Anna zit aan tafel te schrijven. Er hangt een lamp boven de tafel.
Teken de lichtbundel die langs de randen van de lampenkap gaat. Geef ook de richting van het licht aan.
In een kamer hangen twee lampen. Jij staat ’s nachts buiten en wilt niet dat iemand jou ziet. Op welke plek, 1, 2 of 3 sta je in het donker?
B 7
B 8
lamp
raam
Hieronder zie je twee lichtbronnen A en B, een schaduw vormend voorwerp en een scherm.
a Teken met rood de schaduw die A op het scherm veroorzaakt. d Teken met groen de schaduw die B veroorzaakt.
e Meet zowel de schaduw van lichtbron A als van B op.
g Geef op het scherm aan waar de halfschaduw en waar de kernschaduw zich
bevinden.
Ans staat achter de bar in de disco. Haar vriend Willem is beveiliger. Hij moet de entree in de gaten houden. In de figuur zie je de plattegrond van de entree van de disco.
a Teken het gezichtsveld van Ans door de deur. c Teken het gezichtsveld van Ans door het raam. e Teken het gezichtsveld van Willem door de entree.
C 11 A B scherm C 12
Ans
bezoeker
bar
veiligheidsman
Willem
entree
hal
deur
deur
raam
garde-robe
toiletten
Teken het spiegelbeeld van de twee voorwerpen in de figuur hieronder.
Aniek staat aan de waterrand. Ze ziet hoe de toren in het wateroppervlak weerspiegelt.
a Teken het spiegelbeeld van de toren.
b Teken hoe een lichtstraal vanaf de top van de vlag via het water in de ogen van
Aniek terechtkomt. B 17 B 18 P Q R S A B D S C
In de figuur zijn twee lichtstralen a en b getekend die op een spiegel vallen. Verder zie je één teruggekaatste lichtstraal c.
a Teken hoe de lichtstralen van a en b weerkaatsen.
b Teken de lichtstraal die hoort bij de teruggekaatste lichtstraal c.
In de figuur is ook een punt A getekend.
c Teken de lichtstraal vanuit de lamp naar A en ook het verdere verloop na
terugkaatsing.
f Geef de plaats van het punt aan door alle weerkaatste lichtstralen denkbeeldig
(gestippeld) achter de spiegel door te tekenen. B 19 spiegel normaal A a c b
Henk staat voor een spiegel. Naast hem hangen twee lampen.
a Teken het beeld van de twee lampen.
b Teken de lichtstralen die van beide lampen op de randen van de spiegel vallen voor
en na weerkaatsing.
d Teken in de figuur hieronder het spiegelbeeld van Henk.
e Geef in de tekening aan of het spiegelbeeld van Henk de lampen kan zien als hij
door de spiegel heen kijkt alsof het een sleutelgat is. C 20 L2 L1 spiegel Henk L2 L1 spiegel
Je zit bij het raam met een periscoop. Je steekt de periscoop uit het raam om langs de gevel te kijken. Doordat er twee spiegels in de periscoop zitten, kan dat.
a Teken in beide situaties de tweemaal weerkaatste lichtstralen. Gebruik voor elke
lichtstraal een andere kleur.
Een lichtstraal valt op een holle spiegel zoals hieronder. De holle spiegel is een deel van een bol met middelpunt M. Construeer het verdere verloop van de lichtstraal. Pas de spiegelwet twee keer toe.
C 23 gevel periscoop gevel periscoop B 31 + M
Een theaterlamp staat voor een holle spiegel. Drie lichtstralen en twee normaallijnen zijn getekend.
a Teken de drie teruggekaatste lichtstralen.
Een lichtstraal valt op de bolle kant van een lepel. Teken het verdere verloop van de getekende lichtstraal.
In een lampenkap is een spiegelend oppervlak aangebracht om ervoor te zorgen dat het licht zich naar beneden op de tafel richt. Hieronder zijn twee lichtstralen getekend van de lamp naar het spiegelend oppervlak.
a Teken het verdere verloop van de lichtstralen.
B 32
M
B 33
M
Twee loodrecht op elkaar geplaatste spiegels weerkaatsen een lichtstraal precies in dezelfde richting terug.
a Teken voor de twee lichtstralen a en b de eenmaal en tweemaal gereflecteerde
lichtstralen.
Je schijnt met een blauwe en rode lamp op een wit scherm. Voor een deel overlappen beide lichtbundels elkaar op het scherm.
a Teken met de juiste kleuren wat je op het scherm ziet.
In het deel waar de bundels elkaar overlappen, zet je een voorwerp.
b Teken de schaduw van de blauwe lamp en vervolgens die van de rode lamp. c Geef op het scherm aan waar je rood, blauw, magenta en zwart ziet.
+ 38
a
b
Hieronder zie je een tandarts. Geef in de figuur aan welk gebied je via de spiegel kunt zien.
Ben jij weleens niet opgemerkt door een automobilist? Je zat dan misschien wel in de dode hoek. Dat is een plek waar de bestuurder je via de spiegels niet kan zien. Hieronder is een auto getekend.
a Geef in de figuur aan welk gebied de bestuurder via de binnenspiegel kan zien. b Geef in de figuur ook aan welk gebied de bestuurder via de buitenspiegel kan zien. c Arceer het gebied dat we de dode hoek noemen.
B 61
C 62