Proeftoets Haags Studiepunt
EC – 3HV – ELEMENTAIRE ECONOMIE: H2 INKOMEN – TB
1a. Wat is primair inkomen?
b. Noem de 2 soorten primaire inkomens en geef bij elke soort een voorbeeld. c. Wat is het verschil tussen loon en salaris?
2a. Wat is overdrachtsinkomen?
b. Noem de 2 soorten overdrachtsinkomen en geef bij elke soort een voorbeeld. 3a. Wat houdt de volksverzekering in?
b. Geef 2 voorbeelden en noem daarbij het doel van de verzekering. 4a. Wat houdt de werknemersverzekering in?
b. Geef 2 voorbeelden en geef aan voor wie deze verzekeringen gelden. 5. Wanneer krijg je een bijstandsuitkering?
6. In een land was het nationaal inkomen in 2004 gelijk aan 160 miljard euro. Dit inkomen werd verdiend door 6 miljoen personen. De AOW-premie was 16%. De AOW-premies werden gebruikt voor de betaling van de AOW-uitkeringen. In 2004 waren er 2,2 miljoen 65-plussers in dit land.
Bereken de gemiddelde AOW-uitkering van een 65-plusser per maand. 7. Kinderbijslagbedragen per kind per kwartaal.
aantal kinderen in
een gezin per kind van 0 t/m 5 jaar per kind van 6 t/m 11 jaar per kind van 12 t/m 17 jaar
1 € 194,99 € 236,77 € 278,55 2 € 194,99 € 241,83 € 313,25 3 € 194,99 € 250,98 € 324,81 4 € 194,99 € 264,01 € 350,23 5 € 194,99 € 271,20 € 365,47 6 of meer € 194,99 € 285,36 € 375,64
Het gezin Meulenbroek bestaat uit vader, moeder, een zoon van 5, een dochter van 7 en een zoon van 11. Bereken hoeveel kinderbijslag het gezin Meulenbroek ontvangt.
8a. Wat is het verschil tussen bruto en nettoloon? b. Wat is loonheffing? Leg uit waar dit begrip uit bestaat.
Proeftoets Haags Studiepunt
EC – 3HV – ELEMENTAIRE ECONOMIE: H2 INKOMEN –
ANTWOORDEN
1a. Het inkomen dat je verdient, je moet er een prestatie voor leveren. b. - Inkomen uit arbeid, door te werken, bijv. loon of salaris
- Inkomen uit vermogen, door je vermogen te beleggen, bijv. rente, winst, huur. c. Loon = het inkomen dat mensen verdienen die in loondienst van een bedrijf werken Salaris = het inkomen van ambtenaren die een dienstbetrekking hebben bij de overheid. 2a. Het inkomen dat je ontvangt zonder dat je daar een tegenprestatie voor hoeft te leveren. b. - Uitkeringen, bijv. sociale uitkeringen, bijstand.
- Subsidies, bijv. kinderbijslag, huursubsidie.
3a. Deze verzekeringen gelden voor iedereen die in Nederland woont. Iedereen heeft er recht open iedereen, die een inkomen verdient moet er aan meebetalen.
b. AOW: Algemene Ouderdoms Wet; uitkering voor 65-plussers
ANW: Algemene Nabestaandenwet; uitkering voor weduwen, weduwnaars en wezen
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; vergoeding van bijzondere ziektekosten zoals verblijf in een verpleegtehuis
4a. Deze verzekeringen gelden alleen voor werknemers, dat wil zeggen voor mensen die in loondienst werken. Alleen zij kunnen een uitkering van deze verzekeringen krijgen.
b. WW: Werkeloosheidswet; uitkering voor werknemers die ontslagen zijn
WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen; uitkering voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden
5. Als je niet zelf in je levensonderhoud kunt voorzien. 6. 160 miljard : 12 maanden = 13.333.333.333 13.333.333.333 x 0,16 = 2.133.333.333 2.133.333.333 : 2.400.000 = 888,888888 7. €194,99 + €250,98 + €250,98 = €696,95
8a. Brutoloon is het loon dat je verdient. Op dit brutoloon worden verschillende bedragen ingehouden. Wat uiteindelijk overblijft is het nettoloon, dit wordt overgemaakt op de bankrekening van de werknemer. b. Loonheffing bestaat uit de loonbelasting en de sociale premies volksverzerkingen die worden ingehouden van het brutoloon.
- loonbelasting: gaat naar de overheid om samen met andere vormen van belasting bijvoorbeeld het onderwijs en de politie te betalen