• No results found

Meerdere studies beschreven veelvoorkomende kenmerken of eigenschappen van geradicaliseerde jongeren. Een gevoel van onderdrukking, uitstoting door de maatschappij gebaseerd op etniciteit of religie werd door het merendeel van de studies aangestipt als belangrijke kenmerken of causale factoren van jongeren die radicaliseren (Dechesne & Veer, 2010; Gaub, 2016; Museeuw, 2015; Ramswell, 2014). Hieruit vloeit voort dat de jongeren veelal een gevoel van frustratie ervaren, eenzaamheid, ontevredenheid over hun situatie in

Islamitische radicalisering onder jongeren 31

combinatie met een gebrek aan perspectief (Coolseat, 2016; Gaub, 2016; Pauwels et al., 2014; Ponsears et al., 2010). Met name adolescenten lijken door bovenstaande gevoelens behoefte te hebben aan zingeving en zoek te gaan naar een eigen identiteit (Cannata, 2014; Museeuw, 2015; Pooley, 2015). In het onderzoek Ponsears et al. (2010) zijn verschillende interviews gevoerd met bevoorrechte getuigen, experts met ervaring op het gebied van radicalisering. Uit deze expertinterviews kwam dat rekruteurs spotten op signalen die duiden op de

aanwezigheid van gevoelens van frustratie en ontevredenheid en dat zij specifiek zoeken naar labiele, k wetsbare, maar ook agressieve individuen. In andere artikelen werd gesuggereerd dat rekruteurs daarnaast spotten op jongeren met een gebrek aan verankering in de

samenleving, doordat zij ongehuwd zijn of alleenstaand, werkeloos of student (Dragon, 2015; Gaub, 2016; Gendron, 2016). Dit houdt overigens niet in dat er sprake is van ernstige

psychische problematiek onder dergelijke individuen, aldus in Gaub (2016).

Een aantal studies doet uitingen over specifieke persoonlijkheidskenmerken en de aanwezigheid van leed. Rekruteurs gaan er van uit dat veel van potentiele rekruten leed met zich meedragen, een gevoel van smart of krenking, waar zij op geselecteerd worden (Pauwels et al., 2014; Ramswell, 2014; Teich, 2015). Ook Bakker (2015) en Mulcahy et al. (2013) stelden dat jongeren vaak vernederende of traumatische ervaringen hebben. In het artikel van Gaub (2016) werd beschreven dat jongeren zichzelf in de kijker spelen van een rekruteur, bijvoorbeeld door op radicale forums hun onvrede te uiten of berichten van IS te liken. Dit is een vorm van actieve rekrutering, ofwel bottom-up radicalisering in plaats van top-down waarbij de potentiële rekruut zichzelf op de radar plaatst (Pauwels et al. 2015).

Ook Bakker (2015) gaf in een studie naar het antiradicaliseringsbeleid van de

Europese Unie een beschrijving van een aantal persoonlijkheidskenmerken van radicalen. In het artikel werd beschreven dat radicalen mogelijk narcistische trekken hebben en

Islamitische radicalisering onder jongeren 32

Daarbij werden kenmerken genoemd als depressie, angst, impulsiviteit en conflict zoekend. Gendron (2016) haalde Khosrokhavar aan om een typering van een aantal

persoonlijkheidskenmerken van rekruten te geven; macho, avonturier, beschouwend en een sterk rechtsvaardigheidsgevoel. Ook Desechne en Veer (2010) noemden ‘thrillseeking’ als persoonlijkheidskenmerk voor potentiële rekruten, vaak gelinkt aan criminaliteit. In het artikel werd verder gesteld dat rekruteurs derhalve ook spotten op welke kennis, contacten en

vaardigheden bruikbaar zijn bij het plegen van een terroristische actie. Een combinatie van criminele ‘vaardigheden’ en een gebrek aan perspectief maakt dat met name gedetineerden kwetsbaar zijn voor rekrutering (Dechesne & Veer, 2010; Veldhuis et al., 2010)

Gedetineerden zijn veelal zichtbaar gedesillusioneerd door de samenleving, verveeld, hebben weinig contact met de buitenwereld en kunnen angstig zijn voor dreiging en agressie binnen de gevangenis (Veldhuis et al., 2010; Mulcahy et al., 2013).

Een ander kenmerk waar op wordt geselecteerd volgens de bestudeerde bronnen lijkt gebrekkige kennis over de Islam. In de studie van Gendron (2016) is te lezen dat potentiële rekruten in het westen bij voorkeur weinig kennis hebben van de Islam of geen Arabisch kunnen spreken. Het idee dat zij van de Islam hebben is niet gebaseerd op persoonlijke ervaringen, maar op basis van de beeldvorming in de media of via online preken. Dit gebrek aan kennis maakt hen meer beïnvloedbaar door de interpretatie van de Koran gegeven door rekruteurs (Gaub, 2016; Gendron, 2016; Museeuw, 2015). Gaub (2016) noemde als voorbeeld de kinderen van niet-praktiserende moslims en bekeerlingen. Zo werd in Veldhuis et al. (2010) beschreven dat gedetineerden die zich tijdens detentie bekeren tot de Islam vaak niet in staat zij om de radicaliteit van de imam in te schatten. Ook Peresin (2015) beschreef in een artikel over vrouwen die willen deelnemen aan de jihad, dat deze vrouwen meestal naïef zijn, met name wat betreft kennis over de Islam en derhalve makkelijk te manipuleren.

Islamitische radicalisering onder jongeren 33

Coolseat (2016) trok in een recent artikel dit gebrek aan kennis in de Islam nog verder door, door te stellen dat religie momenteel niet meer de primaire bron is om te radicaliseren. In het artikel werd uit een gezet dat we inmiddels te maken hebben met de vierde generatie van ‘foreign fighters’ of te wel Syriëgangers. Deze generatie kenmerkt zich door meer

persoonlijke motieven, waarin Islamitische radicalisme meer als een gewelddadige en extreme sociale trend of hype beschouwd dient te worden. Zo illustreerde Coolseat (2016) dat we eerder kunnen spreken van ‘geïslamiseerde radicalen’ dan geradicaliseerde islamieten en dat kenmerken als narcisme en een zucht naar aandacht een grotere rol spelen dan religieuze motieven. In het artikel werden twee groepen jongeren onderscheiden die makkelijk te rekruteren zijn; de eerste groep betreft een soort ‘supergang’ waarin jongeren delinquent gedrag vertonen, de tweede groep betreft jongeren die niet bekend zijn bij politie en waar geen signalen zichtbaar lijken te zijn. Overeenkomsten tussen beiden groepen zijn dat de jongeren een gebrek aan perspectief ervaren en zich willen afzetten tegen hun ouders en de maatschappij (Coolseat, 2016). Ook Pooley (2015) belichtte het aspect van willen rebelleren in het kader van een identiteitscrisis als reden dat met name jongeren en jongvolwassenen vatbaar zijn voor rekrutering.

Er kan geconcludeerd worden dat er inmiddels veel bekend is over de factoren die kunnen leiden tot radicalisering. Zo komen ervaren discriminatie, een gevoel van uitstoting en persoonlijk leed vaak naar voren als factoren die bijdragen aan een identiteitscrisis onder jongeren. Dit zijn kenmerken waar rekruteurs op ‘spotten’, waarbij zij zich lijken te richten op jongeren die weinig sociale binding met de maatschappij hebben en tevens weinig kennis van de Islam. In de nieuwe generatie Syriëgangers lijken het meer persoonlijke motieven, zoals rebelleren tegen ouders of meedoen aan een sociale trend, die maken dat jongeren vatbaar zijn voor rekrutering. Daarbij lijkt in de bestudeerde studies naar voren te komen dat er steeds meer sprake is van bottom-up radicalisering dan top-down; of wel actieve rekrutering waarin

Islamitische radicalisering onder jongeren 34

het initiatief van de jongeren zelf uitgaat, dan dat volledig naïeve jongeren bekeerd worden. In figuur 2.0 zijn de resultaten op alle deelvragen weergegeven in een schematisch overzicht.

Figuur 2.0: Schematische weergave van de resultaten.

Conclusie en discussie

Er is een systematische literatuur review uitgevoerd om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag wat er tot op heden in de literatuur bekend is over het rekruteren van jongeren voor radicaal-islamitisch gedachtegoed. Het radicaliseringsproces wordt in

kwalitatief goede studies verklaard aan de hand van een integratief model met theorieën over de identiteitsvorming, sociale beïnvloeding, persoonlijke motieven en contextuele factoren. Er is sprake van een gradueel proces van rekrutering van toenemende sociale cohesie, isolatie en indoctrinatie. In de bestudeerde literatuur wordt vooral gesproken over een proces van actieve rekrutering, wat inhoud dat er al een aanzet tot radicalisering vanuit de jongeren zelf komt.

Islamitische radicalisering onder jongeren 35

Verder is in het huidige overzicht zichtbaar dat er de afgelopen jaren in toenemende mate gedaan naar online rekrutering door IS. In deze onderzoeken komt naar voren komt dat IS gebruikt maakt van het internet als propagandamiddel om jongeren te werven. IS poogt op verschillende manieren (onder andere positieve beeldvorming in de media, framing, uitdragen van de Apocalypse) om een collectieve identiteit aan te bieden aan jongeren op zoek naar identiteit en zingeving. De framing techniek wordt gebruikt om afstand aan te brengen naar de westerse wereld, een wij-vs-zij dynamiek te creëren en in te spelen op de aanwezigheid van grief en frustraties bij de jongeren.

Deze review is op zeer systematische wijze uitgevoerd en het proces is transparant weergegeven. Waar een aantal studies in deze review ook een overzicht van literatuur over radicalisering bieden, is er tot op heden geen vergelijkbare systematische review naar rekrutering uitgevoerd. Door diverse facetten van rekrutering uit te werken in verschillende deelvragen is een integraal en betrouwbaar beeld naar voren gekomen van de huidige kennis over dit onderwerp. In deze review zijn veel verschillende type studies opgenomen uit West- Europa en Amerika; zowel beschouwende stukken, als stukken waar bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van een content-analysis, als onderzoeken met respondenten of expertinterviews. Deze diversiteit aan studies heeft een positieve invloed op de generaliseerbaarheid van de resultaten.

Over een aantal deelonderwerpen van het rekruteringsproces is weinig kwalitatief goed onderbouwde informatie te vinden in het huidige overzicht. Zo is er ten aanzien van veelgebruikte rekruteringstechnieken weinig informatie beschikbaar over offline rekrutering. Wat betreft de kenmerken van rekruteurs is enkel informatie te vinden uit studies van de categorie met een matige kwaliteitsbeoordeling. In deze artikelen wordt veel gesproken over charismatisch leiderschap, echter is de vraag of dit daadwerkelijk gaat over rekruteurs of over leiders die hoger geplaatst zijn in terroristische organisaties. Over fysieke locaties waar

Islamitische radicalisering onder jongeren 36

gerekruteerd wordt, worden tegenstrijdige uitspraken gedaan. Daarbij ontbreekt bij dergelijke uitspraken een degelijke onderbouwing, afgezien van de studies naar rekrutering binnen de gevangenis. De vraag rijst wat maakt dat er over deze deelonderwerpen (offline rekrutering, rekruteurs en locaties) zo weinig informatie te vinden is in deze review. Mogelijk komt dit voort uit de inclusiecriteria van studies vanaf het jaar 2010. Enerzijds zorgt dit voor een zeer up-to-date overzicht met resultaten die van toepassing zijn op de huidige situatie, anderzijds is er mogelijk een bias in de resultaten geslopen in de vorm van een oververtegenwoordiging aan studies over online rekrutering. Islamitische Staat wordt als uniek aangemerkt in hun succesvolle mediacampagne (Farwell, 2014), wat tevens zorgt voor toegankelijke data om te gebruiken voor onderzoek. Een globale zoektocht in de literatuur laat zien dat er ook voor 2010 vrijwel geen studies te vinden zijn met expliciete informatie over offline rekrutering. Een alternatieve verklaring is dat dit gebied moeilijk zichtbaar is voor onderzoek; een vorm van onzichtbare criminaliteit beslaat. Overigens kan dit ook gelden voor online rekrutering, aangezien de meegenomen studies zich hebben gericht op openbare internetsites. In … wordt beschreven dat het ‘dark web’ Een belangrijke kanttekening is dat het gebrek aan studies in deze review over face-to face rekrutering en fysieke locaties derhalve niet dient te leiden tot conclusie dat offline rekrutering niet meer voorkomt.

Opvallend is dat de resultaten van huidige literatuurstudie erop duiden dat de rol van religie in het proces van radicaliseren niet cruciaal is. De resultaten tonen aan dat jongeren en adolescenten vatbaar zijn voor rekrutering met name door thema´s die spelen in de normale ontwikkeling van adolescenten. Het betreft thema´s als vragen over identiteitsvorming, toenemende gevoeligheid voor peer pressure, behoefte aan zingeving en verbondenheid en afzetten tegen ouders en de maatschappij. Deze thema’s komen ook terug in de

persoonlijkheidstheorie van Erikson (1993) over ontwikkelingsopgaven die centraal staan in de adolescentiefase. Deze studie biedt hiermee ondersteuning voor de nieuwe aanpak van de

Islamitische radicalisering onder jongeren 37

gemeente Amsterdam, waar media april 2016 door Het Parool over gepubliceerd werd. In dit artikel staat beschreven dat de gemeente Amsterdam zich laat adviseren door psychoanalist en terrorismedeskundige David Kenning, welke veronderstelt ‘dat gewelddadig jihadisme niet voort vloeit uit de ideologie van de radicale islam, maar uit de psychologische gesteldheid van de pubers’5. In een studie van Doosje, Loseman en Van den Bosch (2013) komt naar voren dat extremistische groepering voorzien in structuur en heldere antwoorden op onzekerheid en zingevingsvraagstukken bij de jongeren. Ook uit huidige studie komt naar voren dat

rekruteurs voorzien in de behoeftes van jongeren die reeds op zoek zijn naar vervulling van behoeftes.

Daarop voortbordurend is een opvallende bevinding uit het onderzoek de actieve rol die de jongeren zelf spelen in het rekruteringsproces. In het jaarverslag de AIVD (2004) wordt genoemd dat het verschijnsel van autonome rekrutering, ofwel zelfontbranding, in opkomst is en met name online plaatsvindt. Van Leeuwen (2005) omschrijft zelfontbranding als het fenomeen dat jongeren, zonder duidelijk contact met rekruteurs dan wel deelname aan radicale bijeenkomsten, uit eigen beweging radicaliseren en willen bijdragen aan de gewelddadige jihad. In veel studies wordt strak onderscheid aangebracht tussen passieve rekrutering (via een rekruteur), en autonome rekrutering. In het huidige onderzoek komt naar voren dat er zelden sprake lijkt te zijn van passieve rekrutering, maar eerder van actieve rekrutering. Dit houdt in dat het initiatief uit gaat van de potentiële rekruut en dat het

rekruteringsproces een katalysator (een versneller) is in plaats van een activator, aldus ook in Veldhuis en Bakker (2007). Zelfontbranding en rekrutering lijken in elkaar over te lopen wanneer jongeren gaan exploreren op radicale websites en daar in aanraking komen met de propaganda van IS. Ze spelen zichzelf in de kijker van rekruteurs wanneer zij op dergelijke sites zichzelf uiten. Hiermee ondersteunen de resultaten de conclusies uit het rapport

Islamitische radicalisering onder jongeren 38

‘Jihadisten en internet’ van het Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (2009). Hierin staat beschreven dat het internet zorgt voor meer interactieve vormen van rekrutering die tot dusverre moeilijk te duiden zijn.

Hierdoor wordt het van belang hoe het begrip radicalisering gedefinieerd dient te worden. Helemaal wanneer ook de Dual Taxonomy theorie van Moffitt (1993) in acht wordt genomen. Deze theorie gaat in op de relatie tussen leeftijd en criminaliteit. Moffitt heeft onderzocht dat rond de 60% van de jongeren in de fase van adolescentie antisociaal

(delinquent) gedrag vertoont, de zogenoemde ‘adolescence-limited’ groep, waarna dit gedrag rond het achttiende levensjaar weer afneemt. Als verklaring geeft hij dat adolescenten kampen met een discrepantie tussen de biologische en sociale leeftijd, een ‘maturity gap’. Moffitt (1993) stelt daarop dat antisociaal gedrag beschouwd kan worden als normaal verschijnsel in deze leeftijdsfase. Daarbij wordt in een recente studie van Gardner en Steinberg (2005) de vatbaarheid voor peer pressure onderstreept, doordat uit het onderzoek naar voren komt dat de invloed van leeftijdsgenoten een belangrijke rol speelt in delinquent gedrag onder

adolescenten. Indien Islamitisch radicalisme , althans de beginfase van exploreren en meelopen, als een vorm van antisociaal gedrag wordt gezien, lijkt het beschouwd te kunnen worden als een ‘normaal’ fenomeen gedurende de adolescentieperiode. Voor

vervolgonderzoek is het derhalve van belang om helder af te baken wanneer er sprake is van normaal explorerend gedrag passend bij de leeftijd, dan wel risicovol radicaliserend gedrag.

Gezien de grote rol van het internet in het hedendaagse rekruteringsproces is het van belang hier nog verder op in te gaan. In Gaudagno et al. (2010) staat uitgelegd dat door de anonimiteit die het internet biedt, een vorm van depersonalisatie kan plaatsvinden; hierdoor zijn jongeren sneller geneigd over hun eigen grenzen heen te gaan. Op deze wijze verschuift relatief passend gedrag bij de leeftijdsfase (exploreren op radicale sites), naar risicovol gedrag wanneer jongeren berichten plaatsen en zichzelf in de kijker spelen van rekruteurs. Een

Islamitische radicalisering onder jongeren 39

vergelijkbaar risico van internetgebruik onder jongeren, ‘grooming’6, is al langer een punt van zorg. Grooming wordt ook al wel gebruikt om te omschrijven hoe loverboys hun slachtoffers op het internet benaderen (Zanetti, 2010). Overigens zijn er ook andere opvallende

gelijkenissen te vinden tussen het proces van ronselen door loverboys en radicale rekruteurs; zo wordt er bij loverboys gesproken over ‘hawking’, een fase vergelijkbaar met spotten door rekruteurs (Zanetti, 2010). Daarnaast is ook bij loverboys een proces van isoleren,

brainwashen, inpalmen en inlijven zichtbaar (De Ruyter & Van der Wiele, 2011; Zanetti, 2010). Op het gebied van grooming en loverboyproblematiek wordt al langer gewerkt aan een preventieve aanpak. Deze programma’s, zoals het stappenplan ‘Ketenaanpak

Loverboyproblematiek’ (opgesteld door het Centrum voor Criminaliteit en Veiligheid) is gericht op een integrale ketenaanpak om de problematiek op het niveau van de gemeente te herkennen en aanpakken. Andere programma’s, zoals ‘Beware of Loverboys’7, worden ingezet op scholen en richten zich op het vergroten van de digitale weerbaarheid van jongeren en tevens op hoe ouders openheid over internetgebruik kunnen bewerkstelligen. Mogelijk dat elementen uit deze preventieve interventies ook helpend zouden kunnen zijn wat betreft radicalisering, voor zowel gemeentes, als jongeren en ouders.

Concluderend kan gesteld worden dat deze systematische review ondersteuning biedt aan de veronderstelling dat radicalisering met name voortvloeit uit aanwezige frustraties en behoeftes onder adolescenten. Het proces van Islamitische rekrutering bestaat grotendeels uit het inspelen op deze behoeftes door het aanbieden van een collectieve identiteit, houvast en perspectief. Er is sprake van een proces van actieve rekrutering, waarin het belangrijk is om in vervolgonderzoek onderscheid aan te brengen tussen explorerend gedrag passend bij de adolescentiefase en daadwerkelijk risicovol radicaliserend gedrag. De anonimiteit van het internet zorgt ervoor dat jongeren eerder over hun grenzen heen gaan en maakt de grens

6 Definitie ‘grooming’ afkomstig van de website landelijke politie; ‘Digitaal kinderlokken; het benaderen van minderjarigen voor seksueel contact’.

Islamitische radicalisering onder jongeren 40

tussen normaal en gevaarlijk gedrag troebel. Derhalve zouden interventies naast het verbeteren van toekomstperspectieven, gericht moeten worden op het vergroten van de digitale weerbaarheid onder jongeren; door middel van psychoeducatie over Islamitische propaganda en kennis over de wijze van rekruteren op internet. Tevens zouden ouders, vergelijkbaar met interventies gericht op het voorkomen van grooming door loverboys, ondersteund kunnen worden bij het monitoren en herkennen van risicovol internet gebruik van de jongeren.

Islamitische radicalisering onder jongeren 41

Literatuurlijst

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (2002). Rekrutering in Nederland voor de jihad: Van incident naar trend. Den Haag: AIVD.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (2004). Van dawa tot jihad. De diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde. Opgehaald van https://www.aivd.nl/binaries/aivd_nl/documenten/publicaties/2004/12/23/van-dawa- tot-jihad/notavandawatotjihad.pdf

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (2004). Jaarverslag 2004. Opgehaald van https://www.aivdkennisbank.nl/FbContent.ashx/Downloads/Jaarverslag_2004_AIVD. pdf

Bakker, E. (2015) EU counter-radicalization policies: A comprehensive and consistent approach? Intelligence and National Security, 30, 2-3, 281-305. doi:10.1080/ 02684527.2014.988442

Bhui, K., Warfa, N. & Jones, E. (2014). Is violent radicalisation associated with poverty, migration, poor self-reported health and common mental disorders? PLOS one, 9, 3. doi:10.1371/journal.pone.0090718

Boeije, H. (2005) Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam, Nederland: Boom Onderwijs.

Burls, A. (2009). What is critical appraisal? International Journal of Evidence-Based

Practice for the Dental Hygienist, 1, 2, 80-85. doi: htpp://dx.doi.org//

%2010.11607//%20ebh.001516

Cannata, K. (2014). Jihad in the global village: Al-Qaeda's digital radicalization and recruitment campaign. (Master thesis, University of Nevada). Opgehaald van http://digitalscholarship.unlv.edu/honors_theses/22/

Islamitische radicalisering onder jongeren 42

radicalization and recruitment: Islamic state supporters multi-sided twitter networks. In Proceedings of the 16th Annual International Conference on Digital Government Research, 239 - 249. doi:10.1145/2757401.2757408

Coolsaet, R. (2015). What drives Europeans to Syria, and to IS? Insights from the Belgian case. Egmont Paper. Opgehaald van http://hdl.handle.net/1854/ LU-5893596

Coolsaet, R. (2016). Facing the fourth foreign fighters wave. What drives Europeans to Syria, and to Islamic state? Insights from the Belgian case. Egmont Paper 81.