• No results found

Verschillen per type tweet

In document De brexit op Twitter (pagina 50-87)

Tabel 5.1 laat zien dat een reply op Twitter relatief veel minder wordt gebruikt om over brexit te communiceren ten opzichte van retweets en tweets. Een reply wordt voornamelijk gebruikt om lezers te bedanken voor complimenten over hun stuk of voor interactie met collega’s. Dat journalisten de mogelijkheid tot interactie met andere Twittergebruikers hoofdzakelijk gebruiken om met collega’s te communiceren wordt ook herkend in het onderzoek van Molyneux en Mourão (2019). Het gevolg is dat de reply mogelijkheid op Twitter vooral voor niet-werkgerelateerde tweets gebruikt wordt.

Tabel 5.1: Aantal (percentage) brexitgerelateerde en niet-brexitgerelateerde tweets per type tweet

Type tweet Brexit Niet-brexit Totaal

Reply 1.017 (36,6%) 1.765 (63,4%) 2.782 (100%) Retweet 1.394 (61,1%) 886 (38,9%) 2.280 (100%) Tweet 2.709 (66,9%) 1.343 (33,1%) 4.052 (100%)

Totaal 5.120 (56,2%) 3.994 (43,8%) 9.114 (100%)

Dat de retweet meestal wordt gebruikt om over de brexit te twitteren, is wel in tegenspraak met wat een eerdere studie concludeerde. Onderzoek van Logan Molyneux (2014) stelt dat journalisten retweets gebruiken om met een mix van opinie en humor een band op te bouwen met hun publiek. Hoewel dit onderzoek een dusdanig gebruik niet uitsluit, wijst de data erop dat Britse politieke journalisten retweets meer gebruiken om hun expertise te bespreken, en dus de retweets meer voor werkgerelateerde doeleinden gebruiken dan de Amerikaanse politieke journalisten die Molyneux onderzocht.

Over de brexit werd in absolute zin dubbel zoveel tweets verstuurd als replys en retweets bij elkaar opgeteld, zie Tabel 5.1. Een tweet gebruiken voor professionele content is een trend die het onderzoek van Molyneux en Mourão (2019) eveneens uitwees. Journalisten lijken iets minder

51

geneigd om in tweets hun persoonlijke overtuigingen te verwerken, zie hiervoor Tabel 5.2. Dit lijkt voornamelijk te worden veroorzaakt doordat in een retweet vaak een beoordeling van de originele tweet of het geretweete artikel zit en omdat de reply mogelijkheid ook veelvuldig wordt gebruikt om met andere Twitteraars in discussie te gaan.

Tabel 5.2: Aantal (percentage) brexitgerelateerde tweets per opiniërende categorie per type tweet

Type tweet Niet opiniërend Zwak opiniërend Sterk opiniërend Totaal

Reply 443 (43,6%) 266 (26,2%) 308 (30,3%) 1.017 (100%) Retweet 598 (42,9%) 302 (21,7%) 494 (35,4%) 1.394 (100%) Tweet 1.520 (56,1%) 579 (21,4%) 610 (22,5%) 2.709 (100%)

Totaal 2.561 (50,0%) 1.147 (22,4%) 1.412 (27,6%) 5.120 (100%)

De verschillen zijn echter te klein om hier verregaande conclusies uit te trekken. Waar eerder onderzoek erop hintte dat interactie op sociale media gebruikt werd om met het publiek te communiceren, bleek later dat interactie van journalisten op sociale media als Twitter voornamelijk met collega’s was. De trend van de journalistiek op Twitter lijkt voorlopig dat nieuwsorganisaties met het publiek communiceren en individuele journalisten met elkaar (Canter, 2013; Molyneux & Mourão, 2019). Dit onderzoek lijkt deze trend te ondersteunen, maar verregaande conclusies zouden onterecht zijn omdat de ontvanger niet als variabele is meegenomen. Molyneux en Mourão namen opinie eveneens als variabele mee in hun onderzoek naar verschillen per type tweet. Een goede vergelijking wordt echter bemoeilijkt omdat zij opinie niet in gradaties onderzochten, maar het bleek dat 35 procent van de gevallen opinie bevatte, ongeacht het type tweet. Hieruit blijkt alleen dat Britse politieke journalisten dus vaker – dan de Amerikaanse politieke journalisten die Molyneux en Mourão onderzochten – opinie gebruiken in alle type tweets.

Tabel 5.3: Aantal (percentage) niet-brexitgerelateerde tweets per opiniërende categorie per type tweet

Type tweet Niet opiniërend Zwak opiniërend Sterk opiniërend Totaal

Reply 1.137 (64,4%) 332 (18,8%) 296 (16,8%) 1.765 (100%) Retweet 454 (51,2%) 196 (22,1%) 236 (26,6%) 886 (100%) Tweet 798 (59,4%) 260 (19,4%) 285 (21,2%) 1.343 (100%)

52

Een vergelijk tussen de brexitgerelateerde en de niet-brexitgerelateerde tweets biedt meer inzicht in de wijze waarop Britse politieke journalisten twitteren. De niet-brexitgerelateerde tweets per opiniërende categorie per type tweet zijn minder opiniërend dan de brexitgerelateerde tweets, maar het grootste verschil is te zien bij de replys. Wanneer de journalist niet over de brexit twittert gaat dit in absolute en relatieve zin veel vaker via een reply en wanneer hij zo reageert op een andere Twitteraar, dan is hij veel eerder geneigd dit niet opiniërend te doen. Kortom, tweets worden gebruikt om nieuws te delen op het gebied van expertise van de Britse politieke journalist en wanneer hij reageert op een andere Twitteraar is de mate van opinie sterk afhankelijk van het onderwerp. Gaat een discussie op Twitter over de brexit dan is een Britse politieke journalist eerder geneigd om te reageren vanuit zijn persoonlijke overtuigingen.

Al met al biedt het inzoomen op de tweets van Britse politieke journalisten, om deze vervolgens per kenmerkende categorie te analyseren, enkele interessante inzichten in welke mate de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend zijn. Zoals vastgesteld gaat meer dan de helft van de verstuurde tweets over de brexit en bevat de helft van deze brexitgerelateerde tweets opinie. In het vergelijk met de niet-brexitgerelateerde tweets ligt echter de grootste waarde van de data. John Parmelee (2013) vermoedde op basis van diepgaande interviews met elf Amerikaanse politieke journalisten dat politieke journalisten zich – vanwege de aard van hun werk – meer geremd zouden voelen om hun mening te delen. De politieke journalisten zeiden zich aan traditionele journalistieke normen als objectiviteit te houden op Twitter. Dit deden ze vanwege de richtlijnen en adviezen van hun werkgever en hun eigen morele kompas.

Onderzoek van Lawrence e.a. (2014) leek dit te ondersteunen, zij vonden dat de Amerikaanse politieke journalisten die de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2012 versloegen in slechts 29,1 procent (tegenover 42,7 procent opiniërende tweets van de journalisten die Lasorsa e.a. bestudeerden) van hun tweets persoonlijke opinie verwerkten. De algehele trend van dit onderzoek lijkt echter te zijn dat ook politieke journalisten meer geneigd zijn opiniërend te twitteren wanneer de brexit het onderwerp van de tweet is, het onderwerp waar de expertise van deze journalisten ligt. Deze trend is in alle kenmerkende categorieën te herkennen, met enkele nuancerende verschillen. Niet alleen twitteren Britse politieke journalisten minstens zoveel als andere journalisten, de mate van opinie neemt zelfs toe wanneer hun politieke expertise ter sprake komt.

53

In algemene zin is de verdeling van de mate van opinie (54,3 procent niet opiniërend, 21,2 procent zwak opiniërend en 24,5 procent sterk opiniërend) grofweg dezelfde als de verdeling van de mate van opinie in het onderzoek van Lasorsa e.a. (2012). Een onderscheid in onderwerp laat echter zien dat de mate van opinie toeneemt wanneer de brexit het onderwerp van de tweet is. Met disclaimers in de Twitterbiografieën van 15 van de 58 (25,9 procent) journalisten komt ook het verdedigen tegen kritiek op het delen van opinie in de buurt van eerder onderzoek, 35,6 procent van de journalisten uit het onderzoek van Hanusch en Bruns (2017) had disclaimers in hun biografie op Twitter. Per krant zijn er eveneens verschillen te bespeuren, deze laten zich echter moeilijk verklaren vanuit de beschikbare data, des te meer omdat er zelfs grote verschillen bestaan tussen kranten die dezelfde socialemediarichtlijnen hebben. Dat de mate van opinie afneemt wanneer het onderwerp van expertise niet ter sprake komt is wel bij alle kranten terug te zien.

Wanneer er onderscheid wordt gemaakt in de data per functie binnen de krant komt de trend eveneens sterk naar voren. Wanneer de brexit ter sprake komt op Twitter zijn Britse politieke journalisten sterker geneigd een opiniërende tweet te versturen. Dit is het sterkst terug te zien bij commentatoren, wat gezien de functieomschrijving weinig opvallend is. Dat het percentage sterk opiniërende brexitgerelateerde tweets (61,6 procent) zo sterk overeenkomt met het percentage opiniërende weblogs (64,8 procent) van de Amerikaanse politieke journalisten uit het onderzoek van Singer (2005), is wel opvallend. Als de expertise van een politieke commentator het onderwerp is, maakt het voor de mate van opinie dus niet uit of het om een weblog of een microblog gaat.

De kenmerkende categorieën geslacht en type tweet bevestigen het beeld dat de mate van opinie toeneemt wanneer de tweet over de brexit gaat, dit is het duidelijkst te zien wanneer de mate van opinie in replys over brexit vergeleken worden met niet-brexitgerelateerde replys. Daarnaast lijken mannelijke politieke journalisten meer geneigd om hun persoonlijke overtuigingen over brexit te delen dan hun vrouwelijke collega’s. Dit onderzoek staat daarmee haaks op de verwachting van Parmelee (2013) en wijst er eerder op dat politieke journalisten minstens zo opiniërend twitteren als andere journalisten. Het is daarom interessant om een politieke journalist uit dit onderzoek uit te lichten, namelijk Camilla Tominey, politiek (en koningshuis) redacteur voor The Telegraph. Zij liet in een van haar onderzochte tweets het volgende weten:

“I look forward to a 2019 when journalists stop trying to become the story and stick to reporting it #politics #royals #exclusives #keepcalmandcarryon.”

54

Tominey pleit indirect voor objectieve verslaggeving door haar collega’s op te roepen zich buiten hun verhaal te houden. In theorie ziet zij de objectiviteitsnorm dus als een belangrijke journalistieke waarde. In de praktijk is 49,4 procent van haar tweets in de onderzochte periode echter sterk opiniërend, dit percentage schiet zelfs omhoog naar 61,4 procent sterk opiniërende tweets wanneer alleen de brexitgerelateerde tweets bekeken worden. Het lijkt illustratief voor hoeveel theoretische waarde nieuwsorganisaties en journalisten aan de ene kant toekennen aan objectieve verslaggeving, en hoe scherp journalisten de objectiviteitsnorm zelf op Twitter toepassen aan de andere kant.

55

5. Conclusie

Voor dit onderzoek is er gekeken in welke mate de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend zijn. Ervan uitgaande dat het minimaliseren van persoonlijke opinie een belangrijk onderdeel is van objectiviteit en dat de objectiviteitsnorm nog altijd een onderscheidende journalistieke richtlijn is. Wahl-Jorgensen e.a. (2016) waarschuwt dat een afname van journalistieke objectiviteit kan leiden tot een gevoel van with us or against us onder het publiek. Het publiek vertrouwt dan niet meer op de autoriteit van de journalisten en de journalistiek raakt zijn professionele mandaat kwijt. Niemand kan volledig objectief zijn, ook een journalist niet, maar het publiek (Mothes, 2017; Tandoc & Thomas, 2017), journalisten zelf (Thurman e.a., 2016) en de nieuwsorganisaties (zie bijvoorbeeld: The Guardian, 2010) hechten nog altijd aan zo objectief mogelijke verslaggeving, ook in het digitale tijdperk.

Door de digitalisering zijn berichten op Twitter een van de belangrijkste informatiestromen geworden. De hoeveelheid politici, organisaties, instituten en journalisten die het platform gebruiken hebben Twitter in korte tijd tot een onmisbaar medium gemaakt in het journalistieke landschap. In het benaderen bronnen, voor nieuwsgaring en verslaggeving is Twitter ook een belangrijke journalistieke tool gebleken. In de digitale journalistiek is Twitter dus niet alleen een sociaal medium, maar ook een professionele tool voor journalisten. Hoe deze tool wordt gehanteerd levert hele persoonlijke manieren van profileren onder journalisten op, een journalist wordt zijn eigen merk. Deze branding van individuele journalisten brengt voor- en nadelen met zich mee, maar de belangrijkste ontwikkeling is het verschil tussen wat nieuwsorganisaties en journalisten in theorie zeggen, en wat de journalisten zichzelf in de praktijk toestaan.

In theorie wijzen de nieuwsorganisaties in de (sociale media) richtlijnen hun journalisten erop dat zij zich ook in de digitale omgeving objectief moeten uiten. Onderzoek wijst uit dat journalisten dit in theorie ook onderstrepen. Wetenschappelijk onderzoek naar journalisten op Twitter laat echter zien dat de praktijk hierbij achterblijft (Lasorsa e.a., 2012; Lawrence e.a., 2014; Molyneux & Mourão, 2019). Door persoonlijke overtuigingen te geven, een selectie tweets te retweeten, werkgerelateerde gesprekken en discussies, personaliseren en het delen van links creëren journalisten een digitaal brand (Bloom, Cleary, & North, 2016; Canter, 2015; Greer & Ferguson, 2011; Lasorsa e.a., 2012). Hun online visitekaartje (Ottovordemgentschenfelde, 2017). Om hun werkgever te distantiëren van eventuele negatieve associaties plaatsen journalisten disclaimers in hun Twitterbiografie (Hanusch & Bruns, 2017). Verklaren dat een tweet enkel een

56

uiting van de individuele journalist is, correspondeert echter niet met wat nieuwsorganisaties van hun journalisten verwachten op Twitter.

Nieuwe technologieën hebben altijd invloed gehad op de dynamiek van de journalistiek, maar Twitter heeft – net als radio, televisie, etc. – de objectiviteitsnorm niet overbodig gemaakt. De norm wordt nog altijd zeer gewaardeerd onder nieuwsorganisaties, journalisten en het publiek. Daarbij komt dat objectiviteit en transparantie geen journalistieke waarden zijn die elkaar uitsluiten, de twee kunnen elkaar juist versterken: transparante weergave van bronnen en methode geeft het publiek vertrouwen in de objectiviteit van de verslaggeving (Sambrook, 2012; Tandoc & Thomas, 2017). De objectiviteitsnorm is immers een Durkheimiaanse norm (zie Schudson, 2001), de norm is niet afdwingbaar en een schending van de norm leidt er niet toe dat een journalist zijn professionaliteit verliest. Journalisten die zich niet aan de journalistieke normen houden worden echter wel als onprofessioneel gezien (Lee, 2015). Het toepassen van de objectiviteitsnorm is daarom vooral een complex streven naar objectiviteit geworden. Om te bestuderen hoe de objectiviteitsnorm op Twitter wordt toegepast is er in dit onderzoek gekeken in welke mate de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend zijn, als sterke indicator van het toepassen van de objectiviteitsnorm op Twitter.

Hieruit ontstaat een duidelijke trend: journalisten hebben meer de neiging hun persoonlijke overtuigingen te gebruiken in hun verslaggeving op Twitter als hun expertise ook het onderwerp van de tweet is.

Door de twee invalshoeken, brexit en de mate van opinie, te vergelijken aan de hand van verschillende kenmerkende categorieën konden de resultaten van dit onderzoek vergeleken worden met eerdere onderzoeken naar de objectiviteitsnorm in de digitale journalistiek. De gekozen kenmerken zijn immers gebaseerd op de literatuur (Lasorsa e.a., 2012; Lawrence e.a., 2014; Molyneux, 2014; Molyneux & Mourão, 2019; Singer, 2005) en geven inzicht in de handelingscontext van de journalistiek op Twitter. Hieruit ontstaat een duidelijke trend: journalisten hebben meer de neiging hun persoonlijke overtuigingen te gebruiken in hun verslaggeving op Twitter als hun expertise ook het onderwerp van de tweet is. Kijkend naar de 9.114 tweets van de 58 Britse politieke journalisten uit dit onderzoek wordt de trend voornamelijk

57

duidelijk wanneer de mate van opinie per onderwerp wordt vergeleken, de brexitgerelateerde tweets zijn meer opiniërend dan de niet-brexitgerelateerde tweets. Dit wordt door alle kenmerkende categorieën ondersteund, met per categorie enkele nuancerende onderlinge verschillen die uitvoerig zijn besproken in het hoofdstuk Resultaten. Het toepassen van de objectiviteitsnorm op Twitter lijkt in de praktijk daarom te neigen naar de visie die Herbert Gans (2003) heeft op de journalistiek als geheel. Wanneer een professionele journalist expert in het onderwerp is, voegen zijn persoonlijke overtuigingen een extra dimensie toe aan de verslaggeving. Toegepast op dit onderzoek zou dit betekenen dat de mate van opinie in de brexitgerelateerde tweets hoger hoort te zijn, omdat alleen professionele Britse politieke journalisten zijn geselecteerd.

In theorie wijzen de werkgevers van deze professionele Britse politieke journalisten echter op het belang om de objectiviteitsnorm ook op de verslaggeving op Twitter toe te passen. Dit wordt al jaren in de socialemediarichtlijnen van de nieuwsorganisaties gecommuniceerd naar hun eigen werknemers, maar ook naar het publiek. De socialemediarichtlijn van The Guardian (2010) is immers al bijna tien jaar oud, terwijl het copyright van de socialemediarichtlijn van The Telegraph (2019) uit het jaar van dit onderzoek is. De meest recente studie naar en onder Britse journalisten (Thurman e.a., 2016) wijst daarnaast uit dat Britse journalisten objectiviteit nog altijd beschouwen als een centraal element van hun identiteit en als een hoeksteen van hun professie. Ten slotte wordt objectiviteit ook door het publiek als een belangrijke journalistieke norm gezien, de objectiviteitsnorm geeft het publiek vertrouwen in de verslaggeving (Mothes, 2017). Het wekt zelfs meer vertrouwen bij het publiek dan transparantie van bronnen en methode, hoewel deze normen elkaar in de praktijk kunnen versterken (Tandoc & Thomas, 2017).

Dat journalisten de neiging hebben om op basis van hun expertise hun persoonlijke overtuigingen te delen sluit aan bij de digitale omgeving van Twitter. Het delen van opinie is een normaal gebruik in weblogs (Singer, 2005) en in microblogs op sociale media als Twitter (Lasorsa e.a., 2012), dit is echter niet wat de socialemediarichtlijnen van nieuwsorganisaties communiceren naar hun werknemers of het publiek. Hierdoor is er een kloof ontstaan tussen hoe belangrijk de objectiviteitsnorm in theorie wordt gevonden door nieuwsorganisaties, journalisten en het publiek, en hoe de objectiviteitsnorm in de praktijk wordt toegepast door journalisten op Twitter. De mate waarin de tweets over de brexit van Britse politieke journalisten opiniërend zijn, laat daarom vooral zien dat het toepassen van de objectiviteitsnorm op Twitter twee dingen verlangt.

58

Ten eerste dient er een betere afstemming te komen tussen nieuwsorganisaties en hun journalisten hoe de objectiviteitsnorm toegepast moet worden op Twitter. Ten tweede zullen de nieuwsorganisaties en de journalisten de toepassing van de norm ook beter naar het publiek moeten communiceren. Op dit moment liggen de theoretische verwachtingen en de uitvoering van de objectiviteitsnorm in de praktijk te ver uit elkaar.

59

6. Discussie

Een belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat er een groot verschil bestaat tussen enerzijds hoe de nieuwsorganisaties en journalisten de objectiviteitsnorm in theorie waarderen, en hoe de journalisten deze norm in praktijk brengen anderzijds. Het zou daarom goed zijn om onderzoek te doen naar de redenen dat dit verschil bestaat, bijvoorbeeld door middel van diepte-interviews te doen met de journalisten uit dit onderzoek. Hierin kunnen de journalisten geconfronteerd worden met hun persoonlijke codeerresultaten, afgezet tegen de algemene resultaten en de (sociale media) richtlijnen van hun nieuwsorganisatie.

Waarom het verschil tussen theorie en praktijk bestaat gaat immers niet duidelijk worden uit hun Twitterfeed, de redenen waarom een journalist op Twitter schrijft wat hij schrijft is immers een persoonlijke keuze die afhankelijk is van omstandigheden waarnaar een onderzoeker alleen kan gissen. Het aangehaalde voorbeeld van Camilla Tominey is daarom dusdanig tekenend, zij stoort zich aan collega’s die in haar ogen de objectiviteitsnorm onvoldoende handhaven, maar een aanzienlijk deel van haar tweets is sterk opiniërend. Dat journalisten meer de neiging hebben om opiniërend te twitteren als zij expert zijn in het onderwerp is een belangrijke oorzaak van de kloof tussen theorie en praktijk, maar geen verklaring waarom de socialemediarichtlijnen niet scherper worden nageleefd.

De periode van 13 december 2018 tot en met 15 januari 2019 die dit onderzoek bestudeert kent een toenemende maatschappelijke onrust in het Verenigd Koninkrijk. Karin Wahl-Jorgensen e.a. (2016) stellen dat een geopolitieke verandering – zoals de brexit – meer risico en dreiging betekent voor journalisten wanneer er sprake is van een verlies van journalistieke neutraliteit. Het zou daarom nieuwe inzichten kunnen geven in het wetenschappelijke debat rond journalistieke objectiviteit, als de periode van dit onderzoek wordt vergeleken met een vergelijkbare periode voor en na deze cruciale maand. Op basis van het onderzoek van Wahl-Jorgensen e.a. is de verwachting dat de toenemende maatschappelijke spanningen in de verslaggeving worden begroet met een zekere terughoudendheid. De resultaten uit dit onderzoek suggereren echter dat (politieke) journalisten geneigd zijn om ook geopolitiek gevoelige situaties met hun persoonlijke expertise en overtuigingen te verslaan.

De discussie omtrent ontwikkelingen in objectieve verslaggeving via Twitter behoeft in ieder geval meer statistiek. Dit geeft een helder beeld hoe vaak journalisten op Twitter daadwerkelijk vanuit persoonlijke overtuigingen publiceren en alleen op deze manier kunnen

60

eventuele trends onderzocht worden. Nu is het alleen nog maar mogelijk om data vanuit verschillende landen met elkaar te vergelijken, vaak met lange periodes ertussen. Het is daarom ook opvallend te noemen dat de literatuur vaak spreekt van trends die wijzen op een afname in objectieve verslaggeving. Zoals besproken in de resultaten van dit onderzoek zijn de percentages van de verschillende onderzoeken immers relatief goed te vergelijken, zelfs afgezet tegen het onderzoek van Jane Singer (2005) dat al anderhalf decennium oud is. Dit zou eerder op enige vorm van continuïteit wijzen in het toepassen van de objectiviteitsnorm op Twitter. Nu lijken de

In document De brexit op Twitter (pagina 50-87)