• No results found

Viking: Vriend of Vijand? Vikingen in het negende eeuwse Dorestad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Viking: Vriend of Vijand? Vikingen in het negende eeuwse Dorestad"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inleiding

Als men aan Dorestad denkt, dan denkt men vaak aan de barbaarse Vikingen die hier gedurende de negende eeuw flink huishielden. Dit beeld werd gedurende de twintigste eeuw versterkt door afbeeldingen, zoals de schoolplaat van Johan Herman Isings, gemaakt in 1927, om Nederlandse kinderen te onderwijzen over hun vaderlandse verleden. Tijdens de opgravingen in Dorestad in de jaren ‘60 ging men echter vragen stellen over dit beeld. Was het terecht dat de Vikingen op deze manier werden afgebeeld, of was de werkelijkheid complexer dan men in eerste instantie had gedacht?

Nu er sinds de jaren ‘70, mede dankzij de archeologie, meer nuance is gekomen in het algemene debat over de Vikingen lijkt de tijd gekomen om deze nuance toe te passen op het negende-eeuwse Dorestad. Dit essay zal proberen meer duidelijkheid te geven over de rol die de Vikingen speelden in de geschiedenis van de handelsplaats om zo de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat was de economische impact van de Vikingen op Dorestad in de negende eeuw?

Status Quaestionis

De Viking. Eeuwenlang werd hij gezien als de vrees van Europa. Tot op de dag van vandaag is dit vaak het dominante beeld over dit Scandinavische volk1 dat wij hebben.Hoe is dit beeld van de Viking echter ontstaan en is deze weergave van de Viking als de zeevarende barbaar en plunderaar wel terecht? Het is van belang om de historische ontwikkeling van de perceptie van de Viking te bekijken. Deze perceptie heeft namelijk invloed op de manier van onderzoek die er op dit gebied wordt en is verricht. Bovendien moet er altijd kritisch worden gekeken naar bronnen en andere literatuur waaruit wij informatie vergaren.

Een van de eerst gedocumenteerde aanvallen, uit de Angelsaksische Kroniek, van de Vikingen buiten Scandinavië stamt uit het jaar 793, toen een groep Vikingen het klooster van Lindisfarneop de Britse eilanden aanviel:

“In this year dire portents appeared over Northumbria and sorely frightened the people. They consisted of immense whirlwinds and flashes of lightening, and fiery dragons were seen flying in the air. A great famine immediately followed those signs, and shortly after that in the same year, on 8 June, the ravages of the heathen men miserably destroyed God’s church on

Lindisfarne, with plunder and slaughter.”2

Deze beschrijving van een vroege aanraking met de Vikingen is dus niet bepaald positief. Zo wordt de Viking in verband gebracht met allerlei natuurrampen als wervelstormen en hongersnoden. In de brieven van Alcuin, vanuit het hof van Karel de Grote in Aken, wordt de schuld hiervan bij de

monniken zelf gelegd. Zo zouden de monniken in het klooster niet zuiver en volgens de leer van God hebben geleefd. Ook koning Aethelred van Northumbria werd schuldig beschouwd door Alcuin,

1

Hiermee worden alle, uit Scandinavië afkomstige mensen uit deze tijd bedoeld. Onder andere Roesdahl gebruikt deze brede betekenis van het woord om vergissing over Noormannen, Denen en andere termen in de ban te doen.

2

(3)

aangezien hij een slecht leider was en er te veel onchristelijke zaken gebeurden in zijn rijk.Hierdoor werden de Vikingen als een straf van God gezien.3

Vikingen werden eeuwenlang beschouwd als echte barbaren, die verkrachtend en moordend de kusten van Europa teisterden in de vroege Middeleeuwen en daar blijvende schade aanrichtten. Deze schade was, zo veronderstelde de Britse historicus Kenneth Clark in 1969, zo extreem dat de Westerse beschaving het maar nauwelijks had overleefd.Zo beschuldigde Clark de Vikingen onder andere voor de val van het Karolingische rijk en het verwoesten van kerken en kloosters, wat tot een terugval van kennis zou hebben geleid.4

In 1962 zorgde de Britse historicus Peter Sawyer voor een revolutie binnen het debat over de Vikingen. Zo suggereerde Sawyer dat het slechte beeld van de Vikingen voort was gekomen uit de Middeleeuwse kronieken. De kroniekschrijvers hadden het geweld van de Vikingen sterk overdreven. Volgens Sawyer moesten de plundertochten van de Vikingen bovendien binnen de context van de tijd worden gezien. De plundertochten van de Vikingen waren namelijk geen uitzondering in deze tijd, aangezien de Franken en de Angelsaksen zich hier ook aan schuldig maakten. Kerken en kloosters maakten hier echter geen probleem van, aangezien zij in deze plundertochten niet het slachtoffer werden. De Vikingen waren echter niet Christelijk en zij hadden dus geen respect voor de Christelijke geestelijkheid. Zij zagen enkel de grote schatten die zich in deze kerken en kloosters bevonden. Bovendien waren zij een gemakkelijk doelwit, aangezien de kloosters en kerken zelden bewaakt werden.5

Aan het einde van de jaren ‘90 kwam er echter kritiek op het revisionistische denkbeeld van Sawyer. Zo keerden onder andere Alfred Smyth en David Dumville terug op het feit dat de Vikingen, ondanks hun kleine aantallen in de plundertochten, grote angst zaaiden en verwoesting aanrichtten. Zo verweet de historicus Wallace-Hadrill aanSawyer dat hij de Viking tot een langharige,

herrieschoppende toerist had gemaakt. Volgens Smyth zou het Scandinavische geloof een ideale broedplaats zijn voor het gewelddadige karakter van de Vikingen.6 Deze kritiek op Sawyer lijkt echter onterecht, aangezien hij in zijn boek daadwerkelijk de destructieve gevolgen van de plundertochten benoemt en de critici dit te lijken ontkennen.

Het klassieke beeld van de Vikingen lijkt de laatste jaren steeds verder te zijn bijgeschaafd. Zo richtten historici en archeologen zich in grotere mate op het archeologische materiaal, met name uit Scandinavië. Volgens Eric Christiansen komt het eenzijdige beeld van de Vikingen namelijk uit het feit dat de Vikingen zelf nauwelijks geschreven bronnen achterlieten en de historici door de eeuwen heen het slechte beeld uit de kronieken hebben overgenomen. Christiansen kijkt dus vooral naar de wereld van de Vikingen binnen Scandinavië, om zo de wereld buiten Scandinavië beter te leren begrijpen.7

Het debat rondom het Vikingbeeld laat dus zien dat het onderwerp zeer complex is. Simpele benamingen voor de Vikingen als toerist of terrorist zorgen ervoor dat belangrijke aspecten van de Scandinavische cultuur worden vergeten en de Viking zo in een hokje wordt gestopt. De Vikingen waren namelijk rasechte opportunisten en dreven, naast de vele plundertochten, ook handel met Europa. Zelfs in 2013 constateerde de historici Somerville en McDonald nog dat het debat vooral

3

Alcuin, Letter to Higbald, vert. S. Allott, Alcuin of York (York, 1974).

4A.A. Somerville en A. McDonald, The Vikings and their age (Toronto, 2013) 35. 5

P.H. Sawyer, The Age of the Vikings (New York, 1971) 120-148. 6

A.A. Somerville en A. McDonald, The Vikings and their age (Toronto, 2013) 36 TWEEDE VERWIJZING NAAR HETZELFDE BOEK, DUS EEN VERKORTE TITEL HIER!.

7

(4)

over het geweld van de Vikingen gaat en dat het er niet naar uit ziet dat dit snel zal veranderen.8 In dit essay zal worden getracht om een verdere nuancering in het Vikingdebat te brengen door het onderzoek over de handelswijze van de Vikingen in Dorestad beter in kaart te brengen.

Dorestad in Europa

Lang werd gedacht dat na de val van het Romeinse rijk het Europees handelsnetwerk uit elkaar was gevallen. Zo suggereerde de Belgische historicus Henri Pirenneaan het begin van de twintigste eeuw dat de opkomst van de Islam hier de grootste oorzaak van was geweest. Het gat dat na het Romeinse rijk ontstond werd opgevuld door het Karolingische rijk, met een gesloten economie en een

agrarische maatschappij. Pas na de opsplitsing van dit rijk zou de handel weer op gang zijn gekomen. Alhoewel de thesis van Pirenne tot de dag van vandaag nog goed stand heeft gehouden, was zijn gedachtengoed zeker niet onbetwist.9Pirenne’s ideeën suggereren namelijk dat er enkel sprake was van discontinuïteit tussen het Romeinse en Karolingische rijk. In werkelijkheid was de continuïteit groter dan Pirenne dacht. Beide rijken waren gebaseerd op een agrarische maatschappij, waarin het grootste deel van de bevolking weinig tot geen rechten bezat.10Bovendien raakte de handel in Europa na de val van het Romeinse rijk niet in verval, maar maakte zij een verschuiving mee van de Middellandse Zee naar de Noordzee. Handel bleef wel degelijk een belangrijk onderdeel van de Europese economie.De handel uit deze tijd is te verdelen in twee soorten: één van formele en één van informele handel. De formele handel ging vooral over goederen met een bepaalde waarde, terwijl de informele handel voornamelijk giften betrof. Deze informele handel was essentieel voor het rijk, aangezien het bestaan van het rijk afhing aan de instandhouding van de persoonlijke relaties tussen de koning en zijn elite.11

Zowel in de formele als in de informele handel was het maken van winst vaak niet de

hoogste prioriteit. Handel werd in deze tijd voornamelijk uit pure noodzaak gedreven, aangezien men een surplus overhield aan de landbouw, welke vervolgens verhandeld kon worden met andere producten. Dat wil niet zeggen dat er geen professionele handelaren aanwezig waren in het rijk. Deze handelden vooral met geld en moesten over hun producten dus ook tol en belasting over betalen. Bovendien dreven zij handel op een lange afstand met voornamelijk luxe producten. Handelaren van buiten het rijk stonden onder speciale bescherming van de koning, wat het belang van handel voor het rijk onderstreept. Maar ook binnen het rijk werd er handel gedreven. Deze verliep meestal via lokale markten, die zich voornamelijk vestigden op private landgoederen. Volgens historicus Adriaan Verhulst waren dorpen en steden echter de favoriete plek om handel te drijven binnen het

Karolingische rijk. Volgens hem is dit te zien aan de vele tolhuizen die aanwezig waren in steden als Parijs, Maastricht en Mainz. Speciale gevallen in dit opzicht waren de Karolingische emporia. De beroemdste twee emporia uit deze tijd waren Quentovic, gelegen in Noord-Frankrijk dichtbij de Franse kust, en Dorestad aan de kruising van de Oude Rijn en de Lek in de Lage Landen. Alle emporia12 lagen aan de rand van het rijk en fungeerden als internationale toegangspoorten voor handelaren naar Engeland en Noord-Europa. Opvallend is dat vrijwel alle emporia in de tiende eeuw

8A.A. Somerville en A. McDonald, The Vikings and their age (Toronto, 2013) 37-38. 9

M. Costambeys, M. Innes, S. Maclean, The Carolingian World (Cambridge, 2011), 326-327. 10

C. Wickham, Framing the Early Middle Ages: Europe and the Mediterranean 400-800 (Oxford, 2005), 259-265. 11M. Costambeys, M. Innes en S. Maclean, The Carolingian World (Cambridge, 2011),329-339.

12

(5)

verdwenen en niet doorgroeiden tot een grotere stad. De reden waarom deze emporia in een korte periode verdwenen is niet zeker, maar er wordt vaak verwezen naar de inkrimping van de macht van de Karolingische koning.13 De mogelijke oorzaken en gevolgen, voornamelijk voor Dorestad, zullen later in dit essay uiteen worden gezet.

Volgens de Nederlandse historicus van Es was een van de belangrijkste oorzaken van het grote succes van Dorestad de directe koninklijke bemoeienis met de handelsplaats. Uit de contemporaine bronnen blijkt namelijk dat in 775 Karel de Grote tolvrijheid verleende aan alle buitenlandse handelaren, behalve in de emporia van Dorestad, Quentovic en Sclusas.1415Dorestad werd dus als een uitzondering beschouwd, aangezien zij een belangrijke bron van inkomsten was voor het rijk, en bovendien regelmatig werd bezocht door buitenlandse handelaren. Daarnaast hadden zowel de lokale adel als de kerk belangen bij de stad. Het bisdom Utrecht had namelijk in 769 van Karel de Grote een tiende deel van het land rondom Dorestad gekregen.16 Een aantal jaar later, in 777, schonk Karel ook nog een kerk boven Dorestad met omliggende grond aan het bisdom.17 Voor de kerk was Dorestad dus ook een belangrijke plaats. Niet zozeer om commerciële reden, maar ook om kerkelijke redenen. Dorestad was namelijk een vrij grote stad, met enkele duizenden inwoners, waarin het christendom de dominante religie was. Bovendien was Dorestad een uitstekend startpunt waaruit het christendom buiten de grenzen van het rijk verspreid kon worden. Buitenlandse

handelaren namen naast goederen ook veel verhalen met zich mee, met name over het

Christendom. Ten slotte had de lokale adel ook belangen in de handelsplaats, aangezien de stad zich op hun land bevond en daarom een belangrijke bron van belastingen was.18

Uiteraard lag het belang van Dorestadzelf op het commerciële vlak. Dankzij haar ligging aan doorgaande waterwegen en dankzij haar internationale contacten speelde Dorestad een grote rol in de internationale handel. Deze handel betrof zowel de luxe producten als goederen voor dagelijks gebruik. Veel van deze producten zijn door de tijd vergaan en is er weinig materiaal overgebleven. Uit een tolregister van het bisdom Utrecht kunnen we echter opmaken om welke goederen het hier gaat: pelzen, textiel, verfstoffen, zout, voedsel en honing. Daarnaast werd er ook in slaven en jachthonden gehandeld.19 De archeologische vondsten kunnen volgens van Es voornamelijk

getraceerd worden naar het midden-Rijngebied in Duitsland: aardewerk en glas uit de omgeving van Bonn en Keulen, wijn uit Hessen en maalstenen uit de Eifel. Dorestad had dus een speciale relatie met het Duitse Rijnland. Ondanks de internationale contacten zegt van Es dat het belangrijkste afzetgebied van Dorestad voornamelijk in West en Noord-Nederland lag.20

Volgens archeoloog Simon Coupland is de handelspositie van Dorestad goed te zien in het groot aantal munten dat in de opgravingen rondomDorestad zijn gevonden, net als de verspreiding van de munten uit Dorestad zelf over heel Europa. Uit dit numismatische bewijs is te herleiden dat Quentovic een minder belangrijke rol heeft gespeeld dan ooit werd gedacht en dat Dorestad wellicht nog belangrijker was. Ook is er een belangrijk verschil te zien in de periode van voor Karel de Grote

13

A. Verhulst, The Carolingian Economy (Cambridge, 2002), 87-96. 14

Sclusas verwijst volgens S. Muller en A.C. Bouman naar een pas in de Italiaanse Alpen, uiteraard een belangrijke doorgang waar tol gevraagd kon worden.

15

S. Muller en A.C. Bouman, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 (Utrecht, 1920), 39-40. 16

Ibidem, 38-39. 17Ibidem, 41-42. 18

W.A. van Es,Van Dorestad naar Wijk bij Duurstede: het ontstaan van een stad in het spanningsveld tussen

Friezen en Franken, graven en bisschoppen, ca. 600-1550 na Chr. (Zutphen, 1998), 17-18.

19S. Muller en A.C. Bouman, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 (Utrecht, 1920), 42-47. 20

(6)

en daarna. In de periode voor zijn heerschappij zijn de munten uit Dorestad voornamelijk gevonden in Engeland en Scandinavië en niet op het continent. Aan het eind van de 8e eeuw kwam hier echter verandering in en verspreidden munten uit Dorestad zich over vrijwel heel Europa en, andersom, belandden munten uit vrijwel alle delen van Europa in de bodem van Dorestad.Gedurende de eerste helft van de negende eeuw was Dorestad een van de grootste producenten van Karolingische munten.21

Munten zijn echter niet het enige archeologische materiaal waaruit we informatie over Dorestad kunnen verkrijgen. Ook de archeologische overblijfselen van de handelswaren zelf kunnen gebruikt worden om te bepalen waar de handelsroutes zich bevonden en te zien waar en wat er verhandeld werd. Zo zijn er bij de Noorse handelsstad Kaupang vele soorten handelsgoederen gevonden, die afkomstig waren uit het Karolingische rijk of daarbuiten. Aangezien Dorestad een van de belangrijkste handelssteden in het rijk was, kan aangenomen worden dat een deel van deze goederen via DorestadScandinavië heeft bereikt. Naast goederen zijn er persoonlijke, en relatief goedkope, bezittingen gevonden die wijzen op de bewoning van een Frankische familie in deze stad. Aangezien in het huis waar deze vondsten zijn gedaan geen werkplaats is gevonden, kan er vanuit worden gegaan dat deze familie uit handelaren bestond.22Kaupang is in dit opzicht zeker geen uitzondering, aangezien er in vele Scandinavische handelsplaatsen dezelfde vondsten zijn gedaan. Bovendien heeft de val van Dorestad merkbare consequenties gehad voor haar handelspartners in Scandinavië. Dankzij de nauwe handelscontacten kwamen zij, na het economisch verval van Dorestad, zelf ook in de problemen. Hierbij wachtte voor veel van deze handelsplaatsen eenzelfde lot.23

Vikingen in Europa en Dorestad

De grote kennis over zeevaart maakte het mogelijk voor de Vikingen om zich over lange afstanden te verplaatsen en droeg in grote mate bij aan hun militaire en economische succes. Van Groenland in het verre noorden tot Noord-Afrika in het zuiden en van Ierland in het Westen tot aan het Midden Oosten. Om de beweegredenen van de Vikingen in de rest van Europa te kunnen achterhalen is het nodig om te kijken naar de reden waarom zij hun thuisland verlieten. Volgens Else Roesdahl is de belangrijkste reden voor deze expansie dat de economische kansen buiten Scandinavië veel groter waren dan daarbinnen. Voordat de veroveringen van de Vikingen begonnen hadden zij al

handelscontacten met de rest van Europa en zagen zij dat het continent een enorme economische groei meemaakte in de achtste eeuw. De relatieve verdeeldheid van Europa in deze tijd maakte het makkelijk om snelle strooptochten uit te voeren. De sociale situatie van Scandinavië leidde tot een nieuwe manier van leven voor veel Vikingen. Scandinavië werd namelijk geplaagd door overbevolking en daardoor raakten veel jonge mannen bezitloos. Voor hen lagen de enige kansen op een betere toekomst buiten Scandinavië. In deze nieuwe manier van leven stond de zoektocht naar avontuur dan ook centraal. Om overzees te sterven, in de zoektocht naar rijkdom en eer, was bovendien de enige manier om in het Walhalla, het hiernamaals, te geraken.24

21S. Coupland, ‘Trading Places: Quentovic and Dorestadreassesed’, Early Medieval Europe 2 (2002), 209-232. 22

D. Skre, ‘From Dorestad to Kaupang: Frankish traders and settlers in a 9th century Scandinavian town’,

Dorestad in an international framework (Turnhout, 2010), 139.

23Ibidem, 137-141. 24

(7)

Gedurende de heerschappij van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk beschrijven Frankische bronnen twee verschillende soorten van interactie met de Vikingen. Enerzijds vonden ook hier de strooptochten plaats. Deze waren kleinschalig en werden vaak uitgevoerd aan de grenzen van het rijk, ver van het machtscentrum van de Karolingers. Anderzijds was er veel politieke bemoeienis tussen de Frankische en Deense koningen. Deze bemoeienis ging zo ver dat Lodewijk in 815

Denemarken binnenviel om een machtsstrijd tussen twee Deense prinsen te beslechten. Andersom viel de Deense koning tussen 834 en 837 meerdere malen de handelsplaats Dorestad binnen. Na de dood van Lodewijk in 840, en de opsplitsing van het rijk in drieën, volgde er een periode van

instabiliteit in het rijk, waardoor de Vikingen wederom de kans kregen om het rijk binnen te vallen en strooptochten uit te voeren. De bronnen uit deze periode vertellen over hoe de Frankische koningen bendes Vikingen inhuurden om elkaar te verzwakken.25

Zo beschrijven de Annalen van de abdijen van St-Bertinus en Fulda de grote verwoesting die de Vikingen in Dorestad aanrichtten. De eerste aanval op Dorestad die wordt genoemd is in het jaar 834. Een vloot Denen kwam naar Friesland en richtte hier veel verwoestingen aan. Vervolgens kwamen zij naar het emporium van Dorestad en vernietigden zij alles. Mensen werden vermoord, anderen ontvoerd en alles in de omgeving werd platgebrand.26In 835 komen de Vikingen terug voor een tweede aanval. Terwijl keizer Lodewijk in Lyon is,verwoesten en plunderen Vikingen de stad. De keizer keert woedend terug naar Aken en maakt daar plannen voor een betere bescherming van de kusten.27 Een jaar later, in 836, komen de Noormannen terug voor een derde aanval. Dit maal stuurt de Deense koning Horic een boodschapper naar de keizer om zich te verontschuldigen voor de aanvallen en te melden dat hij hier geen toestemming voor had gegeven. De boodschapper werd echter vermoord op zijn weg naar Aken, wat de keizer persoonlijk de moordenaars voor het gerecht doet brengen.28 Dit toont aan dat de keizer toch wel begrip toonde voor de Deense koning.

Ditondanks de vele aanvallen van Deense Vikingen op de handelsplaats.

Dit betekende echter niet dat er een einde kwam aan de plundertochten. Een jaar later, in 837, pleegden de Vikingen wederom een verassingsaanval. Ditmaal op het eiland Walcheren, waar zij enige tijd verbleven en daarna hun weg vervolgden naar Dorestad. Zij plunderden echter de stad niet, maar verbleven hier om schatting29 te innen. De keizer zegt zijn tocht naar Rome af en vertrekt onmiddellijk naar het fort bij Nijmegen. Zodra de Noormannen over zijn aankomst horen keren zij echter terug. De keizer houdt een bijeenkomst om te achterhalen waarom de verdediging niet succesvol was. Hieruit wordt volgens de annalen geconcludeerd dat het vrijwel onmogelijk was om alle kusten te bewaken. Bovendien waren de soldaten, die deze taak opgelegd hadden gekregen, regelmatig ongehoorzaam. Als reactie hierop beveelt de keizer om een vloot in gereedheid te brengen die snel op dit soort aanvallen kan reageren.30 Ondanks het feit dat de keizer de aanvallen zeer serieus nam en veel maatregelen trof om nieuwe aanvallen te voorkomen, lukte het hem niet om de plundertochten volledig te beëindigen. De kusten van het rijk waren immers veel te lang om overal bewaking te plaatsen en de relatief langzame communicatie van deze tijd maakte het lastig voor de Karolingers om op tijd op dergelijke aanvallen te reageren.

25

S. Coupland, ‘The Vikings on the Continent’, History Today 38:12 (1988), 12-19. 26

AnnalesBertiani, vert. J.L. Nelson, The Annals of St-Bertin: Ninth-Century Histories vol. I (Manchester, 1991),

30. 27

Ibidem, 33. 28

Ibidem, 35.

29Vertaling van het Engelse woord tribute. 30

(8)

De volgende jaren lijken volgens de bronnen vrij rustig en er worden dan ook geen aanvallen van Vikingen op Dorestad vermeld. Na de opdeling van het Karolingische rijk lukte het de Vikingen wederom om in 847 Dorestad binnen te vallen. De bronnen wijken hier echter uiteen. Volgens de

Annales Bertianinamen de Denen de stad in31, terwijl de Annales Fuldensisons vertellen dat de stad werd verwoest.32 Wellicht gaat het hier om twee aparte aanvallen die worden beschreven, maar dit lijkt onwaarschijnlijk. Er is immers weinig profijt te halen uit het innemen van een verwoeste stad. Andersom lijkt het ook onwaarschijnlijk aangezien beide bronnen in het jaar 850 beschrijven dat de NoormanRorik de stad in handen heeft en de stad in een korte tijd herbouwd zou moeten zijn.3334 In de bronnen wordtRorik als een onderdaan van koning Lotharius I en II aangeduid.35Volgens

Couplandwas er voor Lotharius maar weinig keus om Rorik als leider van Dorestad te erkennen, aangezien zijn macht niet groot genoeg was om hem te bestrijden. Op deze manier kon

LothariusDorestad en de rest van Friesland toch behouden en wellicht toekomstige aanvallen van Vikingen voorkomen.36Dit verbond leek echter weinig effect te hebben. In Januari van 863 plegen Deense Vikingen wederom een aanval op Dorestad, waarbij veel handelaren worden gedood. Dit maal lukt het Lotharius II om een tegenaanval in te zetten, waardoor de Vikingen, naar advies van Rorik, zich terugtrekken.37 Opvallend hier is dat het lijkt of Rorik zelf een aandeel heeft gehad in deze aanvallen, of in ieder geval de Denen adviezen heeft gegeven. Dit is bovendien de laatste keer dat Dorestad in de geschreven bronnen wordt genoemd tot enkele eeuwen daarna. Hieruit valt op te maken dat de internationale handelspositie van Dorestad, na decennia van tegenslagen, verloren was geraakt.

Uit de bovenstaande voorbeelden lijkt het dus alsof de Vikingen louter plunderden en veroverden in Dorestad en de rest van Europa. Zoals al eerder vermeld in dit essay vormde handel ook een zeer belangrijk onderdeel van de Vikingmaatschappij. De

DeensearcheoloogSindbækverwoordtditwellichtnog het meesttreffend:“The Viking Age is renowned

as an era when trade and war went happily together – raids being, so to speak, a continuation of trade by other means. When we examine the sources more thoroughly, though, the common theme in the history of the Viking trade was that trading networks grew during relatively peaceful periods, and declined in periods of conflict”.38Volgens Sindbaek volgen periodes van handel en oorlog elkaar op. Een achteruitgang van handel is een logisch gevolg van oorlog. Als handelsplaatsen immers worden aangevallen en worden geplunderd blijft er weinig over om handel mee te drijven. De eerste periode van handel van de Vikingen begon in de achtste eeuw, met de opkomst van de emporia in Europa, die veel handel dreven met Scandinavië. Maar ook de handelscontacten met StarayaLadoga, in Noord-West Rusland en de Arabische wereld waren een belangrijke bron van inkomsten in deze tijd. Ook in de eerste paar decennia van de negende eeuw duurde de groei van deze handel voort. Zo werden in deze tijd belangrijke handelsplaatsen als Hedeby in Denemarken en Kaupang in Noorwegen gesticht. In de tweede helft van de negende eeuw ging dit handelsnetwerk echter

31

Ibidem, 65. 32

AnnalesFuldensis, vert. T. Reuter, Ninth-Century Histories vol. II (Manchester, 1992), 26.

33AnnalesFuldensis, 30. 34

AnnalesBertiani, 69.

35

AnnalesFuldensis, 39.

36S. Coupland, Carolingian Coinage and the Vikings: Studies on Power and Trade in the 9th Century (Farnham, 2007), 96.

37

AnnalesBertiani, 104.

38S. Sindbaek, ‘Local and Long-Distance Exchange’, in S. Brink en N. Price (red.), The Viking World (Oxford, 2008), 152.

(9)

compleet ten onder, mede dankzij de talloze plundertochten en het opbreken van het Karolingische rijk. De handel via het oosten bleef echter nog wel bestaan en maakte tijdens deze eeuw zowaar een tijdperk van groei mee, aangezien in deze regio nauwelijks rooftochten plaatsvonden. Gedurende de tiende eeuw maakte de handel in Europe een wedergeboorte mee. Handelsplaatsen waren niet langer onverdedigde dorpen in de periferie van grote rijken, maar groeiden uit tot grote steden onder bescherming van het koninklijk gezag. Bovendien waren deze steden niet enkel op handel gericht, maar vormden zij ook de basis van de verstedelijking die in de late Middeleeuwen plaatsvond. De Vikingen realiseerden zich dat rooftochten op deze gefortificeerde steden zinloos waren en dus keerden zij terug naar een bestaan van handel en permanente bewoning.39

Dorestad in verval

In de tweede helft van de negende eeuw raakte Dorestad in economisch verval, waarvan het zich niet meer wist te herstellen. Dit zou, met een blik ophet bronmateriaal uit deze tijd, niet geheel verrassend zijn. Keer op keer keerden de Vikingen terug naar Dorestad om de stad telkens weer te plunderen en/of plat te branden. Na het jaar 863 wordt Dorestad nergens in de bronnen meer genoemd, en het lijkt er dus op dat de stad voorgoed is verdwenen. Men zou dan snel de conclusie kunnen trekken dat de Vikingen voor de laatste keer de stad hebben geplunderd en het op zo’n grote schaal verwoest hebben dat de stad er niet meer in slaagde om zich te herstellen. De vraag blijft echter waarom Dorestad na enkele decennia van plunderingen en verwoestingen pas na 863 in verval raakte. Hoe kan het dat de stad na talloze aanvallen zich toch steeds weer kon herstellen? Wellicht is de oorzaak van het verval ergens anders te vinden.

Al voor de grootschalige opgravingen in Dorestad in de jaren ‘60 zette de Nederlandse archeoloog, en toenmalig directeur van het Oudheidkundig museum in Leiden, Jan Hendrik Holwerda vraagtekens bij het gegeven dat de Vikingen de oorzaak van het verval waren geweest. Zo verwijst hij naar een passage uit de Divisiekroniek van 1517 waarin wordt vermeld dat in het jaar 860 grote overstromingen plaatsvonden. De Rijn zou, door een grote ophoping van zeewater, achterwaarts gekeerd zijn wat er voor zorgde dat velen verdronken. Bij het bouwen van een dijk op de oevers van de Lek werd zo de richting van de Rijn totaal veranderd waardoor de Kromme Rijn, waar de

havenDorestadzich bevond, vrijwel geheel droog kwam te liggen.40

Tijdens de opgravingen in de jaren ‘60 kwam er meer bewijs naar boven voor de stelling van Holwerda. Zo constateert Wim van Es dat er gedurende deze periode een verschuiving van de Rijn moet zijn geweest. Volgens van Es was dit echter een natuurlijk proces en noemt hij in zijn artikel niet het bestaan van een dijk. De Kromme Rijn bewoog zich in deze tijd steeds verder noordwaarts dankzij een natuurlijk proces van verzilting. Dorestad lag aan de binnenkant van een bocht van de Kromme Rijn waar zand zich door de jaren heen langzaam ophoopte.41 Aan de ontwikkeling van de haven is dit fenomeen goed te zien. De aanlegsteigers voor de handelsschepen werden namelijk steeds langer gemaakt om de uitdijen van de bocht bij te kunnen houden.42 Uiteindelijk zorgde dit

39

Ibidem, 150-158.

40J.H. Holwerda, Dorestad en onze Vroegste Middeleeuwen (Leiden, 1929), 18-21. 41

W. van Es, ‘De voorgeschiedenis van Wijk bij Duurstede’, Wijk bij Duurstede: 700 jaar stad: ruimtelijke

structuur en bouwgeschiedenis (Hilversum, 2000), 26.

42 A. Willemsen en H. Kik, Dorestad in an international framework: new research on centres of trade and

(10)

proces er voor dat de Kromme Rijn vrijwel volledig dichtslibde en de haven van Dorestad geen verbinding meer had met de doorgaande waterwegen.

Bovendien lijken de literaire bronnen uit deze tijd sterk te zijn overdreven. Zoals al eerder vermeld, spreken veel van de bronnen over hoe Dorestad meerdere malen in vuur en vlam stond. De archeologische vondsten lijken hier echter geen bewijs van te tonen. Volgens de Canadese historica Lesley Morden ligt het bewijs van de verbrandingen wellicht in de locaties waar geen opgravingen hebben plaatsgevonden, omdat de moderne bebouwing dit onmogelijk maakte. Ook zegt ze dat het niet logisch zou zijn voor de Vikingen om Dorestad in de brand te steken als zij vanaf het water kwamen. Zij hadden immers de steigers nodig voor het laden van hun schepen met de buit die zij hier maakten.43 Bovendien zou het voor de inwoners van Dorestad erg moeilijk zijn geweest als zij, na elke plundertocht, de stad opnieuw op zouden moeten bouwen. Er zou dan weinig reden zijn voor de Vikingen om vrijwel jaarlijks terug te keren als de stad verwoest zou zijn geweest.

Niet alle literaire bronnen spreken over de verwoesting van Dorestad. De Vita Anskarii, over het leven van de heilige Ansgar (801-865),spreekt namelijk over een rijke Zweedse vrouw die naar Dorestad trekt om daar de armen te helpen. Dorestad wordt beschreven als een stad met vele kerken en priesters. Deze bron maakt geen enkele vermelding over Vikingen in Dorestad, terwijl het toch in dezelfde periode als de plundertochten is geschreven. Alhoewel er niet precies kan worden gezegd in welk jaar deze gebeurtenis zich afspeelt, is de kans groot dat het wel in dezelfde periode gebeurd is. Ook het feit dat het hier een Zweedse vrouw betreft laat zien dat er zeker ook

handelscontacten met Scandinavië waren.44

Zoals al eerder in dit essay vermeld is, geeft het numismatisch bronmateriaal de ondergang van Dorestad goed weer. Volgens Coupland is er een scherpe daling te zien in de muntproductie vanaf de jaren 840. De Vikingaanvallen in de jaren 830 hebben hier zeker effect op gehad, maar dit zou niet de voornaamste reden voor dit verval zijn, aangezien zij telkens weer terugkwamen.Dit toont aan dat er nog wel degelijk iets te halen viel. Coupland constateert dat er in de jaren 840 aanzienlijk minder munten in Dorestad in omloop waren. Dit is verassend aangezien in deze periode in Dorestadeen munt van Lotharius I werd geslagen die in grote getalen in Scandinavië is

teruggevonden. Na 850 krimpt de productie nog verder tot deze in 855 helemaal ten einde komt. De distributie van munten laat tevens zien dat de contacten met andere delen van Europa grotendeels werden verbroken door de opsplitsing van het Karolingische rijk. De munten, die tussen 840 en 855 in Dorestad zijn geslagen, zijn alleen nog in Frankrijk te vinden. In andere delen van het voormalige keizerrijk, zoals Italië en Duitsland, ontbreekt hiervan ieder spoor. De opsplitsing van het rijk, en de burgeroorlogen die daarop volgden, heeft daarom zeker een significante rol gespeeld in het economisch verval van Dorestad. Handel tussen de verschillende delen van Europa leek te zijn verbroken.45 Dit moet voornamelijk voor Dorestad zeer desastreus zijn geweest, aangezien zij een doorgang vormde voor goederen uit het Duitse Rijnland. Waarmee in deze jaren het contact lijkt te zijn verbroken.

Niet alleen Dorestad zelf, maar ook de andere handelssteden van Europa, maakten in deze periode een economische verandering mee. Zoals DagfinnSkre al aangaf, waren de contacten tussen

43 L.A. Morden, How much material damage did the Northmen actually do to ninth-century Europe? (onuitgegevendisertatie, Simon Fraser University, 2007).

44

Rimbert, Vita Anskarii, vert. C.H. Robinson, Anskar, The Apostle of the North, 801-865 (Londen, 1921),http://legacy.fordham.edu/halsall/basis/anskar.asp [Geraadpleegd op 21-12-2015], hoofdstuk XX. 45S. Coupland, ‘Boom and bust at 9th-century Dorestad’,Dorestad in an international framework: new research

(11)

Dorestad en Kaupang zeer nauw. Archeologisch materiaal toont aan dat er veel goederen en handelaren vanuit Dorestad naar Kaupang in Noorwegen kwamen. Halverwege de negende eeuw kwam dit handelscontact echter ten einde door het verval van Dorestad. Kaupang overleefde de val van Dorestad echter wel, dankzij haar contacten met Ierland en het Baltisch gebied.46 Andere steden hadden minder geluk. In Ribe, aan de westkust vanDenemarken, is ook archeologisch materiaal gevonden dat op een handelscontact met Dorestad wijst.Zo zijn hier goederen uit het Duitse Rijnland gevonden, die via Dorestad hierheen zijn gekomen. Ook in Ribe is het economisch verval van

Dorestad zichtbaar. Halverwege de negende eeuw houdt de stad op met bestaan en de plaats wordt pas in de twaalfde eeuw wederom bewoont. Dit wijst erop dat Ribe zonder de handel met Dorestad, zich niet langer staande kon houden.47

Niet alle handelssteden lijken op een negatieve manier beïnvloed te zijn geweest door het economisch verval van Dorestad. Zo stelt Coupland in zijn artikel TradingPlacesvast dat Quentovic na het verval van Dorestad juist een periode van bloei meemaakte. Gedurende de bloeiperiode van Dorestad leek dit juist het tegenovergestelde. Quentovic kon in de eerste helft van de negende eeuw de groei van Dorestad nauwelijks bijhouden en leek te profiteren van het wegvallen van haar

concurrent. Volgens Coupland is het niet vastgesteld of deze gebeurtenissen in verband staan met elkaar, maar het is wel opvallend dat zij economisch gezien van plaats wisselden.48

Al met al lijkt het er dus op dat het economisch verval van Dorestad veroorzaakt werd door een samenkomst van meerdere slechte omstandigheden en gebeurtenissen, waarin de Vikingen maar een klein deel lijken te spelen. Tevens hadden de Vikingen er op de lange termijn zelf last van aangezien hun handelssteden zodoende in verval raakten en er ook aan hun plundertochten een einde kwam. Het is moeilijk te zeggen welke reden de hoofdoorzaak is geweest van het verval, maar het lijkt erop dat het aandeel dat de Vikingen hierin speelden door de contemporaine bronnen sterk is overdreven.

Conclusie

Dorestad groeide in de achtste en negende eeuw uit tot een van de grootste en belangrijkste handelscentra van Vroeg Middeleeuws Europa. Dankzij haar nauwe handelscontacten met de rest van Europa werd zij een essentieel onderdeel in het machtsimperium van het Karolingische rijk. De grote hoeveelheden munten en goederen die uit Dorestad afkomstig waren, zijn hier het voorbeeld van. Dit trok, zoals we in de bronnen kunnen lezen, de hebzucht van de Vikingen aan die de stad keer op keer aanvielen en platbrandden. Echter bleek uit archeologisch onderzoek dat deze

contemporaine bronnen sterk overdreven waren en de Vikingen waarschijnlijk veel minder geweld hadden gepleegd dan voorheen werd gedacht. Zowel de Scandinavische handelaren als de

plunderaars hadden er profijt bij dat de stad bleef bestaan, aangezien zij na de val van de stad hun belangrijkste bron van inkomsten kwijtraakten.

Zo kan er geconcludeerd worden dat de Vikingen zowel positieve als negatieve effecten op de economie van Dorestad hebben gehad. Enerzijds droegen de Vikingen, door middel van handel,

46D. Skre, ‘From Dorestad to Kaupang: Frankish traders and settlers in a 9th century Scandinavian town’,

Dorestad in an international framework (Turnhout, 2010), 140-141.

47

C. Feveile, ‘Ribe: Emporium and town in the 8th and 9th centuries’, Dorestad in an international framework

(Turnhout, 2010), 147-148.

48

(12)

bij aan het grote succes van Dorestad. Anderzijds droegen zij, in kleine ofwel grote mate, bij aan het economisch verval van de stad dankzij de vele plundertochten die zij maakten. Vervolgonderzoek zal, voornamelijk als gevolg van de Dorestadcongressen die sinds 2009 elke 5 jaar zullen worden

gehouden, verder uitwijzen hoe de positie van Dorestad de Europese economie beïnvloedde in de achtste en negende eeuw.

Bibliografie

Literatuur

Brink, S., en N. Price, The Viking World (Oxford, 2008).

Christiansen, E., The Norsemen in the Viking Age (Oxford, 2002).

Costambeys, M., M. Innes, en S. Maclean, The Carolingian World (Cambridge, 2011).

Coupland, S., Carolingian Coinage and the Vikings: Studies on Power and Trade in the 9th Century

(Farnham, 2007).

Coupland, S., ‘Dorestad in the ninth century: The numismatic evidence’, Jaarboekvoor munt- en

penningkunde75(1988), 5-26.

Coupland, S., ‘The Vikings on the Continent’, History Today 38:12(1988), 12-19.

Coupland, S., ‘Trading places: Quentovic and Dorestad reassessed’, Early Medieval Europe 2(2002), 209-232.

Es, van W.A., ‘De voorgeschiedenis van Wijk bij Duurstede’, Wijk bij Duurstede: 700 jaar stad:

ruimtelijke structuur en bouwgeschiedenis (Hilversum, 2000), 25-40.

Es, van W.A., ‘Dorestad’, Spiegel Historiael13:4 (Haarlem, 1978).

Es, van W.A., Van Dorestad naar Wijk bij Duurstede: het ontstaan van een stad in het spanningsveld

tussen Friezen en Franken, graven en bisschoppen, ca. 600-1550 na Chr. (Zutphen, 1998).

Es, van W.A., DorestadCentred (Maastricht, 1990).

Es, van W.A., Romeinen, Friezen en Franken in het hart van Nederland (Utrecht, 1994). James, E., Britain in the first millennium (Oxford, 2001).

Jellema, D., ‘Frisian Trade in the Dark Ages’ Speculum 30:1(1955), 15-36. Haywood, J., Encyclopaedia of the Viking Age (Londen, 2000).

Haywood, J., Historical Atlas of the Vikings (Londen, 1995).

Hodges, R., Towns and Trade in the Age of Charlemagne (Londen, 2000). Holwerda, J.H., Dorestad en onze vroegste Middeleeuwen (Leiden, 1929). Kars, H., Early-medieval Dorestad, an archaeo-petrological study (1984).

Morden, L.A., How much material damage did the Northmen actually do to ninth-century Europe? (onuitgegevendisertatie, Simon Fraser University, 2007).

Roesdahl, E., The Vikings (Londen, 1998).

Sawyer, P.H., The Age of the Vikings (New York, 1971).

Somerville, A.A., en A. McDonald, The Vikings and their age (Toronto, 2013).

Tuuk, van der L., De Eerste Gouden Eeuw: Handel en scheepvaart in de vroege middeleeuwen (Utrecht, 2011).

Tuuk, van der L., Op zoek naar de Noormannen in Nederland en België (Utrecht, 2014). Verhulst, A., The Carolingian Economy (Cambridge, 2002).

(13)

Willemsen, A., en H. Kik, Dorestad in an international framework: new research on centres of trade

and coinage in Carolingian times (Turnhout, 2010).

Bronnen

AnnalesFuldensis, vert. T. Reuter, Ninth-Century Histories vol. II (Manchester, 1992). AnnalesBertiani, vert. J.L. Nelson, Ninth-Century Histories vol. I (Manchester, 1991).

Muller, S. en A.C. Bouman, Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 (Utrecht, 1920). Rimbert, Vita Anskarii, vert. C.H. Robinson, Anskar, The Apostle of the North, 801-865 (Londen, 1921),http://legacy.fordham.edu/halsall/basis/anskar.asp [Geraadpleegd op 21-12-2015].

Illustraties

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We zouden dat kunnen afdoen als een kwestie van ‘slappe knieën’; burgemeesters die onder politieke druk komen te staan en die niet handelend optreden tegen

RPA is de welkome virtuele assistent voor medewerkers die verlost willen worden van saai en foutgevoelig werk. Voor managers is het een middel om de kwaliteit en efficiëntie van

In die brochure, uitge- geven ter gelegenheid van Me- diazondag, analyseert hij in een eerste hoofdstuk hoe de media werken, om vervolgens een aantal tips te

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

Het decreet betreff ende de bodemsanering en de bodem- bescherming (DBB).. Twee rechtsgronden

68 National Research Centre Kurchatov Institute, Moscow, Russia, associated to 32 69 National University of Science and Technology MISIS, Moscow, Russia, associated to 32 70

Maar Ramiro I heeft niet stilgezeten sinds de Vikingen bij Gijón zijn gesignaleerd en verzamelt een leger dat in de slag bij de Torre de Hércules de Vikingen een nederlaag

dat overal waar hij het décor geschetst heeft: inga- per, Saïgon, Hongkong, Kanton - de schrijver zich, zover enigszins mogelik zonder droog te wor- den, verwijderd