• No results found

Rechtsetzung ist Machtsetzung: Die deutsche Rechtsetzung in den Niederlanden 1940-1945 - 9: Zusammenfassung in niederlandischer Sprache

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rechtsetzung ist Machtsetzung: Die deutsche Rechtsetzung in den Niederlanden 1940-1945 - 9: Zusammenfassung in niederlandischer Sprache"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Rechtsetzung ist Machtsetzung: Die deutsche Rechtsetzung in den

Niederlanden 1940-1945

Gallin, I.J.

Publication date

1999

Link to publication

Citation for published version (APA):

Gallin, I. J. (1999). Rechtsetzung ist Machtsetzung: Die deutsche Rechtsetzung in den

Niederlanden 1940-1945. Lang.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

9. ZUSAMMENFASSUNG IN NIEDERLäNDISCHER SPRACHE

De Duitse wetgeving in Nederland (1940-1945)

Na de capitulatie van de Nederlandse troepen op 14 mei 1940 publiceert de Führer Adolf Hitler op 18 mei 1940 een decreet over de uitoefening van rege-ringsbevoegdheden in Nederland. Hierin stelt hij een civiel bestuur in onder leiding van Reichskommissar Arthur Seyß-Inquart. Verder bepaalt hij dat het tot nu toe geldende Nederlandse recht van kracht blijft, voor zover het "met de bezet-ting te verenigen is" en krijgt de Rijkscommissaris de bevoegdheid verordeningen uit te vaardigen die kracht van wet hebben. Deze verordeningen worden tijdens de bezetting tweetalig in het Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied gepubliceerd. Zij vormen het middelpunt van de Duitse wetgeving en staan centraal in deze studie.

Aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is in Nederland ruim-schoots aandacht. Maar de interesse voor de nationaal-socialistische wetgeving beperkt zich hoofdzakelijk tot de rechtsvoorschriften van de bezetter en de gevol-gen ervan voor de Nederlandse samenleving. Aan de achtergrond en wijze van ontstaan van de wetgeving zelf is tot nu toe nauwelijks aandacht besteed. Het archief van de afdeling wetgeving van het Reichskommissariat, aanwezig in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam, was dan ook vóór deze studie nauwelijks ontsloten en zelden geraadpleegd. In dit archief bevinden zich alle concepten, drukproeven, correspondentie enzovoorts, betrekking heb-bend op de verordeningen die tijdens de bezetting in het Verordeningenblad werden gepubliceerd.

Het voorwerk van dit onderzoek bestond uit het ontsluiten, bestuderen en inventariseren van het archief wetgeving. Door deze werkzaamheden is de cen-trale vraag gerezen naar de verhouding tussen wetgeving en macht bij de Duitse bezetter in Nederland tijdens de bezettingsjaren. Bij deze probleemstelling hoort de hypothese, dat hij die de macht bezit, tevens het recht in zijn macht heeft en vice versa.

In het eerste hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de verhouding tussen wetgeving en macht op rechtsfilosofïsch niveau. Hiervoor wordt aan de hand van teksten van Walter Benjamin, Carl Schmitt en Jürgen Habermas een analyse van wetgeving als begrip, haar verhouding tot macht, het probleem van soevereiniteit en besluitvorming (Dezision) in een rechtsorde gegeven.

Het tweede hoofdstuk laat de manier zien waarin de nationaal-socialistische wereldbeschouwing in de rechtstheorieën in Duitsland in de jaren dertig wordt verwerkt. De belangrijkste inhoudelijke componenten van deze wereldbeschouwing zijn de Führerwille, het leidersbeginsel en de rassenideologie.

(3)

Als nieuwe rechtsidee geldt de Führerwille, die de voor een democratie gebruike-lijke noties van rechtvaardigheid en vrijheid vervangt. De principes van het

kon-krete Ordnungsdenken (Carl Schmitt), de konkret-allgemeiner Begriff (Karl

Larenz) en de Großraumordnung (Carl Schmitt, Werner Best en anderen) laten zien, op welke wijze traditionele rechtsbegrippen een nieuwe inhoud krijgen.

Vervolgens wordt in het derde hoofdstuk aandacht besteed aan de bezet-tingsmacht. Het historische kader en de politieke context van het

Reichskommis-sariat worden beschreven. Vervolgens worden de eerste drie verordeningen van

de bezetter, die de juridische basis leggen voor het nieuwe recht, geanalyseerd. Wetgeving is voor de bezettingsmacht het instrument om haar officiële intenties om te zetten in beleid. Het recht in de NS-staat wordt gekenmerkt door het tegelij-kertijd naast elkaar bestaan van wetten enerzijds en maatregelen anderzijds. Wetten, dat wil zeggen de verordeningen, worden gebruikt voor de officiële doelstellingen en maatregelen voor het uitvoeren van oneigenlijke doeleinden zoals de Jodenvervolging.

De officiële doelstellingen van de bezetter, geformuleerd door Seyß-Inquart, bestaan uit de economische uitbuiting, het bewaren van de openbare orde en het streven naar 'zelfnazifïcatie' van de Nederlandse bevolking. Met 'zelfnazificatie' wordt het streven bedoeld, het nationaal-socialistische gedachten-goed op de Nederlandse samenleving over te brengen. Hierbij horen het leidersbe-ginsel en de culturele gelijkschakeling. De vierde doelstelling van de rassenpoli-tiek is niet officieel verwerkt in zijn 'eigen grondwet', zoals verordening nr. 3 van 29 mei 1940 kan worden genoemd. In het archief wetgeving gevonden documen-ten tonen echter aan dat de bezetter wel degelijk van begin af aan heeft overwogen de Jodenvervolging in de derde verordening op te nemen. Waarschijnlijk vanwege politiek-strategische gronden werd hier aanvankelijk vanaf gezien, in de hoop op 'zelfnazificatie' van het Nederlandse volk.

De resultaten van het onderzoek naar het archiefmateriaal van de afdeling wetgeving worden in het tweede deel van deze studie gepresenteerd. De benade-ring is in eerste instantie thematisch, terwijl binnen het onderwerp de chronologie van gebeurtenissen wordt aangehouden. Inhoudelijke richtlijnen hiervoor liggen in het verlengde van de doelstellingen van de bezetter: de economische uitbuiting, het invoeren van het leidersbeginsel, de Jodenvervolging en de poging tot cultu-rele gelijkschakeling van de Nederlandse bevolking.

Voor de economische 'binding aan het Rijk' maakt de bezetter ruim-schoots gebruik van het in Nederland aanwezige distributiestelsel. De verordenin-gen met een economisch doel passen uiteraard binnen die doelstelling. Zij beoverordenin-gen controle op en toeëigening van de in Nederland aanwezige voorraden, die uitein-delijk naar het Rijk worden afgevoerd (hoofdstuk 4).

Het leidersbeginsel baseert zijn structuur op een leider, die de hoogste macht vertegenwoordigt en vervolgens zijn taken delegeert. Het leidersbeginsel is kenmerkend voor het nationaal-socialisme. Dit kan men eenduidig in de Duitse

(4)

wetgeving in Nederland terug vinden. Nederlandse instellingen worden volgens het leidersbeginsel hervormd en controlerende instanties per verordening uitge-schakeld (hoofdstuk 5).

De Jodenvervolging in de wetgeving, gepubliceerd in het

Verordeningen-blad, concentreert zich hoofdzakelijk op de vergaring van het Joodse vermogen.

Vanuit het oogpunt van de bezetter is deze onteigening bijzonder succesvol verlo-pen. In de verordeningen geschiedt de onteigening steeds volgens hetzelfde prin-cipe: bezit moet eerst worden aangemeld, dat wil zeggen geregistreerd. Vervol-gens gaat het beheer over in Duitse of hiervoor uitgekozen Nederlandse instanties en tenslotte wordt het verkocht. De vervolging en tenslotte deportatie van Joden vindt, afgezien van de personenregistratie, hoofdzakelijk plaats via (politionele) maatregelen. Bij de Jodenvervolging wordt de problematiek van het parallel bestaan van wetten en oneigenlijke maatregelen schrijnend duidelijk (hoofdstuk 6).

De poging tot culturele gelijkschakeling van de Nederlandse bevolking door middel van wetgeving heeft minder 'succes'. Per verordening wordt welis-waar de Nederlandse Kultuurkamer opgericht, maar dit instrument van culturele gelijkschakeling heeft nauwelijks ideologische invloed gehad. De wetgeving beperkt zich uiteindelijk tot verordeningen op het gebied van censuur en repressie. De media (film, pers en radio) worden gebruikt voor propaganda of verboden. Censuur wordt bereikt door inhoudelijke bepalingen en eisen tot toelating voor een bepaald beroep. Repressie wordt uitgevoerd door strafbepalingen (hoofdstuk 7).

De analyse van de Duitse wetgeving in Nederland tijdens de bezetting laat zien, dat de bezetter doelbewust ernaar streeft een wetgeving op een - vanuit zijn visie - legitieme basis te produceren. Dit streven wordt door vier argumenten gemotiveerd. Ten eerste voorzien duidelijke richtlijnen aan de behoefte van stabi-liteit van het systeem. De wil van de Führer voorziet hierbij in de nieuwe legiti-matie van de wetgeving in plaats van de oude rechtsidee (vrijheid, gerechtigheid) van de overwonnen rechtsorde. Ten tweede hebben uitvoerende ambtenaren, evenals de bevolking, behoefte aan duidelijke richtlijnen ten behoeve van een efficiënte uitvoering en opvolging van het gegeven beleid. Ten derde hebben binnen de dictatoriale staat ook hogere kaders aanwijzingen nodig om de lagere organen te kunnen controleren. Ten slotte moet iedere mogelijkheid om verzet tegen het regime aan te tekenen op grond van onrechtmatige wetgeving de wind uit de zeilen worden genomen.

Het problematische bij de Duitse wetgeving is het naast elkaar bestaan van wetten en maatregelen. Terwijl verordeningen nog een zeker mate van legitimiteit kunnen bezitten, is dit bij een maatregel niet het geval. Deze tweedeling van het recht in de NS-staat wordt in de literatuur gekenmerkt door het concept van de

Doppelstaat (E. Fraenkel). Met wetten, die feitelijk onrecht beogen zonder direct

(5)

rekening gehouden. Een voorbeeld van een dergelijke wet is de beruchte verorde-ning nr. 80 van 31 juli 1940, gericht op dierenbescherming, maar feitelijk een antisemitische maatregel, omdat het rituele slachting verbiedt. Dit principe, dat een verordening een geheel ander doel heeft dan uit de rechtsvoorschriften zelf is op te maken, komt veelvuldig in de Duitse wetgeving in Nederland voor.

Bovendien is het grensgebied tussen verordening en maatregel bewust niet sterk afgebakend. Hierdoor krijgt de bezetter een nog grotere greep, en dus meer macht, op de burger in de samenleving. Deze wordt namelijk enerzijds bedreigd door onrechtmatige maatregelen, die ad hoc kunnen worden geproduceerd, en anderzijds in bedwang gehouden door reguliere wetten.

De NS-staat presenteert zich naar buiten toe in haar wetgeving als een tra-ditionele rechtsstaat, maar kan zich tegelijkertijd permitteren onrechtmatige maatregelen te verkondigen. Doordat de wil van de Führer (Führerwille) als nieuwe rechtsidee wordt gebruikt, is het rechtsstelsel dynamisch, flexibel en op elk moment in staat nieuwe elementen aan het recht toe te voegen. Door deze mogelijkheden bepaalt de macht de inhoud van het recht. Wetgeving is hierbij slechts een instrument zonder morele noties, dat ertoe dient politieke doelstellin-gen te verwezenlijken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

Flemish Sign Language (Vlaamse Gebarentaal, VGT) German Sign Language (Deutsche Gebärdensprache, DGS) Greek Sign Language (GSL). Indo-Pakistani Sign Language (IPSL) Irish Sign

“Structures of possession and existence in Catalan Sign Language (LSC).” In: Possessive and existential constructions in sign languages (Sign language typology series no.

Because of the scarcity of research into Arab sign languages, Chapter 2 is devoted to placing LIU in its wider regional perspective, by presenting the results of a lexical

Over het algemeen vertonen simultane constructies in LIU veel overeenkomsten met andere gebarentalen, zowel in vorm als in functie, maar er zijn ook een aantal complexe structuren

Her main task was to describe the grammar of Jordanian Sign Language with the aim of making local teachers and other professionals more aware of the differences between the grammar

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of