• No results found

De titels van Jezus in het Nieuwe Testament

Jezus werd in het Nieuwe Testament met diverse titels, aanduidingen en benamingen vermeld. Deze titels hing sterk samen met tradities uit het jodendom en er zijn overlappingen te beden- ken voor titels, die in de Grieks-Romeinse tradities gehanteerd werden. Een aantal van die ti- tels boden de mogelijkheid om de wederkomst van een goddelijke entiteit of een goddelijk rijk op aarde te faciliteren of te verklaren. De mogelijkheden waarop een dergelijke wederkomst zich zou voltrekken kon aanzienlijk verschillen, van een stille komst, die door de mensen nau- welijks opgemerkt zou worden, tot een wederkomst die immense natuurkrachten zou losma- ken en die tot een scherpe selectie van gelovigen versus ongelovigen en zondaren zou leiden. Deze verscheidenheid is terug te vinden in de evangeliën. De goddelijke afgezanten konden in verschillende gedaanten en rollen de wederkomst van een nieuwe goddelijke tijd aankondigen en begeleiden. In Marcus werd Jezus in lijn gebracht met een combinatie van Joods en helle- nistisch gedachtegoed, wanneer Jezus achtereenvolgens wordt gekenschetst als Godenzoon, Men-

senzoon, Messias (Grieks: Christos) en het koninklijke Zoon van David. Maar onomstotelijk wordt

de God van de Joden gezien als de enige ‘echte’ te aanbidden God (12:29). Daarnaast worden er in de teksten van de evangeliën ook andere beelden geschetst van Jezus. In Marcus wordt hij door de mensen herkend als een reïncarnatie van zijn leermeester Johannes de Doper (6:16, 8:28) of de profeet Elias (6:15).

!

In de evangeliën was er een bepaalde voorkeur voor het benoemen van bepaalde titels, zoals de onderstaande telling laat zien.

!

!

In Matteüs en Lukas lag de nadruk op de Mensenzoon, terwijl in Johannes Jezus meestal als Christus werd omschreven.

!

Jezus als Mensenzoon

Zoals eerder in het hoofdstuk over het jodendom beschreven, was de titel Mensenzoon van Hebreeuwse afkomst. Deze Mensenzoon zou als een rechter optreden om de scheidslijn tus- sen het goede en kwade te trekken en opereerde daarmee als een intermediair tussen God en de mensheid, de afstand tussen beiden onderstrepend. Het is opvallend dat de titel Mensen- zoon altijd door Jezus zelf gebezigd werd en niet door zijn omgeving. 81

In alle synoptische evangeliën is Jezus in de rol van Mensenzoon het meest prominent aanwe- zig ten opzichte van de andere beschikbare titels en dat maakt het voor wetenschappers pro- blematisch om het werk als een biografie -volgens criteria van de Grieks-Romeinse literaire

Mensenzoon Godenzoon Christus/ Messias

Marcus 11 3 9

Matteüs 28 7 18

Lukas 26 5 14

Johannes 12 10 23

Stauffer Messias oder Menschensohn?, p. 82 81

traditie- te beoordelen. In de hoedanigheid van Mensenzoon kwam hij naar voren als een 82

persoon die in zijn omgeving vijandigheid en afwijzing (door de kerkelijke autoriteiten) ont- moette en daardoor lag een leven van lijden in het verschiet (bijvoorbeeld in Marcus 8:31, Lu- kas 9:22). Zijn lijden werd geconcretiseerd door de voorspelling van Jezus dat hij zou worden veroordeeld door de kerkelijke autoriteiten, die hem aan de heidenen zouden overleveren, maar na drie dagen een wederopstanding plaats zou vinden (Marcus 10:33). De wederopstan- ding werd ook in andere passages gebruikt, wanneer Jezus dat aan zijn discipelen toever- trouwde (Marcus 9:31). De Mensenzoon vervulde een belangrijke eschatologische rol: Jezus zou als getuige optreden tijdens het laatste oordeel om te bepalen wie de ware volgers en gelo- vigen waren, maar kon in die rol ook zonden vergeven (Marcus 2:10, Matteüs 13:27). De exac- te komst van de Mensenzoon werd in het midden gelaten, maar de wijze van komst werd meerdere malen op een zelfde wijze weergegeven en ging met uitzonderlijk natuurgeweld ge- paard (Marcus 13:25-27, Matteüs 24:29-30).

!

Jezus als Godenzoon

Godenzoon is een titel, die door een breed publiek, zowel Joods als heidens, begrepen kon worden. Vanaf Marcus tot Johannes was er een toenemend gebruik, hoewel de titel aanzienlijk minder gebruikt werd dan Mensenzoon of Messias. Godenzoon was in de heidense wereld een term die vaak toegepast werd om mensen te verbinden met een religieuze entiteit, voor- namelijk als het ging om koningen, keizers en veldheren.

Jezus vroeg in Marcus 3:11 aan zijn bekeerlingen, verrukt over het uitdrijven van duivelse krachten, om stil te houden dat hij de Godenzoon was. Door Johannes de Doper werd hij in Johannes 1:34 geïntroduceerd als de Godenzoon. In 5:18-27 werd door Jezus het verband tus- sen hem en God gelegd, waarbij hij aangaf door God gezonden te zijn als een zoon van God. Behalve in 2 Thessalonicensen en Filemon zou Paulus altijd refereren aan Jezus als de Go- denzoon. Paulus geloofde en stond erop dat Jezus in een unieke relatie tot God stond. In 1 Korinthiërs 11:3 en 3:22-23 beschreef hij de verhouding tussen God, Jezus en de mensheid. Elke gebeurtenis in het leven van Jezus en al zijn uitspraken waren altijd door God ingegeven en op die manier was Jezus dan ook ondergeschikt aan God.

!

Jezus als Messias

De term Messias werd in het Oude Testament en andere oude Joodse literatuur gebruikt voor een persoon of personen die van God een speciale opdracht hadden gekregen, in principe als een gezalfde koning over het volk van God te regeren. De vertaling van de Hebreeuwse term

messiah betekent in het Nederlands dan ook de gezalfde). Toch is de literatuur van het jodendom

meer geïnteresseerd in het Messiaanse Tijdperk zelf, dan in de persoon die God zou sturen om de boodschap te brengen of te vervullen. Voorafgaand aan de periode waarin Jezus actief zou worden, was er in het theologisch denken wel een verschuiving merkbaar naar het personifië-

In de Grieks-Romeinse wereld vormden uitspraken en anekdotes een belangrijk element om de persoon van 82

onderwerp te karakteriseren. In Marcus werden met de vermelde wonderbaarlijke genezingen een nieuwe dimen- sie toegevoegd en valt daarom moeilijk in te delen volgens de bestaande criteria, zie ook Aune New Testament p. 57, Collins p. 32.

ren van een Messias. De Messias of Christus zou de boodschapper worden, maar dan her83 -

kenbaar als een politiek of zelfs militair leider. De Messias zou het nieuws over de nieuwe ko- ning brengen en een afstammeling van koning David zijn (de eretitel zoon van David zou op deze persoon dan van toepassing zijn), of zelfs in staat zijn om op korte termijn het koning- schap op zich te kunnen nemen. De steeds verslechterende politieke situatie en de spanning 84

met de Romeinen kon ertoe hebben geleid dat er een steeds grotere ‘behoefte’ aan een Messi- as begon te ontstaan.

In de synoptische evangeliën komt Messias minder voor dan Mensenzoon, maar wordt frequent gebruikt in Johannes en buiten de evangeliën. Er is een verschil merkbaar tussen 85

Marcus en Matteüs waar het gaat om de betekenis. In Marcus lijkt de auteur -en daarmee de persoon Jezus- niet echt geïnteresseerd om Jezus als een Messias te zien. In 8:29 werd hij door zijn discipelen gevraagd of hij de Messias was en daarop werd door Jezus geantwoord om dat feit stil te houden. In een latere passage uit Marcus (11:9) reed Jezus op een ezel de stad Je86 -

ruzalem binnen ten teken van dat hij niet erop uit was om een daadwerkelijke politieke drei- ging te vormen voor de autoriteiten, hoewel de omstanders hem toejuichten als de nieuwe ko- ning in de lijn van David. In Matteüs benadrukte de auteur juist het messiaanse karakter van Jezus, het duidelijkst in 23:10, waar Jezus duidelijk de benaming van Messias op zichzelf van toepassing verklaarde en de implicaties daarvan aangaf, namelijk dat hij ‘de waarlijke meester was’. Toch meende Jezus in lijnen met de andere evangeliën dat dit gegeven verborgen diende te blijven voor anderen buiten zijn naaste groep van vertrouwelingen. In Matteüs leek het erop dat de auteur probeerde Jezus uit de historische context te halen en in te bedden in een theo- logisch raamwerk dat aansloot op de Joodse, religieuze traditie. In Johannes was de auteur 87

geïnteresseerd om een nuancering in het beeld van Matteüs te brengen, Jezus zelf voerde geen pretenties omtrent messiaanse claims ten tonele, hoewel zijn omgeving dat wel deed. Het feit dat Jezus zijn rol als Messias verborgen wilde houden, is in de loop der tijd door wetenschap- pers op diverse manieren geïnterpreteerd. Vanzelfsprekend dient hierbij het aspect in ogen- schouw genomen te worden in hoeverre het verborgen houden een uitvinding was van de evangelisten of daadwerkelijk aan Jezus toegeschreven kon worden. Een reden kan zijn dat 88

Longenecker The Christology of Early Jewish Christianity pp. 63-64, het denken van de Sadduceeën was anders: zij 83

zagen het Messiaanse Tijdperk meer als een proces dan een gebeurtenis en meer als een ideaal dan dat een per- soon dit tijdperk zou inluiden. Echter de opvatting van deze groep vertegenwoordigde slechts de opvatting van de bovenlaag van de bevolking in de Joodse maatschappij. Omdat zij de macht hadden was deze opvatting uiter- aard niet vreemd.

Sanders, Historical Figure p. 30, Longenecker, p. 66, Stauffer pp. 82 e.v. vinden het opvallend dat de term Men

84 -

senzoon in de Evangeliën door Jezus zelf gebezigd wordt, terwijl de term Messias vooral door zijn omgeving gebezigd wordt.

Stauffer, p. 82. Vooral in Paulus is het de favoriete benaming van Jezus. 85

In 1901 werd it door W. Wrede aangeduid met de term Messianic Secret. 86

Stauffer, p. 90 duidde het met het begrip ‘Rejudaisierungstendez’. Ook geeft Stauffer aan dat niets in de Joodse 87

rabbijnse teksten erop duidde en er nooit een aanklacht is geweest vanuit de religieuze autoriteiten, dat Jezus ge- claimd had een Messias te zijn. Ook het proces met Pilatus bleef onvermeld (zie pp. 94-95). De tendens om Mat- teüs weer terug te brengen naar het Joodse geloof, was in andere passages duidelijk, zoals eerder aangegeven.

De theorie van W. Wrede ging ervan uit dat de evangelisten op deze manier probeerden om spanningen in de 88

Jezus de opvatting als Messias gedurende zijn missie langzamerhand zelf ging aanvaarden of daarvan gaandeweg overtuigd raakte, maar dat zijn missie een te overheersend politiek karakter zou krijgen indien dit ‘feit’ bekend zou worden. Dat zou consequenties kunnen hebben voor zijn werk of persoonlijke levenssfeer. De hoop op een Messias kwam mogelijk voort uit de Joodse verzetsbeweging, die wellicht hoopten op een persoon als Jezus, die een sterk politiek geörienteerde religie zou kunnen leiden. Mogelijk is het dat de auteurs voor de verzetsbewe89 -

gingen een impliciete politieke boodschap hadden: de Messias was al geweest en het had geen zin om tijdens of na de afloop van de Joodse Oorlog nog die verwachting te koesteren, im- mers de uitkomsten van de oorlog waren zelfs al door Jezus voorspeld. Tenslotte bestaat nog de mogelijkheid dat de auteurs van de evangeliën de Romeinen niet voor het hoofd wilden stoten om met al te nadrukkelijke claims omtrent de titels van Jezus, de status van de volgelin- gen en de beweging zelf in gevaar te brengen. Hoe dan ook, uiteindelijk bleef het feit dat Je- zus als een Messiaans pretendent, de koning van de Joden, veroordeeld en gestraft zou wor- den.

!

Stauffer, p. 102. 89