I
I
BIDDACS-PREDIKATIE.
ult
0 P E N B A R I N G E N !I:
5.275
L13 ont dao don rtaat
dezer gomeentc, oenrríat
0ld6r
gaen. bor.ien, en letten
da-nop het
woord(I) vut
vormaning,en dan (2) op
het woord van bedrei- gtn8.t. Yan oerma,ning. Gedenkt, l)an wadr
gi-iuit-
gcodllenzijt t - HËr
in wordt hunne droevige"sËhuld,lortcl[jk begrepen. ]Yaar omtrent twee
diágen ziinto
ovorrvegeni wa.aroan en
hoez,[i
uitgevallen wa- lon.Woarta.n
zi.iwaren uitgevallen. Niet (I) uit
hun-non arbeid
en werL.zaarnheid,in de uitwendige
be- trar:htingder
Godsdienst-pligten;(2) niet uit
delijd-
saa.mheid, in 't verdragen van
vele vervolgingedenverdruklringen; (3) noch uit
hunnegetroiutieid
en arijmoed.ighe.id, in de belijdenis
vande
Evangelie-waarheid; (4) noch uit hunne
taaaleza.amheid, en voorstand van dezelve,
tegende inkruipende
dwalin-gel en
valscbe L-eeraars;(5)
nochuit de
getrouweoefening,
van dekerkeliike tucht of discipline ,.
(O)en in
eenwoord, niet uit
eenenDromen, Christeli,i- rten
wandel, zoo
veelhet u,iíerlijke
aangaat; neen,dit alles behielden
"ii nog,
getrouwvolstandig;
en legdenhet
zell'sook nog toe, op
eenegedurige, uit-
wendige relbrmatieof verbetering, van het
gene on-der
hen vervallen wasI
cleswegenswcrden
zii dan ooknog uitdrukkeliik , en
overvloedig geprezen-van den Zaligmaker.Maar zii rvaïcn alleenliik uitgevallen, yan
hunneinwendige eerstc liefde,
waarrnedezij voor
dez.en,in. den
eerste beginnehunner bekeering en
roepingtot Christus,
'warenbezield
geweest,door
de Goádelliike genade. Dit moet hiei van
onsmet
Godsbii- stand en inlichting \ilat
nader geopendworden,
Hètgeheele-leven des Christendoms, de gansche Godzalig- heid
, die dc lleilige
Geestin
onswerkt,
bestaatih de drie
genadens, die
de Apostel onsaanwijdt, I
Cor.XIII: lll. En nu blffi gelooae',
hooycen liefde;
deze drie ; doch de
meesteaan die ob de
liefde.Deze is
de ziel
enhet leven,
vanhet
gansche Chris- tendom; zii is dat
Goddelijke en hemelschvuur,
\yaaralle licht ,
leven,
berveging, warmte, kracht
€tr wor- king, van
Godzaligheiden
geloof, in
onze harten en wandel, door verwekt, bestierd,
en gaandc gehoudenlg
*.Gedenkt dan, waaroan gij uítger:allen zijt ,
enbeh,eert 'u,
1 en doet de
eerstewerken,
en zoo n,iet,f h zal u
haastelijh btjkomen,
enzal
u,wen handelaar ,aan zijne plaatse
weren, indien gi u
n.iet bekeet't.Wlj
hebben dezenTekst, van de
Ephesischekerk waarin de Heere
Jezrrs, haar
zeer ernstig bestraft,yermaant en
scherpeliikbedreigt, niet
zooLeer geno-men, als een geliikluidend
voorbeeldv,ior ons;
zoo alsrvij ran
denmorgen, dien
Tckst genomenhebben,van het
Joodschevolk;
nraarveeleer, als
een 1'oor- beetdtot
beschaming,
,cn overtuigingvan ons;
opdatwii
mogten z.ien, hoe Christusal
aanstonds eenekerk
wil
bi.fkomen,en die in korten tiid
geheeluitroeiien,die mogeliik,
aande
honderdstepart
van de godde-loosheid, niet heeft
schuldig gestaan,
daar Neêrlandskerk nu, yoor God
aan schuldigstaat. Zii
hadden :I.
IïIaarkleine
beginselenvan dat verval, dat
nutot
eeneschrikkeliike hoogte,
onder ons gekomen is.2. Zii hadden onder zich,
nog zeerveel
goeds,daar wii niets van hebben,
onder ons.3. Daar was
tusschenhen en ons, in 't
geheel geenegcliikenis; zij warel-
nog eene zeer heilige enfeestelijke kerk, in
vergelijkingvan
onze rampz.aligeen
doode kerk.4. En
nogtanswilde de
Heere Jezus haar haastigbijkomen, en
roeiien haar geheeluit, indien zij
heÍ vervallene, door Ziine
genade,
niet schielijk beterdenen herstelden.
O!
wat-hebben w1i danniàt
tewach- ten In6
rDoet
worden. Laat
alleendie
Goddeliikeen Geer tolijke
ldefdeontbreken,
danontbreekt
ook aanetondr allewaarachtig,
inwendig geloof , Godzaligheid en gees-teliik
leven; en dan blijven er
andersniet
over , daneene koudê en
onvruchtbarekennis, en
bedriegelijk waan'geloof,
loutere geaeinsdheiden
geesteloosheid,hoe ijverig , formeel, en
naauwgezet, de
menschendan
schoonook
mogenziin, in
hunne beliidenis,uit-
wendige deugdenen
godsdienst-pligten. De
Uqfdeis de oeroull'ing der WeL
Rom.XIII
zl3; En
het ge-loof is door de
li,eJde uerhende.Gal. V: 6. En
h'eteinde des
gelogfs, is
liefde, uit
eennein Imrt,
enuit
eenegoede conscientie, en uit een
ongeoè'insdgeloof. 1 Tim. 1
vs.5; die
hebbende, dan
hebbenwii alles; doch die
missende,
zoo missenwii
alles:wont blijft God dn God, is
lie/deen God ; en in
diehem, in de I
lie.fdeJoh. IV. lrlijft vs. '
di.e16.En meer
hebbenwij niet noodig, dan dat God
metZijne liefde in
onsblijit
endat wij met
onze lieÍdein
aandachtig Godblijven. dp de eigenlijke werking der - Dit
zal naderblijken., liefde
als wiieensachtgeven; zii is
zonder ophouden werkzaarn.a,
Jegens God,
en tlen Heerefezus Christus. Ziet lllatth. XXII :
37, Cij zult lief hebben,
den Eeereuuten
God enz.
o!
Zalige lielde! dan (ll hangt
deziel
d,enIf
eereda'n, en is één
geestmet
Hem, I
Cor.
VI z
17; God is dan
gedurigin hare
gedach-ten; zij stelt dar den
Heereged,triql';jk aoor zich,
PsalmXVI, en h'are
oogenzijn gedu'rig'i;jk
op denfleere,
PsalinXXV; zij-
aanschouwtHem dan
ge-durig met de
diepate verwondering, over
Zijne olrbe-sriipóliike heerliikheid en goedertierenheid, die IIii tiaái
doetgenieten.
O!
hoe smaaktz{i dat de
Heere goedis, eí wordt
zi.igedrenkt uit
denbcker Zíjner
ítellusten,
PsalmXXXVI. Àlle hare
verlustiging envreugde, is
alleenin God, al
haar roemen
vertrou-rur i is in
den Heere alleen; al
haar gesprekis
danvan
God; Z'ijne aarhefingen zijn inhare
&eel, PsalmCXLIX z'B;-haar
rnondís
dangedurig aol aan Z'ii'
nen l'of
; den
ganschendag
oanZ'iine
heerliikheid,; ia
darïis zii vol van kracht,
van den Geest des Hee-ï"tt. Michi lll ; dan is haar hart en wandelbijGod,
in
dehemelen, terwiil
haar.ligchaam nog op
aardeleeft en wandelt. O zalig, zalig
liefde-leven!
(2)n7
Drn kan rii niot
vordragen, vanOod
afgczondardJcrffnl vrnt liofdo
zooktooraaniging,'
zii-mootbii
ha-ran Gorl wozorr, en met Hem wandelen,
Gen. V.fh snl don ged,urigUjh bij U zijn; en het is
mdjgood nobij God to u)ezen,
PsalmLXXIII. Als
doIlooro
oone gewekenis, dan treurt die
God-lieven-do r,iel, on
bekommertzich
grooteliiks, om lfem
torookon. Ziet
PsalmLXIII
z2, o
God!
GiXzijt mijn Ood
onz,zii rust niet, voor dlt zij IIem weiler
ge- vondonheeft
enz.(3) Zti acht God
maaralleen,
enlrul alles varen
buiÍen-[Iem.
Ziet Psató LXXIII,
wicn
habih
neuensU
enz.(4) Zij
ureest denlfeere, uit
zuivore Goddeliikeliefde, en zoekt
Hernin
alleswolbohageliik
te ziin; en
wacht zich vooralles,
ïe'aar-mods zij Hem
vertoornenof
misnoegenmogt
geven, baproeaende gedrrrig, wat den Heere
uelbehagel.ijhs(i, Eph. V:
10.(5) z{i
zoekt Godin
allesgroot
temaken, en te aerheerlijken. Zier I
Cor.Yf ,
GtJsyjt duur gekocht
enz.(6) Zíj is bereid alle kruís
en togenspoed,voor
Hemte
ondergaan,en
geduldig teverdragen, en zich
doorniets
van -Heni te laten schei-don; j", ook niet
door derr dood; want
dezeliefde
r'o sterhar dan de
dood enz..Ilooglied VIII . 6,
7.(7) Hoe hangt die
Godlievendeziel ook vast,
aanGods eeniggeborenen
T,bon,
den Eeerefezus Chris-
tus.
O!
hoedierbaar is ÍIii
haar! 1 Petr. II. Zíj
wilde liever
duizend doodensterven, dau van
Hem goscheidente
worden; zii zegt met den Apostel,
Philipp. I: 21, het
leaen dsmij Christus enz.;
on d,aliefde aan Christus dringt haar , 2
Cor.V,
onmaakt haar
tot
allesbekwaam, en brengt
haar overalles heen,
O! wat is Ziin bloed
en -genade haar Losteliik! en alles wat
aan[Iem is, is haar
ganschbogeerlijk. Z(i leeft in ffem; wandelt in Hem;
wastin Hem op; sterft in [fem, en verlangt,
om eeuwignet tem te wezen, in den hemel Phit.
f. En uit dle zuivere,
geesteliihetiefde tot God, in
Chriàtus,vloeit nu ook gedurig, de
brandende en teedere.liefdotot ó
GodsWoord en waarheid,
waarin, en
waardoor IIii zich
zelvenr aaÍt ons
openbaartenz.
T,íetJorom.
XV, ols
uwe woorden geoomdenzijn
heb dhzc
opgegotan deziel
leeftdanrltíj '
Itlatth.fV, ennietr
Landazo
licJdo
uitblusrch,e?teÍn. Iloogl. YIII.
r
t,
I
i ilr
278
c Ook in
Godswet engeboden.bíetPsalmCX[X, hoc lí,ef
hebik
uwe wet! enz.
O!
wat is de ziel danverliefd, op
'ware heiligheid; en
hoe hqat zii dan alle,ja
zelfsook
dekleinste zonden, ook dè liefste
boe- zemzonden! zij
heeft een aerrna.a,k, in
deuet
Godseriz,
Rom. 7; zij treurt over
<le minstezonde,
enz.d.
Ookis die
Goddelijkeliefde werkzaam,
enwel gedurig,
jcgensalle
instellingerren
ordonnantiën van Godsdienst,
r.oo openbare.als bijzondere.
O!
daarleeft
eene God-lievendeziel in, om die
zoo naauw-keurig en geesteliik, als
haardoenliik
is, te
onder-houden;
en_om daarmedevrucht, tot
heiligmakingte doen, en den
Heere, in Zijne
eigene instellingèn, gedurigte
zoeken enz.e En
eindelijk, is die liefde ook werkzaam, je-
gens
dcn naasten,
volgensde
tweedetafel
derwet;
enwel eerst,
iegensalle de heiligen, die zil bemint, met eene teedere broederlijke liefde. Voorts
ooh jegens a,lle menschen, in allerlei
standen en betrek-kirrgen,
gelegenheden en pligtcn, enz.
?,oo als Godbevolen
heelt. En eindeliik ook,
jegens de uijnnden, volgens des Zaligmakersvermaning. Matth. V,
Zief !zoo
is de Goddelijke liefde dan, het
ganscheleven,
en de
Godzaligheiclvan
een Christen; zoo uandelt
hdjin de liefde, Eph.
Y: 2, en
bekomthii
denwas-d9*, .tot zijns zcfs
opbouwing, in de liefde,
Eph.IV:
16.En die
zaligeliefde, is
geheel een vrucht enwerk,
van denHeiligen
Geest,in de harten vanGodsvolkl
naardatde Geest, met Zijne
hemelsche invloeden,in hrrn
krachtdadigis,
enzij door
ltremleven enwan-delen;
daarnais die liefde
ook overvloedig en kracht-dadig,
bestendigen
toenemend,in hun hart
en wan-del. Zoo leert de Apostel Rom. V,
d,atde
liefde Gods, im
onzeharten is uitgestort, door
denEei- ligen Geest
enz.___En^hiinóemt het de liefde
desGeestcs,
Rom.XV: 30, en
vermaant ons,-dat
deorucltt
des Geestesis liefde,
Gal. Y: 22.
Die Geest darrvan
ons wiikerrde, wanrreerwij flem ,
door onzezondcn 'lvedcrstaan
,
bc<lroeven oÍ' rritblusscheni
zoorviikt ook <lie Gotldelijke lieJde vaÍr ons; en wii
verliezen rnet denGcest, dat hemelschvuur, datallà
licht, leven €n warmte van
genade,in
ons moet on-ng
dorhoudon.
OI
droevig verliosI dan
Btorvenwii,
onïol(len laauw, korrd en
geesteloos, en
vervreemdvan
(]orl in Christus, en
van Zgne zalíge gemeenschap 6nu.lliorom is het dan
geenzins genoeg, dat wii
die Gorlrlolijkc líefele eensbezitten, in het begin
onzerbokoorirrg;
maaral
ons geestelijkheil, is daarin
ge-legorr, dat wii die
hemelsche genarle des Geestes,in
onzoharten
getrouwbewaren, en die meer en
meer r.ooken aan tekweeken. Wii
moeten alle waakzaam-hoirl
cn naarstigheid , ged,rrig aanwenden,om dat
God-deliik vuur
optlen haard
van onze harten,
brandendeto houden,
enal
meer aante stooken. Wat
leggenhiertoe, niet alernstige
verrnaninEen,in hetWoord, om in die
liefd,e vanGod,
enden
Heere Jezus,
tochlo ltlijucn,
Joh.XtV; 1
Joh.IV: 16.
Omozs zelaem, dndo
liefd,e Godste bewnren, Jud.
vs.2t ; om
daardn
ta utandelen, Eph. III :
17,
omdanrin gewor-
teld
engegrond te ztjn, Eph. III: 17; om
daarnaargodrrrig
tejagen en te arbeiden, dat die liefde in ons,
overvloedigworde, Philipp. I:9
enz.Àl dit verhandelde, zal ons nu een klaar licht
goven
, in de eigenlijke schuld, van den
Engel en ge- moentevan
Ephesen, el uraarua,n zij
uitgeaallenw&ren, Niet
geheeluit de
Goddelijkelie,fde
zelve,of uit
dengrond dier genade; want het
tegendeelbliikt overvloedig, uit de prijzing van den [Ieere
Je-zus,
\tregensde genade, of het
goede, dat zli
nogbohielden
; maar zii waren uitgevallen, uit
hunne oorste liefde,
díe zí.iwel eer zoo
zuiver en(ioddeliik,
zoo lovendig enwerkzaam; zoo vol en
overvloedig,on
zoo toenernend, voor een tijd bezeten
hadden,on
\ry'aarovcrde Apostel hen
zooprijst, Bph. I : l5
rchrijv_ende , _dat
hij
gehoordhad, van het
gelooaein don l{eere
Jezu.s,
da,tonder
henwas,
en-de
ldefdeCot
alle
deheiligen,'
en daarorÍr nietophieldvoor
hen lo' danhemenz,
Dan helaas! in
plaatsvan
daarin te vordcren, en toe
te nemen,
doorden
Fleiligen Geest,zoo \trorcn zii
daarinnrr wel
grootelijks verachterd, orr hndderr deze hunne vorigc,
eersteliefde, nu
ver-lnton, cn waren zii
dannu
rritgevallen, om
het maar oortrkort te
noemen(t) van die
zu,iaerlceíd en. gees-lolijhhoid dor liefde, dic r.ij te
voren bezeten haáden.(2) Yan
dietaatndigo l*racht
eDirêrhrd,amheíd
des-zelvo,
waarmedezii
eertiids bezieldwaren, en dig haren invloed toen had, in alle
hunne verrigtingen,(8) Van
d'ien oaeroloeden
oolheddder liefde,
wáar-mede zij toen als vervuld waren. (a) En van
dien oanwasen
íoenerning derliefde, die zii
Toor eenentiid
gehadhadden. Zíerl hiervan
rvarenzii nu
he- laas! uitgeaollen
en_ allengskens_ongevoelig,
aImeer en meer. De Zaligmaker
waarschuwtZiine
discipelengetrouw, voor dit groot en
droeviggebrch, in
het .Christendom,
zeggende Matth.XXIV:
dat er
haast eentiid
zou komen, waarin de liefde
oa,n oelen zoude oerhouden. En
ach! dit was nu der
Bpheseren beklagelijken toestand:hun
eerstevu- rige en
brandigeliefde, was nu grootelíjks
oet houd Gnyervallen;
zoowel bii den Engel, of
de Leeraarsen Opzieners, als bii de
gemeente, en alle
de lede-maten
i - Zii
lagennu
allengevallen, in
eene droe-vige
geesteloosheid.En
zoois dan nu
genoeg aoDge- vezen,
wa.aru&nzii
uitgevallenwaren. Nu
volgtHoe zíi ildus
uitgersallenwaren. (l)
Eerst meteedgering icht -op en klein
báginsel, waar zii
geen' of
weiniggegeven
haïden. Bven
als eene ziekte ,'dió beEint mèt eene ligte
onpassel[ikheid,die
men danveizuimt, tot dat zif
zwaarderwordt. (2)
Bi,i toene- ming, en
gedurigevoortgaug:
want_de
zondp staatnieistit,
máar neemthand over
handtoe,
als erniet getrouw tegen gewaakt, en door de
Goddeliike ge-iade,
aanhóudend tegen gestreden en geárbeid wordt.(3) En eindelijk
washun verval
nu, tot
zoodonigehooste Eekomen dat
,
alser niet eindeliik
in voorzien wie"rd,ïet op het
laatst, tot
eenen geheelenuit- of
afval
zekertirli
stondte komen. Hierop
legdode lis- tiee $atan het toe, en hier liep het, als van zelf
ná. toe; geliik
eene toenemende ziekte'
_waar gee-ne
goede geneesmiddelen, tegen aangewend worden , dan-eindel]ik.in den
dooduitloopt. Want
zict!
bei-de de
Engel ende gemeente,
blevenin dit
droevigooeroal , r:tu maar zoo
zorgeloos nederliggen' en
oPdat
bedde gerust slapen.(a) Zii
warenniet
meer ge-zet,
op een; teedere-gemeertschap m-et God, maat zii
hadclen
nu, het
afzuteroonlíel
gekregen ,-waarovc-r
de Heero
een waáuitroept. Hoz, VII: 13. (ó) Zii
hingen niet rneer
aan'.hp[ bloed van Clwhtus '. lo]
%t
ront drgclilkmhe
bcrprongingi op-"hunnozielen,
wasr- door hunno vsrdorvenheden,
dan liowendig steeds toe-nrmon. (o) En del0eest
wasbii
henook niet
meer,loventlig on krachtig
werkzaam, in
de raderen hun-nor haÍten;
maarzli
werdenvan
binnen, hoe
langerhoo
doodiger en geesteloozer.Aldus
van den drie-ee- nigonfGod,
en van eene gezette gemeenschaps,oefeningmot IIcm, in den
geestnu
zoo afzwervende envei- rtohon blijvende, en
daaroverniet
gevoelig en smar-toliik treurenrle
ênz.,
zoo'namhet
droevige kwaad n.
van allorleílzondige
oordoruènheden, van hoogmoed,oigon-licfde,
aardsgezindheid, geveinsdheid, blindheid, ongoloofenz.,
inwendigin
de harten,
dagelijks meerdo
overhand.En het
droevigsteen
beLlagelijkstevan
allbs was ndat zii dit, lrun
grootDeraal, niel
reglhenden,
en daar zoo biizonderniet
medete
doen haddenI want, rii waren verblind. door alle de
uittuendiEe goerledingen, van
het, Christendom,die zii nog onder
zichbohielden;
daarlieten zlj het
alles zboop
voorstaan,cn
hadden hierdoorveel inbeelding,
van degoedlreidvan hunnen staat, en
warenin
dezenal vrij geliik,
aan
die
vanLaodicea, die
dachtenen
zeiden, datzii rijh en aercíjkt
u)q,ren enz. Openb..ItI;
-en zoo wa-ren zii
dan uu,
met Bphraïm geworden,
als eene bottedudf
, zonder hart.
Hoz.VII: Il. - En
zoo sommi-gori van
dit
grootverval, al iets
meer za5_en'
en ge-íaar
wierden;
zoo iiverden zij,
door gebrek des Gees- tes,
daar toch maarflaauwelijk
tegen;
evenals
ziehemonschen,
die
geenekracht
hebbenon te
arbeidenGrz,, terwiil
ondertusschenhet verval
inwenrtig,
almeer
en
meertoeneemt. ll'eshalve
de getrouwe Hee'ro
Jezus,orn
deze gemeente niet verloren te laten gaan,maar
dezelvete
behouden,en te herstellen;
dan nudoor den diensl van
Johannes, deze ernstige pogingbii hun kwam doen, door hen
alzoote
bestraffen,td'
verntanenen te bedreigen. Zijne
vermaning be-holst, drie
grooteen
voornàmepligten: (Í)
Iene-reg-to kennisneÀi.tg, van hun droelg verval; (2) Ilot-
'no bohaardng r'án hetzelve
; (3) En,hunne
herstelling,tot hunnen'vorigen staat, eri tot-hunne eerile wer- han, Eu om
dezó noodr,aketijhepligten, met
te meerirroht cn
gowigt, op hun aller
bartente
leggen, zoo682
dringt Ílii die b;i hen
aan,met
eene zoo zlrrare enr-chrikkelijke
bedr_eigi.ng,dat indien
zii die pligtenwil- den verzuirnen, IIii hen
danhnasteltjk bij
zóukomen enz.Dit nu
moestenzii
.1ed-enken..enr,.Hetwoordjege- d,enhen, bevat het
rroorlzaketijhevan
alle pligterr"en werkzaattrheden. irt
clen Goclsdienst; en komi
meer-malen
voor,
onder andere,l Pred.XII :
l. , gedenkt aamuwen
Eclcepperenz. Hier
geefthet te
kennen,_ l._.Eene
gezette ltennísnemin,ry vandezaah,
geliikde dichter èens zeide,
noyto.ní lrcbik
qedac,hï,à*
di,t
te moqen oerstaan PsalnLXXIII: 16.
Zoo moes-ten ,ij
oohgedenken, om te
rvetenen te
yerstaan,waarvan zij rritgevallen
lyareu..Dit was voor
hun , eene zeer noodzakelijkekenlis, die
moestden
grondleggen, tct het
geheelerverk van
hunne boeteeï
be-keering. De
zonde- rno-etaltiid eerst regt
gezien en gekend worden; en door het gedenken, aatroní
verstandkornen. Zoo zeide David
PsalmLl. [k
loenne mijneovcrtredingen. ïIii had er
zooveel aangedacht, "datIrti ze kende. -Iliertoe
moestenzli het woord lezen;
hun vorig
voorbteld en staat,
aandachtiginzien,
en Christusvurig
en ernstig orn hetlicht van 2:lnen
Geest biclden,en
zichzellerr ??í, tuwe doorzoekenZeph,It:
1;€n bijzonder hunnen inwendigen staat, door
eene ernstige overweging,
van de aeestelí,jkhnid va:r. delMet en
vande
heiligheiden
ahvetenheidvan God,
die dehartcn en nicren beproeft. Zii
moesten hannehar-
tem
zetten, op
ltunneweqen, flagg. I: 5; Enditern-
stig bedenken en ondcrzoekeri, geliik David
zoovan zich
getuigt Psahn CXfX: 59, fk
h,eh m,íjneue- gen bedacht,
en he[tmíjne
aoetengekeerd,-tot
flwe getuígenissen-.H{i had dit wcrk
zoogetrouw
ên €rn-stig, en
aanhoudend gc'daan,dat
hethem
eenenaan-leidenden grond, _en sterk
berveegrniddel geworden was, om tot den
Heereen
Zi.ine getuigenissón, ,ouur-van hii
afgcweken rvas,
r,vederte
keererr,
€rr €vcíl-eens
,
moestcnde
Eptresiërs ohier nu ooh
doen,
metde Goddetijke hulp en
genade.2. Eenc
aan,dachtiseouerwe,gins, en dikwiilige
overlggglng.vnn rle
zaak, in
hunnehirten.
ZoovïJgt David die beide te zarncn,
Fsalrrl143: 5. ilt
gerleíhaan de d,agen oa.n
ouds, ik oaerleg alle uwe1aden;
283
ll
cprcah6ii nii soloon,
o(vn deuerhen awer
Íza,n-dan,-
- Zoo
moostenzii hun verval ook
ernstig ov€r- rlonhnnI tlanr bii stilstaan; dat
gedurig weder, €n wê-dor iltzicrt,
overleggen, om er al
mcer en meer ge-rigt , on
gcvoeligeovertuiging van te
bekornen.-
Zrimoenton
zich
daarover meest, en voor
alles bekorn-moron
, en srellen andere dingen
geheeluit huure
gerlttchten.S, li.en diepen indruk en
smarteliike au,ndoeníngaÍn
bor"ouw en schad,rnlcdesvrege, Toor den
Heereltvont tlit is altijd de vrucht van
eenregt
gedenken,von onze zonden en afwijkingen ran den
Heere.Daarom staat
er
Ezech.XYI,
dan zultgij
uwe wegen-
godonken en lteschaamd
zijn. Ziet
ookkap.XXXVI: 3t, Nooit wordt er aan de zonde
regtgedacht,
als er gccneware boete, beroul en
vernederingvoor
God,uit
geborenrvordt. - I)us
moesten dezendan ook, zoo
aandachtig, ernstigen
geduurzaam,nu
aan hunverval gedenken, tot dat zlj daarover, tot
eene har-lolijke droefheid,
verslagenheid, schaamte en walging,von zich
zelven gebragt waren.4. Eindelijk geeft het ook te kennen, dat zii
allerlo
hulprniddelen rnoestengebruiken, en i:r het werk rtcllen,
zonder ophouden,
waaronderdit
werh kondegozegcnd
en
,bevorderd worden.-
De Leeraars moes-ton, in alle
hunnepredikingen, van dit verval
han-dolen,' en de
gemeentedaarover, uit
Gods Woordonderwiizen, vermanen,
bestraffen en bedreigen, zon-dor te vreezen, van
daardoorhet volh
moedeloos enonbekeerlijk te maken, en het
allesuit de hand
te rlnon.- Dit volk
hadreligie, en pligten
genoeg aanrle hand; daar
scheeldehet niet
aanI het
ontbrakIrun
maaral te maal,
aanliefde
en opregth.eid.;
oDdit kwaad
moester dan
steeds,met alle
magt geàr-bcid
worden.-
YVildende
menschenzich
daartegenvcrzetten; daar
moedeloos,verdrietig
en baloorig on-rlor
wordenI
hunnereligie
enpligten vorlaten, liever
dan
aich te bekeeren; dat
moestenzii
voor den Heereluton, rlie
zoude, op Zijnen tijd, wel met dit volk
woton te
hanclelen.- De
bedreigingdie er
achteroan komt, zal hun dat
genoegzaam leeren.-
Ookmoouterr
zij hier, bii alle gelcgenheid'
onder malkan-doron, moort en
all€envao
spreken,
en daarover te*
ï
t i i
ïiii i'l
l
,lI
tamen zuchten
en
biC,len;
endie
daartosnoch luet,
noch hart, noch
vcrstand haCrlen; die
moesten hetIaten.
-'Gledenhl gii het
rnaarte doen!zegtdeHeere
tot de Ziinen; praat gii
daarmet
malkanderenniet overheen!
maarwat gij doet,
enwaar gii ziit: inhet
eenzame
of bii
rnalkan'.leren, gedenhtaltiid, lcgt
endraagt het altijd op
u\ry'hart,
Luas,ruang{
uitgeual-Ien zijt. Ziet dit
behelst hunne eerste pligt.Hunne
tweedepligt
is: en
bekeert u! "dit is
medenu het
groctewerk voor ons, en voor
geheel Neder-land, op
dezen ,lug,-
Maar zoo de Heerenu
ziine genadeniet tien
malen aan onsverdubbelt, zoo
benik
maaral te wel bii
rnijzelven bewust, daterhelaas!niets van vallerr zal. Beheeren is, te haten
hetkwade, en te
doenhet goede; en dat
alleen en ge-heel, door
een opregt geloofin
Christus, dietot
beide deze deelender bekeering, indien zij opregt zíjnzal, Zijne
genade moetschenken,
Dus rnoesten dezen zichdan ooh
bekeeren.o I)oor te haten hunne
zondenen zich
zelven Ien door
zich, rnel
Gods genade,van
hunne zondengelreel af te keeren.
Hurrne zondenwas
eenuitoal
of verval, van hunne
eersteli,efdc. Dit
moesten zlinu yan
gauscherharte hrten en verlaten,
wanneerzii
daaraaneerst wel gedacht, en regt
gronCig van overtrriEd gervorden w'aren; hetwelk dan
bestond (1)in ter
degenhet
snoode,
schanCellike, schadeliike en God-onteerenile,van hun kwaad te
zicn, waar het van afbragt
enw'aar het hun naar toebragt. Welk eene snoo,le zaak het
is, zijne
genade, zijne
eerstetreden' en
levendigeliefde voor d1n
Heerete
verlie-zeni en te vervallen'tot'eenen doodigen,
geesteloo-zen,
zorgeloozenen
geveinsdenstaat;
hetwelk,
metalle uiterliike werken van
Godsdienst,van
beliidenisen van
devotie, niet kan
w'orden goed gemaakt, nochverholpen. De
menschen mogenhet in
zooeen
ge- ' veinsden wegt yan uiterlijke
pligt, dan nog een tiid
lang uithouden;
maar Godzal
hendaarin, ook wel- dra vindcn en
openbaar rnaken,dat zii niet ziin,
het- genezii
vertoonenwillen. (2) Zij
moestenzich
overhun groot aeraal, ook diep
voordcn [feere
veroot-moedigen; of zii moestcn hier rnet den
hoogen enhciligen God te
doenkrijgen, met
ootmoedigebelii-
dmlr rrnthunnefizonden, on zich
echuldigte
kenn-etrmn riinon toorn en strafien, met
eene geheele versla' ganlroïrlen
onderwerping,
ean Ziine..regtvaardige oor-loolorr cn
kustiydingón;-en met
beliidenisvan
hunneultorrto nn
o'gt'en'
radeloosheid,
ornzich
zelven telunnon holpeí enz. (3) Zii
moesten om de Goddelii-la
ganada'enoergeoirg
van hunne zwareschuld, in hot-bloed van Chiistus,
zeervurig,
geloovigen
aan- houdond emeekcn,met
David PsalmL[ enz' (4)
Als-modo
,
omde hulp van Zijnen
Gees-t,tot
hun hersteltn wcder oprigti-ng. Zii
-moesten -hunne beheering ,mot aanhouáetï,
-ootmoedigsmeeken
bii
den- Hc-ererooLcu
ett". (5) Ook
bestaaldit
eerstedeel der
be-Looring
, ook in het wel
gekende kwaad,
nu ook methot ha-rt te
hatenI en
zóo moestenzii
dan,
een -op,roqton haat, teqen hunne zonden,
zoekente
beko- m5n: eclle veríoeiiing, innerliike walging
en -afheervan
dezelve, tot dat zii die niet
langermeer'
brl ztc-lrrtulclon of
verdragenkondenl want-zoo lang wii
deronden, nog bli "ons onthaal of
huisvesting. geven,roo
hebben'ivii 'dezelve'
nogniet regt
verfoeid '- ver-oordeeld
'en gehaat. (6) Einqeliit bestaat dit
deeldor bekeering"ook, in
eendadel[lh-afkeeren,
ophou-rlon en
verlaten van:de
zonde'-
Zoo moesten dezen;i;; n", cloor
de genadeGods, ook
metderdaad- op- horrrlen, van *"". "i., dit hun
verval,
geestgloosheidori
,,itwett,lige pligten, te
bli.iven leven'-
Zfi moestenr"t
"tt"n "tïst,
àaartegennu
'gaan strijden
en
arbei- iiun; geweld doen op
h-etKoningrii!
der. hemeleni* titïa" zii van
h,rrrnedoodigheid,
laau-wheid' gees-'iitoo.heia Ën
geveinsdheid,riet de daad''en
geheeloi'rio"a deden,"en
daarniet
langerin
voortgingen eniuon"t"". - Ziet ! dit wag
hCt eerstestuk
hunnerir*f.""ting, die hier van
Ï-ren gerorderdwierd'
Het;r;;i;;; ;,f
tweede stuk, stelt dà
Heerehier in
het bii-;;;J"t ter
neder, als hun derde
pligt'
zeggende :En
tloat de eerste userken'- Dit ziet
ophet
toeko--ondu
-i-o,kourán, 1want het
gedenhe-n raakt'het
verledene;
hethet
regínwoordige-,en het
doen der eerste;;;i;;: h"r to"Ëo-ende' "Hunne
eerste uterhenbe' .ionaut ' i.t twee
dingen: (1) In
een meerdereooer'
;;;;; -iruchtbaartïtu,
i^í
goedewerken
eer-tijds'á;""ii--nu dsden,
zoowelvai uitwendige werken'
I
i
286
als
bijzonderran
verborgenen
ínwendige werken; ziiwaren toen
werkzamervoor den Heere, in het
ver-borgen gebed; in het
aandachtiglezen en
hooren,van het
\Moord; in het
overdenkenof stille
medita-tien; in de
onderlinge zamenspreking,en heilige
ge- meenschapsoefening;in het
strijden tegen de zonden;in het liiden van
verdrukking, om
den naam van Je-zus; in dc
hemelsch-gezindhcid, en het
zoeken vande dingen, die
boven zijn; in
vastenen
vernedering;aalmoessen
en in
andere heiligepligten. Nu
haddenzij
nogwel iets van dit allcs, in
hrrnne beoefeningof praktijk
overgehouden; ju, ,ii
namenuiterlijk
velepligten, yan den
Godsdienst,ro$ al met
gezetheidlvaar', als stellende
daarin, het
voorname wezen enIeven van het Chrlstendom; rlaar uithoofde, van hunne doodigheid en geestclooshei<l, zoo.Tvaren zii , in alle hun-
ne werken yan Godzaligheid. nu zoo
vruchtbaar en overvloedigniet meer, als voor
dezen in hunne ecrsteIiefde,' daarom
vernraanthun de ïIeere nu, dat
ziihrrnne
eerste verL.en rveder zrrllendoenl dat is,
dat"lj door Zijne
gcnade,
zoudcnarbeiden, om
rredertot hunne
vorigegezethcid,
vruchtbaarheid€r
ov€r- vloedigheid, en de
werkender
Godzaligheidte ko- men,
als eenvruchtbare boom, die
eene menigte vangoede vnrchten
voortbrengt,- Ten
anderen beston-den
hunne eerste u'erkenook, in
eenc meerderegees-telijkheid,
opregtheid,
gelooïen heiligheid
des har- ten, waaruit en
waarmedezii
dezelvededen;
hunnezielen
'rvaren toenvol licht , lieÍ'de,
genade, iiver
en hemelsch-gezindheid,en vol
Geesten
geloof; zoo dathunne
eersteu'erken,
danzecr geesteliike,
opregte,en heilige werhcn waren, die
stoffeliik, om het
zooeens
te noemen, veel beter
en ko.stelijkervoor
God,van hen
geschiedden,
dan diezelfderverken, nu
for-meel en uiterliik
van hen gedaanwierden. Dus
ver-rnaant hen dc
Heeredan nu ook, dat zij de
eersteuerken
wederzullen
d,oen;dat
is, dat zf zullen
ar- beidenom die, door Ziine
genade, weder
zoo heilig,zoo geesteliik
,
zoogeloovig, en met
zoo veel liefde .iiver en hartelijkheid te docn,
alsvoor
dezen;endat
zij daarom
zoudenarbeiden,
omtot
hunnen yorigengeestelijkerr
stand, en tot hunne
eersteliefder
ïroàr-uit ,ij
gevallen'waren, door
hunverzuim eu
achte-loosheid,
spoedig w€derte keeren, en
rrederom zou-2Vt
dtn rrlmklon-, rcgt
goestolijle,
teedere, iiverige,
ge-lmrlgo on
homehch-gez.inde Christenen"te
iordón.
3n {it war rlnn het audere stuk, van
hunne be-*oorlug,
,orr hunne derde pligt,
daarde lleere hun blar toe Inrnt opwcklcn
en -veimanen.Bn riot I
deze vermaningis (l)
algcmeen,voor
deftntcho
gelncentcvari Ephesen,-om dat het
vervalonlot
lrclr,
algcmeenlyas; zij
raaktealle de
Christe-n3n, ronder onderscheid,
en' behoorde ook, tot
allebolijdoru, dio almede, op
hunnewijze,
hunne eerstellaÍrlo
verlatcnhadden, èn tot
grootverval, en
zor-joloorhoid
gek_omenwaren;
noglansluidt de rêrrr&:
nlng oan den
Engel, of de
hootden en opzieners der lcmoonto; om dat deze, dc
vooroaamstCsctruld, in dlt rlroovig verval
hadderr,en
daaromhen
ook eerst,on mocrt te
bekeeren,
en deze verrnaningin acht
te nomonhadden: cn met
hunne eigenebekeering,
detndoren
nroesten voorgaan,om dè
gemeente alioo oplo wohhcn; ooh,
omdat dcze, heigroolewerk,
de- ror. behoeringaldaar, in de gemeet,te te
bezorgenhrddonl-want
Christus hadhuó het
opzigten
de"be-rorging der
gemeente toebetrouwd,
opaát zil
wakenroudcn, voor alle de zielen,
als die-daarvaà reken-rohnp zouden
gevenenz. I)us
moestenzii dan,
opdit wurh, de
noodige order stellen; alle íerordendl
middolsn
daartoe, zonder verzuim
gebruiken;
veelmot ornst, voor de
gemeeute biddenenz. En
zoowil Christrrs, ook de eere
vanhet kerkelijk
Minis- torio,
daardoorin
waardehouden,
alsziiridó ziin ei- gon, heilige ordonnantie: hoe
zeerde iaken
Jod"rsooh, al vcrvallen
waren; Hil volgt
en bevestigt hier,liin
r:igeneordonnantie:
hetgeenï1
aeg"moáte
van llphercrrte
zeggen, te
r ermánen, ie beitraffen
en te borlrcigcn heelï , dat maakt Hii-eerst,
aan de Opzienerslrolerul; cn doet het dan, door middel van'dezen, tordor
aandc
ganschegerneente, en aan ieder bii- lorrrlor lid
van dezelve.gelilh Hii
dat hedennogdoef ; orrdio zich dan.
tegen de predikingder
Leeraa-rst
enlrat kcrkclijk
rninisterie aankant, áls dezen,
volqensChristus Woord en bevel handelen, die
bezondígen r,ir:h- hooget zwaar,
tegen, denHeere;
en als hiidaóin
lrardnokhig
,
met'niin wiis of dwaas hoofd,
inwii
voort-ron roo wordt hii vari ChristtrJ'verklaard,
voor oen288
heiden
en tollenaar, die
geendeel, in
GodsKoning rijk zal
hebben.(2) Ten
anderen,indien
zii dezever-
maning
van
Christus verstaande,
mogten spreken vanhunne onmagt, lot dit groote werk der
bekeering,gel{jk
ons volk, dat
gaarnein hunne
zondenbliift
le-ven
daar telkens veelvan praat;
zoo moeten zii maarletten op het hoofd, of de iuleiding van den
brief ,welke hun
leerde, dat
de vermaning vanlfem kwam, die
de zeioensterren, 'in Z'ijne regterhand houdt, en hun
dagel[jkslicht
genoeg zoudegeven, door die sterren. indien zij Zijne
Leeraars rnaarhoorenr
erlniet wijzer
danzil, wilden wezen, om
hen gedurig,over alle zaken te beknibbelen of te berispen,
endoor het licht, van
hunne armhartigewijsheid, het
licht
enscl{jnsel van
diesterren ven Christus,
voor'zich
zelvenuit te dooven. Ja, zii
moesten weteD,dat
deze vermaningvan Hem
kwam,
d,ie 'í,n hetmid'
den der
zev)en, gouden kandelarenwandelt, eo
diealtijd
gereeden nabij
genoeg was' om hunoe oot'
moódige en
ernstige gebedentot IIcm te hooren,
enhun geene
genade, die zij
noodig haddenr
en maargeloovig
van Hem
verzoctrten,ooit
terveigeren. Qi"
iwee
dingenwaren
overvloedig genoeg,_voor
een ie-ders
.onmagten
onbekwaamheicl,tot het verk van
.hunnen
pligL '
Nu láat- Christus, om deze vermaning
gewigt enLracht bif te
zetten,
opdat dezelve van niemand ee-nig-- zins veraèht wierde,
dàar een ernstigen
scherp-drei;
gement
achtervolgen,
zeggendei en
zoo niet,
i,hra'l
; haastelijh
b'ijáomen,en zal utten kandelaar
oamz,iine
plaals weren,
'i'ndieng'ii u niet
bekeert,-Een
oordeel
geliefden! dàt-de Heere' gelij\ltii-gg- woon is te haidelen,
zou uitvoeren,
langsdrie bii-
condere,
ontzaggelijkewegen, van 4iinen toorn.
- (1)Iloor
verdonkering; (2) door afbreking;
en(3)
door eene geheele tserderodngof ui'troeiiing,
vanden kan- delaarte dier
Plaats.l. I)oor oeidonker'íng; dat is, door het
wegne'men van
Zijnticht, vai die
gemeenteof
}'andelaar;te
wotenhei licht (l) van Ziinen
Geest.(2)
VanZiin Woord, en uaorhe'dd, (S) Ván
hedldghedd en Godza-ligheid. -(l) Het (4) licht
Yan bl'i;idschap'envan Ziioen
Geest. ooorcpoed.-
De GeestGodsi I
ir de rortmsertor, yan allo waarachtig,
Goddoliitlioht in do ziel; en daarom de
Geestder wiisheid, dor
vorstandsen der
kennis,
Jes.X[. De
Geestder
wiithcdd, en der openbaring
dnde
kenn'ísceGodt,
lph. I : 17. Als de opzieners, en de
lidmaten der Gemoente, onder levendige invloeden, en
bewerkin-gon
yan
Gods Geestleven, dan
wandelenzii
gedurigin het ldcht,
van des Heeren aangezigtI
en dan schiinton licht die kandelaar, inwendig
zeerzuiver
en hel-dor;
maar, als door een
oordeel Gods, die
Geestvan eene
gemeentewordt
weggenomen, dan wordt dat Goddelijke , hemel sche Idcht , inwendig uitgebluscht,on
dankomt er
eene droevigeduisternis,
blindheid on goesteloosheid,binnen in de
harten vande
Leer-sar! en van het
volh;
waartegende Zaligmaker;
doZiinon zoo waarschouwt
Joh.XIf , nog
eem hlednentdjd ds het licht b,íj ulieden enz.
\Mat, wasDavid, om
zijner zondenwil, hier niet voor
bevreesd!
hoebidt
en smeekthij,
tegendit
droevig oordeel!
PsalmLI,
meerntuwen lfeí,ligen
Geestniet
oanntij !
endit
bedreigtde lleere hier nu, dat Hij Zijnen
Geestvan hun
zouwegnernen, en
alzoo hunnen kandelaar zou verdonkeren, en hen
vandat
zaliglicht
des Gees-tos beroven. Het was nu
methen,
als voorheen methet
Joodschevolk,
Ezech.X, de
Geestof de
heer-lijlheid
desHeeren, stond reeds
opden
dorpel vanhet
huis, en
gereedom te vertrekken,
maarzou
nu van dendorpel,
naarbuiten treden, en
geheel weg-gaan, en
van henwiiken; en dan
zouden ziieerlang worden,
als eene oq,lledaan
dome boenderon, Ezech.xxxvrr.
(2) Met den Geest, zou de lleere dan ook
vanhun ZijnWoord,
en hetlicht
der Eoangclischewaar-
hedd
wegnemen, dal nu nog, op
hurrnen kandelaarbleef schijrren; (a) door
een noodwendiggevolg,
vanhet
gennis envertreh van
Zijnerr Geest, waardoor der menschen harten, dan inwendig verblind, en
verdui-sterd
wordende, en niet
meer,
doorden Geeqt,
dnallo uaarheid
geledd,wordende,Joh. XVI: 13,
z\ldan
nu
trtaarnatuurlijke,
vleeschelijkeen
valsche be- {rippen, yan
de waarheid des Geestesma!.en; het-
welk
dan, de
eigenlijkebron en
fonteinis, van
alledwalingen en ketterijen
enz.(ó)
Door den Satan toe tcm
laten, om
deharten en de zinnen, van de
Leeraarsen het volk te verblinden, opdat hun niet
bestrale d,eoerlichtlng
d9.s Eoan_geliirns enz.2 Cor. IV: 4;
dan -verzinken
zii
allengs[.ens,in
eenen afgrcnd vandwalingen,' en verliezen de
waarheid desïvangeli- ums, uit
hunneharten; haten en
verwerpendieïu, en staan ze met alle magt tegen; geliik de
Heere,dit
droevig.oordeel_, aan-de
gêestelàoze gemeentens alzoo bedreigd
heeft. 2
Thess.II:
lO, lí
daa.ruoot"*!-"A de
befde-der uaarheid, niet
aangenornen hebbenI ont, zalig te
worden;
Caarom"zql
God.hun zenden eene
kracht
der_dnaaling, datzij
de leu- gen_zouden gelooaen. ("1 Door
nálscheLáeraars,
onder hun te
zenden,_ omde
dwalingenen
ketterijenmet kracht voort te planten,. en er velen te
verïei-den; gelitk
Paulus, toen hij van
Ephesen, voor al-
tiid vertrok, hun dit
zwaar oordeel -Go,is,
alzoo ze-kerlijk bedreigt, Hand. XX: 29,
euantdit ueet ik,
dat na mijn tsertreh, zQrare uolaen, tot u
homenzullen, die de
kudde n,ietsparen. En
zoostruikelt
de
wanrheid
dq.nnu, op di struten
.íes.IIX : 14, en wordt
dan nu, zelis van hare belijders,
met voe-ten getreden; en die dan
nog, voàr de utaarheid willen
sprek-en,die stellen zii tot eenen
roof,
onbloot voor de
algemeenehaat
en vervolging.(gl Bn
m-et denGeest, eÍi de
Eaàng"eliewaar-
heid, zou de Heere
danook
wegnemeÀ,het licht
loanlceiligheid, en \rare Godzaligheid.. Dit
moet noodwendigvolgen; dewiil
zonderáen
Geest,en
dewaarheid,
geene Godzaligheidkanbestaan.
I)uszou-den dan (a) alle
zondenen
uerdoruenh,eden, weldra geweldiginbreken, en
de overhandnemen;
de Satanzou de harten nu
heheerschen; .en
de Heere .zou,get
Z_r;1 Wo_ord-en
Geest,nu
vanhen
geweken ziin.Hoz. IX. Wie kan er
eene beschrijvrngyan
seven.van het
atheïstisch engruwelijk
zoÀderínr""i,
daier dan noodzakeliik
moet komen? (ó) Un het
sene zoo. eenvolk , dan no$ aan de
hand'bliift
hourïen,
van den ingestelden
Godsdienst,dat
is"dan
anders niet, dan
eene vervloekte geaeinsdheid of huichelarii;eene doode sleur en
slen[erenz.; dat is
dieloou*'-
!2id., die
bii..denHeere,
zoowalgeliik en
verfoeije-lijk is, dat Hii ze daarom, uit Zilrien"mond wil
sfru- weIL2gl
({) &rr bii dit alloe zou do Iloero
danook
hetlloht, wn blijdschap el
ooorspoed,van hun
wegno- máttt
rVolltr
lrVot waarachtigeureugde,
troost,
heil enïootrpoerl cnz., kunnen er toch
"iin, zonder
denGaeil,
zonder rJeware leere,
ende
opregte Godza-llgh1iil !
o! (lod zoudan,
in Ziinengrimmigen toorri, allorhnnrlc stralïen,
oordeelenen
elleirden, -overhun
brongen; cn alle hunne
zegeningenen
gewenschte rlirrgorr, nn
oerDloeken,.daar zou nu, eln
oordeel(iorlr op
nllesliggen, en de aloeh
zouhen
aerteerenJol. XXIV: 6;
en alleszou tot
hrrn verderf,
en eeu.wigo
verrloemenisuitloopen; want, dat is het
wee, dat rlo
hoogcGod, over
eenvolk
heeft uitgesproken, rvËarllii
ua,n geweken zouzijn,
HozeaIX.
Ziot
I
zoozou de
Heere hrrnnen kandelaar oerdon-haton, en Zifn licht
daarvanwegnemen. Dit is
hetrolrrilhelijk oordeel, dat de
Zaligmakerook den
Jo- rfon. bcdrcigde, Matth. XXI: 43, daarom zeg ih
wliodon, dat het koningrijh
Go-(s, Danu zal
wegge-a.rmon wordem, èn
eenen aolkegegeuen, dat iiine
orwchlen
aoort(trengt. En dat heeít Hii
ook aan hun uitgovoerd, wanneer {ii Ziinen
Geest, Eaangelie,
Laoraars, en alles, eindelijk
vanhun
weggenomen0n tot de
Heidenen gezondenheeft, die
dit- allesblii- doliiL,
enmet
dankbaarheid ontvangen hebben. Ziel!too
zoudede
lleere_hethier_te
Ephesen,indien
zii woigerdenzich te
bekeeren,
dan alleseerlang,
geheeldonkcr en
duistermaken,
volgens Jerem.XII[: 16;
gaeol s6ys
denHeere,
uiwen God, eer dat lfij
he'tcluhter
make.2,
Bedreigt Christushier
denEngel,
in de gemeen-to vun
Ephesen,niet
alleende aerdonkerdng,
illaarrroL rle afbreking en verclerving, van
hunnen kan-dolnnr; IIii
zou dien allengskens komenalfbreken,
gê-liilr or
gezegdwordt, Job XII :
14,
zie t! Hij
breáktilf , on ltat zal niet
herbouwdutorden. Ook dit ,
isrïnrr lrcdreigd
oordeel vanden
Heere,
aan onbekeer-liiko
zondaarsNurn. XIV: 34,
engrj zult teuaar a'ordom mijne af(trehing. .O!
droevige gewaarwor- rlilrgI want wie zal dan meer opbouwen, als
Godnller in Zijnen toorrr verderft en aíbreekt? .- Endit rolrrikkclijk
oordeelI voert de
Heere,
aan eene ge-rnaonto