• No results found

Nieuwe vragen en nieuwe rollen voor beleid, beheer en onderzoek : verslag van het symposium van Alterra en de KNBV-studiekring op 20 september 2002

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe vragen en nieuwe rollen voor beleid, beheer en onderzoek : verslag van het symposium van Alterra en de KNBV-studiekring op 20 september 2002"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

H.H. Bartelink, G.J. Nijland & C.J.M. van Vliet

Verslag van het symposium van Alterra en de

KNBV-studiekring op

20

september

2002

Nieuwe vragen en nieuwe rollen voor beleid,

beheer en onderzoek

De jaarlijks terugkerende studiedag van de KNBV- studiekring had afgelopen najaar een nieuwe vorm: een symposium samen met Alterra en ondersteund door het Ministerie van LNV (Onderzoeksprogramma Functievervulling Natuur, Bos en Landschap) en de Stichting ProBos. In het Provinciehuis te Utrecht wisselden beleidsmakers, beheerders en

onderzoekers met elkaar van gedachten over de positie van bos en natuur in de maatschappelijke context.

Het symposium stond in het te- ken van de wederzijdse relaties tussen beleid, beheer en onder- zoek. Er zijn interessante ontwik- kelingen gaande in het gezamen- lijke werkveld rond natuur, bos en landschap. Maken beleidsma- kers en beheerders daarbij ade- quaat gebruik van de resultaten uit onderzoek? En sluit het onder- zoek wel goed aan bij de maat- schappelijke wensen? De deel- nemers werden in de stemming gebracht door korte inleidingen van dagvoorzitter Frits Mohren (voorzitter Studiekring) en Rob Busink (Directie Natuurbeheer LNV). Aan de hand van vier the- ma's zochten inleiders en publiek elkaar vervolgens op in het de- bat. De discussies in de vorm van een 'Lagerhuis1-debat wer- den afwisselend geleid door Rob Nas (tot voor kort secretaris van het Bosschap) en zijn opvolger

ad interim Arno Willems (Unie van Bosgroepen). De hoge op- komst en grote betrokkenheid van de aanwezigen zorgden voor een dynamische dag die

-

vol- gens de enquête

-

voor herhaling vatbaar is. De volgende impres- sies per thema mogen dit beves- tigen.

Meetnet functievervulling als opmaat voor het debat

Als opstap voor de vier thema's gaat Peter Hilgen (Expertisecen- trum LNV) in op de nota Natuur voor Mensen en het aspect in- formatievoorziening. Belangrijke items daarbij zijn de monitoring voor ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het beleid, het stre- ven naar een doelmatig samen- hangend geheel van meetnetten en het vrij beschikbaar zijn van gegevens. Het Programma Ge- gevensvoorziening speelt bij de realisatie ervan een cruciale rol, in de vorm van o.a. meetnetten en Natuurplanbureau. In het ver- leden zijn veelal op ad hoc basis diverse meetnetten ontwikkeld met als doel onder meer monito- ring van gevolgen van beleid. Vandaag de dag ligt er, meer dan voorheen, een grote nadruk op de verantwoording van dat gemaakte beleid. Ter illustratie laat Hilgen een figuur zien met de verschillende aspecten van be- leidsontwikkeling (wat wil men bereiken) en beleidsrealisatie (in- strumenten). Het meetnet Func- tievervulling heeft daarin een sig- nalerende functie.

Directe aanleiding voor het meet- net Functievervulling is de veran-

derde informatiebehoefte van het beleid, dat onder meer samen- hangt met diverse internationale verplichtingen. Doel van het meetnet is het leveren van actu- ele informatie ten behoeve van het natuurbeleid over de functie- vervulling van bossen.

Enkele belangrijke beleidsthe- ma's waarvoor het meetnet infor- matie moet aanleveren zijn:

Ecologische hoofdstructuur; Kwaliteitsimpuls landelijk ge- bied; onderdeel daarvan vormt de discussie over landschaps- elementen en de rol van bos- sen in een landschappelijke context;

Geïntegreerd bosbeheer;

e Economie van het natuur-, bos- en landschapsbedrijf; Rust, ruimte en stilte.

Enkele van deze thema's worden door de andere inleiders uitge- diept en ter discussie gesteld.

1. Rust, ruimte en stilte

Henk Willems (Provincie Gelder- land) stelt bij dit thema de vol- gende vragen:

1. Hoe stil zijn de Gelderse stilte- gebieden?

2. Hoe belangrijk is stilte? 3. Wat kunnen we met stilte? Zijn conclusie is dat een groot deel van de Gelderse stiltegebie- den, zoals in de Achterhoek, ook nog echt stil blijkt te zijn, maar dat andere locaties bepaald niet stil te noemen zijn. Er bestaan grote verschillen tussen gebie- den en het verkeer is de grote boosdoener. Belangrijk is dat de (provinciale) overheid hier een actieve rol in gaat spelen: totnog- 26 NEDERLANDS BOSBOUW TIJDSCHRIFT 2003

(2)

toe bestond beleid vooral uit con- serveren, reactief optreden. Dit volstaat niet langer in een situatie waarbij een stijgende behoefte aan stilte gepaard gaat met een afnemende beschikbaarheid. Bea van Golen (KIC Recreatie) stelt dat stilte weliswaar kwantita- tief te meten valt (decibellen), maar dat oordeelsvorming mede bepaald wordt door de beleving. En die varieert van doelgroep tot doelgroep en van locatie tot loca- tie. Daar ligt tegelijkertijd een di- lemma op de loer. Enerzijds de wens van onderzoekers om de behoefte aan stilte kwantitatief te kunnen duiden, anderzijds de onvoorspelbaarheid van de be- hoefte aan stilte. Van Golen stelt dat beheerders om te beginnen zouden moeten inventariseren waar nog sprake is van stilte, om te begrijpen wat daarvoor rand- voorwaarden zijn. Anderzijds zul- len beleidsmakers zich moeten afvragen hoe zij stilte willen kun- nen 'leveren', bijvoorbeeld via openstellingsmaatregelen en zo- nering. Zij stelt dat men via recre- atieve dooradering rustige, ruime en stille gebieden kan ontsluiten en tegelijkertijd het recreatief ge- bruik ervan kan doseren. Samen- werking met boeren en water-

schappen is dan onontbeerlijk. Debat

Gesteld wordt dat bij de beleids- vorming en gebiedsinrichting nog te weinig naar de gebruikers wordt geluisterd: "mensenwen- sen" zijn nog onderbelicht. Dat wordt door niemand ontkend, wel worden enkele verklaringen ge- geven:

Er is minder politieke aandacht voor natuur, derhalve ook min- der aandacht voor het thema rust, ruimte en stilte.

e De terreinen liggen niet altijd daar waarde de behoefte het grootst is.

De "klant" is wel degelijk op zoek naar rust, ruimte en stilte: beheer- ders zouden hier actiever op moeten inspelen. Het creëren van de gewenste gebieden in be- staande natuurterreinen, via zo- nering, is een van de mogelijkhe- den. Een ander aspect is dat beheerders beter zouden moe- ten communiceren naar gebrui- kers wat de natuur allemaal te bieden heeft. Aanvullend wordt opgemerkt dat er ook kansen lig- gen bij het te gelde maken van allerlei randverschijnselen (pan- nenkoekhuis): beheerders zou- den breder moeten samenwer- ken, zodat ook de lusten van

dergelijke activiteiten ten goede komen aan de natuur.

Maar hoe makkelijk is het om de gewenste rust, ruimte en stilte te "creëren? Technisch gezien is het zoneren van een gebied niet moeilijk. De werkelijkheid is ech- ter weerbarstiger; allerlei wetten en procedures vertragen of be- lemmeren de afsluiting van we- gen. Een ander serieus obstakel betreft de grote 'smaakverschil- len' tussen de bezoekers; rust. ruimte en stilte zijn alledrie zaken waar een ieder zo zijn eigen voor- stelling bij heeft. Bewustwording van de noodzaak van rust, ruimte en stilte is een belangrijk onder- deel van het proces. Het vergro- ten van de gewenste kwaliteiten in natuurterreinen is daarmee deels een inrichtingsprobleem, deels een bewustwordings- en definitieprobleem.

2. Economie van het

natuur-, bos- en landschapsbedrijf

Helena Berends (Alterra) onder- zocht hoe de waarde van gebie- den met bos en natuur bepaald zou kunnen worden en met name welke financiële voordelen daar- uit voortvloeien. In onderzoek naar regionale geldstromen gaat het om de kwaliteiten van de ter- reinen, de relaties tussen aanbie- ders en afnemers en om lokale economische activiteiten. Uit on- derzoek is gebleken dat de aan- wezigheid van bos en natuur in een bepaald gebied voor veel re- creanten inderdaad een reden vormt in dat gebied te recreëren. Vraag is dan waar men geld aan uitgeeft en hoe dat geld dan cir- culeert in de regio (multiplier). Een casestudy toont dat de hoe- veelheid geld door recreanten uitgegeven in de regio met 50% toeneemt als gevolg van allerlei vervolgactiviteiten. Berends stelt dat bij politieke besluitvorming beheerders, bestuurders en be- leidsmakers alleen een volwaar-

(3)

"

bos en natuur. Om dat te berei-

t ken is een goede afstemming no-

dig tussen onderzoekers en hun afnemers.

Arjan de Bakker (ANWB) stelt dat natuur, bos en landschap zeer belangrijk zijn voor de economie. Vanuit de ANWB zijn de stelre- gels a) zuinig zijn op wat we heb- ben, b) bijdragen aan kwaliteits- verbetering, c) proberen er meer van te krijgen. Algemeen wordt ervaren dat NBL waardevol is, dat er vraag naar is. Het is echter bij de besluitvorming erg lastig omdat kwantitatieve (financiële) maatstaven ontbreken. Dat bete- kent niet dat de burger nu expli- ciet moet gaan betalen voor na- tuur, bos en landschap: er lopen al genoeg impliciete centen- stroompjes van de burger naar het bos. Wel moet aandacht be- steed worden aan het effectiever maken van bestaande zaken: de toeristenbelasting omzetten in een doelbelasting, en de plaatse- lijke horeca vragen een bijdrage te leveren.

Debat

Klagen is voor 'losers'. We moe- ten uitgaan van de kracht van het product, van de aantrekkelijkheid van natuur, bos en landschap. En f

inderdaad de horeca laten beta- len voor hun unieke ligging. Dit standpunt wordt breed onder- steund. Aansluitend wordt de op- merking gemaakt dat we niet ver- snipperd moeten optreden. Mede in het licht van Europese regelgeving is het verstandig dergelijke activiteiten vanuit het perspectief van de plattelands- ontwikkeling op te zetten. De dis- cussie over verantwoordelijkhe- den levert op dat de overheid verantwoordelijk is voor instand- houding van het nationaal erf- goed en daarom basisvoorzie-

ningen moet treffen. Er moet an- derzijds meer verantwoording bij de beheerder gelegd worden (nieuwe ondernemers).

Wat betreft financiering neigt de discussie naar het standpunt dat inkomsten niet zozeer uit eventu- ele toegangskaartjes gehaald moeten worden, maar dat meer heil verwacht wordt van een ver- kleining van de bureaucratie, een zelfstandiger rol van de beheer- der en een eenduidige financiële waardering van de producten van bos, natuur en landschap. De overheid zou hierbij nog een rol kunnen spelen door meer waarde te schenken (en dat ook publiekelijk uit te dragen) aan thema's als rust, ruimte en stilte. Nu wordt er vooral achteraf aan gereclameerd (zoals naar aanlei- ding van de MKZ-crisis).

3. Geïntegreerd bosbeheer

Kees van Vliet (Alterra) geeft een korte schets van het begrip Geïntegreerd Bosbeheer (GBB). Het is een nieuwe manier van denken over en omgaan met bos, die vanuit beleid, onderzoek en praktijk krachtig is en wordt on- dersteund. Onderzoek 10 jaar na introductie laat zien dat het be- grip wijd verbreid is. Men kent de filosofie achter geïntegreerd bos-

beheer en zelfs tweederde van de eigenaren zegt GBB toe te passen. De beheerders kennen de relevante terreinkenmerken, werken kleinschalig en natuurvol- gend en zijn enthousiast met hun bos bezig. Dat klinkt mooi en ver- dient waardering. Echter, de in- terpretatie en uitvoering blijken zeer variabel te zijn. Er is in veel gevallen geen sprake van een streefdoel of beheervisie als richtlijn voor het handelen en de gewenste functies krijgen niet evenwichtig aandacht. Kunnen we hier als bossector trots op zijn en is dit nu wat we met beleid en samenleving hebben afgespro- ken? Van Vliet stelt dat de filoso- fie van GBB enthousiast is opge- pakt maar dat dit in de praktijk nog te weinig systematisch, doel- gericht en professioneel wordt toegepast.

Simon Klingen (Klingen Bomen) heeft zijn verhaal de titel "Ge- integreerd bosbeheer is kans- loos" meegegeven. Uit een snelle analyse maakt hij op dat het as- pect 'natuur' in het algemeen goed wordt opgepikt door be- heerders en dat daar voldoende maatregelen voor worden geno- men. Het aspect 'houtproductie' is echter onderbedeeld en zal op

(4)

lange termijn resulteren in een gebrek aan hout. Klingen stelt dat niet genoeg benadrukt kan worden dat de blesser een vak- man moet zijn, die op basis van weloverwogen keuze van toe- komstbomen zowel de natuur- functie als de houtfunctie voor lange termijn kan en moet garan- deren. Dunning is daarin belang- rijk en zal dat ook blijven. Maar het is nu de hoogste tijd meer aandacht te schenken aan het sturen van de natuurlijke verjon- ging.

Debat

Gesteld wordt dat GBB meer een filosofie is, waardoor een concre- te vertaling naar beheer niet mo- gelijk is. Indien er systematisch en doordacht (planmatig) ge- werkt wordt en er sprake is van een meervoudige functievervul- ling, is dat ook een vorm van GBB. Daar zijn velen het mee eens. Er wordt bovendien ge- steld dat veel eigenaren een ver- taalslag wensen: wat is geinte- greerd bosbeheer, hoe breng ik dat in de praktijk? Dit wordt onder meer door LNV ondersteund met een netwerk van voorbeeldbe- drijven.

De meeste aanwezigen vinden dat we (gevoelsmatig) met GBB op de goede weg zijn. Wel wordt opgemerkt dat ook de recreatie- functie nadrukkelijker betrokken zou moeten worden.

Een andere discussie ontstaat wanneer opgemerkt wordt dat de praktijk en het beleid de resulta- ten van onderzoek niet oppak- ken. De tegenwerping dat de on- derzoekers de verkeerde dingen onderzoeken laat zien dat hier in ieder geval nadere afstemming noodzakelijk is. Er moet ook aan- dacht zijn voor de verschillen in informatiebehoefte tussen op- standsniveau en bedrijfsniveau. In een goede blesinstructie wordt informatie van beide niveaus ge- combineerd om de stap van

doelstellingen naar maatregelen te kunnen zetten, rekening hou- dend met de gewenste functies. Door theorie en praktijk meer dan tot nu toe in concrete situaties te vergelijken kunnen we leren waar en hoe we de toepassing kunnen verbeteren.

4. Bos en natuur in een landschappelijke context

Dirk Polder (Directie Natuurbe- heer LNV) gaat in op het natuur- en landschapsbeleid, toegespitst op het onderwerp natuur in land- schappelijke context. Opmerkelijk bij de beleidsvorming is dat na- tuur en landschap meestal in é6n adem genoemd worden: samen vormen zij de groene omgeving van burgers. Kenmerkend is bo- vendien dat beide achteruit hollen (biodiversiteit en verscheidenheid en kenmerkendheid). Er zijn ech- ter ook duidelijke verschillen: bij natuur is sprake van een sector, met de bijbehorende organisaties en structuren. Voor landschap is dat allemaal nog minder expliciet en verkeert de beleidsontwik- keling in een nog wat onzeker- der omgeving. Er is behoefie aan een ontwikkelingsgerichte land- schapsstrategie en aan een ge- meenschappelijke taal om de kernkwaliteiten van het landschap tot uitdrukking te brengen. Polder gaat uitgebreid in op de huidige en gewenste rol van de diverse overheden. Voor de nabij toekomst staan de volgende vra- gen centraal:

Welke gebieden?

Welke rol en verantwoordelijk- heden?

Welke kwaliteiten? Hoe daarop te toetsen? Kees Hendriks (Alterra) vertelt over de drijvende krachten ach- ter natuur- en landschapsontwik- keling en begint daarvoor met een historisch overzicht van de verschuivende perceptie van het platteland. De wijze waarop daar

tegenaan gekeken is en mee om- gegaan wordt is afhankelijk van de gekozen invalshoek: beleid, onderzoek en praktijk waren ge- scheiden werelden. In toenemen- de mate wordt de ontwikkeling van het platteland gestuurd door krachten en situaties van buitenaf (LNV, Brussel e.d.). De opgave voor de 21 e eeuw bestaat er dan ook uit een model te ontwikkelen voor de privaat-publieke samen- werking in de groene ruimte met respect voor individuele wensen.

Debat

Het lijkt moeilijk om landschaps- beleid om te zetten in uitvoering; daartoe ontbreekt het instru- mentarium. Terugkijkend naar de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS) wordt ge- constateerd dat landschapskwali- teit daarbij niet bepalend is ge- weest. De EHS lijkt een weerslag van een sectorale, monofunctio- nele (natuur) aanpak, of zoals een van de panelleden het verwoordt: "De EHS is uit het landschap ge- tild en sectoraal aan de natuur toegekend". Zou een landschap- stoets een andere EHS hebben opgeleverd? Waarschijnlijk niet wat betrefi de ligging, maar wel ten aanzien van typen, verschij- ningsvormen en gebruik van de EHS-natuur. Schaal blijkt hierbij cruciaal. Panel en publiek zien de oplossing in een intersectorale sa- menwerking op regionaal niveau, waarbij de eigen dynamiek van het landschap onderkend moet worden. Het gaat er niet om het landschap te bevriezen in ruimte- lijke plannen, maar om ook in de planvorming vrijheidsgraden te accepteren. 'Ontwerpend onder- zoek' (waarbij een palet van in- richtingsmogelijkheden wordt ge- schetst) kan in dit stadium ondersteunend zijn.

Afsluiting

Walter Kooy (secretaris van de Raad voor het Landelijk Gebied)

(5)

hangt zijn afsluiting van het sym- posium op aan de doelstelling er- van: de afstemming tussen be- leid, beheer en onderzoek. Hij .constateert dat hierin nog veel te verbeteren valt. Inleiders en pu- bliek worden geprikkeld met scherpe waarnemingen over de onderlinge positionering van be- leid, beheer en gebruik: 't stek- kert niet! Onderzoekers en be- heerders schetst hij als introvert en reactief: zij zouden pro-actief moeten inspelen op de maat-

schappelijke behoefte. Dit bete- kent dat beide groepen meer uit het bos moeten komen en in de maatschappij dienen te staan, ter ondersteuning van het beleid dat poogt de maatschappelijke vraag te verwoorden. Dus: wat bieden wij de samenleving in plaats van te kijken naar wat bie- den we onszelf als beheerders. De burger wil, toerend in zijn BMW langs het boomkronenpad genieten van rust, ruimte en stilte. De sector (onderzoek en beheer)

moet vervolgens niet reageren door te zeggen: dat moet 'ie niet willen. Want de realiteit is deze: hij wil en hij betaalt. En jullie moe- ten het maken: landschappelijke kwaliteit op hoog niveau tegen la- gere kosten. Het gaat dus minder om onderzoek naar het beheer in de EHS, maar meer om een ont- wikkelingsgerichte aanpak van bos en natuur in het landschap, op regionaal niveau.

BERICHTEN

European Forum on

Urban Forestry van

21-23

mei in Arnhem

Het European Forum on Urban Forestry (EFUF) ver-

enigt stadsbosbouwers uit heel Europa, zowel be- heerders als wetenschappers en beleidsmensen. Deze mix van mensen die elk vanuit zijn eigen ach- tergrond een bepaald thema uit de stadsbosbouw behandelen leidt steeds tot boeiende discussies. Dit jaar vindt het forum dichtbij de deur plaats, na- melijk in Arnhem. Naar aanleiding van de viering van 100 jaar bosbouw- en cultuurtechnisch onder- wijs in Nederland werd het thema Educatie geko- zen, onder de slogan "Educating the Urban Foresters". Er komen twee subtopics aan bod: wel- ke vaardigheden heeft een stadsbosbouwer nodig, en ten tweede hoe kan de stadsbosbouwer leren van de mensen waarvoor hij werkt, de bosgebrui- kers, en omgekeerd. De Vereniging voor Bos in Vlaanderen werkt mee aan de organisatie van dit fo- rum, gezien de grote overeenkomsten binnen de la- ge landen. Andere initiatiefnemers zijn de IPC Groene Ruimte, Hogeschool Larenstein en Helicon MBCS.

Het eerste subtopic is rechtstreeks gelinkt met de viering van 100 jaar bosbouwonderwijs in Nederland. Naar aanleiding hiervan zal door het Innovatie- en Praktijkcentrum (IPC) Groene Ruimte (Arnhem) een cursus stadsbosbouw ontwikkeld

worden. De aanwezigen op het forum zullen zich bezinnen over welke vaardigheden een stadsbos- bouwer nodig heeft, en zullen op die manier een sterke inbreng hebben in de opbouw van dit pro- gramma. Daarnaast zal er bekeken worden met wel- ke methodieken die vaardigheden het best bijge- bracht worden. Er zal ook stilgestaan worden bij de rol van levenslang leren en de mogelijke toepassing van e-leren en afstandsleren in de stadsbosbouw. Het tweede subthema staat stil bij de interactie tus- sen de stadsbosbouwer en de bosgebruiker. Hoe kunnen deze twee groepen van elkaar leren. Enerzijds wil de bosgebruiker meer te weten komen over het bos, anderzijds moet de stadsbosbouwer een idee krijgen van de verwachtingen en denkpa- tronen die er leven bij de bosgebruikers, om bij- voorbeeld het beheer er op te kunnen afstemmen. Op de vrijdag wordt het forum opengesteld voor al- le geïnteresseerde bosbouwers uit de lage landen. Dit wordt een unieke gelegenheid voor stadsbos- ge'interesseerden om in interactie te gaan met de in- ternationale urban foresters. Subthema's van deze dag zijn recreatie, communicatie, en wijderzijds le- ren. De dag wordt besloten met de conclusies van het forum en een postersessie.

Het forum vindt plaats van woensdag 21 mei tot vrij- dag 23 mei 2003 in Arnhem. Donderdag is er een excursie naar Vlaanderen, waarbij onder andere het Educatief Bosbouwcentrum Groenendaal zal be- zocht worden. Zaterdag 24 mei 2003 is er een op- tionele excursie naar de Flevopolders.

Meer info bij Karel Bonsen k.bonsenQipcgroen.nl of op www.efuf.org.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De luchtvaart zal zich net als andere economische sectoren moeten inspannen om de negatieve externe gevolgen zover als redelijkerwijs mogelijk terug te dringen en zal moeten

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

TOP: De gemeente heeft circa twee jaar van te voren in beeld op welke wijze invulling wordt gegeven aan de participatie en past deze ook al toe. HOOG: De gemeente heeft een beeld

Het kabinet heeft in de brief bijna exclusief aandacht voor het belang van vereenvoudiging voor ouders en uitvoeringsorganisatie, maar nog te weinig aandacht voor de risico’s

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

Het nieuw te vormen landgoed moet zowel middels de nieuwe bebouwing als de nieuwe groenstructuur kwaliteit toevoegen aan de bestaande landgoederen waar het nieuwe landgoed in

Door het onderzoeken van ervaringen van zowel gemeenten als energiecoöperaties wordt gezocht naar een passende overheidsrol voor gemeenten om energiecoöperaties vanuit de

Op 25 maart 2014 wordt op de TU/e een ADMS symposium georganiseerd waarin de nieuwe rollen en processen in de bouw centraal staan. Hierbij komen vooraan- staande sprekers aan