelijkse gebruikers niet in te sluiten in een cel, en niet te laten afkicken in een reguliere zorginstelling. Bij

Bij de afweging om bollenslikkers in te sturen naar een ziekenhuis worden naast de verschijnselen van ileus en intoxicatie ook de kwaliteit van de bollen en

benzodiazepinen te beperken. Het aantal indicaties voor vergoeding werd ernstig beperkt, buiten deze indicatie moet de patiënt de medicatie zelf betalen. Door deze maatregel daalde

We zien het ook wel breder, nu zitten we heel vaak op jongeren, qua preventie, maar ik denk dat je dat veel breder kunt trekken, als je naar ouderen kijkt, dan zit daar heel