• No results found

De brexit op Twitter

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De brexit op Twitter"

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MA-scriptie Journalistiek en Nieuwe Media

DE BREXIT OP TWITTER

Wat de brexitverslaggeving door Britse journalisten op Twitter

zegt over het online toepassen van de objectiviteitsnorm

Naam: J. J. de Wit

Studentnummer: s1303481

Onderwijsinstelling: Universiteit Leiden Scriptiebegeleider: Dr. A. R. J. Pleijter Tweede lezer: Prof. dr. J. C. de Jong Datum: 24-12-2019

(2)

2

“Objectivity will continue to be a key pathway to the mobilisation of

trust in journalism.”

1

(3)

3 Inhoudsopgave Abstract 4 1. Inleiding 5 2. Theoretisch kader 13 2.1 Objectiviteit in de journalistiek 13

2.2 Digitalisering van de journalistiek 19

2.3 Personalisering van de individuele journalist via Twitter 25

3. Methode 31

3.1 Wat is een kwantitatief-beschrijvende inhoudsanalyse? 31

3.2 Gehanteerde invalshoek(en) en variabelen 33

3.3 Gehanteerde categorisering en het waarnemingsinstrument 34

3.4 Selectie journalisten en onderzoeksmateriaal 38

3.5 Betrouwbaarheid 39

4. Resultaten 41

4.1 Algemene resultaten 41

4.2 Verschillen per krant 43

4.3 Verschillen per functie 46

4.4 Verschillen per geslacht 48

4.5 Verschillen per type tweet 50

5. Conclusie 55

6. Discussie 59

Literatuurlijst 61

Bijlage A: Codeboek 71

(4)

4

DE BREXIT OP TWITTER

Wat de brexitverslaggeving door Britse journalisten op Twitter

zegt over het online toepassen van de objectiviteitsnorm

Dit onderzoek bestudeert hoe opiniërend Britse journalisten de brexit op Twitter verslaan, als onderdeel van de grotere discussie omtrent de toepassing van de objectiviteitsnorm in de 21ste -eeuwse digitale journalistiek. Als meest gebruikt sociaal medium onder mensen die geïnteresseerd zijn in nieuws in het algemeen, en onder journalisten in het bijzonder, heeft Twitter een bijzondere plaats verworven in het journalistieke landschap. Hoewel het medium nog altijd een betrekkelijk nieuw fenomeen is, heeft de wetenschap in toenemende mate aandacht voor Twitter. Met name het delen van persoonlijke overtuigingen op Twitter en wat dit betekent voor het online toepassen van de objectiviteitsnorm heeft tot grote discussie geleid. 9.114 tweets van 58 politieke journalisten (werkzaam voor Britse kwaliteitskranten) werden daarom aan een uitgebreide inhoudsanalyse onderworpen, om zo een meer gedetailleerd antwoord te formuleren in welke mate persoonlijke overtuigingen een rol spelen in de verslaggeving op Twitter. Deze inhoudsanalyse wijst vooral op een opvallend verschil tussen de theoretische waarde die nieuwsorganisaties, journalisten en het publiek aan de objectiviteitsnorm toekennen, en hoe journalisten de objectiviteitsnorm op Twitter toepassen.

SLEUTELWOORDEN brexit; inhoudsanalyse; journalistiek; journalistieke normen; microblogging; objectiviteit; objectiviteitsnorm; socialemediarichtlijnen; Twitter; Verenigd Koninkrijk

(5)

5

1. Inleiding

De beroemde socioloog Jeffrey Alexander (2015) noemt de journalistiek een kritisch doorgeefluik van informatie en poortwachter tussen het volk en zijn bestuurlijke instituties. Een cruciaal element in de geïnstitutionaliseerde democratie. Om in de democratie te functioneren is een journalist afhankelijk van het professionele mandaat dat door het volk gegeven is. Het volk vertrouwt op de autoriteit van de journalistiek om het nieuws betrouwbaar te verslaan. Deze civil solidarity vormt het professionele mandaat van de journalistiek en blijft van kracht zolang de journalisten zich aan de journalistieke beroepsideologie houden (Alexander, 2015; McNair, 2013). Deze beroepsideologie bestaat uit vijf bouwstenen die de professionele journalistieke identiteit definiëren en bestaan uit het besef dat een journalist een publieke dienst verleent die hij objectief en autonoom vervult met een gevoel voor urgentie en ethiek (Deuze, 2005).

De meest besproken richtlijn van de vijf is zonder twijfel de objectiviteitsnorm. Deze is door de jaren heen een norm geworden voor verschillende processen die de professionele journalist tijdens zijn verslaggeving hanteert. Objectieve verslaggeving betekent volgens de journalistieke leerboeken dat een journalist de feiten voor zich laat spreken en eigen overtuigingen achterwege laat. Daarnaast moeten beide kanten van een verhaal besproken worden, de belangrijkste feiten moeten als eerste gepresenteerd worden, de feiten moeten het verhaal accuraat weergeven en het verhaal moet in balans zijn (Mindich, 1998). Tegelijk merkt David Mindich (1998) op dat elke journalist de wereld en het nieuws vanuit zijn persoonlijke filter ziet en beschrijft. Puur objectief nieuws brengen is daarom niet mogelijk. Ondanks deze problematische status streven journalisten wel naar een zo objectief mogelijke berichtgeving, omdat het in hun ogen hun werk legitimiteit en geloofwaardigheid geeft (Deuze, 2005; Mindich, 1998).

Een ontwikkeling die de professionele status van de journalistiek uitdaagde is de opkomst van weblogs. De professionele journalist in dienst van een nieuwsorganisatie bepaalde voordien wat het publiek als ‘nieuws’ te zien kreeg, gebracht met een bepaalde kwaliteitsstandaard (Deuze, 2005). De weblogs brachten het nieuws echter eveneens op feiten gebaseerd, zo actueel als mogelijk, en voorzien van een kritische houding richting de bestuurlijke elite. Veel nieuws publicerende weblogs kwamen van niet-professionele journalisten bleken en eveneens te voldoen aan deze standaard. Met de opkomst van weblogging ontstond daarom niet alleen een nieuw genre binnen de journalistiek, maar kwalitatief goede nieuwsverslaggeving bleek niet langer uitsluitend het domein van professionele journalisten en nieuwsorganisaties (Domingo & Heinonen, 2008;

(6)

6

Matheson, 2004). Daarentegen bleken de weblogs wel vaak een sterk opiniërend karakter te hebben. Ook toen bloggen onder journalisten steeds meer een genormaliseerd fenomeen begon te worden, bleven de weblogs gebruikt worden om nieuws en persoonlijke overtuigingen te vermengen. Mede daarom zien veel journalisten hun blogs als complementair aan wat hun nieuwsorganisaties produceren in een meer persoonlijke en informele toon (Matheson, 2004; Singer, 2005).

Nieuwsorganisaties zagen blogs als een belangrijk middel om meer interactie tussen de journalisten en het publiek te laten plaatsvinden (Hermida, 2009). Twitter, het interactieve online platformen voor microblogging, bleek hier uitermate geschikt voor. Publiek en journalist kunnen op Twitter in korte blogs van maximaal 140 tekens nieuws met elkaar delen en communiceren (Hermida, 2010b). Dat op Twitter slechts korte blogs gedeeld kunnen worden heeft het opiniërende karakter van weblogs niet verminderd. Sterker nog, volgens Lasorsa, Lewis en Holton (2012) heeft Twitter voor een toename gezorgd in de hoeveelheid persoonlijke meningen die journalisten publiekelijk delen.

Journalisten krijgen weliswaar sociale mediarichtlijnen mee van hun nieuwsorganisaties, maar deze verschillen sterk per organisatie (Opgenhaffen & d’Haenens, 2015). Naast interactie leveren de Twitteractiviteiten van hun journalisten de nieuwsorganisaties veel online verkeer op wat commercieel aantrekkelijk is. Tegelijk is er de vrees dat bepaalde uitingen op Twitter de objectiviteit van journalist en nieuwsmedium in diskrediet kunnen brengen. Dit zorgt voor een fluïde grens tussen commerciële belangen en het objectiviteitsideaal die de sociale mediarichtlijnen niet lijken te verduidelijken (Duffy & Knight, 2019; Opgenhaffen & d’Haenens, 2015).

Er zijn echter nog maar weinig statistische gegevens die een toename van het aantal gedeelde persoonlijke overtuigingen door journalisten op Twitter ondersteunen. Een toename impliceert immers een verschil in aantal, wat met cijfers ondersteund zou kunnen worden. Onderzoek van Singer (2005), Lasorsa e.a. (2012), Lawrence, Molyneux, Coddington en Holton (2014) en Molyneux en Mourão (2019) bieden enige bruikbare data van persoonlijke overtuigingen op weblogs. Singer (2005) onderzocht politieke journalisten die weblogs schreven en vond dat zeer veel van deze blogs persoonlijk overtuigingen bevatten. Haar onderzoeksgroep bestond grotendeels uit columnisten die vertrouwd waren met een opiniërende schrijfstijl, maar het liet zien dat er geen aarzeling was om dit ook in een weblog toe te passen (Singer, 2005).

Lasorsa e.a. (2012) lieten zien dat de overgang van weblog naar microblog er niet toe leidde dat de journalisten geen persoonlijke overtuigingen meer in hun blogs verwerkten. Dit gold niet

(7)

7

alleen voor de twitterende columnisten, ook andere twitterende journalisten gaven hun persoonlijke overtuigingen in de microblogs (Lasorsa e.a., 2012). Onderzoek van Lawrence e.a. (2014) bevestigde dat dit ook opging voor politieke journalisten die de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2012 versloegen. Onderzoek van Molyneux en Mourão (2019) tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 bevestigde dit beeld nogmaals en toonde eveneens aan dat er geen significante verschillen zijn hoeveel persoonlijke overtuigingen journalisten delen per type tweet.

De nadruk leggen op de feiten en het minimaliseren van de hoeveelheid persoonlijke overtuigingen is een belangrijk component van het objectiviteitsideaal. Streven naar zo objectief mogelijke verslaggeving betekent daarom ook streven naar zo min mogelijk persoonlijke overtuigingen. Het zijn immers de journalisten zelf die overtuigd zijn van het belang van de norm, omdat dit hun werk legitiem en geloofwaardig maakt (Deuze, 2005; Thurman, Cornia, & Kunert, 2016). De objectiviteitsnorm is onderdeel van de uitvoering van de professionele journalistieke identiteit, een ritueel van methode en techniek om het nieuws correct te verslaan (Bogaerts, 2011). Objectieve journalistiek is een eerlijke poging om het volk ervan te verzekeren dat het werk te vertrouwen is (McNair, 2013). De focus van dit onderzoek ligt daarom op de vraag in welke mate journalisten op Twitter de feiten voor zich laten spreken of vanuit hun persoonlijke overtuigingen spreken. Twitter is immers nog altijd het meest gebruikte online platform voor microblogging en zeer populair onder journalisten (Molyneux & Mourão, 2019).

Een relevante casus om de hoeveelheid persoonlijke overtuigingen in journalistieke microblogs op Twitter verder te onderzoeken is de brexitverslaggeving2. Met de brexit wordt de

uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie bedoeld en is daarom een duidelijk voorbeeld van een geopolitieke verandering die tot grote maatschappelijke onrust heeft geleid. De impasse in het politieke debat over de brexit vertaalt zich hier direct in maatschappelijke onrust in de vorm van geweld tussen voor- en tegenstanders (Hawley, 2018). Het belang van het onderzoeken van een dergelijke casus zit in de waarschuwing dat geopolitieke veranderingen die tot grote maatschappelijke onrust leiden, risico’s met zich meebrengen voor de ervaren objectiviteit

2 Hoewel de Britse pers het woord brexit met een hoofdletter spelt, het woord is immers een samentrekking van de woorden British – wat met een hoofdletter geschreven wordt – en exit, schrijft de Taalunie voor dat brexit met een kleine letter wordt gespeld. De hoofdletter van de aardrijkskundige eigennaam British/Brittannië vervalt, omdat slechts de eerste twee letters van deze naam worden gebruikt. Er blijft daardoor te weinig van de eigennaam over om de hoofdletter te kunnen verantwoorden. De Taalunie leert daarnaast dat tweedelig samengestelde aardrijkskundige namen en afleidingen met een koppelteken worden geschreven.

(8)

8

van de journalistiek. In plaats van een tussenpersoon wordt een journalist dan gezien als een voor- of tegenstander (Wahl-Jorgensen e.a., 2016). Het lijkt daarom van belang om juist in geopolitiek onrustige tijden te streven naar objectieve verslaggeving. De brexitcasus moet uitwijzen in hoeverre Britse politieke journalisten op Twitter meegaan in deze gedachtegang.

In welke mate zijn de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend?

Britse journalisten zien objectiviteit zelf ook nog altijd als een hoeksteen van hun professionele ideologie. Het is in hun ogen een norm die de professionele journalist moet onderscheiden (Thurman e.a., 2016). Het is niet alleen relevant om de hoeveelheid persoonlijke overtuigingen van journalisten op Twitter in een specifieke casus te onderzoeken. Het is ook relevant om hiervoor politieke journalisten als specifieke beroepsgroep en hun uitlatingen op Twitter over een delicaat geopolitiek proces als de brexit te onderzoeken. Lawrence e.a. (2014) en Molyneux en Mourão (2019) onderzochten het Twittergedrag van politieke journalisten tijdens een politiek proces, dit onderzoek heeft met de brexit een geopolitiek proces als casus. Daarnaast zal er in dit onderzoek onderscheidt gemaakt worden in nieuwsorganisatie, functie binnen de nieuwsorganisatie, geslacht en type tweet. Dit onderscheidt is bedoeld om meer inzicht te kunnen geven hoe journalisten Twitter gebruiken voor hun werkzaamheden en zal verder worden toegelicht in hoofdstuk drie. De onderzoeksvraag hierbij luidt: in welke mate zijn de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend?

De onderzoeksperiode loopt vrijwel geheel samen met een belangrijke periode in het brexitproces dat begon op 14 december 2018 met de bevestiging van een brexitconceptakkoord door alle Europese leiders en eindigde op 15 januari 2019 met de verwerping van dit akkoord door het Britse parlement. In het onderzoek worden 13 december 2018 en 16 januari 2019 ook meegenomen, omdat het conceptakkoord bevestigd werd op een tweedaags overleg (13-14 december) en de stemming in het Britse parlement laat op de avond van 15 januari plaatsvond. De tweets vlak na middernacht zijn van wezenlijk belang voor het onderzoek en de onderzoeksperiode is daarom met een dag verlengd. Deze periode van 14 december 2018 tot en met 15 januari 2019 is kenmerkend voor het brexitproces; de deal van premier May is meerdere malen onveranderd ter stemming gebracht, maar op 14 december was het voor het eerst duidelijk hoe deze eruit zag en de

(9)

9

stemming op 15 januari eindigde in een nederlaag van historische omvang voor de premier. Het illustreert hoe de brexit de Britse politiek en maatschappij in tweeën splijt. Ook Britse journalisten zien objectieve journalistiek als de hoeksteen van hun beroep en de literatuur wijst erop dat een afname van objectiviteit tot een gevoel van ‘with us or against us’ leidt tijdens een internationale ontwikkeling als de brexit (Wahl-Jorgensen e.a., 2016). Hiervoor is 8 januari 2019 een symbolische dag. De Britse journalist Owen Jones en lid van het Britse parlement Anna Soubry werden die dag publiekelijk belaagd en uitgemaakt voor landverrader (Evans, 2019). Jones en Soubry worden beschouwd als remainers, mensen die het Verenigd Koninkrijk in de Europese Unie willen zien blijven. De groep die ze belaagde zijn zogeheten leavers, mensen die het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie willen zien gaan. Een verschil van mening blijkt hier genoeg om iemand uit te maken voor landverrader en tekent daarom hoe het brexitproces een gevoel van with

us or against us in vele Britten oproept.

De brexit alleen maar aanduiden als de uittreding van het Verenigd Koninkrijk zou een te vergaande simplificatie zijn van een buitengewoon ingewikkeld en ingrijpend politiek proces. Het proces begon in 2013 toen de toenmalig Britse premier David Cameron de Britten een referendum toezegde over het lidmaatschap van de Europese Unie, mocht hij herkozen worden (BBC News, 2013). Na opnieuw als premier gekozen te zijn heronderhandelde Cameron met de Europese Unie over de voorwaarden aan het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk en stelde de datum van het referendum vast op 23 juni 2016 (BBC News, 2016). De uitslag van het referendum was dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zou verlaten, hoe en wanneer dit zou gaan gebeuren was niet vastgelegd. Cameron besloot vanwege deze uitslag af te treden en Theresa May volgde hem als premier van het Verenigd Koninkrijk. Het verlaten van de Europese Unie zag zij als de belangrijkste missie van haar kabinet (May, 2016; Stewart, Mason & Syal, 2016).

Eind november 2018 hadden premier Theresa May en de overige 27 Europese leiders onderhandeld over een brexitconceptakkoord waar het Britse parlement op 11 december over zou gaan stemmen. May vreesde dat het parlement het voorstel zou verwerpen met een behoorlijke marge en besloot de stemming uit te stellen tot uiterlijk 21 januari 2019. In de tussentijd geloofde May dat zij voor het Verenigd Koninkrijk gunstigere voorwaarden kon bedingen bij de andere Europese leiders (BBC News, 2018; Buchan, 2018). Hoewel Donald Tusk, voorzitter van de Europese Raad, al had laten weten dat de Europese Unie niet open stond voor heronderhandelingen, begon op 13 december 2018 een tweedaags overleg tussen de 28 Europese leiders.

(10)

10

Het grootste pijnpunt in het conceptakkoord gaat over de zogeheten backstop, een voorstel om de grens tussen Ierland en Noord-Ierland open te houden wanneer het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat. Aan de ene kant zorgt een open grens ervoor dat het Verenigd Koninkrijk binnen de Europese douane-unie blijft en het land volgens de tegenstanders van de backstop onderdeel blijft van de Europese Unie (Carswell, 2018). Ierland is namelijk een zelfstandig land binnen de Europese Unie, maar Noord-Ierland is net als Engeland, Schotland en Wales een constituerend land binnen het Verenigd Koninkrijk. Dit houdt in dat deze vier landen als het Verenigd Koninkrijk onderhandelen met de andere 27 Europese leiders over de brexit. Aan de andere kant brengt een gesloten grens ook weer problemen met zich mee. Ten tijde van dit onderzoek is de grens tussen Ierland en Noord-Ierland open als gevolg van het Goede Vrijdagakkoord. Dit akkoord bracht een einde aan een gewelddadige periode van ongeveer dertig jaar die aangeduid wordt als The Troubles.

Tijdens deze dertig jaar waren Engeland, Ierland en Noord-Ierland in een gewapend conflict geraakt met elkaar, vanwege nationalistische en religieuze verschillen. Het herstellen van een harde grens, mogelijk bewaakt met politieagenten of militairen, kan leiden tot oplaaiend geweld. Voorstanders van de backstop willen daarom koste wat het kost de grens tussen Ierland en Noord-Ierland openhouden, zelfs als dit betekent dat het Verenigd Koninkrijk na de brexit onderdeel blijft van de Europese douane-unie totdat er een permanente oplossing voor de grens is gevonden (Carswell, 2018). De backstop is daarom niet alleen het grootste hoofdpijndossier in de brexitonderhandelingen gebleken, maar ook een symbolische splijtzwam tussen de voor- en tegenstanders van de brexit. Kan er sprake zijn van een echte brexit wanneer er een uitzondering bestaat op de grenssoevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk?

Op 14 december 2018 lieten de Europese leiders weten dat er niets aan het conceptakkoord gewijzigd ging worden en dat het aan de Britse parlementariërs was om een consensus te vinden (BBC News, 2018; Boffey, Rankin, & Sabbagh, 2018). De Ierse taoiseach (premier) Leo Varadkar, gesteund door vrijwel de gehele Ierse politiek, liet weten dat de backstop ongewijzigd in het akkoord zou blijven staan en dat de Europese Unie achter Ierland stond (Beesley, 2018; Irish Examiner, 2018). Het besef dat het conceptakkoord ongewijzigd ter stemming gebracht zou worden, leidde tot felle discussies en grote maatschappelijke onrust (Hawley, 2018; Sparrow, Weaver, & Lyons, 2018). Voor- en tegenstanders van de brexit raakten slaags met elkaar en enkele parlementariërs die tegen het brexitakkoord zeiden te gaan stemmen ontvingen doodsbedreigingen,

(11)

11

omdat het niet uitvoeren van de brexit door sommigen als verraad wordt gezien (BBC News, 2019; Forrest, 2019). Toen het conceptakkoord op 15 januari 2019 daadwerkelijk aan het Britse parlement werd voorgelegd, liep het uit op een nederlaag van historische omvang voor May; met een verschil van maar liefst 230 stemmen werd het brexitakkoord van tafel geveegd (Stewart & Boffey, 2019).

Ten tijde van dit onderzoek is de Britse politiek er nog altijd niet over uit wanneer en hoe het land uit de Europese Unie gaat. De huidige premier van het Verenigd Koninkrijk Boris Johnson heeft beloofd dat het land de Europese Unie op 31 oktober 2019 zal verlaten en schorste het parlement om de kans te verkleinen dat zijn voornemen gedwarsboomd wordt. Het leverde ongeziene chaotische taferelen op in het parlement, dat nog wel een wet aannam die Johnson verplicht de Europese Unie te vragen om een verlenging van de brexitonderhandelingen, als er voor 31 oktober geen brexitakkoord is (Lyons & Proctor, 2019). Ondertussen gaan er – onder Johnson en zijn medestanders – stemmen op om de wet te negeren en desnoods zonder een akkoord uit de Europese Unie te stappen op 31 oktober (Walker, 2019).

De brexit houdt het Verenigd Koninkrijk al drie jaar in een wurggreep, sinds de uitslag van het referendum in 2016 bepaalde dat het land de Europese Unie zou gaan verlaten is er maar een onderwerp dat de Britse politieke agenda beheerst; de brexit. The Times (2019, 1) stelt dat: “Britain is facing up to one of the biggest and most complex challenges in the country’s history.” Gezien het feit dat het een geopolitieke verandering betreft met een enorme impact om de Britse maatschappij, is de brexitverslaggeving een uitstekende casus om de hoeveelheid persoonlijke overtuigingen van Britse politieke journalisten te onderzoeken. Het is immers de journalistiek zelf die – net als de literatuur – op het belang van objectieve verslaggeving wijst in geopolitiek onrustige tijden.

Om de brexitverslaggeving op Twitter in de context van objectieve verslaggeving te plaatsen wordt het theoretisch kader in hoofdstuk 2 aan drie kernelementen opgehangen. Ten eerste wordt concept objectiviteit besproken (2.1); vanzelfsprekend is hier bijzondere aandacht voor wat objectiviteit betekent binnen de journalistieke verslaggeving. Hierna gaat de blik naar welke veranderingen de digitalisering heeft veroorzaakt binnen de journalistiek en hoe dit de kijk op journalistieke objectiviteit heeft beïnvloed (2.2). Ten slotte profileren journalisten zich online persoonlijker en als merk; deze toegenomen personalisering in de journalistiek en het effect dat dit heeft op de journalistieke objectiviteit is het derde aspect waaruit het theoretisch kader bestaat (2.3).

(12)

12

In het derde hoofdstuk komt de methode aan bod. Hierin wordt allereerst uitgelegd waarom en hoe dit onderzoek gebruik maakt van de kwantitatief-beschrijvende inhoudsanalyse (3.1). Om deze onderzoeksmethode toe te passen wordt er gebruik gemaakt van twee invalshoek en meerdere variabelen (3.2) die eveneens uitgelegd zullen worden, dit geldt uiteraard ook voor de gehanteerde categorisering en het waarnemingsinstrument (3.3), en de selectie van de journalisten en het onderzoeksmateriaal (3.4). Ten slotte is de betrouwbaarheid (3.5) van dit onderzoek nog getest en wordt dit ook besproken.

Dit leidt er uiteindelijk toe dat in het vierde hoofdstuk de resultaten per categorie geanalyseerd zullen worden. Eerst de algemene resultaten (4.1), daarna per krant (4.2), per functie (4.3), per geslacht (4.4) en per type tweet (4.5). In hoofdstuk 5 en 6 worden uiteindelijk de conclusies getrokken wat deze resultaten betekenen in het licht van het theoretische kader en bediscussieerd hoe verder onderzoek het begrip van objectiviteit in de digitale journalistiek vergroot kan worden.

(13)

13

2. Theoretisch kader

Om de tweets van Britse politieke journalisten over de brexit te analyseren behoeven drie theoretische aspecten meer duidelijkheid: objectiviteit, digitalisering en personalisering. Om te beginnen moet het belang van objectiviteit in de journalistiek (2.1) verder uitgediept worden. Het simpele feit dat het een belangrijke klassieke norm is, is te kort door de bocht, omdat er ook in het huidige digitale tijdperk veel discussie over journalistieke objectiviteit bestaat. De digitalisering van de journalistiek (2.2) is van belang omdat het de opkomst van Twitter en de sterke toename van Twitter als journalistiek hulpmiddel mogelijk gemaakt heeft. Ten slotte wordt Twitter intensief gebruikt voor branding, het personaliseren van de journalist (2.3). Dit personaliseren gebeurt hoofdzakelijk via Twitter en is daarom sterk gelinkt aan de digitalisering van de journalistiek.

2.1 Objectiviteit in de journalistiek

Objectiviteit als journalistieke norm maakt deel uit van een groep normen die geassocieerd worden met de professionele identiteit van de journalist. De wetenschap en de journalistiek zijn het er lang niet altijd over eens in hoeverre deze normen de identiteit van een journalist kunnen bepalen, welke normen dit zouden moeten zijn en of de professionele journalistieke identiteit wel bestaat. Ondanks dat hier dus geen eenduidigheid over bestaat laat de terugkerende discussies over deze normen duidelijk zien dat dit is waar een journalist mee geassocieerd wordt. Mark Deuze (2005) vat het samen als dat journalisten objectief en autonoom zijn, en een gevoel voor urgentie en ethiek hebben. Deuze betoogt dat dit noodzakelijk is voor journalisten om hun publieke dienst te vervullen als waakhond voor misstanden in de maatschappij en distributeur van informatie. Het besef een publieke taak te hebben is eveneens een journalistieke norm. Een internationaal vergelijk van journalistieke normen laat zien dat journalisten over de hele wereld zich deze normen – in verschillende bewoordingen – toe-eigenen (Jones & Salter, 2012). De objectiviteitsnorm is zonder enige twijfel een van de meest bediscussieerde onderwerpen binnen de journalistiek.

De veronderstelling dat het belang van objectiviteit steeds verder afneemt verleidde Hellmueller, Vos en Poepsel (2013) er zelfs toe de hypothese van een paradigmashift te onderzoeken. Volgens hun onderzoek is de journalistiek in een overgangsperiode van een paradigma waarin objectiviteit de heilige graal was, naar een nieuw paradigma met andere waarden. Objectieve journalistiek zou niet langer het verhaal in balans zijn, maar verhalen die neigen naar wat het meest overtuigende bewijs suggereert. Toch concluderen zij dat de objectiviteitsnorm nog

(14)

14

altijd bestaat binnen de journalistiek. Dat deze klassieke norm nu naast ‘moderne’ waarden als transparantie en persoonlijke profilering bestaat zou juist een indicatie zijn dat het paradigma langzaam aan het verschuiven is en het belang van objectiviteit minder wordt (Chadha & Wells, 2016; Hellmueller e.a., 2013).

De focus van het onderzoek van Hellmueller e.a. (2013) ligt volledig op het verschuivende belang van de balans in een verhaal. De objectiviteitsnorm is echter een veel breder begrip dan alleen een gebalanceerd verhaal. Het belang van een breed begrip van het concept objectiviteit wordt vele malen duidelijker wanneer het in zijn historische context wordt uitgelegd. De norm kent zijn oorsprong halverwege de negentiende eeuw in de Anglo-Amerikaanse journalistiek, dat zich onderscheidde van de eveneens opbloeiende Franse journalistiek door middel van fact-centred

discursive practices, aldus Jean Chalaby (1996). De Franse correspondenten verwerkten opinie in

hun verslaggeving, terwijl Anglo-Amerikaanse kranten het nieuws en het commentaar in aparte secties brachten, om de berichtgeving zo neutraal en objectief mogelijk te brengen. Het nieuws werd feitelijk gebracht en de commentaren waren waardeoordelen, doorgaans over het functioneren van politieke leiders (Chalaby, 1996). Toch valt hier volgens Michael Schudson (2001) nog wel wat op aan te merken. Amerikaanse journalisten woonden in dezelfde pensions als de politici die zij versloegen en kranten waren doorgaans gelinkt aan een politieke partij. Een Amerikaanse krant die gunstig over de Democratische partij schreef, schreef niets over activiteiten van de Republikeinse partij, en vice versa. Dit illustreert volgens Schudson dat de feitelijke verslaggeving onvoldoende is om de Anglo-Amerikaanse journalistiek als objectief aan te merken.

Schudson (2001) verdeelt het streven naar een norm – in dit geval de objectiviteitsnorm – in twee categorieën, een Durkheimiaanse en een Weberiaanse norm. Beide normen komen met twee voorwaarden. Een Durkheimiaanse norm gaat om solidariteit en groepsidentiteit: de norm is moreel en de vorming van de norm komt in feite door groepsdruk. Leden van een bepaalde groep worden aangemoedigd zich aan de norm te houden door andere leden. Als iemand door de groep geaccepteerd wil worden, dan zal hij zich aan de norm moeten houden. De groepsidentiteit wordt namelijk versterkt omdat de leden zich solidair aan de norm én aan elkaar verklaren. Het toepassen van de norm wordt geprezen vanuit groepssolidariteit en wie zich daartegen verzet wordt buitengesloten. Schudson noemt dit groepsegoïsme, het definiëren van de groep verloopt grotendeels doordat de groep zich afzet tegen degene die zich niet aan de norm houden. Toegepast op objectiviteit als Durkheimiaanse norm betekent dit: dat als een journalist door de journalistiek

(15)

15

beschouwd wil worden als een kwalitatief goede journalist, dan zal hij zich aan de objectiviteitsnorm moeten houden. Zo niet, dan wordt hij buitengesloten en omschreven als ‘niet een echte journalist’.

Een Weberiaanse norm gaat om formalisering en hiërarchische controle: de norm is formeel en kan van bovenaf worden afgedwongen. Het formaliseren van normen komt wanneer een groep zo groot wordt dat de norm niet meer informeel gehandhaafd kan worden. Nieuwe leden van de groep worden geschoold in de norm die strikt en absoluut toegepast wordt. Daarnaast is de hiërarchische controle van belang voor deze norm, er is sprake van een bepaalde hiërarchie in de groep en daarom controleren en handhaven de superieuren van de groep de norm. Schudson merkt op dat er bij een Weberiaanse norm vaak sprake is van politieke inmenging en controle. Toegepast op objectiviteit als Weberiaanse norm betekent dit: dat wie als journalist wil werken objectief zal moeten schrijven. Objectieve journalistiek is dan het toepassen van regels tijdens het schrijven en wie dit niet doet is ‘geen echte journalist’.

Om het verschil tussen beide normen zo duidelijk mogelijk te maken is een voorbeeld aan de hand van een dorpscultuur toepasselijk. In een dorpscultuur kent iedereen elkaar en is er sprake van solidariteit onder de dorpelingen. Wie brood nodig heeft gaat naar de bakker en dit zal duidelijk worden gemaakt aan nieuwkomers. Wanneer een nieuwe dorpeling besluit zijn brood niet bij de bakker, maar bij de supermarkt in de nabijgelegen stad te halen, wordt hij niet gezien als ‘een echte dorpeling’. Inwoners van de stad worden gezien als anders en uit solidariteit naar de mede-dorpelingen hoort iedereen zijn brood bij de bakker te halen. Wanneer dit een Weberiaanse norm was geweest zou dit zijn vastgelegd en zou iedereen die zijn brood niet bij de dorpsbakker koopt de toegang tot het dorp geweigerd worden. Nu het een Durkheimiaanse norm is zal iedereen die zijn brood niet bij de dorpsbakker koopt buitengesloten worden en niet uitgenodigd worden voor bijvoorbeeld dorpsfeesten. Het subtiele verschil tussen een Durkheimiaanse norm en een Weberiaanse norm zit er dus in hoe afdwingbaar de norm is en wat de gevolgen zijn voor degenen die zich niet aan de norm houden.

De fact-centred discursive practices waarvan Chalaby (1996) spreekt, ziet Schudson (2001) daarom vooral als een Durkheimiaanse norm. Een journalist die op basis van feiten schrijft is objectief en wordt gezien als een goede journalist. Toen de journalistiek in de tweede helft van de negentiende eeuw steeds professioneler werd, schoof het ook meer op naar een Weberiaanse objectiviteitsnorm. Dit resulteerde uiteindelijk in 1922-23 in het vastleggen van objectiviteit in de

(16)

16

Code of Ethics van de American Society of Newspaper Editors. In dit decennium was objectiviteit uitgegroeid tot een onderdeel van de morele code van een journalist. Wie niet objectief schreef, was geen journalist. Dat dit afgedwongen kon worden – op straffe van ontslag – op de redactie, maakt objectiviteit daarom volgens Schudson pas later tot een Weberiaanse norm. Deze strikte toepassing van de norm was voor uitgevers bijzonder aantrekkelijk omdat het noodzaak gaf aan het bestaan van een krant met professionele journalisten. In deze tijd nam het vertrouwen immers toe dat publieke instituties een objectieve waarheid konden brengen en nam het scepticisme toe richting de irrationele massa. In de eerste drie decennia van twintigste eeuw werden eveneens objectieve onderzoeksmethoden ontwikkeld en werd objectiviteit steeds meer als een karaktereigenschap van een professionele journalist gezien.

Hierin onderscheidde twintigste-eeuwse journalistieke objectiviteit zich sterk ten opzichte van de eeuw ervoor, aldus Stephen Ward (2015). De jaren ’40 en ’50 stonden vooral in het teken van sobere feitelijke verslaggeving waardoor de waarde die aan objectiviteit werd toegekend op zijn hoogtepunt was, hoewel de eerste kritieken ontstonden. Het steriele quoten van bestuurders was weliswaar vanuit de journalist gezien objectief, maar de quotes bestonden vaak uit voorgekauwde halve waarheden. Langzaam begon het besef te ontstaan dat ook een journalist niet altijd objectief kan zijn. De opkomst van nieuws via radio en televisie vanaf de jaren ’60 moedigde de journalistiek nog meer aan om nieuws meer verhalend te brengen. Deze toenemende concurrentiestrijd tussen krant, radio en televisie zorgde ervoor dat nieuws in de jaren ’70 en ’80 meer interpreterende en becommentariërende elementen kreeg. Om de aandacht van het publiek te krijgen en niet als propagandamachine van de politiek te dienen (Ward, 2015).

De Amerikaanse pers zou objectiviteit op een te hoog voetstuk hebben geplaatst (Schudson & Anderson, 2009). Objectiviteit is immers een empirische onmogelijkheid, iedere vorm van selectie tijdens een journalistiek productieproces is een subjectieve handeling. De journalist is subjectief, net als dat de bronselectie, de bron zelf en geselecteerde vragen subjectief zijn, aldus Herbert Gans (2003). De professionele identiteit van een journalist zou volgens hem juist reden mogen zijn om niet altijd objectief te zijn. De mate van expertise van een onderwerp zorgt ervoor dat de mening van de journalist een artikel van een extra dimensie voorziet. Deze subjectivering is een manier om het publiek meer betrokken te krijgen bij het nieuws en om meer waardering te genereren voor de journalist (Gans, 2003; Van Hout, 2015). De veranderde houding ten opzichte van objectiviteit zorgde ervoor dat de Society of Professional Journalists in 1996 objectiviteit uit

(17)

17

hun Code of Ethics haalde, ervoor in de plaats kwamen de woorden waarheid, accuraatheid en volledigheid (Mindich, 1998).

Desondanks wordt objectiviteit door journalisten herkend als een journalistiek component waarnaar gestreefd moet worden en wordt de norm gedoceerd als een journalistieke waarde (Mindich, 1998; Ward, 2015). David Mindich (1998) zette objectiviteit daarom in vijf kerntaken uiteen, vijf aspecten die samen objectieve verslaggeving moeten waarborgen:

- Een journalist dient de feiten voor zich te laten spreken en zijn eigen overtuigingen achterwege te laten.

- Een verhaal heeft altijd twee kanten en beiden moeten worden besproken. - De belangrijkste feiten moeten altijd als eerste worden genoemd.

- De feiten moeten het verhaal accuraat weergeven.

- Het verhaal moet in balans zijn, het ene aspect in het artikel mag niet onevenwichtig meer aandacht krijgen dan het andere aspect.

Dit onderzoek richt zich op het eerste aspect van objectiviteit; dat een journalist de feiten voor zich dient te laten spreken en zijn eigen overtuigingen achterwege hoort te laten. Zoals Gans (2003) terecht aanstipt kan een journalist niet volledig objectief te werk gaan, hij heeft zijn persoonlijke overtuigingen die onder andere zijn bronselectie en gestelde vragen beïnvloeden. Verslaggeving kan niet op basis van alleen maar feiten en volledige objectiviteit is op basis van de eerste kerntaak een empirische onmogelijkheid. Om objectiviteit als journalistieke norm daarom maar middels een paradigmashift bij het grofvuil te zetten is echter een overtrokken reactie. Een journalist kan zich beter beroepen op zijn empirische onderzoek naar de waarheid, omdat deze zoektocht op zichzelf al een vorm van objectiviteit is (Mindich, 1998; Schudson & Anderson, 2012). Objectieve verslaggeving begint daarom met de acceptatie dat volledige objectiviteit niet bestaat, maar dat het streven ernaar een vorm van objectiviteit is.

De afnemende waardering voor objectiviteit kan daarom beter in het licht zien van het onderscheid van Schudson in Weberiaanse en Durkheimiaanse normen. Door objectiviteit uit de Code of Ethics te halen is objectiviteit aanwijsbaar geen Weberiaanse norm meer, er is geen hiërarchische controle meer vanuit de Society of Professional Journalists. Om een echte journalist te zijn, ben je niet langer verplicht objectief schrijven. Dit betekent echter niet dat objectiviteit als norm niet meer bestaat. De woorden die objectiviteit nu in de Code of Ethics omschrijven komen

(18)

18

stuk voor stuk terug in de uiteenzetting van Mindich. Objectiviteit bestaat dus nog wel degelijk als Durkheimiaanse norm. Daarnaast laat de uiteenzetting van Mindich zien dat objectieve verslaggeving vooral een zeer complexe norm is. Een norm die zijn kracht kent in het streven naar het zoveel mogelijk recht doen aan de vijf verschillende aspecten. Objectieve verslaggeving is daarmee meer een parapluterm geworden van verschillende elementen die wel in de Code of Ethics staan. Verslaggeving aan de hand van feiten in plaats van persoonlijke overtuigingen is hier een belangrijk onderdeel van.

Goede verslaggeving bestaat weliswaar niet uit een feitenverslag, maar de berichtgeving dient nog altijd feitelijk juist te zijn. Behalve deze actieve taak, heeft de journalistiek ook een reactieve taak in het controleren van feiten. In 2012 bleek tijdens de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezing eens te meer dat journalisten de politici moeten blijven controleren. Om de uitslag in sleutelstaat Ohio in zijn voordeel te beslissen had de republikeinse kandidaat Mitt Romney gesteld dat Jeep, door het beleid van president Barack Obama, zijn productie naar China zou verplaatsen. Dit zou veel Amerikaanse banen kosten en de campagne van Obama verzwakken. Door factchecks van journalisten bleek al snel dat Jeep dit helemaal niet van plan was en beïnvloedde het nepnieuws van Romney de campagne niet zoals beoogd (Graves, 2016). Journalisten moeten statements en aanwijzingen van bronnen controleren op fake news. Door de vervagende grenzen tussen journalistiek, pr-activiteiten, adverteren, activisme en propaganda komt fake news ook dikwijls vanuit overheden.

Het functioneren van de journalistiek als poortwachter is in de 21ste-eeuwse journalistiek

onverminderd een belangrijke taak (Wahl-Jorgensen e.a., 2016), met factchecks als extra dimensie. Burgers rekenen op journalisten om hun te informeren over de beslissingen die hun leven op dagelijkse basis beïnvloeden en moeten erop kunnen vertrouwen dat zij geen verzonnen verhalen voorgeschoteld krijgen (McNair, 2017). McNair noemt het verslaan van nepnieuws zelfs een onacceptabele breuk van het contract tussen publiek en journalistiek. Objectiviteit blijft een belangrijke journalistieke waarde, eraan toornen brengt de civil solidarity tussen de journalistiek en publiek in gevaar. Om het professionele mandaat van de journalistiek te versterken is een meer realistische blik op de objectiviteitsnorm vooral van belang.

Ik zou willen voorstellen objectieve verslaggeving meer te zien als een Tantaluskwelling. Tantalus is een figuur uit de Griekse mythologie die als straf eeuwig moest streven naar datgene wat hij niet kon bereiken. Staand in het midden van een vijver reikt hij naar het water om zijn dorst

(19)

19

te lessen, maar zodra hij dit doet, zakt het waterpeil. Om zijn honger te stillen reikt hij naar de vruchtenboom boven zijn hoofd, maar zodra hij dit doet, blaast de wind ze buiten zijn bereik. Een goede journalist zal er altijd naar streven objectief te werk te gaan, maar in het besef dat hij het nooit zal bereiken. Dit stopt hem echter niet om het toch te proberen.

Realistische journalistieke objectiviteit is het verhaal zoveel mogelijk voor zich laten spreken. Persoonlijke en gekleurde elementen zijn subjectief en tegelijk onvermijdelijk. Transparantie van bronnen en methode moeten het vertrouwen van de lezer in de objectiviteit van de journalist winnen (Sambrook, 2012; Van Hout, 2015). Volledige objectiviteit als distributeur van informatie en totale neutraliteit als waakhond voor misstanden in de maatschappij is een utopie. Iedere bron en journalist is tot op zekere hoogte gekleurd en de balans van een verhaal bevindt zich altijd in een grijs gebied. Hoe zeer een journalist zijn persoonlijke overtuigingen buiten zijn verhalen probeert te laten is echter meer meetbaar. Dit aspect van objectiviteit is de focus van dit onderzoek. Niet om een einde te maken aan de discussie rondom journalistieke objectiviteit, maar om een beter beeld te krijgen hoe dit eruit ziet in de digitale werkelijkheid, van in dit geval Twitter. Dat objectiviteit als norm binnen de journalistiek ter discussie staat is onvoldoende reden om van een paradigmashift te spreken. De norm staat al ter discussie sinds het een journalistieke norm is en laat vooral het belang zien van een duidelijke herkenning van in hoeverre journalistieke objectiviteit haalbare kaart is. Het streven naar objectiviteit is de objectiviteitsnorm in zijn meest realistische vorm en daarom richt dit onderzoek zich op de vraag in hoeverre Britse politieke journalisten hun persoonlijke overtuigingen uit hun Twitterfeed laten. Hoewel het slechts een van de vijf aspecten van objectieve verslaggeving is, is het een indicator van de objectiviteit onder journalisten in het algemeen en Britse politieke journalisten in het bijzonder.

2.2 Digitalisering van de journalistiek

Het tweede kernbegrip van dit onderzoek is de digitalisering van de journalistiek omdat deze ontwikkeling essentieel is gebleken voor de entree van Twitter in de journalistiek. De opkomst van de computer en het internet aan het eind van de 20ste eeuw heeft de journalistiek ingrijpend veranderd, een groot deel van de journalistieke activiteiten kan nu online plaatsvinden (Manovich, 2001; Pavlik, 2000). Materiaal dat door een journalist op een computer is geproduceerd is dus ook mediamateriaal en kan beschouwd worden als cultureel archief (Manovich, 2001; Wester, 2006). Het bestuderen van online mediamateriaal heeft daarom evenveel wetenschappelijke waarde als

(20)

20

analoog mediamateriaal en biedt daarom inzicht in sociaal-culturele veranderingen.

Naast deze enorme toename van de hoeveelheid studiemateriaal biedt de digitalisering van de journalistiek ook nieuwe mogelijkheden aan nieuwsorganisaties, journalisten en het publiek. Online kan het nieuws hypertekstueel, multimediaal en interactief gepubliceerd worden Deze technieken maken het voor nieuwsorganisaties mogelijk om gelinkte content te laten zien, zodat de lezer actief op zoek kan naar achtergrondinformatie. Daarnaast kan het publiek eigen content met het medium te delen of met de journalist in gesprek te gaan (Deuze, 2003; Manovich, 2001). Hierdoor is het concept citizen journalism ontstaan, nieuws waar het publiek actief een bijdrage heeft geleverd aan de productie. Het publiek voorzag de BBC na de bomaanslagen van 2005 in Londen bijvoorbeeld van 1.000 foto’s, 20 video-opnames, 4.000 sms-berichten en 20.000 e-mails, die door de BBC in de verslaggeving van de aanslagen gebruikt kon worden (Alejandro, 2010).

Deze vormen van burgerjournalistiek bleek daarnaast een uitkomst voor verslaggeving vanuit conflictgebieden die voor journalisten moeilijk toegankelijk zijn. Communicatie via sociale media zorgden ervoor dat journalisten ook op afstand relatief goed op de hoogte konden blijven (Murata & Phuvipadawat, 2010). Dit bleek tijdens de bomaanslagen in Mumbai (2008) en Jakarta (2009) met name via Twitter te gebeuren. Burgerjournalistiek via het platform leverde de journalisten die niet in het getroffen gebied waren direct informatie op en zorgde ervoor dat burgers op de hoogte konden blijven van de laatste ontwikkelingen (Cheong & Lee, 2011). Een belangrijke nuancering is hier wel dat deze voorbeelden van burgerjournalistiek vooral als participatory

journalism gezien kunnen worden. Er is geen sprake van een complete bottom-up

nieuwsvoorziening die ervoor zorgt dat Twitter het bestaan van nieuwsorganisaties overbodig maakt (Deuze, Bruns, & Neuberger, 2007). Een blik op de voorbeelden die de wetenschappelijke literatuur gebruikt, laat zien dat verslaggeving door burgers via Twitter vooral succesvol is wanneer er een gebeurtenis plaatsvindt die viral gaat. Dit gebeurt met name bij desastreuze gebeurtenissen, zoals de genoemde bomaanslagen, omdat het heftige gebeurtenissen in de publieke sfeer zijn (Hermida, 2013). Angela Philips (2012) legt uit dat berichten die viraal gaan online nieuwsberichten zijn waarvan de omloopsnelheid zo hoog is, dat het nieuws zich razendsnel als een virus verspreid. Sociale media als Twitter blijken zich hier zeer goed voor te lenen.

Twitter is een van de sociale media die vanaf 2008 een enorme groei kende. Sociale media zijn websites waarop publieke profielen elkaar kunnen zien, met elkaar in contact kunnen komen, met elkaar kunnen communiceren en – in het geval van Twitter – microblogs kunnen delen (Boyd

(21)

21

& Ellison, 2008; Hermida, 2010a). De microblogs zijn in essentie korte weblogs, met enkele praktische verschillen. Weblogs zijn persoonlijke websites waar iemand zijn verhalen op kan publiceren. Deze worden doorgaans in chronologische volgorde gepubliceerd en bieden lezers de mogelijkheid om de verhalen online te lezen en te delen. Daarnaast bevat de tekst vaak hyperlinks die de lezer naar andere websites kan leiden, om de lezer het bronmateriaal te laten zien of om achtergrondinformatie te geven (De Moor & Efimova, 2004). De mogelijkheid om de lezer interactief aan het bronmateriaal te kunnen linken, zorgt voor een toenemende transparante werkwijze van de bloggende journalist. Toch leiden de links vaak naar de website van de werkgever van de journalist, waardoor deze vorm van transparantie ook een online echokamer creëert. De lezer wordt namelijk gelinkt naar artikelen die het statement, van de bloggende journalist, in meer detail herhalen (Singer, 2005). Singer vond daarnaast dat journalisten ook vaak geneigd zijn om hun persoonlijke mening te geven in weblogs.

Het delen van persoonlijke meningen lijkt inherent verbonden aan de vorm van weblogs, de weblogs zijn immers – zeker qua stijl – geschreven als persoonlijke dagboeken, doorgaans vanuit een persoonlijke expertise (Rettberg, 2008). Journalisten gebruiken weblogs specifiek om er – naast hun journalistieke werkzaamheden – hun persoonlijkheden naar voren te laten komen. Zodat de lezer de journalist achter het verhaal kan leren kennen (Hermida, 2009). Hoewel journalisten in microblogs op Twitter minder persoonlijke verhalen delen, ontwikkelen journalisten vaak wel een duidelijke individuele Twitterstijl (Canter, 2015). Een journalist kan zichzelf op Twitter zelfs als merk promoten; wat Brems, Temmerman, Graham en Broersma (2017) tot de conclusie verleidde dat een journalist zijn eigen journalistieke tool kan zijn op Twitter. Hoe deze personalisering van de journalist op Twitter zich heeft ontwikkelt komt later in dit onderzoek uitgebreid aan bod in de Personalisering van de individuele journalist via Twitter (2.3).

Ten opzichte van weblogs zijn de microblogs op Twitter (tweets) logischerwijs korter, hebben vaker een sociaal karakter dan weblogs en het vraagt meer moeite van de lezer om een weblog op te zoeken. Toch zijn de twee goed te vergelijken omdat iedereen, met voldoende online kennis en toegang, weblogs en microblogs kunnen produceren. Iedereen met weblogervaring ging daarom moeiteloos ook met microblogging aan de slag (Shu, 2014). Weblogs zijn de eerste uitingen van de toegenomen digitale mogelijkheden voor niet-journalisten om te publiceren en te participeren in een mediaomgeving (Rettberg, 2008). Microblogs bleken al snel een populaire vorm van weblogs voor de massa die wilde participeren in de publieke sfeer en Twitter bleek vooral de

(22)

22

journalistiek grote mogelijkheden te bieden.

Het Verenigd Koninkrijk alleen telde in 2009 al 121 Twitteraccounts van nationale kranten met meer dan een miljoen volgers. Sky News stelde zelfs een Twittercorrespondent aan die op zoek moest naar verhalen op Twitter, omdat het medium het vooral goed deed onder mensen die geïnteresseerd in nieuws zijn. Liveverslaggeving van verhalen die te snel veranderden voor de klassieke media bleek zeer geschikt in de vorm van een reeks opeenvolgende tweets. Twitter is hier heel geschikt voor omdat het openbare karakter van het platform het zeer eenvoudig maakt om de tweets te delen (Dahlen Rogstad, 2014; Farhi, 2009; Hermida, 2010b). Vlak na de bomaanslagen in Mumbai werden er bijvoorbeeld gemiddeld elke vijf seconden zeventig tweets verstuurd (Beaumont, 2008). Journalisten kunnen het publiek gemakkelijk op de hoogte houden via Twitter en kunnen tegelijk van afstand op de hoogte blijven door andere mensen die over de gebeurtenis twitteren, te volgen. Al deze factoren bij elkaar maakt Twitter tot een bijzonder interessant medium voor journalisten.

Een groeiende groep politici zag Twitter eveneens als een mogelijkheid om snel op de hoogte van het nieuws te raken en er tegelijk met hun potentiële kiezers te communiceren. Voor politieke journalisten betekende dit weer een manier om gemakkelijk op de hoogte te blijven van het functioneren van politici zonder altijd fysiek aanwezig te zijn, een ‘type of awareness system’ (Enli & Skogerbø, 2013; Graham, Broersma, Hazelhoff, & Van ’t Haar, 2013; Parmelee, 2013). De hoeveelheid politici die Twitter gebruiken en de hoeveelheid communicatie die op het medium te vinden is over politieke thema’s, verleidde politieke analisten er al toe om Twitter als graadmeter te gebruiken. Over onderwerpen die mensen belangrijk vinden zal immers meer gesproken worden. Sommige onderzoekers dachten zelfs op basis van de Twitterfeed het stemgedrag van mensen te kunnen voorspellen. Hoe vaak politieke partijen genoemd werden zou een indicator moeten zijn hoeveel mensen op deze partij zouden gaan stemmen. Hoewel Twitter stemgedrag niet kan voorspellen en deze conclusie dus weer ontkracht is, kan er op Twitter wel eenvoudig over politieke thema’s gediscussieerd worden. (Jungherr, Jürgens, & Schoen, 2012; Tumasjan, Sprenger, Sandner, & Welpe, 2010). Voor politieke analisten en journalisten is Twitter daarom van grote waarde gebleven.

Niet alleen politici gebruiken Twitter om met hun publiek te communiceren, ook steeds meer organisaties en instituties zijn overstag gegaan (Parmelee, 2013). Het maakt Twitter met name voor politieke journalisten een zeer geschikt medium om te gebruiken voor hun verslaggeving

(23)

23

(Dahlen Rogstad, 2014). Op Twitter valt namelijk eenvoudig aan nieuws en quotes van politici te komen, maar dus ook van de organisaties en instituties die zij vertegenwoordigen of controleren. Twitter is daarom een handig platform voor nieuwsgaring (het verzamelen van nieuws) en heeft zo de communicatie en participatie tussen instituties, politici, journalisten en het publiek aanzienlijk vereenvoudigd en versneld. Al is het steriele quoten van politici, tegenwoordig vanaf Twitter, niet per definitie een objectieve journalistieke werkwijze, zoals Stephen Ward (2015) de kritiek in de jaren ’50 op objectieve journalistiek uiteenzette. Het een-op-een overnemen van voorgekauwde quotes van politici werkt kale en nietszeggende feitenverslagen in de hand.

In de praktijk vervangt Twitter dus weinig in het takenpakket van een journalist, maar is het medium juist een uitbreiding gebleken van de werkzaamheden. Het belang van Twitter voor de journalistiek is dusdanig groot geworden dat Stephen Barnard (2016) zelfs spreekt van een hybride werkomgeving. Naast de traditionele werkzaamheden wordt er een hoge online activiteit van journalisten verwacht. De technologische ontwikkelingen die online platforms – zoals Twitter – mogelijk hebben gemaakt, heeft de journalistiek als sector verbreed, maar heeft ook voor een toegenomen werkdruk onder journalisten gezorgd. De snelheid en intensiteit op Twitter ligt hoog en vraagt een nog meer creatieve en flexibele houding van journalisten om zich in de digitale omgeving met andere nieuwsorganisaties en vormen van burgerjournalistiek te kunnen meten (Cohen, 2019).

Door de digitalisering van de journalistiek zijn de mogelijkheden voor nieuwsorganisaties toegenomen om hun nieuws te brengen naar het publiek. Op de website kan het nieuws nu hypertekstueel, multimediaal en interactief gebracht worden en het publiek kan actief bijdragen aan de nieuwsproductie door het delen van content. Sociale media zoals Twitter hebben daarnaast de mogelijkheden voor journalisten vergroot. Er kan gemakkelijker gecommuniceerd worden met bronnen in moeilijk bereikbare gebieden, snel veranderende gebeurtenissen kunnen eenvoudiger verslagen worden, meerdere politici, organisaties en instituties kunnen gemakkelijker tegelijk gevolgd worden en Twitter biedt ruimte om politieke en maatschappelijke discussies te volgen. Deze toegenomen hoeveelheid mogelijkheden voor nieuwsorganisaties als geheel en journalisten in hun dagelijkse werkzaamheden hebben tegelijk voor een toegenomen werkdruk onder journalisten geleid. Journalistieke activiteiten op Twitter zijn erbij gekomen en de hoge snelheid en intensiteit van het medium zorgen ervoor dat er meer van journalisten wordt gevraagd. Ten slotte is er met name in de digitale journalistiek sprake van druk op journalisten om vooral te

(24)

24

schrijven wat financieel aantrekkelijk is. Hoewel het begrijpelijk is dat ook een journalistieke organisatie geld moet verdienen, mag dit niet leidend zijn voor een bedrijf dat nieuws produceert. Journalisten verlenen ook in de digitale omgeving een publieke dienst en ervaren dit zelf niet anders (Cohen, 2019).

De digitalisering van de journalistiek is een betrekkelijk jong fenomeen met desondanks nu al ingrijpende veranderingen. Deze veranderingen moeten wel juist geadresseerd worden. Het uitvinden van telegrafie, radio en televisie zouden er stuk voor stuk voor gaan zorgen dat de journalistiek nooit meer hetzelfde zou zijn. Nieuwe technologieën bleken echter iedere keer vooral nieuwe tools te geven aan de journalisten (Jones & Salter, 2012). Tot op zekere hoogte is dit waar, de journalist gewapend met een potlood en blocnote is verdwenen, hoewel ook nog niet helemaal. Het zijn ondertussen nog altijd de journalisten die achter het nieuws aangaan met de journalistieke normen in het achterhoofd. Nieuwe technologieën brengen iedere keer weer veranderingen in de dynamiek van het medialandschap, maar de journalistieke normen zijn niet ingrijpend veranderd. De opkomst van Twitter en hoe onderscheid te maken tussen professionele journalisten en burgerjournalisten in de digitale omgeving heeft de discussie over de traditionele journalistieke normen – en met name de objectiviteitsnorm – nieuw leven ingeblazen (Barnard, 2016). In hoeverre een journalist zich een professional kan noemen door zich te beroepen op deze normen is echter vooral een discussie in hoeverre dit Durkheimiaanse of Weberiaanse normen zijn (zie Schudson, 2001). De digitalisering van de journalistiek beïnvloedt de kijk op journalistieke normen zoals objectiviteit, en in hoeverre de norm op te leggen is aan journalisten of dat het meer als richtlijn geldt. Recente online studies tonen aan dat journalisten en het publiek van mening zijn dat objectiviteit de informatieve waarde van nieuws verhoogd (Mothes, 2017). Tandoc en Thomas (2017) merken op dat: hoewel transparantie dikwijls wordt gepresenteerd als vervanger van objectiviteit, het publiek meer waardering heeft voor objectiviteit als indicator van geloofwaardige verslaggeving. Zij stellen daarom voor om objectiviteit en transparantie niet als waarden te zien die elkaar uitsluiten, ook niet in de digitale journalistieke omgeving van weblogs. “In other words: an active awareness of (the potential added value of) new media technologies and cultural plurality makes the core value of objectivity more complex”, aldus Mark Deuze (2005).

Jane Singer (2008) wijst er terecht op dat de fysieke afstand tussen politici en journalisten verdwenen is online. Om als journalistiek de poortwachtersfunctie succesvol uit te voeren moet er daarom een professionele afstand bestaan tussen de partijen. Deze was altijd gebaseerd op de

(25)

25

objectiviteitsnorm, maar omdat politici en journalisten zich in hetzelfde online netwerk bevinden, kan de journalistiek zich niet beroepen op de objectiviteitsnorm om zijn poortwachtersfunctie uit te oefenen, aldus Singer (2008). Zoals uiteengezet in Objectiviteit in de journalistiek (2.1) heeft de norm altijd ter discussie gestaan omdat objectiviteit een empirische onmogelijkheid is. De objectiviteitsnorm kent zijn kracht in de acceptatie hiervan, en het streven naar een zo objectief mogelijke verslaggeving door transparant te zijn over bronmateriaal en methode. Erkennen dat politici en journalisten zich op hetzelfde Twitternetwerk bevinden is daarom eerder transparantie van bron en methode, dan dat dit het uitoefenen van de objectiviteitsnorm onmogelijk maakt. Het is juist een duidelijke indicator dat de norm complex is, maar dat transparantie van bron en methode het streven naar de norm mogelijk maken.

2.3 Personalisering van de individuele journalist via Twitter

In eerste instantie werd Twitter alleen nog gebruikt voor alledaags gepraat, gesprekken, informatie delen en het vermelden van nieuws (Java, Song, Finin, & Tseng, 2007). Later begonnen journalisten Twitter ook te gebruiken om informatie en bronnen te verzamelen, te communiceren met collega’s en het publiek, en om de mens achter de journalist te personaliseren (Barnard, 2016). Het microbloggen op Twitter heeft er ook voor gezorgd dat journalisten meer geneigd zijn om hun persoonlijke meningen te delen, als onderdeel van een bredere ontwikkeling van meer zelfpromotie. Logischerwijs wijst onderzoek uit dat dit meer bij journalistieke commentatoren voorkomt, maar ook verslaggevers gebruiken Twitter voor opinie en zelfpromotie (Dahlen Rogstad, 2014; Lasorsa e.a., 2012).

Twitter is ook een platform geworden voor klantenbinding met het publiek door de persoonlijke Twitterstijlen, voornamelijk wanneer nieuwsorganisaties geen duidelijk onlineprotocol hebben opgesteld, aldus onderzoek van Lily Canter en Daniel Brooks (2016). Een check op de websites van de Britse kwaliteitskranten – waarvoor de journalisten uit dit onderzoek werken – leert dat The Guardian, The Telegraph en The Independent minstens een deel van hun socialemediarichtlijnen online hebben gezet. The Observer is onderdeel van de Guardian Media Group en volgt daarom dezelfde richtlijnen. Mochten de Financial Times en The Times socialemediarichtlijnen hanteren, dan hebben zij deze in ieder geval niet online beschikbaar gemaakt.

(26)

26

The Guardian gebruikt het woord objectiviteit in zijn socialemediarichtlijnen niet, maar benoemd wel enkele punten die onderdeel zijn van de objectiviteitsnorm. Er wordt van journalisten verwacht dat zij feiten en statements voorzien van een link naar bronmateriaal, zij moeten transparant zijn over persoonlijke belangen en voorkeuren en zij moeten ervoor waken om feiten en meningen niet door elkaar heen te laten lopen (The Guardian, 2010). The Telegraph moedigt al zijn stafleden aan zich te houden aan de journalistieke kernwaarden, genoemd worden accuraatheid, rechtvaardigheid en onverschrokkenheid in dienst van het publiek. Om kwaliteitsjournalistiek te leveren noemt het nieuwsmedium commercieel succes noodzakelijk, financieel gewin met producties is voor journalisten van The Telegraph niet verboden, mits dit aangegeven wordt en de productie niet ten koste gaat van de objectiviteit, rechtvaardigheid en eerlijkheid ten opzichte van het publiek (The Telegraph, 2019).

The Independent begint zijn algemene journalistieke richtlijnen met het statement dat de reputatie van het medium afhangt van zijn onafhankelijkheid, integriteit en hoge journalistieke standaarden voor zijn producties. Later wordt ook accuraatheid nog expliciet benoemd. Alle uitingen op sociale media vallen ook onder deze standaarden en moeten vooral aandacht en publiciteit voor The Independent genereren. Alle medewerkers dienen dit in het achterhoofd te houden bij al hun publicaties, ongeacht of dit print, digitaal of in een uitzending betreft (The Independent, z.j.). Ten slotte verwijzen The Telegraph en The Independent nog naar de Editors'

Code of Practice die onder andere voorschrijft dat de pers ervoor moet waken geen inaccurate,

misleidende of vervormde informatie te verspreiden (IPSO, 2019).

Het is interessant om de socialemediarichtlijnen en de algemene richtlijnen van nieuwsorganisaties in detail uit te diepen, omdat het een verschil tussen theorie en praktijk, en een verschil tussen werkgever en werknemer laat zien. Nieuwsorganisaties leggen vrij uitgebreid uit wat er van hun medewerkers verwacht wordt wanneer zij zich uitlaten op een sociaal medium, zoals Twitter. Het is niet alleen uitgebreid, maar ook behoorlijk ideologisch en daarom een sterke indicator dat nieuwsorganisaties de journalistieke normen nog altijd van belang achten. Nieuwsorganisaties vragen van hun journalisten zich aan de journalistieke normen te houden en dit wordt ook gecommuniceerd naar het publiek, middels het online plaatsen van verschillende codes. Een deel van de wetenschappelijke literatuur wijst op verschuivingen van de journalistieke normen in de praktijk, maar de nieuwsorganisaties verlangen in theorie dus een andere houding van hun journalisten.

(27)

27

Twitter heeft een traditionele functie voor nieuwsorganisaties en voor journalisten een sociale functie (Canter, 2013). Nieuwsorganisaties en journalisten gebruiken Twitter om het publiek naar hun eigen kanalen te lokken en hun content te promoten (Dickinson, 2011; Hermida, 2013; Phillips, 2011). Dit is het hoofddoel van hun Twittergebruik, terwijl het delen van ander materiaal, en interactie en samenwerking met het publiek van ondergeschikt belang is (Hermida, 2013; Holcomb, Gross, & Mitchell, 2011). Twitter wordt op deze wijze als tool gebruikt door de nieuwsorganisaties, maar ook op persoonlijk niveau wordt Twitter als tool gebruikt. Een tool voor

branding en promotie, oftewel het in de markt zetten van het merk door middel van Twitter (Bloom,

Cleary, & North, 2016; Greer & Ferguson, 2011). Journalisten zetten zich dus als een merk neer op de Twittermarkt door zichzelf te promoten middels een gepersonaliseerde Twitterstijl (Canter, 2015), die bestaat uit een persoonlijk platform, publiek en journalist. Het Twitteraccount van de journalist, zijn volgers en zijn manier van twitteren zijn allen persoonlijk. Om zichzelf effectief als persoonlijk merk te promoten dient de journalist deze drie elementen zo subtiel en authentiek mogelijk te laten zijn (Brems, Temmerman, Graham, & Broersma, 2017).

Het onderzoek van Lasorsa e.a. (2012) laat zien hoe journalisten dit doen, namelijk door hun persoonlijke overtuigingen te geven, tweets te retweeten, werkgerelateerde gesprekken en discussies, personaliseren en het delen van links. Aan de ene kant geven het delen van tweets, persoonlijke meningen en berichten over de journalist zijn persoonlijke leven een duidelijk eigen stempel aan het Twitteraccount. Verschillende journalisten proberen dit overigens los te koppelen van hun professionele identiteit door disclaimers dat de meningen persoonlijk zijn en retweets geen aanmoedigingen zijn (Hanusch & Bruns, 2017). Hoewel journalisten zich hiermee proberen vrij te pleiten van eventuele negatieve gevolgen richting hun werkgever, wijzen de socialemediarichtlijnen van de nieuwsorganisaties de journalisten erop dat ze ook op hun persoonlijke account hun werkgever vertegenwoordigen.

Aan de andere kant zijn de werkgerelateerde gesprekken, discussies en het delen van links duidelijke voorbeelden hoe journalisten hun werk op Twitter met meer verantwoording en transparantie willen doen (Lasorsa e.a., 2012). De hoeveelheid journalisten en lezers die actief zijn op Twitter zorgen ervoor dat journalisten er met hun Twittergedrag een bepaalde reputatie kunnen opbouwen (Barnard, 2016). Voor politieke journalisten fungeert het Twitteraccount zelfs als een digitaal visitekaartje dat vier persoonlijke karakteristieken dient te reflecteren; hun organisatie, professionele en persoonlijke omgeving en digitale mediavaardigheden. Hiermee kan de politieke

(28)

28

journalist zich onderscheiden van zijn concurrenten (Ottovordemgentschenfelde, 2017).

Het personaliseren en promoten van de individuele journalist heeft ook verschillende negatieve gevolgen met zich meegebracht. Personalisatie werkt bijvoorbeeld individualisering in de hand, omdat het voornaamste doel van een persoonlijk profiel is dat de journalist zich zijn collega’s onderscheid. Dit toenemende persoonlijke belang heeft negatieve effecten op de sociale cohesie en collegialiteit binnen redacties (Carrera Álvarez, Sainz de Baranda Andújar, Herrero Curiel, & Limón Serrano, 2012; Chadha & Wells, 2016). Hoewel journalisten op persoonlijke titel twitteren, is het niet mogelijk ze los van de werkgever te zien. Er bestaan verschillende voorbeelden van online uitingen van journalisten die reden waren voor ontslag, omdat de negatieve reacties te veel op de nieuwsorganisatie zouden afstralen (Hanusch & Bruns, 2017; Olausson, 2017).

Ondanks dat Twitter de journalisten veel tijd kost en het risico op negatieve publiciteit bestaat, verwachten nieuwsorganisaties wel van hun journalisten dat zij actief op Twitter zijn (Parmelee, 2013). Journalisten zijn dus min of meer genoodzaakt tijd aan Twitter te spenderen, terwijl er geen lagere werkdruk is. Integendeel, journalisten voelen zich gedwongen hun artikelen zo snel mogelijk af te krijgen. Naast de concurrentie van andere nieuwsorganisaties is er nu ook de mogelijkheid dat het publiek ervandoor gaat met de primeur (Chadha & Wells, 2016; Hermida, 2010b). Online werken wordt verder bemoeilijkt door de ‘lawaaiige omgeving’ op Twitter die wordt veroorzaakt door de snelheid en de hoeveelheid tweets die in een onordelijke volgorde worden gepubliceerd. Filteren wat een hoge nieuwswaarde heeft en wat niet kost een journalist daarom veel energie en tijd, naast de ervaren toegenomen concurrentie van burgerjournalistiek. Het zorgt voor een toenemende werkdruk die typerend is voor de 21ste-eeuwse digitale journalistiek

(Chadha & Wells, 2016; Deuze, 2005). Ten slotte hebben de technologische ontwikkelingen, die deze 21ste-eeuwse digitale journalistieke mogelijk hebben gemaakt, journalisten meer kwetsbaar

gemaakt voor allerlei dreigementen en andere vormen van online intimidatie vanuit het publiek (Wahl-Jorgensen e.a., 2016). Persoonlijke accounts op openbare sociale media – zoals Twitter – zorgen ervoor dat journalisten individueel meer herkenbaar en aanspreekbaar zijn, ook voor beledigingen, bedreigingen, etc.

Al met al is Twitter een zeer bruikbaar middel voor nieuwsgaring (zoals besproken in de paragraaf Digitalisering van de journalistiek), het creëren van een persoonlijk merk, het verhogen van transparantie en om als onderzoekstool te gebruiken. Twitter is tegelijk ook een platform geworden waar de grenzen worden overschreden tussen het professionele en het persoonlijke, en

(29)

29

het objectieve en subjectieve. Journalisten zijn op Twitter meer geneigd om informatie te publiceren over informele persoonlijke zaken en om hun persoonlijke mening te delen (Canter, 2015; Lasorsa e.a., 2012). Het personaliseren van de journalist vervaagt de grens tussen persoonlijke en professionele Twitteractiviteit en heeft een negatief effect op de professionele uitstraling van de journalist (Canter & Brooks, 2016; Hermida, 2013; Lee, 2015).

Samenvattend, om antwoord te geven op de vraag: in welke mate de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend zijn, zijn de drie kernbegrippen van dit onderzoek (objectiviteit, digitalisering en personalisering) uiteengezet. Een historische analyse van de objectiviteitsnorm leert ons dat de journalistiek vooral behoefte heeft aan een objectiviteitsnorm die realistisch te hanteren is. Een realistische toepassing van de norm bestaat uit drie delen. Ten eerste streeft een journalist ernaar om zo objectief mogelijk te zijn, ten tweede accepteert hij en het publiek dat een journalist nooit volledig objectief kan zijn en ten derde probeert een journalist zo transparant mogelijk te zijn over zijn bronmateriaal en methode. Een Durkheimiaanse norm dus, een journalist die ernaar streeft om zich aan de objectiviteitsnorm te houden, zal door de journalistiek als een goede journalist worden beschouwd.

Door de digitalisering van de journalistiek is de werkwijze van de journalist sterk gewijzigd. De technische mogelijkheden die de digitalisering heeft opgeleverd, geven journalisten veel meer tools om nieuws te vergaren en te verslaan, en Twitter is aannemelijk de tool met de meeste impact gebleken. Journalisten kunnen zich door de digitalisering nu ook online personaliseren, wat velen van hen doen. Eerst via weblogs, later ook via microblogs op Twitter. Terugkoppelend naar de objectiviteitsnorm heeft de digitalisering de norm niet zozeer doen verdwijnen, maar biedt dit de journalistiek eerder een uitdaging om zich aan de nu meer complexe objectiviteitsnorm te houden. Onderzoek van Lasorsa e.a. (2012), Lawrence e.a. (2014) en Molyneux en Mourão (2019) wijst er immers op dat journalisten veelvuldig hun persoonlijke overtuigingen delen op Twitter, als onderdeel van de grotere trend tot personaliseren of branding van de individuele journalist. Dit heeft echter ook weer invloed op de journalistieke objectiviteit. Het delen van persoonlijke overtuigingen in plaats van de feiten voor zich te laten spreken is immers een van de vijf aspecten van de objectiviteitsnorm.

Het is van groot belang om deze invloed te onderzoeken, omdat het publiek (Mothes, 2017; Tandoc & Thomas, 2017), de journalisten (Thurman e.a., 2016) en de nieuwsorganisaties (volgens hun socialemediarichtlijnen) ook in het digitale tijdperk aan objectieve verslaggeving hechten. Van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

laand juni blijft het aantal groeidagen echter ngeveer gelijk. Het aantal warmte-eenheden is ij Barette onafhankelijk van de zaaidatum en bij /linarette neemt dit gemiddeld over

Het blijkt dat larven van zweefvliegen zich in prei vermoede- lijk ook voeden met trips omdat blad- luizen, de belangrijkste prooi voor zweefvlieglarven, in de monsters ont-

Het advies voor bloembollen wordt daarbij ontleend aan deze adviesbasis en het advies voor vollegrondsgroenten aan de "Adviesbasis bemesting akkerbouw en

Alle afspraken die mondeling zijn gemaakt moeten vervolgens worden vastgelegd in een contract (L. Jordans, persoonlijke communicatie, 9 september, 2016) De stadsschouwburg,

The results from the present study indicate that the relation between intelligence and reactive aggression is mediated by social cognitive skills, and more precisely the ability

The work described in this thesis was performed at the Groningen Research Institute of Pharmacy, department of Pharmacokinetics, Toxicology & Targeting and

Naar aanleiding van inconsistente resultaten en de beperkingen van onderzoek op het gebied van de relatie tussen sociaal economische status en gedragsproblemen van kinderen en

De ideaaltypische grondstrategie in deze positie wordt gekenmerkt door concessie (aan andere partijen) en niet-projectgebonden grondbeleid, die een passieve vorm kan hebben4.