• No results found

Koopt men enkel boodschappen bij biologische supermarkten vanwege de biologische producten? : een onderzoek naar de factoren die ten grondslag liggen aan het biologisch consumptiegedrag van Yuppen en Yupps bij biologisc

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Koopt men enkel boodschappen bij biologische supermarkten vanwege de biologische producten? : een onderzoek naar de factoren die ten grondslag liggen aan het biologisch consumptiegedrag van Yuppen en Yupps bij biologisc"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Koopt men enkel boodschappen bij biologische supermarkten vanwege de biologische producten?

Een onderzoek naar de factoren die ten grondslag liggen aan het biologisch consumptiege-drag van Yuppen en Yupps bij biologische supermarkten in steden

Bachelorscriptie

Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Evelien Sanou

10558780

Aantal woorden: 14.180

Begeleider: Pepijn Olders

Tweede lezer: Roosmarijn Bakker

(2)

1 Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 3

1.1 Introductie... 4

2.1 Het concept ‘biologisch’ ... 7

2.3 Kapitaal ... 9 2.6 Interdisciplinariteit ... 15 3. Probleemstelling ... 16 3.1 Doelstelling ... 16 3.2 Onderzoeksvraag en deelvragen ... 16 3.3 Relevantie ... 17 4. Methode ... 18 4.1 Onderzoeksstrategie en -design ... 18 4.2 Onderzoeksmethode ... 18 4. 3 Operationalisering ... 20 4.4 Ethische verantwoording ... 23

4.5 Data en locatie van het onderzoek ... 24

4.6 Populatie/respondentengroep ... 24

5. Resultaten ... 26

5.1 Het model ... 26

5.2 Beschrijvende statistieken ... 28

5.3 Meervoudige regressie analyses ... 30

6. Conclusie en discussie ... 38 6.1 Conclusie ... 38 6.2 Discussie... 41 7. Literatuurlijst ... 44 8. Bijlages ... 48 8.1 Bijlage 1: enquête ... 48

8.2 Bijlage 2: chematisch overzicht operationalisering hoofdconcepten ... 53

8.3 Bijlage 3: aannames en voorwaarden ... 54

(3)

2 Voorwoord

Met trots presenteer ik aan u mijn eindscriptie, geschreven ter afsluiting van de bache-loropleiding Algemene Sociale Wetenschappen. Voor mij was deze scriptie iets waar ik naar toe leefde het afgelopen halfjaar. Hier kon ik namelijk mijn opgedane academische kennis, schijfvaardigheden en interdisciplinaire inzichten van de afgelopen drie jaar bundelen om zelfstandig een onderzoek te verrichten naar hetgeen mij zeer interesseert.

Ik kijk met plezier terug op de afgelopen drie studiejaren. Door deze studiejaren ben ik erachter gekomen waar mijn kwaliteiten liggen en welke disciplines en onderwerpen mij het meest trekken. Dit mede dankzij de vele mogelijkheden van de studie om zelf vakken samen te stellen vanuit verschillende studierichtingen gerelateerd aan sociale wetenschappen. Het volgen van deze verschillende vakken vanuit verschillende studierichtingen om interdiscipli-naire inzichten op te doen is mij zo erg bevallen, dat ik daarom heb besloten volgend jaar nog twee extra minors te volgen. Mijn studietijd is dus voorlopig nog niet ten einde.

Voor het schrijven van mijn scriptie heb ik steun en adviezen ontvangen van een aan-tal personen die ik hier graag voor wil bedanken. Allereerst wil ik Pepijn Olders bedanken voor zijn enthousiasme, adviezen en betrokkenheid. Daarnaast wil ik mijn tweede lezer, Roosmarijn Bakker, bedanken voor haar adviezen en suggesties voor mijn theoretisch kader en het interdisciplinaire perspectief. Verder wil ik uiteraard alle respondenten bedanken voor hun medewerking aan mijn onderzoek. Ook de filiaalmanagers van Ekoplaza en de medewer-ker van Ahold die ik heb gesproken, wil ik bedanken voor het delen van hun kennis en erva-ring met mij. Tot slot wil ik mijn ouders en zus bedanken voor hun oneindige steun geduren-de mijn studie. Zij hebben mij gemotiveerd daadwerkelijk alles eruit te halen wat erin zit. Daarnaast maken zij het mogelijk dat ik langer kan doorstuderen om te kunnen achterhalen waar mijn passie ligt om vervolgens datgeen te gaan doen wat mij gelukkig maakt.

(4)

3 Samenvatting

Steeds meer mensen streven een ‘gezonde’ en ‘milieuvriendelijke’ leefstijl na. Het aantal bio-logische supermarkten in steden groeit fors. Dit lijkt een ‘goede’ ontwikkeling, maar het is belangrijk te beseffen dat er ook negatieve gevolgen zijn. Deze gezondere en milieuvriende-lijkere leefstijl duidt namelijk ook wel op ‘beter’ en brengt daarmee onderscheid teweeg. De-ze leefstijl vindt met name plaats onder Yuppen. Bourdieu verklaart deDe-ze specifieke leefstijl waarmee onderscheid verkregen wordt aan de hand van het sociaal, cultureel en economisch kapitaal van individuen.

Daarnaast fungeert de biologische supermarkt in toenemende mate als ontmoetings-plek en voorziet daarmee in de toenemende behoefte aan binding met gelijkgezinden onder stadsburgers, aangezien de biologische supermarkt een publiek trekt die ‘dezelfde’ leefstijl hanteert. Engelsdorp Gastelaars stelt dat hierbij drie verschillende vormen van binding een rol spelen, namelijk politieke, sociale en culturele binding. Op basis hiervan is de volgende on-derzoeksvraag opgesteld: “Op welke manier spelen binding en kapitaal een mogelijke rol bij

het biologisch consumptiegedrag?” Deze onderzoeksvraag wordt getoetst middels een

kwan-titatieve onderzoeksstrategie aan de hand van een enquête. De gebruikte analyse is een meer-voudige regressie analyse middels het programma SPSS.

Uit de analyse blijkt dat enkel cultureel kapitaal en culturele binding een positief effect hebben op de mate van biologisch consumeren bij biologische supermarkten, onafhankelijk van het zijn van een Yup. Deze gedeeltelijk onverwachte resultaten kunnen echter mogelijk verklaard worden middels de ongestructureerde observaties, ongeplande gesprekken en de analysering van een aantal krantenartikelen. Deze maken het belang van ‘marketing’, het imago en uiterlijk vertoon van de winkel, als ontbrekende factor voor de verklaring van het biologisch consumptiegedrag duidelijk. Hieruit lijkt naar voren te komen dat specifieke groe-pen mensen inderdaad biologisch consumptiegedrag vertonen als onderdeel van een specifie-ke leefstijl. Dit om enerzijds identificatie met mensen met dezelfde leefstijl en anderzijds on-derscheid van mensen met een andere leefstijl tot stand te brengen waarmee de positie van het individu binnen de sociale ruimte beschermd wordt. Hier lijkt echter alleen sprake van te zijn bij specifieke biologische supermarkten met een specifieke marketing, oftewel een hippe en designvolle look.

(5)

4 1. Inleiding

1.1 Introductie

De populatie van steden wordt steeds diverser. In Amsterdam kan gesproken worden van een multiculturele stad door een veelvoud aan etniciteiten (Dukes & Musters, 2012, p. 1981). Dit kan voordelig zijn voor stedelijke ontwikkeling. Veel verschillende type mensen op een plek zorgt immers voor een gevarieerd aanbod aan lokale voorzieningen, welke uiteindelijk bij-draagt aan een bloeiend sociaal en economisch stadsleven (Jacobs in Scott, 1998, pp. 136-139; Jacobs, 1969, 1984, in Franke & Hospers, 2009, pp. 11-12). De gemeente van Amster-dam ondersteunt dit ideaal op beleidsmatig vlak door ‘housing' mix te realiseren (Kempen & Bolt, 2009, p. 457). De gemeente Amsterdam verkrijgt ‘housing mix’ door een deel van het overgrote deel sociale huurwoningen in Amsterdam te verkopen. Hierdoor trekken meer ‘ge-wenste’ hogere inkomenshuishoudens naar de stad (Municipality of Amsterdam 2007b).

Het is echter belangrijk te beseffen dat diversiteit ook negatieve gevolgen met zich meebrengt waar gemeentes rekening mee moet houden. Veranderingen, waaronder vernieu-wingen, die ontstaan ten gevolge van stedelijke ontwikkeling en dus diversiteit, creëren name-lijk ook de behoefte aan onderscheid onder stadsburgers. Zij willen zich onderscheiden van de massa, maar zich anderzijds ook juist identificeren met een specifieke groep mensen (Hunt, Fazio, MacKenzie & Moloney, 2011). De behoefte aan binding met gelijkgezinden neemt dan ook momenteel toe in de stad (Engelsdorp Gastelaars, 2003, p. 25). Deze spanning tussen enerzijds de behoefte aan onderscheid en anderzijds de behoefde aan identificatie kan diffe-rentiatie tot stand brengen. Dit bemoeilijkt het beleid van de gemeente om het tekort aan soci-ale cohesie in de stad te doen versterken (Schmeets & Riele, 2014).

Kortom, enerzijds zal diversiteit altijd wenselijk zijn voor stedelijke ontwikkeling. Anderzijds zorgt deze diversiteit echter voor onderscheidingsprocessen en een toenemende behoefte aan binding met gelijkgezinden welke de wenselijke sociale cohesie in steden moge-lijk bemoeimoge-lijkt. Dit brengt de vraag tot stand in hoeverre diversiteit als basis voor sociale en economische groei gestimuleerd moet worden. Hiervoor is het van belang te achterhalen op welke manier en in hoeverre de behoefte aan onderscheid enerzijds en de behoefte aan identi-ficatie anderzijds een rol spelen binnen het dagelijks leven van individuen in de stad. Dit on-derzoek draagt hieraan bij door onon-derzoek te verrichten naar de rol van onderscheid en identi-ficatie bij het biologisch consumptiegedrag van consumenten bij biologische supermarkten.

Het biologisch consumptiegedrag bij biologische supermarkten is een hedendaags voorbeeld waarbij de beschreven spanning goed zichtbaar is. Enerzijds zorgen ‘vernieuwin-gen’ voor de mogelijkheid een nieuwe onderscheidende leefstijl te ontwikkelen. Biologische

(6)

5 producten zijn ‘gezonder’ en ‘milieuvriendelijker’. Het kopen van deze producten, oftewel het handhaven van een gezonde en milieuvriendelijke leefstijl zou daarmee ‘beter’ zijn wat duidt op onderscheid. Het individu onderscheidt zich hierdoor van een groep individuen met een andere leefstijl, maar identificeert zichzelf anderzijds tegelijkertijd met een groep indivi-duen met dezelfde leefstijl. Daarnaast is het biologisch consumptiegedrag bij biologische su-permarkten een goede casus voor het onderzoek de rol van identificatie, aangezien super-markten in toenemende mate de rol van het buurthuis als plek voor ‘ontmoeting’ overneemt (Hee & Romein, 2015).

Het biologisch consumptiegedrag wordt in de huidige literatuur verklaart aan de hand van de toegenomen bewustwording omtrent ‘gezond’ en ’verantwoord’ (Hughner, Mcdonagh, Prothero, Schultz ll & Stanton, 2007; Goedzke, Nitzko & Spiller, 2014). Daarentegen wordt niet gekeken naar de mogelijke rol van de behoefte aan identificatie met gelijkgezinden en de behoefte aan onderscheid. De afwezigheid van deze sociale verklaring lijkt het gevolg te zijn van de timing tussen enerzijds de toegenomen bewustwording omtrent ‘gezond’ en ‘verant-woord’ eten en anderzijds de opkomst van biologische winkels. Doordat het effect van deze sociale verklaring op het biologisch consumptiegedrag nog niet is onderzocht kan echter niet worden uitgesloten dat deze factoren geen rol spelen. Daarnaast kan inzicht in de vraag waar-om specifieke groepen mensen biologisch consumptiegedrag vertonen bijdragen aan het bre-der academisch debat omtrent de vraag waarom bepaalde gentrificationprocessen zich volt-rekken. Specifieke leefstijlen vereisen namelijk een specifieke sociaal ruimtelijke omgeving. Om een gezonde leefstijl te kunnen handhaven is een omgeving met biologische winkels no-dig (Butler & Hamnett, 2009, p. 218; Van Criekingen & Decroly, 2003, p. 2452; Karsten, 2014).

Allereerst beschrijft het theoretisch kader het breder academisch debat waarin dit on-derzoek gepositioneerd kan worden. Daarnaast worden de bestaande theorieën beschreven op basis waarvan de hypotheses opgezet zullen worden. Hoofdstuk drie beschrijft vervolgens de probleemstelling. Hoofdstuk vier verantwoordt daarna de methodische keuzes die gemaakt zijn binnen dit onderzoek. Hoofdstuk vijf presenteert de resultaten. Tot slot behandelt hoofd-stuk 6 de conclusie en de discussie.

2. Theoretisch kader

Dit hoofdstuk gaat allereerst dieper in op de gentrificationprocessen om dit onderzoek binnen het breder debat omtrent gentrificationprocessen te kunnen plaatsen.

(7)

6 Zoals bovenstaand beschreven is ‘housing’ mix dus wenselijk om diversiteit en daar-mee stedelijke ontwikkeling te verkrijgen. Steeds daar-meer woningen worden te koop gezet om hogere huishoudensinkomens te trekken. De mensen met hogere huishoudensinkomens heb-ben andere vormen van kapitaal en andere leefstijlen op basis van andere behoeftes en belan-gen, waaronder bijvoorbeeld een ‘gezonde’ leefstijl. Op basis hiervan veranderen zij de fysie-ke en sociale omgeving en zorgen daarmee voor fysiefysie-ke en symbolische opwaardering, ofte-wel vernieuwingen op groter schaalniveau in de vorm van gentrification (Van Criekingen & Decroly, 2003). Gentrification wordt daarom vaak gezien als ‘yuppification’ (upgrading). Deze yuppen maken de hedendaagse nieuwe stedelijke elite uit (Van Criekingen & Decroly, 2003, pp. 2451-2452). Daarnaast maken in toenemende mate families onderdeel uit van de gentrifiers in de binnenstad. Dit zijn de Yupps (Young Urban Professional Parents). Zij com-bineren de professionele carrière met het ouderschap (Boterman, 2012, p. 2397).

Het is voor deze hogere huishoudensinkomens een nieuwe trend om naar de stad te trekken vanwege een groeiende culturele interesse in de stedelijke cultuur (Ley, 1980 in Hamnett, 2013). Smith (1979 in Hamnett, 2013)) beschrijft echter dat het te maken heeft met de centrale rol van kapitaal. Hij beschrijft dat er veel profijt kan worden gehaald uit het kopen van een woning in een stad als Amsterdam bijvoorbeeld. Er is namelijk zeer veel vraag naar woningen in Amsterdam waardoor veel geld kan worden verdiend bij het renoveren en ver-volgens verkopen van de woning(en). Het is een goede investering. Deze theorie verklaart echter niet de motivatie van gentrifiers om te verhuizen binnen de stad (Hamnett, 2013). Hamnet (2013) geeft aan dat beide theorieën een belangrijke gedeelde verklaring zijn, maar voegt hieraan toe dat klasse veranderingen tevens een essentiële rol spelen. Hij spreekt van het ontstaan van een grote nieuwe professionele klasse in grote financiële en creatieve steden welke ervoor kiezen zo dicht mogelijk bij hun werk te wonen.

De huidige literatuur focust sterk op hoe de gentrification zich voltrekt in de buurt op basis van fysieke en symbolische opwaardering (Van Criekingen & Decroly, 2003). Karsten (2014, p. 181) beschrijft dat specifieke groepen mensen zoals Yuppen specifieke consumptie-ruimtes creëren als onderdeel van gentrification. De gentrifier vernieuwd zijn/haar omgeving op basis van waar hij/zij behoefte aan heeft, oftewel de leefstijl die hij/zij hanteert. De leefstijl van Yuppen en Yupps kenmerkt zich onder andere door de consumptie van biologische pro-ducten (Boterman, 2012, pp. 2397-2398). In de nieuwe consumptieruimtes worden hierdoor nieuwe faciliteiten, kleine ondernemingen en nieuwe consumptieruimtes gevestigd in de buurt die op deze behoefte inspelen door biologische supermarkten te plaatsen (Karsten, 2014, p. 177,181). Voor mensen met een andere leefstijl wordt deze ruimte echter ‘onaantrekkelijker’

(8)

7 en mogelijk ontoegankelijk. Dit zorgt voor fysiek ruimtelijke en sociale ‘grenzen’. Hierdoor ontstaat sociale differentiatie in de stad en wordt de kans op sociale cohesie verminderd.

De huidige literatuur focust echter niet op de essentiële vraag waarom specifieke groe-pen specifieke leefstijlen vertonen, waaronder het biologisch consumptiegedrag als onderdeel van een bepaalde vorm van gentrification. Dit onderzoek zal deze reeds onbeantwoorde vraag beantwoorden door in het bijzonder onderzoek te verrichten naar de factoren die invloed heb-ben op het biologisch consumptiegedrag van consumenten bij biologische supermarkten. Het onderzoek richt zich daarbij op Yuppen, omdat zij deze ‘gezonde’ leefstijl veelal hanteren en tevens deel uitmaken van de beschreven gentrificationprocessen. Het biologisch consumptie-gedrag kan hierbij als lens fungeren waardoor huidige processen van sociale differentiatie bestudeerd kunnen worden. Om inzicht te verkrijgen in het biologisch consumptiegedrag zal onderstaand het concept ‘biologisch’ allereerst worden geanalyseerd en zullen de motivaties om biologisch te consumeren worden beschreven.

2.1 Het concept ‘biologisch’

Het concept biologisch wordt verschillend geïnterpreteerd. Sommige consumenten zien ‘bio-logisch’ als ‘gezonder’ door de afwezigheid van chemicaliën en/of pesticiden (Cranfield et al., 2009, p. 114). Andere consumenten interpreteren het daarentegen of tevens als ‘milieuvrien-delijk’ en/of ‘diervrien‘milieuvrien-delijk’. De afwegingen die consumenten maken bij het biologisch con-sumptieproces verschillen daarom ook. Deze afwegingen kunnen bovendien op verschillende schaalniveaus worden bestudeerd.

Allereerst is de prijs van het product een belangrijke criteria. Individuen maken afwe-gingen tussen de voor- en nadelen van het product, oftewel de prijs-kwaliteit verhouding (Jackson, 2005). De hoge prijs van biologisch voedsel wordt vaak als ‘obstakel’ gezien (Zanoli & Naspetti, 2002). Mensen moeten het ‘vermogen’ hebben zich deze prijzen te kun-nen veroorloven. Vanuit deze economische invalshoek wordt de handelende persoon als uit-gangspunt genomen (Jackson, 2005).

De bereidheid te betalen voor een ‘duurder’ product hangt echter ook samen met de houding van de consument ten opzichte van milieu en de mate waarin het product ‘gezonder’ is (Soler, Gil & Sánchez, 2002). Sommige consumenten zien ‘biologisch’ als ‘gezonder’ waarmee een hogere mate van welzijn bereikt kan worden (Goedzke et al., 2014, p. 98). Een ‘gezonde’ leefstijl waarmee een beoogde gezondheidstoestand kan worden behaald, wordt steeds belangrijker gevonden in het leven en geldt als belangrijke motivatie voor het kopen van biologisch voedsel (Hughner & Kleine, 2004). Daarnaast wordt biologisch eten ook wel

(9)

8 gezien als ‘verantwoord’ en ‘goed’ eten, omdat het biologisch voedsel als milieuvriendelijk wordt gezien (Wilkins & Hillers, 1994; Hughner et al., 2007, pp. 102-103). Daarnaast wordt biologisch vlees vooral gerelateerd aan dierenwelzijn (Hill & Lynchehaun, 2002).

Bij het analyseren van deze definities en motivaties om biologisch te kopen valt op dat het ‘gezond’, ‘verantwoord’ en ‘goed’ consumeren duidt op ‘beter’. Het brengt onderscheid tot stand van mensen die geen biologisch voedsel kopen. Het biologisch consumptiegedrag reflecteert dus een bepaalde positionering van het individu binnen de maatschappij en daar-mee klasse met betrekking tot de uitbesteding van geld, de smaak van het individu en bewust-zijn omtrent het milieu en gezonde voedsel. Dit zegt iets over de leefstijl van het individu. Hier komt het belang van de sociale omgeving als verklaring voor specifiek consumptiege-drag naar voren. Giddens (1991) geeft in overeenkomst aan dat het consumptieproces niet enkel kan uitgaan van de handelende persoon als uitgangspunt voor het gedrag van het indivi-du. Sociale systemen spelen ook een belangrijke rol. De consumptie van specifieke goederen is namelijk tevens van belang voor de vorming van de persoonlijke identiteit en positionering van het individu binnen de maatschappij. Het kopen van bepaalde producten geeft aan wie een persoon is, bij wie, wat en waar ze thuis horen.

Bourdieu (1984) beschrijft de relatie tussen deze verschillende centrale concepten: leefstijl, onderscheid, klasse en positionering. Hij stelt dat een specifieke leefstijl, waaronder het consumptiegedrag van een individu, aanduidt welke (machts)positie een individu heeft binnen de sociale ruimte. Deze leefstijl fungeert bovendien om deze verkregen

(machts)positie, waarmee ‘onderscheid’ plaatsvindt, te beschermen. De sociale omgeving staat hierbij dus in het middelpunt. Bourdieu (1984) stelt dat deze leefstijlen afhankelijk zijn van kapitaal; bronnen (Bourdieu in Calhoun et al., 2012, pp. 328-329). Deze theorie van Bourdieu (1984) met betrekking tot kapitaal zal in de volgende paragraaf verder geanalyseerd worden in het kader van dit onderzoek om de rol van identificatie en onderscheiding binnen het biologisch consumptiegedrag van consumenten te achterhalen. Zijn theorie laat namelijk het belang van sociale factoren als onderdeel van de verklaring voor specifieke consumptie-gedragingen van individuen zien.

Daarnaast is het belangrijk te benoemen dat de supermarkt in toenemende mate als ontmoetingsplek fungeert (Hee & Romein, 2015). Individuen hebben in toenemende mate behoefte aan specifieke vormen van identificatie met andere groepen mensen. Stadsburgers hebben meer behoefte aan bindingen met gelijkgezinden, waarbij een biologische supermarkt, waar over het algemeen een groep mensen komt met ‘dezelfde’ ‘gezonde’ en/of ‘milieuvrien-delijke’ leefstijl, als middel kan fungeren (Hee & Romein, 2015). Deze bevindingen duiden

(10)

9 wederom op de belangrijke rol van sociale factoren als onderdeel van de verklaring van het biologisch consumptiegedrag bij biologische supermarkten. Engelsdorp Gastelaars (2003) beschrijft deze toenemende behoefte van stadsburgers zich te binden met gelijkgezinden om het geïnvesteerd kapitaal in de vorm van eigen woningbezit te beschermen. Deze vorm van ‘bescherming’ duidt op een relatie met de bovenstaand beschreven theorie van Bourdieu (1984) met betrekking tot kapitaal. Hierbij lijkt bescherming van het eigen woningbezit een praktijkvoorbeeld te zijn van de algemene vorm van de bescherming van een specifieke be-haalde positie zoals Bourdieu (1984) beschrijft.

Engelsdorp Gastelaars (2003) legt in zijn theorie de relatie met specifieke sociale rou-tes en routines van burgers waaronder consumptiegedragingen, waardoor deze theorie bij-draagt aan het onderzoeken van de rol van identificatie, in het bijzonder de behoefte aan spe-cifieke vormen van bindingen, binnen het biologisch consumptiegedrag van consumenten bij biologische supermarkten. Deze theorie zal onderstaand na de analysering van de theorie van Bourdieu (1984) omtrent kapitaal verder worden uitgewerkt, omdat middels de theorie van Bourdieu (1984) de relevantie van de aanvulling van de theorie van Engelsdorp Gastelaars (2003) als praktijkvoorbeeld duidelijk wordt.

2.3 Kapitaal

Om de rol van behoefte aan identificatie enerzijds en de behoefte aan onderscheid anderzijds te achterhalen in het kader van dit onderzoek wordt allereerst de theorie van Bourdieu (1984) met betrekking tot kapitaal verder geanalyseerd. Deze theorie beschrijft het proces van de bescherming van de verkregen positie, oftewel onderscheid waarmee in de volgende paragraaf de link met de theorie van Engelsdorp Gastelaars (2003) gelegd kan worden. Op basis hiervan wordt de essentie van de aanvulling van de theorie van Engelsdorp Gastelaars (2003) als prak-tijkvoorbeeld op de theorie van Bourdieu (1984) duidelijk waarmee het biologisch consump-tiegedrag van individuen bij biologische supermarkten verklaard kan worden.

Bourdieu stelt dat mensen behoefte hebben zich te ‘onderscheiden’ om een machtspo-sitie te verkrijgen ten opzichte van anderen in de sociale ruimte (Bourdieu in Calhoun et al., 2012, pp. 328-329). Deze positie is belangrijk voor het begrijpen van het individu zijn/haar plaats binnen de wereld. Deze posities van individuen worden kenbaar gemaakt en behouden door middel van specifieke leefstijlen (Bourdieu in Calhoun et al., 2012, pp. 328-329). Deze leefstijlen zijn echter afhankelijk van kapitaal; bronnen (Calhoun, Gerteis, Moody, Pfaff & Virk, 2012, p. 325). Er zijn verschillende vormen van kapitaal; sociaal, cultureel en econo-misch kapitaal (Bourdieu in Calhoun et al., 2012, p. 330). Cultureel kapitaal verwijst naar de

(11)

10 niet materiële bronnen. Het bestaat uit leefstijl attributen, ‘taste’, bepaalde voorkeuren voor kunst, muziek of voedsel. Cultureel kapitaal reflecteert dus bepaalde culturele normen en waarden (Bourdieu, 2010, p. 610). Het cultureel kapitaal heeft hierdoor invloed op consump-tiegedragingen waaronder de voedselkeuzes van individuen. In het kader van het biologisch consumptiegedrag vertaalt zich dit naar een ‘gezonde’ en/of ‘verantwoorde’ leefstijl. Uit het onderzoek van Kamphuis, Jansen, Mackenbach en Lenthe (2015) blijkt in overeenkomst dat culturele patronen van specifieke sociale klassen een grote invloed hebben op de leefstijlen en daarmee voedselkeuzes van individuen (p. 3,15). Het cultureel kapitaal van groepen mensen reflecteert bepaalde normen en waarden zoals bijvoorbeeld het belang van dierenwelzijn en milieu. Rekening houden met het milieu en dierenwelzijn wordt gezien als ‘beter’ en brengt daarmee onderscheid tot stand ten opzichte van mensen die hier niet re-kening mee houden (Kamphuis et al., 2015).

Daarnaast toont het onderzoek van Kamphuis et al. (2015, p. 16) aan dat de mate van cultureel kapitaal van een individu afhankelijk is van het opleidingsniveau van zijn/haar ou-ders. Hoger opgeleide individuen, veelal Yuppen en Yupps, bezitten meer cultureel kapitaal. Een hogere mate van cultureel kapitaal leidt tot het maken van ‘gezondere’ voedselkeuzes ten opzichte van de individuen met minder cultureel kapitaal. Het maken van ‘gezondere’ voed-selkeuzes vindt veelal plaats door biologische producten te kopen (Goetzke et al., 2014, p. 94). Kortom, de hoeveelheid cultureel kapitaal is een belangrijke verklaring voor ongelijkhe-den binnen de consumptiepatronen waaronder het biologisch consumptiegedrag (Kamphuis et al., 2015, p. 16). Op basis hiervan luidt de eerste hypothese:

H1: Er is een positief effect van de mate van cultureel kapitaal van Yuppen en Yupps op de mate waarin zij biologische consumeren bij biologische supermarkten in steden.

Daarnaast beschrijft Bourdieu (1986) het belang van sociaal kapitaal binnen het reali-seren van een onderscheidende positie binnen de samenleving. Sociaal kapitaal betreft de po-tentiële sociale bronnen afkomstig van sociale connecties (Bourdieu, 1986, p. 51). De sociale connecties laten zien bij welke ‘onderscheidende’ sociale klasse een individu behoort. Von Essen & Englander (2013) stellen in het kader van voeding dat een groep jong volwassenen in de Westerse samenleving voor een gezonde leefstijl kiest om op basis hiervan op een bepaal-de manier geïbepaal-dentificeerd te worbepaal-den door anbepaal-deren tot een specifieke sociale klasse. Deze ge-zonde leefstijl wordt onder andere gerealiseerd door biologische producten te kopen (Goetzke et al., 2014, p. 94).

(12)

11 Kortom, het biologisch consumptiegedrag is afhankelijk van de sociale klasse van het individu. Deze leefstijl toont en beschermd de positie van het individu binnen een bepaalde sociale klasse (Hunt, Fazio, MacKenzie & Moloney, 2011). Op basis hiervan luidt de volgen-de hypothese:

H1: Er is een positief effect van de mate van gelijksgezinde connecties op de mate waarin consumenten biologisch consumeren bij biologische supermarkten in steden, afhanke-lijk van het zijn van een Yup.

Tot slot verwijst economisch kapitaal naar de materiële bronnen zoals inkomen. Bour-dieu beschouwt economisch kapitaal als de basis voor de andere vormen van kapitaal (Bour-dieu, 1986, p. 252). Om bepaalde praktijken te kunnen verrichten zoals het kopen van biolo-gische producten op basis van de gesocialiseerde culturele normen en waarden is het noodza-kelijk een bepaalde mate van economisch kapitaal te bezitten. Biologische producten zijn re-latief gezien duur ten opzichte van niet biologische producten. De hoge prijs van biologisch voedsel kan als ‘obstakel’ worden gezien, maar dit is uiteindelijk afhankelijk van het econo-misch kapitaal een individu bezit (Zanoli & Naspetti, 2002). Hieruit volgt de hypothese:

H1: Er is een positief effect van de mate van economisch kapitaal op de mate waarin consumenten biologisch consumeren bij biologische supermarkten, afhankelijk van het zijn van een Yup.

Kortom, de mate van economisch, cultureel en sociaal kapitaal bepalen de onderschei-dende positie van een individu en zijn tevens afhankelijk van elkaar. De leefstijl van het indi-vidu toont en beschermd vervolgens deze positie. Deze leefstijl kenmerkt zich door specifieke consumptiegedragingen waaronder het biologisch consumptiegedrag. Dit dient dus uiteinde-lijk ‘onderscheiding’ zichtbaar te maken en te beschermen. Dit onderzoek neemt deze drie vormen van kapitaal als uitgangspunt voor het biologisch consumptiegedrag als onderschei-dingsmethode.

2.5 Binding

Deze paragraaf beschrijft nu de theorie van Engelsdorp Gastelaars (2003) omtrent binding waarbij de link met bovenstaand beschreven theorie van Bourdieu (1984) duidelijk wordt. Hieruit komt namelijk naar voren dat Bourdieu (1984) het proces van ‘claimen’ en

(13)

‘bescher-12 men’ beschrijft waar Engelsdorp Gastelaars (2003) vervolgens beschrijft hoe het proces van ‘claimen’ en ‘beschermen’ zich in de praktijk voltrekt. Deze relatie tussen de theorieën ver-duidelijkt mijn ingenomen stelling dat het biologisch consumptiegedrag bij biologische su-permarkten onderdeel uitmaakt van een sociaal proces. Dit doordat duidelijk wordt dat het proces van ‘onderscheid’ enerzijds en het proces van ‘identificatie’ anderzijds nauw met el-kaar verbonden zijn in relatie tot consumptiegedrag. De twee spelen op elel-kaar in. Daarom is de integratie tussen deze theorieën noodzakelijk om het biologisch consumptiegedrag te kun-nen verklaren. Allereerst worden de kernconcepten van de twee theorieën met elkaar vergele-ken om de integratie tussen de theorieën mogelijk te mavergele-ken.

Bourdieu (1986) beschrijft het proces van positioneren en onderscheiden, zoals bo-venstaand beschreven, vanuit een invalshoek welke zich richt op kapitaal en daarmee macht. Kapitaal fungeert hierbij als de bronnen die het individu nodig heeft om een onderscheidende (machts)positie te ‘claimen’ binnen de sociale ruimte. Ditzelfde proces van ‘claimen’ wordt beschreven door Frijhoff (2010) en Engelsdorp Gastelaars (2003). Zij handhaven echter een perspectief die focust op hoe het claimen van een positie en daarmee macht in de praktijk in zijn werk gaat.

Een vergelijking tussen de theorie van Bourdieu (1986) en Frijhoff (2010) en Engels-dorp Gastelaars (2003) omtrent het proces van claimen maakt het volgende duidelijk. Het claimen van een positie in de sociale ruimte kan men in de praktijk terugzien aan de hand van de volgende beschrijving van ‘claimen’ van Frijhoff (2010, p. 37-38). Hij beschrijft dat men-sen, met name Yuppen en Yupps, steeds meer behoefte hebben aan eigen woningbezit en daarmee een bepaald ‘territorium’ claimen. Middels eigen woningbezit kunnen mensen inves-teren in de woning en de directe omgeving (het woondomein) in de vorm van symbolische en fysieke opwaardering. Deze symbolische en culturele identiteit van het woondomein draagt bij aan het ‘onderscheiden’ en resulteert in de ‘gewenste’ identiteit en machtspositie van het individu.

Vervolgens stellen zowel Bourdieu als Engelsdorp Gastelaars dat deze verkregen posi-tie wordt getoond en beschermd. Bourdieu gebruikt het concept praktijken om aan te geven dat bepaalde handelingen resulteren in een bepaalde leefstijl en daarmee zijn/haar behaalde positie in de sociale ruimte beschermd wordt. Engelsdorp Gastelaars (2003, p. 5) stelt daaren-tegen dat verschillende vormen van bindingen bijdragen aan het beschermen van het geïnves-teerde kapitaal. Hij beschrijft vijf vormen van binding: economische, functionele, sociale, politieke en culturele binding. Hij stelt echter dat binnen de huidige samenleving enkel socia-le, politieke en culturele binding er nog toe doen om het geïnvesteerde kapitaal in de vorm

(14)

13 van eigen woningbezit onder Yuppen en Yupps te beschermen (Engelsdorp Gastelaars, 2003, p. 5; Karsten, 2003, p. 2573).

Allereerst betreft politieke binding de zeggenschap en de betrokkenheid van de bewo-ners binnen het lokale woondomein met deze omgeving. De Yuppen en Yupps proberen be-paalde plannen van de gemeente tegen te houden en juist andere ideeën te laten realiseren ten gunste van de fysieke en symbolische waarde van hun woondomein. Deze betrokkenheid moet het geïnvesteerde kapitaal van de Yuppen en Yupps beschermen. Daarbij zijn sociale bindingen (connecties) noodzakelijk om goede betrokkenheid met het woondomein tot stand te brengen en samen het geïnvesteerde kapitaal te beschermen (Engelsdorp Gastelaars, 2003, pp. 6-9, 25). Hierbij is het echter wel van belang dat sociale bindingen worden aangegaan met mensen die dezelfde belangen behartigen, namelijk het beschermen van het geïnvesteerde kapitaal. Hierdoor zoeken Yuppen contact met andere Yuppen die ook een eigen woning heb-ben gekocht.

De buurtsamenstelling in grote steden is nog echter zeer divers, waardoor het vinden van contact met andere Yuppen in de eigen woonomgeving moeilijk is. Biologische super-markten trekken daarentegen selectieve groepen mensen, op basis van een specifieke leefstijl (Karsten, 2014). Deze supermarkten kunnen hierdoor fungeren als ontmoetingsplek tussen Yuppen waar zij sociale binding en daarmee politieke binding kunnen realiseren. Dit wordt bovendien ondersteund door het gegeven dat de supermarkt steeds meer als ontmoetingsplek fungeert waarbij ‘contacten’ opgedaan kunnen worden, zoals bovenstaand is beschreven. Op basis hiervan worden de volgende hypotheses opgesteld:

H1: Er is een positief effect van de mate van behoefte aan politieke binding van Yup-pen en Yupps op de mate waarin zij biologisch consumeren bij biologische supermarkten in steden.

H1: Er is een positief effect van de mate van behoefte aan sociale binding van Yuppen en Yupps op de mate waarin zij biologisch consumeren bij biologische supermarkten in ste-den.

Tot slot kan de behoefte aan culturele binding het biologisch consumptiegedrag on-der Yuppen bij biologische supermarkten verklaren. Culturele binding omschrijft de sociale routes en rituelen van individuen binnen het woondomein als onderdeel van de leefstijlen (Engelsdorp Gastelaars, 2003, p. 25; Frijhoff, 2010, p. 42-43). Hierbij staat de gezonde leef-stijl centraal bij Yuppen en Yupps op basis van de normen en waarden van het individu vanuit

(15)

14 het cultureel kapitaal. Deze gezonde leefstijl wordt onder andere verkregen door biologische producten te kopen. Op basis hiervan geldt de hypothese:

H1: Er is een positief effect van de mate van behoefte aan culturele binding van Yup-pen en Yupps op de mate waarin zij biologisch consumeren bij biologische supermarkten in steden.

Kortom, de aanvulling van de centrale concepten van de theorie van Bourdieu (1986) met betrekking tot kapitaal aan de theorie van Frijhoff (2010) en Engelsdorp Gastelaars (2003) maakt duidelijk dat het claimen van een bepaalde onderscheidende positie zich in de praktijk kan uiten in het claimen van een stuk territorium in de vorm van het geïnvesteerde eigen woningbezit. Enerzijds zorgt de ‘gezonde’ en/of ‘milieuvriendelijke’ leefstijl van een individu op basis van zijn/haar kapitaal voor het beschermen en tonen van zijn/haar onder-scheidende machtspositie. Anderzijds zorgt onder andere het eigen woningbezit onder Yup-pen voor de toenemende behoefte aan verschillende vormen van bindingen met gelijkgezin-den, oftewel ‘identificatie’, waarbij de biologische supermarkt als belangrijke ontmoetings-plek en locatie waar veel gelijkgezinden komen, fungeert om het geïnvesteerde culturele en economisch kapitaal te beschermen. Op basis hiervan worden de volgende hypotheses met betrekking tot interacties opgesteld:

H1:Het effect van culturele binding op de mate waarin Yuppen en Yupps biologisch consumeren hangt af van de mate van cultureel kapitaal.

H1:Het effect van politieke op de mate waarin Yuppen en Yupps biologisch consume-ren hangt af van de mate van economisch kapitaal.

Dit gehele proces trekt de gewenste fysieke en sociale grenzen op met ‘andere’ groepen men-sen zodat ‘hun’ positie beschermd blijft. Dit proces zien men op groter schaalniveau terug in de vorm van ‘gentrification’. Bovenstaande laat het belang zien van de integratie van de theo-rie van Bourdieu en Engelsdorp Gastelaars als sociale verklaring voor het biologisch con-sumptiegedrag van Yuppen en Yupps bij biologische supermarkten.

(16)

15 2.6 Interdisciplinariteit

Uit het theoretisch kader blijkt dat de centrale concepten binnen de theorie van Bourdieu (1986) vanuit een sociologisch perspectief een overlap tonen met de centrale concepten bin-nen de theorie van Frijhoff (2010) en Engelsdorp Gastelaars (2003) vanuit een sociaal-geografisch perspectief. De theorieën beschrijven hetzelfde proces omtrent claimen, maar vanuit een verschillende invalshoek. Enerzijds richt Bourdieu (1986) op kapitaal als middel voor wat nodig is om een bepaalde positie te behalen waarbij machtsrelaties centraal staan. Anderzijds beschrijven de theorieën van Engelsdorp Gastelaars en Frijhoff vervolgens hoe het proces van ‘claimen’ zich in de praktijk voltrekt. De aanvulling van deze theorieën op elkaar zorgt dat de theorie omtrent ‘claimen, onderscheid en identificatie’ rijker wordt en onbespro-ken aspecten van deze theorieën worden opgevuld. Hierdoor ontstaat een completer beeld van het proces. Een meer geïntegreerde theorie is in staat een nieuw licht op het complexe vraag-stuk omtrent biologisch consumptiegedrag van Yuppen en Yupps te werpen.

(17)

16 3. Probleemstelling

3.1 Doelstelling

De populariteit omtrent ‘biologisch’ voedsel neemt toe (Hughner, McDonagh, Prothero, Schultz & Stanton, 2007, p. 94). Zodoende is in de afgelopen jaren sprake van een opmars aan biologische supermarkten in grote steden, zoals Marqt en Landmarkt (marqt.com;

land-markt.nl). Deze biologische supermarkten maken deel uit van vernieuwingen ten gevolge van diversiteit (Jacobs in Scott, 1998, pp. 136-139; Jacobs, 1969, 1984, in Franke & Hospers, 2009, pp. 11-12). De gemeente van Amsterdam ondersteund dit ideaal door ‘housing’ mix te realiseren. Deze vernieuwingen waaronder de biologische supermarkten maken anderzijds echter ‘onderscheid’ mogelijk. Daarnaast neemt de behoefte aan binding met gelijkgezinden onder specifieke groepen stadsbewoners toe ten gevolge van toenemend woningbezit wat mo-gelijk wordt gemaakt door ‘housing mix’ (Engelsdorp Gastelaars, 2003, p. 25). Dit bemoei-lijkt het plan van de gemeente om juist het tekort aan sociale cohesie in de stad te doen ver-sterken (Schmeets & Riele, 2014).

Deze twee beschreven kanten van diversiteit brengt de vraag tot stand in hoeverre diversiteit als basis voor sociale en economische groei gestimuleerd moet worden. Hiervoor is het van belang te achterhalen in hoeverre en op welke manier de behoefte aan identificatie enerzijds en de behoefte aan onderscheid anderzijds een rol spelen binnen het leven van stadsbewoners. Dit onderzoek heeft als doel dit te onderzoeken middels onderzoek naar het biologisch consumptiegedrag van Yuppen en Yupps bij biologische supermarkten.

3.2 Onderzoeksvraag en deelvragen

Vanuit de theorie luidt de hoofdvraag: “Op welke manier spelen binding en kapitaal een

mo-gelijke rol bij het biologisch consumptiegedrag?”

Deze hoofdvraag wordt onderzocht middels een tweetal deelvragen. Deze deelvragen zijn: Deelvraag 1: Welk effect heeft het sociaal, cultureel en economisch kapitaal van Yuppen en

Yupps op hun biologisch consumptiegedrag in biologische supermarkten in steden?

Deelvraag 2: Welk effect heeft de toenemende behoefte aan sociale, culturele en politieke

bin-ding onder Yuppen en Yupps in Amsterdam op hun biologisch consumptiegedrag bij biolo-gische supermarkten in steden?

Deelvraag één achterhaalt welke rol sociaal, cultureel kapitaal en economisch spelen binnen het biologisch consumptiegedrag van Yuppen en Yupps. Deze deelvraag onderzoekt

(18)

17 welke rol dit kapitaal speelt binnen het biologisch consumptiegedrag van de Yuppen en

Yupps als onderscheidingsmethode (Bourdieu, 1984). Deelvraag 2 onderzoekt vervolgens welke invloed sociale, culturele en politieke binding vanuit een sociaal-geografisch perspec-tief hebben op het biologisch consumptiegedrag van Yuppen en Yupps.

Kortom, bovenstaande deelvragen dragen bij aan het bredere onderzoek naar de

derliggende factoren van het biologische consumptiegedrag bij biologische supermarkten on-der Yuppen en Yupps in Amsterdam. Deze factoren interacteren met elkaar, welke samen een alomvattende verklaring kunnen bieden voor het biologische consumptiegedrag van deze Yuppen en Yupps. Dit maakt een interdisciplinair perspectief wenselijk.

3.3 Relevantie

Uit het bovenstaande blijkt dat het housing mix beleid van de gemeente enerzijds zorgt voor het bevorderen van stedelijke ontwikkeling middels vernieuwingen, maar anderzijds zorgt voor de behoefte aan identificatie met gelijkgezinden en onderscheid. Hiermee maakt diversi-teit sociale differentiatie mogelijk welke ander beleid van de gemeente met als doel sociale cohesie te versterken bemoeilijkt. Dit betwist daarom de effectiviteit van het housing mix beleid. De resultaten van dit onderzoek kunnen de stadsgemeentes inzichten verschaffen in de invloed van de huidige vormen van gentrification ten gevolge van het housing mix beleid op de mogelijkheden om sociale cohesie te doen versterken in de stad.

Daarnaast biedt dit onderzoek bijdrage aan het bredere academisch debat omtrent de verschillende vormen van gentrification. De huidige literatuur omtrent gentrification focust zich sterk op hoe deze processen zich voltrekken in bepaalde buurten (Van Criekingen & De-croly, 2003). De literatuur verschaft echter geen informatie over de vraag waarom deze con-sumptieruimtes er op een bepaalde manier uitzien, oftewel waarom bepaalde gentrification-processen zich voltrekken. Dit kan inzichtelijk worden gemaakt door na te gaan waarom de gentrifiers specifiek consumptiegedrag vertonen. Mensen richten namelijk een bepaalde om-geving in, openen bepaalde winkels op basis van hun behoeftes en belangen. Dit onderzoek draagt bij aan de vraag waarom bepaalde consumptieruimtes er op een bepaalde manier uit-zien door onderzoek te verrichten naar waarom Yuppen en Yupps biologisch consumptiege-drag vertonen bij biologische supermarkten. In het bijzonder richt dit onderzoek zich op de rol van kapitaal en binding in het kader van marginaliseringsgentrification als één van de vormen van gentrification (Van Criekingen & Decroly, 2003, p. 2452).

(19)

18 4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie en -design

Dit onderzoek hanteert een kwantitatieve onderzoeksstrategie. Het doel van dit onderzoek is namelijk het toetsen van de theorie aan de hand van de hieruit voortgevloeide hypotheses; een deductieve aanpak. Op basis van deze hypotheses kunnen voorspellingen worden gedaan over uitkomsten. Middels deze kwantitatieve aanpak kunnen de resultaten met betrekking tot de steekproef binnen dit onderzoek gegeneraliseerd worden tot de gehele populatie. Hierbij gaat dit onderzoek uit van een positivistische epistemologie en een objectivistische ontologie. Hierbij staat de aanname dat de sociale wereld op dezelfde manier onderzocht kan worden als de natuurwetenschappen centraal. Theoretische termen moeten altijd vatbaar voor de observa-tie zijn en kwantificeerbaar (Bryman, 2012, p. 24, 27, 32, 33).

Er is daarnaast sprake van een cross-sectioneel onderzoeksdesign. Om de relatie tussen kapitaal en binding enerzijds en het biologisch consumptiegedrag van Yuppen anderzijds te achterhalen wordt middels meerdere zaken omtrent minimaal twee variabelen data verzameld. Hierbij wordt de data bestudeerd op associatie patronen (Bryman, 2012, p. 58).

4.2 Onderzoeksmethode

Om de benodigde data te verkrijgen wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst als onder-zoeksmethode. De respondenten moeten hierbij zelf de vragen lezen en beantwoorden (Bry-man, 2012, p. 233).

Aangezien ik persoonlijk verwacht dat bepaalde factoren een rol spelen, bestaat er een risico dat ik bevooroordeeld zou zijn gedurende een interview. Dit kan de respondenten beïnvloeden. Daarom is het voordelig om gebruik te maken van een vragenlijst aangezien voorkomen wordt dat een interviewer de antwoorden van de respondenten kan beïnvloeden. Bovendien wordt voorkomen dat verschillende interviewers de vragen mogelijk verschillend stellen of in een verschillende volgorde stellen, waardoor de respondenten per interviewer verschillende antwoorden kunnen geven. Tot slot kunnen de respondenten bij een vragenlijst zelf bepalen in welke snelheid zij de vragen beantwoorden. Druk bij een interviewer kan mo-gelijk de antwoorden van een respondent beïnvloeden (Bryman, 2012, p. 233, 234).

Gedurende het enquêteren heb ik echter nieuwe inzichten verkregen middels onge-structureerde observaties en ad hoc gesprekken welke relevant bleken voor mijn onderzoek ter ondersteuning van de kwantitatieve resultaten. Hierbij dient de kwalitatief verkregen informa-tie als mogelijke verklaring van de deels onverwachte kwantitainforma-tieve resultaten. Door deze variatie in methodes om het biologisch consumptiegedrag te kunnen verklaren, kan gesproken

(20)

19 worden van triangulatie. Hierbij is sprake van ongeplande triangulatie. In het kader van dit onderzoek was namelijk geen sprake van een vooropgezette kwalitatieve onderzoeksstrategie- en methode. De ongeplande ad hoc gesprekken, observaties, de analysering van de krantenar-tikelen en het beeldmateriaal dienen ter ondersteuning en verklaring van de kwantitatieve data (Bryman, 2012. P. 635).

De observaties waren ongepland en daarom ongestructureerd. Ik heb deze observaties vanzelfsprekend opgedaan doordat ik gedurende zes dagdelen bij verschillende Ekoplaza ves-tigingen heb gestaan voor het enquêteren van respondenten. Aan de hand van deze observaties ben ik er achteraf achter gekomen dat ik waardevolle informatie heb opgedaan waarmee ik mijn onverwachte resultaten uit het kwantitatieve onderzoek mee lijk te kunnen verklaren. Doordat ik op meerdere dagen in verschillende filialen aanwezig ben geweest heb ik de ob-servaties systematisch kunnen verrichten en heb ik na mijn bezoeken mijn bevindingen waar-heidsgetrouw en volledig genoteerd, en heb ik daarnaast afbeeldingen van deze filialen ge-bruikt om de observaties mee te illustreren.

Daarnaast heb ik meerdere ad hoc gesprekken gevoerd met klanten, supermarktmana-gers uit de verschillende filialen van Ekoplaza en een medewerker van Ahold. De gesprekken met de klanten en de supermarktmanagers van de Ekoplaza filialen hebben allen onverwachts plaatsgevonden. Bovendien uit initiatief van de ander. Het gesprek met de medewerker van Ahold heeft plaatsgevonden middels telefooncontact op basis van mijn huidige functie bij Albert Heijn. Aan de hand van dit gesprek ben ik er echter achter gekomen dat een deel van de verkregen informatie relevant is voor dit onderzoek, omdat de informatie tevens bijdraagt aan het verklaren van de gedeeltelijk ‘onverwachte’ resultaten van mijn kwantitatieve onder-zoek. Hieruit is namelijk het belang van ‘marketing’ als onderdeel van de verklaring voor het biologisch consumptiegedrag bij biologische supermarkten naar voren gekomen (zie discus-sie). Ik heb alle informatie uit de gesprekken zo compleet mogelijk en waarheidsgetrouw overgetypt en vervolgens verwerkt in de resultaten onder het kopje “overige resultaten”.

Tot slot heb ik gebruik gemaakt van krantenartikelen. Een aantal artikelen zijn geana-lyseerd om de informatie die ik heb opgedaan middels de observaties en ad hoc gesprekken verder te ondersteunen. Deze zijn systematisch geanalyseerd op basis van de zoektermen: “yup, snob, klasse en duur” in relatie tot biologische supermarkten. Deze concepten staan namelijk centraal binnen dit onderzoek met betrekking tot de sociale factoren gerelateerd aan onderscheid en identificatie.

(21)

20 4. 3 Operationalisering

De vragen in de vragenlijst zijn indicatoren die de variabelen meten. Deze variabelen zijn de hoofdconcepten die worden gebruikt binnen de hoofd- en deelvragen. Deze hoofdconcepten zijn: kapitaal, binding en biologisch consumptiegedrag. Het concept biologisch

consumptie-gedrag is tevens een hoofdconcept binnen beide deelvragen en wordt binnen dit onderzoek

gedefinieerd als het kopen van een product met een label of keurmerk (Voedingswaar, 2005). De mate van biologisch consumeren is de afhankelijke variabele. Deze variabele weerspiegeld de vraag hoe biologisch een consument is. Dit wordt meetbaar gemaakt door de verhouding biologisch/niet biologisch, geschat in euro’s, in kaart te brengen. Hiervoor moeten twee vra-gen worden gesteld met een schaal meetniveau, zie vraag 8 en 9 uit het meetinstrument (zie bijlage 1).

Het concept kapitaal kan gedefinieerd worden als “bronnen” en bestaat uit: cultureel,

economisch en sociaal kapitaal. Deze concepten staan centraal in deelvraag één en betreffen

de onafhankelijke variabelen. Het concept binding omschrijft de behoefte aan hechting van bewoners met andere mensen ten gevolge van de wens om het geïnvesteerde kapitaal te be-schermen (Engelsdorp Gastelaars, 2003, p. 25). De dimensie binding bestaat uit: sociale,

cul-turele en politieke binding. Deze concepten staan centraal binnen deelvraag twee en betreffen

tevens de onafhankelijke variabelen. Het geheel van onafhankelijke variabelen wordt gemeten aan de hand van stellingen op een schaal van 1 tot 5. Het opstellen van deze stellingen in de vragenlijst wordt onderstaand beschreven.

Kapitaal

Sociaal kapitaal is zeer complex en valt echter moeilijk te operationaliseren (Bassani, 2007,

p. 24). Deze vorm van kapitaal kan gezien worden als de waarde die voortkomt uit de ‘lid-maatschap van een groep’. Deze lid‘lid-maatschap brengt relaties van onderlinge bekendheid en erkentelijkheid tot stond welke resulteert in duurzame verplichtingen. Dit wordt door de indi-viduen ervaren als gevoelens van erkentelijkheid, respect en vriendschap (Bourdieu, 1989, p. 132-133; Rutten, 2012, p. 167). Er bestaan echter verschillende vormen van sociaal kapitaal, zoals: ‘cognitief sociaal kapitaal, individueel sociaal kapitaal en buurt sociaal kapitaal’ (Kirst, Lazgare, Zhang & O’Campo, 2015, p. 317-318). Dit onderzoek richt op individueel sociaal kapitaal, omdat dit onderzoek zich richt op het sociale netwerk van individuen met betrekking tot de sociale klasse waartoe het individu behoort. Het individuele sociale kapitaal kan geme-ten worden middels de participatie van de individuen met gelijkgezinden binnen het sociale netwerk, aangezien hier steeds meer behoefte aan is. Daarnaast wordt gemeten in hoeverre

(22)

21 contacten binnen dit individuele netwerk zich bevinden in de naaste woonomgeving, oftewel het woondomein. Dit om te achterhalen of het huidige sociale kapitaal van het individu met gelijkgezinden mensen in het woondomein als een ‘tekort’ wordt beschouwd. Dit kan beoor-deeld worden aan de hand van vragen met betrekking tot de mate van verbondenheid met bu-ren in de directe woonomgeving (Sampson, Stephen, Raudenbush & Earls, 1997; Kirst et al., (2015, p. 318). Deze indicatoren worden meetbaar gemaakt middels vraag 1 tot en met 3, en vraag 6 tot en met 7 uit het meetinstrument (zie bijlage 1). De samenvoeging van deze facto-ren om sociaal kapitaal te meten wordt tevens technisch ondersteund door een redelijke be-trouwbaarheid van 0.66 vanuit de bebe-trouwbaarheidsanalyse.

Vervolgens bestaat cultureel kapitaal uit bepaalde leefstijl attributen. Dit onderzoek richt op de belichaamde vorm van cultureel kapitaal, omdat deze vorm van kapitaal de meeste invloed heeft op de consumptiekeuzes van individuen (Kamphuis et al., 2015, p. 3). Deze belichaamde vorm van cultureel kapitaal betreft de aanhoudende disposities, de ‘taste’, van individuen op basis van de aangeleerde sociale normen en waarden vanuit hun sociale klasse (Bourdieu (1970, 1979, 1986) in Vrooman, 2014, p. 43). Om de mate van cultureel kapitaal te meten worden vragen gesteld met betrekking tot de normen en waarden van de individuen binnen het voedselkeuzeproces. Op basis van het onderzoek van Kamphuis et al. (2015) wor-den onder andere vragen gesteld met betrekking tot het belang van het maken van ‘gezonde’ voedselkeuzes, wat zich onder andere uit in het kopen van biologische producten. Daarnaast worden algemene vragen gesteld met betrekking tot normen en waarden zoals het belang van dierenwelzijn, wat zich tevens kan uiten in het kopen van biologische producten. Zie vraag 8, 9 en 11 uit het meetinstrument (zie bijlage 1). De betrouwbaarheidsanalyse van de samenvoe-ging van deze factoren om cultureel kapitaal te meten geeft een redelijke betrouwbaarheid van 0.62.

Tot slot wordt het concept economisch kapitaal gedefinieerd als alle materiële (finan-ciële) bronnen zoals inkomen. Dit economisch kapitaal kan volgens Ahnquist, Wamala & Lindstrom (2012) gemeten worden aan de hand van de indicatoren: huishoudinkomen, het vermogen om uitgaves te betalen en de aanwezigheid van financiële reserves (p. 932). Hierbij wordt een lage mate van economisch kapitaal gedefinieerd als een jaarlijks huishoudinkomen rond de 19.560 euro (Ahnquist et al, 2012, p. 932). Daarnaast wordt het vermogen om uitga-ves te betalen bepaald aan de hand van de vraag of mensen moeilijkheden ervaren bij het be-talen van eten, de huur of andere rekeningen gedurende de afgelopen 12 maanden (Ahnquist et al, 2012, p. 932). Tot slot wordt de laatste indicator vertaald naar de vraag of mensen in staat zijn om 1611 euro in de week in bezit te krijgen wanneer dit nodig is (Ahnquist et al,

(23)

22 2012, p. 932). Deze indicatoren worden meetbaar gemaakt aan de hand van vraag 10 en vraag 12 tot en met 13 van de stellingen in het meetinstrument (zie bijlage 1). De betrouwbaarheids-analyse geeft een matige betrouwbaarheid van 0.59, maar op basis van de theorie houd ik de-ze stellingen aan als factoren voor het meten van economisch kapitaal.

Binding

Allereerst houdt politieke binding de zeggenschap en betrokkenheid van bewoners binnen het lokale woondomein in (Engelsdorp Gastelaars, 2003, pp. 6-9, 25). Hierbij zijn zeggenschap en betrokkenheid dus de indicatoren om politieke binding te meten. Om te achterhalen in hoeverre de biologische supermarkt kan fungeren als plek waar mensen politieke binding op kunnen doen, is het allereerst van belang te achterhalen in hoeverre sprake is van politieke binding in de buurt. Op basis hiervan kan achterhaald worden in hoeverre een tekort aan buurtbetrokkenheid en zeggenschap wordt ervaren in de woonomgeving waardoor Yuppen en Yupps minder goed het geïnvesteerde kapitaal in de woonomgeving kunnen beschermen. De mate van betrokkenheid en zeggenschap kunnen beoordeeld worden aan de hand van vragen welke nagaan of andere bewoners uit de directe woonomgeving actief integreren in hun leef-omgeving (Putnam, 1995, p. 67).

Daarnaast worden vragen gesteld welke nagaan of andere bewoners voldoende actie ondernemen om mogelijke problemen aan het licht te brengen en hier wat aan te laten doen in overeenkomst met de visie van de Yup (Putnam, 2000). Hierbij is collectieve politieke activi-teit van belang. Deze politieke activiactivi-teit betreft bijvoorbeeld een georganiseerd protest, het bijwonen en een raadsvergadering of een rechtszaak (Putnam, 2000). Daarnaast worden vra-gen gesteld met betrekking tot de behoefte van de Yup om op een andere plek het tekort aan politieke binding op te doen. De vragen worden onder andere ontleend aan het onderzoek van Hooghe (1999), Hays (2014) en de theorie van Putnam (2000) welke de mate van buurtbe-trokkenheid en zeggenschap (politieke activiteit) achterhalen. Deze indicatoren worden meet-baar gemaakt aan de hand van vraag 18 tot en met 22 uit het meetinstrument (zie bijlage 1). Deze factoren duiden echter wel op een matige betrouwbaarheid van 0.54 vanuit de betrouw-baarheidsanalyse. Op basis van bovenstaand beschreven theorie houd ik echter wel deze fac-toren aan, omdat vanuit andere theorie politieke binding niet beter meetbaar gemaakt kan worden.

Daarnaast is sociale binding, het sluiten van sociale connecties en daarbij het creëren van sociale cohesie, noodzakelijk om een goede buurtbetrokkenheid mogelijk te maken. Soci-ale binding betreft het opdoen van relaties met gelijkgezinden. Hierbij worden vragen gesteld

(24)

23 die meten waar en hoe de Yup sociale connecties opdoet met gelijkgezinden. Deze indicato-ren worden meetbaar gemaakt middels vraag 14 tot en met 16 uit het meetinstrument (zie bij-lage 1). Dit wordt tevens ondersteund vanuit technisch perspectief door de betrouwbaarheids-analyse welke een goede betrouwbaarheid weergeeft van 0.71.

Verder betreft culturele binding de sociale routes en rituelen van de buurtbewoners als onderdeel van een leefstijl (Engelsdorp Gastelaars, 2003, p. 25; Frijhoff, 2010, p. 42-43). Deze routes en routines vinden plaats op basis van de normen en waarden van het individu afkomstig van het cultureel kapitaal. Deze routes en routines worden onderzocht door vragen te stellen naar de handelingen van het individu op basis van de bevraagde normen en waarden. Tot slot worden deze laatste indicatoren meetbaar gemaakt middels de vragen 23 tot en met 26 uit het meetinstrument (zij bijlage 1). Technisch gezien levert de betrouwbaarheidsanalyse van deze factoren een betrouwbaarheid van 0.66, welke ik als voldoende acht in relatie tot de theorie.

4.4 Ethische verantwoording

Bij het verkrijgen van de data is rekening gehouden met ethische kwesties. Met betrekking tot het kwantitatieve onderzoek hebben de volgende maatregelen plaatsgevonden. Ten eerste vroeg ik eerst toestemming aan de supermarktmanager van het desbetreffende filiaal of het mogelijk was om te enquêteren in de winkel. Hierbij heb ik uitgelegd wat ik studeer, wat ik precies onderzoek en wat ik van de klant hoop te verwachten in het kader van mijn opgestelde vragenlijst. Op basis hiervan hoopte ik allereerst toestemming te ontvangen om te mogen en-quêteren. Daarnaast wou ik graag in de winkel zelf enquêteren, omdat het voor klanten dan ‘veiliger’ en ‘betrouwbaarder’ voelt waardoor zij sneller geneigd zullen zijn de enquête in te vullen. Daarnaast bevinden deze klanten zich in de winkel meer in hun ‘comfort zone’. Zij konden zelf hun plekje uitkiezen om de enquête in te vullen, zonder dat ik teveel in hun nabij-heid zou staan. Hiervoor heb ik gekozen, omdat zij zich dan ‘vrijer’ en gemakkelijker voelen om hun persoonlijke antwoorden te geven op de gegeven stellingen en meerkeuzevragen. Daarnaast konden zij hierdoor zonder ‘druk’ of het gevoel politiek correcte antwoorden te geven (in het geval als ik mee zou kijken) de enquête invullen, waardoor ik meer waarheids-getrouwe en betrouwbare data heb ontvangen.

De gegevens van de respondenten worden bovendien anoniem verwerkt, wat aan de respondenten is medegedeeld, zodat de respondent zich ‘vrijer’ en gemakkelijker voelt om zijn/haar mening aan te geven. Het anonimiseren van de gegevens is verder ook nog van be-lang voor wanneer mijn scriptie eventueel openbaar komt. Als blijkt dat de mate van kapitaal,

(25)

24 met als doel onderscheiding en macht te verkrijgen, van Yuppen en Yupps een positief effect heeft op de mate van biologisch consumeren, kan dit een negatieve houding of kijk ten op-zichte van deze Yuppen en Yupps teweegbrengen binnen de samenleving. Het anonimiseren is daarom belangrijk om ‘oordelen’ naar specifieke individuen te voorkomen. Met dit gegeven zal de klant eerder de enquête invullen en zich hierbij tevens vrijer voelen waarheidsgetrouw de vragen te beantwoorden.

Met betrekking tot het kwalitatieve gedeelte heb ik van te voren geen ethische maatre-gelen in acht genomen, omdat dit gedeelte onverwachts en onvoorbereid heeft plaatsgevon-den. Achteraf heb ik wel besloten ook deze gegevens te anonimiseren, omdat ik van te voren niet heb aangekondigd logischerwijs dat deze informatie mee zou worden genomen als resul-taten binnen mijn onderzoek. Op deze manier voorkom ik dat er eventueel onvrede zou ont-staan bij het publiceren van deze gegevens.

4.5 Data en locatie van het onderzoek

De data van dit onderzoek is verkregen door persoonlijk biologische supermarkten te ren. In eerste instantie was de intentie om verschillende biologische supermarkten te benade-ren. Uiteindelijk kon ik echter enkel terecht bij de Ekoplaza filialen. Van de Ekoplaza zijn verschillende filialen bezocht, waaronder het filiaal in Alkmaar en de filialen: Elandsgracht, waterlooplein, JP Heijestraat en Constantijn Huygensstraat, in Amsterdam om zo een wille-keurig steekproef te trekken. Marqt was daarentegen duidelijk niet bereid mij te laten enquête-ren in de supermarkten door geen reactie te geven op de verzonden e-mails. Deze e-mails wa-ren echter verzonden zoals afgesproken in het telefoongesprek wat heeft plaatsgevonden.

Daarnaast is een deel van de enquêtes online ingevuld middels verschillende sociale media onder bewoners in Amsterdam. De online enquête en het enquêteren binnen biolo-gische supermarkten zelf heeft ervoor gezorgd dat een representatieve steekproef is verkre-gen. Dit is van belang om voorspellingen te kunnen doen over de gehele populatie. 4.6 Populatie/respondentengroep

De onderzoekspopulatie van dit onderzoek bestaat uit enerzijds uit Yuppen en Yupps. De Yup worden gekenmerkt als ‘young urban professional’. Kortom, zij wonen in de stad, zijn relatief jong en hebben een professionele carrière.

De Yupps onderscheiden zich van de Yuppen doordat de Yupps naast de kenmerken van een Yupp ook ouder zijn. Zij combineren de professionele carrière met het ouderschap (Karsten, 2014, p. 175). Dit onderzoek gaat daarom uit van een populatie bestaande uit men-sen met een professionele carrière, wonend in de stad en een leeftijd tusmen-sen de 25 en 40 jaar.

(26)

25 Aangezien het echter lastig was de wenselijke steekproeftrekking van 200 responden-ten te verkrijgen, vergelijk ik de antwoorden van de Yup responden-ten opzichte van de niet Yup consu-menten die boodschappen doen bij biologische supermarkten. Hierbij zijn van de 200 respon-denten 151 niet Yup en 49 wel Yup. De enige eis van de niet Yup is dat zij boodschappen doen bij biologische supermarkten.

(27)

26 5. Resultaten

5.1 Het model

Onderstaand worden de modellen weergegeven welke voorspellen wat het effect is van ener-zijds de mate van de verschillende vormen van binding en anderener-zijds de mate van de verschil-lende vormen van kapitaal op de mate waarin consumenten biologisch consumeren bij biolo-gische supermarkten. In deze modellen geldt:

K/B(bio) staat voor de mate waarin consumenten biologisch consumeren op basis van de mate van beheerste kapitaal en binding;

α is de constante;

XStellingen staat voor een serie van stellingen bestaande uit stelling 1, 3, 4 en 17 uit de vragenlijst;

XlnkD staat voor een serie van inkomensdummies (zie tabel 1); XND staat voor een serie van nationaliteitsdummies (zie tabel 1); XOND staat voor een serie van opleidingsniveaudummies (zie tabel 1); XBSD staat voor een serie van bedrijfssectordummies (zie tabel 1); ε staat voor de foutterm.

Model 1:

K/B(bio) = α + β1 * Xkapitaal/Xbinding + β2 * Xman + β3 * Xleeftijd

+ β4 * XStellingen + β5 * Xonline + β6 * XInkD + β7 * XND + β8 * XOND + β9 * Yup + β10 * XBSD + ε

Dit model presenteert het model bestaande uit de verschillende vormen van kapitaal en bin-ding en een aantal controlevariabelen. De variabele Yup is vastgesteld door zowel een aantal harde criteria als zachte criteria. De harde criteria zijn vastgesteld aan de hand van de theo-rieën van Karsten (2014) en Boterman (2012), welke aangeven dat Yuppen of Yupps wonen in de stad en tussen de 25 en 45jaar oud zijn. Daarnaast kenmerken Yuppen en Yupps zich door het hebben van een professionele carrière. Dit was echter lastiger vast te stellen, omdat in de literatuur niet wordt beschreven wanneer sprake is van een ‘professionele carrière’. Dit heb ik vastgesteld op basis van mijn eigen visie door te kijken naar het aantal uren dat iemand per week werkt, het jaarlijks huishoudinkomen en de functie van het individu.

De controlevariabelen zijn: leeftijd, of de enquête online of handmatig is ingevuld, het jaarlijks huishoudinkomen van het individu, de verschillende beroepssectoren, geslacht,

(28)

op-27 leidingsniveau, nationaliteit en de stellingen 1, 4,5 en 17 met betrekking tot economische, psychologische en gezondheidsfactoren als verklaring voor het biologisch consumptiegedrag van consumenten. Hiervan is namelijk bekend dat deze effect hebben op het biologisch con-sumptiegedrag van consumenten. Deze variabelen worden gemeten middels meerkeuzevragen en stellingen.

Model 2:

K/B(bio) = α + β1 * Xkapitaal/Xbinding + β2 * Xman + β3 * Xleeftijd + β4 * XStellingen + β5 * Xonline + β6 * XInkD + β7 * XND + β8 * XOND + β9 * XBSD

+ β10 * Xtweewegsinteractie (Xkapitaal/Xbinding * Yup) + β11 * Yup + ε

Model 2 presenteert vervolgens de verschillende vormen van kapitaal en binding, de contro-levariabelen en de tweewegsinteractie. Deze tweewegsinteractie geeft aan dat er verwacht wordt dat de invloed van de verschillende vormen van kapitaal en/of binding op de mate waarin consumenten biologisch consumeren, afhankelijk is van of dit individu een Yup is of niet.

Model 3:

K/B(bio) = α + β1 * Xkapitaal/Xbinding + β2 * Xman + β3 * Xleeftijd + β4 * XStellingen + β5 * Xonline + β6 * XInkD + β7 * XND + β8 * XOND + β9 * XBSD

+ β10 * Xtweewegsinteractie (Xkapitaal/Xbinding * Yup) + β11 * Xdriewegsinteractie (p/c binding * Yup * e/c kapitaal) + β12 * Yup + ε

Tot slot geeft model 3 de verschillende vormen van kapitaal en binding, de controlevariabe-len, de tweewegsinteractie en de driewegsinteractie (bij politieke binding en culturele bin-ding) weer. Deze driewegsinteractie gaat uit van een mogelijk effect van enerzijds de mate van binding op de mate van biologisch consumeren, welke afhankelijk zou zijn van het wel of niet zijn van een Yup, en anderzijds een relatie van de mate van kapitaal met de eerstgenoem-de relatie. Kortom, eerstgenoem-de mate van het effect van binding op eerstgenoem-de mate van biologisch consumeren is afhankelijk van de mate van kapitaal van de desbetreffende consument en dit is wederom afhankelijk van of deze consument wel of geen Yup is.

Op basis van de aanwezige variabelen binnen de modellen wordt gebruik gemaakt van een meervoudige regressie analyse middels dataverwerkingsprogramma SPSS. Deze techniek toetst of er in zodanige mate sprake is van samenhang, dat niet gesproken kan worden van

(29)

28 toeval. Deze techniek wordt gebruikt gezien sprake is van één uitkomstvariabele, de mate waarin biologisch consumptiegedrag wordt vertoond, en zowel de onafhankelijke als de af-hankelijke variabele interval/ratio variabelen zijn (Field, 2013, p. 916).

5.2 Beschrijvende statistieken

Van de variabelen worden allereerst een aantal algemene statistieken weergegeven. Hier ko-men een aantal interessante gegevens naar voren.

Tabel 1: beschrijvende statistieken onafhankelijke variabelen Sociaal kapitaal Cultureel kapitaal Economisch kapitaal Sociale binding Culturele binding Politieke binding Minimum 1.00 2.80 1.50 1.00 1.75 1.00 Maximum 5.00 5.00 5.00 5.00 5.00 4.40 Gemiddelde 3.26 4.44 3.63 2.85 3.80 3.23 Standaarddeviatie 0.65 0.44 1.09 0.75 0.56 0.49 N (aantal) 200 200 200 200 200 200

Tabel 1 geeft allereerst de beschrijvende statistieken van de onafhankelijke variabelen weer. Hier valt te zien dat het gemiddelde van de mate van cultureel kapitaal aanzienlijk hoger ligt dan de gemiddeldes van de andere variabelen. Daarnaast is het gemiddelde van de variabele sociale binding relatief laag ten opzichte van de andere variabelen. Dit lijkt aan te duiden dat de consumenten over het algemeen meer cultureel kapitaal bezitten, maar over het algemeen niet opzoek lijken te gaan naar de verschillende vormen van binding om het geïnvesteerde kapitaal te beschermen.

Tabel 2: beschrijvende statistieken afhankelijke variabele

Percentage Biologisch consumptiegedrag

Minimum 2.86

Maximum 100.00

Gemiddelde 48.62

Standaarddeviatie 26.68

N (aantal) 200

Tabel 2 geeft vervolgens weer dat het percentage waarin consumenten biologisch consumeren enorm varieert, van 2.86% tot 100.00%. Daarnaast is het opvallend dat het gemiddelde bij de helft ligt, namelijk 48.62%. Dit percentage geeft aan dat ongeveer de helft van alle bood-schappen van de respondenten uit biologische producten bestaat welke bij biologische super-markten zijn gekocht.

(30)

29 Tabel 3: beschrijvende statistieken controlevariabelen

Naam N Min Max Gemiddelde Standaarddeviatie

man 200 0 1 0.27 0.44

Leeftijd 200 17 72 39.01 13.27

Ik vind dierenwelzijn belangrijk 200 1 5 3.04 1.04

Ik vind het belangrijk rekening te houden met het milieu

200 1 5 4.59 3.65

Ik de supermarkt waar ik boodschappen doe kom ik mensen tegen met wie ik mij verbonden voel

200 1 5 2.75 0.884

Gemiddeld jaarinkomen van 0-10.000 200 0 1 0.19 0.39

Gemiddeld jaarinkomen van 10.001-20.000 200 0 1 0.21 0.41

Gemiddeld jaarinkomen van 20.001-30.000 200 0 1 0.11 0.31

Gemiddeld jaarinkomen van 45.001-60.000 200 0 1 0.14 0.35

Gemiddeld jaarinkomen van >60.000 200 0 1 0.15 0.36

Cultuur 200 0 1 0.16 0.34 Turks 200 0 1 0.01 0.01 Marrokaans 200 0 1 0.01 0.01 Student 200 0 1 0.14 0.07 Anders 200 0 1 0.09 0.28 Basis 200 0 1 0.01 0.07 Lbo 200 0 1 0.01 0.07 mavo 200 0 1 0.03 0.17 mbo 200 0 1 0.05 0.21 havo 200 0 1 0.13 0.33 Hbo 200 0 1 0.36 0.48

Tabel 3 geeft tot slot de beschrijvende statistieken van de controlevariabelen weer. Hierin is zichtbaar dat de gemiddelde leeftijd van de respondenten 39 jaar is. Daarnaast is het opval-lend dat het gemiddelde jaarinkomen van 10.001-20.000 euro gemiddeld gezien het hoogst ligt ten opzichte van de andere categorieën, in tegenstelling tot wat uit de gestelde theorieën blijkt, namelijk dat veelal mensen met een ‘groter’ financieel vermogen (economisch kapitaal) biologisch consumeren. Verder is het opvallend dat het gemiddelde van de culturele sector en de handelssector als onderdeel van de bedrijfssectoren het hoogst ligt. Tot slot valt duidelijk op dat een HBO opleiding als hoogst afgeronde opleidingsniveau veruit het meest voorkomt onder de respondenten.

(31)

30 5.3 Meervoudige regressie analyses

Tabel 4 geeft de resultaten van de meervoudige regressie analyse weer. Tabel 4: meervoudige regressie analyse resultaten

Variabelen Model 1 Model 2 Model 3

Constante 36.992(9.052)** 34.852(9.444)** 33.851(9.486)** Yup 11.309(5.195)* 14.062(6.004)* 15.529(6.147)* Cultureel kapitaal 14.942(4.702)** 11.131(5.804) 12.363(5.770)* Sociaal Kapitaal -6.237(3.219) -6.600(3.598) -6.515(3.566) Economisch Kapitaal -3.797(1.898)* -3.233(2.109) -3.339(2.091) Politieke binding 0.376(4.127) 1.307(4.708) 0.101(4.726) Culturele binding 5.443(3.916) 9.978(4.557)* 11.735(4.576)* Sociale binding -1.129(2.531) -3.586(2.862) -4.070(2.842) Leeftijd 0.255(0.164) 0.268(0.168) 0.274(0.167) Man -4.962(4.260) -4.963(4.324) -5.187(4.307) Online enquête -9.351(4.242)* -8.554(4.358) -7.913(4.341) Inkomen 0-10.000 -0.879(6.998) -1.080(7.213) -1.870(7.175) Inkomen 10.001-20.000 -0.140(6.089) 1.1749(6.256) 1.291(6.228) Inkomen 20.001-30.000 5.436(7.108) 5.484(7.209) 2.522(7.234) Inkomen 45.001-60.000 -3.159(6.030) -0.326(6.298) -1.084(6.284) Inkomen >60.000 -5.204(6.036) -5.252(6.138) -5.574(6.239) Basis -3.720(16.639) -0.590(17.737) 1.016(17.587) lbo -34.376(24.605) -36.299(24.657) -29.226(24.615) mavo -12.325(10.389) -11.418(10.714) -14.570(10.744) mbo 1.443(78.819) 1.996(8.879) 4.515(10.744) havo 6.753(6.212) 9.718(6.607) 8.073(6.597) Turks -41.481(17.373)* -43.171(17.933)* -43.805(18.171)* cultuur 14.220(5.060)** 13.657(5.111)** 14.883(5.087)**

Tweewegsinteractie (Cultureel kapitaal * Yup) 12.673(9.792) 9.254(10.234)

Tweewegsinteractie (Sociaal kapitaal * Yup) 5.200(8.257) 6.049(8.511)

Tweewegsinteractie (Economisch kapitaal * Yup) -4.565(5.184) -3.404(5.358)

Tweewegsinteractie (Politieke binding * Yup) -1.759(10.359) 0.454(15.404)

Tweewegsinteractie (Culturele binding * Yup) -17.472(9.502) 15.110(8.785)

Tweewegsinteractie (Sociale binding * Yup) 11.364(6.318) 10.869(6.370)

Driewegsinteractie (Cultureel kapitaal * culturele

binding * Yup) -25.036(21.112)

Driewegsinteractie (Economisch kapitaal * Politieke

binding * Yup) -10.299(16.624)

*significant op het significantieniveau van 95% **significant op het significantieniveau van 99%

(tussen haakjes staat de standaardfout weergegeven)

Model 4 geeft allereerst weer dat zowel in model 1, 2 als 3 sprake is van een significant posi-tief effect van het zijn van een Yup op de mate waarin consumenten biologisch consumeren. Kortom, het maakt wel degelijk uit of het individu een Yup of niet Yup is in relatie tot de ma-te waarin hij/zij biologisch consumeert. Yuppen consumeren namelijk meer biologisch bij biologische supermarkten dan niet Yuppen. In model 1 geldt dat de mate waarin consumenten biologisch consumeren met 11.31 euro toeneemt wanneer deze consument een Yup is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de zeggenschap over het beheer overdraagt aan

Verder is de mortaliteit in 1971 hoger dan het 5 jarig gemiddelde, (oorzaak?) Dat in behandeling 1 de mortaliteit veel hoger is dan in de andere behandelingen, komt doordat plot

It also provides a detailed research design as well as report on the data analysis Chapter 4: Provides a qualitative investigation into the empowerment needs of managers

Die Grensoorlog is dus wesenlik deel van die stryd om die behoud van Afrikaanse en blanke bevoorregting, eerder as ’n stryd saam met Westerse bond- genote teen die aanslag van

Guidelines for support to survivors of intimate partner violence for church leaders in selected Pentecostal churches.. in

Ondanks dat veel recreanten naar Drenthe komen omwille van het mooie landschap, en dat veel ondernemers vanuit de vrijetijdseconomie het landschap gebruiken om bezoekers aan

virus, 13, 225-231. Lumpy skin disease: attempted propagation in tick cell lines and presence of viral DNA in field ticks collected from naturally-infected cattle. Diagnostic assays

PROF.. Die tegnologiese ontwikkeling van die huidige tyd is die prikkel wat hierdie studie geinspireer het. In die natuurwetenskaplike literatuur, veral die wat