• No results found

Islamitische radicalisering onder jongeren : een systematische literatuur review over rekruteren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Islamitische radicalisering onder jongeren : een systematische literatuur review over rekruteren"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RUNNING HEAD: Islamitische radicalisering onder jongeren 1

- Islamitische radicalisering onder jongeren -

Een systematische literatuur review over rekruteren

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Amsterdam, 12 juli 2016

Pauline Bijlemeer - 10673296 Begeleider: Inge Wissink

(2)

Islamitische radicalisering onder jongeren 2

Abstract

This study focusses on ‘home-grown’ Islamic radicalization amongst youth in Western countries. The main research question is: ‘what is known up to this moment in literature on the topic of recruiting youth for radical Islamic beliefs?’ This question is divided in several subtopics; course of the

recruiting process, techniques, features of the recruiter, locations and what recruiters are spotting for in youth. The design of this study is a systemic literature review of studies past the year 2010. The Critical Review Form has been used to define the studies (n = 25) in two categories, based on appreciation of the quality. The results point out that to understand radicalization it is necessary wto use an integrate model of theories about identity achievement, social influence, personal motives and context factors. The recruiting process is known to be a gradually process of increasing social

isolation, cohesion and indoctrination. There is little empirical evidence on features of the recruiters or offline technics that are being used. Online recruitment is faced in the form of digital propaganda by framing and the-foot-in-the-door-strategy. Recruiters play on the presence of feelings of frustration, grief and a lack of perspective among youth. It is therefore stated as a process of active recruitment. The use of internet fades the border between age appropriate exploration and hazardous radical behaviour. The conclusions of this research state that interventions need to target at improving the digital defensibility of youth. Follow-up research should be careful in defining what is meant with radical behaviour.

Keywords: radicalisation, recruitment, Islamic, home-grown

Samenvatting

Deze studie is gericht op ‘home-grown’ islamitische radicalisering onder jongeren in Westerse landen. De onderzoeksvraag is; ‘wat is er tot op heden in de literatuur bekend over het rekruteren van jongeren voor radicaal islamitisch gedachtegoed?’. Deze vraag is opgedeeld in diverse deelonderwerpen; het verloop van het rekruteringsproces, technieken, kenmerken van rekruteurs, locaties en waar rekruteurs op spotten bij jongeren. Het onderzoeksdesign is een systematische literatuur review van studies vanaf het jaar 2010. Het Critical Review Form is gebruik om de studies (n = 25) te verdelen in twee

(3)

Islamitische radicalisering onder jongeren 3

verklaren, een integratief model nodig is van theorieën over de identiteitsvorming, sociale

beïnvloeding, persoonlijke motieven en contextuele factoren. Het rekruteringsproces is een gradueel proces van toenemende sociale isolatie, cohesie en indoctrinatie. Er is weinig wetenschappelijke kennis over kenmerken van rekruteurs en offline technieken die worden gebruikt. Online rekrutering vindt plaats in de vorm van digitale propaganda door framing en the-foot-in-the-door-strategy. Rekruteurs spelen in op reeds aanwezige gevoelens van frustratie, leed en het gebrek aan perspectief onder jongeren. Het wordt derhalve aangeduid als een proces van actieve rekrutering. Door het gebruik van internet verschuift de grens tussen exploreergedrag passend bij de leeftijd en gevaarlijk radicaal gedrag. De conclusie van dit onderzoek stelt interventies gericht dienen te worden op de digitale weerbaarheid van jongeren. In vervolgonderzoek dient goed afgebakend te worden wat er wordt verstaan onder radicaal gedrag.

(4)

Islamitische radicalisering onder jongeren 4

Islamitische radicalisering onder jongeren: Een systematische literatuur review over rekruteren

Sinds de terroristische aanslagen in Parijs op 13 november 2015 en onlangs in Brussel op 22 maart 2016 is de berichtgeving in Nederlandse media ten aanzien van islamitisch geradicaliseerde jongeren geëxplodeerd. Op de aanslagen in Parijs volgde een klopjacht naar de daders in de Brusselse wijk Molenbeek, waar vrijwel alle nieuwsmedia veelvuldig over bericht hebben (De Volkskrant, 15 november 2015). De schok is groot dat een dergelijk netwerk met banden aan Islamitische Staat is ontsprongen binnen een Europese stad. In de Nederlandse media overheerst de vraag en vrees of dit ook in Nederland zou kunnen gebeuren. Men streeft er naar het fenomeen radicalisering te ontrafelen in de hang om er zoveel mogelijk invloed en controle over uit te oefenen. Deze scriptie tracht bij te dragen aan een systematisch overzicht van de literatuur over radicalisering, in het bijzonder over het rekruteren van westerse jongeren voor radicaal islamitisch gedachtegoed.

Allereerst ishet van belang om duidelijk uiteen te zetten wat binnen deze studie verstaan wordt onder radicalisering. Hiervoor wordt de volgende definitie aangehouden, die door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in de nota Van Dawa tot Jihad (2004) is gepresenteerd: “Het (actief) nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor (het voortbestaan van) de democratische rechtsorde, eventueel met het hanteren van ondemocratische methodes, die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde” (pp. 16). Waar radicalisering het ondersteunen en nastreven van extreem gedachtegoed omvat, verschilt dit van extremisme en terrorisme, waar de nadruk ligt op het plegen van gewelddadige acties1.

1 De definitie van terrorisme aangehouden door het ministerie van Veiligheid en Justitie: “Het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappij-ontwrichtende schade, met als doel maatschappelijk veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden” (https://www.nctv.nl/onderwerpen/tb/watisterrorisme/

(5)

Islamitische radicalisering onder jongeren 5

Hoewel het proces in veel gevallen een gradueel verloop kent, is het belangrijk om te beseffen dat een jongere die radicaliseert niet per definitie ook een terrorist is of zal worden (Feddes, Nickolson & Doosje, 2015). Het Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid stelt op de website dat aan terrorisme twee belangrijke processen voorafgaan, namelijk een proces van radicalisering en een proces van rekrutering.

Het proces van rekrutering wordt gezien als een belangrijke katalysator2 voor het radicaliseringsproces (Noppe & Hellinckx, 2011). Onderzoek naar zowel het radicaliserings- als het rekruteringsproces is relevant omdat het zeer ingrijpende gevolgen kan hebben wanneer de betreffende jongeren besluiten over te gaan tot terroristische daden (Doosje, Loseman & van den Bos, 2013). Het onderwerp brengt veel maatschappelijke onrust teweeg en de vraag naar maatregelen en interventies vanuit de Nederlandse overheid is groot. Echter staat het wetenschappelijk onderzoek naar het proces van radicalisering in de kinderschoenen en zijn er veel hiaten (Coolsaet, 2015). Het is een complex fenomeen om te doorgronden, een doelgroep die moeilijk in beeld te krijgen is en empirische kennis ontbreekt nog om

uitspraken te kunnen doen over oorzaak-gevolg trekkingen (Pels & De Ruyter, 2011). Interventies die door de overheid worden ingezet om radicalisering tegen te gaan zijn tevens moeilijk meetbaar te maken, waardoor effectiviteitsonderzoek uitblijft. Wat overblijft is een groei aan studies en artikelen met verschillende informatie waarvan de kwaliteit en

achtergrond vaak niet helder is. Een overzicht van wat er tot nu toe bekend is over het aspect rekruteren ontbreekt tot op heden, terwijl deze kennis belangrijke aanknopingspunten kan bieden om meer zicht te krijgen op hoe ‘homegrown’3 radicalisering zich ontwikkelt.

Om moslimradicalisering te kunnen begrijpen is de volgende zeer beknopte achtergrondkennis van de islam noodzakelijk. De islam kent diverse stromingen welke

2 Katalysator, in de huidige context; ‘een gebeurtenis in het leven van een persoon die het radicaliseringsproces

versnelt’ (Feddes, Nickolson en Doosje 2015).

3 Met ‘homegrown’ radicalisering wordt de radicalisering ‘op eigen bodem’ ofwel in West-Europa bedoeld,

(6)

Islamitische radicalisering onder jongeren 6

verschillen in interpretatie van de Koran en de mate van belijdenis, waaronder het sjiisme en salafisme (Meijer, 2009). De Jihad vormt een belangrijk onderdeel van de geloofspraktijk binnen de salafistische islam (Roex, Stiphout, & Tillie, 2010). Binnen deze stroming wordt de Jihad (‘de heilige oorlog’) gezien als islamitische verplichting om zowel te strijden ter

verbreiding van de islam, als ter verdediging bij een aanval of bedreiging van de islam (Roex et al., 2010). In de westerse samenleving wordt de Jihad opgevat als een gewelddadige strijd om een grensoverschrijdende moslimstaat (kalifaat) te verwezenlijken met invoering van de sharia, de islamitische wet. De salafistische beweging Islamitische Staat (IS) heeft in juni 2014 een kalifaat uitgeroepen en is sindsdien bezig met een gewelddadige opmars in Syrië en Irak (NOS, 29 juni 2014). In de media wordt veel bericht over de strijd die de internationale coalitie voert tegen IS en de wijze waarop IS propaganda voert voor de jihad (Leugering, 2016). Dergelijke propaganda kan negatieve emoties opwekken en als trigger in het

radicaliseringsproces werken (Feddes, Nickolson, & Doosje, 2015). In een studie van Roex, Stiphout, en Tillie (2010) komt naar voren dat met name salafistische organisaties in

Nederland inspelen op de behoeftes van jongeren in informatievoorziening over de islam en mogelijk een rol spelen in het radicaliseringsproces.

Het radicaliseringsproces wordt beschouwd als een psychologisch en sociaal proces (Bhui, Warfa, & Jones, 2014) waarin het individu zich (geleidelijk) steeds verder verwijderd van en zich keert tegen de samenleving. Het piramidale model van McCauley en Moskalenko (2008) en de theorie van Sageman (2004) worden veelvuldig geciteerd om aan te duiden dat radicalisering met name gestuurd wordt door socialiseringsprocessen en dat een selecte groep steeds verder extremer wordt in hun opvattingen en acties. Feddes et al. (2015) beschrijven in hun onderzoek de volgende indeling van het proces, waarvan wordt gesteld dat het een dynamisch proces is, wat niet rechtlijnig hoeft te verlopen. Fase 1 is de fase voorafgaand aan radicalisering, waarin wel een ‘gevoeligheid’ bij het individu aanwezig is. Fase 2 is de fase

(7)

Islamitische radicalisering onder jongeren 7

van ‘verkenning’, waarin jongeren actief op zoek gaan naar informatie over een bepaalde ideologie. Fase 3 is de fase waarin het ‘lidmaatschap’ aan een radicale groep centraal staat en het gedachtegoed zich steeds verder en extremer ontwikkeld. De laatste fase, fase 4, is het overgaan tot ‘acties’; mogelijk terroristische daden.

Feddes et al. (2015) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van triggerfactoren in bovenstaande fases van het radicaliseringsproces. Uit hun onderzoek blijkt dat triggers op individueel niveau, zoals problemen thuis, ervaringen met de dood, negatieve ervaringen met betrekking tot school, werk en en/of autoriteiten en detentie in de eerste fases doorslaggevend kunnen zijn. Dit komt overeen met bevindingen uit onderzoek van Doosje, Loseman, en van den Bos (2013). Hierin wordt ingezoomd op drie determinanten van radicalisering;

onzekerheid, ervaren discriminatie en ervaren bedreiging van de groep waartoe een individu behoort. In Pels en de Ruyter (2011) wordt de term ‘relatieve deprivatie’ gebruikt om gevoelens aan te duiden. Relatieve deprivatie wordt omgeschreven als een vorm van discriminatie gebaseerd op een sociale vergelijking; deze discriminatie kan daadwerkelijk plaatsvinden, of meer symbolisch, bijvoorbeeld door stigmatisering. Pels en de Ruyter (2011) achten het aannemelijk dat gevoelens van frustratie en onzekerheid, uitgelokt door relatieve deprivatie, er bij jongeren toe kan leiden dat zij elders zekerheid gaan zoeken, bijvoorbeeld in een radicale groepering.

Jongeren en adolescenten in de leeftijd van 15 tot achter in de 20 jaar lijken het meest vatbaar om te radicaliseren, met name allochtone jongeren (Pels & De Ruyter, 2011;

Slootman & Tillie, 2006). Hiervoor zijn verschillende verklaringen aan te dragen. Allereerst kan dit te maken hebben met de acculturatiestrategie van allochtone jongeren in de westerse samenleving. Deze jongeren behoren veelal tot de 2e en 3e generatie allochtonen, welke kampen met wrijving tussen verschillende culturen. Uit onderzoek blijkt dat allochtone jongeren die sterk gericht zijn op de meerderheidscultuur zich eerder gediscrimineerd voelen

(8)

Islamitische radicalisering onder jongeren 8

(Doosje et al., 2013). Het ervaren van discriminatie is één van eerdergenoemde de determinanten van radicalisering.

Naast de culturele afkomst lijkt ook de leeftijd van invloed. Uit recent onderzoek naar de hersenontwikkeling van jongeren is gekomen dat het brein van jongeren tot het 23ste jaar nog vol op in ontwikkeling is (Crone, 2012). De prefontale cortex, het gebied wat onder andere betrokken is bij de impulsbeheersing en sociaal gedrag heeft het langst nodig om te rijpen. De combinatie van een zeer actief emotioneel systeem en het nog niet goed kunnen remmen van hun gedrag, maakt dat jongeren vaak impulsieve beslissingen nemen op zoek naar spanning (Crone, 2012). Vanwege de ontwikkelingen in hun hersenen lijken zij niet in staat om tijdig stil te staan bij de gevolgen van hun handelen, dan wel op tijd bij te sturen. Dit kan een verklaring bieden voor wat in de literatuur ‘de groep ‘identiteitszoekers’ wordt genoemd; de jongeren die radicaliseren vanuit het motief dat zij op zoek zijn naar spanning en sensatie (Feddes et al., 2015).

Een derde verklaring vloeit voort uit een groep jongeren die vanwege andere motieven radicaliseert; de zogenoemde ‘identiteitszoekers’ (Feddes et al., 2015). Deze term wordt gebruikt voor de jongeren die bij een extremistische groepering zijn aangesloten uit de behoefte om een gezamenlijke identiteit te verkrijgen. In de adolescentiefase staan jongeren voor de ontwikkelingsopgave om zich een eigen identiteit te vormen en intieme relaties op te doen (Erikson, 1993). In deze fase maken zij zich los van ouders zoeken zij erkenning en aansluiting bij belangrijke anderen (Crone, 2012; Gorrese & Ruggieri, 2012). De invloed van ouders op het gedrag neemt gedurende de adolescentie meer af en leeftijdsgenoten (peers) worden juist steeds invloedrijker (Goldstein, Davis-Kean, & Eccles, 2005). Dit maakt dat jongeren in de adolescentiefase zeer gevoelig zijn voor sociale beïnvloeding en derhalve ook het meest gevoelig voor de ‘cognitieve opening’ in het radicaliseringsproces (Wiktorowicz, 2004). Met de cognitieve opening de overgang van fase 1 naar fase 2 bedoeld, waarin

(9)

Islamitische radicalisering onder jongeren 9

jongeren met vragen ten aanzien van de identiteitsvorming worden voorzien in antwoorden en beïnvloed worden door radicaliserende anderen, zoals rekruteurs.

Bovenstaande verklaringen maken duidelijk dat jongeren om diverse redenen gevoelig zijn om te radicaliseren. Gezien de toenemende invloed van belangrijke anderen, bijvoorbeeld rekruteurs, zijn de volgende onderzoekersvragen ten aanzien van het rekruteringsproces opgesteld. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt; ‘Wat is er tot op heden in de literatuur bekend over het rekruteren van jongeren voor radicaal-islamitisch gedachtegoed?’. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen hoe het rekruteringsproces in zijn werk gaat, zullen de volgende aspecten in de deelvragen in kaart gebracht worden; ronseltechnieken, locaties, kenmerken van de rekruteurs en waar rekruteurs hun slachtoffers op selecteren. Overigens worden in deze studie de termen rekruteren en rekruteurs aangehouden; in dit verband kan ook over ronselen gesproken worden.

Huidig onderzoek bestaat uit een systematische literatuur review van de aanwezige studies. Het merendeel van de literatuur over radicalisering bestaat uit kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek is uitermate geschikt om ingewikkelde fenomenen, zoals radicalisering, te ontrafelen, mits gedegen uitgevoerd (Jones, 2007). Voor de beoordeling van de kwaliteit en validiteit van kwalitatief onderzoek zijn de laatste jaren steeds meer hulpmiddelen ontwikkeld (Jones, 2007). Hiermee is het mogelijk om bias in onderzoek beter te identificeren en te voorkomen dat er onjuist conclusies overgenomen worden (Burls, 2009). In een systematische review wordt op kritische en transparante wijze een overzicht aangelegd van het meest

betrouwbare bewijs tot dat moment over een bepaald onderwerp. Dit maakt dat systematische reviews de laatste tijd steeds meer in opkomst zijn en opklimmen in de hiërarchie wat betreft waardering van kwalitatieve studies (Daly et al., 2007).

De resultaten van dit onderzoek kunnen op meerdere gebieden een bijdrage leveren in de strijd tegen radicaliserende jongeren. Enerzijds ontstaat er een zo volledig mogelijk

(10)

Islamitische radicalisering onder jongeren 10

overzicht over rekruteren, wat door andere onderzoekers gebruikt kan worden als basis in vervolgonderzoek naar bijvoorbeeld specifieke ronseltechnieken. Anderzijds biedt het onderzoek aanknopingspunten voor overheid, politie, en beleidsmakers op het gebied van welke locaties en welke jongeren in trek zijn voor ronselaars. Met name dit laatste kan het inzicht vergroten in welke jongeren risico lopen om benaderd te worden door ronselaars en wat er nodig is om deze risicogroep weerbaar te maken, dan wel te beschermen tegen ronselaars. Mogelijk dat de informatie uit dit onderzoek kan bijdragen aan de

doorontwikkeling van preventieve maatregelen en interventies, zowel landelijk als plaatselijk binnen gemeentes en scholen.

Methode

Huidige onderzoek bestaat uit een systematische literatuur review. Om de

dataverzameling en het selectieproces van studies zo transparant mogelijk te maken, zijn de vijf stappen uit het artikel van Khan et al. (2003) aangehouden. Stap 1 betreft de afbakening van het onderzoeksgebied, waaruit onderstaande onderzoeksvragen zijn opgesteld. De hoofdvraag is als volgt geformuleerd; wat is er tot op heden in de literatuur bekend over het rekruteren van jongeren voor radicaal-islamitisch gedachtegoed? Daarbij zijn de volgende deelvragen gesteld, om verschillende aspecten over rekrutering in beeld te krijgen: 1. Welke technieken worden gebruikt om jongeren te rekruteren voor radicaal-islamitisch

gedachtegoed? 2. Hoe verloopt het proces van rekruteren? 3. Wat zijn kenmerken van rekruteurs? 4. Welke locaties worden gebruikt om te ronselen? 5. Waar worden jongeren op geselecteerd door rekruteurs?

Dataverzameling

Stap 2 uit het artikel van Khan et al. (2003) heeft betrekking op de selectie van studies, de dataverzameling van dit onderzoek. De volgende manieren zijn gebruikt om de literatuur te

(11)

Islamitische radicalisering onder jongeren 11

verwerven; 1) online databasestudie, 2) via referentielijsten (de ‘sneeuwbalmethode’), 3) citaten en 4) het aanschrijven van onderzoekers op dit gebied.

Allereerst zijn de volgende online databases geraadpleegd: Google.scholar, CataloguePlus (Universtiteit van Amsterdam), Sociological abstracts, International Encyclopedia of the Social and Behavoiral Sciences, Emerging trends in the Social and Behavorial Sciences, National Criminal Justice. De specifieke databases zijn uitgekozen op relevante discipline; sociologie, psychologie, criminologie en forensische wetenschappen. De volgende combinaties zoektermen zijn ingevoerd om relevante studies te achterhalen.

Nederlandse zoektermen: ‘Ronselen’ OR ‘Rekruteren’ OR ‘Werven’ OR ‘Aantrekken’ AND ‘Moslim’ OR ‘Islam’ OR ‘Jihad’ AND 'Radicalisering’ OR ‘Extremisme’ OR ‘Terrorisme’. Engelse zoektermen: ‘Recruiting’ OR ‘Recruit’ OR ’Attract’ OR ‘Indoctrination’ AND ‘Muslim’ OR ‘Isam’ OR ‘Jihadism’ OR ‘Jihadi’ AND ‘Radicalism’ OR ‘Radicalization’ OR Extremism’ OR ‘Terrorism’. Binnen een aantal zoekmachines is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om via de toevoeging van een sterretje alle afleidingen van een beginterm te

zoeken4. Wegens een grote hoeveelheid aan zoekresultaten (met name binnen Google Scholar) is het nodig geweest de zoektermen aan te scherpen. Er is voor gekozen om de zoektermen ‘IS’ OR ‘ISIS’ OR ‘Islamitische Staat’ AND ‘Europe’ OR ‘Western’ toe te voegen, om de zoekresultaten zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de meest recente situatie. Derhalve is ook een tijdsfilter aangebracht en zijn alleen studies vanaf 2010 meegenomen in deze review.

Naast de zoektocht binnen online databases zijn ten tweede de referentielijsten van de gevonden resultaten gescreend op relevante aanvullende studies. Ook zijn de Database Web of Science en Google Scholar gebruikt om via citaten verwante literatuur te achterhalen. Tot slot is op basis de geselecteerde studies een overzicht gemaakt van onderzoekers die veel

4 Bijvoorbeeld; ingevulde zoekterm ‘radical*’ in online database CataloguePlus, omvat ‘radicalisering’,

(12)

Islamitische radicalisering onder jongeren 12

hebben gepubliceerd ten aanzien van het onderzoeksgebied. Er is getracht om

contactgegevens te achterhalen waarna een email is verstuurd met het verzoek om relevante literatuur (bijvoorbeeld nog niet gepubliceerde studies) over rekruteren voor radicaal-islamitisch gedachtegoed te sturen, zie ook bijlage 1. Er zijn in totaal 9 onderzoekers

aangeschreven. Na een eenmalige herinnering, tevens per email, zijn er 6 reacties gekomen; zonder nieuwe input. De volgende exclusiecriteria zijn gehanteerd om enkel

wetenschappelijke studies in het overzicht mee te nemen; geen journalistieke artikelen, interviews met experts in de media of opinieartikelen.

Instrumenten

Stap 3 uit het artikel van Khan et al., (2003) heeft betrekking op het beoordelen van de kwaliteit van de kwaliteit van de studies. Er is gekozen om gebruik te maken van het Critical Review Form – Qualitative Studies, Version 2.0 (zie bijlage 2) ontleend aan Letts e.a., (2007). Het Critical Review Form is ontwikkeld om uitspraken te kunnen doen over de

betrouwbaarheid en validiteit van kwalitatieve studies. Het formulier bestaat uit een aantal kadervragen welke inzoomen op de verschillende onderdelen van wetenschappelijk onderzoek, als achtergrondliteratuur, onderzoeksdesign en dataverzameling. De vragen kunnen beantwoord worden middels verschillende gesloten antwoordcategorieën. Een voorbeeld van een kadervraag in de categorie data-analyse: strengheid van de analyse

(analytic rigour), data-analyses zijn inductief? Met als bijbehorende antwoordmogelijkheden;

ja, nee, niet geadresseerd. Op het formulier is ruimte aanwezig om per onderdeel een

toelichting te noteren op basis waarvan het antwoord gegeven.

De kadervragen ten aanzien van de ‘overall rigour’, bestaande uit geloofwaardigheid, overdraagbaarheid, betrouwbaarheid en controleerbaarheid, zijn bepalend geweest voor de verwerking van de studie in het overzicht. De studies waarbij alle bovenstaande categorieën positief zijn beoordeeld, hebben in het literatuuroverzicht meer gewicht toegekend gekregen.

(13)

Islamitische radicalisering onder jongeren 13

Voor een aantal (type) studies bleek het Critical Review Form ongeschikt ter beoordeling, bijvoorbeeld een monografie en een essay. Deze studies zijn door de onderzoeker beoordeeld op basis van de onderzoeksvragen, opzet, limitaties beschreven in de discussie, kwaliteit van de referenties en overige publicaties van de onderzoekers. Figuur 1.0 bevat een PRISMA-diagram om het proces van selectie en analyse weer te geven (Moher et al., 2009).

Figuur 1.0: PRISMA diagram van dataverzameling en selectieproces

studies, bewerkt van “Preferred Reporting Items for Systematic Reviews of Meta -Analyis: The PRISMA Statement,” door D. Moher,A. Liberati, J. Teztlaff, D. G. Altmann, The PRISMA group, 2009.

Op basis van de algehele beoordeling zijn de 27 studies in deze review onderverdeeld in twee verschillende categorieën, 1) kwalitatieve/ kwantitatieve studies met positieve

beoordeling aan de hand van het Critical review Form en overige studies met positieve beoordeling en 2) studies met een matige beoordeling. Tabel 1 en tabel 2 bevatten een weergave van alle studies uit het overzicht onderverdeeld in de categorieën.

(14)

RUNNING HEAD: Islamitische radicalisering onder jongeren 1

Tabel 1

Studies met een positieve beoordeling op het Critical Review Form of overige studies met een positieve beoordeling

Auteur Jaar Titel Type Design

Bakker, E. 2014 EU counter radicalization .. Kwalitatief Literatuur review

Cannata, K. 2014 Jihad in the global village … Kwantitatief Content analyse

Coolseat, R. 2016 Facing the fourt foreign fighter ... Kwalitatief Fenomenologie Dechesne, M. & Veer, J. 2010 Criminaliteit in relatie tot … Kwalitatief Review + casestudy Dragon, J. 2015 Western foreign fighters in Syria … Mixed method Review + casestudy

Hofmann, D. 2015 Quantifying and qualifying … Mixed method Theoretisch framework

Pauwels et al. 2014 Explaining and understanding the .. Mixed method Review + survey

Ponsears et al. 2010 Onderzoeksrapport polarisering … Mixed method Review + meta-analyse + interviews Ramswell, P. 2014 The utalization of grievance as a … Mixed method Review + interviews + survey + polls Veldhuis et al. 2010 Terroristen in detentie: Evaluatie .. Mixed method Review + focusgroep + interviews

(15)

Islamitische radicalisering onder jongeren 15 Tabel 2 Studies met een matige beoord eling op het Critical Review Form of overige studies met een matige beoord eling

Auteur Jaar Titel Type Design

Chatfield et al. 2015 Tweeting propaganda, … Kwantitatief Content analyse

Farwell, J. 2014 The media strategy of ISIS Beschouwing Review (lit. + web data)

Gates, S. & Podder, S. 2015 Social media, recruitment, … Beschouwing Review (lit + web data)

Gaub, F. 2016 The cult of ISIS Beschouwing Essay

Gaudagno et al. 2010 Social influence in the online … Beschouwing Literatuur review Gendron, A. 2016 The call to jihad: Charismatic … Beschouwing Literatuur review Karagiannis, E. 2013 Transnational islamist network … Beschouwing Literatuur review

Mulcahy et al. 2013 The radicalization of prison … Beschouwing Overview

Musa, S. & Bendett, S. 2010 Islamic radicalization in the … Kwalitatief Casestudy

Nilsson, M. 2015 Foreing fighters and the … Kwalitatief Interviews

Peresin A., & Cervone A. 2015 The western Muhajirat of ISIS Kwalitatief Review + content analyse

Pooley, E. 2015 A new sisterhood: The allure of … Kwantitatief Content analyse

Museeuw, E. 2015 De weg naar gewelddadig .. Kwalitatief Literatuur review

(16)
(17)

RUNNING HEAD: Islamitische radicalisering onder jongeren 1

Stap 4 van de systematische literatuur review betreft het samenvatten van de resultaten van de studies (Khan et al., 2003). Voor het analyseren van de data heeft een circulair proces plaats gevonden (Boeije,2005). Allereerst zijn na een verkennende screening de belangrijkste resultaten uit de studies gegenereerd in één groot werkdocument. Vervolgens is de informatie in dit werkdocument gecodeerd op de volgende onderwerpen, welke overeenkomen met de deelvragen; technieken, verloop van het proces, kenmerken van rekruteurs, locaties, en kenmerken van de jongeren. Hierop volgend is een nieuwe, verdiepende analyse gemaakt om veel voorkomende thema’s binnen deze deelonderwerpen te clusteren. In de resultaten zal inhoud van de studies per deelvraag worden behandeld. De laatste stap (stap 5) betreft het interpreteren van de resultaten, wat in de discussieparagraaf vorm zal krijgen.

Resultaten

Deelvraag 1: Welke technieken worden gebruikt om jongeren te rekruteren?

In de geselecteerde literatuur kwamen verschillende technieken herhaaldelijk aan bod wat betreft technieken die worden gebruikt om jongeren te rekruteren. Vrijwel het grootste gedeelte van studies richtte zich op de wijze waarop internet wordt ingezet om jongeren op te roepen voor de Jihad. Berichtgeving van IS op internet werd beschouwd als

propagandamiddel. Hieronder zullen verschillende strategieën worden toegelicht. Om een zo groot mogelijk publiek te bereiken worden beelden over tekst geprefereerd door IS (Gates & Podder, 2015) en worden boodschappen vertaald of gesproken in Westerse talen, met name in het Engels (Cannata, 2014; Gates & Podder, 2015; Gendron, 2016; Farwell, 2014). Farewell (2015) en Gates en Podder (2015) maakten in hun beschouwende artikelen naar de

mediastrategie van IS gebruik naast wetenschappelijke stukken gebruik van opiniestukken uit de media en voorbeelden van sociale media. Zij rapporteerden, dat IS gebruik maakt van de combinatie van angstaanjagende, gewelddadige terreurbeelden en ogenschijnlijk ontspannen

(18)

Islamitische radicalisering onder jongeren 18

en warme beelden van strijders. De positieve beeldvorming van jihad strijders in het

oorlogsgebied wordt verder doorgetrokken in de tactiek om IS (bij voorkeur 24 uur per dag) vooral als winnende en groeiende strijdmacht profileren (Bakker, 2015; Coolseat, 2016; Gaub, 2016; Farwell, 2015). In de studie van Gaub (2015) naar de overeenkomsten tussen een cult en IS werd beschreven dat de situatie in het kalifaat neergezet als een soort utopia, waar cohesie en sociale bonding hoogtij vieren. Zo worden jihad strijders neergezet als een

‘brotherhood of light’. Gendron (2016) voegde toe dat het avontuurlijke karakter van de jihad wordt uitgedragen door imams, door de nadruk te leggen op de spanning en sensatie om deel te nemen aan levensveranderende gebeurtenissen.

Ook in twee studies door Peresin en Cervone (2015) en Pooley (2015) naar de deelname van westerse vrouwen aan de jihad kwam positieve beeldvorming naar voren als propagandatechniek. Pooley (2015) bestudeerde de inhoud van tweets en posts van 8 Britse vrouwen die uit eigen beweging naar IS gebied zijn getrokken. Zij vond in deze data veel foto’s van vrouwen die leven in gebied waar IS heerst. De beelden lieten dagelijkse bezigheden zien (voorbeelden uit Peresin & Cervone, 2015; koffie drinken, eten in een restaurant, koken) en selfies met hun getrouwde strijders. Peresin en Cervone (2015) gaven een overzicht van bronnen uit de media, gecombineerd met historische, wetenschappelijke bronnen. Zij vonden dat berichten op social media bij voorkeur worden geplaatst door westerse vrouwen die zelf zijn gerekruteerd en overgekomen. In beiden artikelen kwam naar voren dat de rol van de vrouw in het stichten van het kalifaat als zeer betekenisvol wordt neergezet; vrouwen worden opgeroepen om naar het kalifaat te trekken om te huwen, de mannen te ondersteunen in de strijd en kinderen te baren. Echter, de berichten en foto’s lijken een ideaalbeeld te moeten schetsen gezien het leven onder de sharia wetgeving in de praktijk een stuk strenger en harder is, aldus een aantal voorbeelden van teruggekeerde vrouwen uit het artikel van Peresin en Cervone (2015).

(19)

Islamitische radicalisering onder jongeren 19

Naast deze positieve (utopische) beeldvorming als propagandatechniek, kwam in veel artikelen naar voren dat een Apocalyptisch wereldbeeld door IS wordt neer gezet op het internet (Gaub, 2016; Gendron, 2016; Hofmann, 2015; Pooley, 2015). Gaub (2016) beschreef dat IS het einde der tijden pretendeert om geweld te legitimeren en uit te leggen dat er niet naar vrede wordt gestreefd. Hofmann (2015) en Gendron (2016) beschouwden het uitdragen van de Apocalypse als een techniek om het charismatisch leiderschap te versterken. Door over de Apocalyse als ideologie te prediken wordt een gevoel van urgentie om te strijden en

elitevorming gecreëerd.

Een andere propagandastrategie waar IS gebruik van maakt, is de ‘framing techniek’. In meerdere studies werd deze communicatietechniek aangehaald om weer te geven hoe IS op aanwezige frustraties van jongeren in speelt en hen een collectieve identiteit voor houdt (Cannata, 2014; Dragon, 2015; Museeuw, 2015; Nilsson, 2015; Pauwels et al., 2014; Teich, 2015). De framing techniek wordt toegepast door persoonlijk leed neer te zetten als

groepsleed. Groepsleed wordt gebruikt om politieke standpunten te maken, bijvoorbeeld in haatpreken, aldus in Ponsears et al. (2010). Zo worden buitenlandse burgeroorlogen of belangrijke wereldgebeurtenissen op zo’n manier uitgedragen dat het een bedreiging vormt voor de transnationale identiteit als moslim, de ummah (Bakker, 2015; Gendron, 2016, Nilsson, 2015, Pooley, 2015). Ramswell (2014) heeft een mixed-method onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van leed als middel om te rekruteren, aan de hand van zowel historische als recente voorbeelden afkomstig uit literatuur en interviews, in combinatie met kwantitatieve data afkomstig uit relevante enquêtes en politieke polls. Uit dit onderzoek kwam dat Islamitische terroristen veelvuldig gebruik maken van zowel hedendaags leed, als leed uit de geschiedenis om te rekruteren en geweld te legitimeren. Ook Pauwels et al. (2014) hebben een omvangrijk mixed-method studie uitgevoerd; aan de hand van literatuur is een integratief model van radicalisering en het gebruik van nieuwe sociale media opgesteld, dit

(20)

Islamitische radicalisering onder jongeren 20

model is middels empirisch onderzoek getest via zelfrapportagevragenlijsten en

semi-gestructureerde interviews met jongeren. Uit het onderzoek kwam onder meer dat het framen van groepsleed bijdraagt aan het creëren van afstand tussen groepen en potentiële groepsleden in de richting van een positieve collectieve identiteit kan duwen. Cannata (2014) heeft

onderzoek gedaan door een content analyse uit te voeren naar propaganda van terroristische Islamitische groeperingen, zowel transcripten van beeldmateriaal, extremistische digitale magazines en artikelen. Cannata (2014) maakte hierbij gebruik van de theorie van Bandura over morele onthechting binnen terroristische organisaties. Morele onthechting gaat over de rechtvaardiging van gedrag (naar anderen) dat niet past bij de eigen normen en waarden; Bandura heeft 8 psychosociale mechanismes onderscheiden die voor morele onthechting kunnen zorgen. De data in het onderzoek van Cannata zijn geanalyseerd aan de hand van de 8 psychosociale mechanismes. Uit het onderzoek kwam naar voren dat IS meer dan andere groeperingen gebruik maakt van de volgende mechanismes; eufemistisch taalgebruik om het handelen minder kwalijk te laten lijken, verschuiven van de verantwoordelijkheid,

bagatelliseren van de consequenties en dehumanisatie (Cannata, 2015). Alle mechanismes van morele onthechting dragen bij aan het vormen van een collectieve identiteit, een ‘wij versus zij’- mentaliteit en het legitimeren van geweld tegen Westerse machten, aldus ook gevonden in andere studies (Chatfield, Reddick & Brajawidagda, 2015; Coolseat, 2016; Gaub, 2016; Pauwels et al., 2014).

Slechts een aantal studies gingen in op verklaringen waarom rekrutering en propaganda over het internet zo succesvol lijkt te zijn. Gaudagno, Lankford, Muscanell, Okdie en McCallum, (2010) haalden in hun literatuur review naar online rekrutering de sociale beïnvloedingstheorie aan om te beschrijven welke tactieken worden toegepast door terroristische groeperingen. Ze omschreven de ‘foot-in-the-door strategie’ als manier om via aanvankelijk kleine verzoeken aan potentiële rekruten vervolgens steeds omvangrijker en

(21)

Islamitische radicalisering onder jongeren 21

riskantere opdrachten neer te leggen. Op internet is een dergelijk proces ingebouwd, waarop individuen die interesse tonen op een algemene (extreme) website, als volgende stap toegang kunnen krijgen tot exclusiever materiaal en lidmaatschap. Om de loyaliteit te testen, kunnen via het internet kleine verzoeken worden gedaan, zoals het versturen van een e-mail of posten van een bericht. Als laatst wordt van rekruten ook aanwezigheid bij face-to-face meetings vereist (Gaudagno et al., 2010). Gaudagno et al. (2010) gaf als verklaring dat jongeren door gebrek van internet sneller lijken te radicaliseren, dat het internet zo veel anonimiteit biedt dat het kan leiden tot de fenomenen ‘depersonalisatie’ en ‘deïndividuatie’; respectievelijk een staat waarin de eigen identiteit en realiteit is verdwenen en een staat waarin individuele (en morele) remmingen ten aanzien van risicovol gedrag lijken af te nemen. Ook legde Museeuw (2015) uit dat door de anonimiteit op internet, een lagere drempel voor jongeren aanwezig is om te exploreren door extremistisch materiaal te bekijken en contact te leggen met

gelijkgestemden. Dit laatste werd overigens door een groot deel van de studies benoemd als werkzaam element in het rekruteringsproces (Gaub, 2016; Gendron, 2016; Musa & Bennet, 2010; Pauwels et al., 2014; Ponsears et al., 2010).

Er kan gesteld worden dat er inmiddels veel onderzoek gedaan wordt naar de inzet van propaganda op internet als techniek om jongeren te rekruteren voor de jihad. De anonimiteit van het internet en het gemakkelijk kunnen benaderen van gelijkgestemden worden als veelgenoemde verklaringen gegeven voor wat maakt dat online propaganda effectief lijkt. Veel minder informatie, vrijwel geen binnen dit literatuuroverzicht, is bekend over hoe jongeren offline worden gerekruteerd.

Deelvraag 2: Hoe verloopt het proces van rekruteren?

Het proces van rekrutering werd in veel studies verklaard aan de hand van diverse (veelal elkaar overlappende) theorieën uit de sociale wetenschap; zoals de sociale

(22)

Islamitische radicalisering onder jongeren 22

beïnvloedingstheorie (Gaudagno et al., 2010), de social movement theorie (Teich, 2015), sociale cognitieve theorie (Cannata, 2014) en de sociale leertheorie (Dragon, 2015). Een aantal studies stelde dat het proces van radicalisering in de basis een sociaal fenomeen of socialiseringsproces is (Coolseat, 2016; Gaudagno et al., 2010; Nilsson, 2016; Ramswell, 2015). Het mechanisme van peer pressure, met name beïnvloeding door leeftijdsgenoten en directe contacten (familieleden, buurtgenoten), wordt beschouwd als één van de belangrijkste pullfactoren waardoor jongeren radicaliseren (Coolseat, 2016; Museeuw, 2015; Ponsears et al., 2010). Coolseat (2016) beschouwde radicalisering zelfs als een sociale hype en Dragon (2015) stelde dat om jongeren daadwerkelijk te mobiliseren voor de jihad beïnvloeding door proximale netwerken cruciaal is. Andere studies legden het accent in het rekruteringsproces meer op het element van identiteitsvorming (Karagiannis, 2013; Pooley, 2015; Ramswell, 2014). Zo stelde Ramswell (2014) dat het rekruteringsproces intrinsiek gestuurd wordt door vragen over identiteit. In het artikel van Karagiannis (2013) werd toegelicht dat het

transnationale islamitische netwerk dat door IS gepromoot wordt, met name bijdraagt aan het vormen van een collectieve identiteit voor westerse jihadstrijders.

Echter, in een aantal recente studies kwam duidelijk de stelling naar voren dat uitsluitend sociale theorieën of theorieën over de identiteitsvorming onvoldoende verklaring bieden voor het fenomeen radicalisering. De studies van Bakker (2015), Pauwels et al., (2014) en Ponsears et al., (2010) zijn kwalitatief goed beoordeeld en gaven een omvangrijk overzicht aan informatie ten aan zien van verklarende mechanismes. Uit bovenstaande studies kwam naar voren dat een geïntegreerd model nodig is, waarin verschillende theorieën ten aanzien van identiteitscrisis, persoonlijke motieven, sociale beïnvloeding én omgevingskenmerken gecombineerd worden. In de studie van Ponsears et al. (2010) is een dergelijk model geformuleerd. Het betreft een geïntegreerd piramidaal model waar omgevingskenmerken,

(23)

Islamitische radicalisering onder jongeren 23

bijvoorbeeld incidenten in de maatschappij, fenomenen als polarisatie en stigmatisering, een voedingsbodem kunnen vormen voor een proces van rekrutering en radicalisering.

Ten aan zien van het verloop van het rekruteringsproces leek overeenstemming tussen de studies dat er sprake is van een gradueel proces dat samengaat met een toenemende staat van radicalisering (Ponsears et al., 2010). Qua terminologie werd in de meeste studies de aanduiding uit het rapport van de AIVD uit 2002 aangehouden. Wel werden verschillende beschrijvingen voor de fases gehanteerd. Hieronder volgt per fase een overzicht hoe deze fase in verschillende studies beschouwd wordt. Allereerst de fase van ‘spotten’, aldus zo genoemd in Dragon (2015), Mulcahy et al. (2013), Museeuw (2015), Pauwels et al. (2014) en Ponsears et al. (2010). In deze fase is volgens Museeuw (2015) bij de potentiële rekruut een gevoel van ontevredenheid aanwezig en worden zij sympathisant of volger van extremistische ideeën, wat kan uitmonden in een vertrouwensbreuk met de maatschappij. Gaudagno (2014) stelde dat in deze fase via sociale media de eerdergenoemd foot-in-the-door strategie wordt ingezet. Ook Gaub (2016), Musa en Bendett (2010) en Ponsears et al. (2010) stelden dat virtueel het eerste contact wordt gelegd en wordt geïnvesteerd in een vertrouwensband. Gendron (2016) gebruikte de term ‘grooming’ om deze fase te omschrijven. Dragon (2015) noemde dat bepaalde ‘gatekeepers’ actief zijn op internet om in de gaten te houden wie op de radar verschijn. Gaub (2015) gaf als voorbeeld dat een post of like een individu op de radar van een rekruteur kan zetten. Ook in Pauwels et al. (2014) werd beschreven dat deze fase bestaat uit het volgen en exploreren van een ideologie.

De tweede fase is ‘isolatie’ en ‘indoctrinatie’, waarin identificatie met de

extremistische groep centraal staat. In de Museeuw (2015) werd deze fase aangeduid door het legitimiteitsconflict, welke wordt opgevolgd door een legitimiteitscrisis. Diverse technieken, veelal bij deelvraag 1 al beschreven, worden ingezet om een proces van cohesie en collectieve identiteitsvorming te stimuleren. Ponsears et al. (2010) haalden een model van Mogghadam

(24)

Islamitische radicalisering onder jongeren 24

aan om te beschrijven hoe gefaseerd een gezamenlijke vijand wordt gecreëerd waarna een proces van sociale categorisatie en psychologische afstand wordt ingezet. Ook andere studies onderschreven het groepsdenken in wij versus zij categorieën, groepspolarisatie, ofwel ingroup/outgroup dynamiek (Coolseat, 2016; Museeuw, 2015; Pauwels et al., 2014). In deze fase worden rekruten ook letterlijk ontmoedigd om contact met naasten te onderhouden en dienen zij zich te conformeren aan de groep en deze groep tegen bedreiging van buitenaf te beschermen (Bakker, 2015; Gendron, 2016; Pauwels et al., 2014).

Als laatste staat de fase van ‘afronding’ centraal, waarin eventueel plannen voor een terroristische aanslag worden bereid. In Ponsears et al. (2010) stond beschreven dat rekruten bij voorkeur worden geherlocaliseerd om hen nog verder te isoleren. Verschillende studies beschreven zogenoemde trainingskampen, waarin rekruten worden ingelijfd en klaar gemaakt om te strijden (Gates & Podder, 2016; Ponsears et al. 2010). De sociale isolatie zorgt ervoor dat rekruten psychologisch afhankelijk worden. In Nilsson (2015) en Ponsears et al. (2010) stond beschreven dat om de onderlinge solidariteit te bevorderen strijders elkaar verhalen vertellen. In deze fase lijkt het proces van indoctrinatie en groepsvorming ook extremere vormen aan te nemen, waarbij geweld en straffen, als uitsluiting (takfir), vernedering en eerverlies ingezet worden (Bakker, 2015; Gates & Podder, 2016; Nillson, 2015; Pauwels et al., 2014; Ponsears et al., 2010).

Opvallend is dat het merendeel van de studies uit gaat van actieve rekrutering. In de studie van Pauwels et al. (2014) werd rekrutering uitgelegd aan de hand van een twee-dimensioneel model. De eerste as behelst de twee uitersten, passieve en actieve rekrutering; de tweede as behelst bewust en onbewuste rekrutering. Actieve rekrutering gaat er van uit dat het individu (bewust of onbewust) reeds zelf op zoek is naar vervulling van zijn behoeftes, bijvoorbeeld door te exploreren wat een groepering of ideologie te bieden heeft. Ook de termen bottom-up rekrutering, actief engagement en zelfrekrutering worden veel aangehaald

(25)

Islamitische radicalisering onder jongeren 25

om aan te duiden dat het initiatief in het merendeel van de gevallen ligt in de rekruut zelf (Bakker, 2015; Gendron, 2016; Pauwels et al., 2014; Ponsears et al., 2010). In Ponsears et al. (2010) werd derhalve ook gesteld dat rekrutering gezien kan worden als katalysator in het radicaliseringproces, een manier om het proces te versnellen, maar niet als activator.

Er kan geconcludeerd worden dat een integratief model van theorieën over identiteitsvorming, sociale beïnvloeding, persoonlijke motieven en contextuele factoren gebruikt kan worden als verklarend mechanisme voor het rekruteringsproces. Er is overeenstemming over een gradueel verloop, waarin in de meeste gevallen sprake is van actieve rekrutering. Ondanks verschillende terminologie en net anders geformuleerde

invulling, lijkt een proces van toenemende sociale cohesie, isolatie en indoctrinatie zichtbaar.

Deelvraag 3: Wat zijn kenmerken van rekruteurs?

In het merendeel van de studies werd gesproken over charismatisch leiderschap als het gaat om eigenschappen van rekruteurs (Gaub, 2016; Hofmann, 2015; Museeuw, 2015;

Ponsears et al., 2010; Veldhuis, 2010). In de studie van Hofmann (2015) werd een theoretisch raamwerk geformuleerd om het construct charismatisch leiderschap in terroristische

organisatie te ontrafelen. Hofmann (2015) baseert het raamwerk op de theorie van Weber over legitieme dominantie, waarin charismatische autoriteit wordt verklaard aan de hand van de persoonlijkheid van een individu welke wordt verheven boven de normale mens en behandeld als bovennatuurlijk. Dit laatste wordt ook wel de ‘transcendent call’ genoemd. Belangrijk is daarin dat het de toegewijde volgers zijn die een persoon charismatisch leiderschap kunnen toekennen. In de studie zette Hofmann (2015) veertien indicatoren af tegen leiders van nieuwe religieuze bewegingen en terroristische organisaties. Daaruit kwam naar voren dat groepen onder leiding van een charismatisch leider een informele en vluchtige organisatiestructuur kennen, waarin prestige onder de groepsleden enkel is gebaseerd op sociale en affectieve

(26)

Islamitische radicalisering onder jongeren 26

nabijheid tot de leider. De leider heeft meestal een groep met vertrouwelingen om zich heen verzameld, welke actief zijn in het verspreiden van de boodschap, aldus Hofmann (2015).

Gendron (2016) poogde in een artikel de relatie tussen charismatisch leiderschap en het internet te ontrafelen. Hierin haalde hij tevens de theorie van Weber aan, maar stelt dat deze theorie is ontwikkeld vanuit een westers sociologisch kader. Met name het aspect van transcendentie behoeft een aanpassing om van toepassing te kunnen zijn binnen de culturele normen en waarden van een Islamitische gemeenschap. De term transcendentie verwijst naar de overtuiging dat een charismatisch leider of priester in staat is bovennatuurlijke

boodschappen te ontvangen. Binnen de Islam is alleen een profeet in staat om transcendent boodschappen te ontvangen. Het kenmerk van transcendentie derhalve dient aangepast te worden naar de imam die in staat zijn de wil van Allah te kunnen interpreteren en

overbrengen. Een ander kenmerk van rekruteurs dat genoemd wordt in het artikel is dat Islamitische priesters optreden als ‘mediator’ tussen de ideologische boodschappen van de leiders van de organisatie en het publiek (Gendron, 2016). De priester of imam ontleedt zijn charisma aan de manier waarop hij als motiverende spreker kan optreden en zijn sociale vaardigheden om anderen aan zich te binden. Door Peresin en Cervone (2015) werd daarbij gesteld dat rekruteurs veelal al lange tijd de Islam belijden en veel kennis over het geloof bezitten.

Naast charismatisch leiderschap werd nog een aantal andere kenmerken van rekruteurs in de literatuur onderkend. Karagiannis (2015) beschreef dat rekruteurs in sommige gevallen in het verleden zelf gevochten hebben en veelal geroemd worden voor hun moedige optredens en commitment voor de jihad. Ook in een overview van Mulcahy, Merrington en Bell (2013) naar radicalisering in gevangenissen werd beschreven dat een rekruteur kracht uit straalt; hoe meer kracht een rekruteur uitstraalt, hoe eerder een rekruut geneigd is om overstag te gaan. Daarbij werd door Mulcahy en anderen (2013) ook genoemd dat een rekruteur bij voorkeur

(27)

Islamitische radicalisering onder jongeren 27

een hechte relatie heeft met een rekruut. In Pauwels et al. (2014) werd beschreven dat

rekruteurs zich bij voorkeur profileren als persoonlijk mentor of groepsleider, aangezien deze rol in de beginfase van het radicaliseringsproces van groot belang is om het vertrouwen te winnen van potentiële rekruten. In Ponsears et al. (2015) stond beschreven dat

gevangenisimams kunnen optreden als rekruteurs, maar ook dat gevangenen zelf kunnen transformeren tot rekruteurs. Ook buiten de gevangenis kan een individu welke gerekruteerd is in een later stadium van het radicaliseringsproces zelf als rekruteur optreden (Pauwels et al., 2014).

Samengevat blijkt dat er nog weinig wetenschappelijke informatie beschikbaar is over de kenmerken van rekruteurs. De informatie voor deze deelvraag is grotendeels afkomstig uit studies met een matige kwaliteitsbeoordeling. Het merendeel van de bestaande studies noemt ‘charismatisch’ en krachtig leiderschap als kenmerk van de rekruteur, wat met name een rol speelt in de relatie tussen rekruteur en rekruut.

Deelvraag 4: Welke locaties worden gebruikt om te rekruteren?

Het merendeel van de studies gaf ongeveer de volgende opsomming om plekken aan te duiden waar gerekruteerd wordt; moskeeën, scholen en universiteiten, koffiehuizen, sportclubs, gevangenissen en het internet (Bakker, 2015; Ponsears et al., 2010). Ook

buitenlandse trainingskampen werden aangemerkt als rekruteringsplekken, echter lijkt dit al in een verder stadium van het radicaliseringsproces plaats te vinden (Bakker, 2015; Ponsears et al., 2010). Slechts in een aantal studies werd dieper ingegaan op bovengenoemde plekken of wordt ondersteunende informatie hiervoor gegeven.

Ten aanzien van rekrutering in en rond de moskee werden verschillende uitspraken gedaan. Karagiannis (2013) gaf een weergave van de inmenging van westerse moslims in een aantal conflictsituaties de afgelopen jaren, waaronder Syrië. In het artikel werd beschreven dat

(28)

Islamitische radicalisering onder jongeren 28

in de periode rond het jaar 2000 radicalisering heeft plaatsgevonden in en rond de moskee. Echter, na een aantal grote terroristische aanslagen (New York, Londen en Madrid) is in het westen het toezicht op moskeeën door veiligheidsdiensten aangescherpt. Dat maakt dat radicale groeperingen de moskeeën sindsdien grotendeels zijn gaan mijden voor

wervingsactiviteiten en dat rekrutering nu meer op andere plekken plaats vindt (Karagiannis, 2013). Ook Gendron (2016) stelde dat jongeren niet langer op traditionele plekken als de moskee in aanraking komen met radicalisme, maar via het internet. Daarentegen stelden Gates en Podder (2015) dat naast propaganda via het internet, juist ook traditionele

rekruteringstechnieken gebruikt worden, waaronder bijeenkomsten in en rond de moskee. Via social media zou wel campagne voor dit soort bijeenkomsten gevoerd kunnen worden.

Het internet werd door vrijwel alle studies onderstreept als belangrijke ‘plek’ waar gerekruteerd wordt (Bakker, 2015; Dragon, 2015; Gaub, 2016; Gendron, 2015; Museeuw, 2015; Pooley, 2015). In het artikel van Gendron (2016) werden meerdere manieren genoemd waarop het internet als een ‘digizited ummah’ (digitale moslimgemeenschap ) fungeert. Enerzijds als online bibliotheek waar een ontelbare hoeveelheid informatie ook over de Islam te vinden is, anderzijds als een platform voor sprekers en forum om te communiceren met gelijkgestemden. Diverse studies stelden dat rekrutering zowel plaatsvindt via publieke sites als Youtube en social media (Twitter, Facebook), als meer extremistische websites en chatrooms (Gaub, 2016; Musa & Bennet, 2010; Pauwels et al., 2014; Pooley, 2015). Pooley (2015) noemde sites als Wickr, Kik en ask.fm, die gebruikt worden om privé te chatten en anoniem berichten te plaatsen. Een belangrijke kanttekening volgt uit een omvangrijk onderzoek van Pauwels et al. (2014) naar de invloed van blootstelling aan sociale media, daarin werd gesteld dat online rekrutering zelden plaatsvindt zonder ook offline contact. Dragon (2015) stelde daarbij dat voor het mobiliseren van individuen, proximale menselijke netwerken cruciaal zijn.

(29)

Islamitische radicalisering onder jongeren 29

Naast het internet werd de gevangenis in diverse studies beschouwd als een plek waar rekrutering plaatsvindt (Bakker, 2015; Museeuw, 2015; Ponsears et al., 2010). In het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst uit 2002 werden gevangenissen expliciet aangemerkt als populaire plaatsen voor rekruteurs om nieuwe rekruten te benaderen. Dechesne en Veer (2010) gaven in een studie naar de relatie tussen criminaliteit en radicalisme een literatuuroverzicht naar rekrutering in gevangenissen. Zij vonden tegenstrijdigheden, zowel een aantal casussen van radicalisering in de gevangenis, maar ook studies die geen ondersteuning bieden aan de stelling dat er actief gerekruteerd wordt in Nederlandse gevangenissen. Als verklaring voor de tegenstrijdige resultaten gaven zij dat veronderstellingen over rekrutering in gevangenissen veelal gebaseerd zijn op basis van casusanalyse, maar onvoldoende empirisch onderbouwd zijn om uitspraken te kunnen doen over de generaliseerbaarheid. Ook Veldhuis, Gordijn, Lindenberg en Veenstra (2010) hebben uitgebreid onderzoek verricht naar dit onderwerp in de vorm van een

evaluatieonderzoek naar het detentiebeleid van Nederland om terroristen (en rekruteurs) op een aparte afdeling te plaatsen. Zij concludeerden reeds in 2010 dat er op dat moment geen aanwijzingen aanwezig waren dat er de laatste jaren sprake is geweest van verspreiding van radicaal gedachtegoed en rekrutering. Zo was er ook tot die tijd niemand op de

terroristenafdeling geplaatst vanwege radicalisering of rekruterend gedrag. Veldhuis (2015) heeft een aantal jaren later dit onderzoek opvolging gegeven en onderzoek gedaan naar de sociale status van terroristen onder andere gevangenen. Uit de resultaten bleek dat terroristen een negatieve reputatie hebben en binnen de gevangenis onder aan de sociale ladder staan. Andere gevangenen schatten in dat terroristen gevaarlijk zijn en reageren verachtend en met sociale vermijding. Dit maakte dat Veldhuis (2015) suggereert dat het onaannemelijk is dat terroristen veel invloed kunnen uit oefenen binnen de gevangenis. Echter, maken de

(30)

Islamitische radicalisering onder jongeren 30

zou kunnen plaats vinden. Op een terroristenafdeling zou wegens de extra afzondering en stigmatisering het risico op zelfradicalisering vergroot kunnen worden, aldus in Veldhuis (2015). In Dechesne en Veer (2010) werden twee mogelijke verklaringen aangedragen voor het gegeven dat er weinig indicatie lijkt te zijn dat een aanzienlijk gedeelte van de gevangenen radicaliseert ten gevolge van rekrutering. Allereerst zou het mogelijk kunnen zijn dat

pogingen tot rekrutering in de gevangenis onvoldoende succesvol zijn. Ten tweede kan het zijn dat rekrutering zeer selectief plaatsvindt en derhalve slechts een zeer klein gedeelte van de gevangenen wordt benaderd.

Op basis van bovenstaande informatie kan gesteld worden dat er nog weinig bekend is over locaties waar gerekruteerd wordt. Weliswaar wordt een aantal plekken veelvuldig

gesuggereerd, empirische ondersteuning hiervoor ontbreekt echter grotendeels. Resultaten van studies naar locaties waar wel verdiepend onderzoek naar is gedaan, de moskee en de

gevangenis, zijn in beiden gevallen tegenstrijdig. Wat betreft rekrutering in de gevangenis duidt recent onderzoek er zelfs op dat terroristen weinig invloed kunnen uitoefenen binnen de gevangenissen vanwege een lage sociale status. Het internet is een ‘locatie’ waar met name de laatste jaren wel veel onderzoek naar is gedaan en waarvan kan worden aangenomen dat het een grote rol speelt in het radicaliseringsproces, met name als propagandamiddel.

Deelvraag 5: Waar worden jongeren op geselecteerd door rekruteurs?

Meerdere studies beschreven veelvoorkomende kenmerken of eigenschappen van geradicaliseerde jongeren. Een gevoel van onderdrukking, uitstoting door de maatschappij gebaseerd op etniciteit of religie werd door het merendeel van de studies aangestipt als belangrijke kenmerken of causale factoren van jongeren die radicaliseren (Dechesne & Veer, 2010; Gaub, 2016; Museeuw, 2015; Ramswell, 2014). Hieruit vloeit voort dat de jongeren veelal een gevoel van frustratie ervaren, eenzaamheid, ontevredenheid over hun situatie in

(31)

Islamitische radicalisering onder jongeren 31

combinatie met een gebrek aan perspectief (Coolseat, 2016; Gaub, 2016; Pauwels et al., 2014; Ponsears et al., 2010). Met name adolescenten lijken door bovenstaande gevoelens behoefte te hebben aan zingeving en zoek te gaan naar een eigen identiteit (Cannata, 2014; Museeuw, 2015; Pooley, 2015). In het onderzoek Ponsears et al. (2010) zijn verschillende interviews gevoerd met bevoorrechte getuigen, experts met ervaring op het gebied van radicalisering. Uit deze expertinterviews kwam dat rekruteurs spotten op signalen die duiden op de

aanwezigheid van gevoelens van frustratie en ontevredenheid en dat zij specifiek zoeken naar labiele, k wetsbare, maar ook agressieve individuen. In andere artikelen werd gesuggereerd dat rekruteurs daarnaast spotten op jongeren met een gebrek aan verankering in de

samenleving, doordat zij ongehuwd zijn of alleenstaand, werkeloos of student (Dragon, 2015; Gaub, 2016; Gendron, 2016). Dit houdt overigens niet in dat er sprake is van ernstige

psychische problematiek onder dergelijke individuen, aldus in Gaub (2016).

Een aantal studies doet uitingen over specifieke persoonlijkheidskenmerken en de aanwezigheid van leed. Rekruteurs gaan er van uit dat veel van potentiele rekruten leed met zich meedragen, een gevoel van smart of krenking, waar zij op geselecteerd worden (Pauwels et al., 2014; Ramswell, 2014; Teich, 2015). Ook Bakker (2015) en Mulcahy et al. (2013) stelden dat jongeren vaak vernederende of traumatische ervaringen hebben. In het artikel van Gaub (2016) werd beschreven dat jongeren zichzelf in de kijker spelen van een rekruteur, bijvoorbeeld door op radicale forums hun onvrede te uiten of berichten van IS te liken. Dit is een vorm van actieve rekrutering, ofwel bottom-up radicalisering in plaats van top-down waarbij de potentiële rekruut zichzelf op de radar plaatst (Pauwels et al. 2015).

Ook Bakker (2015) gaf in een studie naar het antiradicaliseringsbeleid van de

Europese Unie een beschrijving van een aantal persoonlijkheidskenmerken van radicalen. In het artikel werd beschreven dat radicalen mogelijk narcistische trekken hebben en

(32)

Islamitische radicalisering onder jongeren 32

Daarbij werden kenmerken genoemd als depressie, angst, impulsiviteit en conflict zoekend. Gendron (2016) haalde Khosrokhavar aan om een typering van een aantal

persoonlijkheidskenmerken van rekruten te geven; macho, avonturier, beschouwend en een sterk rechtsvaardigheidsgevoel. Ook Desechne en Veer (2010) noemden ‘thrillseeking’ als persoonlijkheidskenmerk voor potentiële rekruten, vaak gelinkt aan criminaliteit. In het artikel werd verder gesteld dat rekruteurs derhalve ook spotten op welke kennis, contacten en

vaardigheden bruikbaar zijn bij het plegen van een terroristische actie. Een combinatie van criminele ‘vaardigheden’ en een gebrek aan perspectief maakt dat met name gedetineerden kwetsbaar zijn voor rekrutering (Dechesne & Veer, 2010; Veldhuis et al., 2010)

Gedetineerden zijn veelal zichtbaar gedesillusioneerd door de samenleving, verveeld, hebben weinig contact met de buitenwereld en kunnen angstig zijn voor dreiging en agressie binnen de gevangenis (Veldhuis et al., 2010; Mulcahy et al., 2013).

Een ander kenmerk waar op wordt geselecteerd volgens de bestudeerde bronnen lijkt gebrekkige kennis over de Islam. In de studie van Gendron (2016) is te lezen dat potentiële rekruten in het westen bij voorkeur weinig kennis hebben van de Islam of geen Arabisch kunnen spreken. Het idee dat zij van de Islam hebben is niet gebaseerd op persoonlijke ervaringen, maar op basis van de beeldvorming in de media of via online preken. Dit gebrek aan kennis maakt hen meer beïnvloedbaar door de interpretatie van de Koran gegeven door rekruteurs (Gaub, 2016; Gendron, 2016; Museeuw, 2015). Gaub (2016) noemde als voorbeeld de kinderen van niet-praktiserende moslims en bekeerlingen. Zo werd in Veldhuis et al. (2010) beschreven dat gedetineerden die zich tijdens detentie bekeren tot de Islam vaak niet in staat zij om de radicaliteit van de imam in te schatten. Ook Peresin (2015) beschreef in een artikel over vrouwen die willen deelnemen aan de jihad, dat deze vrouwen meestal naïef zijn, met name wat betreft kennis over de Islam en derhalve makkelijk te manipuleren.

(33)

Islamitische radicalisering onder jongeren 33

Coolseat (2016) trok in een recent artikel dit gebrek aan kennis in de Islam nog verder door, door te stellen dat religie momenteel niet meer de primaire bron is om te radicaliseren. In het artikel werd uit een gezet dat we inmiddels te maken hebben met de vierde generatie van ‘foreign fighters’ of te wel Syriëgangers. Deze generatie kenmerkt zich door meer

persoonlijke motieven, waarin Islamitische radicalisme meer als een gewelddadige en extreme sociale trend of hype beschouwd dient te worden. Zo illustreerde Coolseat (2016) dat we eerder kunnen spreken van ‘geïslamiseerde radicalen’ dan geradicaliseerde islamieten en dat kenmerken als narcisme en een zucht naar aandacht een grotere rol spelen dan religieuze motieven. In het artikel werden twee groepen jongeren onderscheiden die makkelijk te rekruteren zijn; de eerste groep betreft een soort ‘supergang’ waarin jongeren delinquent gedrag vertonen, de tweede groep betreft jongeren die niet bekend zijn bij politie en waar geen signalen zichtbaar lijken te zijn. Overeenkomsten tussen beiden groepen zijn dat de jongeren een gebrek aan perspectief ervaren en zich willen afzetten tegen hun ouders en de maatschappij (Coolseat, 2016). Ook Pooley (2015) belichtte het aspect van willen rebelleren in het kader van een identiteitscrisis als reden dat met name jongeren en jongvolwassenen vatbaar zijn voor rekrutering.

Er kan geconcludeerd worden dat er inmiddels veel bekend is over de factoren die kunnen leiden tot radicalisering. Zo komen ervaren discriminatie, een gevoel van uitstoting en persoonlijk leed vaak naar voren als factoren die bijdragen aan een identiteitscrisis onder jongeren. Dit zijn kenmerken waar rekruteurs op ‘spotten’, waarbij zij zich lijken te richten op jongeren die weinig sociale binding met de maatschappij hebben en tevens weinig kennis van de Islam. In de nieuwe generatie Syriëgangers lijken het meer persoonlijke motieven, zoals rebelleren tegen ouders of meedoen aan een sociale trend, die maken dat jongeren vatbaar zijn voor rekrutering. Daarbij lijkt in de bestudeerde studies naar voren te komen dat er steeds meer sprake is van bottom-up radicalisering dan top-down; of wel actieve rekrutering waarin

(34)

Islamitische radicalisering onder jongeren 34

het initiatief van de jongeren zelf uitgaat, dan dat volledig naïeve jongeren bekeerd worden. In figuur 2.0 zijn de resultaten op alle deelvragen weergegeven in een schematisch overzicht.

Figuur 2.0: Schematische weergave van de resultaten.

Conclusie en discussie

Er is een systematische literatuur review uitgevoerd om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag wat er tot op heden in de literatuur bekend is over het rekruteren van jongeren voor radicaal-islamitisch gedachtegoed. Het radicaliseringsproces wordt in

kwalitatief goede studies verklaard aan de hand van een integratief model met theorieën over de identiteitsvorming, sociale beïnvloeding, persoonlijke motieven en contextuele factoren. Er is sprake van een gradueel proces van rekrutering van toenemende sociale cohesie, isolatie en indoctrinatie. In de bestudeerde literatuur wordt vooral gesproken over een proces van actieve rekrutering, wat inhoud dat er al een aanzet tot radicalisering vanuit de jongeren zelf komt.

(35)

Islamitische radicalisering onder jongeren 35

Verder is in het huidige overzicht zichtbaar dat er de afgelopen jaren in toenemende mate gedaan naar online rekrutering door IS. In deze onderzoeken komt naar voren komt dat IS gebruikt maakt van het internet als propagandamiddel om jongeren te werven. IS poogt op verschillende manieren (onder andere positieve beeldvorming in de media, framing, uitdragen van de Apocalypse) om een collectieve identiteit aan te bieden aan jongeren op zoek naar identiteit en zingeving. De framing techniek wordt gebruikt om afstand aan te brengen naar de westerse wereld, een wij-vs-zij dynamiek te creëren en in te spelen op de aanwezigheid van grief en frustraties bij de jongeren.

Deze review is op zeer systematische wijze uitgevoerd en het proces is transparant weergegeven. Waar een aantal studies in deze review ook een overzicht van literatuur over radicalisering bieden, is er tot op heden geen vergelijkbare systematische review naar rekrutering uitgevoerd. Door diverse facetten van rekrutering uit te werken in verschillende deelvragen is een integraal en betrouwbaar beeld naar voren gekomen van de huidige kennis over dit onderwerp. In deze review zijn veel verschillende type studies opgenomen uit West-Europa en Amerika; zowel beschouwende stukken, als stukken waar bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van een content-analysis, als onderzoeken met respondenten of expertinterviews. Deze diversiteit aan studies heeft een positieve invloed op de generaliseerbaarheid van de resultaten.

Over een aantal deelonderwerpen van het rekruteringsproces is weinig kwalitatief goed onderbouwde informatie te vinden in het huidige overzicht. Zo is er ten aanzien van veelgebruikte rekruteringstechnieken weinig informatie beschikbaar over offline rekrutering. Wat betreft de kenmerken van rekruteurs is enkel informatie te vinden uit studies van de categorie met een matige kwaliteitsbeoordeling. In deze artikelen wordt veel gesproken over charismatisch leiderschap, echter is de vraag of dit daadwerkelijk gaat over rekruteurs of over leiders die hoger geplaatst zijn in terroristische organisaties. Over fysieke locaties waar

(36)

Islamitische radicalisering onder jongeren 36

gerekruteerd wordt, worden tegenstrijdige uitspraken gedaan. Daarbij ontbreekt bij dergelijke uitspraken een degelijke onderbouwing, afgezien van de studies naar rekrutering binnen de gevangenis. De vraag rijst wat maakt dat er over deze deelonderwerpen (offline rekrutering, rekruteurs en locaties) zo weinig informatie te vinden is in deze review. Mogelijk komt dit voort uit de inclusiecriteria van studies vanaf het jaar 2010. Enerzijds zorgt dit voor een zeer up-to-date overzicht met resultaten die van toepassing zijn op de huidige situatie, anderzijds is er mogelijk een bias in de resultaten geslopen in de vorm van een oververtegenwoordiging aan studies over online rekrutering. Islamitische Staat wordt als uniek aangemerkt in hun succesvolle mediacampagne (Farwell, 2014), wat tevens zorgt voor toegankelijke data om te gebruiken voor onderzoek. Een globale zoektocht in de literatuur laat zien dat er ook voor 2010 vrijwel geen studies te vinden zijn met expliciete informatie over offline rekrutering. Een alternatieve verklaring is dat dit gebied moeilijk zichtbaar is voor onderzoek; een vorm van onzichtbare criminaliteit beslaat. Overigens kan dit ook gelden voor online rekrutering, aangezien de meegenomen studies zich hebben gericht op openbare internetsites. In … wordt beschreven dat het ‘dark web’ Een belangrijke kanttekening is dat het gebrek aan studies in deze review over face-to face rekrutering en fysieke locaties derhalve niet dient te leiden tot conclusie dat offline rekrutering niet meer voorkomt.

Opvallend is dat de resultaten van huidige literatuurstudie erop duiden dat de rol van religie in het proces van radicaliseren niet cruciaal is. De resultaten tonen aan dat jongeren en adolescenten vatbaar zijn voor rekrutering met name door thema´s die spelen in de normale ontwikkeling van adolescenten. Het betreft thema´s als vragen over identiteitsvorming, toenemende gevoeligheid voor peer pressure, behoefte aan zingeving en verbondenheid en afzetten tegen ouders en de maatschappij. Deze thema’s komen ook terug in de

persoonlijkheidstheorie van Erikson (1993) over ontwikkelingsopgaven die centraal staan in de adolescentiefase. Deze studie biedt hiermee ondersteuning voor de nieuwe aanpak van de

(37)

Islamitische radicalisering onder jongeren 37

gemeente Amsterdam, waar media april 2016 door Het Parool over gepubliceerd werd. In dit artikel staat beschreven dat de gemeente Amsterdam zich laat adviseren door psychoanalist en terrorismedeskundige David Kenning, welke veronderstelt ‘dat gewelddadig jihadisme niet voort vloeit uit de ideologie van de radicale islam, maar uit de psychologische gesteldheid van de pubers’5. In een studie van Doosje, Loseman en Van den Bosch (2013) komt naar voren dat extremistische groepering voorzien in structuur en heldere antwoorden op onzekerheid en zingevingsvraagstukken bij de jongeren. Ook uit huidige studie komt naar voren dat

rekruteurs voorzien in de behoeftes van jongeren die reeds op zoek zijn naar vervulling van behoeftes.

Daarop voortbordurend is een opvallende bevinding uit het onderzoek de actieve rol die de jongeren zelf spelen in het rekruteringsproces. In het jaarverslag de AIVD (2004) wordt genoemd dat het verschijnsel van autonome rekrutering, ofwel zelfontbranding, in opkomst is en met name online plaatsvindt. Van Leeuwen (2005) omschrijft zelfontbranding als het fenomeen dat jongeren, zonder duidelijk contact met rekruteurs dan wel deelname aan radicale bijeenkomsten, uit eigen beweging radicaliseren en willen bijdragen aan de gewelddadige jihad. In veel studies wordt strak onderscheid aangebracht tussen passieve rekrutering (via een rekruteur), en autonome rekrutering. In het huidige onderzoek komt naar voren dat er zelden sprake lijkt te zijn van passieve rekrutering, maar eerder van actieve rekrutering. Dit houdt in dat het initiatief uit gaat van de potentiële rekruut en dat het

rekruteringsproces een katalysator (een versneller) is in plaats van een activator, aldus ook in Veldhuis en Bakker (2007). Zelfontbranding en rekrutering lijken in elkaar over te lopen wanneer jongeren gaan exploreren op radicale websites en daar in aanraking komen met de propaganda van IS. Ze spelen zichzelf in de kijker van rekruteurs wanneer zij op dergelijke sites zichzelf uiten. Hiermee ondersteunen de resultaten de conclusies uit het rapport

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Motivatie voor gebruik van de app (en gedragsverandering) is zo belangrijk, dat het weinig zin lijkt te hebben om mobiele apps in te zetten bij mensen die niet

Zou je niet meer in het algemeen moeten constateren dat in de historische sociologie waar jouw hart naar uitgaat, het element van cultuur en 'meaning' vrijwel steeds

Voor begeleide online ACT vergeleken met geen behandeling, rapporteerden RCT’s significante effecten voor het verminderen van pijnintensiteit (Trompetter et al., 2014),

Het doel van het huidige literatuuronderzoek is in kaart te brengen welke positieve psychologische interventies al in de behandeling van eetstoornissen gebruikt worden en wat

Daarnaast werden de studies geïncludeerd wanneer zij (2) betrekking hadden op de effectiviteit van PPI’s conform de definitie van Sin en Lyubomirsky, hiervoor dienden de

kwaliteit van apps gericht op zelfcompassie en/of compassie in deze evaluatie beperkt bleven als het ging over de mate van wetenschappelijke onderbouwing, gebruiksvriendelijkheid en

In bijlage III zijn de scores van de apps op basis van het Persuasive System Design model te vinden. Tabel 3.4 geeft een beknopt overzicht van de scores van alle apps op

Daarnaast vielen nog 21 artikelen af omdat ze niet relevant bleken voor de review: in één artikel kwam hechting niet ter sprake; in twee artikelen was ditzelfde het geval