• No results found

De ware kerk staat vast. Een beschouwing van de Nieuwe Kerk te Amsterdam als lieu de mémoire

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ware kerk staat vast. Een beschouwing van de Nieuwe Kerk te Amsterdam als lieu de mémoire"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De ware kerk staat vast

~

Een beschouwing van de Nieuwe Kerk te Amsterdam

als lieu de mémoire

Roos Verkleij

Studentnummer: 6162754

06 409 676 15

r.m.verkleij@gmail.com

Master Publieksgeschiedenis

Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Amsterdam, 17 februari 2015

Scriptiebegeleider: Dr. P. Knevel, Universiteit van Amsterdam

Tweede lezer: Dr. W.J.H. Furnee, Universiteit van Amsterdam

(2)
(3)

1

Inhoud

Voorwoord ... 2 Inleiding ... 4 Lieux de mémoire ... 6 Mijn onderzoek ... 9 1. Amsterdamse parochiekerk ... 10

1.1. Stichting van een katholieke parochiekerk ... 10

1.2. De Alteratie van Amsterdam ... 14

1.3. Van godshuis tot cultuurcentrum ... 22

2. Stedelijk icoon ... 26

2.1. Icoon van de nieuwe zijde ... 26

2.2. Nieuwe elementen na de brand ... 31

2.3. Aan de Dam, maar zonder toren ... 34

2.4. Icoon in latere eeuwen ... 39

3. Nationaal symbool ... 42 3.1. Zeeheldenpantheon ... 42 3.2. Koninklijke kerk ... 50 Slotbeschouwing ... 61 Literatuurlijst ... 66 Abstract ... 71

(4)

2

Voorwoord

Mijn belangstelling voor de identiteit van de Nieuwe Kerk en de benadering hiervan, is ontstaan door mijn medewerking aan de tentoonstelling ‘Reis in de Tijd’. Deze tentoonstelling was in de zomermaanden van 2014 in de Nieuwe Kerk te bezichtigen. In tegenstelling tot andere tentoonstellingen die vaak in de deze kerk plaatshebben, was nu de Nieuwe Kerk zélf het onderwerp. Hierbij werd niet zozeer het accent gelegd op de architectuur of de bouwgeschiedenis van de kerk, maar op de verschillende verhalen die over de Nieuwe Kerk te vertellen zijn. Welke mensen kwamen hier en wat betekende deze kerk voor hen?

De tentoonstelling werd goed bezocht en tevens positief ontvangen. Uit een enquête onder bezoekers bleek dat men veelal enthousiast was over de insteek van de tentoonstelling:

‘I thought it was really good. I liked the fact that it was the people’s history,’

‘Ik kreeg een goed beeld van welke verhalen er in de kerk rondzweven.’

‘Eindelijk is er wat aandacht voor de kerk, leuk dat ik daar nu eens wat meer over te weten kom. De dingen uit de kerk gaan leven, gaan wat betekenen. Ik had dit niet verwacht, wat een verrassing!’

De goede ontvangst en mijn eigen enthousiasme over de insteek van de

tentoonstelling, zette mij aan het denken over de meest geschikte benaderingswijze om de identiteit van zo’n veelzijdig gebouw als de Nieuwe Kerk weer te geven. Het onderwerp voor mijn masterscriptie was hiermee geboren.

Ik wil graag Hester Schölvinck bedanken als zijnde mij stagebegeleider bij De Nieuwe Collectie. Zij heeft mij tijdens mijn stage de mogelijkheid heeft gegeven om mijn ideeën over de benadering van de Nieuwe Kerk te ontwikkelen.

(5)

3

Ik bedank graag Paul Knevel, mijn begeleider voor deze scriptie. Hij heeft mij in de richting van het lieux de mémoire-concept gestuurd, dat inderdaad de handvatten verschafte die aansloten bij mijn idee van een juiste benaderingswijze van de identiteit van de Nieuwe Kerk. Ik wil Paul hiervoor, en voor zijn begeleiding gedurende het schrijven van deze scriptie, hartelijk danken. Ook gaat mijn dank uit naar Jan Hein Furnee, die bereid was om als tweede lezer van deze scriptie op te treden.

Tot slot wil ik Lietje Boswijk en Max Slagboom bedanken voor het kritisch lezen en becommentariëren van mijn scriptie, alsmede mijn studiegenoten Arvid, Dorothee en Job die tijdens het schrijfproces een grote steun zijn geweest.

(6)

4

Inleiding

Van sluierpracht, gesteente, parle, en ring, En jammerlijck mishandelt, en geschonden. Men hangt vergeefs aen 't uiterlijck zijn hart. Wat met tieras [cement] of koper wort gebonden,

Dat spat in 't eindt; hoewel het eeuwen tart. Vergaept u niet aen hout of steen uitwendigh: De ware Kerck staet vast, en duurt bestendigh.1

Met deze regels eindigde Joost van den Vondel zijn gedicht ‘Klaghte over het verongelucken der Kercke van Sinte Katharine, t' Amsterdam’. Bij haar stichting begin vijftiende eeuw werd deze kerk gewijd aan Onze Lieve Vrouwe en later ook aan de Heilige Catharina. De ‘Kercke van Sinte Katharine’, beter bekend als Nieuwe Kerk, brandde in 1645 gedeeltelijk af. De stadsdichter was erg bedroefd over deze verwoesting. In een vierenzeventig regels tellend klaagdicht weidt hij uit over de ramp. Toch geven de laatste twee regels troost. Ondanks het afbranden van het uitwendige, zal ‘de ware Kerkck’ bestendig duren.

Met de herbouw van de Nieuwe Kerk werd niet getreuzeld. Het afgebrande uitwendige werd vlug na de ramp weer opgebouwd en staat nog steeds.2 Vondel zal allicht opgetogen zijn geweest over de vlotte herbouw. ‘De Koningin van Aemstels

hooftgebouwen’3

kreeg haar tastbaarheid terug. De tastbare vorm van de Nieuwe Kerk zal in deze scriptie elders aan de orde komen. Maar hier wil ik vooral ingaan op de inhoud van de laatste regel van het klaagdicht: de bestendigheid van de ‘ware Kerck’.

In de periode dat Vondel zijn klaagdicht schreef, had de formulering ‘de ware Kerkck’ vooral een godsdienstige lading. Zonder deze lading te ontkennen, wil ik aan formulering ‘de ware Kerkck’ een eigen betekenis toevoegen, namelijk die van de identiteit van de Nieuwe Kerk. De immateriële identiteit en het tastbare uitwendige vormen twee componenten van de kerk die elkaar beïnvloeden. In het kader van het

1 Vondel, ‘Klaghte over het verongelucken der Kercke van Sinte Katharine, t’ Amsterdam’ geciteerd

in: L. Simons e.a., De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (Amsterdam 1930) 612-614, 614 (regel 68-74).

2

Zie deze scriptie: ‘Stedelijk icoon’, 26-42, 30.

3 J. van den Vondel, ‘Klaghte over het verongelucken der Kercke van Sinte Katharine, t’ Amsterdam’,

(7)

5

klaagdicht van Vondel duurt de identiteit van de kerk bestendig, ook al gaat het ‘hout en steen’ verloren. Ik zal mij in deze scriptie buigen over de identiteit van de Nieuwe Kerk en hoe deze het best kan worden benaderd.

De identiteit van de Nieuwe Kerk is niet een vaststaand gegeven. Vraag een willekeurig persoon naar zijn of haar associatie met de Nieuwe Kerk en er zullen verschillende antwoorden volgen. Een fan van het Koninklijk Huis noemt de inhuldiging van Koning Willem-Alexander in 2013 en diens huwelijk met prinses Maxima in 2002. Een (oud-)kraker associeert de kerk eerder met de rellen tijdens de inhuldiging van Koningin Beatrix in 1980. Nabestaanden van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog zullen de Nieuwe Kerk associëren met de nationale herdenking op 4 mei. Voor geïnteresseerden in maritieme geschiedenis betekent het de plek waar de grote zeeheld Michiel de Ruyter ligt begraven.

De verschillende associaties die men met de Nieuwe Kerk kan hebben,

illustreren haar veelzijdigheid. Al eeuwenlang functioneert deze kerk op verschillende niveaus. Haar identiteit wordt gevormd door de betekenissen die mensen vanaf haar stichting aan de kerk hebben gegeven. Verschillende betekenissen, die aan

verandering onderhevig zijn. Het is de veelzijdigheid aan betekenissen die deze kerk zo interessant maakt. Tegelijkertijd maakt deze veelzijdigheid het onmogelijk om dé identiteit van de Nieuwe Kerk zo te omschrijven, dat álle betekenissen aan bod komen. Het is niet mijn doel om alle (kleinere) betekenissen die de kerk ooit heeft gehad, te bestuderen. Voor dit onderzoek heb ik gekozen om drie betekenissen te analyseren, waarvan ik denk dat ze het meest treffend weergeven wat de Nieuwe Kerk gedurende haar bestaan voor haar bezoekers heeft betekend en tegenwoordig nog betekent. Drie betekenissen, die de kern van haar identiteit vormen: de Nieuwe Kerk als Amsterdamse parochiekerk, als stedelijk icoon en als nationaal symbool. Hierbij is de keuze voor de parochiale betekenis gebaseerd op de meest oorspronkelijke functie van de Nieuwe Kerk, die zijn doorwerking heeft gehad tot nadat deze functie officieel werd opgeheven. De keuze voor de betekenis van stedelijk icoon berust op de plek die de Nieuwe Kerk als prominent gebouw sinds haar stichting binnen de stad

Amsterdam heeft ingenomen. De derde betekenis, die van nationaal symbool, is de jongste betekenis van de drie en is de betekenis van de Nieuwe Kerk die

tegenwoordig het meest aanwezig is.

Bovengenoemde betekenissen komen in bestaande literatuur over de kerk niet als zodanig naar voren, omdat hierin op chronologische wijze de (belangrijkste)

(8)

6

gebeurtenissen uit de (bouw)geschiedenis van de kerk worden behandeld.4 Met een dergelijke traditioneel chronologische benaderingswijze, is het lastig om de

verschillende betekenissen van de kerk die naast elkaar hebben bestaan en elkaar hebben beïnvloed, weer te geven. Ik wil in dit onderzoek dus een andere dan de traditioneel chronologische benaderingswijze hanteren, waarbij de drie genoemde betekenissen van het gebouw uit de verf komen. Bij het zoeken naar de geschikte benaderingswijze, heb ik mij gebaseerd op het lieux de memoire-concept van de Franse historicus Pierre Nora. In de volgende paragraaf bespreek ik het lieux de

mémoire-concept om vervolgens de benaderingswijze van mijn onderzoek naar de

Nieuwe Kerk te formuleren.

Lieux de mémoire

Het lieux de mémoire-concept is een buitengewoon uitgebreid concept. Het is op geen enkele manier de bedoeling om het gehele concept in dit onderzoek te analyseren of zelfs maar te beschrijven. Ik zal het concept introduceren en de relevante elementen voor de benaderingswijze van de drie betekenissen van de kerk benoemen en

uitleggen. Nora creëerde en ontwikkelde het lieux de mémoire-concept tussen 1984 en 1992. Tussen 1996 en 1998 kwam de Engelstalige versie van het omvangrijke project uit. Voor de introductie en de beschrijving van relevante methodes uit het concept, baseer ik me vooral op de preface die Nora voor de Engelstalige versie schreef en aanverwante artikelen waarin Nora’s concept wordt besproken en toegelicht. Het ontstaan van het lieux de mémoire concept vond plaats in de tijd dat Frankrijk een ‘grande passage’ doormaakte, aldus Nora. Door maatschappelijke veranderingen, als gevolg van globalisering, democratisering en de opkomst van massacultuur, was de

4

J. Balk, ‘De restauratie van de Nieuwe Kerk duurde bijna een kwart eeuw’, Heemschut. tijdschrift van

de bond Heemschut, vol. 58 (1980); M. Beek en E. Kurpershoek, De Nieuwe Kerk te Amsterdam

(Amsterdam 1983); J. van Breen, ‘De geschiedenis van den bouw der Onze Lieve Vrouwe

Parochiekerk of de Nieuwe Kerk te Amsterdam’ Jaarboek van genootschap Amstelodamum 40 (1943); J. H. Kruizinga, AO-reeks. De nieuwe kerk, nationaal symbool 1810 (1980); J. Petri Jr. en A. Le

Cosquino de Bussy, ‘De Nieuwe Kerk’, Jaarboeken 1936-1937 der Nederduitsche Hervormde

(9)

7

Fransman definitief afgesneden van tradities die zo lang vanzelfsprekend waren geweest: 5

‘We have seen the end of societies that had long assured the transmission and conservation of collectively remembered values, whether through churches or schools, the family or the state’.6

De traditionele milieux de mémoire, de omgeving waar herinnering een

vanzelfsprekende plaats had en werd doorgegeven, bestonden niet meer.7 Er was een sterke scheiding ontstaan tussen de pure, traditionele memory enerzijds, en de koele, wetenschappelijke history anderzijds.8 De consequentie hiervan was dat de relatie met het nationaal verleden op andere wijze moest worden bepaald. Nora ziet de

ontwikkeling van zijn concept als een antwoord op dit ‘new historical turning point’.9

Het lieux de mémoire-concept biedt een nieuwe vorm van nationale

geschiedschrijving: ‘A history that is interested in memory, not as remembrance but as the overall structure of the past within the present: history of the second degree’.10

Deze nieuwe manier om de ‘national feeling’ te bestuderen is niet traditioneel thematisch of chronologisch opgezet:

‘it is analyzing the places in which the collective heritage of France was crystallized, the principal lieux, in all senses of the word, in which collective memory was rooted, in order to create a vast topology of French symbolism’.11

In Nora’s nieuwe vorm van nationale geschiedschrijving is dus de hoofdrol weggelegd voor de lieux de mémoire, ‘plaatsen van herinnering’. Deze lieux de

mémoire zijn ‘misschien wel de laatste ankerplaatsen waaraan zich nog een rest van

5 J. Tollebeek (red.), België een parcours van herinnering. Plaatsen van geschiedenis en expansie

(Amsterdam 2008) 13. En: F. van Vree, ‘Locale geschiedenis, lieux de mémoire en de dynamiek van de historische cultuur’, Stadsgeschiedenis 3, 1 (2008) 62-70, 68.

6 P. Nora, ‘Between memory and history. Les Lieux de Mémoire’, Representations 26 (1989) 7-24, 7. 7

Ibidem, 7.

8 Ibidem, 8.

9 P. Nora, ‘From Lieux de mémoire to realms of memory. Preface to the English-language edition’, in:

P. Nora, Realms of memory Vol. I: Conflicts and divisions. Rethinking the French Past (New-York 1996) xv-xxiv, xxiii-xxiv.

10 Ibidem, xxiv. 11 Ibidem, xv.

(10)

8 levende herinnering hecht’.12

De definitie van zo’n plaats is volgens Nora de volgende:

‘a lieu de mémoire is any significant entity, whether material or non-material in nature, which by dint of human will or the work of time has become a symbolic element of the memorial heritage of any community’.13

Een lieu de mémoire is dus niet ‘van nature gegeven’. Het is een plek die per definitie geconstrueerd is.14 Het is dit proces van constructie waar het om gaat bij het

analyseren van lieux de mémoire.15 In het lange proces van de constructie van een plaats, worden er verschillende betekenissen aan de plaats gegeven. Het is de taak van de historicus om het complexe proces van de constructie van zo’n plaats te ontrafelen en analyseren. Bij het analyseren van de constructie van lieu de mémoire gaat de aandacht dus vooral uit naar hoe de betekenis van een plaats gevormd en veranderd wordt. Anders gezegd: de betekenisgeving van de plaats moet worden ontleed.

Nora’s lieux de mémoire concept was een groot succes. In talloze landen binnen maar ook buiten Europa zijn in navolging van het Franse project eigen lieux de

mémoire projecten gerealiseerd.16 Een groot succes, maar tegelijkertijd ook onderhevig aan de mogelijkheid tot eigen invulling en aanvulling, waardoor in sommige projecten de kern van Nora’s concept niet overeind is gebleven. Dit is het geval bij het Nederlandse lieux de mémoire project: Plaatsen van herinnering.17 Het grote kritiekpunt dat historici Paul Knevel en Frank van Vree op het Nederlandse project Plaatsen van herinnering hebben, is dat het een ‘gewoon’ geschiedenisboek is. Niet de ‘herinnering’, maar de plaats zélf wordt centraal gesteld. 18

Hierdoor is er weinig of geen analyse van het constructieproces van de betekenis van een plaats. De personen die de betreffende plaats hebben gevormd, veranderd, herinnerd of vergeten, kortom, die haar betekenis hebben gegeven, komen in Plaatsen van herinnering te

12 F. van Vree, ‘Locale geschiedenis, lieux de mémoire en de dynamiek van de historische cultuur’,

Stadsgeschiedenis 3, 1 (2008) 62-70, 68.

13

Nora, ‘From Lieux de mémoire to realms of memory’, xvii.

14 Van Vree, ‘Locale geschiedenis, lieux de mémoire en de dynamiek van de historische cultuur’, 68. 15 P. Knevel, ‘The lieux de mémoire or a plea for more historiography in city and history museums’,

City museums on the move (Amsterdam 2010) 86-91, 88.

16

Ibidem, 86.

17 H. Wesseling (red.), Plaatsen van herinnering (Amsterdam 2005).

(11)

9

weinig aan de orde. Hierdoor zijn de meeste stukken uit de reeks te karakteriseren als ‘gewone geschiedenis’.19

Mijn onderzoek

De bekritiseerde benaderingswijze van Plaatsen van herinnering toont de valkuil die vermeden moet worden bij de benadering van de Nieuwe Kerk in dit onderzoek. ‘Gewone’ geschiedschrijving van de kerk, waarbij op een chronologische wijze de belangrijkste gebeurtenissen worden beschreven, bestaat al. Dit onderzoek naar de Nieuwe Kerk zou weinig aan bestaande literatuur toevoegen als het deze benadering zou volgen. Het is daarom van groot belang dat bij de benadering van de Nieuwe Kerk de kern van Nora’s concept wordt gehanteerd. Samengevat draait het in kern van Nora’s lieux de mémoire-concept om het analyseren van het constructieproces van de betekenisgeving van de betreffende plaats. De aandacht gaat dus vooral uit naar hoe de betekenis van een plaats gevormd en veranderd wordt. Anders gezegd: de betekenisgeving van de plaats moet worden ontleed. Deze kernbeschrijving van het

lieux de mémoire concept, zal mijn benaderingswijze van de Nieuwe Kerk vormen.

In mijn onderzoek bestudeer ik drie betekenissen van de Nieuwe Kerk: de Nieuwe Kerk als Amsterdamse parochiekerk, als stedelijk icoon en als nationaal symbool. Per hoofdstuk staat één van deze betekenissen centraal en wordt het proces van betekenisgeving geanalyseerd. Hierbij zal de aandacht vooral uitgaan naar de betekenisgevers. Uitgetekend wordt wie dit waren en waarom en op welke manier zij de Nieuwe Kerk betekenis gaven of die betekenis veranderden. Met het analyseren van de drie gekozen betekenissen, wordt gepoogd op een alternatieve manier de identiteit van de Nieuwe Kerk weer te geven. In de slotbeschouwing zal worden bepaald wat de bevindingen van deze analyse zijn; hoe zijn de drie betekenissen gevormd en veranderd en wie zijn de hoofdrolspelers in de betekenisgeving geweest? Bovendien zal aandacht worden besteed aan de vraag in hoeverre de verschillende betekenissen elkaar hebben beïnvloed. Versterken ze elkaar of zitten ze elkaar juist in de weg? Met presentatie en evaluatie van de bevindingen van mijn studie, zal ik uiteindelijk de vraag beantwoorden of dit een geschikte en zinnige manier is om de identiteit van de Nieuwe Kerk te benaderen.

(12)

10

1. Amsterdamse parochiekerk

De meest oorspronkelijke functie van de Nieuwe Kerk, is uiteraard de parochiale functie. Gesticht als tweede parochiekerk van Amsterdam begin vijftiende eeuw is deze kerk eeuwenlang een plek geweest waar kerkelijke functies tot uiting kwamen. Parochieleden woonden hier de mis of dienst bij, ontvingen hier de sacramenten en kwamen samen op de plek die het centrum van hun gemeenschap vormde. Drie ijkpunten die deze parochiale betekenis tekenen zullen in dit hoofdstuk centraal staan: de katholieke stichtingsperiode, de Alteratie van Amsterdam en de overgang van godshuis naar cultuurcentrum. De overgangen tussen deze ijkpunten zullen de veranderende betekenis van de Nieuwe Kerk als parochiekerk naar voren doen komen. Per overgang zal gekeken worden naar de initiators, welke vorm en betekenis de kerk hierdoor kreeg en wat de gevolgen hiervan waren.

1.1. Stichting van een katholieke parochiekerk

Ondanks het feit dat de bouw al een aantal jaar daarvoor begonnen was, kan het jaar 1408 worden gezien als het geboortejaar van de Nieuwe Kerk. In november van dat jaar werd door de bisschop van Utrecht de Amsterdammers toestemming verleend tot stichting van een tweede parochiekerk aan de westzijde van de Amstel:

‘Uit naam van schout, burgemeesters, schepenen en het gansche volk van Amsterdam is bekend gemaakt hoe zij, (…) begeerig zijn, nevens hun parochiekerk van St. Nicolaas, op een plek bij de Windmolenstraat een andere parochiekerk te stichten, op te richten, te bouwen en doen verrijzen, en dat wel, wegens de zware overbelasting van de zielzorg der bestaande kerk en de ernstige gevaren voor de zielen der parochianen, spruitend uit de lengte, breedte en wijden omvang der stad en uit de overvloedige menigte en steeds stijgenden aanwas der bevolking.1

De St. Nicolaaskerk, ofwel de Oude Kerk, kon de Amsterdamse bevolking niet meer bergen, zoals bovenstaand citaat uit het verlof laat zien. Groei van de Amsterdamse

1

Vertaald citaat uit het verlof, gegeven door de bisschop van Utrecht, om in Amsterdam een tweede kerk te bouwen. Geciteerd uit: J. Petri Jr. en A. Le Cosquino de Bussy, ‘De Nieuwe Kerk’, Jaarboeken 1936-1937 der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam, 15-29, 15.

(13)

11

bevolking heeft ongetwijfeld een rol gespeeld. Toch zal dit niet de enige reden zijn geweest voor de initiatiefnemers, leden van de Amsterdamse elite, om een nieuwe kerk te willen bouwen.2

Om te begrijpen waarom de Amsterdamse elite ijverde voor een tweede parochiekerk en hoe de kerk daardoor vorm kreeg, is een korte schets van Amsterdam op religieus gebied eind veertiende eeuw relevant. Het dagelijks leven was toen doordrenkt van religie. In een stad als Amsterdam bestond er een uitgebreide ‘zielenheilsmarkt’. De zielenheilsmarkt hield in dat er voor burgers allerlei

mogelijkheden waren om uiting te geven aan hun godsdienst en hun zielenheil na de dood veilig te stellen.3 Voor de bovenlaag van de samenleving vormde religie ook een middel om maatschappelijk aanzien te vergroten. Zij bood bijvoorbeeld ingangen tot handige functies binnen de geestelijkheid, of de mogelijkheid tot het vergroten van politieke invloed. Door het stichten van altaren en kapellen in religieuze instellingen zorgden personen uit de Amsterdamse elite ervoor dat er tot in de eeuwigheid voor het zielenheil van henzelf en hun familie werd gezorgd. Tegelijkertijd kon men met een altaar of kapel rijkdom, invloed en ambities tonen en laten gelden. 4 De stichting en vormgeving van de Nieuwe Kerk moet in het kader van deze zielenheilsmarkt worden gezien. Het betekende voor de Amsterdamse elite een nieuwe plek om zich te manifesteren binnen een gemeenschap waarin religie een prominente plek innam in het leven van alledag.

Een typische elitefamilie die heeft bijgedragen aan de stichting en vormgeving van de Nieuwe Kerk is de familie Eggert. Willem Eggert, een vermogend

grondbezitter die nauwe banden met graaf Willem IV van Holland onderhield, wordt vaak als stichter van de kerk aangewezen. Het verhaal gaat dat hij, naast veel geld, ook de aan zijn huis grenzende boomgaard schonk om als bouwgrond voor de kerk te dienen. Het verhaal van de boomgaard is vermoedelijk niet waar en Eggerts precieze

2 Statistieken laten zien dat de “nood” ontstaan door bevolkingsgroei eind veertiende eeuw niet heel

urgent kan zijn geweest. Rond het jaar 1300 telde Amsterdam zo’n duizend inwoners. Dit aantal was in 1400 gestegen naar zo’n drieduizend. Een aanzienlijke stijging, maar minder aanzienlijk als men bedenkt dat Amsterdam tegen het einde van de vijftiende eeuw tussen de negen- en elfduizend inwoners telde, en toen nog steeds “slechts” twee parochiekerken had. Uit een bron uit 1514 blijkt dat het aantal gelovigen per parochiekerk in dat jaar respectievelijk vierduizend voor de Oude, en

vijfduizend voor de Nieuwe Kerk telde. Gegevens verkregen uit: B. Speet, ‘Verstening, verdichting en verkrotting’, in: M. Carasso-Kok (red.), Geschiedenis van Amsterdam tot 1578. Een stad uit het niets I (Amsterdam 2004) 75-107, 90-96.

3

B. de Melker, ‘Burgers en devotie 1340-1520’, in: M. Carasso-Kok (red.), Geschiedenis van

Amsterdam tot 1578. Een stad uit het niets I (Amsterdam 2004) 251-311, 252-253.

(14)

12

rol valt niet te achterhalen.5 Desalniettemin staat het buiten kijf dat Willem Eggert een aanzienlijke rol heeft gespeeld.Op zijn grafzerk in de Nieuwe Kerk werd Eggert aangeduid als ‘mede fondateur van deze kerk’.6

Deze grafzerk lag in de Eggertkapel, gesticht door zoon Jan Eggert na het overlijden van zijn vader in 1418.

Het zijn de stichters van kapellen zoals de Eggertkapel geweest, die de Nieuwe Kerk aanvankelijk vorm hebben gegeven. Uit een uitgebreide bouwanalyse van de kerk blijkt dat ten tijde van de bouw van de Eggertkapel in 1418, het plan van de Nieuwe Kerk ingrijpend is aangepast van een drieschepig naar een vijfschepig ontwerp om meer ruimte voor kapellen te creëren.7 Een ander groots opgezet project was de algehele verbouwing van de kooromgang in 1443.8 In het decennium na deze verbouwing stichtten aanzienlijke families zoals de familie Doos, Boelen, Van Bergen, Sill en Meeus, net als het voorname schuttersgilde en het broederschap van de Jeruzalemvaarders hier kapellen.9 Uit de beschreven projecten blijkt dat de

vormgeving van de Nieuwe Kerk nauw samenhing met de wil van rijke Amsterdamse burgers om zich aan de kerk te verbinden. Zij vormden de kerk naar hun wensen. Achttiende-eeuws stadshistoricus Jan Wagenaar wijdde in zijn beschrijvingen van Amsterdam aandacht aan de in de Middeleeuwen gestichte kapellen:

‘Aan de noordzyde, hadt men het Metselaars- of Vier-gekroonden-Choor, naar ’t oosten, zynde nu de oostelyke uitgang. In een glas van het zelve, stondt het wapen van Loen en Boelen, waar van nu niets meer overgebleven is. De uitgang is juist, daar ’t Altaar plagt te staan. Naast dit, volgt het

Boelinger- of Otters-Choor, ’t welk met een balustrade van arduinsteen, naar

Corinthische orde, en voorts met een houten beschot, afgeschut is.’10

Het overgrote deel van de Amsterdamse burgers was vanzelfsprekend niet in de positie tot het stichten van kapellen, maar ook zij waren op individueel en

gemeenschappelijk niveau nauw met de parochiekerk verbonden. Zij die tot de

5 Ibidem, 263, 294-296.

6 J. van Breen, ‘De geschiedenis van den bouw der Onze Lieve Vrouwe Parochiekerk of de Nieuwe

Kerk te Amsterdam’ Jaarboek van genootschap Amstelodamum 40 (1943) 52-116, 60.

7 Ibidem, 60. 8 Ibidem, 67.

9 Ibidem, 70-71, 78; De Melker, ‘Burgers en devotie’, 295-296. 10

J. Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel,

gebouwen, kerkenstaat, schoolen, schutterye, gilden en regeeringe, beschreeven. Tweede stuk

(15)

13

parochiekerk van de Nieuwe Kerk behoorden, voelden zich beschermd door de heiligen aan wie de kerk gewijd was, Onze-Lieve-Vrouwe en Sint-Catharina.11 Door te bidden of de mis bij te wonen in de nabijheid van heilige objecten of relieken konden gelovigen hun zielenheil bevorderen.12

‘Men geloofde, dat van haar gebeente iet, op ’t hoog Altaar, bewaard werdt, in een looden busse, op welke, te leezen stondt: Dit ist gebeente

van Sinte Catharina.’13

De Nieuwe Kerk was voor haar parochieleden vanzelfsprekend de plek om de dienst bij te wonen, te bidden en te biechten. Belangrijke persoonlijke momenten uit de levens van de parochieleden zoals trouwen, kinderen dopen en geliefden begraven vonden in en rond de kerk plaats. Maar de parochiekerk betekende meer dan dat. In een gemeenschap waarin religie en het dagelijks leven zo sterk met elkaar verbonden zijn, vervult de kerk een centrumfunctie voor de gemeenschap. De Nieuwe Kerk was ook een plek waar men elkaar ontmoette, waar kinderen speelden of werd gewandeld, kortom, een plek om samen te komen. Het is van veel Amsterdammers niet na te gaan wanneer en welke kerk zij graag bezochten, maar vermoedelijk vervulde de Nieuwe Kerk haar centrumfunctie vooral voor de Amsterdammers die dichter bij de Nieuwe Kerk dan bij de Oude Kerk woonden. De komst van de Nieuwe Kerk had namelijk gezorgd voor een groter bewustzijn over de geografische tweedeling binnen de stad, waarbij de Amstel de natuurlijke grens vormde tussen de oost- en westzijde. De Nieuwe Kerk werd het icoon van de westzijde, ofwel: de Nieuwe Zijde.14

De kapellen van de Nieuwe Kerk, gesticht om tot in de eeuwigheid voor het zielenheil van hun stichters te zorgen, waren in hun oorspronkelijke functie geen heel lang, laat staan eeuwig leven beschoren. Het idee van eeuwigheid zal de stichters een geruststellend gevoel hebben gegeven, in werkelijkheid heeft de eeuwigheid voor geen enkele kapel of altaar meer dan twee eeuwen geduurd. Zeker, de kapellen die de Nieuwe Kerk in haar ontstaansperiode mede haar vorm hebben gegeven, bestaan nog steeds. Hun oorspronkelijke functie is echter ver te zoeken. Het grootste deel van hun

11 De Melker, ‘Burgers en devotie’, 294. 12

H. van Nierop, ‘De strijd om de sacrale ruimte’, Amstelodamum 91 (2004) 3-14, 8.

13 Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, 109. 14 Zie deze scriptie: 'Stedelijk icoon’, 26-42, 26-28

(16)

14

bestaan hebben zij gediend in een functie die zich het best laat omschrijven als rommelhok. Dit heeft alles te maken met de Alteratie van Amsterdam.

1.2. De Alteratie van Amsterdam

De Alteratie op 26 mei 1578 betekende voor de Nieuwe Kerk een omslagpunt binnen haar parochiale functie. In deze overgang van een katholiek naar een

protestants Amsterdam, heeft de Nieuwe Kerk niet erg te lijden gehad, maar was zij wel betrokken. Andere katholieke instellingen in Amsterdam hebben het zwaarder te verduren gehad tijdens deze roerige periode. Toen in 1566 de geruchten over de beeldenstorm in Antwerpen Amsterdam bereikten, gaven de burgemeesters direct de opdracht om de kerkschatten veilig te stellen. Dit baarde veel opzien en zette het volk dat sympathiseerde met de gereformeerden in beweging. De Nieuwe Kerk kwam er in dit tumult goed van af: vlug werd de dienst afgebroken en werden de kerkdeuren gesloten. Dit in tegenstelling tot de Oude Kerk, waar wel vernielingen plaatsvonden.15 Wagenaar beschreef nog een ander moment datzelfde jaar waarin de Nieuwe Kerk betrokken raakte in de perikelen:

‘Ook ontstondt’er, schier dagelyks, eenige nieuwe opschudding, met naame eene, op den zesentwintigsten van Herfstmaand, die de gantsche Stad op de been hield. Terwyl men eenen dooden, op de Kalvinische wyze, ter Nieuwe Kerke indroeg, drong een groote hoop vreemdelingen naar binnen, zonder de Wagt, hier gesteld, te ontzien, ja dezelve noodzaakende, met agterlaating van ’t geweer, de wyk te neemen. Op deeze leus, stoof het graauw op, streevende eerst naar het Minderbroeders- binnen, toen, des anderendaags, naar het Kartuizers-Klooster, pas buiten de Stad, daar alles vernield, en de Monniken verjaagd werden.’16

De calvinistische begrafenis in de Nieuwe Kerk vormde de aanleiding voor

plunderingen in de twee ‘gehate’ kloosters in de stad, maar de Nieuwe Kerk zelf werd verder met rust gelaten.17 Dat doet vermoeden dat de Nieuwe Kerk voor de

protestanten niet de meest verguisde katholieke plek kan zijn geweest. Desalniettemin

15 R. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw I-I (Amsterdam

1965) 57-58.

16 J. Wagenaar, Vaderlandsche historie 6 (Amsterdam 1752) 194. 17 Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-I, 61-62.

(17)

15

zullen ook de personen die verbonden waren aan de Nieuwe Kerk de dreiging die in de lucht hing, gevoeld moeten hebben.

Lange tijd is Amsterdam trouw gebleven aan de Spaanse Koning Filips II. Maar toen zelfs diens afgezant Don Juan de Pacificatie van Gent had moeten erkennen, begon het tij te keren. De pastoor van de Nieuwe Kerk toentertijd was Maarten Donck. Donck heeft vlak voor de Alteratie een eed van trouw gezworen aan de landvoogd die door de Nederlandse opstandelingen was benoemd: Matthias van Oostenrijk. Hierdoor zwoer hij eigenlijk Koning Filips II af, iets wat de pastoor van de Oude Kerk, Jacob Buyck, als zeer huichelachtig beschouwde.18 Deze

ontwikkelingen stonden niet op zich. Veel vernieuwingsgezinde geestelijken waren aan de Nieuwe Kerk verbonden, terwijl de Oude Kerk een ‘bolwerk’ van orthodoxen was.19 Deze tweedeling binnen de rooms-katholieke gemeenschap in Amsterdam laat zien dat de pastoor en andere geestelijken van de Nieuwe Kerk, die het katholieke stadsbestuur aan hun kant wisten, probeerden te redden wat er te redden viel om de macht te behouden. Het mocht niet baten. Op 26 mei 1578 werd het katholieke stadbestuur samen met een aantal geestelijken, waaronder Donck, letterlijk en figuurlijk aan de dijk gezet door hen in een bootje de stad uit te geleiden en aan de Diemerdijk weer aan land te laten.20

Als pastoor Donck een van de laatsten van de oude betekenisgevers van de Nieuwe Kerk representeert, dan kan Adriaan Cromhout gezien worden als een prominent persoon van de nieuwe garde. Cromhout was een van de voormannen onder de gereformeerden in Amsterdam. Tijdens het bewind van Alva was hij samen met andere gereformeerden in ballingschap gegaan. Nadat hij hiervan was

teruggekeerd vlak voor de Alteratie, heeft hij een rol gespeeld bij de

institutionalisering van de kerkenraad op 24 mei 1578. In de kerkenraad, die het bestuur van de nieuwe protestantse gemeente zou vormen, was hij eerste van de twaalf ouderlingen, een belangrijk ambt.21 Bovendien werd Cromhout ook een van de burgermeesters van het nieuwe stadsbestuur. Het stadsbestuur en de kerkenraad, sterk gelieerd en zelfs met overlappende bestuursleden, hadden vanaf nu het beleid van de Nieuwe Kerk in handen. De kerkenraad had enige moeite met het vinden van

18 Ibidem, 89.

19 Van Nierop, ‘De strijd om de sacrale ruimte, 11.

20 Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-I, 93-94. En: J. Spaans, ‘ Stad van vele geloven 1578-1795’, in:

W. Frijhoff en M. Prak (red.), Geschiedenis van Amsterdam. Centrum van de wereld 1578-1650 II-I (Amsterdam 2004) 385-467, 385-386.

(18)

16

geschikte predikanten voor hun kersverse gemeente. Daarom zou het tot 31 augustus duren voordat de eerst twee predikanten van Amsterdam bevestigd konden worden.22

In eerste instantie vormde de Oude Kerk het middelpunt van de nieuwe gemeente in Amsterdam en hier vond dan ook de eerste dienst plaats. De Nieuwe Kerk, niet geschonden tijdens de Amsterdamse versie van de beeldenstorm, was op dat moment nog in oorspronkelijk katholieke staat. Dit heeft niet lang geduurd. Op 2 september 1578 werd zij voorgoed van haar katholieke interieur ontdaan. Niet door het ‘gepeupel’, maar door ‘allerlei bekende en gezeten burgers’ die werden geholpen door schutters die eigenlijk waren opgeroepen om de orde te herstellen. De

burgemeesters en zeker de kerkenraad zullen op de hoogte zijn geweest van deze ‘geplande’ ontruiming. 23

Het lag in de lijn der verwachting dat het niet lang zou duren voordat de Nieuwe Kerk, sinds de Alteratie een leegstaand gebouw, door de gereformeerden ingelijfd zou worden.

Er is weinig over van het oorspronkelijke katholieke interieur van de Nieuwe Kerk. In de kerk zelf is tijdens de grote restauratie tussen 1959 en 1980 een aantal schilderingen van engelen tevoorschijn gekomen. Deze schilderingen geven een idee hoe bont versierd en gekleurd de kerk er uit moet hebben gezien ‘toen zy, weinige maanden na de verandering des jaars 1578, geweldiglyk beroofd werdt van beelden en andere sieraaden’.24

De muren en kolommen werden wit gekalkt, de beelden werden uit de nissen gehaald en de wandtapijten werden verwijderd.25 Een groot deel van de voorwerpen was onbruikbaar voor de protestantse eredienst en werd verkocht ten bate van de Amsterdamse schatkist. Eigendommen van gilden en broederschappen en grafmonumenten kwamen terecht bij hun eigenaar.26 In tegenstelling tot het interieur, viel de katholieke grondvorm van de Nieuwe Kerk niet zo makkelijk te wijzigen. In de protestantse dienst is de aandacht volledig gericht op de preekstoel. Dit in tegenstelling tot de katholieke dienst waar het hoogkoor het middelpunt vormt. De oorspronkelijke hoofdrichting van de Nieuwe Kerk van west naar oost met als eindpunt het hoofdaltaar, moest dus worden doorbroken voor de protestantse dienst. Midden in de kerk werd een preekstoel tegen een pilaar geplaatst. 27 In eerste instantie maakten de predikanten gebruik van de preekstoel waarop ook de pastoor had

22 Ibidem, 132-135.

23 Ibidem, 136-137.

24 Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, 111. 25

M. Beek en E. Kurpershoek, De Nieuwe Kerk te Amsterdam (Amsterdam 1983) 7.

26 Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 387. 27 Beek en Kurpershoek, De Nieuwe Kerk, 7.

(19)

17

gestaan. Deze werd na de brand in 1645 vervangen door een schitterend nieuw gesneden exemplaar.28 In het schip van de Nieuwe Kerk waren alle stoelen en banken gegroepeerd rond de preekstoel. Op 23 september 1578 werd de eerste protestantse dienst in de Nieuwe Kerk gehouden door predikant Cuchlinus.29 Het hoogkoor, vroeger de meest heilige plek van de kerk, had door de overgang zijn betekenis verloren. Het werd na de herinrichting van de Nieuwe Kerk gebruikt voor kerkelijke vergaderingen en huwelijksvoltrekkingen.30 In 1677 werd zeeheld Michiel de Ruyter begraven, op de plaats waar in de katholieke periode het hoofdaltaar had gestaan.31

De Nieuwe Kerk, die voor katholieke Amsterdammers zo lang een plek was geweest waar men uiting gaf aan zijn geloof en waar de oude Amsterdamse elite zich kon manifesteren, was nu definitief door de nieuwe Amsterdamse gezaghebbers van deze betekenis ontdaan. Bovendien werd de kerk in haar nieuwe vorm door haar nieuwe betekenisgevers tot belangrijkste kerk van Amsterdam gemaakt. Vanaf het jaar 1618 vergaderde de kerkenraad niet meer in de Oude, maar in de Nieuwe Kerk.32 Een belangrijke reden hiervoor zal zijn geweest dat burgemeesters en rijke kooplieden zich steeds meer vestigden in het zuiden en westen van de stad.33 De Nieuwe Kerk kreeg dus veertig jaar na de Alteratie door toedoen van de nieuwe Amsterdamse bovenlaag de betekenis van meest voorname kerk van Amsterdam.

Voor Amsterdammers was de Nieuwe Kerk vanaf de Alteratie in de eerste plaats een plek om de protestantse dienst bij te wonen. Voor de lidmaten van de Nieuwe Kerk betekende de verbintenis aan de kerk veel. Zij hadden vaste plaatsen en zaten tijdens de dienst dicht bij de preekstoel.34 In het zogenaamde ‘doophuisje’ zat de kerkenraad en de predikanten die elders geen dienst hadden.35 De overige

(zit)plaatsen in de kerk waren afhankelijk van status. De mooiste herenbanken in de Nieuwe Kerk staan recht tegenover de preekstoel. Deze waren bestemd voor de ‘burgemeesteren’, zo toont een plattegrond met ‘sitplaatsen in de Nieuwe-Kerk’ uit 1700 (zie afbeelding 1). Ook allerlei andere colleges, zoals die van de admiraliteit, hadden het voorrecht om in de herenbanken plaats te nemen. De overheidsbanken

28 Zie deze scriptie: ‘Stedelijk icoon’, 26-42, 30-31. 29 Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-I, 137. 30

Beek en Kurpershoek, De Nieuwe Kerk, 7.

31 Zie deze scriptie: ‘Nationaal symbool’, 43-61, 49. 32 Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-I, 138. 33 Ibidem, 138.

34

Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 429.

35 R. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw. I-II (Amsterdam

(20)

18

waren altijd geheel gevuld.36 De overige leden van de gemeente hadden een plaats in het schip van de kerk. Er waren meestal niet genoeg zitplaatsen waardoor velen de dienst staand door moesten brengen.

Anders dan in de katholieke periode, was het gebruikelijk om niet altijd dezelfde kerk te bezoeken. De predikanten van Amsterdam waren in dienst van de kerkenraad en niet verbonden aan een bepaalde kerk. Welke kerkdienst werd bijgewoond, was afhankelijk van de prediker die er die dag de dienst leidde. Hierbij was

36 Ibidem, 14.

Afbeelding 1. De mooiste herenbanken waren bestemd voor de ‘burgemeesteren’.

(21)

19

‘kanselwelsprekendheid’ van groot belang: de gemeente liep de goede predikers na.37

Soms, als er een geliefd predikant voorging in de dienst, stonden mensen al uren van te voren voor de kerk te wachten.38 Verbintenis aan een bepaalde kerk was, behalve voor de leden, dus niet meer zo vanzelfsprekend. Toch was de identiteit van de Nieuwe Kerk niet alleen afhankelijk van welke predikant er wanneer preekte. Het stadsbestuur dat op een steenworp afstand van de kerk zetelde, heeft een belangrijke rol gespeeld in de statusvorming van de Nieuwe Kerk. Door deze kerk aan zich te verbinden en in te zetten voor eigen belangen, heeft het stadsbestuur bijgedragen aan de iconische betekenis van de Nieuwe Kerk.39

De Nieuwe Kerk was, samen met de Oude Kerk, de belangrijkste plek om te dopen, te trouwen of te begraven. Vanaf begin zeventiende eeuw kregen beide kerken concurrentie van nieuw gebouwde protestantse kerken in de stad. 40 Toch bleef de Nieuwe Kerk een favoriete plek om te trouwen dankzij de ambiance van het

hoogkoor.41 Ook voor begraven bleef de Nieuwe Kerk een geliefde plek. Opvallend is dat ook voor protestantse Amsterdammers het hoogkoor een gewilde plek was voor een grafzerk, omdat daar vanouds de meest prestigieuze graven lagen.42 Net als in de katholieke periode, vervulde de Nieuwe Kerk dus een functie in het tonen van

aanzien, in dit geval door middel van de plek van een grafzerk. Ook voor katholieken bleef de Nieuwe Kerk een plek waar men graag begraven werd, omdat eens gewijde grond altijd gewijd blijft.43

Net als tijdens de katholieke periode bleef de openbare functie van de Nieuwe Kerk bestaan. Men ontmoette er kennissen, flaneerde er in de laatste mode en met slecht weer werd er zelfs gehandeld.44

37 Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 427-428. 38 Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-II, 14. 39 Zie deze scriptie: ‘Stedelijk icoon’, 26-42. 40 Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 388. 41

Ibidem, 396.

42 Van Nierop, ‘De strijd om de sacrale ruimte’, 13.

43 Ontwerp van schikking omtrent de kerkgebouwen der heerschende kerk (Amsterdam 1799) in:

Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 391.

44

C. Lesger, ‘De wereld als horizon. De economie tussen 1578 en 1650’, in: W. Frijhoff en M. Prak (red.) Geschiedenis van Amsterdam. Centrum van de wereld 1578-1650 II-I (Amsterdam 2004) 103-187, 159.

(22)

20

Ook bleef de kerk een geliefde plek om, buiten de diensten om, te luisteren naar orgelconcerten.45 Orgelmuziek had oorspronkelijk geen plaats in de protestantse dienst, het werd gezien als een ‘paaps’ gebruik.46 In de eerste helft van de zeventiende eeuw bestond er een verwoede discussie tussen de zogeheten ‘orgelisten’ en ‘contra-orgelisten’ over de vraag of orgelmuziek wel of niet een plek zou moeten krijgen in de dienst.47 Tegenstanders zoals de Haagse predikant J. Calckman stelden dat orgelmuziek tijdens de dienst ‘menschen verlockt tot de gedachte van vleeschelijke lusten, zonder eens te zuchten tot Godt over sijne sonden’. 48

In datzelfde jaar, 1640, sprong de dichter Constantijn Huygens in de bres voor orgelmuziek tijdens de dienst. Hij vond het ‘ergelijk en belachelijk’ dat er orgelmuziek in de kerk, maar pas ná de

45 Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 391.

46 N. Kist, ‘Het Kerkelijk Orgelgebruik, bijzonder in Nederland’, in: N. Kist en H. Royaards, Archief

voor kerkelijke geschiedenis. Inzonderheid van Nederland 10 (Leiden 1840) 189-334, 275.

47 Ibidem, 262.

48 E. Kurpershoek, De Nieuwe Kerk Amsterdam (Amsterdam 1999) 55-56.

Afbeelding 2. Men ontmoette er kennissen en flaneerde er in de laatste mode.

(23)

21

dienst plaatsvond. 49 Bovendien was orgelmuziek een effectief middel ter verbetering van de gemeentezang, waarvan de kwaliteit vaak te wensen overliet:

‘Inder daed, het laet sich onder ons veeltijds aenhooren, als ofter meer gehuylt oft geschreeuwt dan ghesonghen werde ... De Toonen luyden dwars onder een, als gevogelte van verscheiden becken.’50

Pas in 1680 werd door het Amsterdamse stadsbestuur besloten dat

orgelmuziek ter begeleiding van het zingen van psalmen gebruikt moest worden bij de kerkdienst.51 Al ruim dertig jaar vóór deze beslissing, was de Nieuwe Kerk, na de brand in 1645, voorzien van een nieuw en zelfs zeer aanzienlijk orgel. Aangezien de discussie tussen de orgelisten en de contra-orgelisten toen nog in volle gang was, kan de bouw van dit orgel als opmerkelijk worden beschouwd. De Amsterdamse

kerkenraad had waarschijnlijk liever gezien dat de bouw van een nieuw orgel

achterwege was gebleven. Over de orgelconcerten buiten de diensten waren de leden van de kerkenraad namelijk al zeer ontstemd. Deze concerten waren zeer populair en de banken zaten volgens Vondel ‘propvol met aandachtige luisteraars’.52

In de zijbeuken van de kerk was er echter sprake van een complete ‘pantoffelparade’ waarbij opgeschoten jongens voor onrust zorgden en verliefde paartjes afgelegen hoekjes opzochten. Voor de kerkenraad waren deze ‘insolentien’ van de jeugd een doorn in het oog; geen wonder dat zij er sterk op tegen was dat de verderfelijke orgelmuziek ook nog eens tijdens de dienst te horen zou zijn. Toen vanaf 1680 orgelmuziek een plaats kreeg in de dienst, was de kerkenraad nog steeds weinig enthousiast.53 De afkeer van de kerkenraad tegen orgelmuziek en waarschijnlijk tegen het orgel in het algemeen, mocht niet baten. De Nieuwe Kerk was eigendom van het stadsbestuur en dit was dus verantwoordelijk voor de herbouw. Voor het stadsbestuur, dat opdracht gaf tot de bouw van het orgel, speelden heel andere belangen mee. Een orgel geeft een kerk cachet. Het stond buiten kijf dat de Nieuwe Kerk opgebouwd zou worden met orgel.54

49

Kist, ‘Het Kerkelijk Orgelgebruik, bijzonder in Nederland’, 265

50 J. Worp, Constantijn Huygens. Briefwisseling III. 1640-1644 (Den Haag 1914), vii-viii.

51 R. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de tweede helft van de zeventiende

eeuw. Nabloei en inzinking III (Amsterdam 1971) 20; Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 391.

52

Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-II, 17.

53 Ibidem, 16-17.

(24)

22

Door de Alteratie veranderde de betekenis van de Nieuwe Kerk van een katholieke parochiekerk in een protestantse parochiekerk. De nieuwe protestantse betekenisgevers veranderden het interieur zodat het geschikt was voor protestantse kerkdiensten. De verhuizing van de kerkenraad naar de Nieuwe Kerk maakte dat zij de meest voorname kerk van Amsterdam werd. Deze status werd vergroot doordat het stadsbestuur zich aan de Nieuwe Kerk verbond. Tijdens kerkdiensten waren de

herenbanken gevuld met burgemeester en andere magistraten. De Nieuwe Kerk bleef een geliefde plek om te trouwen of om begraven te worden. Bovendien bleef ook de ontmoetingsfunctie die de Nieuwe Kerk tijdens haar katholieke periode had vervuld, bestaan. Het zou eeuwen duren voor er weer een groot omslagpunt zou komen binnen de parochiale betekenis. Een omslagpunt dat het einde betekende van de parochiale functie van de Nieuwe Kerk.

1.3. Van godshuis tot cultuurcentrum

Het laatste grote omslagpunt van de parochiale functie van de Nieuwe Kerk vond plaats in de tweede helft van de twintigste eeuw. Nederland kreeg in deze eeuw, vooral vanaf de jaren zestig, te maken met een toenemende ontkerkelijking.55 In Amsterdam rekende in 1960 nog ruim 50% van de bevolking zich tot een

kerkgenootschap. In 2000 was dat percentage gedaald tot onder de 30%.56 Afgezien van de inhoudelijke zorgen rondom dit thema, ontstond bij kerken en gemeenten de vraag wat er moest gebeuren met de vele kerkgebouwen die steeds minder hun oorspronkelijke functie dienden. In het christelijk nieuwsblad Nederlands Dagblad werd vrij luchtig geschreven over de veranderende functie van kerken:

‘Wat doe je met een kerk? Er erediensten in houden, slopen of als pakhuis gebruiken? Alle drie zijn deze antwoorden goed. In de tijd gerekend staan ze nog min of meer in de goede volgorde ook.’57

55

R. van der Bie, ‘Kerkelijkheid en kerkelijke diversiteit’ in: Centraal Bureau van de Statistiek, Religie

aan het begin van de 21e eeuw (Den Haag 2009) 13-26, 13-17.

56 P. van der Steenhoven, ‘Geloven in Amsterdam’, Het Amsterdamse bureau voor onderzoek &

statistiek. Fact sheet, 5 (2001) 1-4, 2. http://www.os.amsterdam.nl/pdf/2001_factsheets_5.pdf

[12-02-2015].

57 A. Wisse, ‘Multi-functioneel gebruik van kerken: economische redenen niet de slechtste’,

(25)

23

Voor de Nieuwe Kerk was dit vraagstuk ook aan de orde, al lag de situatie enigszins anders. Het gebouw was tegen het einde van de jaren vijftig in zo’n slechte staat, dat acute sluiting geboden was.58 Om deze reden sloot de Nieuwe Kerk in 1959 haar deuren voor een langdurige en omvangrijke restauratie die tot 1980 zou duren. De sluiting van de Nieuwe Kerk viel dus precies samen met het begin van de ontkerkelijking. Toen tegen het einde van de restauratieperiode bleek dat de hervormde gemeente de kosten voor het gebouw niet meer kon dragen, werd op 4 april 1979 de nationale Stichting De Nieuwe Kerk opgericht. Het bestuur van deze stichting was samengesteld uit ‘vertegenwoordigers van het kerkelijk en

maatschappelijk leven in de breedste zin’.59

In artikel 2 van de stichtingsakte komt de brede doelstelling van de stichting naar voren:

‘De Stichting stelt zich ten doel te bevorderen, dat de Nieuwe Kerk te Amsterdam, in overeenstemming met haar oorsprong en bestemming, mede gelet op de betekenis die zij gekregen heeft voor de totaliteit van de Nederlandse samenleving, zal fungeren als een ontmoetingsplaats van de christelijke gemeente en de wereld waarin zij leeft. Zonder andere aspecten uit te sluiten zal deze ontmoeting in ieder geval plaats vinden op het maatschappelijk, cultureel, economisch en godsdienstig vlak.’60

Een zeer brede doelstelling dus, die voor verschillende invulling vatbaar was. Welke betekenis of invulling de Nieuwe Kerk in haar nieuwe vorm met een nieuw bestuur zou krijgen, was in 1979 nog geen vaststaand gegeven. Maar aan ideeën hierover bestond geen gebrek. Dominee en bestuurslid van de stichting Willem Overbosch getuigde op een persconferentie: ‘We beginnen aan een groot avontuur’.61

Voor het eerst in haar geschiedenis was het niet volledig duidelijk welke functie de Nieuwe Kerk moest vervullen. Zoals beschreven, kende de Nieuwe Kerk tijdens haar bestaan vele verschillende functies binnen het kader van de betekenis van parochiekerk van Amsterdam, een huis van God. Nu de hervormde gemeente het bestuur overdroeg aan de stichting, waren er opeens meerdere betekenisgevers die verschillende ideeën hadden over de nieuwe invulling van de kerk. Een eerste

58

J. Balk, ‘De restauratie van de Nieuwe Kerk duurde bijna een kwart eeuw’, Heemschut. tijdschrift

van de bond Heemschut, vol. 58 (1980) 45-49, 46.

59 W. Overbosch, Over het gebruik van de heropende Nieuwe Kerk te Amsterdam. Achtergronden en

perspectieven (Amsterdam 1980) 4.

60

Citaat uit de stichtingsakte van de nationale stichting De Nieuwe Kerk, geciteerd in: J. H. Kruizinga,

AO-reeks. De nieuwe kerk, nationaal symbool 1810 (1980) 8.

(26)

24

voornemen was om van de Nieuwe Kerk een trefpunt te maken tussen de christelijke gemeente en de gemeenschap, waar alle kerkgemeenschappen verenigd in de Raad van Kerken deel aan hadden. De invulling zou bestaan uit een zondagmiddagviering en diensten gedurende de week, zielzorg en hulpdienst.62 Hierbij stond het bestuur echter wel een duidelijke scheiding van een traditioneel hervormde gemeente voor ogen. Overbosch beschreef dit als volgt:

‘Het binnenbrengen van de samenleving in heel haar breedte onder het kerkedak, zoals de nationale Stichting “De Nieuwe Kerk” voor ogen staat, moet dus wèl onderscheiden worden van de traditionele inkadering van het gemenebest. (…) Helemaal afgezien van de vraag of die ooit voluit bestaan heeft of bestaan kan, - het Nederlandse volk mag geen christelijke natie (meer) genoemd worden. De kerk staat niét meer “in het midden”, zij komt er hooguit “van ter zijde” bij.’63

Als alternatief voor de ‘traditionele inkadering’ werden drie functies geformuleerd waarmee de Nieuwe Kerk ‘ten dienste van de Nederlandse samenleving (en onwillekeurig in het bijzonder voor die in de agglomeratie Amsterdam)’zou gaan functioneren: cultureel-educatief, maatschappelijk-consultatief en pastoraal.64 De kerk heeft in eerste instantie vooral in de ‘maatschappelijk consultatieve’ functie gediend. De hoofdfunctie van de kerk als plek waar de protestantse dienst wordt gehouden, is na de restauratie nooit teruggekeerd. A. Verheij, oud-wethouder van Amsterdam en eveneens bestuurslid van de stichting, formuleerde zijn idee over de invulling in 1979 als volgt:

‘De kerk moet een praathuis der democratie worden en een bijdrage geven in de aanpak van kernproblemen waar mensen een antwoord op verlangen, een stralingscentrum’.65

De politiek-actieve jaren tachtig boden het bestuur van de Nieuwe Kerk talloze mogelijkheden om de nieuwe functie ‘maatschappelijk consultatief’ of

‘stralingscentrum’ tot uiting te laten komen in de vorm van debatten en

maatschappelijk manifestaties. De maatschappelijk en ‘pastorale’ functie van de

62 Ibidem, 49. 63

Overbosch, Over het gebruik van de heropende Nieuwe Kerk te Amsterdam, 7-8.

64 Ibidem, 9.

(27)

25

Nieuwe Kerk kwamen in 1981 fraai samen tijdens de gebedsdienst naar aanleiding van de vredesdemonstratie in Amsterdam waarbij geprotesteerd werd tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland.

Met de tijd is de ‘cultureel-educatieve’ functie van de Nieuwe Kerk steeds meer de boventoon gaan voeren. Deze overgang heeft zich vooral voltrokken onder leiding van Ernst Veen, directeur van de stichting sinds 1981. Onder zijn leiding heeft de betekenis van de Nieuwe Kerk zich ontwikkeld tot plek waar ‘spraakmakende tentoonstellingen’ plaatsvonden en -vinden.66

In de jaren tachtig waren dit tentoonstellingen zoals bijvoorbeeld ‘Lastige Vrijheid’, waarmee ‘hachelijke dilemma’s tussen bestedingsvrijheid en consumptiedrang’ werden aangeroerd.67

De maatschappelijk aard van dergelijke tentoonstelling is steeds meer verschoven naar tentoonstellingen van meer (inter)nationale allure zoals bijvoorbeeld ‘Fashion DNA’ in 2006 en ‘Het Meesterwerk’ in 2012 waarbij The Last Supper van Andy Warhol te bezichtigen was.68

Ondanks de niet geringe overgang van godshuis naar cultuurcentrum, kan gesteld worden dat de oorspronkelijke functie van de kerk tot op zekere hoogte

bewaard is gebleven. De ‘pastorale’ functie is nooit meer in volle glorie teruggekeerd, maar de functie van het samenkomen, is op een andersoortige manier behouden in de nieuwere betekenis van ‘stralingscentrum’ of cultuurcentrum. Zo valt er binnen de drie perioden ook een soort constante de ontdekken. De kapellen die de kerk in haar stichtingsperiode mede vorm hebben gegeven en daarna lange tijd als rommelhok hebben gefungeerd, dienen tegenwoordig vaak als eervolle plaatsen waar topstukken van tentoonstellingen worden gepresenteerd. De Nieuwe Kerk is een plek waar nationale aangelegenheden plaatsvinden zoals de jaarlijkse herdenking op 4 mei en de inhuldiging van de Nederlandse vorsten.69 Op deze manier is de gemeenschapsfunctie van de kerk ook onder leiding van de stichting gehandhaafd gebleven.

66 Website van de Nieuwe Kerk:

http://www.nieuwekerk.nl/nl/#/nl/pers/algemeen/110318-Ernst_Veen_gaat_met_pensioen.htm [12-02-2015].

67 Overbosch, Over het gebruik van de heropende Nieuwe Kerk te Amsterdam, 9-10. 68

Website van de Nieuwe Kerk: http://nieuwekerk.nl/nl/#/nl/het_meesterwerk/2012/index.htm?m=99 [12-02-2015].

(28)

26

2. Stedelijk icoon

Gedurende haar bestaan is de Nieuwe Kerk ontwikkeld tot icoon van Amsterdam. Vanaf de oprichting hebben verschillende gebeurtenissen en overgangen de iconische betekenis van deze kerk veranderd en vergroot. In dit hoofdstuk staan de fundamenten waarop deze iconische betekenis stoelt, centraal. Door de oprichting en bouw van de kerk eind veertiende, begin vijftiende eeuw ontstond er een tweedeling binnen Amsterdam waarbij de Amstel de natuurlijke grens vormde tussen de oost- en westzijde. Nu Amsterdam twee parochiekerken herbergde, groeide het bewustzijn over de geografische verdeling binnen de stad en werden beide kerken icoon voor hun zijde. Naast deze iconische functie binnen de stad, functioneerde de Nieuwe Kerk ook daarbuiten als icoon voor Amsterdam. Engelse reisverslagen laten zien dat voor reizigers een bezoek aan Amsterdam niet compleet was zonder ook een bezoek aan de Nieuwe Kerk te brengen.1

Veranderingen die de kerk onderging in de jaren 1645-1650 vormen een nieuw ijkpunt. In 1645 verwoestte een brand een groot deel van de kerk. Bij de herbouw werden kosten nog moeite gespaard en werd de Nieuwe Kerk verfraaid met haar tegenwoordig nog geroemde preekstoel, orgel en koorhek. Zelfs werden er voorbereidingen getroffen voor de bouw van een toren. Deze veranderingen in het interieur en exterieur na de brand van 1645, zijn van grote invloed op de iconische functie van de Nieuwe Kerk geweest. Eveneens van groot belang voor de iconische betekenis van de kerk, is dat zij na de brand van 1645 aan de Dam en naast het nieuwe stadhuis kwam te liggen. Deze herpositionering ten opzichte van de Dam, heeft de iconische betekenis van de Nieuwe Kerk naar een hoger niveau getild en in grote mate haar iconische betekenis binnen de stad Amsterdam in latere eeuwen bepaald.

2.1. Icoon van de nieuwe zijde

Traditiegetrouw kwam in de zestiende eeuw in de laatste week van juli de jeugd van de oude en de nieuwe zijde bijeen op de Nieuwebrug, de brug die het dichtst bij het IJ

1 C. van Strien, British travellers in Holland during the Stuart period. Edward Browne and John Locke

(29)

27

lag en beide zijden verbond, om aldaar elkaar te lijf te gaan. Dit zogenaamde

‘hoopvechten’ symboliseert de onderlinge wedijver die er tussen de oost- en westzijde van de Amstel bestond.2 Deze rivaliserende gevoelens waren voornamelijk

aangewakkerd door de stichting van de Nieuwe Kerk begin vijftiende eeuw, waardoor er twee parochies waren ontstaan.3 Ook op ander niveau dan de vechtpartijtjes van opgeschoten jeugd bestonden er spanningen tussen de twee parochies. Bij de stichting van de Nieuwe Kerk was door de bisschop van Utrecht bepaald dat de onderlinge verhouding tussen en de Oude en Nieuwe Kerk er een zou zijn van moeder en dochter. Maar meerdere gebeurtenissen en onenigheden wijzen er op dat deze verhouding nooit echt heeft bestaan en dat de pastoor en andere betrokkenen van de Nieuwe Kerk inmenging van de Oude Kerk niet duldden.4

Een telkens terugkerend conflict tussen de geestelijken van beide parochies had te maken met de voorrang bij de Mirakelprocessie.5 De processies waren eigenlijk een zuiver kerkelijke aangelegenheid, maar er speelden ook andere elementen mee bij deze stedelijke ommegangen. Hoe dichter men in de processiestoet bij het Sacrament liep, des te belangrijker diegene was. Status speelde dus een belangrijke rol tijdens de processies. Voor de beide parochiekerken was het van belang wie er voor ging in de processie en bij welke kerk begonnen of geëindigd werd. Het stadsbestuur was niet gediend van dergelijke twisten. De Sacramentsprocessie moest de sacrale eenheid van de stad symboliseren, niet alleen in sociaal en corporatief opzicht, maar ook

ruimtelijk. Om deze reden volgde de processie een cirkelvormige route die liep vanaf de Heilige Stede langs de Kalverstraat, Dam en Nieuwedijk over de Nieuwebrug naar de Oude Zijde, door de Warmoesstraat en Nes en vervolgens over de Langebrug weer terug naar de Nieuwe Zijde.6 De processie trok dus zowel door de Oude als de

Nieuwe Zijde, wat de cohesie tussen de rivaliserende parochies moest versterken.7 Al viel in vergelijking met andere steden de wedijver mee en probeerde het stadsbestuur de eenheid telkens te benadrukken, er bestond een duidelijke scheiding tussen de oostzijde met als icoon de Oude Kerk, en de westzijde met als icoon de

2 M. Carasso-Kok en C. Verkerk, ‘ Eenheid en verdeeldheid. Politieke en sociale geschiedenis tot in de

zestiende eeuw’, in: M. Carasso-Kok (red.), Geschiedenis van Amsterdam. Een stad uit het niets I (Amsterdam 2004) 205-250, 209.

3 Ibidem, 209.

4Petri Jr. En Le Cosquino de Bussy, ‘De Nieuwe Kerk’, 17-18. 5

Ibidem, 19.

6 Van Nierop, ‘De strijd om de sacrale ruimte’, 6.

(30)

28

Nieuwe Kerk. 8 De westzijde van de Amstel maakte kort voor de bouw van de Nieuwe Kerk belangrijke ontwikkelingen mee. Eind veertiende eeuw was door het slopen van huizen ‘de Plaats’, later ‘de Dam’, ontstaan en hier werd het stadhuis gevestigd. Het patriciaat wilde aan dit nieuwe plein met een politiek machtscentrum, graag een nieuw kerkelijk machtscentrum toevoegen. 9 Het is dus geen toeval dat de tweede parochiekerk van Amsterdam juist hier, slechts een paar huizenblokken verwijderd van de Plaats, haar plek vond.10 De tweedeling binnen de stad die werd versterkt door de bouw van de Nieuwe Kerk, werd ook in de eeuwen daarna gevoeld en opgemerkt. Uit Engelse reisverslagen over Amsterdam vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw blijkt dat de scheiding tussen ‘the old town’ aan de oostzijde van de Amstel en ‘the new town’ aan de westzijde, voor buitenlandse bezoekers duidelijk merkbaar was.11

In het hoofdstuk over de parochiale functie staat beschreven hoe leden van de Middeleeuwse Amsterdamse elite zich in de kerk manifesteerden.12 Dit heeft zonder twijfel bijgedragen aan de iconische waarde van kerk. Een onuitgevoerd plan uit de vijftiende eeuw laat zien op welke manier de aan de kerk verbonden elite de Nieuwe Kerk probeerde te verheffen. Jan Eggert vatte begin vijftiende eeuw het plan op om een volwaardig kapittel, een bestuurscollege, aan de Nieuwe Kerk te verbinden. Door politieke perikelen tussen de Hoeken en Kabeljauwen heeft Eggert dit plan niet tot uitvoer kunnen brengen, maar als het was gelukt, dan zou de Nieuwe Kerk een

volledig andere status gekregen hebben. Als kapittelkerk zou de Nieuwe Kerk meteen de meest voorname kerk van Amsterdam zijn geworden.13 Eggerts plan toont hoe betrokkenen bewust bezig waren met het verheffen van de status van de Nieuwe Kerk. De Nieuwe Kerk was de kerk van het patriciaat en het stadsbestuur en van trotse nieuwe gilden.14 Door de betekenis die zij aan de kerk gaven, groeide de iconische waarde.

Wedijver tussen de Oude en Nieuwe Kerk openbaarde zich ook in uiterlijk vertoon. Beide parochies probeerden elkaar in schoonheid van de kerken te

8Petri Jr. en Le Cosquino de Bussy, ‘De Nieuwe Kerk’, 19. 9

De Melker, ‘Burgers en devotie’, 294.

10 Zie afbeelding 4 in deze scriptie: ‘Stedelijk icoon’, 32.

11 C. van Strien, Touring the Low Countries. Accounts of British travellers, 1660-1720 (Amsterdam,

1998) 29-52.

12

Zie deze scriptie: ‘Amsterdamse parochiekerk’, 10-25, 10-12.

13 De Melker, ‘Burgers en devotie’, 295. 14 Ibidem, 296.

(31)

29

overtreffen.15 Merkend voor deze strijd waren de plannen van beide kerken om een toren te bouwen. In 1560 begon de Oude Kerk met het project waarbij de oude toren werd vervangen door een nieuwe, die ‘een sieraad voor de stad’ zou moeten zijn. In 1566 was deze toren voltooid.16 Een jaar voor deze voltooiing, in 1565, werd ook bij de Nieuwe Kerk de fundering voor een toren gelegd. Dat deze toren er nooit is gekomen heeft waarschijnlijk met de roerige tijden in aanloop naar de Alteratie te maken gehad.17

De gelijktijdigheid van de plannen voor de torenbouw doet vermoeden dat de betekenisgevers van beide kerken elkaar sterk in de gaten hielden en beconcurreerden om hun kerk de meest eerwaardige van Amsterdam te maken. De competitie tussen beide kerken kwam dus tot uitdrukking in uiterlijk vertoon en in de status van de personen die zich aan de kerk verbonden. Al vanaf het ontstaan van de Nieuwe Kerk voeren haar betekenisgevers hun eigen koers. De moeder-dochter relatie tussen de twee kerken met als bovenliggende partij de Oude Kerk, heeft nooit bestaan. Het lijkt er zelfs op dat de Nieuwe Kerk vanaf haar ontstaan de Oude Kerk in zekere mate overschaduwde, zelfs zonder toren. De reden hiervoor moet gezocht worden in een wisselwerking tussen haar geografische plaats en de wil van aanzienlijke

Amsterdammers om met de Nieuwe Kerk de oudste parochiekerk te overtreffen.18 In hoeverre de Nieuwe Kerk in haar beginperiode ook buiten de stad

fungeerde als icoon is moeilijk vast te stellen. Een maquetteschilderij van omstreeks eind vijftiende eeuw van een onbekende kunstenaar toont een nog imposanter kerkgebouw dan de Nieuwe Kerk in werkelijkheid is, namelijk met zeven in plaats van vijf traveeën (zie afbeelding 3).19 Misschien heeft ooit het plan bestaan om de kerk nog groter te maken dan zij is. Voor de elite die initiatief nam tot de bouw van de tweede parochiekerk, betekende de Nieuwe Kerk ook een manier om Amsterdam meer status te geven. 20 Een ander voorbeeld dat deze grootse plannen met de Nieuwe Kerk illustreert, is het verhaal dat Eggert als voorbeeld voor de Nieuwe Kerk de grootste gotische kathedraal van Frankrijk voor ogen had: de kathedraal van Amiens:

15Petri Jr. en Le Cosquino de Bussy, ‘De Nieuwe Kerk’, 19. 16

Ibidem, 19.

17 Van Breen, ‘De geschiedenis van den bouw der Onze Lieve Vrouwe Parochiekerk of de Nieuwe

Kerk te Amsterdam’, 89.

18 M. Carasso-Kok, ‘Ter ere van God en tot het aanzien van de stad’, in: in: M. Carasso-Kok (red.),

Geschiedenis van Amsterdam. Een stad uit het niets (Amsterdam 2004) 393-451, 408.

19 De Melker, ‘Burgers en devotie’, 293. 20 Ibidem.

(32)

30

‘Men wil, dat zyn dood [van Willem Eggert] oorzaak geweest is, dat de Kerk niet zo volkomen naar de schetse der Hoofdkerke van Amiens in Picardye, die nog, geschilderd, in de Kamer van Kermeesteren, bewaard wordt, heeft konnen voltrokken worden, als men voorhadt.’21

De schets van de kathedraal van Amiens en het maquetteschilderij tonen welke status de stichters met de Nieuwe Kerk hebben willen uitdragen. Het is voorstelbaar dat het maquetteschilderij heeft gediend om in andere steden met de nieuwe parochiekerk en daarmee Amsterdam te pronken.22 Zonder twijfel was de Nieuwe Kerk al vanaf het begin een icoon bínnen de stad. Was de iconische betekenis al duidelijk aanwezig in de eerste twee eeuwen van haar bestaan, in de zeventiende eeuw zou deze betekenis naar een hoger plan getild worden.

21

Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, 109.

22 Van Breen, ‘De geschiedenis van den bouw der Onze Lieve Vrouwe Parochiekerk of de Nieuwe

Kerk te Amsterdam’, 64-66, 80.

Afbeelding 3. Een nog imposanter kerkgebouw, met zeven in plaats van vijf traveeën.

Maquetteschilderij van De Nieuwe Kerk, kunstenaar onbekend, eind 15e eeuw, (Nationale Stichting
De

(33)

31

2.2. Nieuwe elementen na de brand

‘De Koningin van Aemstels hooftgebouwen Is nu helaes! Haer blaeuwe sluier quijt, En moet blootshoofts verkleumen, en verkouwen

In ’t hartje van den guren wintertijt!’23

Onvoorzichtigheid van ‘schaftende loodgieters’ zorgde ervoor dat brand de Nieuwe Kerk op 11 januari 1645 ernstig beschadigde.24 Door de windrichting kwamen het koor en de kapellenkrans er goed vanaf, maar het dak ging volledig in rook op. De Nieuwe Kerk stond er inderdaad ‘blootshoofts’ bij. Vondel spoorde de

Amsterdammers aan om met de herbouw te beginnen:

‘Och burgers! bouwt een achtste wonderwerck: Verslijt een eeuw met zweeten, zwoegen, slaven,

En houwt een rots in stucken, om een kerkck: Een oogenblick verreuckeloost die schatten, Godtvruchtighlijck gezamelt, om Godts eer, Als met een’arm van steen en rots, t’omvatten.25

Anders dan in de katholieke periode waren het niet meer individuen of families uit de Amsterdamse elite die zorg droegen voor de grootheid van de kerk. Sinds de Alteratie was de Nieuwe Kerk eigendom van het stadsbestuur, en dat was dan ook

verantwoordelijk voor de herbouw. 26 Het stadsbestuur begon meteen aan dit grootse project waarbij voor het exterieur de oorspronkelijke gotische stijl werd aangehouden en het interieur werd voorzien van zeventiende-eeuws kerkmeubilair.27 Om de

moderne inrichting te realiseren werden kosten noch moeite gespaard. De preekstoel werd gesneden door Albert Vinckenbrinck, het koorhek kwam van de hand van Janus Lutma. Lutma wordt door Wagenaar niet genoemd in zijn beschrijving van de Nieuwe

23 Vondel, ‘Klaghte over het verongelucken der Kercke van Sinte Katharine, t’ Amsterdam’, 612 (regel

1-4).

24 Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 434; Beek en Kurpershoek, De Nieuwe Kerk, 7-8.

25 Vondel, ‘Klaghte over het verongelucken der Kercke van Sinte Katharine, t’ Amsterdam’, 612 (regel

14-19).

26

R. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de tweede helft van de zeventiende

eeuw. Nabloei en inzinking III (Amsterdam 1971) 162.

(34)

32

Kerk. Afgaande op Wagenaar is van deze kunstenaar moeilijk te stellen welke bekentenis hij genoot in de zeventiende en achttiende eeuw. Van Vinckenbrinck is zeker dat hij in de achttiende eeuw, maar waarschijnlijk ook al in zijn eigen tijd, als een groot kunstenaar gold. Hij wordt door Wagenaar genoemd en beschreven als ‘de

Beroemde Beeldhouwer’.28

Tekenend voor het feit dat de wedijver tussen de Oude en Nieuwe Kerk nog steeds speelde, is dat ook de Oude Kerk in deze periode werd voorzien van een nieuw koorhek.29 Het nieuwe orgel van de Nieuwe Kerk werd ontworpen door Jacob van Campen.30

De ijver en ambitie waarmee de Nieuwe Kerk na 1645 werd herbouwd, wierp haar vruchten af. Engelse reisverslagen uit de tweede helft van de zeventiende eeuw laten zien dat vrijwel elke reiziger de ‘Great New Church’, bezocht en er aandacht aan wijdde in zijn reisverslag.31 Met name de preekstoel, het orgel en de nieuwe

gebrandschilderde ramen wekten bewondering op. De Engelse reiziger Thomas Penson noteerde over zijn bezoek aan de Nieuwe Kerk in 1687:

‘The pulpit in this church is curiously adorned with craved work (…) ornamented with abundance of figures, which are so truly wrought that it is admired for a great masterpiece. And I think I heard the value of it was three thousand pounds, but it is well worthy to be taken notice of by all travellers that go hither.’

(…)

‘The lofty organ I there heard diverse times; not only together with the people’s voices in singing of psalms but also alone at an appointed time, when some persons of quality were to be obligated by the organist, who for the space of near two hours made variety of excellent music.’32

In het hoofdstuk over de parochiale betekenis van de Nieuwe Kerk staat beschreven dat de kerkenraad waarschijnlijk niet heel gelukkig was met de bouw van het hierboven geroemde orgel. Dat dit orgel toch gebouwd is, en zelfs in zijn grootse hoedanigheid, laat zien dat voor het stadsbestuur andere overwegingen meespeelden dan voor de kerkenraad.

28 Wagenaar, ‘Amsterdam in zyne opkomst, 112. 29 Evenhuis, Ook dat was Amsterdam I-II, 13. 30

Spaans, ‘Stad van Vele geloven’, 434.

31 Van Strien, British travellers in Holland during the Stuart period, 98. 32 Van Strien, Touring the Low Countries, 39.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vraag naar de verhouding tussen kerk en staat in de Orthodoxe wereld behoort vaak tot de kern van het politieke debat en van de theologische bekommernissen in de betrokken

Maar we willen hier ook ex- pliciet een open oproep aan iedereen doen om zich aan te melden voor de groep waar zijn of haar hart ligt.. Want er is veel

Het is duidelijk dat we niet overal hetzelfde over denken. We hebben geprobeerd alle geluiden te laten klinken, ons systeem van de voorbereidingsgroepen is ons lief, maar we zien

hartcn en nicren beproeft. Eenc aan,dachtise ouerwe,gins, en dikwiilige overlggglng. Daarom staat er Ezech. - I)us moesten dezen dan ook, zoo aandachtig, ernstig en

Is niet een van de oorzaken van seksueel misbruik de hypererotisering van de samenleving, en hebben we daaraan niet allen mee

„Soms lachen mensen dat het toch niet meer veel werk kan zijn, de kerkfabriek van Doel voorzit- ten”, zegt Georges Van De Vyver. „Misschien is onze inzet een vorm van

Vanaf Pasen bewandelen we twee sporen. De diensten blijven digidiensten, maar tegelijk gaat de Nieuwe Kerk ook weer open voor specifieke groepen mensen. Daarbij houden we ons aan

Deze thematiek wordt in de verschillende delen uitgewerkt; in de eerste aria als de stem van Simeon en vervolgens als de stem van de gelovige die uitziet naar de verlossing...