• No results found

De transformatie van Jezus: van mens tot religieus icoon

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De transformatie van Jezus: van mens tot religieus icoon"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

De transformatie van Jezus: van mens tot religieus icoon

!

Auteur: Ewald Kegel BA S0707058

!

Master thesis

als onderdeel van het Master Programme Ancient History

!

Supervisor/ Begeleider: Dr. F.G. Naerebout

(3)

Inhoudsopgave

!

!

Inleiding 1 De historische Jezus 4 Ideologie Het jodendom 6 Geschriften en auteurs 10 Paulus 15 De evangeliën 20

De titels van Jezus in het Nieuwe Testament 27

De Romeinse religieuze ideologie 31

Politiek en maatschappij

Flavius Josephus 34

De politieke achtergrond en maatschappelijke ontwikkelingen in de Joodse regio

40

Conclusie 47

(4)

!

Inleiding

!

“Die, hoewel Hij God was, Zich niet heeft vastgeklampt aan Zijn goddelijke rechten. Integendeel, Hij legde Zijn grote macht en heerlijkheid af en kwam als dienaar in het lichaam van een mens. Herkenbaar als mens, vernederde Hij Zich en gehoorzaamde tot het uiterste, zelfs tot in de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem de hoogste plaats gegeven en Hem een naam gegeven, die Hem boven alles plaatst, zodat in de naam van Jezus iedereen in de hemel, op aarde en onder de aarde zijn knieën zal buigen en openlijk zal erkennen tot eer van God de Vader, dat Jezus Christus de Here is.” (Filippenzen 2:6-11)

!

Bovenstaande passage is een fragment uit een brief van de apostel Paulus, die hij schreef aan een gemeenschap van gelovigen in de plaats Filippi. Paulus had op het moment van het 1

schrijven van deze passage voet op Europese bodem gezet met een missie om een nieuw ge-loof te verspreiden, gebaseerd op het werk van Jezus, een eenvoudige Joodse man die het ver-kondigen van zijn religieuze ideeën 20 jaar eerder met de dood had moeten bekopen. Paulus toonde in de bovenstaande passage dat het denken over Jezus in die 20 jaar sterk was veran-derd. Inmiddels werd Jezus beschouwd als een representant van God, die in menselijke ge-daante door deze mensheid vernederd was en uiteindelijk gekruisigd zou worden.

!

In deze scriptie wordt het proces van transformatie geschetst dat Jezus onderging, van mens tot religieus icoon. Het grootste deel van Jezus’ leven is niet gedocumenteerd en als er infor-matie bekend is, dan is deze met onzekerheid over de betrouwbaarheid daarvan omgeven. Het onderzoek naar de historische Jezus vormt het beginpunt van het onderzoek. Indien een histo-risch verantwoord beeld van Jezus geschetst kan worden, dan kan dat helpen om duidelijk te krijgen waar de mens Jezus ophoudt te bestaan en waar de religieuze en goddelijke entiteit van Jezus vorm krijgt. In tegenstelling tot de wetenschappers die zich bezig houden met het onderzoek naar de historische Jezus, wil het niet zeggen dat het mythische aspect van Jezus minder inte-ressant of bruikbaar zou zijn voor dit onderzoek. In het proces van transformatie wordt ge-zocht naar de overgang van mens naar religieus icoon en zijn beide aspecten van Jezus van belang.

Na een korte periode van religieuze activiteit kwam er een gewelddadig einde aan zijn le-ven, maar zijn werk had een beweging in gang gezet, die groter was dan zijn mens-zijn. Een onomkeerbaar proces met op dat moment een onbekende uitkomst was in werking gesteld. Het was aan de apostelen, die zijn werk na zijn dood voortzetten, om zijn wezen en ideeën levend te houden. Al snel na de dood van Jezus zou getracht worden om hem te plaatsen bin-nen een theologisch kader, dat zich in de vorm van een nieuw geloof binbin-nen de mediterrane wereld en Klein-Azië verspreidde.

!

De centrale vraag is hoe een Joodse man van relatief bescheiden afkomst met zijn boodschap over de komst van een nieuw goddelijk koninkrijk binnen een eeuw als een religieus icoon de spil en het middelpunt kon worden van een nieuwe religie. Een religie, die in de eeuwen daar-na in de vorm van het christendom de meest prominente religie in de wereld zou worden. De condities voor die transformatie lagen in eerste instantie niet voor de hand: de gewelddadige dood van de leider van een politieke of religieuze beweging betekende vaak het einde van de aspiraties van die beweging. Een ander beletsel voor de transformatie vormde de Joodse

Apostelen is de benaming voor de vertrouwelingen die Jezus hielpen bij de verspreiding van zijn leer en de bena

1

(5)

tergrond van Jezus, een bevolkingsgroep die in de antieke tijd door veel culturen als vreemd en exotisch werd gezien.

!

Om de vraagstelling te beantwoorden, zullen de ideologieën van de Joden en Romeinen uit die tijd geanalyseerd worden om vast te stellen wat vanuit dat perspectief de invloed was op het leven en werken van Jezus zelf en hun rol in het proces van transformatie. De omstandigheid doet zich voor dat veel bronmateriaal uit de eerste eeuw bewaard is gebleven dat gebruikt kan worden voor analyse en onderzoek. De christelijke kerk heeft zich ingespannen om de bron-nen te bewaren en voor wat betreft een geselecteerd aantal werken in het Nieuwe Testament beschikbaar te stellen voor de gelovigen. 2

De brieven van Paulus vormden een aanzienlijk en belangrijk onderdeel van het Nieuwe Testament en gaven een indruk over het ontstaan van een nieuwe religieuze leer en Paulus’ streven naar harmonisatie van de opvattingen over het geloof. De brieven zijn essentieel voor het begrip over de voortgang van het proces van transformatie van Jezus tot religieus icoon. Voor wat betreft informatie over de mens Jezus zal de nadruk liggen op de evangeliën: vier ge-schriften uit het Nieuwe Testament die het leven en werken van Jezus beschrijven.

Een andere ideologische invalshoek wordt gevormd door invloeden van andere culturen, met name de Romeinse religieuze traditie. Het gebied waarin de Joden woonachtig waren werd al sinds eeuwen beheerst door vreemde mogendheden. In de tijd van Jezus oefenden de Ro-meinen al enkele decennia de macht uit in het gebied. Onderzocht wordt welke wisselwerking er bestond tussen de Joodse en Romeinse ideologie.

!

Jezus wordt in deze scriptie beschouwd als iemand die daadwerkelijk in het begin van de eerste eeuw leefde, werkte en stierf. Gelet op de geringe afstand in tijd tussen de periode waarin Je-zus leefde en werkzaam was en de eerste vastleggingen over zijn bestaan, zoals in de brieven van Paulus en het evangelie van Marcus, wordt de authenticiteit van Jezus niet in twijfel ge-trokken. Jezus was geen politicus of veldheer met buitengewone verdiensten op het slagveld, 3

hij was een persoon die slechts regionale bekendheid genoot gedurende zijn leven. Dat zou het wel buitengewoon opmerkelijk hebben gemaakt om een mythe en religieuze beweging rondom zijn persoon te creëren.

!

Het beschikbare materiaal uit de primaire bronnen zoals het Nieuwe Testament had niet de intentie om Jezus vanuit historisch perspectief te beschrijven, conform maatstaven die in deze tijd aan geschiedkundig onderzoek gesteld worden. Er dient rekening gehouden te worden met de vooringenomenheid, doelstellingen en lezerspubliek van de auteur en de selectie van zijn bronnen. Op basis van de wijze waarop de auteurs de informatie op schrift stelden, kan onderzocht worden verricht naar hun motieven. Daarom wordt in de scriptie aandacht besteed

Het Nieuwe Testament vormt een verzameling van geschriften die handelen over het leven en werken van Jezus, 2

alsmede de vroegste begintijd van het ontstaan van het christendom. Het Nieuwe Testament kan in vier literaire eenheden worden verdeeld waarbij de evangeliën ca 45% van de tekst vormen, Handelingen en overige brieven 20%, de

brieven van Paulus 28% en Openbaringen 7%., zie Trobisch, p. 10. Samen met het Oude Testament, een verzameling

van oudere Joodse religieuze geschriften vormt het de Bijbel, het heilige boek van de christenen.

Naast deze constatering zijn er andere (Romeinse) bronnen die een bevestiging vormen voor het bestaan van 3

Jezus en zijn volgelingen, die op den duur als christenen aangeduid zouden worden. Het eerste bericht van de Romeinen over christenen dateert van Plinius rond 110. Hij schreef aan keizer Trajanus dat de christenen zich waarschijnlijk bezig hielden met zaken als kannibalisme en andere misdaden.

(6)

wat de positie en locatie van de originele auteurs geweest kon zijn, hun invloeden vanuit de literaire traditie, het doel dat ze met hun geschriften wensten te bereiken en voor welk publiek deze bestemd waren.

!

Na de behandeling van de ideologische aspecten worden de heftige politieke en maatschappe-lijke ontwikkelingen in de regio beschreven, die een climax vonden in de opstand van de Joden tegen de Romeinen in de jaren ’60 en ’70 van de eerste eeuw. Wat had de vernietiging van het centrale symbool van het Joodse geloof, het tempelcomplex in Jeruzalem voor een impact op de geloofwaardigheid van religieuze autoriteiten, voor de geloofsbelevenis van de Joodse be-volking en uiteindelijk voor de rol en beeldvorming van Jezus? Om dat te onderzoeken wordt gebruik gemaakt van het werk van de Joodse schrijver Flavius Josephus, de belangrijkste leve-rancier van informatie op het terrein van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen.

!

In het onderzoek is het gebied van studie van belang, dat wordt aangeduid met christologie. De christologie houdt zich bezig met de theologie van het christendom en met de aard en per-sonage van Jezus, zoals vastgelegd in de evangeliën en andere geschriften in het Nieuwe Tes-tament. De belangrijkste overweging binnen de studie vormt de relatie tussen Jezus en God. Binnen de christologie worden het leven en werken van Jezus bestudeerd om aanvullende in-formatie te krijgen over hoe de auteurs Jezus als persoon zagen en welke conclusies verbon-den kunnen worverbon-den aan alle benamingen en titels die voor Jezus gehanteerd werverbon-den.

!

Ten aanzien van de gebruikte terminologie in deze scriptie zijn een aantal conventies aange-houden. Voor de beschrijving van de gelovigen van Jezus, zal slechts spaarzaam de term

chris-tenen gehanteerd worden, omdat het moeilijk te bepalen is wanneer de gelovigen zich in die

beginfase zichzelf als zodanig beschouwden. Daarom zal een meer generieke terminologie als

gelovigen of volgers van Jezus gehanteerd worden. Voor de beschrijving van het gebied waarin de

gebeurtenissen zich afspelen zal de aanduiding Joodse regio gehanteerd worden. Dit gebied be-stond voornamelijk uit Galilea, Samaria, Judea en Idumea. Ik ben mij ervan bewust dat de re-gio zeker niet exclusief door Joden werd bewoond en dat veel inwoners van het gebied zich-zelf of door anderen niet of gedeeltelijk als Joods werden beschouwden. De benaming Joodse

regio is wel doelmatig omdat het gebied qua bestuur en indeling aan veel veranderingen

onder-hevig was en op deze wijze kan eenvoudiger naar het gebied als een logische eenheid verwezen worden.


(7)

De historische Jezus

De opkomst van de protestantse hervormers (en hun kritiek op de katholieke gebruiken en tradities) in het begin van de 16e eeuw, religieuze oorlogen in Europa en het tijdperk van de Verlichting waren factoren die bijdroegen aan het toenemen van twijfels in aspecten van het christendom, zoals de wonderen die in de Bijbel beschreven werden. De zoektocht naar de ‘historische’ Jezus kreeg een wetenschappelijk karakter met de Europese beweging van de Ver-lichting. In de tweede helft van de 19e eeuw begon het gebruik van de rede beschouwd te worden als de beste manier om de waarheid en werkelijkheid te ontwaren. Het gevolg daarvan was dat er gedegen onderzoeksmethoden dienden te zijn en dat een kritische manier van den-ken onontbeerlijk was. Langzamerhand werden alle manieren van wetenschappelijk onder4

-zoek aan deze manier van werken en denken onderworpen en het was een kwestie van tijd dat de methoden op het terrein van de religie toegepast zouden worden. Het christendom, de dominante godsdienst in Europa werd in toenemende mate aan onderzoek van wetenschap-pers onderworpen. In de zoektocht naar de historische Jezus ging het dan om vragen als hoe om te gaan met de in de Bijbel beschreven wonderen en hoe het kon komen dat de vier evan-geliën op belangrijke punten van elkaar konden afwijken. De zoektocht hing samen met de 5

bepaling van de volgorde waarin de evangeliën geschreven moesten zijn.

In 1906 schreef Albert Schweitzer het invloedrijke werk Geschichte der Leben-Jesu-Forschung. Volgens Schweitzer kon de zoektocht naar de historische Jezus het best opgegeven worden, omdat door wetenschappers Jezus gemoderniseerd was, waardoor hij buiten zijn originele con-text geplaatst werd. Volgens Schweitzer zou de historische Jezus voor de moderne tijd een vreemdeling en een enigma blijven. Omdat in de evangeliën zaken als wonderen en exorcisme een grote rol speelden zou nooit goed doorgedrongen kunnen worden tot zijn persoonlijkheid en autoriteit. Jezus was een apocalyptische visionair en daarom was zijn ethiek zo onrealistisch: het was bedoeld voor een wereld die binnenkort voorbij zou zijn. Niettegenstaande de conclusies 6

van Schweitzer kwam het onderwerp in de tweede helft van de 20e eeuw opnieuw in de be-langstelling te staan onder wetenschappers. De teneur onder onderzoekers was dat ondanks de door Schweitzer geschetste problematiek, het wel degelijk mogelijk was om een historisch ver-antwoord beeld te schetsen van de historische Jezus.

!

Er kon een stelsel met feiten vastgesteld worden dat een grote mate van zekerheid gaf over de gebeurtenissen in het leven van de mens Jezus. Om dit te visualiseren kan gedacht worden aan een stelsel van ringen, die in de kern harde en zekere feiten weergeven en naar de periferie toe onwaarschijnlijke zaken presenteren zoals het verrichten van wonderen, uitdrijven van duivels en verrichten van genezingen. Het historische verhaal over Jezus bevat dan de volgende in-formatie. Hij werd geboren in Nazaret, een dorpje in Galilea, de streek in het noorden van de Joodse regio en gelegen ten westen van het meer van Galilea. Zijn familie had een geringe maatschappelijke status, zij waren handwerkslieden. De geboorte van Jezus lag rond het begin

Powell Jesus as a Figure in History, p. 13. 4

Mack The Lost Gospel, p. 18. 5

Allison The Problem of the Historical Jesus, p. 221. 6

(8)

van de eerste eeuw. Rond zijn dertigste werd hij in religieus opzicht actief, geïnspireerd door 7

de activiteiten van Johannes de Doper. Jezus begon zelf met een actieve missie van prediking die hem voornamelijk door Galilea voerde en hij verkondigde zijn boodschap over de komst van een koninkrijk Gods. Hij wist daarmee een zekere mate van populariteit te verwerven. Door zijn scherpe uithalen naar de bestaande religieuze autoriteiten begonnen deze autoritei-ten hem als een gevaar te zien voor hun bestaande positie en de maatschappelijke status quo. Na actief te zijn geweest in Galilea, vertrok Jezus naar Jeruzalem in de tijd dat het jaarlijkse Pesach feest gevierd werd. De religieuze autoriteiten wisten de bestuurders van Jeruzalem, de Romeinen, te overtuigen van het gevaar dat Jezus vormde omdat hij de bestaande orde omver wilde werpen. Hij zou opgeroepen hebben om de Romeinen te verdrijven en aan het Joodse volk leiding geven als koning van de Joden. Jezus werd tijdens een missie in Jeruzalem opgepakt en door een Joodse rechtbank werd een proces tegen hem gevoerd. De Romeinse procurator Pontius Pilatus willigde het verzoek van de rechtbank in om hem als een politieke opstandeling de doodstraf op te leggen. Samen met een tweetal bandieten werd Jezus gekruisigd.

!

Historische kennis over Jezus is dus wel aanwezig, maar kent beperkingen. Er is veel informa-tie, die gerekend dient te worden tot het speculatief domein van feiten en kennis. De auteurs uit die tijd wensten Jezus in te passen in een theologisch raamwerk dat zij voor ogen hadden. Op dat moment is het geen relevante informatie meer over de mens en historische Jezus, maar blijft het wel relevante informatie om het proces van transformatie te doorgronden dat Jezus zou ondergaan. Speculatieve informatie betreft bijvoorbeeld het opvoeren van een stamboom in het evangelie van Matteüs om aan te tonen dat Jezus rechtstreeks verbonden was met een oude Joodse religieuze traditie. Ook tot het gebied van de speculatieve informatie kunnen de gebeurtenissen na de dood van Jezus gerekend worden. Zijn lichaam verdween uit het graf en hij verscheen opnieuw aan zijn volgelingen, de apostelen, om hen te doordringen van zijn boodschap en het werk dat zij te doen hadden.

!

!

Hoewel de jaartelling gebaseerd was op de geboorte van Jezus, is de huidige mening van wetenschappers dat 7

(9)

Ideologie

!

Het jodendom

Jezus werd in de synoptische evangeliën als een Jood gepresenteerd: hij is een volger van wat in de Thora (de joodse wet) beschreven stond, hij woonde diensten in de gebedshuizen bij, prakkiseerde zijn geloof in de tempel van Jeruzalem en refereerde in zijn uitspraken aan de geboden van Mozes. Het jodendom was alom vertegenwoordigd in het denken en doen van Jezus. Maar wat voor Jezus gold, gold voor alle Joden. De Joden, die in de gebieden van Judea, Galilea, Samaria en Idumea leefden, hadden een gedeeld verleden, hoewel hun beoefening van religie in de vorm van traditie en riten verschilde. Deze verschillen zouden in de evangeliën in diverse passages benoemd worden om de bevolkingsgroepen te onderscheiden en in een aan-tal gevallen om te onderstrepen dat Jezus een persoon was die deze verschillen kon overbrug-gen of zelfs kon slechten. 8

!

In de eerste eeuw hadden de Joden zich al in belangrijke mate verspreid in de mediterrane we-reld en hun lokale woongebieden binnen bestaande machtsstructuren werden met de term

diaspora aangeduid. Zij onderhielden nauwe contacten met de Joodse regio, droegen belasting

af en namen vrijwel niet deel aan lokale tradities en riten. De basis voor alle Joden was de Joodse religie, het jodendom, dat nauw verbonden was met hun politieke en sociale omgeving. 9

Het kenmerkende onderscheid van het jodendom ten opzichte van andere geloven uit die tijd was dat de Joden slechts één God aanbaden, die voor de Joden de enige ware God in het uni-versum was. Deze vorm van religieuze beleving wordt met de term monotheïsme omschreven. Er was voor deze God geen beeld of fysieke representatie. Er was slechts één tempel in Jeru-zalem waar God aanbeden werd. De Joden dachten dat God de aarde geschapen had, er ver-volgens over heerste en de uitkomst van alle gebeurtenissen controleerde. God had het 10

Joodse volk een wet geschonken, die door hun gehoorzaamd diende te worden. Het Joodse volk was daarmee een uitverkozen en uitverkoren volk en als tegenprestatie voor hun gehoor-zaamheid zou God hun bescherming bieden. In het jodendom was vroomheid, de trouw aan God het hoogste goed, belangrijker dan andere eigenschappen zoals deugdzaamheid. 11

Deze principes zorgden ervoor dat er geen deling kon zijn tussen een wereldlijke en religi-euze autoriteit. Het leven was gebaseerd op wetten die in oorsprong religieus waren en deze wetten zouden alle aspecten van het maatschappelijke leven moeten kunnen behartigen. De 12

Lukas 10:33 en John 4: Echter in Matteüs 10:5 werd juist weer het verschil benadrukt tussen Joden enerzijds en 8

heidenen en Samaritanen, de bewoners van Samaria anderzijds. Sanders Judaism, p. 12.

9

Sanders The Historical Figure of Jesus, p. 34. 10

Sanders Judaism, p. 191. 11

De goddelijke wet was door een openbaring aan Mozes bekend gemaakt. Mozes had een verbond gesloten met 12

het Joodse volk en dat maakte dat er sprake was van een Verbond tussen God en de Joden. Dat bracht rechten maar ook plichten met zich mee, deels gebaseerd op de zogenaamde Tien Geboden, zoals de reinheid om in de nabijheid van het goddelijke te komen, het gebruik van besnijdenis, het onthouden van het eten van varkensvlees en het rust nemen op de zevende dag, de sabbat.

(10)

Joden waren bereid om voor deze wetten te sterven. Anderzijds tolereerden de Joden dat er 13

tempels voor andere goden werden gebouwd, zelfs binnen hun leefgebied. Pogingen van vreemde mogendheden om in Jeruzalem eigen religieuze tradities te introduceren of op te leggen waren altijd met grote gevoeligheden omgeven en vrijwel zeker leidden deze tot ge-welddadigheden tussen Joden en de overheersers.

!

Voorop stond dat de gevoelens van het Joodse volk sterk werden bepaald door een nationalis-tisch verlangen om vrijheid en zelfbestuur te herwinnen, zoals men die in het verleden gekend had. God was voor de Joden de koning van Israël en hun enige leider en meester. De viering 14

van Pesach vormde een expressie van de zoektocht naar hun vrijheid. Het was de herinnering en herbeleven van de barre omstandigheden waarin de Joden in Egypte hadden geleefd en de daarop volgende uittocht uit Egypte. Tegelijk vormden de viering van Pesach en andere religi-euze feesten een manier om uitdrukking te geven aan de huidige sociale, politieke en economi-sche problemen.

Er waren verschillende meningen over hoe de terugkeer naar een tijdperk van vrijheid en zelfstandigheid onder Gods leiding zou plaatsvinden. Dan wordt het terrein betreden van de apocalyptiek en eschatologie. Apocalyptiek kan omschreven kan worden als het onthullen van zaken, die tot dan verborgen zijn gebleven en in relatie tot religieuze ideeën dient het be-schouwd te worden als exclusieve informatie over hoe God zich zou manifesteren tijdens en na een terugkomst op Aarde. Apocalyptiek is overgeleverd door middel van teksten van ano-nieme auteurs en er zijn een aantal genres te onderscheiden zoals visionaire vergezichten in lang uitgesponnen passages, extatische fenomenen, hemelse gidsen, zoals bijvoorbeeld engelen die uitleg geven. De apocalyptische teksten kennen voor wat betreft de inhoud terugkerende 15

thema’s: vernietiging, bijvoorbeeld van corruptie en vijanden van het ‘ware’ geloof, hoop en gerechtigheid voor de minderheid die wel het ware geloof aanhangt. Tot de oudste Joodse apocalyptische werken, die gedateerd kunnen worden behoren 1 Henoch en Ethiopisch boek van

Enoch. De werken bevatten ‘onthullingen’ over de wijze waarop hemellichamen langs de hemel

reizen en een poging om de kalender vast te stellen waarop heilige dagen en festivals plaats-vinden. Het werk zou zowel binnen het jodendom als het latere christendom uit de gratie ge-raken en geen onderdeel gaan uitmaken van het Oude Testament.

Naast de eerder genoemde engelen bestonden er ideeën hoe een proces van terugkeer van het goddelijke op aarde begeleid of uitgevoerd kon worden door menselijke personages, die op enigerlei wijze in relatie stonden tot God. Deze personages zouden zich volgens bepaalde identiteiten en verschijningsvormen kunnen openbaren. Een mogelijke verschijningsvorm was de Mensenzoon. Dit personage stamde uit oude Hebreeuwse tradities en deze Mensenzoon zou als een rechter optreden om de scheidslijn tussen het goede en kwade te trekken en opereerde

Een bekend voorbeeld is de beschrijving in Josephus’ Joodse Oudheden (XVIII.262) waarin beschreven wordt dat 13

een grote groep Joden liever sterft, dan te moeten meemaken dat een beeld van Caligula in de tempel wordt op-gericht.

Horsley Jesus and Empire, p. 42. Lendering Israël Verdeeld, p. 107 stelt dat in het Joodse geloof het theologisch 14

raamwerk in de eerste eeuw een minder voorname plaats innam dan de levenswijze en verzameling van gebrui-ken.

Sanders Judaism, pp. 8-9. Sanders geeft aan dat het zo kan zijn dat apocalyptische geschriften geschreven kun

15

-nen zijn door auteurs, die teksten op papier stelden over wetten of andere onderwerpen. Het zou volgens hem verkeerd zijn om te denken dat het apocalyptische gedachtengoed exclusief door een bepaalde geïsoleerde groep gevolgd zou worden.

(11)

daarmee als een intermediair tussen God en de mensheid, de afstand tussen beiden onderstre-pend. Naast de Mensenzoon kon een verschijning ook plaats vinden in de vorm van een

Go-denzoon. Deze traditie was ouder dan die van de Mensenzoon en had een link met de ideologie

over de wederkomst van een nieuwe koning, die het Israëlisch gebied zou besturen zoals Da-vid dat ooit gedaan had. Tenslotte kon er sprake zijn van een Messias, een term die eveneens 16

afkomstig was uit de oude Hebreeuwse geschriften maar er was weinig consistentie te ontdek-ken in het toepassen van deze term. Alle bovengenoemde personages -en meer- zouden aan 17

Jezus toegeschreven worden en zullen verderop worden toegelicht.

!

De traditie van apocalyptische teksten binnen het jodendom zou onderdeel gaan uitmaken van de Bijbel. Het is terug te herleiden tot het boek van Daniël, een Hebreeuws geschrift dat in het

Oude Testament opgenomen zou worden. In dit boek vond een complexe vermenging van 18

geschiedenis (historiografie) en fictie plaats. Beginnend met een oorlog tussen een Joodse ko-ning en de koko-ning van Babylon, nam het verhaal een wending in de richting van fictie, waar orakels en visioenen de boventoon voerden. Een van de bekendste verhalen vormde de droom van de koning van Babylon, die door Daniël geïnterpreteerd werd. In de droom zag de koning een standbeeld dat uit vier metalen was opgebouwd, die in de interpretatie stonden voor de koninkrijken die Israël bezet hadden. Uiteindelijk zouden deze koninkrijken worden vernietigd en vervangen worden door het koninkrijk van God.

!

De apocalyptische traditie werd in het Nieuwe Testament voortgezet, wat duidde op de nauwe band tussen jodendom en het theologisch raamwerk dat rondom Jezus in ontwikkeling was. Een belangrijke verschuiving in het thema was daarbij wel nodig: waar de vijanden van het ‘ware’ geloof binnen het jodendom de heidenen waren, moest het beeld van de onderdrukte groep en de vijand worden bijgesteld, omdat niet-Joden een belangrijk onderdeel gingen uit-maken van de groep gelovigen: het onderscheid tussen Jood en niet-Jood, werd vervangen door een onderscheid tussen gelovige en niet-gelovige. Iets soortgelijks was aan de hand bij het eerder besproken idee over de Messias. De auteurs die over Jezus schreven, gaven Jezus de diverse benamingen in alle onderdelen van het Nieuwe Testament of lieten Jezus zelf vertellen hoe hij hier over dacht. Van de eerder beschreven varianten, zou die van Messias, in het Grieks

Christos gaan prevaleren. Het gebruik in de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs,

“Chris-tus stierf voor onze zonden”, suggereerde dat de term Chris“Chris-tus al vroeg aan Jezus werd gege-ven. De benaming werd al snel verbonden met Jezus op een zodanige manier dat de oor-spronkelijke aanduiding als in Messias verwaterde. Op den duur zou het zelfs als vervanging voor de naam van Jezus zelf dienen. 19

!

Hengel The Cross of the Son of God, pp. 20-21. De interpretatie van de relatie tussen God en een koning, kon 16

gezien worden als die tussen een vader en zijn zoon, waarbij de koning dan zijn macht van een goddelijke legiti-matie kon voorzien.

Green Messiah in Judaism, pp. 2-3. De term komt 38 keer in de Bijbel voor en staat niet in verband met apocalyp

17

-tische genre.

In het Nieuwe Testament zelf is één apocalyptisch werk opgenomen, Openbaringen genaamd. 18

Burkett, Images of Jesus, p. 85. 19

(12)

Qua de maatschappelijke zichtbaarheid van het jodendom was het de orde van de hogepries-ters en de staforganisatie van de tempel, bestaande uit prieshogepries-ters en schriftgeleerden die de voornaamste religieuze autoriteit vormden en ook een leidende rol in de regionale economie speelden. De hogepriesters waren verantwoordelijk voor het innen van het tribuut voor Rome en waren verantwoordelijk voor het economische leven in Judea. De Romeinen beschouwden de orde van hogepriesters als hun officiële vertegenwoordigers inzake de aangelegenheden in Jeruzalem. Deze vermenging van een vreemde wereldlijke en inheemse religieuze autoriteit waren voor vele Joden een doorn in het oog. Maar intern binnen de Joodse gemeenschap wa-ren er tekenen dat de verschillende interpretaties van het geloof tot een steeds grotere afstand tussen de bewoners in de regio leidde. Deze tegenstellingen vormden ook een belangrijk ele-ment in de synoptische evangeliën als Jezus bij herhaling religieuze autoriteiten en represen-tanten van organisaties (zoals de Farizeeën) bekritiseerde.

!

!

(13)

Geschriften en auteurs

De teksten zoals die in het kader van dit onderzoek behandeld worden, zijn het resultaat van bewerkingen door vele auteurs en redacteuren, die in de loop van de tijd plaatsvonden en uit-eindelijk toegang tot de teksten mogelijk maakten. Indien de teksten bijvoorbeeld in het Grieks gelezen worden, dan wordt door de lezer vertrouwd op de kennis en interpretatie van de paleografen. Indien vertalingen in het Engels of Nederlands gelezen worden, dan wordt vertrouwd op vertalers, die op hun beurt weer vertrouwden op het vertaalde werk van eerdere generaties. Het gaat te ver om in het kader van deze scriptie dit proces diepgravend te behan-delen, maar er wordt volstaan met de opmerking dat met de nodige zorgvuldigheid beschikba-re primaibeschikba-re bronnen beoordeeld dienen te worden en dat beschikba-rekening gehouden dient te worden met de wijze waarop het werk uiteindelijk aan de lezer is overgeleverd.

!

Auteurs in de eerste eeuw waren over het algemeen gepensioneerde aristocraten of jongere mannen die nog aan hun maatschappelijke carrière moesten beginnen. Ze werden vaak finan-cieel ondersteund door één of meerdere beschermheren. Flavius Josephus is de auteur waar de meeste informatie over bekend is en zijn werk dateerde uit een periode die ongeveer 50 tot 70 jaar na de dood van Jezus lag. Zijn werk is van belang omdat het (a) gedetailleerde informa-tie biedt over de maatschappelijke en poliinforma-tieke ontwikkelingen in de regio, (b) de beste niet-theologische bron is omtrent kennis van het jodendom en (c) informatie geeft over de uitda-gingen die een auteur in de eerste eeuw ondervond bij de totstandkoming van zijn werk. Om-dat Josephus de belangrijkste informatiebron is voor de kennis over het jodendom in de eerste eeuw, zal verderop een aparte uiteenzetting gegeven worden over zijn achtergrond en leven.

!

Voor een auteur als Josephus was het schrijven van een boek niet een kwestie van het (tijdelijk) terugtrekken uit de maatschappij en na voltooiing met een gepubliceerd werk naar buiten tre-den. Delen van het werk werden gedurende de compositie al gepresenteerd in bijeenkomsten die door de beschermheer van de auteur werden geregeld. In dergelijke bijeenkomsten kreeg de auteur de kans om zijn werk te delen met zijn toehoorders en kon over de inhoud gediscus-sieerd worden. De publicatie van een boek had weinig om het lijf: een beperkt aantal exempla-ren werd vervaardigd, waarvan één exemplaar voor plaatsing in een bibliotheek. Omdat Josep-hus de bescherming van de keizers genoot, werd zijn werk mogelijk op grotere schaal gekopi-eerd door speciaal voor dat doel opgeleide slaven.

!

Zo veel als we weten over de totstandkoming van het werk van Josephus en over de levens-loop van de auteur zelf, zo beperkt is de beschikbare informatie over de totstandkoming van de andere bronnen, de werken uit het Nieuwe Testament zoals de brieven van Paulus, de evangeliën en andere delen. Het is niet aannemelijk de auteurs van hun geschriften een zelfde werkwijze en wijze van ondersteuning kregen zoals Josephus gekend had. Van Paulus is be-kend dat hij zijn missies combineerde met werkzaamheden als ambachtsman. De omvang van de individuele werken uit het Nieuwe Testament zijn ook veel beperkter van omvang dan het oeuvre van Josephus, de Joodse Oudheden alleen al bestond uit twintig delen. De primaire bron-nen die van Paulus bewaard zijn gebleven, zijn de brieven die onderdeel uitmaken van het Nieuwe Testament. Paulus was geen auteur in de zin van dat hij aan een literair oeuvre werkte, maar zijn bijdrage aan het Nieuwe Testament werd gevormd door een reeks verzamelde brie-ven. Toch is de rol van Paulus van belang voor het transformatieproces, dat ook de levensloop van Paulus uitvoeriger zal worden beschreven. Onder wetenschappers is er onenigheid welke

(14)

brieven daadwerkelijk aan Paulus toegeschreven kunnen worden. In het algemeen wordt ge-steld dat ongeveer de helft van zijn brieven onder pseudoniem geschreven zijn (door anderen onder de naam van Paulus). De reden voor het schrijven onder pseudoniem was dat latere au-teurs probeerden mee te liften op de bekendheid en autoriteit van apostelen zoals Paulus. 20

!

Vier auteurs (Marcus, Matteüs, Lukas en Johannes) waagden zich binnen een tijdsbestek van enkele decennia in de tweede helft van de eerste eeuw aan het op schrift stellen van het le-vensverhaal van Jezus, een man van bescheiden afkomst, wonend in een uithoek van het Ro-meinse Rijk, die een profetische boodschap verkondigde over de op handen zijnde komst van een koninkrijk Gods. Geschriften in een biografische vorm waren tot dan toe voornamelijk voorbehouden aan grootheden uit politiek of leger. Dat er zo veel werken in een zelfde perio-de over perio-dezelfperio-de persoon geschreven (en bewaard zijn gebleven) is dan ook een bijzonperio-der ge-geven. De geschriften van de auteurs zijn oorspronkelijk in het Grieks geschreven, terwijl dat niet de eerste taal van de hoofdpersoon was geweest, hetgeen blijkt uit verschillen in de woordkeuze in de verschillende teksten van de evangeliën, die identieke zinnen en passages bevatten.

De geschriften over Jezus worden evangeliën genoemd naar het Griekse woord voor ‘het goede nieuws’ (evangélion). Het kan zijn dat die term rechtstreeks refereerde aan het positieve nieuws in de tijd waarin er nog geen tekst over Jezus geschreven was. Het kan zijn dat met de term de uitdrukking gegeven werd aan een geschreven document, hetzij op basis van inhoud of op basis van een genre of literaire vorm. In dit onderzoek wordt later uitgebreid stilge21

-staan bij de vier genoemde evangeliën, die onderdeel zouden uitmaken van het Nieuwe Tes-tament. Marcus, Matteüs en Lukas worden de synoptische evangeliën genoemd. Het synopti-sche element betreft de grote overeenkomst qua inhoud en volgorde van gebeurtenissen. Het vierde en laatste evangelie uit het Nieuwe Testament, dat van Johannes, wijkt inhoudelijk aan-zienlijk af van de synoptische evangeliën. Het aantal bekende evangeliën is overigens aanzien-lijk groter dan de vier geschriften die in het Nieuwe Testament zijn opgenomen, er zijn meer dan 50 van bekend. De evangeliën werden in de tweede eeuw door de christelijke autoriteiten verkozen als meest representatief voor Jezus’ leven werken en werden om die reden in het

Nieuwe Testament opgenomen. Alle beperkingen van de geschriften in acht nemend, geven 22

ze een uniek beeld hoe op verschillende momenten in de tijd en op verschillende geografische locaties over Jezus gedacht werd en hoe Jezus evolueerde binnen een theologisch kader van een nieuwe, in ontwikkeling zijnde religie.

!

Het op schrift stellen van gebeurtenissen was vanwege de intensiviteit van het schrijven en reproduceren van geschriften problematisch in de eerste eeuw. De meest beproefde methode om een boodschap te verspreiden was zoals Jezus zelf had gedaan, via de traditie van monde-linge communicatie. Vlak na de dood van Jezus zal het nog de methode geweest zijn om zijn boodschap te verspreiden onder een groeiend en geïnteresseerd rakend publiek. Maar door de ze groeiende interesse en de grootte van het gebied waarin de volgers van Jezus woonden

Harrill Paul the Apostle, p. 7, p. 11 en Aune Introduction, p. 9. De brieven die als authentiek worden beschouwd 20

zijn: 1. Thessalonicensen, 1. en 2. Korinthiërs, Galaten, Filippensen, Filemon en Romeinen. Collins Is Mark’s Gospel a Life of Jesus?, p. 10.

21

Sanders Historical Figure of Jesus, p. 63. 22

(15)

werden al snel eerste vastleggingen op schrift gesteld. Omdat het aannemelijk was dat de doel-groep in eerste instantie de Joden in de regio en de diaspora waren, was het verspreidingsge-bied in potentie al zeer aanzienlijk. Het is bekend dat vanuit de heidenen, die dicht bij de Jo-den leefJo-den er een interesse bestond voor het joJo-dendom. De soepeler toepassing van regels 23

in de leer zoals Paulus die verkondigde, betekende een lagere drempel tot toetreding. De ver-spreiding van het nieuwe geloof was een van de eerste die op basis van een actieve missie plaatsvond. De missie had als expliciet doel om gelovigen te bewegen hun bestaande geloofs-overtuiging te verlaten en het nieuwe geloof in Jezus te aanvaarden.

!

Het Nieuwe Testament in het algemeen en de evangeliën in het bijzonder vormen een pro-blematische bron. Op grote schaal is er sprake van het niet overeenstemmen of tegenspreken van informatie. Soms vormt het een waardevolle aanvulling op ontbrekende informatie uit het werk van Josephus (bijvoorbeeld wanneer de ontbrekende afloop over het leven van Judas de Galileeër ter sprake komt in Handelingen), soms bevat het Nieuwe Testament verrassend accu-rate informatie over historische gebeurtenissen, bijvoorbeeld wanneer beschreven wordt hoe Archelaos op een hardvochtige wijze in Judea regeerde (Matteüs 2:22). In andere passages wer-den geschiewer-denis en fictie echter op een moeilijk serieus te nemen manier vervlochten, zoals bij de beschrijving van het optreden van Herodes, die uit angst voor een nieuwe Joodse koning op grote schaal jonge kinderen liet vermoorden (Matteüs 2:16). Hoewel het niet onaannemelijk is dat een troonpretendent die zich koning der Joden zou noemen door Herodes zonder scrupu-les uit de weg zou worden geruimd, zijn er geen aanwijzingen of andere bronnen bekend over het daadwerkelijk uitvoeren van een dergelijke actie. Josephus maakte er in ieder geval geen enkele melding van, terwijl zijn beschrijving over het einde van Herodes’ leven tot het best gedocumenteerde deel van zijn leven behoorde. 24

!

Hoe dienen de auteurs van de evangeliën wetenschappelijk beoordeeld te worden? Waren het slechts verzamelaars en redacteuren van stukjes informatie die op basis van andere -al dan niet op schrift gestelde- bronnen tot een antieke biografie werden verwerkt? Maakten de auteurs onderdeel uit van een culturele traditie waarin de levens van personen werden vastgelegd of was het werk in de evangeliën in lijn met de Grieks-Romeinse mythologische verhalen over hun goden en helden? In de tweede helft van de twintigste eeuw was onder wetenschappers de heersende opinie dat het doel van de auteurs geweest was om een theologisch werk te ver-vaardigen, hoewel de evangeliën de nodige kenmerken kenden van de antieke biografie. De 25

antieke biografie diende voor de lezers (of de toehoorders van het voorgedragen werk) de be-sproken persoon als voorbeeld te stellen, een model te zijn voor hoe iemand zijn eigen leven

zou kunnen inrichten en leven. Hoewel het aspect van chronologische opsomming van de 26

Josephus schreef hier diverse malen over (Joodse Oorlog VII.45 en II.560); Maar ook Handelingen maakte hier 23

melding van (10).

Mason Joseph and the New Testament, p. 160. 24

Collins, p. 38. 25

Ibid., p. 26. De Grieken deelden hun literaire biografische werken als volgt in: aan de ene kant geschiedenis 26

historia, dat gekenmerkt werd door een opsomming van militaire en politieke gebeurtenissen. Anderzijds waren er

de werken met een erudiet karakter (archaeologia of philologia) waarin meer aandacht werd besteed aan zaken als persoonsnamen en religieuze tradities. Door de Romeinen werd die categorie vertaald als Antiquitates, herken-baar als titel van het werk van Josephus.

(16)

gebeurtenissen aanwezig is in alle evangeliën, gaven de evangeliën op belangrijke punten ech-ter weinig uitsluitsel over de afkomst, opleiding en de innerlijke ontwikkeling van Jezus. In 27

die zin is er een verbinding te leggen met de religieuze literatuur uit de Grieks-Romeinse reli-gie, waarin goden en helden geboren werden en niet doodgingen omdat hun dood betekende dat er een nieuwe periode van activiteit aanbrak. 28

!

Uit het geschrift van Marcus is vrijwel niets te herleiden dat een aanknopingspunt biedt over de auteur van het geschrift. In Matteüs gaf de auteur aan dat hij tollenaar was (9:9-13). Bete29

-re informatie over persoonlijke achtergrond en motieven van de auteur kan gevonden worden in het evangelie van Lukas. Het oorspronkelijke werk van Lukas bestond uit twee delen, het evangelie zelf en een ander geschrift in het Nieuwe Testament, genaamd Handelingen. In het 30

evangelie gaf deze Lukas (een naam die overigens zowel niet in het evangelie als in Handelin-gen voorkomt) aan dat hij een getrouw verslag wilde weergeven over gebeurtenissen, die via overlevering en ooggetuigenverslagen tot hem gekomen waren (L 1:3). Deze gebeurtenissen betroffen in het evangelie het leven van Jezus zelf. Handelingen wordt door wetenschappers ge-zien als een historiografie die tot doel had om het christendom te verdedigen tegen de vele critici. In Handelingen werd het ontstaan van religieuze gemeenten in Judea en Samaria be31

-schreven en de activiteiten die door de apostelen Petrus (H 1-12) en in bijzonder door Paulus (H 13-28) zouden worden uitgevoerd. Handelingen eindigde met Paulus, die door de Romeinen onder huisarrest werd geplaatst. Hoewel Lukas aangaf dat hij historisch betrouwbaar verslag deed, kan op basis van vergelijking met het evangelie van Marcus en met de brieven van Pau-lus vastgesteld worden, dat Lukas een zeer grote vrijheid nam om verhalen naar eigen believen en binnen een eigen theologisch raamwerk te gieten. Bij het vormen van dat theologisch 32

raamwerk konden een aantal tendensen waargenomen worden, die duidden op de tegenstelling tussen Joodse gelovigen in Jezus en de heidenen. Onder wetenschappers is er consensus dat in

Handelingen de Joden negatief afgeschilderd werden en dat dit te maken zou hebben met de

weigeringen van de Joodse gelovigen om heidenen in hun geloofsgemeenschap toe te laten. 33

Het blijft echter onduidelijk op welk lezerspubliek Lukas gericht was: de teksten bevatten te veel tegenstrijdigheden om daar eenduidige conclusies aan te kunnen verbinden. 34

Collins, p. 15. Van deze kenmerken was de innerlijke ontwikkeling een wat dubieuze, omdat die zeker niet tot 27

de standaard onderdelen van een antieke biografie behoorde. Ibid., p. 20.

28

Een tollenaar is een weger van munten en goederen om de hoogte van de belasting te kunnen bepalen. 29

Hoewel er geen origineel geschrift is waarin de verbinding tussen de twee werken onomstotelijk vaststaat, 30

wordt sinds het begin van de 20e eeuw aangenomen dat de twee Bijbelse boeken ooit een eenheid vormden. Aune Introduction, p. 8.

31

Harrill, p. 11. Een voorbeeld is de beschrijving van een passage van de avond wanneer Jezus gearresteerd wordt 32

in de tuin van Gethsemane. In het evangelie van Marcus is Jezus heftig geëmotioneerd, in het evangelie van Luk-as is hij de rust zelve. LukLuk-as dient dan ook als historicus beoordeeld te worden op bLuk-asis van de standaarden die daarvoor in de Oudheid werden aangelegd, zie ook Thompson, ‘Luke-Acts’ p. 321.

Thompson Luke-Acts, p. 323. 33

Ibid., p. 328. 34

(17)

Naast het evangelie van Johannes zelf, bestaan er nog drie brieven aangeduid met 1 Johan-nes, 2 Johannes en 3 JohanJohan-nes, waarbij deel 1 door een anoniem auteur was opgesteld en delen 2 en 3 door een zekere ‘Oudere’ geschreven waren. Deze werken worden met de term

Johanni-ne literature aangeduid, hoewel het onduidelijk is in hoeverre alle werken door dezelfde auteur

geschreven zijn. Op basis van het evangelie (21:24), waarin gesteld werd dat ‘dit de discipel is, die van deze dingen getuigt en die deze dingen geschreven heeft en wij weten dat ze waarach-tig zijn’, lijkt er eventueel sprake te zijn van een collectief van auteurs dat de waarheid van het evangelie van Johannes verkondigde. De auteur of auteurs van Johannes worden meestal 35

gesitueerd in Klein-Azië en in het bijzonder de kustplaats Efeze. Over hun achtergrond en de gemeenschap waarvoor ze schreven lopen de meningen onder de wetenschappers uiteen.

!

Mason stelt ten aanzien van Josephus vast dat historici zijn geschriften vaak onterecht gebrui-ken en daardoor een verkeerde vaststelling van oorzagebrui-ken kunnen geven. Deze problematiek 36

is overigens van toepassing op alle beschikbare geschriften die in het kader van het onderzoek behandeld worden. Op de eerste plaats betreft het het toepassen van de zogenaamde

scissor-and-paste methodiek. Dit gebeurt door een kleine hoeveelheid data uit een tekst te isoleren en

deze als een feit of ruwe data te presenteren. Een andere manier betreft om de geschriften van Josephus als een soort van continue voorstelling van gebeurtenissen weer te geven en als deze gebeurtenissen in een periode niet voorkomen, om daar dan conclusies aan te verbinden. Een voorbeeld is het ontbreken van de filosofische stroming van de Farizeeën in zijn werken tus-sen 6 en 66. In meer recente studies naar het werk van Josephus wordt rekening gehouden met Josephus’ doelstellingen om te schrijven en de manier waarop hij het (bron)materiaal voor zijn geschriften gebruikte. Uit dergelijke studies komt een beeld uit naar voren dat hij consistent beeld van de wereld had, hoewel zijn werk tegenstrijdigheden kon bevatten. Hij schreef zijn eigen teksten en gebruikte het bronmateriaal om zijn eigen gestelde doelstellingen te bereiken. De tegenstrijdigheden in zijn werk zijn te verklaren omdat Josephus oeuvre een enorme om-vang kende, over een periode van ongeveer 25 jaar zijn werken schreef en niet in diskrediet wilde raken bij zijn beschermheren, dan wel de steun van zijn publiek of doelgroep probeerde te verwerven.

!

!

Painter Johannine Literature, p. 345. 35

Mason, pp. 28-30. 36

(18)

Paulus

Na de kruisiging van Jezus rond het jaar 30 was het waarschijnlijk de verwachting van de Ro-meinen en de religieuze Joodse autoriteiten dat met het doden van Jezus de beweging rond hem snel uit elkaar zou vallen. Immers, deze tactiek was succesvol gebleken bij andere messi-aanse boodschappers, zoals Judas de Galileeër. Maar een goddelijke Jezus die kon herrijzen uit zijn dood, de door hem verrichtte wonderen en de belofte over een aanstaand koninkrijk Gods, leidden ertoe dat apostelen en missionarissen zijn boodschap gingen verkondigen. Aan-vankelijk in de Joodse regio voor een Joods publiek, maar al snel daarna in een groter gebied met een zowel Joods als heidens publiek binnen de hele mediterrane wereld. Door middel van gezamenlijk uitgevoerde riten als het nuttigen van maaltijden groeide de samenhorigheid on-der de volgers van Jezus.

!

Sinds de tweede helft van de 19e eeuw houden wetenschappers zich bezig met de vraag hoe het ontstaan van een godsdienst op basis van de teksten vastgesteld kan worden. Begon het met de persoon Jezus, zijn boodschap volgens de evangeliën of lag de boodschap van Paulus, gebaseerd rondom de proclamatie van de dood en wederopstanding aan de basis van het ont-staan van het geloof?

De jonge beweging die de boodschap van Jezus wilden verspreiden had in ieder geval een grote uitdaging om te kunnen groeien tot een religie van formaat. Hoewel Jezus zelf in de evangeliën aangegeven had dat zijn boodschap zo breed en ver als mogelijk verspreid diende te worden, vormde de verwevenheid met het jodendom een potentiële hindernis voor verdere verspreiding van het nieuwe geloof onder niet-Joden. Joden hadden -al dan niet terecht- geen beste naam in de mediterrane wereld. De Joden hadden bijzondere gebruiken en religieuze tradities die binnen de diaspora tot een zeker isolement van andersgelovigen leidde, ook om-dat hun geloof verbood om deel te nemen aan de lokale riten van de bevolking. Desondanks was er in het dagelijkse zakelijke en sociale contact sprake was van een omgang tussen de schillende bevolkingsgroepen. Omdat er een aanzienlijke Joodse gemeenschap in Rome ver-bleef en die gemeenschap ook volgelingen van Jezus zou gaan krijgen, is er informatie over hen bekend via historici als Suetonius, Tacitus en Cicero. De Romeinse historicus Suetonius maakte melding van onenigheid in de Joodse gemeenschap te Rome, vanwege een zekere ‘Chrestus’. Deze naam kon verband houden met een verkeerde interpretatie van een bena37

-ming van Jezus, namelijk Christus. Deze bena-ming zal later toegelicht worden. Tacitus be-schreef een episode waarbij christenen na het uitbreken van een enorme brand in Rome op-gepakt en vermoord werden op last van keizer Nero. Evenals Tacitus liet ook Cicero zich in 38

scherpe bewoordingen uit over de Joden. Vanuit de Joden was het op basis van de premissen 39

van hun geloof moeilijk om heidenen eveneens als hun gelijken te beschouwen, ook al zouden ze dat willen. 40

!

Stern, M., Greek and Latin Authors on Judaism, p. 113. ‘Iudaeos impulsore Chresto assidue tumultuantis Roma 37

expulit.’

Ibid., p. 88. ‘Ergo abolendo rumori Nero subdidit reos et quaesitissimis poenis affecit, quos per flagitia invisos 38

vulgus Chrestianos appellabat.’

zie Pro Flacco 28:69. 39

Barclay The Mind of St. Paul, p. 9. 40

(19)

Paulus was een man van schijnbare tegenstellingen: geboren als Jood en als Farizee vervolger van volgers van Jezus totdat hij een plotseling inzicht kreeg over de betekenis van Jezus. Hij bekeerde zich en werd een volger van Jezus. Vanaf dat moment vormde verspreiding van het geloof in de wereld van heidenen en behoud van eenheid van dat geloof tot de belangrijkste doelen van zijn leven en missie. Paulus ontkende in zijn geschriften nooit het feit dat hij Jood 41

was en een Joodse gelovige was geweest en als bekeerling koesterde hij geen wrok over dat verleden. Toch leidde de exacte relatie tussen Paulus en het jodendom tot een lange weten42

-schappelijke polemiek, variërend van dat Paulus met het jodendom gebroken had tot meer gematigde standpunten, waarbij hij een oudere vorm van het jodendom volgde. Paulus zou 43

bij een aantal van de gebruiken die onderdeel zouden gaan uitmaken van de riten van de gelo-vigen in de gemeenschappen, terugvallen op de tradities van het jodendom. Het als groep deelnemen aan lessen, lezingen, bidden en samenzang van lofliederen waren rechtstreeks overgenomen uit de Joodse geloofsbeoefening, evenals het gezamenlijk nuttigen van maaltij-den. 44

!

Paulus was geboren rond het jaar 10. Zijn vermoedelijke geboorteplaats was Tarsus, in die tijd een welvarende kustplaats gelegen in het zuiden van Turkije. Hij had waarschijnlijk een goede opleiding en sprak Grieks als moedertaal, elementen die te destilleren zijn uit literatuur van en over hem. Omdat het volgen van een opleiding slechts voor een klein percentage van de toenmalige bevolking was weggelegd, had Paulus waarschijnlijk ouders die een zekere maat-schappelijke positie innamen en vermogend genoeg waren om in zijn opleiding te kunnen voorzien. Naast de Grieks-Romeinse invloeden in zijn omgeving en opleiding was Paulus dus vooral ook Joods. Hij had een grote kennis van de religieuze geschriften. Hij verborg zijn iden-titeit niet, voor alles werd hij bij elke stap in zijn carrière gedreven door een intense drang naar religieuze beleving. Paulus gaf aan een Farizee te zijn geweest (Filippenzen 3:5), de filosofische stroming binnen het jodendom, die in de evangeliën van het Nieuwe Testament heftig door Jezus bekritiseerd werd vanwege het strikt en precies volgen van de wet, zonder rekening te

houden met de praktische omstandigheden. Een andere kenmerkende eigenschap voor Fari45

-zeeën was de interesse in het bekeren van de heidenen tot het ‘ware’ geloof en een geloof in de wederopstanding na de dood. Het waren aspecten die Paulus zou meenemen na zijn beke-ring in de verspreiding van het nieuwe geloof. De bekebeke-ring van Paulus zou gepaard zijn gegaan met een goddelijke verschijning, maar dat was niet zo bijzonder in die tijd, er waren vele voor-beelden van dergelijke verschijningen. Degenen die het overkwam zouden het goede nieuws (euangelion) beginnen te verspreiden. De bekering was dus een belangrijk moment in het leven van Paulus, terwijl hij in de tijd daarvoor als Farizee juist een fanatisme had getoond om de

Harrill, p. 26. De term ‘christendom’ bestond in de tijd van Paulus nog niet en Paulus zag zelf zijn bekering 41

ook niet als dat hij de ene godsdienst voor de andere wisselde. Barclay, p. 14.

42

Sanders, Paul and Palestinian Judaism pp. 2-7. 43

Ibid., p. 202. 44

Josephus gaf aan dat de Farizeeën tot één van de godsdienstige stromingen binnen het jodendom behoorden, 45

die een belangrijke invloed hadden op het sociale, politieke en economische leven. De Farizeeën stonden erom bekend dat ze zich wilden laten leiden door oude mondelinge overleveringen, die lastiger te interpreteren was dan wetgeving die al op papier stond (zie Oudheden XVIII.15).

(20)

aanhangers van Jezus te vervolgen en zwaar te straffen. Dat laatste gebeurde in de periode dat hij werkte als reizend ambachtsman en een functie bekleedde in de organisatie van de Farizee-ën. Het is niet duidelijk wat de aanleiding kan zijn geweest om de volgers van Jezus zo streng aan te pakken als hij deed. Mogelijk was er verwarring ten aanzien van wie tot welke groep ge-rekend werd of dacht Paulus dat de volgers van Jezus een bedreiging vormden voor de zui-verheid van het Joodse geloof. Hun nieuwe interpretatie zou kunnen leiden tot verwatering van de bestaande regels en rites. Omdat de besnijdenis niet een vereiste was om deel te kun-nen toetreden, maakte dat de toetreding makkelijker en kregen heidekun-nen toegang tot de Joodse gebedshuizen. Hetzelfde fanatisme dat hij aan de dag zou leggen met het bijeenhouden van de gelovigen van Jezus, gebruikte hij dus eerder om de puurheid van het Joodse geloof te behou-den. Overigens werkte het effect van verwatering van geloof twee kanten op: aan de kant van de heidenen ontstond er onrust over de steeds eenvoudiger wordende wijze waarop zij tot het jodendom konden toetreden, voor vrouwen was deze drempel al lager geweest omdat de ritue-le besnijdenis niet gold. 46

De overgang van Paulus kan vanuit religieus perspectief verklaard worden als ware het dat hij de ene religieuze sekte (Farizeeën) verwisselde voor een andere (de volgers van Jezus) en dat hij zijn religieuze passie beter kon vervullen binnen de embryonale fase van een nieuwe geloofsbeweging. Als spirituele en religieuze redenen buiten beschouwing gelaten worden, kan het geweest zijn dat Paulus inzag dat de nieuwe stroming uitzicht bood op een verspreiding die veel verder ging dan de Joodse regio en de diaspora en uiteindelijk de hele bewoonde wereld kon omvatten. Ook in de geschriften over Jezus was meerdere malen aangegeven om de ver-kondiging van Jezus’ boodschap bij een zo breed mogelijk publiek (ook niet-Joods) te verkon-digen. Tegelijkertijd erkende Paulus het bestaan van godheden die door andere volkeren 47

aanbeden werden, maar weigerde deze echte goden te noemen. Deze gedachten waren in lijn met hoe vanuit het jodendom over een -monotheïstische- God werd nagedacht.

!

De brieven van Paulus, die aan hem toegeschreven worden, hebben een eigen problematiek. Ze zijn moeilijk in context te plaatsen, omdat ze om redenen geschreven zijn, die achteraf moeilijk vast te stellen zijn. Toch kunnen op basis van de teksten vaststellingen gedaan worden over het ontstaan van de nieuwe religieuze beweging en de transformatie die Jezus binnen deze gebeurtenissen onderging. De vastleggingen van Paulus in zijn brieven zouden uiteinde-lijk resulteren in een christeuiteinde-lijke literaire traditie toen zijn brieven verzameld deel gingen uit-maken van de canoniek van het Nieuwe Testament. De brieven vertelden overigens meer over het proces van de verspreiding van de nieuwe leer, dan dat deze inhoudelijke informatie gaven over leven en werken van Jezus. Voor Paulus waren het kruis en de wederopstanding de cruci-ale factoren binnen zijn theologisch denken. De persoonlijke ervaring, het ondergaan van het besef van de relatie tussen de mensen, Jezus en God waren van belang en die wenste hij te delen met volgelingen en mensen die nog niet bekeerd waren. Hij was niet geïnteresseerd om een nieuw theologisch systeem uit te denken. De nieuwe leer was nog sterk in beweging en betekende constante aanpassing aan nieuwe situaties en uitdagingen. Harrill stelt dat de ge48

Josephus schrijft hierover in Joodse Oorlog wanneer een incident in Damascus ter sprake kwam waarbij Joden 46

afgeslacht worden, omdat vele heidense vrouwen zich tot het jodendom begonnen te bekeren (II.559-561). Matteüs 24:14, 25:31, Marcus 13:10,14:9 Lukas 24:47.

47

Barclay, p. 54. 48

(21)

loofsbeleving in de tijd van Paulus gebaseerd was op het beleven van de religie door middel van het uitvoeren van rituelen en aanbidding. Voor hem was er daarbij geen onderscheid tussen heidenen en Joden: beiden participeerden in rituelen als de doop, waarbij de overwinning van Jezus op de dood werd gevierd. Dat waren zaken die voor hem van meer belang waren dan het ritueel van de besnijdenis of de wetten uit de Thora. 49

Jezus was voor Paulus een voorbeeld waard om te volgen. Jezus was vooral de Goden-zoon, de vleesgeworden representatie van God op aarde. Deze eigenschap stelde de volge50

-lingen in staat om met het voorbeeld van Jezus in gedachte, zelf eveneens een dergelijke status in het leven te bereiken. Naast de term Godenzoon, werd Jezus veelvuldig aangeduid als Ky51

-rios (Grieks voor ‘Heer’). De laatste term werd voornamelijk gebruikt in de gebedsdienst en de

gewone aanspreektitel voor Jezus in het leven van de gelovige, terwijl Godenzoon in uitzon-derlijke gevallen werd gebruikt, bijvoorbeeld om een climax in theologische beweringen te be-nadrukken. Het concept van de Godenzoon voor Jezus kan zeker niet rechtstreeks aan Pau52

-lus toegeschreven worden, maar was al een bekend begrip in de gemeenten van gelovigen voordat Paulus actief werd. Jezus was voor Paulus in ieder geval veel meer dan de Messias: Jezus was een goddelijke entiteit in menselijke vorm, dat door menselijk toedoen een smadelij-ke en vernederende dood aan het kruis had ondergaan.

!

Paulus schreef zijn brieven gedurende de missies, die hem onder meer voerden naar Cyprus, Klein-Azië, Macedonia, Griekenland en gebieden binnen de Joodse regio zelf. Deze reizen vonden binnen een tijdspanne van ongeveer tien jaar plaats en betekenden een periode van grote productiviteit in het leven van Paulus. Een aanzienlijk deel van de gemeenschap die hij probeerde te bereiken had een heidense achtergrond. Er waren missionarissen die de bood53

-schap verkondigden op een manier, die volgens Paulus haaks stond op de werkelijke bood-schap van Jezus. In de brieven van Paulus werd niet gerefereerd aan geschriften die als basis 54

dienden voor de verspreiding van het geloof. Het is aannemelijk dat indien een tijdslijn opge-steld wordt, dat alleen een bron Q (of vergelijkbaar geschrift) gebruikt werd of bekend was gedurende de missies van Paulus, indien er al een geschrift voorhanden was dat handelde over de mens Jezus. De Joden zelf gebruikten als heilig geschrift de Septuagint, de Griekse verta55

-ling van de Hebreeuwse Bijbel. Zoals hierna beschreven wordt, kwam in een later stadium 56

(na 70) het evangelie van Marcus als bron beschikbaar, het eerste evangelie met het

Harrill, p. 60. 49 Barclay, pp. 56-57. 50 Hengel, p. 9. 51 Ibid., p. 14. 52

Harrill, p. 51, wanneer Paulus zijn gelovigen toespreekt in 1 Thessalonicensen 1:9 en aangeeft dat zij van afgo

53

-den tot God bekeerd zijn.

Ibid., pp. 53-55, het ging vooral om missionarissen, die ideeën over de noodzaak van besnijdenis predikten om 54

werkelijk toe te kunnen treden tot het geloof van Jezus.

Q zal later nog uitvoeriger behandeld worden en bevatte een verzameling uitspraken van Jezus en niet zo zeer 55

zijn biografie.

Gager, Reinventing Paul, p. ix. 56

(22)

haal over Jezus. Omdat de missies van Paulus gedateerd worden tot ca. 60, is het niet aanne-melijk dat gedurende Paulus’ leven al evangeliën in omloop waren in de vorm zoals die bekend zijn uit het Nieuwe Testament. Anderzijds is het zo dat de brieven van Paulus verzameld en gepubliceerd werden na de totstandkoming van de evangeliën. Voor de auteurs van de evange-liën was het waarschijnlijk dus niet zo dat de brieven van Paulus als een verzamelde bron voor hun werken beschikbaar was. In de evangeliën zelf zou Paulus niet voorkomen, maar zoals hierna behandeld zal worden was de auteur van het evangelie van Lukas op de hoogte was van het bestaan en werk van Paulus.

!

Met de brieven van Paulus begon de transformatie van Jezus tot religieus icoon. De persoon-lijkheid van Jezus en zijn inhoudelijke boodschap waren daarbij van ondergeschikt belang. De essentie van het geloof (en daarmee het religieuze icoon Jezus) ontwikkelden zich in de rich-ting van de betekenis van dood, martelaarschap en opoffering van een mens voor de zonden van dezelfde mensheid. Een wederopstanding diende als bewijs dat het goede uiteindelijk tri-omfeerde over het kwaad. Door de missies van Paulus ontstond onder de gelovigen een be-hoefte aan meer persoonlijke informatie over Jezus. De auteurs van de evangeliën zouden in die behoefte gaan voorzien en met hun geschriften konden ze meer persoonlijke details over het leven van Jezus met de gelovigen delen.

!

!

(23)

De evangeliën

Rond het jaar 70, ongeveer 40 jaar na de dood van Jezus vond de vroegst bewaarde vastlegging plaats in de vorm van het evangelie van Marcus. Dat er andere vastleggingen zijn geweest, die afweken voor wat betreft vermelde feiten, verhaallijn en inhoud zijn te herleiden tot een aantal factoren. Er ontstonden verschillende interpretaties, niet alleen over de feiten rondom het le-ven en werk van de persoon Jezus zelf, maar ook over wat de kern van zijn boodschap was.

De maatschappelijke en religieuze situatie van het publiek dat kennis nam van de bood-schap en hoe de boodbood-schap binnen een theologisch kader in te passen was, was een andere factor die bijdroeg aan het ontstaan van de verschillen tussen de evangeliën. Gebruikelijk was dat nieuwe religieuze ideeën (in dit geval over de betekenis van Jezus), geabsorbeerd werden in lokale religieuze denkbeelden, hetgeen met de term syncretisme wordt aangeduid. Anderzijds was de situatie in de Joodse regio oorspronkelijk dat het geloof in Jezus als een aanvulling, dan wel nieuwe invulling van het Joodse geloof werd gezien. Uiteindelijk zou de interpretatie van gemeenten in Syrië en Klein-Azië uitgroeien tot wat later herkenbaar zou worden als het chris-tendom, een leer gebaseerd op de dood van Jezus als martelaar, gevolgd door het wonder van wederopstanding na een kruisiging.

Verschillen tussen de evangeliën kunnen verklaard worden doordat de missionarissen de boodschap over Jezus in een steeds groter gebied verkondigden en dat leidde tot nieuwe of eigen interpretaties van de missionarissen. De wet van vraag en aanbod zal hier hebben gegol-den in de vorm van een toename van het aantal gelovigen en daarmee de behoefte aan nieuwe exemplaren van de geschriften die via een primitief systeem gedupliceerd dienden te worden. Een combinatie van bovengenoemde argumenten voor maken van nieuwe vastleggingen ligt voor de hand. De eerste vermelding van een verzameling van evangeliën dateert van rond 57

180 door Irenaeus van Lyons, hoewel het al enkele decennia eerder tot een uit vier delen be-staande verzameling was samengevoegd. Om zicht te krijgen in hoeverre de evangeliën zicht 58

geven op het proces van transformatie is het van belang om indien mogelijk voor de evangeli-ën een chronologie en plaats (van de auteur en het bestemde publiek) te bepalen.

Voor wat betreft de auteurs werd al vastgesteld dat er slechts zeer beperkte informatie te verkrijgen is over hun achtergrond en motieven. Inhoudelijk tonen de evangeliën overeen-komsten, omdat het leven werken, sterven en de wederopstanding van Jezus wordt behandeld. De vroegste drie evangeliën (Marcus, Matteüs en Lukas) zijn qua inhoud en schrijfstijl het meest aan elkaar verwant en worden als synoptische evangeliën aangeduid. Toch wijkt de ge-presenteerde informatie in Lukas en Matteüs aanzienlijk af van Marcus: er is meer informatie in verwerkt bijvoorbeeld voor wat betreft de link tussen Jezus en de oude Joodse religieuze geschriften. Jezus werd in Matteüs en Lukas gepresenteerd als iemand die afstamde van de hoogste, oudste en meest voorname Joodse families. Zijn persoonlijkheid wordt meer bena-derd als dat van een godsdienstig onderwijzer, terwijl Marcus nog sterk leunde op de wonde-ren die Jezus verrichtte. In Matteüs en Lukas werd de belofte uit Marcus over het op handen zijnde koninkrijk Gods afgezwakt, wat ook voorstelbaar is omdat de komst al langer duurde dan waar aanvankelijk op gehoopt was.

!

De brieven van Paulus toonden vaak geschillen aan met de wijze waarop de boodschap van Jezus door lokale 57

interpretaties versnipperd dreigde te raken, zodat er weer nieuwe afsplitsingen van het geloof zouden kunnen ontstaan.

Aune Introduction, p. 5. 58

(24)

Matteüs en Lukas verschillen nog op een ander punt in belangrijke mate van Marcus: in de beide evangeliën is veel vergelijkbare informatie opgenomen, die niet in Marcus vermeld stond. De veronderstelling is dat er andere, niet bewaard gebleven bronnen geweest moeten zijn waarop de auteurs van de evangeliën hun werk hebben gebaseerd. Het mogelijk oudste, niet bewaard gebleven werk wordt in de wetenschap met de term Q aangeduid. De theorie is 59

dat Q en Marcus de oudste twee geschriften zijn waarin het leven en werken van Jezus be-schreven werd. Marcus en Q, zouden daarmee de basis voor de latere evangeliën van Lukas en Matteüs hebben gevormd en deze hypothese wordt de Two Document Hypothesis (TDH) ge-noemd. De hypothese is op basis van een gedetailleerd tekstonderzoek aannemelijk te ma60 61

-ken. Indien de informatie die Matteüs en Lukas meer bevatten dan Marcus geëxtraheerd wordt, dan ontstaat namelijk het beeld dat dat in de bronnen voor Marcus de focus lag op de uitspraken van Jezus. Sinds de jaren ’70 van de twintigste eeuw zijn er diverse pogingen on-dernomen om Q te reconstrueren als een apart document. Volgens Mack had Q de vorm van een sayings gospel vergeleken met de synoptische evangeliën die geschreven waren als narrative

gospels en daardoor een beter beeld konden geven van het leven en werken van Jezus en binnen

het christendom de voorkeur kregen boven Q, dat in ongebruik en de vergetelheid raakte. Toch is het bestaan van Q niet universeel geaccepteerd onder wetenschappers en zijn er veel andere ideeën over de wijze waarop er mogelijke samenhang tussen de evangeliën bestaat. 62

De oorspronkelijke toehoorders en lezers, die de verhalen van Q vernamen, dachten mo-gelijk niet over Jezus als een Messias of een andere directe verbintenis met een goddelijke enti-teit. Zijn dood en de gebeurtenissen daar omheen werden nog niet gezien als alles bepalend voor de religieuze beleving. Als de stukken tekst uit Matteüs en Lukas geïsoleerd worden, dan valt het op dat de leer van Jezus nooit een claim van goddelijke autoriteit kende. Van religi63

-euze beleving was waarschijnlijk niet of nauwelijks sprake en op het moment van het op schrift stellen van Q was er nog geen sprake van een gemeenschap van gelovigen, zoals die in de brieven van Paulus beschreven werd. De Jezus zoals die in Q naar voren kwam, zou een Jezus zijn als grondlegger van een beweging, maar dan wel één zonder mythologische verbin-ding met de gebeurtenissen rondom het einde van zijn leven met de kruisiging en wederop-standing als teken van de goddelijke overwinning.

!

!

!

!

Tuckett Jesus in Q, p. 82. 59

Mack, pp. 20-23. De hypothese stamde uit 1838 en was destijds een gewaagde voor het bepalen van de volgor

60

-de van -de evangeliën. Velen gaven -de voorkeur aan Matteüs, voornamelijk omdat het werk beter georganiseerd leek, dan het korte en van wonderen overlopende Marcus. Maar in de 21e eeuw kreeg de TDH uiteindelijk toch de overhand onder wetenschappers en kreeg het onderzoek naar de historische Jezus hiermee weer nieuwe im-pulsen.

De theorie dat Marcus het oudste van de synoptische evangeliën is, wordt in de wetenschap aangeduid met 61

Markan priority.

Mack, p. 3, Telford Mark’s Portait of Jesus p. 13, p. 19 en Tuckett, p. 82 geven meer informatie over alternatieve 62

ideeën over de samenhang van de evangeliën. Burkett, p. 83.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Profiel lid Raad van toezicht Scholengroep OPRON (Openbaar Primair Onderwijs).. Titel besluit

Stemlijst Besluiten, moties en amendementen Raadsvergadering 4 maart 2021.. Titel besluit

Vaststellen “Protocol agressie en gewend tegen politieke ambtsdragers MG 2021” en van toepassing verklaren voor de.. griffie van het “Protocol agressie en geweld gemeente

Agendapunt 11 Raadsvoorstel heffingsverordeningen, verordening op de heffing en invordering onroerende zaak-belastingen

Stemlijst Besluiten, moties en amendementen Raadsvergadering 26 november 2020.. Titel besluit

van der Donk EMIA; RO; EMITA.. van

Nadat in Gent drie minderjari- gen werden opgepakt die gezien worden als de leiders van de “jongeren” die de 14-jarige Jordan in elkaar hebben geslagen omdat hij zijn

Als Bart de Wever goed geadviseerd wordt door Guy Clémer en Johan van Overtveldt, de twee economen aan zijn rechter- hand, weet hij dat er boven het Rijnlandmodel wolken drijven