• No results found

A sense of place, a sense of time : a sense of community : the story of Walnut Creek, Ca.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A sense of place, a sense of time : a sense of community : the story of Walnut Creek, Ca."

Copied!
239
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A SENSf Of PLACE, A SENSE Of TIME: A SENSf OF COMMUNITY

THE STORY Of WAlNUT CREEK, CA

Doctoraalscriptie Culturele Antropologie / Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen

Femke Zijp 9130594

Begeleider: Ot van den Muijzenberg Universiteit van Amsterdam

(2)
(3)

VOORWOORD

"LITTLE DARLING, IT'S BEEN A LONG, COLD, LONELY WINTER. LITTLE DARLING, IT FEELS LIKE YEARS SINCE IT'S BEEN HERE. HERE COMES THE. SUN. HERE COMES THE SUN AND I SAY IT'S ALLRIGHT." (The Beatles: Here. Comes the Sun)

MIJN SCRIPTIE! IS! AF!

IK! BEN KLAAR! MET MIJN STUDIE! Ongelofelijk ... wat een feest ...

Ik ben niet geschikt voor de wetenschap, heb ik bes.loten. In één van mijn laatste brieven aan mijn begeleider schreef ik:

''IJc heb af en toe echt het gevoel dat ik gek word ervan, dat m'n kop uit elkaar knalt. Het is gewoon niet mogelijk de menselijke realiteit in woorden te vangen, en dat is toch waar ik hier mee bezig b~n. Woorden zijn per definitie ontoerei-kend. In de kunst - poëzie of literaire fictie - kun je nog weleens in de buurt komen, :maar dat is juist te danken aan het ontbreken van de wetenschappelijke eisen op het gebied van consequentie of volledigheid of objectiviteit" Die eisen .

hebben naar :mijn idee geen fundamentele grond in de merrneli jke realiteit, maar dienen alleen o:m de gedachten te structureren,

zodat een gesprek :met collega's die eenzelfde structuur

ge-bruiken mog.elijk wordt. Wat is dan de werkelijké waarde van

die structuur? Sterker nog: is het overtuigend suggereren Van zo'n structuur op een plek waar 'ie eigenlijk niet bestaat

niet schadelijk?

Maar ik wil gvd wel afstuderen. Natuurlijk weet ik dat

het allemaal 'niet zo hoeft' om een voldoende te halen en er

vanaf te zijn, en ik doe ook niets anders dan voortdurend alle eisen te ontduiken. Dia hele scriptie is al één grote conces-sie aan de werkelijkheid. Het onderzoek was wat dit betreft

ook al een ramp voor me, hoewel da~a op zich nog een

betrekke-lijk 'onschuldige' vervorming van de realiteit zijn. Maar om

daar vervolgens een verhaal op te baseren dà.t tegelijkertijd

overtui.gend, samenhangend, wetenscha.ppeli jk correct en liefst ook nog een beetje boeiend is, dat is toch bijna onmogelijk ... Ik kan er echt vaak niet bij, en krijg een soort spierpijn in

mn kop vàn dat hopeloze proberen 1 en blauwe plekken van het

telkens vallen. Als het ware."

Maar nu is het klaar. Nu hóéf ik niet meer, ik màg. En ik kàn. En juist vanwege de grote bezwaren die aan de wetenschappelijke structuur kleven, is het goed deze zelf te kunnen gebruiken.

En, hoe wonderlijk het ook klinkt, pas nu ik deze heel individuele worsteling met De Antropologie heb beëindigd, begrijp ik ècht wat ik

(4)

kennelijk telkens zocht, en vond, in Robert P irs ig' s 'Zen and the Art of Motorcycle Maintenance':

"Een werkelUk begrip van Kwaliteit is niet alleen niet dienstbaar aan het Systeem, zoals het er evenmin lak aan heeft, of eraan tracht te ontkomen. Een werkel~jk .begrip van Kwaliteit Yangt het systeem, temt het en zet het in voor persoonIUk gebruik, en het laat iemand volkomen vrij te beantwoorden aan zijn innerIUke bestemming." {Pirsig '74:

201) (cursief in het origineel)

Want, "wat goed is, Phaedrus, en wat niet goed is - moeten w~j iemand vragen ons dat te vertellen?" (idem: 352)

Ik w i 1 de mensen in Wal nut Creek bedanken die de tijd en moei te hebben genomen om met me te praten. Ik hoop dat ik ju 11 ie recht heb gedaan.

Ik wil de mensen om me heen bedanken die in mij zijn blijven vertrouwen. Jullie weten dat zelf het beste. Dank!

Ik wil ~ijn begeleider, Ot van den Muijzenberg, bedanken voor z)jn vertrou-wen, en zijn (schijnbaar) grenzeloze geduld met me. En ik wil al mijn

leraren bedanken die mij hebben geïnspireerd .,. zowel degenen bij wie ik lessen heb gevolgd, als de schrijvers die ik nooit heb mogen ontmoeten. Dank, dank!

Maar mijn grootste dank gaat uit naar de Poëzie, de literatuur, en de Rock'nroll, zonder wie ik nooit had begrepen wat het betekent om als mens verbonden te zijn met deze wereld - laat staan dat ik er iets over op papier had kunnen krijgen.

"The phenomenology of the poetic imagination allows us to explore the being of man considered as the being of a .sw:faç~, of the surface that separates the region of the same

from the regi<>n of the other. It should not be forgotten that in this zone of sensitized surface, before being, one must speak, if not to others, at least to oneself. And advance always. By means of poetic language, waves of newness flow over the surface of being.

And language bears within itself the dialectics of open and closed. Through meaping it encloses, white through poetic expression, it opens up." (Bachelard '58: 222)

(cursief in het origineel) Amsterdam, 4 november 2003

(5)

INHOUDSOPGAVE Inleiding

I.1: De Beving en de Buren

I.2: 'Sense of Community in a Technoburb': het Wetenschappelijk Belang ...

I.3: ... En mijn Persoonlijke Drijfveer I.4: De Opbouw van het Verhaal

1: De Fundering: Theorie

1.1: De Postindustriële Samenleving: Technoschaft 1.2: Technoburbs: De Steden van de Technoschaft 1.3: 'Sense of Community'

1.4: Een Antropologie van een Technoburb 2: Het Onderzoek

2.1: Het Plan 2.2: De Praktijk 2.3: Mijn Informanten 2.4: De Evaluatie

3: 'A Sense of Time': De Geschiedenis van Walnut Creek 3.1: Tot 1891: Indianen, Spanjaarden, Mexicanen, en de

I II III

v

l 3 6 8 12 M 22 30 Eerste 'Settlers' 32

3.2: 'Getting Connected': Vanaf de Komst van de Spoorweg (1891) tot de Opening van de Caldecott Tunnel (1937) 38 3.3: 'Suburban Paradise: The Boom Years!' 42 3.4: 1973: 'BART's Coming! And it's Hauling

Technoburbia Along ... ' 46

3.5: 1985: 'The Bubble Bursts' 50

4: Economie: Welzijn door Werk

4.1: De Postindustriële Economische Stedelijke Structuur:

Werken om te Leven of Leven om te Werken? 57 4.2: Walnut Creek - Leven om te Werken 63 4.3: Walnut Creek - Werken om te Leven

4.4: Conclusie

5: 'Birds of a Feather Flock Together'

5.1: Van Klasse, via Status, naar ZIPcode-kwaliteit

70 75

(6)

5.2: Walnut Creek Geclusterd 5.3: Conclusie

6: 'Technotraffic: A Sense of Freedom'?

82

83

6.1: Hannerz' 'Traffic' Domein 85

6.2: Postsuburbia: Een Spinnenweb van Autowegen 87 6.3: Walnut Creek: Burb of Urb? Of: Het Infarct van het Succes 88 6.4: 'The Walnut Creek Cruise Revisited' 93

6.5: Conclusie 102

7: Woonplaats: Walnut Creek

7.1: De 'Architechnotuur' Vertelt 104

7.2: Walnut Creek - Een Ander Verhaal? 108

7.2.1: 'A Great, Healthy Life' 109

7.2.2: 'Strong Fences Make Good Neighbors'?: Historische

Identiteit Vs. Dynamische Groei 127

7.3: Conclusie 136

Conclusie: 11

Adeo Pavor etiam Auxilia formidat":

De Angst Maakt Ons zelfs Bang voor Wat Ons kan Redden.

(Quintus Curtius) 140

Appendix 1

Bibliografie

(7)

""Met steden is het net als met dromen: van alles wat je je kunt voorstellen kun je dromen maar ook de meest onverwachte droom is een rebus die een verlangen verbergt, ofwel het omgekeerde ervan, een angst. Steden, net als dromen, z~jn opgebouwd uit verlangens en angsten, ook al is de draad van hun verhaal geheim, z~jn hun regels absurd, de perspectie-ven bedriegelUk en verbergt iedere zaak een andere zaak. Ook steden geloperspectie-ven dat ze een produkt zUn van de geest ofhet toeval, maar noch de één noch het ander zijn in staat om hun muren staande te houden. BU een stad geniet je niet van de zeven of zevenenzeventig wonderen, maar van de antwoorden die ze geeft op een vraag van jou. 11

"Of van de vraag die z~j je stelt en waarop ze je verplicht te antwoorden.""

(Calvino '72: 43,44)

"If our friendship depends on things like space and time, then when we finaUy overcome space and time, we've destroyed our own brotherhood! But overcome space, and all we have left is Here. Overcome time, and all we have left is Now. And in the middle of Here and Now, don't you think that we might see each other once or twice?" (Bach '70:

(8)
(9)
(10)

Frecway ~ I·!ighway Primary Road Sccondary Road Minor Road Restricted Road Alley Unpaved l<.oacl Tunnel Tol! P.oad

-~"~~-~~- High Occupancy Veh. Urne Stackecl Multiple [(oaclways Proposccl Road

Prnposed Freeway

Freeway Uncler Consiruclion One-Way Road Two-Way l<oacl Trail, Walkway ,,,",,"""""",,,,,""","''"''" SI.airs 0 () Fl.ailroacl Rapid Transit

Rapid Transil, Unclcrgrouncl Cily Bounclary

Counly Floundary Slale Bounclary !nlernaLional Bounclary Military Base, Indian Resv. Township, Range, Rancho River, Creek, Shoreline F'erry

Detail Map Scale

1 Inch to 2400 Feel .2f-i .fi ,75 1.0 .5 1.0 !nterstate lnlerstate (Business) U.S. !-Iighway State I-Iighway County Highway State Scenic Highway County Scenic !-lighway Carpo'ol Lane

Streel Lisl Marker SI.reet Name Conlinualion Slreel. Name Change Airport

Station (Train, Bus)

Building (see List ofAbbrevialions page) Building Footprint

I'

! 1

't

Public Elementary School Public High School Private Elementary School Private High School Shopping Center Fire Station Library Mission Winery Campground Hospita! ,1/,,--'•1\"; Mounlain .j> Seclion Corner Boat Launch

Gates, Locks, Barricades

1

"' Light.house

Public Land Survey

County Seat County Incorporated City Incorporated City Incorporated City Incorporated City Incorporated City City, County, State Pad< National Forest, Park Water

lntermittent Lake, Marsl·1 Dry Lake, Beach Dam

Po in l of In Leresl

Golf Course, Country Club Cemelery

Military Base Airport Parking Lot Structure Footprint Regional Shopping Center

(11)

INLEIDING

I.l DE BEVING EN DE BUREN

Het is 17 oktober 1989. De straten van San Francisco, en eigenlijk van de hele Bay Area, zijn uitgestorven. Waar je normaliter, rond dit (spits)uur, nauwelijks nog.voor- of achteruit kunt door de eindeloze files, liggen de wegen nu wit en trillend te wachten. Er hangt iets in de lucht ...

De honderdduizenden die thuis voor de buis zitten te kijken naar de belangrijke 'football'-wedstrijd die aan de gang is, voelen alleen de spanning van de 'match'. Ook de gelukkigen die een kaartje hebben kunnen bemachtigen voor het afgeladen stadion in de Oakland Hills, schrijven de trillingen toe aan het stampvoeten van de supporters en de electrische lading van deze ultieme sportieve krachtmeting.

Maar dan begint de aarde te golven. De Lama Prieta Earthquake doet de stad 20 seconden lang letterlijk op haar grondvesten schudden. De heerlijke nazomerse vrijdagmiddagsfeer maakt plaats voor de nachtmerrie van Califor-nië: 'The Big Quake'. De talloze gebouwen die nog niet tegen aardbevingen bestand zijn gemaakt zakken als kaartenhuizen in elkaar. Branden breken uit. En grote stukken van de machtige Bay Bridge, die uit twee boven elkaar geplaatste betonlagen bestaat, storten in en verpletteren de automobilisten die nog snel naar huis en buis wilden rijden. Het is een regelrechte ramp. Walnut Creek, een rijke en rustige stad nèt over de Oakland Hills, is weliswaar verder van het epicentrum verwijderd dan San Francisco, maar ook daar gromt en golft de grond. Auto's stuiteren op en neer, het asfalt splijt, de bomen zwiepen en breken als ijsparasolletjes.

Maar voor de bewoners van deze technoburb heeft de aardbeving van 1989 nog een extra verrassing in petto: een eerste kennismaking met de buren.

Eunice Pollen: "Everybody ran out onto the street, and people would meet their nextdoor neighbors. Now we met our nextdoor neighbor: a single man, who lives with his mother. She does not ever go out of the house. So, if there would have been a serieus obstruction in this area, nobody would have even known that she existed."

Harold Pollen: "And her son would not have been there. 11

Eunice: "The troubles, at that time! You would think of people, but, ehm, we really don't know each other."

(12)

I.2 'SENSE Of Cort4UNITY INA TECHNOBURB': HET WETENSCHAPPELIJK BELANG ... In deze scriptie probeer ik twee antropologische 'customs', die - naar mijn mening - vanuit een vorm van intellectuele luiheid de maatschappelijke relevantie van ons vak beperken, en zelfs uiteindelijk bedreigen, aan de kaak te stellen: de fragmentering èn de marginalisering van het onderzoeks-object.

Onderzoek naar de 'sense of community' is binnen de antropologie zeer

gebruikelijk. De vraag naar het hoe en waarom van de menselijke samenleving is immers de basis van het vak. De manier waarop de antropologie echter tracht die vraag te beantwoorden, namelijk door langdurig, intiem, klein-schalig veldonderzoek, leidt ertoe dat bepaalde gemeenschappen zich in een veel grotere antropologische belangstelling mogen verheugen dan andere. Dergelijk onderzoek is veel beter te behappen in relatief duidelijk (geografisch en/of cultureel) afgebakende gemeenschappen.

De stadsantropologie kampt al sinds haar ontstaan met dit dilemma: moeten we proberen een beeld van de stad als geheel te schetsen, en daarmee de klassieke werkwijze loslaten, of moeten we daaraan vasthouden, en de stad opsplitsen in aparte segmenten?

Daarnaast is er de neiging van de antropologie om zich vooral bezig te houden met probleemgevallen en exotica. Na zich jarenlang uitsluitend gericht te hebben op het 'primitieve', heeft de antropologie weliswaar de laatste decennia haar blik verruimd en is er een antroplogie van het

'Westen' ontstaan, maar ook hierin wordt steeds gefocust op het vreemde, de buitenstaander, degene die vanuit gangbaar maatschappelijk perspectief weinig succesvol is (een enkele uitzondering, zoals L. van Leeuwen, daargelaten). Dit is zonder twijfel nuttig bij het verkrijgen van onder-zoekssubsidies, maar vanuit wetenschappelijk oogpunt niet verklaarbaar. Het

is in de huidige situatie, waarin de kasten op de verschillende antro-pologische instituten uitpuilen van de beschrijvingen van zwarte alleen-staande moeders, hardcore-homo's en dakloze heroïnehoertjes (nog los van alle 'derde wereld'-studies), veel interessanter om eens te kijken wat de antropologie te zeggen heeft over de succesvolle westerling. De koploper in de maatschappelijke ontwikkeling van dit moment, die door 'het succes' te belichamen de aspiraties van grote groepen anderen stuurt. De pionier van

(13)

de nabije toekomst. De bewoner van de technoburb.

We moeten de moeilijkheden die we tegenkomen bij zulke verkenningstochten langs de randen van het vak beschouwen als een uitdaging, en niet als een blokkade. Laten we wat proberen, zodat we met vallen en opstaan mogelijk een nieuwe 'route' vinden. Deze scriptie is zo'n poging - op het niveau van een leeronderzoek uiteraard. Ik heb geprobeerd een beeld te schetsen van de

'sense of community', het fijne oude antropologische onderwerp, in een splinternieuwe, rijke, succesvolle, westerse stad, zonder daarbij te vervallen in segment-onderzoek, noch in louter afstandelijke observaties

'van bovenaf'.

De 'uitdagingen' die ik bij deze verkennningstocht ben tegengekomen waren dusdanig, dat ik vaak het hele onderzoek in de vuilnisbak heb willen gooien. Dat heb ik gelukkig toch niet gedaan. Want ook - of misschien wel juist - mijn mislukkingen, en de talloze gebreken van dit onderzoek, kunnen nuttig zijn voor andere stadsantropologen. Ik hoop dat ik in elk geval op die manier met dit werk iets aan ons vak heb kunnen bijdragen.

I.3 ... EN MIJN PERSOONLIJKE DRIJFVEER

Het is daarnaast, zowel voor mezelf als voor mijn lezers, van belang dat ik verwoord wat mijn persoonlijke 'drive' is geweest, mijn vooropgezette idee, mijn subjectieve en niet wetenschappelijk gefundeerde verwachting of hoop, waarmee ik dit onderzoek ben begonnen en van waaruit ik mijn scriptie schrijf. Aan elk onderzoek ligt een dergelijke drijfveer ten grondslag, en juist omdat het de taak van een wetenschapper is, om de resultaten van zijn of haar onderzoek zo min mogelijk door die vooropgezette gedachten te laten beïnvloeden, moeten ze van meet af aan, voor schrijver èn lezer, duidelijk zijn.

Ik zal me daarom hier - bij de aanloop - ongeremd uiten, zodat ik me straks - tijdens de sprong - gemakkelijker op de achtergrond zal kunnen houden. Want ik maak me ernstig zorgen.

Waar materiële welvaart macht geeft, kunnen de rijkeren onder meer bepalen waar, hoe en met wie ze wonen: liefst fijn samen, en apart van de armeren, die immers maar rommel en nare gedachten geven. En ik vrees de effecten die verregaande homogenisering van stadswijken, en zelfs van hele steden, zal

(14)

hebben op onze ideeënwereld, en daarmee op onze samenleving.

Zulke neiging tot segregatie op economische gronden is natuurlijk niets nieuws: al sinds jaar en dag ontvluchten elites in hun burchten de stank van het proletariaat. Dat in deze tijden de burchten de vormen aannemen van 'burbs' en 'omheinde gemeenschappen' is slechts een kleine variatie op het oude thema. Maar wat wèl nieuw is, is dat er nu hierin een bewuste keus gemaakt wordt. Na alle moeizame socialistische strijd, na alle politiek-filosofische intellectuele arbeid, en de sociaal-culturele

worsteling om zulke verlichte ideeën ook in de concrete samenleving een plek te geven, lijkt het alsof de mensen nu moe zijn van dat alles, en de teugels door hun vingers laten glippen.

De groeiende 'Macht van het Geld' stimuleert onder brede lagen van de bevolking de bereidheid om zich, eigenlijk net als in de jaren van vóór de eerste arbeidersbewegingen, verregaand te onderwerpen aan de behoeftes van hun geldschieter: de baas, of, in abstractie, 'de markt'. Alleen is de dwang nu niet fysiek, maar psychisch. Vaak is men zich niet eens meer bewust van de keuze die men hierin maakt, zozeer wordt het opofferen van andere levensvervullingen ten behoeve van de carrière geaccepteerd, en zelfs bewonderd. Het wordt in veel kringen ronduit oubollig gevonden om nog te spreken over de socialistische idealen. Ik vind dat treurig, en beang-stigend, en wil de persoonlijke keuze die een ieder hierin heeft weer meer zichtbaar maken.

Voor de welgestelden, van wie er - dat is waar - in de hele geschie-denis nog niet zoveel geweest zijn, is de wereld steeds meer een soort speeltuin. Ze denken alles naar hun hand te kunnen zetten, omdat ze zoveel naar hun hand kunnen zetten. De hele discussie over het begrip 'risico' (wat het is, waar het vandaan komt, en in hoeverre het uit te bannen is) hangt hiermee samen: door toenemende materiële welvaart (zeker in combina-tie met toenemende secularisacombina-tie) verleren mensen het om om te gaan met dingen die ze niet in de hand hebben. Bij tegenslag wordt de

verantwoorde-1 ijkheid afgeschoven. We worden steeds meer een soort verwende kindertjes. Datgene wat ik beschouw als de fundering van de democratie, namelijk de

solidariteit tussen vrije en zelfstandige individuen, wordt hierdoor

uitgehold. En dáár wordt aan de borreltafel veel minder over gesproken dan over het zogenaamde 'verval van normen en waarden', wat dat dan ook moge wezen.

Ik ervaar de technoburbanisatie als een symbool van de toekomst van

(15)

een samenleving die geregeerd wordt door dit ongebreidelde kapitalisme. Deze 'burbs' vormen een woon- en werkomgeving die gericht is op mensen die al veel geld hebben en nog meer geld willen maken. Voor drop-outs is er geen plek. In hun extremiteit zijn zulke steden utopisch voor sommigen, en dystopisch voor anderen - zoals ikzelf.

Maar niet alléén geld geeft macht, gelukkig. De macht van kennis zal uiteindelijk altijd groter zijn. Daarom wil ik ten eerste de technoburbs beter begrijpen. Wat gebeurt daar nu eigenlijk? En waarom gebeurt het zo, en niet anders? En hoe ervaren de bewoners zèlf het leven in een dergelijke stad?

Gewapend met zulk begrip kunnen we de mogelijkheden tot verandering van de 'blinde ramkoers', waar we nu op zitten, beter zien. We kunnen wel degelijk kiezen: in ons persoonlijke leven, maar ook in onze samenlevingen, die het uiteindelijke resultaat zijn van al die individuele keuzes. De afstand is minder groot dan velen denken. Zelf-bewust-zijn is cruciaal voor ons aller toekomst.

I.4 DE OPBOUW VAN HET VERHAAL

Ik begin met een overzicht van het theoretisch kader: wat zijn technoburbs, wat versta ik onder 'sense of community', en hoe kun je die twee dingen in een antropologisch onderzoek combineren? Garreau (1991), Kaplan (1998) en Kling, Olin, en Poster (1991) zijn belangrijk bij het eerste, Cohen (1985) bij het tweede, en Hannerz (1980) en Geertz (1973) bij het derde facet.

Dan volgt een hoofdstuk over het onderzoek zelf: wat was het plan, en wat is daar uiteindelijk van terecht gekomen? Hoe is mijn veldwerk verlo-pen?

De hoofdstukken 3 tot en met 7 vertellen het verhaal van Walnut Creek, California: hoe het uitgroeide van klein boerendorpje tot de snelst groeiende stad van Californië, en hoe de mensen daar wonen, werken,

rondscheuren in hun flitsende automobielen, en hoe zij hun stad, en elkaars gezelschap, beleven. In deze hoofdstukken probeer ik het etic 'beeld van boven', zoals dat naar voren komt in statistieken, krantenartikelen, en literatuur, in te kleuren met een emic 'beeld van binnenuit', door mijn informanten zelf aan het woord te laten. Voor de duidelijkheid schrijf ik in deze hoofdstukken 'De Technoburb', met hoofdletters, als ik de

(16)

typische technoburb bedoel.

In de conclusie breng ik alle verhaallijnen weer samen, en komt de lezer eindelijk te weten hoe het nu zit met de 'a sense of place, a sense of time: a sense of community' in de technoburb Walnut Creek. Alhoewel ... is Walnut Creek eigenlijk wel een technoburb?

(17)

HOOFDSTUK 1

DE FUNDERING: THEORIE

"Urenlang loop je door en het is je niet duidelijk of je al middenin de stad bent of er nog buiten. Zoals een meer met lage oevers dat ongemerkt overgaat in moerassen, zo strekt Pentesilea zich uit als een stad-brei die uitloopt in de vlakte.

Als je de mensen die je tegenkomt vraagt: 'Waar ligt Pentesilea?' maken ze een weids gebaar zodat je niet weet of dat wil zeggen: 'Hier', of: 'Meer daarheen', of: 'Overal in het rond', of ook nog: 'De andere kant op'.

'De stad', houd je aan.

'Wij komen hier elke morgen werken', zeggen sommigen, en anderen: 'Wij komen hier slapen.'

'Maar de stad waar geleefd wordt?' vraag je.

'Die moet,' zeggen ze, 'die kant op zijn,' en sommigen wijzen schuin in de richting van een hoop massieve veelhoeken, aan de horizon, terwijl anderen naar achteren wijzen naar de schim van weer andere uitsteeksels.

'Maar ben ik er dan door gekomen zonder het te merken?' 'Nee, probeer het dan nog maar verder.'

Of er, verborgen in de een of andere deuk of rimpel van deze uitgelubberde periferie een Pentesilea bestaat dat voor degene die er is geweest herkenbaar is of dat hij

zich later zou kunnen herinneren, of dat Pentesilea slechts de perfiferie van zichzelf is en het centrum overal, je doet er geen moeite meer voor dat te begrijpen. De vraag die nu in je hoofd begint te knagen is veel beangstigender: bestaat er buiten Pentesilea een buiten? Of, hoever je je ook van de stad verwijdert, ben je niet slechts bezig van de ene buiten-wijk naar de andere te gaan zonder er ooit nog in te slagen er uit te komen?" (Cal v i no 1972: 143,144)

1.1 DE POSTINDUSTRIËLE SAMENLEVING: TECHNOSCHAFT

Steden, stelt Ulf Hannerz in zijn beroemde werk "Exploring the City -Inqu iries Toward an Urban Anthropo logy" ( 1980), kunnen alleen begrepen worden binnen de context van de samenleving waarin zij zijn ontstaan (1980: 243). Een kleine verkenning van de specifieke constellatie van politieke economie, technologie, culturele vormen en centripetale tendenzen van deze omringende samenleving, is een goede eerste stap bij de vorming van een theoretisch kader.

Technoburbs zijn 'de steden van de Technoschaft'. Ik zal daarom in deze eerste paragraaf - zeer beperkt - aangeven wat we daaronder verstaan, en hoe deze Technoschaft, ofwel de postindustriële samenleving, is voortge-komen uit de Gesellschaft, de industriële samenleving, die eraan vooraf ging.

(18)

Sinds enkele decennia is door een combinatie van economische, technologi-sche en soc i aa 1-demograf i sche factoren de productie van goederen steeds meer verplaatst naar de periferie. Het centrum is zich steeds meer gaan richten op het verwerken en beheren van de informatie, die gebruikt kan worden om de internationale stroom van goederen en kapitaal te beheersen. De macht van multinationale bedrijven is daardoor toegenomen ten koste van de macht van. de nationale staten. Deze postindustriële of postmoderne samenleving, gekenmerkt door het laat-kapitalisme, is mede mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van allerlei nieuwe informatie-technologieën.

Er bestaat grote overeenstemming over het feit dat deze postindus-triële samenleving verschilt van wat eraan vooraf ging. Zo heeft Phillips ('96: 130-133) een derde variant aan de typologie van Tönnies (Gemeinschaft en Gesellschaft) toegevoegd: Technoschaft. Als ideaaltype kunnen zulke concepten nuttig zijn.

Volgens Phillips is de Technoschaft op de volgende manieren te onderscheiden van de voorgaande fase, de Gesellschaft:

1. Ruimtelijk-geografisch: de steden zijn niet langer georganiseerd rond industrieën, maar rond electronische communicatie. Het patroon van de stad en haar suburbs is vervangen door een voortdurende ruimtelijke reorganisa-tie, zonder vaste vorm. Tijd en ruimte worden samengeperst door de communi-catietechnologie, en de 'sense of place' verdwijnt daardoor.

2. Economisch: de nationale markteconomie, gebaseerd op de productie van goederen, is vervangen door het mondiale laat-kapitalisme, waarin de toegang tot informatie, communicatie en diensten centraal staat. Flexibele arbeidsomstandigheden (een sterke groei van het aantal deeltijdbanen en tijdelijk werk), en een groeiende kloof tussen rijk en arm (zie o.a. Phillips '96: 278 voor cijfers en citaten hierover).

3. Socio-cultureel: de urbane samenleving, gebaseerd op sociale mobiliteit van het individu, massacommunicatie, vervreemding en anomie, heeft plaats gemaakt voor een gedenationaliseerde, mondiale cultuur, gebaseerd op uitgebreide sociale netwerken en electronisch vermaak. Smaak en status zijn belangrijker geworden dan beroep en inkomen. De 'realiteit' wordt steeds meer gezien als een collage van perspectieven.

4. Politiek: de macht van de individuele zakenman en politicus wijkt voor de macht van de grote multinationale ondernemingen. De natie-staat wordt minder belangrijk: er ontstaat een 'democratie' van consumenten i.p.v. burgers.

(19)

Harvey ('89: 173-179) citeert verschillende denkers die een verge-lijkbaar gestileerd onderscheid aanbrengen tussen 'oud en nieuw kapitalis-me' (Ha la 1), 'georganiseerd en ongeorganiseerd kapitaliskapitalis-me' (Lash & Urry) en 'fordisme en flexibele accumulatie' (Swyngedouw).

Ook Castells ziet in de 'informationele productiewijze' een nieuwe fase van het kapitalisme, waarin de 'space of flows' de belangrijke maatschappelijke processen domineert, en er een nieuwe sociale breuk ontstaat tussen hen die we 1 en geen toegang hebben tot het informat ienet-werk. De groeiende kloof tussen rijk en arm komt tot uiting in de 'dual city':

"The dual city is the social expression of postindustrial society, while the global city is its economie expression, and the informational city its technological expression." (Cas te 11 s en Mollenkopf '91, in Phillips '96: 538)

Hoewel er, zeker vanuit de antropologie, kritiek geleverd kan ~orden op hun gebrek aan nuancering en economisch-technologisch determinisme, leveren deze macro-perspectieven op de huidige sociaal-economische situatie een context waarbinnen de opkomst van de nieuwe steden begrepen kan worden.

1.2 TECHNOBURBS: DE STEDEN VAN DE TECHNOSCHAFT

"There were a hundred thousand shapes and substances of incompleteness, wildly mingled out of their places, upside down, burrowing in the earth, aspiring in the earth, moldering in the water, and unintelligible as in any dream." {Dickens over Londen in 1848, in Garreau '91: 9)

"'That is also the best one-sentence description of Edge City extant." ( Garreau, idem)

Zoals de suburbanisatie een gevolg was van de Industriële Revolutie (zie hierover o.a. Fishman '87 en Jackson '85), kan de opkomst van de nieuwe steden, de 'technoburbanisatie', beschouwd worden als een gevolg van de Informatie- en Communicatierevolutie, en de postindustriële samenleving. "Seen in historica! perspective, suburbia now appears as the point of transition between two decentralized eras: the preindustrial rural era and the postindustrial information

socie-ty." (Fi shman '87: 206)

"Postsuburbia is 'deconcentration', the delusion of the urban core by smaller, incorporated townships and the replacement of concentrated heavy manufacturing and muscle labor by service and high-tech information industries that require a brainy, driven workforce that prefers protected, engineered landscapes. " (Kap la n ' 98 : 90 )

Na de suburbanisatie van het wonen, ziet Garreau ('91), in zijn 3

(20)

invloedrijke werk "Edge City - L ife on the New Front ier11

, het verplaatsen

van de winkelcentra en delen van de dienstensector naar de buitenwijken en verkeersknooppunten als de tweede stap in het ontstaan van deze nieuwe stedelijke gemeenschappen. De derde stap is het verplaatsen van "our means of creating wealth, the essence of urbanism - our jobs - to where most of us have lived and shopped for two generations. That has led to the rise of Edge City." (Ga rreau '91 : 4)

Fishman ('87) stelt dat het proces van decentralisatie na afloop van WO II vr i jwe 1 synchroon is verlopen binnen de verschillende sectoren die Garreau onderscheidt, en ziet de technoburbanisatie dus in al in 1945 beginnen. Hij schrijft:

"The most important feature of postwar American development has been the almost simultaneous decentralization of housing, industry, specialized services, and office jobs; the consequent breakaway of the urban periphery from a centra! city it no langer needs; and the creation of a decentralized environment that nevertheless possesses all the economie and technological dynamism we associate with the city. This phenomenon, as remarkable as it is unique, is not suburbanization but a new city." ( F i shman '87: 184)(cursief in origineel)

Op de tijdbalk van Garreau valt de opkómst van postsuburbia precies samen met het massaa 1 toetreden tot de arbeidsmarkt van de Amerikaanse vrouwen. Het aantal auto's in de VS verdubbelde tussen 1970 en 1987, vol-gens Garreau grotendeels door toedoen van deze intredende vrouwen. De technoburbs vormden het antwoord op deze ontwikkeling, stelt hij, omdat ze de noodzaak van langdurig forenzen wegnamen. "These Edge City work centers were convenient for women. It saved them time." ( '91 : 112) Niet a 11 een nam de afstand tussen huis en werk af, maar de decentralisatie van de stedelijke functies maakte ook een eind aan de verkeersstuwingen. De zo gewaardeerde

individuele bewegingsvrijheid kwam weer binnen bereik.

Waarschijnlijk vormden de technoburbs edoch ook (deel van) de oorzaak van die snelle toename van het aantal auto's. Autorijden, hèt symbool van individuele bewegingsvrijheid, kwam niet alleen binnen bereik: het werd een vereiste, aangezien dezelfde deconcentratie die de doorstroming verbeterde, het steeds moeilijker maakte om alle stedelijke functies nog op een andere manier te bereiken.

Die deconcentratie gaat nog een stuk verder dan Garreau kennelijk ziet. Hoewel de burbs bestuurskundig afgebakende eenheden zijn, functio-neren ze eerder als knooppunten binnen het wijdere netwerk van de postsu-burbane regio, dan als zelfstandige centra. Kling, Olin en Poster

(21)

seren Garreau om zijn gebrek aan nuancering in deze, en ik ben het met hen eens:

"In defining edge cities primarily by their centers, those spaces in which commercial or retail activities occur, Garreau completely obscures the essence of what we have called 'postsuburban' because he ignores the fundamentally decentered or multicentered nature of these emerging regions that makes them so complex, incoherent and dynamic. Residents drive as much between Garreau's edge cities as within them." [cursief in het origi-neel] (Kling, Olin en Poster '91: xiv)

"Americans are increasingly living in these large, urbanized areas that are not dominated -or even very much controlled - by central municipal administrations. People in these postsuburban pods - each as similar to the other as oases in the wildemess - are creating an international civilization influenced by the impersonal, bottom-line values of the corporations for which these people work." (Kaplan '98: 73)

Het politieke systeem van de VS, dat gebaseerd is op relatieve onafhanke-1 ijkheid van lagere overheden ten opzichte van de federale overheid, vergemakkelijkt het ontstaan van deze nieuwe steden door de geboden mogelijkheid tot 'incorporation': de creatie van een nieuwe bestuurskundige lokale eenheid, die zich daarmee losmaakt van de 'county'. Over 'incorpo-ration' wordt gestemd door de bevolking van het betreffende gebied, en de uitkomst van die stemming geeft de doorslag. Op deze manier scheiden heel veel rijkere stukken zich af van een groter, gemengder, en dus armer geheel, vooral omdat een 'incorporated city' eigen belastingen mag innen, en spenderen.

Deze postindustriële decentralisatie is snel, binnen enkele decennia, verlopen, en het resultaat is een aantal geheel nieuwe steden. [Eén van de punten in Garreau's definitie van de technoburb is dat ze "dertig jaar geleden noginnietsopeenstadleek" (Garreau '91: 6,7).] Die razendsnelle ontwikkeling (van voornamelijk rurale, of deels suburbane gebieden tot belangrijke postindustriële regio's) is uniek in de geschiedenis, en heeft in veel gevallen geleid tot enerzijds een ongebreideld optimisme en vooruitgangsge-loof, en anderzijds (vooral onder de mensen die de hele ontwikkeling onder hun ogen hebben zien gebeuren) een afkeer van de groei, en een verlangen naar de rust en geborgenheid van 'vroeger'.

Mijn vraag is nu: ervaren de bewoners van deze splinternieuwe burbs nog een gevoel van verbondenheid met hun mede-burb-bewoners? Voelen ze zich - in het onderhavige geval - nog 'Walnut Creekian' met de andere 'Walnut Creekians'? Ofwel: is er in een technoburb nog wel een verband tussen de

(22)

'sense of place' en de 'sense of community'?

Om die vraag te kunnen beantwoorden moet ik niet alleen duidelijk maken wat ik onder 'technoburbs' en 'Technoschaft' versta, maar ook wat ik versta onder 'sense of community': het ervaren van gemeenschap.

1.3 'SENSE OF COMMUNITY'

Ik denk dat gemeenschappen alleen betekenis hebben voor zover ze als dusdanig worden ervaren: dat de cultuur hierin belangrijker is dan de structuur, de inhoud belangrijker dan de vorm. Maar theoretisch is een gemeenschap zèlf natuurlijk iets anders dan de ervaring daarvan.

Ik ga bij mijn vraagstelling uit van een bestuurskundige eenheid, één bepaalde technoburbane gemeenschap, waarvan ik de 'ervaring van gemeen-schap' wil onderzoeken. De structuur gaat in deze vraag dus aan de cultuur vooraf. Daarom zal ik bij de stapsgewijze beantwoording van mijn 'culture-le' vraag een 'structure'culture-le' hoofdstukindeling hanteren {gebaseerd op Hannerz' domeinentheorie), en elk van deze hoofdstukken beginnen met een 'structurele' schets van het betreffende aspect van mijn technoburbane gemeenschap, om deze vervolgens in te kunnen kleuren met de ervaring van dat aspect door de leden van die gemeenschap - waar het me uiteindelijk om gaat.

Over de betekenis van het woord 'gemeenschap', en over de antropologische interpretatie daarvan, is eindeloos veel geschreven. Ik vind de benadering van Cohen in zijn "The Symbolic Construction of Community" (1985) hiervan de meest heldere en bruikbare, en zal daarom proberen de door hem uitgezet-te lijn uitgezet-te volgen.

Cohen definieert gemeenschap als volgt: een groep mensen die a.: iets met elkaar gemeen hebben, dat b.: hen als groep onderscheidt van andere veronderstelde verge 1 i jkbare groepen. En: ncommunity is that entity to which one belongs, greater than kinship, but more immediate than the abstraction we call 'society"'

(Co hen '85: 15) . Er is dus sprake van een groep, een grens, en van een relatie met groepen buiten die grens.

Nu is een technoburb weliswaar een bestuurskundige, en als dusdanig afgebakende, eenheid, maar tegelijkertijd functioneert ze niet op die manier. Technoburbs hebben per definitie (zie boven) uitermate vage gren-zen. Ze zijn beter te begrijpen als knooppunten in een veel wijdere

(23)

postsuburbane regio, dan als duidelijk af te bakenen 'klassieke' steden. Deze twee niveaus zouden wel eens in conflict kunnen zijn, als het gaat om de 'sense of community'. Als een gemeenschap bestaat bij de gratie van een grens, en die grens bestaat wel op bestuurskundig, maar niet op functioneel niveau, dan wordt de vraag naar het gevoel van verbinding van haar bewoners er bijna één naar loyaliteit aan de bestuurskundige indeling.

Tenzij er. een derde factor in het spel is: de 'sense of time'. Hoewel technoburbs (ook per definitie) als tèchnoburb jong zijn, zijn ze als nederzetting vaak veel ouder. Vele hebben een lange geschiedenis, waarin ze zijn uitgegroeid van klein boerendorpje, via slaperige suburb, tot een plotseling 'boomende' burb. Mensen die dat onder hun ogen hebben zien gebeuren, die mogelijk al tientallen jaren in zo'n stadje wonen, hebben een binding met de plek, èn een daaruit voortvloeiende 'sense of community', die veel verder reikt dan een puur functionele of bestuurskundige. Zoals Jackson ('94) schrijft:

"It is our sense of time, which in the long run creates our sense of place, and of

commu-nity. In our urban environment which is constantly undergoing irreversible changes, a cyclical sense of time, the regular recurrence of events and celebrations, is what gives us reassurance and a sense ofunity and continuity." (Jackson '94: 160)

Maar omvat deze 'eenheid' dan ook de hardwerkende 'snelle jongens' - en meiden -, die om de paar jaar de ene burb verruilen voor de andere, omdat hun baas ze overplaatst? Krijgen zij misschien 'geruststelling' en 'een gevoel van continuïteit' uit een parallelle kalender, die voor de gewortel-den onzichtbaar is? Of zijn er toch voldoende overeenkomsten om zich één stedelijke gemeenschap te voelen?

Cohen stelt dat als de structuur van een gemeenschap, dus de vorm, steeds vager te onderscheiden wordt, mensen ertoe neigen de specifieke symbolische betekenis ervan, dus de inhoud, te benadrukken (Cohen '85: 44-50). Maar natuurlijk alleen als men reeds aan die gemeenschap gehecht is. De immer overgeplaatste tweeverdiener (in de VS een gebruikelijke verschij-ning) zal waarschijnlijk eerder geneigd zijn de inhoud van zijn gemeenschap van mede-BMW-ri jders te benadrukken, als de burbs waarin hij terechtkomt steeds vormelozer worden, dan op zoek te gaan naar de specifieke symboli-sche betekenis van die stadsk lodders, om deze vervo 1 gens te benadrukken. Als er in zulke gevallen al überhaupt sprake is van een specifieke symboli-sche betekenis (in positieve zin), want die komt niet uit de lucht vallen. Daarvoor is menselijke energie nodig. En tijd.

De vervaging van de stadsgrenzen door de technoburbanisatie kan zo

(24)

een tweeledig effect krijgen. Enerzijds zullen de mensen die een 'oudere' band met de plek hebben (waar dat althans mogelijk is}, en het stadsbe-stuur, de betekenis van de gemeenschap sterker benadrukken. Anderzijds zal voor de grote groep bewoners die een meer pragmatische functionele relatie tot de burb heeft, de betekenis van de plaatselijke gemeenschap simpelweg steeds verder afnemen. Tenzij ...

Elke gemeenschap, dus ook de technoburb, is zelf een "boundary

expressing symbol" (Cohen '85: 15), dat weliswaar door de bewoners gedeeld wordt, maar waaraan iedere i nd i v i due 1 e bewoner weer een andere betekenis verbindt. Om die betekenis te verdiepen, of, in dit geval, om de 'sense of community' op te wekken en levend te houden, moeten de (sub-)symbolen van die gemeenschap effectief gemanipuleerd worden.

Zo kan een technoburb er in slagen haar inhoud duidelijker naar voren te brengen dan haar vorm(eloosheid), en een heldere en positieve specifieke symbolische betekenis krijgen (of vasthouden), die door een groot deel van de bevolking gedragen wordt. En dan zu 1 len ook de 'sne 11 e jongens' - en meiden - de waarde van die betekenis, en van hun persoonlijke invulling daarvan, inzien.

1.4 EEN ANTROPOLOGIE VAN EEN TECHNOBURB

"ONCE UPON A TIME, SOMEBODY SAID TO ME: WHAT IS YOUR CONCEPTU-AL CONTINUITY? WELL, I TOLD HIM RIGHT THEN - FIDO SAID - IT SHOULD BE EASY TO SEE: THE CRUX OF THE BISCUIT IS THE APOSTROPHE." {Frank Zappa: Stink Foot)

Hoe kun je nu als antropoloog deze 'ervaren lokale gemeenschap' in een technoburb onderzoeken? Hoe combineer je de kleinschaligheid van het begrip 'ervaring' met de grootschaligheid van het begrip 'technoburb', zonder één van de twee onrecht te doen?

Misschien door die twee elementen niet als tegenpolen te bekijken. De technoburb lijkt door haar vorm(eloosheid) het oude dilemma uit de stadsan-tropologie, tussen onderzoek 'van binnenuit' of 'van bovenaf', op te heffen. Er is geen geografische omtrek, waar je kunt beginnen met het vaststellen van 'contextuele parameters' (Hannerz '80: 298), om een 'stabiel kader te verkrijgen, waarbinnen het te problematiseren

(25)

gebied een plek heeft'. De omtrek van de technoburb bestaat uitsluitend in de ervaring en in de beweging van haar bewoners en gebruikers. Ze 1s niet vormeloos, noch grenzeloos of centrum-loos; dat lijkt alleen maar zo als je haar 'van bovenaf' benadert. De structuur van de technoburb is fluïde, dynamisch, en letterlijk veelvormig, en kan alleen van binnenuit, als netwerk, begrepen worden.

Hannerz' structurele benadering van de stadsantropologie werkt voor de technoburb wel binnen dit - kleinschalige - perspectief. Hij beschouwt menselijke sociale interactie als het uitleven van individuele rollen in vijf verschillende domeinen: die van 'provisioning' (dat ik vertaal met 'kostwinning'), van huishouden en verwantschap, van buurtgenootschap, van recreatie en van 'traffic' (waaronder we 'het verkeer' met vreemden in de brede zin des woords moeten verstaan ('80: 102). De uiteindelijke sociale structuur van een stad is dan te begrijpen als het geheel van alle indivi-duele sociale netwerken. Hij schrijft:

"The city, for our purposes, is (like other hµman communities) a collection of individuals who exist as social beings primarily through their roles, setting up relations to one another through these. 'Urban lives', then, are shaped as people join a number of roles together in a role repertoire and probably to some degree ad just them to each other. The social structure of the city consists of the relationships by which people are linked through vari-ous components of their role repertoires. n ( , 80: 249)

De karakteristieke sociale structuur van de technoburb (zoals die naar voren komt in de bestaande beschrijvingen; zie paragraaf 2) zou in dit perspectief moeten blijken uit een relatief geringe overlap tussen de individuele netwerken, en een relatief grote aansluiting daarvan op netwerken buiten de burb. Bovendien valt er een andere spreiding van het relatieve gewicht van de verschillende individuele rollen over de domeinen te verwachten: minder in het domein van huishouden en buurtgenootschap, en meer in het domein van 'provisioning'. In het domein van de 'traffic' relaties is een sterke simplificatie te verwachten, omdat relaties zich hier veel meer beperken tot het contact tussen de verschillende individuele automobilisten. Het relatieve gewicht is echter niet minder, want de hoeveelheid tijd en energie die in dat autorijden gaat zitten is ongekend groot.

In de hoofdstukken 4 tot en met 7 zal blijken in hoeverre deze hypotheses door de situatie in Walnut Creek bevestigd worden.

Het is echter nog de vraag of de cultuur van de technoburb (op grond

(26)

waarvan haar bewoners deze sociale structuren interpreteren - en dus ervaren - ) even veelvormig en dynamisch is. In "The Interpretat ion of Cultures" (uit 1973, maar voor mij nog steeds één van de beste antropologi-sche werken die ooit zijn geschreven) definieert Geertz cultuur als volgt: "Culture denotes a system of inherited conceptions expressed in symbolic forms by means of which men communicate, perpetuate and develop their knowledge about and attitude towards life." ( Geertz '73: 89)

Oftewel:

"Culture is an ensemble of texts, themselves ensembles, which the anthropologist strains to read over the shoulders of those to whom they properly belong." ( Geertz '73: 452)

De mate waarin er variatie binnen dit systeem van betekenissen is hangt, naar mijn idee, samen met de mate van variatie binnen de machts-structuur, aangezien macht bepaalt welke betekenissen geaccepteerd worden. Daar berust macht op, en daar ontleent een samenleving ook haar samenhang aan. En hoewel de sociale structuur van de technoburb veelvormig is, is haar machtsstructuur dat niet. Ze is het ultieme pronkstuk van de Techno-schaft, waarin de kloof tussen rijk en arm, het overwicht van de multinati-onals, en de daarmee samenhangende 'democratie' van consumenten in plaats van burgers, tot volledige ontwikkeling heeft kunnen komen, " ... where economie growth is all that keeps society together", en " ... where being American simply meansbuyingahouseandgettingahead." (Kaplan '98: 102, 89)

Bovendien kan culturele variatie alleen bestaan als er voldoende bestendigheid is binnen multiplexe individuele relaties, en die is er in de technoburb juist weinig. Als je door alle overplaatsingen om de paar jaar andere buren, collega's en vrienden krijgt, krijg je weinig kans om een afwijkend systeem van betekenissen te delen. En je moet wel erg sterk in je schoenen staan om op eigen houtje een ander cultureel spoor te volgen.

'De Technoburb' is dus op deze cruciale punten vrijwel het omgekeerde van 'De Stad': haar (sociale) structuur is veel multiplexer dan haar cultuur. Maar 'De Technoburb' bestaat evenmin als 'De Stad'. De realiteit is gelukkig veel complexer. Wertheim stelt in "Society as a Composite of Conflicting Value Systems" (1964) dat er in een samenleving weliswaar altijd sprake is van een dominant waardensysteem, waaraan zij haar samen-hang ontleent, maar dat er binnen deze 'melody' ook altijd 'counterpoints' zijn: dissonante waarden systemen. Deze dissonanten vormen, volgens Wert-heim, vaak de kiem van sociale en culturele veranderingen: het zijn dynamische elementen in de samenleving.

(27)

Altijd, dus ook in Technotopia? Hoogste tijd voor wat 'grass-root' antropo-logisch veldwerk, in één van die 'boomende' technoburbs: Walnut Creek, CA.

(28)

HOOFDSTUK 2 HET ONDERZOEK

"WHAT MATTERS MOST IS HOW WELL YOU WALK THROUGH THE FIRE."

(Charles Bukowski)

Misschien wel het meest leerzame van m1Jn veldwerk was de confrontatie tussen mijn prachtige, doortimmerde plan en de harde, weerbarstige

werke-1 ijkheid. Ik kon niet het onderzoek doen dat ik had willen doen, op de manier waarop ik het had willen doen. Ik moest mijn plan aanpassen.

2.1 HET PLAN

Ik begon mijn onderzoek vanuit een theoretische interesse. Ik vond (en vind nog steeds) dat de antropologie zich moet losmaken van haar obsessie met probleemgevallen en exotica (zoals ik die reeds beschreef op blz. II), en dat het veel interessanter is om te bekijken wat we met ons antropologische

'gereedschap' kunnen doen in het onopvallende, succesvolle Westen.

In de literatuur over suburbia was ik gestuit op een relatief nieuw fenomeen, een, volgens de auteurs, wezenlijk nieuwe ontwikkeling. De technoburb! Een nieuwe stedelijke vorm, het duidelijkst waarneembaar in de VS, waar deze in hoog tempo bezig is de andere stedelijke gemeenschappen (de suburb en de centrale stad), in inwonertallen te overstijgen. Binnen afzienbare tijd zal een meerderheid van de Amerikanen in zulke technoburbs wonen. Klassieke suburbs zijn aan het verdwijnen, en de centrale steden worden in toenemende mate nog slechts bevolkt door diegenen die niet in staat zijn er weg te trekken.

In de antropologische literatuur kon ik er geen beschrijving van vinden; de stukken die ik erover las waren sociaal-geografisch, planolo-gisch, of journalistiek van aard. Daar lag de uitdaging! De technoburb is de toekomst, zoals die onder onze ogen vorm krijgt! Daar moest ik heen.

Ik wilde de sociale cohesie van de technoburb onderzoeken. De abstracte, 'grote' verhalen uit de literatuur inkleuren met eigen observa-ties van de harde realiteit. Verhalen over het afnemen van de solidariteit bij het toenemen van de welvaart, wat zich uit in een toenemende klassense-gregatie. Over het toenemende belang van nieuwe communicatietechnologieën (voor diegenen die zich dat kunnen veroorloven). Over de verschuiving onder

(29)

de welgestelden van deze aarde van een primaire verbondenheid met de geografische eenheid, zoals de natie, naar een verbondenheid met de culturele eenheid, of 'lifestyle'-groep, die zich steeds minder aan geo-grafie gelegen laat liggen. Ik hoopte met mijn antropologische technieken een emic beeld te kunnen schetsen van de mensen die in deze - of misschien uiteindelijk wel heel andere - verhalen de hoofdrol spelen. Ik wilde, vol-gens het boekje, de theorie toetsen aan de praktijk, en de resultaten vol wijsheid interpreteren.

Om de onderzoekspopulatie in te perken besloot ik me op één ZIPcode-gebied [de Amerikaanse variant van onze postcode] te richten. Een duidelij-ke, fysieke begrenzing, waarvan bovendien gezegd wordt dat deze een bijna even duidelijke sociaal-culturele component heeft [de 'Z(IP) Quality'; zie blz. 80]. Als een heuse leunstoel-antropoloog definieerde ik mijn 'stam'. Ik kwam tot de volgende probleemstelling:

Wat zijn de ruimtelijke en inhoudelijke kenmerken van de relaties die de bewoners van een ZIPcode-gebied 11et een middelhoge ZQ in de tedmoburb Walnut Creek, California, onderhouden met mensen van buiten hun eigen ZIPcode" en hoe kunnen deze vergeleken worden met de kenmerken van hun

relatie met (de andere bewoners van) hun eigen ZIPcode-gebied?

Ik zou eerst middels PRIZM [= de 'Potential Rating Index for ZIPcode Markets'; zie blz. 80] een ZIPcode-gebied uitkiezen, en vervolgens via mijn plaatselijke connecties contacten leggen met bewoners. Het sneeuwbaleffect zou er voor zorgen dat ik over voldoende contacten zou kunnen beschikken. Ik wilde deze mensen interviewen bij hen thuis, zodat ik hun woonsituatie zou kunnen observeren.

Door deze interviews wilde ik zicht krijgen op de sociale netwerken van mijn informanten, binnen de verschillende domeinen van Hannerz: huishouden en verwantschap, kostwinning, ( 'provisioning'), recreatie, buurtgenootschap, en verkeer ('traffic').

Op basis van de aldus gevonden ruimtelijke, morfologische en inhoude-lijke kenmerken van deze netwerken van relaties, wilde ik, naast buurtge-nootschap dus, één domein selecteren om me verder op te concentreren. Ik stel de me voor dat ik op deze mani er een uitgebreid bee 1 d zou kunnen schetsen van de vorm en aard van de relaties die iemand heeft in zijn

(30)

buurt, en bijvoorbeeld op zijn werk, en dat ik deze zou kunnen vergelijken, en het resultaat vervolgens met de betreffende persoon zou kunnen bespre-ken. Ik hoopte middels die bespreking zicht te krijgen op het verband tussen het reeds gevondene en het plaatsgebonden gemeenschapsgevoel van mijn informant.

Ik verwachtte niet vee 1 participerende observatie te kunnen doen, omdat deze mensen een druk bestaan hebben, en een hogere status dan ik. Dat had ik gelukkig wel vantevoren al goed ingeschat. Ik wilde mijn data voornamelijk uit open interviews halen. Maar ik had niet verwacht dat zojuist genoemde factoren ook het afnemen van interviews zo sterk zouden bemoeilijken.

Op 23 juni 1999 stapte ik op het vliegtuig in België, en nog diezelfde avond kwam ik aan in San Francisco.

2.2 DE PRAKTIJK

"PLAK.ES! - CALIFORNIA'S GOT THE MOST OF THEM, BOY THEY GOT A HOST OF THEM" (Zappa: Flakes)

[flake = vlok, schilfer; in Amerikaanse 'slang': iemand die onecht is,

afschilfert onder je vingers, wegwaait als een vlokje]

Mijn broer woont al jaren in San Francisco. Ik zie hem erg weinig. De eerste week geniet ik daarom van een logeerpartij bij hem, in de Sunset, een rustige woonwijk tussen de Stille Oceaan en het Golden Gate Park. Overal de geur van eucalyptusbomen. 'Great whites' [= 'mensenhaaien'] voor de kust. Ik maak uitputtende verkenningstochten op een geleende fiets door de 'streets of San Francisco' {de heuvels staan niet op de kaart; het duurt even voor ik weet hoe je die het best kunt ornze il en) . 'Moon over Mar in' , aan de andere kant van de Golden Gate Bridge. Californië! Ik probeer te wennen aan het idee dat ik hier maanden zal zijn. Tegelijk met mijn jetlag verwerk ik het gemis van mijn vriend, die huilend op Zaventem is ach-tergebleven.

Per 1 juli kan ik mijn 'sub 1 et' [ = woonruimte in onderhuur] aan Fairview Street in Berkeley betrekken: de woning van Susan, die twee maanden naar Midden-Amerika gaat. Ik realiseer me nu pas goed hoeveel geluk ik daarmee heb, en hoe betrekke 1 ijk die hoge huur is. De woningnood is

(31)

SHARK

A sh<Hk ,1ttack ha·; occurrcd rwrc; al Slinc;on '3c<1ch. ;itt<ick occ11rrcd 1n

;) fl of w<1lr:r :lO ydc;. offshore He dW<lre of ttw po fo1 ·ih<irk·i clw;e to slwre <1lonq tlw t1rc tcnqth of the lie<1ch

Golden Gate N<üL Hee. Area

St \

~

SoN\SEfic\-\

Cl\

(32)

\ b1

s

-\-ft\

R\J

\5w

'l:Je,

R

\-<.

SU

(33)

enorm in de Bay Area, en door ongebreidelde werking van de vrije markt, en de hoge lonen, zijn mensen bereid fantastische bedragen te betalen voor een kamer. Het is niet ongewoon een stuk kamer dat slechts door een laken wordt afgeschermd voor een paar honderd dollar per maand te verhuren. Ik heb een eigen slaap-, bad-, en woonkamertje, een keukentje, en een gezamenlijke tuin, met bramenstruiken. Ik ben blij. Ik schrijf een gedicht voor het huis:

Buiten wil niet buiten blijven -de vloer met grassprieten

bezaaid en ijle hooiwagens, loom van eierbuidels bouwen

onvermoeibaar voort en 's nachts scharrelt uit de bramen

het leven

mijn slapende armen op.

Ik ruik de wind.

De maan is dezelfde, maar het licht is zo anders en lokt slakken naakt en krakend ten aanval op het zaaisel.

Nachten vol sirenes -elke nacht

de eerste.

(Fairview, juli 1999)

Dit is de slechtere buurt van Berkeley. Tot enkele jaren geleden was Fairview de meest beruchte dealers-straat. Sindsdien is de boel behoorlijk schoongeveegd, maar het blijft de arme, zwarte buurt. Autowrakken op straat, elke dag dezelfde alcoholisten op de stoep van de 'liquor store', kleine groepjes nerveuze crackjunkies bij de wasserette. Sommige Ameri-kaanse vrienden voelen zich duidelijk ongemakkelijk als ze op bezoek komen, en doen de deuren van hun auto op slot als ze zo snel mogelijk de wijk uitscheuren. Maar ik heb me, althans in deze buurt, niet één keer bang of bedreigd gevoeld. Berkeley is maar klein, waardoor er niet zulke ruige toestanden ontstaan als in Oakland of San Francisco.

Ik kan Susans mountainbike gebruiken. Die mag, buiten de spits, ook gratis mee in de BART, de Bay Area Rapid Transit, een soort sneltram/metro,

(34)

die het hele gebied bestrijkt [zie blz. 46 en 93]. Zo ben ik toch nog aardig mobiel, hoewel in Amerikaanse ogen een vreemde snuiter. De fiets is hier speelgoed, een sportattribuut, een 'lifestyle'-object, maar niet echt een vervoermiddel (behalve in het door verkeersopstoppingen en parkeerpro-blemen geteisterde centrum van San Francisco) [zie blz. 97,98]. Hoe verder verwijderd van de City, hoe zeldzamer de fiets. En ik draag ook al geen helm of sportpakje. In mijn burb word ik vaak nagestaard.

Er is in mijn huisje gelukkig telefoon (lokaal bellen is gratis), maar geen computer, geen stereo, en geen televisie. Vooral dat laatste is jammer: ik voel me afgesloten van wat hier een zeer belangrijke bron van informatie en vertier is, zeker voor 'mijn' middenklassers. De kranten die ik vrijwel dagelijks koop zijn van een bedroevend laag niveau. Veel advertenties, wat lokaal sensatie-nieuws {de 'Yosemite-murders'!), en Libelle-achtige stukjes over 'home & garden'. De oplage is relatief ook vee 1 lager dan in Europa, waar de kranten de concurrentiestrijd met de televisie als bron van informatie nog niet hebben verloren. Bij het ver-strijken van de weken lijkt de wereld te krimpen tot de 'baseball'toernooi-en 'baseball'toernooi-en bosbrand'baseball'toernooi-en in het west'baseball'toernooi-en van de VS. Maar ik verzamel natuurlijk alle artikelen die, al is het slechts zijdelings, van belang lijken voor mijn onderzoeksvraag, en speur de advertenties na op mogelijke gelegenheden tot contact met de 'loèals', zoals festijnen, hobbyclubs, optredens, rondlei-dingen of protestbijeenkomsten. De oogst is bijzonder mager.

Na een paar hoopvolle eerste weken zakt mijn moed in. Ik dacht over voldoende contacten te beschikken om een fijn sneeuwbaleffect op te kunnen starten, waarmee ik dan spoedig zoveel gelegenheid tot interviewen en observeren - en wieweet zelfs participeren! - zou krijgen, dat ik een se leet ie (op grond van ZIPcodes dus) zou kunnen maken. Maar alle 1 i jnen lopen dood. Susan, die ik voor haar vertrek nog heb gesproken, Danny, mijn broer, en alle mensen die ik via hen leer kennen, blijken de door Garreau beschreven Bay Area-mentaliteit te hebben: "Abandon hope, all ye who venture beyond San Pablo Ridge. At the other end of the Caldecott Tunnel, the world ends. Wal-nut Creek is not merely twenty miWal-nutes from Berkeley. It is separated by world views and values and assumptions about humanity." {'91: 311,312). Walnut Creek is gewoon verschrikkelijk, en ze kunnen niet begrijpen waarom iemand uit Amsterdam hier naartoe komt om vrijwillig haar dagen in dat oerdegelijke, saaie, nietszeggende en trouwens veel te rijke dorp te slijten. En nee, ze kennen er niemand, en willen dat graag zo houden. De antropologie-studente die mij

(35)

via de e-mail zo enthousiast haar hulp had aangeboden belt pas na vele telefoontjes terug en houdt uiteindelijk alles af. Als ik haar een keer ontmoet bij mijn broer blijkt het een eerstejaars feestbeestje te zijn. Howard Besser, de UC-professor, is een ontzettend aardige man, die mijn theoretische interesse in de urbane ontwikkelingen deelt, maar kan mij in de praktijk van dit onderzoek niet veel verder helpen. Hij heeft een oude oom in Walnut Creek, die ik natuurlijk voor een afspraak probeer te strikken. Het lukt me niet: hij is eerst langdurig op vakantie, en bij thuiskomst blijkt zijn vrouw ernstig ziek (Howards andere connectie, Harold Pollen, kan ik uiteindelijk wel interviewen). Mijn contacten in de compu-ter'business' wonen zelf niet in Walnut Creek, maar in Concord, Danville, Pleasanton, of een van die andere 'booming burbs' langs de I-680. Omdat deze echter niet of moeilijk per BART bereikbaar zijn, wil ik mijn onder-zoeksgebied niet daar naartoe verplaatsen. En ik wil me tot één burb beperken, om nog enigszins met beide benen op de grond te blijven staan in deze vreemde wereld, die telkens van me wegzweeft als ik er een graai naar doe. Afbakenen! Walnut Creek! De paar telefoonnummers in Walnut Creek die ik op deze manier weet te bemachtigen draai ik vruchteloos. Op mijn ingesproken berichten wordt niet gereageerd; afspraken blijven vaag en worden telkens uitgesteld. Ik moet mezelf af en toe stevig toespreken om de vrolijke moed erin te houden, en niet door twijfel aan mezelf en mijn onderzoek overmand te worden.

Zolang ik nog geen kans krijg morfologische en andere kenmerken van de sociale netwerken in een middelhoge ZQ-area in Walnut Creek in kaart te brengen, zoek ik naar bevestiging, ontkenning, of nuancering van het beeld van de technoburb dat ik uit de literatuur ken. Ik ga naar alle boekwinkels in Berkeley en Walnut Creek, hongerig naar informatie door de karige oogst van mijn veld. Gedurende mijn hele verblijf breng ik veel tijd door in de verschillende bibliotheken van de UC Berkeley. Het universiteitsterrein is paradijselijk, en je kunt ook zonder ingeschreven te staan gebruik maken van al die faciliteiten. Het is verleidelijk mijn onderzoek binnen deze muren te doen.

Ik verzamel economische en demografische statistieken over stad, regio, en staat, om Walnut Creek (in elk geval op dat niveau) in haar context te kunnen plaatsen. De droge cijfers knisperen als verse chips: ze vormen een directe, maar natuurlijk veel te oppervlakkige bevrediging van mijn behoefte aan data. Dit is geen antropologie. Maar de cijfers zijn een

(36)

stap dichter bij de harde, soms chaotisch schijnende realiteit dan de grote theorieën.

Bovendien hanteert Garreau in zijn stimulerende boek over de Edge Cities een zuiver kwantitatieve definitie, en ik wil mijn burb daaraan toetsen. Er worden echter geen centrale gegevens bijgehouden over het aantal banen in Walnut Creek, zo verzekeren ook de dame van de Kamer van Koophandel en mijn connectie op het stadhuis me. De cijfers met betrekking tot de regionale 'commuter'[= forens-]-patronen worden maar eens per tien jaar, bij de census, verzameld, en de laatste census was in 1990. Recentere cijfers zijn er niet. Ik kan niet vaststellen of Walnut Creek 'meer banen dan slaapkamers telt', en besluit dat ik me hoe dan ook beter kan gaan richten op de kwalitatieve aspecten van mijn burb.

Ik bekijk oude landkaarten van de regio en artikelen over de lokale geschiedenis, om na te kunnen gaan in hoeverre de ontwikkeling van Walnut Creek van oude kern tot 'fullblown edge city' afwijkt van, of overeen komt met de beschreven patronen. Ik breng ook een bezoek aan de twee 'historical sites' die Walnut Creek rijk is: de Shadelands Ranch en Shellridge Open Space [zie blz. 38 en 114 en 124]. De manier waarop in de Verenigde Staten met geschiedenis wordt omgegaan, wat ze betekent, en waar ze uit bestaat,

is voor een Europeaan bijna komisch.

Amerikanen kijken over het algemeen niet buiten hun eigen grenzen: ze komen niet in het buitenland, ze lezen er niet over in de kranten, het komt niet op tv, en in het onderwijs komt het waarschijnlijk ook nauwelijks aan bod - of men is die lessen massaal vergeten. Mede daardoor gaat hun histo-risch besef niet verder dan de komst van de blanken - de pioniers! de

'settlers'! de 'frontiermen't - naar Amerika. De geschiedenis van de India-nen wordt op één hoop gegooid met hun cultuur - want die is immers ook verleden tijd. Kortom: waar een Europeaan zichzelf ziet op een tijdschaal van duizenden jaren, waarop zich bovendien zeer gecompliceerde processen hebben afgespeeld, ziet een Amerikaan zichzelf als de onvermijdelijke win-naar van een strijd van slechts enkele eeuwen met een heel vreemd volk, en met wat andere tot mis 1 ukken gedoemde types, zoals de Zuidelijken (een enkele verstokte Redneck uitgezonderd), en de koloniale machten. Helder, duidelijk, en evengoed te behappen als een stevige snack. De 'historical sites' van Walnut Creek hebben allebei betrekking op de Anglo-Amerikaanse historie van de stad, die slechts een goeie honderd jaar beslaat. De paar, behoorlijk jonge 'historical artefacts' die bewaard zijn gebleven mogen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bijlage 9: Aantekeningen meetresultaten krommingen proefplanken LK-01 en LK-02..

For instance, 1 - identification of the decision problem happens when the agent identifies the goals she wants to achieve; then 3 - identifying decision alternatives and 4

The results make it plausible that perceptions differ widely between management (manager and team leaders) and employees which may cause the management

Zo zijn er steden die in hun definitie en programma de nadruk leggen op een ander niveau dan het Europese, zoals het internationale niveau (o.a. De verschillende niveaus

In the concluding part Arendt’s approach is held out to historians, emphasising that they bear responsibility to discuss what history means to the contemporary world.. A

De af/bijboekingen zijn verschillen in de materiaalefficiency rapportage die veroorzaakt zijn door correcties die gemaakt worden omdat er niet goed afgemeld wordt op batch niveau..

De keuze om spoor 4 te couperen werd ingegeven door het feit dat er bij het schaven geen vondsten aangetroffen werden en de datering onzeker bleef (Fig. Ook tijdens het

De spuisluizen in de Haringvlietdam worden alleen open gezet als de waterstand aan de zeezijde lager is dan aan de binnenzijde (rondom laagwater), zodat er overtollig zoetwater