Uitgebreide samenvatting belangrijkste
theorie Financiële Rapportering en
Analyse
De cursusdienst van de faculteit Toegepaste Economische
Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen.
Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.
Uitgebreide samenvatting belangrijkste theorie Financiële Rapportering en Analyse 1. Verklaar termen: Carve-out ,CGU
2. Verklaar fair value en de fair value-accounting
3. Verklaar termen:, LOCOM, 10. Verklaar begrippen“impairment test” en “common law” 4. Directe methode om OCF te berekenen: neem alle kasuitgaven en kasontvangsten die
samenhangen met operationele activiteiten. Bereken het verschil tussen de totale operationele kasontvangsten en de totale operationele kasuitgaven, het resultaat is de OCF.
(Geprefereerde methode door IFRS)
5. Indirecte methode: neem nettowinst en corrigeer voor NKK en wijzigingen in het operationeel nettobedrijfskapitaal.
6. Staat van vermogensstromen: variant van statement of cashflows (SCF). Het is opgebouwd rond veranderingen in het bedrijfskapitaal dat gedefineerd is als vlottende activa - VVkt. Centraal
staat het werkkapitaal, opdeling in bronnen en aanwendingen en niet in activiteiten.
7. Mutatieoverzicht van het EV: statement of changes in equity, dit is bij IFRS een aparte rapport over dividentbetalingen, uitgifte van nieuwe aandelen, en andere transacties die het EV beïnvloeden met inbegrip de nettowinst voor het BJ.
8. 2 modellen die bepalen hoe boekhoudregels vastgesteld worden, hoe een boekhouding gevoerd en de informatie gebruikt wordt.
9. Model 1 : Angelsaksisch model: ( VS, canada, VK, australië..), vroege 20e eeuw ontstaan, IASB
neigt meer naar dit model, eerst geen boekhoudwetten => bedrijven maakten eigen regels met behulp van accountants, bij ernstige problemen (Wall Street Crash, Enron schandalen)
stelselmatig invoering strengere regels, zo onstonden de SEC ( security and Exchange
Comission) en Sarbanes Oxley Act (Sox) => doel: meer én juistere informatie bekendmaken. JR worden in dit model opgesteld in functie van de financiering van bedrijven en de JR is voor financiers vaak de enige bron van info => men wil zeker zijn dat dit dan ook correcte info is: onstaan (onafhankelijke) audits.
10. Model 2: Continentaal model: Europa, ontstond veel vroeger => Frankrijk 1673, zelfs eerste begin in 1560. In die tijd veel frauduleuze faillisementen in F, overheid wilde economie reguleren en nam daarom de verantwoordelijkheid voor de boekhoudregels. Dit model hecht veel meer belang aan de voorzichtigheid (JR niet beter voorstellen dan ze is, alle negatieve factoren in rek. nemen)
11. fundamentele acc. Principes
a. Ondernemingsentiteit: boekh steeds voeren voor aparte entiteit, strikte scheiding privé en ondernemingstransacties. Geen enkele Privéverrichting in boekh en alle
verrichtingen ond in boekh.
b. Monetaire kwantificering: alle elementen boekh in monetaire eenheid => vergl en optelling mogelijk. ( nadelen: sommige belangrijke elementen niet monetair kwantificeerbaar zoals motivatie personeel, en in sommige landen infl zo hoog dat monetaire eenheid begin BJ en einde nauwelijks te vergelijken zijn)
c. Consistentie: zelfde methodes gebruiken voor registreren, presenteren, en waarderen van gegevens over de verschillende BJ’en.
d. Continuïteitsassumptie: going concern, men mag er van uit gaan dat ond haar activiteiten zal blijven uitoefenen in de toekomst.
12. Registratieprincipes
- Verantwoordingsstukken: alle verrichtingen moeten moeten samen opgenomen worden in de boekh met een extern of intern verantw.stuk: factuur, rekeninguittreksel. Gebruikt voor controle achteraf (juridisch)
13. Volledigheid: alle verrichtingen opnemen: rechten, plichten, tegoeden en schulden.
14. Verbod tot compensatie: geen compensatie tussen vord en schulden en kosten en opbr, bv wanneer je klant ook je leverancier is => alles apart noteren.
15. Realisatieprincipe: verrichtingen enkel in BH wanneer documenten aantonen dat verrichting daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of zeker zal plaatsvinden.
16. Periode-toerekeningsprincipe: matching- principle, kosten en opbr die met elkaar samenhangen in dezelfde periode boeken (matchen). Zowel voor de K als de O moet de boeking gebeuren op het ogenblik dat de prestatie wordt geleverd. (moment van betaling niet van belang)
17. Waarderingsprincipes
18. Materialiteitsprincipe/relevantie: enkel verrichtingen boeken die van belang zijn => nietig tov balanstotaal/resultaat = niet boeken.
19. Individuele waardering: ieder element op balans waarderen volgens eigen economische en technische kenmerken.
20. Objectiviteit: waarder met betrouwbare methodes en controleerbare gegevens. Geen
subjectieve invloeden, gebaseerd op economisch realisme => twee onafh personen die zelfde methode met zelfde gegevens uitvoeren dienen zelfde resultaat uit te komen.
21. Voorzichtigheid: situatie niet beter voorstellen dan ze is => opbr slechts opnemen wanneer ze effectief gerealiseerd zijn terwijl je Kosten mag opnemen vanaf het ogenblik dat ze wss zijn.
22. Informatieprincipes
23. Periodiciteit: opdelen leven ond in BJ
24. Vergelijkbaarheid: vorm en inhoud JR moet vergl zijn zodat vergl tussen verschillende ond mogelijk is
25. Oprecht en getrouw beeld: true and fair view, belangrijkste principe, BH moet steeds oprecht en getrouw beeld geven van situatie ond. Maar beter snel en 95% juist dan lang wachten en 100% juist ( wachten op gegevens doet ze ook veranderen)
26. Fundamenteel beoordelingsprincipe: risico/rendement-verhouding: rendement moet enerzijds risico vergoeden, minste zelfde vergoeding als risicovrije belegging + inflatie. Iedere rationele economische agent heeft deze drijfveer => realiseren evenwicht risico en mogelijke opbr (rendement)
27. Zelffinanciering: (moest je berekenen op 1 van de examens), een onderneming is
zelffinancierend als OCF volstaat om haar nettoinvesteringen ( inv minus desinv in MVA IVA) en haar uit te betalen dividenden te voldoen.
28. Financieel risico: risico dat ond haar schulden niet kan terugbetalen wanneer deze vervallen. 2 handige ratio’s hierbij: OCF/VVkt , OCF/TV
29. Vrije kasstroom: verschil tussen toekomstige verwachte kasinkomsten en uitgaven waartoe men gebonden is omwille van lopende verbintenissen. = indicatie vrije ademruimte
onderneming.
30. EBITDA: Earnings before interest, tax, depreciation and amortization = vertaald: winst voor Fin.K, belastingen, afschrijvingen en amortisatie. = ruwe benadering van de OCF. Gebruikt in berekening CF margeratio: EBITDA/verkopen
31. Ratio: verhoudingsgetal waarbij 2 of meer gegevens uit balans, resultatenrekening of
toelichting met elkaar in verband worden gebracht, standaardiseert gegevens uit Fin.overzicht. Informatiever en samenvattender tov absolute getallen, vergl in tijd en met concurrent
mogelijk
32. Netto-bedrijfskapitaalbehoefte : beïnvloedt reële liquiditeitstoestand, = aarde en
samenstelling van Vl activa en passiva, = hoeveelheid middelen die de ond nodig heeft om haar bedrijfsactiviteiten uit te oefenen, voornaamste componenten: VR de HandelsVord en
handelsschulden op ten hoogte 1j.
33. Ijzeren voorraad: = buffervoorraad die een bedrijf aanlegt, het is de minimum voorraad die steeds aanwezig moet zijn om operationeel te blijven.
34. solvabiliteit: Mate waarin onderneming haar financiële verplichtingen m.b.t. intrestbetalingen en aflossingen van schulden kan nakomen. ( liquiditeit: nakomen betalingsverplichten op KT)
35. Algemene schuldgraad: in welke mate moet een ond beroep doen op VV voor de financiering van haar activiteiten (formularium)
36. Debt covenants: maximaal toegelaten schuldgraad, zal naar verwezen worden bij het afsluiten van een banklening.
37. Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen: vermeld in toelichting = zakelijke zekerheden, vervallen belastingschulden, schulden tov RSZ, hangende geschillen, belangrijke verplichtingen tot aan- en verkoop VA)
38. Financiële hefboom: relatieve schuldenkost maal eigenlijke financiële hefboomfactor (formularium). De hefboomfactor drukt uit hoeveel maal groter het TV is tov het EV.
Hefboomwerking treedt op wanneer ond beslist haar activa te financiëren met vermogen waar vaste Fin.K aan verbonden zijn. Positief hefboomeffect op rendabiliteit EV wanneer: kost VV < rendabiliteit van de geïnvesteerde activa.
(je hebt deze hefboom nodig voor de alternatieve formule van de rendabiliteit van het EV: rendabiliteit totale activa x financiële hefboom)
39. Toegevoegde waardemarge: formularium, drukt uit hoeveel TW wordt voortgebracht per euro waarde van de productie. Het is een maatstaf die de graad van verticale integratie weergeeft. Hoe groter de toegevoegde waardemarge, hoe groter de graad van verticale integratie. 40. Alternatieve maatstaven die inzicht geven in het rendement van investeerders / prestaties
onderneming, de klassieke (laatste blad formularium) gaven geen goed inzicht in creatie
aandeelhouderswaarde door managers.
a. - Residual income = winst na beslastingen – (k x geïnvesteerd vermogen) waarbij k = gewogen gemiddelde kapitaalkost
- Creatie aandeelhouderswaarde als winst > dan het vereist minimum rendement op het geïnvesteerd vermogen
- Economic Value Added (EVA) = variant res. Income, ontwikkeld door
consultingbureau Stern Stewart & Co, zelfde berekening wel enkele
aanpassingen voor de berekening van de winst en het geïnvesteerd vermogen. Vb van een aanpassing: R&D costs activeren en afschrijven.
- Niet-financiële prestatiemaatstaven =
a) Efficiëntie, productiviteitsmaatstaven, mate van innovatie,
productkwaliteit... etc (belangrijk wanneer er in een ond veel IVA zijn) b) Kritische succesfactoren: (klantentevredenheid, betrouwbare interne processen, motivatie personeel,..)
c) Balanced Scorecard (Kaplan/Norton) = raamwerk dat managers toelaat de missie, doelstellingen en de strategie van de ond. te vertalen in een samenhangend geheel van prestatiemaatstaven, geordend in 4 perspectieven:
- Aandeelhouders- of financieel perspectief : groepering maatstaven m.b.t tot mate
waarin ond de wensen van de aandeelhouders realiseert ( bv. Aandeelhouderswaarde gemeten door EVA)
- Klantenperspectief : groepering maatstaven m.b.t tot hoe de ond. gezien wordt door haar klanten ( bv. Kwaliteit => gemeten door het aantal klachten)
- Interne processen perspectief: groepering maatstaven m.b.t tot de prestaties van kritische interne processen ( bv. Kostenleiderschap => gemeten door de kostprijs per eenheid in vgl met concurrentie)
- Competentie- en leerperspectief: groepering maatstaven m.b.t tot het leervermogen, het groeipotentieel en de verbeterings- en veranderinscapaciteit
Gebruik van deze niet-financiële info kan waarderelevantie traditionele accountingsprestatiemaatstaven verbeteren.
41. Interimrapport: behoefte aan meer tijdige fin. Info, JR eenmaal per jaar is te weinig, snelle veroudering gegevens => oplossing = interim.rap. mogelijkheden: kwartiel, halfjaarlijks. Europese beurs verplicht halfjaarlijks met volgende info er in: nettobedrijfsopbrengsten, winst voor en na B, interimdividend, toelichting en een auditrapport. IAS 34 ziet het als een verkorte versie van de JR ( alle elementen verkort toevoegen), raadt beursgenoteerde bedrijven het aan, echter niet verplicht.
42. Investor relations: rubriek op homewebsite bedrijven, verschillende fin.info te vinden zoals: persberichten, aandeelh.informatie, corporate governance etc.
43. XBRL = eXtensible Business Reporting Language: Computertaal voor elektronische uitwisseling en standaardisering financiële rapportering via internet, voorheen werd er meer tijd besteed aan ingeven informatie dan analyseren informatie, XBRL is de oplossing. Wat doet het
concreet? => tags (labels) toekennen aan individuele fin. Gegevens in een zogenaamde taxeconomie.
+: kostenbesparing, kwaliteit gegevens omhoog door minder handelingen, eenvoudigere elektronische uitwisseling, analyse en bewerking data, rapporten op maat van de gebruiker
-: probleem kwaliteit => gebruikers zijn onzeker over de integriteit van XBRL-files, fraude is immers makkelijk/ onderneming kan “creatief” omspringen met het toekennen van haar tags. Daarom belang auditor die toekenning tags gaat nazien, of XARL (extensible assurance reporting language) die je een zekere vorm van verzekering biedt op XBRL-documenten.
44. Onderneming in moeilijkheden volgens sociaal recht indien:
- onderneming verliezen cummuleert waardoor netto-actief daalt tot onder helft van het maatschappelijk kapitaal
- wenst over te gaan tot collectief ontslag
- gebrek aan werk wegens eco. Oorzaken en een bepaald % van werkloosheidsdagen heeft gehad - gebonden is aan een herstructurerings plan
45. Faillisement: iedere handelaar die ophoudt te betalen en wiens krediet geschokt is.
- Faillesement voorkomen? Vroeger : gerechtelijk akkoord: overeenkomst tussen handelaar en zijn schuldeisers met als doel faillisement voorkomen. Maar werkte niet in de praktijk! Dus
=> nieuwe wet: WCO = wet voor de continuïteit van ondernemingen, van stervensbegleiding naar reanimatie onderneming, meer nadruk economisch terugdringen juridisch kader naar tweede plek. Continuïteit activiteiten staat centraal. Verloopt in 2 fasen: preventieve fase = buitengerechtelijke reorganisatie, geen tussenkomst gerecht, minnelijke schikking met schuldeisers. Fase 2: gerechtelijke fase, wel toezicht rechtbank via een gedelegeerd rechter. Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan: schuldenaar kan niet failliet verklaard worden + tengelde maken roerende en onroerende goederen onmogelijk.
gerechterlijke reorganisaties fases: 1) onderhandelen minnelijk akkoord onder bescherming van de opschorting en onder gerechterlijk toezicht. 2) collectief akkoord: eerst krijgt schuldenaar de tijd om oplossing te zoeken + opstelling reorganisatieplan = periode van de opschorting, daarna voert men het plan uit = periode van de uitvoering van het plan. Doel van heel dit proces is om zo veel mogelijk activiteiten van de ond. nog te redden.
46. Boekhoudwet zegt: uitgaan van continuïteit onderneming bij waarderen. Als deze verbroken is dan
moet je: 1) alle oprichtingskosten afschrijven
2) vaste + vl activa waarderen tegen realisatiewaarde
=> tegoeden personeel
47. Vennootschapswet: 2 belangrijke artikels omtrent continuïteit
1) artikel 633: alarmprocedure: wanneer het netto-actief daalt tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal dan moet de AV samenkomen om te beslissen of de vennootschap blijft bestaan, welke dan de herstelmaatregelen zijn, of ze wordt ontbonden
2) artikel 634: wanneer netto-actief gedaald is onder het minimumkapitaal mag iedere belanghebbende ontbinding vragen voor de rechtbank
+ nieuwe vennootschapswet vergoot verantwoorlijkheid RvB: nu ook opstellen JR en keuze waarderingsregels.
48. Indicatoren rechtbank van koophandel voor ond in moeilijkheden:
-Boekhoudkundige en aanverwante gegevens (geen of sterk verminderde afschr. Laattijdige neerlegging JR...)
- Geprotesteerde handelseffecten (verhoogd gebruikt cheques, WB en orderbriefjes)
- Endossering en inpandgeving facturen (voorschot van bank krijgen op je op termijn inbare facturen, manier om (tijdelijk) moeilijkheden te verbergen)
- Aanvragen tot uitstel betaling en verstekvonnissen - Achterstallen bij openbare schuldeisers (RSZ, fiscus,…) - Bewarende beslagen en uitvoeringsmaatregelen - Stopzetting verdere kredietverlening
49. Onderneming in moeilijkheden volgens het economisch perspectief
Categorie 1: gezond => liquiditeit en rendabiliteit + ( - = zwak, + = sterk, voldoende) Categorie 2: tijdelijk ziek => liq – en rend +
Categorie 3: chronisch ziek => liq + rend -categorie 3: stervend => allebei –
Ondernemingen in moeilijkheden zijn 2,3,4.
Oorzaken lage rendabiliteit: te hoge kosten, te lage Toegevoegde waarde. Dit kan leiden tot een dalende graad van zelffinanciering met als gevolg liquiditeitsproblemen. Dit kan dan weer leiden tot faling.
Externe factoren die een ond in moeilijkheden kan brengen: inflatie, conjunctuur... maar zijn slechts
zelden verantwoordelijk, werken echter wel versterkend.
Interne factoren: ligt meer aan de oorsprong van de problemen, specifiek bedrijfsgebonden factoren zoals: de bedrijfsleider (vergissingen, beheersfouten, familiale problemen..), de structuur van de onderneming (onvoldoende beginkapitaal, gebrek liq.middelen..). Wanbeheer is de voornaamste oorz van faillisement!
50. Indicatoren voor ond in moeilijkheden volgens het economisch perspectief opsplitsbaar in 2
1) Verlies van managers met sleutelfuncties, herhaalde sociale conflicten, afhankelijkheid van één product of klant, verlies belangrijke klant of markt, hangende processen, onverzekerde natuurrampen, wetswijzigingen, fundamentele verandering markten of technologie…
2) opeenvolgende operationele verliezen, bedrijfskapitaaltekorten, negatief EV, uitstel van betaling van het dividend, schuldherschikkingen...
Extra bij financiële indicatoren: falingspredictiemodellen voor Belgische ond
Gebruikte ratio’s: Vervallen belastingschulden en vervallen schulden t.a.v. RSZ / VVKT Overgedragen winst (verlies) en reserves / totaal der passiva Liquide middelen / beperkte vlottende activa
Financiële hefboom
Aantal dagen tussen het afsluiten van het boekjaar en het publiceren van de jaarrekening
Opzet van modellen: Classificatie-instrument om ondernemingen te classificeren als lopend of
falend
Positioneringsinstrument ten opzichte van andere lopende en falende ondernemingen 51.Pro forma earnings: winstcijfers die niet volledig berekend zijn volgens de geldende
accountingstandaarden. Het wordt vaak gerapporteerd in persberichten en jaarverslagen (kan
misleidend zijn). Management kan “slechte elementen” er uit laten, daarom spreekt men ook wel eens van EEBS = earnings excluding bad stuff
Een tweede misleidend winstcijfer dat ook via persberichten en jaarverslagen wordt gecommuncieerd = EBITDA(zie boven), het werd ontwikkeld om beter te kunnen vergl. tussen ondernemingen. (door verschillen in kapitaalmarktstructuur (interest) en belastingen(tax) op de resultaten uit te sluiten). Door afschrijvingen (depreciation) uit te sluiten bij het berekenen van de winst sluit het beter aan bij een cashflow maatstaf.
Reactie SEC (Amerikaanse beurswaakhond) => verplicht duidelijk aan te geven hoe je aan deze cijfers komt. Cijfers JR moeten nog altijd wel volgens de accountingstandaarden, waarom rapporteren bedrijven dan toch deze pro forma earnings en EBITDA? => impressiemanagement.
52. Technieken die managers ter beschikking hebben om winst te manipuleren
!!!1) Big Bath-accounting: zoveel mogelijk kosten en andere ongustige elementen opnemen in 1 slecht jaar. Een soort grote opkuis van de balans door een grote hoeveelheid waardeverminderingen te boeken. Men verwacht dat deze eenmalige negatieve slag die men toebrengt aan de winst snel vergeten zal worden door de markt waardoor de vooruitzichten voor de toekomst er eens zo goed uit zien. Wordt vaak gebruikt bij wisseling van het topmanagement => slechte resultaat nog toewezen aan vorige managers en met een schone lei beginnen.
2) Cookie Jar-reserves: management gaat schattingen manipuleren ( rond oninbare vorderingen, voorz voor risico’s en kosten..). In goede jaren => conservatieve inschattingen en op die manier dus een reserve opbouwen en je zogenaamde Cookie Jar opvullen. In slechtere jaren => aggressievere
assumpties aanhouden en gebruik maken van je opgebouwde reserves. Extra: conservatief inschatten houdt in: snel opnemen kosten en pas laattijdig erkennen opbrengsten terwijl aggressief net het tegenovergestelde is.
3) misbruik van materialiteit: ondernemingen weten dat ze worden gecontroleerd door een externe auditor op materiële fouten in de JR. Dit zijn fouten die indien een gebruiker hiervan op de hoogste
was geweest, deze een andere beslissing had genomen. Het management kan daarom bewust cijfers manipuleren die net onder het materialiteitsniveau vallen om het resultaat toch in de gewenste richting te duwen.
4) verdachte erkenning van opbrengsten = het niet naleven van het realisatieprincipe dat zegt dat je opbrengsten pas mag erkennen als ze gerealiseerd zijn, wat niet noodz. samenvalt met de ontvangst ervan. Op het einde van het jaar gaan ondernemingen dit principe vaak niet naleven door opbrengsten die toebehoren aan het volgend jaar al reeds op te nemen om het winstcijfer van dit jaar op te krikken. Ze gaan dus eigenlijk de opbrengsten al als gerealiseerd beschouwen ook al is de verkoop nog niet helemaal afgerond, de levering nog niet gebeurd of de klant kan de VK nog steeds kan beëindigen.
53. Hoe beoordeelt men kwaliteit gerapporteerde winst?
Reeks gebruikte indicatoren
- correlatie met de onderliggende economische realiteit? => sector, conjunctuur( enorme winsten
tijdens recessie is niet echt geloofwaardig)
- egale winsten: veel ond. neiging om gelijklopende trend in winsten te tonen over de jaren i.p.v volatiele winsten, dit is mogelijk door het toepassen van wat men Income smoothing noemt.
- relatie met de marktwaardering: inconsistentie tussen gerapporteerde cijfers en marktwaardering van de koers van het aandeel kan een indicator zijn van lage kwaliteit cijfers.
- omvang en impact van discretionary accruals: accruals hebben betrekking op het werkkapitaal (V.R, HV en handelsschulden). Ond. veel vrijheid om te schatten, zo kunnen ze winst sturen.
- transparantie en mate van disclosure: een ond. die transparant en open communiceert in het jaarverslag = indicatie hoge kwaliteit gerapporteerde cijfers.
Impact op het imago: oliebedrijven of monopolisten zullen eerder conservatieve accountingmethodes gebruiken om niet de aandacht te trekken van regelgevers, belastingsautoriteiten en media.
Omgang met slecht nieuws: manier waarop een ond slecht nieuws communiceert naar de buiten wereld toe is een indicatie over haar houding ten aanzien van fin. rapportering. Tijdig communiceren = hogere kwaliteit gerap. Cijfers.
54. Corporate governance/deugdelijk bestuur = Reeks van regels en gedragingen op basis waarvan
vennootschappen worden bestuurd en gecontroleerd. Doel = LT succes ond verzekeren, betere beheersing ondernemingsrisico en meer op LT denken (duurzaamheid onderneming). Helpt ook om vertrouwen te creëren en geeft het bedrijf dus een beter imago.
Corporate governance is een belangrijke prioriteit voor de Europese Commissie => actieplan ontwikkeld om grotere convergentie te realiseren binnen Europa naar “Best Corporate Governance Practices”. ( 2 vb’en op p76 + verplichting auditcomité is ook een vb)
55. Toepassing van de Corporate Governance codes:
Europese benadering: pas toe of leg uit (comply or explain) dus ofwel toepassen ofwel uitleggen waarom je het niet doet.
U.S.: rules-based (legal enforcement), alles veel meer verplicht ( pas toe of vlieg in den bak) In verschillende landen werkgroepen om CGC te ontwikkelen, ook in België: eerst Code Lippens in 2004 voor beursgenoteerde ondernemingen, vervangen door Code 2009 voor beursgenoteerde bedrijven, start 1 januari 2009.
1. Duidelijke governance structuur 2. Doeltreffende en efficiënte RvB
3. Alle leden van RvB moeten integer en toegewijd zijn – geen belangenconflicten 4. Transparante procedure voor benoeming en beoordeling RvB
5. Gespecialiseerde comités (audit, benoeming, remuneratie) 6. Duidelijke structuur uitvoerend management
7. RvB en management moet billijk vergoed worden (nieuw: criteria variabele remuneratie CEO vastleggen en bepalingen bij vervroegde beëindiging contract – max. 12 maanden vergoeding)
8. Rechten alle aandeelhouders respecteren 9. Passende openbaarmaking charter CG
56. Code Buysse = sinds 2005, Corporate Governance code voor niet-beursgenoteerde bedrijven.
Lange tijd uniek geweest in de wereld. Uiteindelijk in 2009 vervangen door Code Buysse 2. De code omvat 3 grote delen: 1) Aanbevelingen over de rol van de RvB, het management, de raad van advies en de aandeelhouders. 2) deel 2 handelt over familiebedrijven, kenmerkende aanbeveling is het
oprichten van een familieforum (communicatie en informatie tussen familieleden) en of charter (spelregels voor familie leden). 3) deel drie is gericht op kleinere bedrijven => aandacht voor leveranciers, klanten, personeel en de overheid, aandacht voor maatsch.verantw.ondernemen, aandacht voor het risicobeheer (uitbouwen intern controle systeem en uitvoeren externe audits door de commissaris)
57. Cooling-off periode: periode vooraleer de (externe onafhankelijke) auditor mag gaan werken bij de klant en omgekeerd.
58. ISA: international standards on auditing (zoals IFRS maar dan voor audit)
59. Litigation: commissaris aansprakelijk stellen en schadeclaim indienen wanneer je vindt dat audit kwaliteit onvoldoende is ( vooral in VS)
60. Inhoud verslag commissaris is vastgelegd in vennootschapswet:
- Hoe werd de controletaak verricht – alle inlichtingen ontvangen? - Boekhouding/jaarrekening volgens wettelijke bepalingen? - Geeft jaarrekening getrouw beeld?
- Jaarverslag in overeenstemming met jaarrekening? - Winstbestemming volgens wet en statuten?
- Kennis van verrichtingen/beslissingen die de statuten of een wet overtreden? Typen van auditraporten => duidelijk maken of hij/zij JR goedkeurt of niet (of tussenvorm)
1) verklaring zonder voorbehoud (unqualified audit report): JR getrouw beeld financiële toestand onderneming en alle wettelijke bepaling zijn nageleefd. Als er een onzekerheid vermeld was over een element in de JR/toelichting=> toevoegen toelichtende paragraaf.
2) verklaring met voorbehoud (qualified audit report): in geval van beperking van de omvang van de werkzaamheden of in geval van onenigheid met de bedrijfsleiding m.b.t boekhoudregels en methodes.
Voorbehoud zal enkel uitgedrukt worden als het echt relevant is voor de beoordeling van de JR. Analoog als 1) onzekerheid... => toelichtende paragraaf.
3) afkeurende verklaring ( adverse audit opinion): JR globaal gezien geen getrouw beeld van het vermogen en de fin. Toestand van de onderneming + wettelijke bepalingen niet nageleefd. 4) onthoudende verklaring (disclaimer of opinion): wordt afgeleverd als commissaris in de
onmogelijkheid verkeert om te oordelen over het getrouwe beeld. Komt voor als: a) onvoldoende bewijsmateriaal aanwezig om uitspraak te doen over cijfers JR, b) er fundamentele onzekerheden zijn die een belangrijke invloed hebben op de JR (vb hangende geschillen
61. Cashflow = de middelen die door de opbrengstactiviteiten van een onderneming gegenereerd worden en de onderneming niet opnieuw verlaten via kaskosten of winstuitkering.
3 soorten activiteiten:
- OCF = operationele cash flow: operationele activiteiten hebben betrekking op de verkoop van goederen en diensten en de daaraan verbonden kosten
- ICF = investerings cash flow: omvatten de aankoop en verkoop van materiële en immateriële VA evenals de verkoop en aankoop van financiële investeringen zoals obligatieleningen en aandelen in andere bedrijven
- FCF = financierings cash flow: financieringsactiviteiten omvatten onder meer het aantrekken van extern kapitaal (uitgifte aandelen en obligatieleningen), het terugbetalen van schulden en betaling van dividenden aan aandeelhouders
62. Voordelen van kasstroomanalyse
1) Uit een SCF (=statement of cash flow/kasstromenstaat) blijkt of een onderneming een positieve of negatieve OCF heeft.
(Een negatieve OCF is een signaal voor investeerders dat de onderneming financiële moeilijkheden kan ondervinden in de toekomst.)
Opm: Investeerders kunnen bepalen of een onderneming zelffinancierend is of niet.
(Indien de OCF ve onderneming volstaat om haar netto-investeringen en haar uit te betalen dividenden te voldoen = zelffinancierend.)
2) Investeerders gebruiken de SCF voor het beoordelen van het financieel risico van een onderneming. Dit is het risico dat een onderneming niet in staat is om haar schulden terug te betalen wanneer deze komen te vervallen
3) Investeerders gebruiken het als maatstaf voor de fin. prestaties van een onderneming
4) nuttig voor investeerders voor: - de bepaling van het kasstroomprofiel van een onderneming. - het maken van voorspellingen van toekomstige cash flow.
Volgens IFRS 8 moet er informatie worden opgenomen over: - operationele segmenten
- producten en diensten geleverd door de onderneming - Geografische gebieden waar onderneming werkzaam is - Grootste afnemers vd onderneming
Bij iedere periodieke fin. rapportage moet volgende informatie worden verstrekt: - Algemene informatie
- W/V per segment, incl. K/O, A/P
- Aansluiting W/V, K/O, A/P per segment met de respectievelijke totalen volgens jaarrekening of tussentijdse verslagen
- Omzet aan externe klanten per soort / groep - Geografische informatie
- Mate waarin onderneming afhankelijk is van de grootste afnemers
• Voordelen: vergroten informatieve waarde geaggregeerde informatie; verbeteren vergelijkbaarheid; vergroten effectieve controle op management
• Nadelen: concurrentie
64. Internetrapportering Voordelen:
- betere risico-inschattingen door (potentiële) investeerders - correctere aandeelprijzen
- verbetering reputatie onderneming naar de buitenwereld toe - een verhoogde snelheid van disclosure
- makkelijkere toegang tot informatie - ….