• No results found

Risicofactoren voor slachtofferschap van verwaarlozing van kinderen : een meta-analytisch overzicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicofactoren voor slachtofferschap van verwaarlozing van kinderen : een meta-analytisch overzicht"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicofactoren voor slachtofferschap van

verwaarlozing van kinderen:

Een meta-analytisch overzicht

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek, Graduate School of Child Development and Education,

Universiteit van Amsterdam

K. H. L. Bos (10687513) & A. de Graaf (11053429) Begeleider: Dr. M. Assink

Tweede beoordelaar: Dr. C. van der Put Amsterdam, juni, 2017

(2)

1 Samenvatting

Inleiding: De huidige meta-analyse is uitgevoerd om risicodomeinen voor slachtofferschap van verwaarlozing in kaart te brengen. Kennis over specifieke risicodomeinen en de

bijbehorende effecten is van belang voor de inrichting van risico- en behoeftetaxatie

instrumenten en het verbeteren en ontwikkelen van (preventieve) interventies. Methode: In de huidige meta-analyse zijn 23 studies geïncludeerd met in totaal 203 gevonden

effectgroottes die zijn onderverdeeld in 22 wederzijds uitsluitende risicodomeinen. Voor de analyses werd gebruik gemaakt van een multilevel meta-analytisch model met drie niveaus. Tevens zijn moderatoranalyses uitgevoerd voor risicodomeinen waarin sprake was van heterogeniteit in effectgroottes. Resultaten: Van de 22 onderzochte risicodomeinen was het effect van acht domeinen significant. Deze risicodomeinen bleken een kleine tot middelgrote effectgrootte te hebben. Gebleken is dat ‘Fysieke/mentale problemen ouders’, ‘Lage SES gezin’ en ‘Alcohol of drugsgebruik ouders’ de grootste voorspellers zijn voor slachtofferschap van verwaarlozing. Tevens werd er in de moderatoranalyses onderzocht welke mogelijk modererende rol ‘Onderzoeksdesign’, ‘Factortype’ en ‘Familielid’ speelde. In drie van de zeven onderzochte risicodomeinen zijn significante moderatoren gevonden. Discussie: Uit de huidige meta-analyse kan geconcludeerd worden dat ouder- en gezinsfactoren de grootste rol spelen in het voorspellen van slachtofferschap van verwaarlozing. Tevens is gebleken dat ook kindfactoren een risico kunnen vormen voor verwaarlozing. Daarom is het van belang om bij het ontwikkelen en inzetten van risico- en behoeftetaxatie instrumenten rekening te houden met ouder-, gezins- en kindfactoren.

(3)

2 Abstract

Introduction: This study aimed to update the knowledge of the effect of (domains of) risk factors for child neglect. This knowledge can be used to develop and improve instruments for risk and needs assessment. Method: 23 primary studies were included in this meta-analysis which reported on 203 effect sizes. These effect sizes were divided into 22 domains of risk factors. To calculate the mean effect sizes, a three-level model was used for every domain of risk factors. After that, a moderator analysis was conducted for risk domains in which heterogeneity was present. Results: Eight of the 22 domains of risk factors were found to have significant small to medium mean effect sizes. The three largest effect sizes were found for ‘Physical/mental problems parents’, ‘Low SES family’ and ‘Alcohol or drug abuse parents’. Moderator analyses were performed to find out if ‘Study design’, ‘Factor type’ and ‘Family member’ moderated these effects. Discussion: Parental and family factors can be seen as the most important factors to predict child neglect. Child factors can influence the effect of parental and family factors. It’s important to us this knowledge for the development and improvement of instruments used for the risk, need and responsivity model.

(4)

3 Risicofactoren voor slachtofferschap van verwaarlozing van kinderen:

Een meta-analytisch overzicht.

Verwaarlozing van kinderen is een wereldwijd probleem. Geschat wordt dat meer dan 15% van de kinderen slachtoffer is van verwaarlozing (Stoltenborgh, Bakermans-Kranenburg & van IJzendoorn, 2013). In de CDC (Leeb, 2008) wordt verwaarlozing omschreven als:

“Failure to provide for a child’s basic physical, emotional, or educational needs or to protect a child from harm or potential harm”. Samenvattend omvat verwaarlozing het toebrengen van passieve schade aan het kind, of de dreiging hiervan.

Verwaarlozing kan onderverdeeld worden in fysieke-, medische-, emotionele- en educatieve verwaarlozing en het falen om supervisie te bieden (Leeb, 2008; Landsmeer-Beker, Van Voorst Vader-Boon & Van De Putte, 2013). Fysieke- en medische verwaarlozing heeft betrekking op het nalaten van zorg (Landsmeer-Beker, Van Voorst Vader-Boon & Van De Putte, 2013). Uit onderzoek is gebleken dat 163 op de 1000 kinderen te maken krijgt met fysieke verwaarlozing (Stoltenborgh, Bakermans-Kranenburg & Van IJzendoorn, 2013). Volgens Landsmeer-Beker, Van Voorst Vader-Boon en Van De Putte (2013) vormt

emotionele verwaarlozing de kern van iedere vorm van kindermishandeling. Gebleken is dat 184 op de 1000 kinderen met deze vorm van verwaarlozing te maken krijgt (Stoltenborgh, Bakermans-Kranenburg & Van IJzendoorn, 2013). Het gaat bij emotionele verwaarlozing om een ouder-kind relatie die gekenmerkt wordt door een herhaling en opeenstapeling van beschadigende patronen van nalatigheid door ouders (Adriaenssens, 1998). Bij educatieve verwaarlozing is sprake van een gebrek aan stimulatie van en aandacht voor het kind, waardoor sociale-, psychomotorische- en schoolse kindontwikkelingen achter blijven bij de normale ontwikkeling (Adriaenssens, 1998).

Verwaarlozing heeft verstrekkende gevolgen voor de ontwikkeling van het kind op zowel de korte- als op de lange termijn (Eigsti & Cicchetti, 2004; Maughan & Cicchetti, 2002; Tyler, Allison & Winsler, 2006). Zo hebben verwaarloosde kinderen een groter risico op een onveilige hechting met opvoeders. Dit kan leiden tot een negatief zelfbeeld en problemen in het aangaan en onderhouden van (sociale) relaties. Ook kunnen problemen ontstaan in de emotieregulatie, de wijze waarop het kind omgaat met conflicten en het

schoolse functioneren (Tyler, Allison & Winslet, 2006). Daarnaast lieten Veltman en Browne (2001) zien dat er vanuit de thuissituatie vaak geringe tot geen stimulatie en ondersteuning is. Dit kan leiden tot problemen op het gebied van taal- en cognitieve ontwikkeling met een lager IQ tot gevolg. Tevens komt uit onderzoek van Famularo, Kinscherff en Fenton (1992) naar voren dat verwaarloosde kinderen een grotere kans hebben op gedrags- en trauma

(5)

4 gerelateerde stoornissen. Als gekeken wordt naar volwassenen met een verwaarloosde

kindertijd blijkt uit een onderzoek van Brown, Cohen, Johnson en Smailes (1999) dat deze volwassenen een hoger risico hebben op depressieve stoornissen, automutilatie en

suïcidaliteit. Kortom, verwaarlozing heeft grote negatieve gevolgen voor de verschillende ontwikkelingsgebieden van het kind en deze gevolgen blijven gedurende het hele leven merkbaar.

Om de kans op verwaarlozing te kunnen verkleinen is er kennis nodig over de verschillende risicofactoren die de kans op slachtofferschap van verwaarlozing kunnen voorspellen. Door de aanwezigheid van risicofactoren wordt de kans op verwaarlozing groter (Donkers, 2003). Bij een verstoorde ouder-kind relatie is bijvoorbeeld sprake van een

negatieve balans tussen de factoren van de verschillende systemen die invloed kunnen uitoefenen op de opvoeding en ontwikkeling van het kind (Van Rooijen, Bartelink & Berg, 2013). Aanwezigheid van beschermende factoren kan de kans op verwaarlozing juist verkleinen. Beschermende factoren geven ouders veerkracht ondanks negatieve opvoedomstandigheden (Van Rooijen, Bartelink & Berg, 2013).

Het sociaalecologisch model van Bronfenbrenner (1979) is een van de modellen die kijkt naar de verschillende typen risicofactoren. Dit model richt zich op de verschillende (opvoed)systemen die van invloed zijn op gedrag en de risicofactoren die het gedrag kunnen beïnvloeden. Een model dat een verklaring biedt voor verschillende vormen van

kindermishandeling is het procesmodel van Belsky (1984). Dit model is gebaseerd op de sociaalecologische theorie van Bronfenbrenner (1979). In het procesmodel van Belsky (1984) wordt beschreven dat in alle opvoedsystemen risico- en beschermende factoren aanwezig zijn die de kans op slachtofferschap van verwaarlozing bepalen. Daarbij vindt er een

wisselwerking plaats tussen het kind en de omgeving. Vooral het opvoedkundig handelen speelt hierbij een belangrijke rol. Dit opvoedkundig handelen wordt beïnvloed door ouderkenmerken. Vooral de persoonlijkheidskenmerken van de ouders zoals emotionele stabiliteit en zorgvuldigheid hebben een grote invloed op de ontwikkeling van het kind (Prinzie, Dekovic & Reitz, 2008). Naast ouderkenmerken zijn ook kindkenmerken zoals temperament en intelligentie van belang (Donkers, 2003).

Risicofactoren kunnen statisch of dynamisch zijn. Statische risicofactoren zijn

onveranderbare risicofactoren, zoals demografische kenmerken en ingrijpende gebeurtenissen in het verleden. Dynamische risicofactoren zijn daarentegen wel veranderbaar en zijn daarom op het gebied van preventie en behandeling van belang (Van Der Put et al., 2011). Door onderzoek te doen naar deze twee typen factoren kunnen de aanwezige (statische)

(6)

5 risicofactoren die verwaarlozing kunnen voorspellen beter in kaart worden gebracht en

ontstaat zicht op de (dynamische) risicofactoren die bijdragen aan het risico op

slachtofferschap van verwaarlozing (Kwee, Schraafsma & Hildebrand, 2009; Van Der Put et al., 2011; Van Der Put, Dekovic, Stams, Hoeve & Van Der Laan, 2012). Door meer kennis over deze typen factoren kunnen passende interventies worden ingezet (Cottle, Lee & Heilbrun, 2001; Van Der Put et al., 2011).

Hoe belangrijk deze kennis over risicfacrtoren en de effecten ervan zijn voor het inzetten van interventies blijkt uit het Risk-Need-Responsivity-model (RNR-model) van Andrews en Bonta (1994). Dit model is ontstaan vanuit de What Works-principes en bestaat uit drie beginselen die de effectiviteit van een interventie kunnen bepalen (Andrews, Bonta & Wormith, 2011). Het risicobeginsel (Risk) omschrijft dat de intensiteit van de interventie aan moet sluiten bij de hoogte van het risico. Risicotaxatie is daarbij noodzakelijk om de risico’s in kaart te brengen. Om dit adequaat te kunnen meten is het gebruik van goede instrumenten van belang, waarbij kennis en inzicht in risicofactoren nodig is. Volgens het behoeftebeginsel (Need) moet de interventie toegespitst zijn op dynamische risicofactoren. Om dit toe te kunnen passen zijn geschikte instrumenten nodig die deze dynamische risicofactoren meten. Tenslotte legt het responsiviteitsbeginsel (Responsivity) de nadruk op de aansluiting van de interventie bij de motivatie, intellectuele mogelijkheden en leerstijlen van de daders (Bonta & Andrews, 2007; Van Der Putte, Sittig, Ten Berge, Vogtlander & Landsmeer-Beker, 2013).

In het verleden zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar risicofactoren voor

verwaarlozing. In deze studies is empirisch bewijs gevonden voor het feit dat verschillende typen risicofactoren een rol spelen. Daarmee ondersteunen de resultaten het model van Belsky (1984). Zo blijken ouderfactoren volgens verschillende onderzoekers de grootste invloed te hebben op het ontstaan van verwaarlozing. Van Rooijen, Bartelink en Berg (2013)

concludeerden dat het vooral gaat om persoonlijke problemen van de ouders, psychische problematiek, nare jeugdervaringen en de opvatting over het kind zelf. Volgens Bartlett, Raskin, Kotake, Nearing en Easterbrooks (2014) en Dubowitz et al. (2011) zijn

opleidingsniveau, inkomen en depressie bij moeder juist de grootste voorspellers. Volgens Chaffin, Keller en Hollenberg (1996) is middelengebruik bij de opvoeders de belangrijkste voorspeller en spelen demografische- en sociale factoren een veel kleinere rol.

Uit het onderzoek van Coohey (1996) en het onderzoek van Williamson, Borduin en Howe (1991) komt juist het sociale netwerk naar voren als voorspeller voor slachtofferschap van verwaarlozing. Huisman, Flapper, Kalverdijk, L’hoir en Van Weel (2010) voegen hier nog aan toe dat een negatieve leefsituatie van ouders een sterke risicofactor is. Naast de

(7)

6 ouder- en omgevingsfactoren die in veel onderzoeken genoemd worden als belangrijkste risicofactoren, komen in andere onderzoeken de kindfactoren naar voren. Zo is gebleken dat een psychiatrische diagnose bij het kind een belangrijke risicofactor vormt (Cuevas,

Finkelhor, Omrod & Turner, 2009; Van Rooijen & Berg, 2010). Uit het onderzoek van Irwin (2009) blijkt dat een jongere leeftijd van het kind een grote risicofactor is, terwijl uit het onderzoek van Häuser, Schmutzer, Brähler en Glaesmer (2011) naar voren komt dat een hogere leeftijd een risicofactor is. Kortom, er is geen eenduidigheid in resultaten over (effecten van) risicofactoren voor verwaarlozing en daarom is het van belang hier goed onderzoek naar te doen.

Tot op heden is er één meta-analyse uitgevoerd naar risicofactoren voor

slachtofferschap van verwaarlozing. Deze meta-analyse is in 2009 uitgevoerd door Stith et al. en includeerde 155 studies. De gevonden risicofactoren met de sterkste effecten bevonden zich allen op ouderniveau. Dit waren een ouder-kind relatie van onvoldoende kwaliteit, de perceptie van de ouder waarbij de ouder het kind als probleem ervaart en een hoog

stressniveau van de ouder. Omdat sinds het onderzoek van Stith et al. (2009) veel nieuwe onderzoeken zijn uitgevoerd die kijken naar risicofactoren voor verwaarlozing is ervoor gekozen om een nieuwe meta-analyse uit te voeren. Daarnaast bevat de meta-analyse van Stith et al. (2009) een aantal beperkingen waar in huidig onderzoek rekening mee is gehouden. Zo is in het onderzoek van Stith et al. (2009) alleen gebruik gemaakt van de zoekmachine PsychINFO waardoor er wellicht artikelen niet meegenomen zijn, wat van invloed kan zijn op de betrouwbaarheid van de resultaten. Een andere beperking vormen de gebruikte gemiddelde effectgroottes. In de huidige studie is gebruik gemaakt van individuele effectgroottes, zodat een betere schatting gemaakt kon worden van het ware effect van risicofactoren voor slachtofferschap van verwaarlozing. Tevens hebben de analyses door de gekozen gemiddelde effectgroottes een minder optimale statistische power.

In het huidige onderzoek is middels meta-analytisch onderzoek een beter beeld ontstaan over risicofactoren voor slachtofferschap van verwaarlozing en de effecten van deze risicofactoren. Dit is van belang omdat verwaarlozing een complexe en tot op heden miskende vorm van kindermishandeling is, die niet altijd goed herkend wordt (Adriaenssens, 1998; Lukkassen, 2013; Muller, Ten Kate & Eurelings-Bontekoe, 2009). Hierdoor worden

interventies mogelijk te laat ingezet. Het doel van het huidige onderzoek was daarom om een beter beeld te kunnen geven van de etiologie van verwaarlozing. Waardoor verwaarlozing wellicht beter en eerder gesignaleerd kan worden en interventies ook eerder en passender kunnen worden ingezet. Om een beter beeld te krijgen van de etiologie van verwaarlozing zijn

(8)

7 in het huidige onderzoek schattingen gemaakt van de effecten van de verschillende

risicodomeinen. Ook zijn er moderatoranalyses uitgevoerd om te achterhalen welke variabelen de effecten van risicodomeinen significant verhogen of verlagen.

Methode Zoekprocedure

Voor het zoeken naar primaire studies voor het huidige onderzoek zijn de volgende elektronische databases gebruikt: Google Scholar, The Psychological Abstract International (PsychINFO), Educational Resources Information Center (ERIC), Science Direct en

Sociological Abstracts. Er zijn verschillende zoekwoorden gebruikt om zo veel mogelijk relevante studies te kunnen vinden. De zoekwoorden die werden gebruikt zijn: ‘child’, ‘youth’, adolescent’, ‘juvenile’, ‘risk’, ‘riskfactor’, ‘predictor’ in combinatie met de

zoekwoorden: ‘neglect’ en ‘neglect victimization’. Vervolgens zijn de studies die in de eerder uitgevoerde meta-analyses van Stith et al. (2009) en Mulder (2014) zijn gebruikt

gecontroleerd op relevantie. Op deze manier kon het aantal primaire studies van de huidige meta-analyse worden uitgebreid om zo betrouwbaar mogelijke uitkomsten te krijgen. Na het doorlopen van deze procedure zijn 23 relevante primaire studies gevonden die geïncludeerd konden worden in de huidige meta-analyse. Deze studies zijn in de referentielijst gemarkeerd middels een *. In Tabel 1 staat een overzicht van deze studies samen met enkele

(9)

8 Tabel 1

Geïncludeerde studies en enkele kenmerken

Noot. Jaar = Publicatiejaar; Land = Land waar het onderzoek is uitgevoerd; % man = Percentage mannen in de totale steekproef van de studie; %

niet blank = Percentage niet blanke personen in de totale steekproef van de studie; n = Totale steekproefgrootte; #Risicofactoren = Aantal risicofactoren; N/B = Niet Beschikbaar (aantal kon niet berekend worden op basis van de gegevens uit het artikel).

Referentie Jaar Land % man % niet blank n # Risicofactoren

Bartlett & Easterbrooks (1) 2012 VS N/B 71.0 60 1

Bartlett & Easterbrooks (2) 2015 VS N/B 65.1 447 3

Bartlett, Raskin, Nearing & Easterbrooks 2014 VS 52.2 66.0 383 23

Bolger & Patterson 2001 VS 39.0 42.4 785 3

Chaffin, Kelleher & Hollenberg Christensen et al. 1996 1994 VS VS N/B N/B 58.0 N/B 7036 429 14 2 Coohey 1995 VS N/B 60.9 219 7

Cuevas, Finkelhor, Omrod & Turner 2009 VS 50.3 23.2 2030 1

Dilalla, & Crittenden 1990 VS 51.0 46.0 69 6

Dubowitz et al. 2011 VS 52.7 93.7 224 17

Ethier, Lacharite & Couture 1995 Canada 45.0 N/B 80 29

Finzi, Har-Even & Weizman 2003 Israël 61.4 N/B 73 4

Häuser, Schmutzer, Brähler & Glaesmer 2011 Duitsland 46.8 3.7 2504 10

Howes, Cicchetti, Toth & Rogosch 2000 VS N/B N/B 35 2

Irwin 2009 VS 50.8 37.8 65181 11

Kelleher, Chaffin, Hollenberg & Fischer 1994 VS N/B 62.1 418 5

Kinard 1995 VS 51.2 17.6 294 3

Lacharite, Ethier & Couture 1996 Canada 27.0 N/B 48 11

Lee 2013 VS 52.1 32.3 1089 21

Price & Glad 2002 VS N/B N/B 81 2

Williamson, Bordium & Howe (1) 1991 VS 18.0 84.0 50 6

Williamson, Borduin & Howe (2) 1991 VS 18.0 16.0 23 7

(10)

9 Inclusiecriteria

Primaire studies moesten aan een aantal inclusie- en exclusiecriteria voldoen. Zo moesten de studies betrekking hebben op slachtofferschap en niet op daderschap van verwaarlozing. Er moest binnen de studies een experimentele- en controlegroep aanwezig zijn, zodat onderscheid gemaakt kon worden tussen een verwaarloosde groep (experimentele groep) en een niet verwaarloosde groep (controlegroep). Op die manier kon het effect van een risicofactor worden berekend. Tevens moest in de studies gerapporteerd worden over

tenminste één verband tussen een aanwezige risicofactor en slachtofferschap van verwaarlozing. Hierbij moest een risicofactor voorafgaan aan slachtofferschap van verwaarlozing zodat er gesproken kan worden van een oorzaak en niet van een gevolg.

Tenslotte is het van belang om te vermelden dat alle studies die zijn geïncludeerd in de huidige meta-analyse na 1989 gepubliceerd zijn. Een belangrijke reden om alleen studies te includeren die na 1989 gepubliceerd zijn, is dat op deze manier een actueel beeld geschetst kan worden van de risicofactoren die een rol spelen bij de voorspelling van slachtofferschap van verwaarlozing.

Coderen

De studies die geïncludeerd werden in het huidige onderzoek zijn in SPSS gecodeerd. Voor het coderen van de studies is gebruik gemaakt van een codeerformulier dat gebaseerd is op het formulier van Lipsey en Wilson (2001; zie Bijlage 1). De volgende variabelen zijn gecodeerd: ‘Eigenschappen van de studie’ (zoals retrospectief of prospectief, de

steekproefgrootte en in welk land de studie is uitgevoerd), ‘Eigenschappen van de kinderen’ (zoals geslacht, leeftijd en etniciteit) en ‘Risicofactoren’ (zoals kind is een meisje, ouder is werkloos en ouder gebruikt drugs). De risicofactoren waarover gerapporteerd werd in de primaire studies zijn vervolgens onderverdeeld in verschillende risicodomeinen en tevens is voor elke factor gecodeerd of deze statisch of dynamisch was. Enkele risicodomeinen waar in dit onderzoek gebruik van is gemaakt zijn: ‘Fysieke/mentale/gedragsproblemen van het kind’, ‘Alcohol of drugsgebruik ouders’, ‘Lage SES gezin’, ‘Problematisch gezinsfunctioneren’ ‘Mishandelingsgeschiedenis ouders’, ‘Groot gezin (twee of meer kinderen)’ en ‘Kenmerken van de woonomgeving’. Het coderen van de studies is in totaal door zes verschillende studenten/werknemers van de Universiteit van Amsterdam uitgevoerd. Daarbij is toezicht gehouden door een professional op het gebied van meta-analyses. De uiteindelijke definitieve dataset die gebruikt is voor het huidige onderzoek is middels een bespreking met alle codeurs volledig gecontroleerd.

(11)

10 Berekening van effect-sizes

In dit onderzoek is gekozen voor de Pearson’s r correlatie als effect size. Met elke correlatie kon zo het effect worden uitgedrukt van een (mogelijke) risicofactor voor slachtofferschap van verwaarlozing. Een positieve correlatie betekent dat naarmate een

risicofactor meer en/of sterker aanwezig is, de kans op verwaarlozing hoger is. De factor komt dan vaker voor in de groep met verwaarloosde kinderen dan in de groep met niet

verwaarloosde kinderen. Een negatieve correlatie betekent dat een hoge mate van aanwezigheid van een (mogelijke) risicofactor samenhangt met een kleinere kans op

verwaarlozing. De factor komt dan vaker voor in de groep met niet verwaarloosde kinderen dan in de groep met verwaarloosde kinderen. Soms konden correlaties rechtstreeks uit een primaire studie worden verkregen, terwijl in andere gevallen statistische gegevens (zoals gemiddelden en standaarddeviaties, t-waarden en odds-ratio’s) werden gebruikt om een correlatie te berekenen. Voor deze berekeningen zijn formules/de calculator gebruikt van Wilson (2001).

Data-analyse

In het huidige onderzoek is voor elk risicodomein een aparte meta-analyse uitgevoerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van een multilevel meta-analytisch model met drie niveaus. Op elk niveau werd een verschillend type variantie gemodelleerd: steekproefvariantie van de effect sizes op niveau 1; variantie tussen effect sizes die uit dezelfde studie kwamen op niveau 2; en variantie tussen studies op niveau 3. Voor elk risicodomein is een gemiddeld effect berekend. Wanneer sprake was van heterogeniteit in effect sizes is gezocht naar variabelen (moderatoren) die dit effect beïnvloedden. Hierbij zijn continue moderatoren die als

moderator werden getoetst gecentreerd rond het gemiddelde. Daarnaast is voor elke categorie van een discrete (mogelijke) moderator een dummy-variabele aangemaakt.

Resultaten

In de huidige meta-analyse zijn 23 studies geïncludeerd met in totaal 203 effectgroottes. Per studie varieerde de grootte van de steekproef tussen 23 en 189055 participanten. De totale steekproef bestond uit N = 270513 participanten. Van deze participanten behoorden n = 16911 tot de verwaarloosde groep en n = 253602 tot de niet-verwaarloosde groep

participanten. De gemiddelde leeftijd van de kinderen in de gehele steekproef was 6.29 jaar (SD = 12.38). Alle geïncludeerde studies zijn gepubliceerd tussen 1990 en 2015. Deze studies zijn uitgevoerd in de VS (k = 19), Canada (k = 2), Duistsland (k = 1) en Israël (k = 1).

(12)

11 Gemiddeld Effect van Risicodomeinen

De effectgroottes zijn onderverdeeld in 22 wederzijds uitsluitende risicodomeinen. Een overzicht van de gemiddelde effectgroottes van deze risicodomeinen is weergegeven in Tabel 2. Van de 22 onderzochte risicodomeinen waren acht risicodomeinen significant. Het ging hier om de risicodomeinen ‘Kind woont niet met twee biologische ouders’ (r = .150, p = .006), ‘Lage SES gezin’ (r = .280, p = .001), ‘Laag opleidingsniveau ouders’ (r = .219, p = .010) en ‘Alcohol of drugsgebruik ouders’ (r = .279, p = .027). De risicodomeinen ‘Groot gezin (2 of meer kinderen)’ (r = .125, p = .005), ‘Fysieke/mentale problemen ouders’ (r = .293, p < .001), ‘Mishandelingsgeschiedenis ouders’ (r = .231, p = .006) en

‘Prenatale/perinatale problemen’ (r =.236, p =.007) bleken ook significant. De

overschrijdingskans van de effectgroottes van deze domeinen lag tussen de p = .001 en p = .050. Bij 14 domeinen is er geen significante gemiddelde effectgrootte gevonden. Bij vier van deze domeinen was wel een trendeffect te zien (p < .100). Het ging hier om de

risicodomeinen ‘Kind is van niet-Westerse nationaliteit’ (r =.111, p = .077),

‘Fysieke/mentale/gedragsproblemen kind’ (r = .131, p = .058), ‘Problemen in de kindertijd ouders’ (r = .163, p = .078), ‘Jonge ouder(s)’ (r =.111, p = .054) en het domein ‘Overig’ (r = .076, p = .053).

Om te kunnen bepalen voor welke risicodomeinen moderatoranalyses uitgevoerd konden worden, zijn voor elk domein twee log-likelihood-ratio-toetsen uitgevoerd om na te gaan of sprake was van significante variantie in effectgroottes. De resultaten van deze twee toetsten staan per domein weergegeven in Tabel 2. Er is hierbij gekeken naar de variantie tussen effectgroottes binnen dezelfde studie (level 2 variantie) en de variantie tussen

effectgroottes tussen studies (level 3 variantie). Hieruit is gebleken dat bij 18 risicodomeinen sprake was van een significante level 2 variantie, bij zeven risicodomeinen sprake was van een significante level 3 variantie en bij drie risicodomeinen sprake was van een trendeffect (p < .100).

(13)

12

Tabel 2

Gemiddelde Effecten van de 22 Risicodomeinen voor Slachtofferschap van Verwaarlozing

Noot. # Studies = Aantal studies; # ES = Aantal Effectgroottes; Fisher Z = Gemiddelde Fisher Z-waarde; SE = Standaard Error; CI =

Betrouwbaardheidsinterval; Sig = Significatie; Mean Z = Gemiddelde effectsize (Fisher’s Z); r = Gemiddelde Effectsize (Pearson’s Correlatie); Level 2 Variantie = Variantie tussen effectsizes binnen studies; Level 3 Variantie = Variantie tussen studies.

+

p < .10; *p < .05;**p < .01;*** p < .001

Risicodomein # Studies # ES Fisher Z (SE) 95% CI p (Sig. Mean Z) r Level 2

variantie

Level 3 variantie

(1)Kind is meisje 6 7 -0.005 (0.056) -0.141-0.131 .925 -.005 .000 .011*

(2)Kind is van niet-Westerse nationaliteit 10 12 0.111 (0.057) -0.014-0.236 .077+ .111 .034* .000

(3)Kind woont niet met twee biologische ouders 10 15 0.151 (0.047) 0.051-0.250 .006** .150 .025* .000

(4)Lage SES gezin 12 29 0.288 (0.082) 0.121-0.456 .001** .280 .011* .070+

(5)Laag opleidingsniveau ouders 9 10 0.223 (0.069) 0.067-0.379 .010* .219 .044* .000

(6)Alcohol of drugsgebruik ouders 4 6 0.287 (0.093) 0.049-0.525 .027* .279 .001** .032*

(7)Groot gezin (2> kinderen) 11 9 0.146 (0.041) 0.054-0.237 .005** .145 .012* .000

(8)Fysieke/mentale problemen ouders 7 23 0.302 (0.055) 0.188-0.416 <.001*** .293 .021* .010* (9)Fysieke/mentale/gedragsproblemen kind 9 14 0.132 (0.064) -0.005-0.269 .058+ .131 .021* .018*

(10)Problemen tussen ouders 2 4 0.361 (0.253) -0.443-1.166 .248 .346 .042* .096+

(11)Problemen in de kindertijd ouders 2 9 0.164 (0.081) -0.023-0.352 .078+ .163 .048* .000

(12)Inadequaat opvoedingsgedrag 1 5 0.027 (0.023) -0.037-0.091 .306 .027 .000 .000

(13)Ouder-kind relatieprobleem 2 3 0.336 (0.237) -0.682-1.354 .291 .324 .003** .100

(14)Problematisch gezinsfunctioneren 1 2 0.086 (0.155) -1.881-2.053 .678 .086 .017* .000

(15)Kenmerken van de woonomgeving 1 3 0.185 (0.069) -0.113-0.483 .116 .183 .014* .000

(16)Jonge ouder(s) 9 9 0.111 (0.049) -0.002-0.225 .054+ .111 .008** .008**

(17)Fysiek geweld in woonomgeving 2 3 0.467 (0.175) -0.287-1.221 .117 .436 .000 .051+

(18)Mishandelingsgeschiedenis ouders 4 12 0.235 (0.069) 0.083-0.388 .006** .231 .048* .000

(19)Kind is jonger 4 6 0.002 (0.014) -0.034-0.037 .903 .002 .000 .000

(20)Prenatale/perinatale problemen 4 8 0.241 (0.063) 0.092-0.391 .007** .236 .005** .011* (21)Ouders hebben weinig sociale steun 4 4 0.017 (0.060) -0.174-0.209 .790 .017 .006** .006**

(14)

13

Resultaten van Moderatoranalyses

Er zijn moderatoranalyses uitgevoerd om te onderzoeken of de effecten van de risicodomeinen, waarin sprake was heterogeniteit in effect sizes, beïnvloed werden door de leeftijd, het geslacht of de afkomst van het kind. Daarnaast is onderzocht welke mogelijk modererende rol ‘Onderzoeksdesign’, ‘Factortype’ en ‘Familielid’ spelen. Deze variabelen zijn alleen als moderator getoetst in de domeinen die uit minimaal 10 risicofactoren

bestonden. In totaal zijn er zeven risicodomeinen geanalyseerd, namelijk ‘Kind is van niet-Westerse nationaliteit’, ‘Kind woont niet met twee biologische ouders’, ‘Lage SES gezin’ en ‘Laag opleidingsniveau ouders’. Tevens zijn ‘Fysieke/mentale problemen ouders’,

Fysieke/mentale/gedragsproblemen kind’ en ‘Mishandelingsgeschiedenis ouders’

geanalyseerd. De resultaten van de moderatoranalyses zijn weergegeven in Tabel 3. In drie van de zeven risicodomeinen zijn significante moderatoren gevonden.

Kind is van niet-Westerse nationaliteit. In dit risicodomein is een significant modererend effect gevonden van de variabele ‘Percentage jongens’ (p = .042). Uit de resultaten bleek dat naarmate het percentage jongens in de steekproeven toenam, het effect van het risicodomein ‘Kind is van niet-Westerse nationaliteit’ ook toenam. Daarnaast is een trend gevonden voor ‘Onderzoeksdesign’ (p = .080), waarbij in prospectieve studies een hoger effect werd gevonden voor dit risicodomein (Z = 0.231) dan in retrospectieve studies (Z

= 0.021).

Fysieke/mentale problemen ouders. Binnen dit risicodomein is voor de variabele ‘Percentage jongens’ een significant modererend effect gevonden (p = .019). Naarmate het percentage jongens toenam in de steekproeven, nam het effect van het risicodomein

‘Fysieke/mentale problemen ouders’ af. Voor de variabele ‘Jonge leeftijd’ van het kind was er ook sprake van een significant modererend effect (p = .005). Wanneer het aantal jonge

kinderen in de steekproef toenam, nam het effect van het risicodomein ‘Fysieke/mentale problemen ouders’ ook toe. Binnen dit risicodomein is naast het geslacht en de leeftijd van het kind ook de variabele ‘Onderzoeksdomein’ significant gebleken (p = .004). Bij retrospectieve studies (Z = 0.470) werd een hoger effect gevonden voor dit risicodomein dan in prospectieve studies (Z = 0.245).

Fysieke/mentale/gedragsproblemen kind. Er is binnen dit risicodomein een significant modererend effect gevonden voor de variabele ‘Factortype’ (p = .023). Het gemiddelde effect van de dynamische factoren in het risicodomein

‘Fysieke/mentale/gedragsproblemen kind’ is groter gebleken (Z = 0.259) dan het gemiddelde effect van de statische factoren in dit risicodomein (Z = -0.009).

(15)

14 Binnen de risicodomeinen ‘Kind woont niet met twee biologische ouders’, ‘Lage SES gezin’, ‘Laag opleidingsniveau ouders’ en ‘Mishandelingsgeschiedenis ouders’ zijn geen significante moderatoren gevonden. Dit betekent dat het effect van deze domeinen niet

beïnvloed werd door de variabelen die onderzocht zijn als moderatoren, namelijk het geslacht, de afkomst of de leeftijd van het kind. Tevens hadden de variabelen ‘Onderzoeksdesign’, ‘Factor type’ en ‘Familielid’ binnen deze domeinen geen significante modererende rol.

(16)

15

Tabel 3

Moderatoranalyses van de risicodomeinen/risicofactoren voor slachtofferschap van verwaarlozing

#Studies #ES Intercept (95% CI)/ Mean. Fisher Z (95%CI)

B(95% CI) F(dfl,df2) p (Sig. Mean Z) r Level 2 variantie Level 3 variantie Kind is van niet-Westerse

nationaliteit

Percentage jongen 8 10 0.086(-0.045-0.217) 0.013(0.000-0.026) * F(1,8)=5.863 .042* 0.025* 0.000

Percentage niet blank 10 12 0.109(-0.040-0.258) -0.001(-0.007-0.004) F(1,10)=0.309 .591 0.019* 0.022*

Jonge leeftijd 7 8 0.081(-0.191-0.352) -0.003(-0.018-0.012) F(1,6)=0.261 .628 0.005** 0.066

Onderzoeksdesign 10 F(1,10)=3.807 .080+ 0.017* 0.009**

Retrospectief (RC) 5 7 0.021(-0.140-0.183) .021

Prospectief 5 5 0.231(0.054-0.408)* 0.210(-0.030-0.449)+ .227

Kind woont niet met twee biologische ouders

Percentage jongen 7 10 0.155(-0.005-0.315)+ 0.004(-0.009-0.018) F(1,8)=0.529 .488 0.036* 0.000

Percentage niet blank 7 10 0.142(-0.006-0.289)+ -0.002(-0.008-0.005) F(1,8)=0.358 .566 0.015* 0.013*

Jonge leeftijd 7 10 0.154(-0.009-0.318)+ -0.010(-0.045-0.026) F(1,8)=0.391 .549 0.037* 0.000 Onderzoeksdesign 10 F(1,13)=0.635 .440 0.025* 0.000 Retrospectief (RC) 6 8 0.115(-0.024-0.254)+ .114 Prospectief 4 7 0.189(0.044-0.335)* 0.074(-0.127-0.275) .187 Familielid 7 F(1,8)=1.88 .307 0.020* 0.000 Vader (RC) 6 1 -0.163(-0.771-0.446) Moeder 1 9 0.131(0.005-0.257)* 0.294(-0.328-0.915)

Lage SES gezin

Percentage jongen 10 26 0.329(0.126-0.532)** 0.008(-0.010-0.026) F(1,24)=0.870 .360 0.011* 0.085

Percentage niet blank 10 26 0.207(0.108-0.306)*** -0.003(-0.006-0.001) F(1,24)=2.038 .167 0.010* 0.016*

Jonge leeftijd 8 22 0.310(0.030-0.591)* -0.000(-0.017-0.017) F(1,20)=0.001 .980 0.010* 0.131*

Onderzoeksdesign 12 F(1,27)=1.668 .208 0.011* 0.067

(17)

16 Prospectief 5 14 0.198(-0.020-0.416)+ -0.210(-0.544-0.124) .195 Factor type 12 F(1,27)=0.241 .629 0.011* 0.071 Statisch (RC) 3 22 0.293(0.123-0.463)** .285 Dynamisch 9 3 0.249(0.012-0.486)* -0.044(-0.229-0.141) .244 Familielid 5 F(1,4)=1.362 .308 0.000 0.035* Vader (RC) 4 1 -0.035(-0.558-0.488) -.035 Moeder 1 5 0.213(-0.057-0.482)+ 0.488(-0.341-0.836) .210 Laag opleidingsniveau ouders Percentage jongen 6 7 0.246(-0.010-0.503)+ 0.007(-0.077-0.091) F(1,5)=0.045 .841 0.064 0.000

Percentage niet blank 8 8 0.230(0.064-0.395)* -0.004(-0.011-0.003) F(1,6)=1.697 .240 0.017* 0.017*

Jonge leeftijd 5 6 0.195(-0.081-0.471) -0.004(-0.143-0.134) F(1,4)=0.008 .934 0.054 0.000 Onderzoeksdesign 9 F(1,8)=0.784 .402 0.045* 0.000 Retrospectief (RC) 5 5 0.288(0.054-0.521)* .280 Prospectief 4 5 0.164(-0.057-0.386) -0.124(-0.446-0.198) .163 Familielid 7 F(1,6)=0.923 .374 0.047* 0.000 Vader (RC) 6 1 0.069(-0.468-0.606) .069 Moeder 1 7 0.296(0.083-0.508)* 0.227(-0.351-0.804) .288 Fysieke/mentale problemen ouders Percentage jongen 5 16 0.384(0.284-0.485)*** -0.020(-0.037--0.004)* F(1,14)=6.986 .019* 0.016* 0.002** Percentage niet blank 4 10 0.237(0.108-0.367)** -0.001(-0.010-0.009) F(1,8) 0.046 .836 0.030* 0.000

Jonge leeftijd 5 16 0.397(0.312-0.483)*** 0.059(0.021-0.097)** F(1,14)=11.134 .005** 0.015* 0.000 Onderzoeksdesign 7 F(1,21)=10.359 .004** 0.019* 0.000 Retrospectief (RC) 6 10 0.470(0.352-0.588) .438 Prospectief 1 13 0.245(0.160-0.330)*** -0.225(-0.371--0.080)** .240 Familielid 5 F(1,6)=0.001 .971 0.033* 0.000 Vader (RC) 4 1 0.234(-0.215-0.684) .230 Moeder 1 7 0.242(0.063-0.421)* 0.007(-0.477-0.491) .237

(18)

17 Fysieke/mentale/

gedragsproblemen kind

Percentage jongen 9 14 0.145(0.005-0.284)* -0.013(-0.033-0.006) F(1,12)=2.320 .154 0.020* 0.020*

Percentage niet blank 8 13 0.097(-0.036-0.230) 0.000(-0.006-0.006) F(1,11)=0.008 .930 0.020* 0.014*

Jonge leeftijd 7 10 0.150(-0.048-0.347) 0.031(-0.031-0.093) F(1,8)=1.352 .278 0.035* 0.021* Onderzoeksdesign 9 F(1,12)=0.065 .804 0.022* 0.022* Retrospectief (RC) 6 3 0.162(-0.115-0.439) .161 Prospectief 3 11 0.124(-0.049-0.297) -0.038(-0.364-0.288) .123 Factor type 9 F(1,12)=6.756 .023* 0.008** 0.044* Statisch (RC) 6 5 -0.009(-0.222-0.205) -.009 Dynamisch 4 9 0.259(0.067-0.451)* 0.268(0.043-0.492)* .253 Mishandelingsgeschiedenis ouders Percentage jongen 2 9 0.225(-0.128-0.578) -0.010(-0.109-0.090) F(1,7)=0.054 .824 0.079 0.019*

Percentage niet blank 3 5 0.233(0.102-0.363)* 0.036(-0.046-0.118) F(1,3)=1.916 .260 0.003** 0.000

Jonge leeftijd 3 11 0.222(0.047-0.398)* 0.013(-0.074-0.100) F(1,9)=0.117 .740 0.057 0.000

Onderzoeksdesign 4 F(1,10)=0.005 .944 0.055 0.000

Retrospectief (RC) 2 9 0.233(0.043-0.422)* .229

Prospectief 2 3 0.245(-0.075-0.565) 0.012(-0.360-0.384) .240

Noot. # Studies = Aantal studies; # ES = Aantal Effectgroottes; Fisher Z = Gemiddelde Fisher Z-waarde; CI = Betrouwbaardheidsinterval; Sig. =

Significantie; Mean Z = Gemiddelde Effectsize (Fisher’s Z); r = Gemiddelde Effectsize (Pearson’s Correlatie); Level 2 Variantie = Variantie tussen effectsizes binnen studies; Level 3 Variantie = Variantie tussen studies.

+

(19)

18 Discussie

Het doel van de huidige meta-analyse was om meer kennis te vergaren over de etiologie van verwaarlozing. Meer specifiek is onderzocht welke risicodomeinen een rol spelen in het voorspellen van slachtofferschap van verwaarlozing. Kennis over

risicodomeinen is van groot belang voor de inrichting van risicotaxatie-instrumenten, behoeftetaxatie-instrumenten en het verbeteren en ontwikkelingen van (preventieve)

interventies. Op deze manier kunnen interventies passender en eerder worden ingezet. Dit kan de kans op (herhaling van) slachtofferschap van verwaarlozing verkleinen.

In de huidige meta-analyse is voor 22 risicodomeinen de grootte van het effect onderzocht. Uit de resultaten bleken acht risicodomeinen significant. Deze risicodomeinen waren ‘Kind woont niet met twee biologische ouders’ (r = .150, p = .006), ‘Lage SES gezin’ (r = .280, p = .001), ‘Laag opleidingsniveau ouders’ (r = .219, p = .010), ‘Alcohol of

drugsgebruik ouders’ (r = .279, p = .027), ‘Groot gezin (2 of meer kinderen)’ (r = .125, p =

.005), ‘Fysieke/mentale problemen ouders’ (r = .293, p < .001), ‘Mishandelingsgeschiedenis

ouders’ (r = .231, p = .006) en ‘Prenatale/perinatale problemen’ (r =.236, p =.007). Een significant positief effect betekent dat elk van deze domeinen een risico vormt voor

slachtofferschap van verwaarlozing. Volgens criteria van de Pearson’s r correlatie wordt er bij een score tussen de .10 en .20 gesproken van een klein effect, bij een score tussen .20 en .30 van een middelgroot effect en bij een score groter of gelijk aan .30 van een groot effect (Cohen, 1992). Uit de resultaten van de huidige meta-analyse bleken ‘Fysieke/mentale problemen ouders’, ‘Lage SES gezin’ en ‘Alcohol of drugsgebruik ouders’ de grootste voorspellers te zijn voor slachtofferschap van verwaarlozing. Daarbij ging het bij alle drie de risicodomeinen om een middelgroot effect.

Uit de meta-analyse van Stith et al. (2009) is, net als in de huidige meta-analyse, gebleken dat ouderfactoren sterke voorspellers voor slachtofferschap van verwaarlozing zijn. De drie sterkste voorspellers in de meta-analyse van Stith et al. (2009) zijn ‘Negatieve Ouder-kind relatie’, ‘Ouder ziet Ouder-kind als probleem’ en ‘Ouderlijke stress.’ In de huidige meta-analyse is het risicodomein ‘Ouder-kind relatie’ wel onderzocht, maar er waren slechts twee studies geïncludeerd waaruit drie effectgroottes gehaald konden worden. In verband met deze minimale gegevens konden hier geen conclusies uit getrokken worden. Overigens werd ‘Ouderlijke stress’ in de huidige studie geschaard onder het risicodomein ‘Fysieke/mentale problemen ouders’, wat een significant risicodomein bleek te zijn. Opvallend is dat uit de huidige meta-analyse naar voren komt dat ‘Alcohol of drugsgebruik ouders’ een sterke voorspeller is, maar dat dit risicodomein niet onderzocht is in de meta-analyse van Stith et al.

(20)

19 (2009). Uit verschillende onderzoeken blijkt immers dat middelengebruik één van de grootste bedreigingen is voor de ontwikkeling van kinderen en leidt tot verwaarlozing en/of

mishandeling (Adriaenssens, 1998; Van Der Plasschen, Autrique & De Wilde, 1998). Er kan uit de resultaten van de meta-analyse van Stith et al. (2009) en de huidige meta-analyse geconcludeerd worden dat ouderfactoren de grootste rol spelen in het voorspellen van slachtofferschap van verwaarlozing.

De resultaten van de huidige meta-analyse sluiten ook aan bij de ecologische visie van Bronfenbrenner (1979). Volgens Bronfenbrenner (1979) staat het microsysteem het dichtste bij het kind en oefent dit de sterkste invloed uit op de ontwikkeling. Ouders behoren tot dit systeem en ouderfactoren zullen daarom de kans op slachtofferschap van verwaarlozing beïnvloeden. Ook zijn er overeenkomsten met het procesmodel van Belsky (1984). Belsky omschrijft in dit model dat de aanwezigheid van risico- en beschermende factoren een rol spelen in het voorspellen van slachtofferschap van kindermishandeling. In dit model wordt er vanuit gegaan dat het opvoedkundig handelen wordt beïnvloed door ouderfactoren. Dit komt overeen met de resultaten van de huidige meta-analyse. Prinzie, Dekovic en Reitz (2008) voegen hier nog aan toe dat persoonlijkheidskenmerken van de ouder de grootste invloed uitoefenen op de ontwikkeling van het kind. Ook uit de onderzoeken van Wenselaar (2015) en Van Rooijen, Bartelink en Berg (2013) is gebleken dat persoonlijkheidsproblematiek van een ouder grote invloed heeft op de opvoeding van een kind. De kans op verwaarlozing neemt toe indien de ouder problemen ervaart in het psychisch functioneren. Hierop aansluitend blijkt uit de huidige meta-analyse dat de fysieke/mentale problemen van ouders de grootste voorspeller is voor slachtofferschap van verwaarlozing.

Nadat onderzocht werd welke risicodomeinen een significant effect hebben op slachtofferschap van verwaarlozing, is gekeken welke variabelen een modererend effect hebben op deze risicodomeinen. Daaruit is gebleken dat voor het risicodomein ‘Kind is van niet-Westerse nationaliteit’ een toenemend percentage jongens het effect van dit risicodomein versterkt. Opvallend is dat bij het risicodomein ‘Fysieke/mentale problemen ouders’ het percentage jongens juist zorgt voor een afname van het effect van dit risicodomein. In dit geval neemt het effect toe wanneer het kind een meisje is. Hieruit blijkt dat het effect voor sommige risicodomeinen niet hetzelfde is voor jongens als voor meisjes. Het is daarom van belang dat in risico- en behoeftetaxatie rekening wordt gehouden met het geslacht van het kind. Bij jongens moeten sommige effecten van risicodomeinen anders worden gewogen dan bij meisjes.

(21)

20 Bij het risicodomein ‘Fysieke/mentale problemen ouders’ is naast het percentage jongens ook een modererend effect gevonden voor de leeftijd van het kind. Wanneer er fysieke en/of mentale problemen zijn bij ouders, vormt dit een risico voor het ontstaan van verwaarlozing. Dit effect wordt versterkt naarmate het kind jonger is. Dit zou verklaard kunnen worden doordat een kind een relatief lange periode van hulpeloosheid kent (Juffer, 1993). Tijdens deze periode zijn kinderen voor hun verzorging en bescherming volledig aangewezen op anderen (Juffer, 1993). Ouders met fysieke/mentale problemen zijn wellicht minder beschikbaar, of niet in staat om deze verzorging te kunnen bieden, met name aan (zeer) jonge kinderen. Daarnaast is fysiek contact tussen ouder en kind en sensitieve

responsiviteit van de ouder van belang voor het vormen van een veilige gehechtheidsrelatie (Bowlby, 1982). Ouders met fysieke en/of mentale problemen zijn wellicht minder

beschikbaar waardoor een grotere kans bestaat dat het kind zich onveilig hecht. Een onveilige hechting beïnvloedt het gedrag van het kind en de relaties in de rest van zijn of haar leven (De Praktijk, 2003). Juist daarom is het van belang dat de signalen van verwaarlozing zo vroeg mogelijk worden herkend zodat passende interventies ingezet kunnen worden. Net als bij de variabele geslacht blijkt ook hier dat de effecten van sommige risicodomeinen niet hetzelfde zijn voor alle leeftijden van een kind. In risico- en behoeftetaxatie zou dan ook rekening gehouden moeten worden met de leeftijd van het kind. Sommige effecten van risicodomeinen moeten anders worden gewogen bij jongere kinderen dan bij oudere kinderen.

Bij het risicodomein ‘Fysiek/mentale/gedragsproblemen kind’ is er een modererend effect gevonden voor de variabele ‘Factortype’. Dit houdt in dat het effect van dynamische factoren in dit risicodomein groter is dan het effect van statische factoren in dit domein. Dynamische factoren zijn factoren die veranderbaar zijn en daardoor van belang voor preventie en behandeling (Van Der Put et al., 2011).

Opvallend is dat ‘Percentage blank’ bij geen van de onderzochte risicodomeinen naar voren komt als moderator, terwijl ‘Kind is van niet-Westerse nationaliteit’ wel een op zichzelf staand risicodomein is. Dit zou betekenen dat er een risico op verwaarlozing is wanneer het kind van niet-Westerse afkomst is, maar dat etniciteit bij andere risicodomeinen wellicht geen rol speelt. Bij risico- en behoeftetaxatie zou dan ook rekening gehouden moeten worden met kinderen met een niet-Westerse nationaliteit als risicodomein voor verwaarlozing. Echter hoeft bij de risico- en behoefte taxatie van andere risicodomeinen in mindere mate rekening te worden gehouden met etniciteit. Het effect van deze risicodomeinen is namelijk hetzelfde voor kinderen met verschillende nationaliteiten en hoeven daarom ook niet anders gewogen te worden per nationaliteit.

(22)

21 Ook is gebleken dat effecten van risicodomeinen die te maken hebben met

ouderkenmerken niet beïnvloed worden door type ouder (moeder/vader). Dit past bij het huidige beeld van de rol die vaders spelen in de opvoeding van kinderen. Volgens Dekovic en Rispens (1998) is lange tijd in onderzoeken vooral gekeken naar het opvoedingsgedrag van moeders en wordt pas sinds de laatste jaren meer belang gehecht aan de vaderrol. Uit recente onderzoeken blijkt dat de verschillen tussen vaders en moeders qua opvoeding niet zo groot zijn. Dit geldt eveneens voor de bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen (Dekovic & Rispens, 1998).Vaders lijken, net als moeders, een minstens zo belangrijke beschermende rol te spelen tegen verwaarlozing. Los daarvan is een vader, net als een moeder, op dezelfde manier verantwoordelijk voor een goed opvoedklimaat van een kind.

Het huidige onderzoek bevatte een aantal tekortkomingen. Eén van die

tekortkomingen was dat in de primaire studies geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende vormen van verwaarlozing, zoals fysieke-, medische-, emotionele- en educatieve verwaarlozing. Als gevolg daarvan kon er in de analyses van de huidige meta-analyse ook geen onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende vormen van

verwaarlozing. Het gevolg hiervan is dat niet duidelijk is op welke vorm van verwaarlozing het gevonden risicodomein het meeste effect heeft. Wanneer er wel een verband gelegd zou kunnen worden tussen een risicodomein en een specifieke vorm van verwaarlozing, zou een interventie hier beter op aan kunnen sluiten. Daarnaast zijn in de huidige meta-analyse relatief weinig studies geïncludeerd. Dit kan komen doordat verwaarlozing tot op heden een

miskende vorm van kindermishandeling is, waar beperkt onderzoek naar is gedaan

(Adriaenssens, 1998). Een andere reden voor het lage aantal primaire studies zou kunnen zijn dat voor het huidige onderzoek maar beperkte tijd en financiële middelen beschikbaar waren voor het zoeken naar studies en het coderen daarvan. Wellicht was de gebruikte dataset van de huidige meta-analyse daardoor niet volledig en zijn geschikte en beschikbare studies niet geïncludeerd. De consequentie van deze tekortkoming is dat de resultaten van de huidige meta-analyse wellicht geen volledig beeld geven van de risicodomeinen voor slachtofferschap van verwaarlozing.

Daarnaast voldeden veel van de gevonden studies niet aan de inclusiecriteria van deze meta-analyse waardoor deze niet gebruikt konden worden. Zo werd in veel onderzoeken geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van kindermishandeling.

Verwaarlozing, fysieke mishandeling en seksuele mishandeling werden dan vaak als geheel onderzocht waardoor het niet duidelijk was op welke vorm van mishandeling de gevonden risicofactor betrekking had. Tevens werd er niet in alle gevonden studies gebruik gemaakt van

(23)

22 een controlegroep, er was dan geen niet-verwaarloosde groep aanwezig. De gerapporteerde relatie tussen een risicofactor en het plaatsvinden van verwaarlozing kon dan niet

toegeschreven worden aan een risicofactor. Een andere reden waardoor enkele gevonden studies niet geïncludeerd konden worden was dat deze studies niet de juiste data bevatten om de Cohen’s d of de correlatie te berekenen. Tevens konden niet alle risicofactoren uit de primaire studies meegenomen worden omdat het niet altijd duidelijk was of de risicofactor al aanwezig was voor dat de verwaarlozing plaatsvond of dat deze was ontstaan als gevolg van de verwaarlozing. Een laatste tekortkoming is dat er in de primaire studies geen gebruik werd gemaakt van een experimentele onderzoeksopzet. De reden hiervan is dat het zowel ethisch als praktisch gezien niet mogelijk is om op het gebied van verwaarlozing experimenteel onderzoek te doen. Het gevolg hiervan is dat op basis van de resultaten van huidige meta-analyse geen uitspraken gedaan kunnen worden over de causaliteit van de gevonden relaties.

Uit de resultaten van de huidige meta-analyse kan geconcludeerd worden dat het voor risico- en behoeftetaxatie van belang is om rekening te houden met risicodomeinen die betrekking hebben op ouderfactoren en gezinsfactoren. Aangezien er nu meer kennis is over de specifieke risicodomeinen die slachtofferschap van verwaarlozing kunnen voorspellen zal dit hopelijk leiden tot vroege signalering van verwaarlozing. Met name wanneer sprake is van ouders met fysieke/mentale problemen, alcohol of drugsgebruik of indien sprake is van een lage sociaal economische status van het gezin zullen professionals en/of de omgeving van het gezin extra alert moeten zijn. Kennis over de risicodomeinen is tevens van belang voor het verbeteren en ontwikkelen van (preventieve) interventies op ouder- en gezinsniveau. Echter is er sprake van een wisselwerking tussen verschillende systemen waarbij kindfactoren, zoals leeftijd en geslacht, een belangrijke rol spelen. Het is daarom van belang om ook kindfactoren mee te nemen in het ontwikkelen van instrumenten voor risico- en behoeftetaxatie. Op deze manier ontstaat de hoop dat de kans op slachtofferschap van verwaarlozing afneemt en dat eventuele gevolgen van verwaarlozing verminderen.

Ondanks dat middels de huidige meta-analyse meer kennis is verkregen over effecten van risicodomeinen voor verwaarlozing, zouden bepaalde risicodomeinen beter onderzocht kunnen worden. Tot op heden hebben studies zich vaak gericht op de directe systemen waar kinderen mee in aanraking komen. Dit sluit aan bij de ecologische visie van Bronfenbrenner (1979) en het procesmodel van Belsky (1984) waar de nadruk ligt op het microsysteem omdat dit volgens hen de sterkste invloed uitoefent op de ontwikkeling van het kind. Wellicht dat vervolgonderzoek, gericht op systemen die verder af staan van het kind, kan leiden tot nieuwe inzichten die op hun beurt het microsysteem kunnen beïnvloeden. Daarnaast is er ook binnen

(24)

23 het microsysteem meer onderzoek mogelijk. Vervolgonderzoek zou zich bijvoorbeeld kunnen richten op het risicodomein ‘Ouder kind relatie problemen’. Uit de resultaten van Stith et al. (2009) komt naar voren dat dit domein de grootste voorspellen is. In de huidige meta-analyse is hier echter te weinig over bekend om hier conclusies aan te verbinden. Ook de domeinen ‘Problematisch gezinsfunctioneren’ en ‘Fysiek geweld in woonomgeving’ bevatte te weinig effect sizes om hier uitspraken over te kunnen doen. Vervolgonderzoek zou zich mogelijk ook kunnen richten op de verschillende vormen van verwaarlozing. Door hier onderzoek naar te doen kunnen bepaalde risicodomeinen specifiek in verband worden gebracht met de

verschillende vormen van verwaarlozing. Nieuwe kennis hierover kan leiden tot het ontwikkelen en inzetten van passende (preventieve) interventies.

Geconcludeerd kan worden dat de resultaten van de huidige meta-analyse een duidelijk beeld geven van de risicodomeinen die een rol spelen bij het ontwikkelen en verbeteren van risico- en behoeftetaxatie instrumenten en (preventieve) interventies.

(25)

24 Referenties

Adriaenssens, P. (1998). Verwaarlozing. In Handboek. Kind & Adolescent. (pp. 752-760). Bohn Stafleu van Loghum: Houten.

Andrews, D. A., & Bonta, J. (1994). The psychology of criminal conduct. Cincinnati, OH: Anderson. Taylor & Fransis Inc.

Andrews, D. A., Bonta, J., & Wormith, J. S. (2011). The risk-need-responsivity (RNR) model: Does adding the good lives model contribute to effective crime prevention?

Criminal Justice and Behavior, 38(7), 735-755. doi: 10.1177/0093854811406356.

*Bartlett, J. D., & Easterbrooks, M. A. (2012). Links between physical abuse in childhood and child neglect among adolescent mothers. Children and youth services review, 34, 2164-2169. doi: 10.1016/j.childyouth.2012.07.011.

*Bartlett, J. D., & Easterbrooks, M. A. (2015). The moderating effect of relationships on intergenerational risk for infant neglect by young mothers. Child abuse & neglect, 45, 21-34. doi: 10.1016/j.chiabu.2015.02.018.

*Bartlett, J. D., Raskin, M., Kotake, C., Nearing, K. D. & Easterbrooks, M. A. (2014). An ecological analysis of infant neglect by adolescent mothers. Child Abuse & Neglect,

38(4), 723-734. doi: 10.1016/j.chiabu.2013.11.011.

*Bolger, K. E., & Patterson, C. J. (2001). Pathways from child maltreatment to internalizing problems: Perceptions of control as mediators and moderators. Development and

Psychopathology, 13, 913-940. doi: 10.1017/S0954579400005812.

Bonta, J., & Andrews, D. A. (2007). Risk-need-responsivity model for offender assessment and rehabilitation. Rehabilitation, 6(1), 1-22.

Bowlby, J. (1982). Attachment and loss: Retrospect and prospect. American journal of

Orthopsychiatry, 52(4), 664. doi: 10.1111/j.1939-0025.1982.tb01456.x.

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Brown, J., Cohen, P., Johnson, J. G., & Smailes, E. M. (1999). Childhood abuse and neglect: specificity of effects on adolescent and young adult depression and

suicidality. Journal of the American Academy of Child & Adolescent

Psychiatry, 38(12), 1490-1496. doi: 10.1097/00004583-199912000-00009. *Chaffin, M., Kelleher, K., & Hollenberg, J. (1996). Onset of physical abuse and neglect:

Psychiatric, substance abuse, and social risk factors from prospective community data. Child abuse & neglect, 20, 191-203. doi: 10.1016/S0145-2134(95)00144-1.

(26)

25 *Christensen, M. J., Brayden, R. M., Dietrich, M. S., McLaughlin, F. J., Sherrod, K. B., &

Altemeier, W. A. (1994). The prospective assessment of self-concept in neglectful and physically abusive low income mothers. Child Abuse & Neglect, 18, 225-232. doi: 10.1016/0145-2134(94)90107-4.

Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159. doi: 10.1037/0033- 2909.112.1.155.

*Coohey, C. (1996). Child maltreatment: Testing the social isolation hypothesis. Child Abuse

& Neglect, 20(3), 241-254. doi: 10.1016/S0145-2134(95)00143-3.

Cottle, C. C., Lee, R. J., & Heilbrun, K. (2001). The prediction of criminal recidivism in juveniles: a meta-analysis. Criminal Justice and Behavior, 28, 367-394. doi: 10.1177/0093854801028003005.

*Cuevas, C. A., Finkelhor, D., Ormrod, R., & Turner, H. (2009). Psychiatric diagnosis as a risk marker for victimization in a national sample of Children. Journal of

Interpersonal Violence, 24, 636-652. doi: 10.1177/0886260508317197.

Dekovic, M., & Rispens, J. (1998). Vaders. Vaders en de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Kind en adolescent, 19(1), 39. doi: 10.1007/BF03060680.

DE PRAKTIJK, I. N. (2003). Huisarts en kindermishandeling: Gezamenlijk te lijf. Huisarts

en Wetenschap, 46, 785-787. doi: 10.1007/BF03083524.

*DiLalla, D. L., & Crittenden, P. M. (1990). Dimensions of maltreated children's home behavior: A factor analytic approach. Infant Behavior and Development, 13, 439-460. doi: 10.1016/0163-6383(90)90015-Z.

Donkers, A. (2003). Gezinsklimaat beïnvloedt kindgedrag. Gedrag begrijpen. Cahiers

Speciale Onderwijszorg, 5(5), 53-61. Antwerpen: Garant.

*Dubowitz, H., Kim, J., Black, M. M., Weisbart, C., Semiatin, J., & Magder, L. S. (2011). Identifying children at high risk for a child maltreatment report. Child abuse &

neglect, 35, 96-104. doi: 10.1016/j.chiabu.2010.09.003.

Eigsti, I. M., & Cicchetti, D. (2004). The impact of child maltreatment on expressive syntax at 60 months. Developmental Science, 7(1), 88-102. doi:

10.1111/j.1467-7687.2004.00325.x.

*Ethier, L. S., Lacharité, C., & Couture, G. (1995). Childhood adversity, parental stress, and depression of negligent mothers. Child Abuse & Neglect, 19, 619-632. doi:

(27)

26

Famularo, R., Kinscherff, R., & Fenton, T. (1992). Psychiatric diagnoses of maltreated children: preliminary findings. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 31(5), 863-867. doi: 10.1097/00004583-199209000-00013. *Finzi, R., Har-Even, D., & Weizman, A. (2003). Comparison of ego defences among

physically abused children, neglected, and non-maltreated children. Comprehensive

Psychiatry, 44, 388-395. doi: 10.1016/S0010-440X(03)00106-8.

*Häuser, W., Schmutzer, G., Brähler, E., & Glaesmer, H. (2011). Maltreatment in childhood and adolescence. Deutsches Ärzteblatt international, 108, 287-294. doi:

10.3238/arztebl.2011.0287.

*Howes, P. W., Cicchetti, D., Toth, S. L., & Rogosch, F. A. (2000). Affective, organizational, and relational characteristics of maltreating families: A system’s perspective. Journal

of Family Psychology, 14, 95. doi: 10.1037//0893-3200.14.1.95.

Huisman, J., Flapper, B. C. T., Kalverdijk, L. J., L’Hoir, M. P. L., & Van Weel, E. A. F. (2010). Gedragsproblemen bij kinderen (pp. 129-131). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

*Irwin, M. E. M. (2009). The impact of race and neighbourhood on child maltreatment: A

multi-level discrete time hazard analysis (Doctoral dissertation, Case Western Reserve

University). Geraadpleegd op

https://etd.ohiolink.edu/!etd.send_file?accession=case1246634898&disposition=inline.

Juffer, F. (1993). Kinderen, ouders en primaire gehechtheid. Gezin, tijdschrift voor primaire

leefvormen, 5(4), 226-240.

*Kelleher, K., Chaffin, M., Hollenberg, J., & Fischer, E. (1994). Alcohol and drug disorders among physically abusive and neglectful parents in a community-based sample.

American Journal of Public Health, 84, 1586-1590. doi: 10.2105/AJPH.84.10.1586.

*Kinard, E. M. (1995). Perceived social support and competence in abused children: A longitudinal perspective. Journal of Family Violence, 10, 73-98. doi:

10.1007/BF02110538.

Kwee, G., Schaafsma, G., & Hildebrand, M. (2009). Gestructureerde risicotaxatie en Schemagerichte therapie in de forensische psychiatrie. Tijdschrift voor

Psychotherapie, 35(4), 242-261. doi: 10.1007/BF03080503.

*Lacharité, C., Ethier, L., & Couture, G. (1996). The influence of partners on parental stress of neglectful mothers. Child Abuse Review, 5, 18-33. doi: 10.1002/(SICI)1099-0852(199603).

(28)

27

Landsmeer-Beker, E. A., van Voorst Vader-Boon, N. D., & van de Putte, E. M. (2013). Lichamelijke verwaarlozing. In Medisch handboek kindermishandeling (pp. 227-236). Bohn Stafleu van Loghum: Houten.

*Lee, S. J. (2013). Paternal and household characteristics associated with child neglect and child protective services involvement. Journal of Social Service Research, 39(2), 171- 187. doi: 10.1080/01488376.2012.744618.

Leeb, R. T. (2008). Child maltreatment surveillance: Uniform definitions for public health

and recommended data elements. Centers for Disease Control and Prevention,

National Center for Injury Prevention and Control.

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical meta-analysis. Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

Lukkassen, I. M. A. (2013). Verwaarlozing. In Medisch handboek kindermishandeling (pp. 223-226). Bohn Stafleu van Loghum: Houten.

Maughan, A., & Cicchetti, D. (2002). Impact of child maltreatment and interadult violence on children’s emotion regulation abilities and socioemotional adjustment. Child

development, 73(5), 1525-1542. doi: 10.1111/1467-8624.00488.

Mulder, T. (2014). Risk factors for child abuse and neglect: A meta-analytic review (Master thesis). Geraadpleegd op: http://www.scriptiesonline.uba.uva.nl/cgi/b/bib/bib.

idx?type=simple;lang=nl;c=uvascript;sid=a0998bed7edb123a8b0dae5df247e57a;rgn1 =entire%20record;q1=tim%20mulder;Submit.x=0;Submit.y=0;sort=publicationyear;cc =uvascript;view=reslist;fmt=long;page=reslist;start=1;size=1.

Muller, N., Ten Kate, C., & Eurelings-Bontekoe, L. (2009). 5 Internaliserende problematiek in de kindertijd als risicofactor voor de ontwikkeling van persoonlijkheidspathologie op latere leeftijd. In Handboek persoonlijkheidspathologie (pp. 63-72). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Mutsaers, K. (2008). Wat werkt bij de aanpak van kindermishandeling. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

*Price, J. M., & Glad, K. (2003). Hostile attributional tendencies in maltreated children.

Journal of Abnormal Child Psychology, 31, 329-343. doi: 10.1023/A:1023237731683. Prinzie, P. (2008). Ouderlijke persoonlijkheid, opvoeding en probleemgedrag. Kind en

Adolescent, 29(1), 4-16. doi: 10.1007/BF03076734.

Stith, S. M., Liu, T., Davies, L. C., Boykin, E. L., Alder, M. C., Harris, J. M., ... & Dees, J. E. M. E. G. (2009). Risk factors in child maltreatment: A meta-analytic review of the literature. Aggression and violent behavior, 14, 13-29. doi: 10.1016/j.avb.2006.03.006.

(29)

28

Stoltenborgh, M., Bakermans-Kranenburg, M. J., & van IJzendoorn, M. H. (2013). The neglect of child neglect: a meta-analytic review of the prevalence of neglect. Social

psychiatry and psychiatric epidemiology, 48(3), 345-355. doi:

10.1007/s00127-0120549-y.

Tyler, S., Allison, K., & Winsler, A. (2006). Child neglect: Developmental

consequences, intervention, and policy implications. In Child and Youth Care

Forum, 35(1), 1-20. doi: 10.1007/s10566-005-9000-9.

Van Der Plasschen, W., Autrique, A., & De Wilde, J. (1998). Drugverslaafde ouders.

In Handboek. Kind & Adolescent. (pp. 657-664). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van Der Put, C. E., Deković, M., Stams, G. J. J., Hoeve, M., & Van Der Laan, P. H. (2012).

Het belang van vroegtijdig ingrijpen bij jeugdcriminaliteit. Kind & Adolescent, 33(1), 2-20. doi: 10.1007/s12453-012-0001-9.

Van Der Put, C., Spanjaard, H., Van Domburgh, L., Doreleijrers, T., Lodewijks, H., Ferwerda, H., Bolt, R., & Stams, G. J. J. (2011). Ontwikkeling van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ). Kind & Adolescent, 10, 76-83. doi: 10.1007/s12454-011- 0021-2.

Van De Putte, E. M., Sittig, E. R., Ten Berge, I. J., Vogtländer, L. M., & Landsmeer-Beker, E. A. (2013). Veiligheidstaxatie en interventie. In Medisch handboek

kindermishandeling (pp. 415-428). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van Rooijen, K., Bartelink, C., & Berg, T. (2013). Risicofactoren en beschermende

factoren voor kindermishandeling. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut.

Veltman, M. W., & Browne, K. D. (2001). Three decades of child maltreatment research Implications for the School Years. Trauma, Violence, & Abuse, 2(3), 215-239. doi: 10.1177/1524838001002003002.

Wenselaar, L. (2015). Persoonlijkheidsproblematiek bij ouder. In Integrale hulpverlening aan

ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen (pp. 47-50).

Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

*Williamson, J. M., Borduin, C. M., & Howe, B. A. (1991). The ecology of adolescent maltreatment: A multilevel examination of adolescent physical abuse, sexual abuse, and neglect. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 59, 449. doi:

10.1037/0022-006X.59.3.449.

Wilson, D. B. (2001). Practical meta-analysis effect size calculator. Geraadpleegd op: http://www. campbellcollaboration. org/escalc/html/EffectSizeCalculator-SMD1.

(30)

29 *Wu, M. F., Lu, T. H., Lin, C. J., & Feng, J. Y. (2015). Risk factors and physical signs of

child abuse in hospitalized children in Taiwan. Children and Youth Services

(31)

30 Bijlagen

Bijlage 1

Codeerschema

Abuse type 0: Neglect, not further specified

1: Physical neglect 2: Emotional neglect 3: Medical neglect 4: Educational neglect 5: Physical abuse 6: Emotional abuse Gender 1: Both 2: Vrouwen alleen 3: Mannen alleen Country 1: USA 2: Canada 3: Europe

4: Australia/ New Zealand 5: Other (specify)

Study design 0: Retrospective

1: Prospective

Domain 1: Child being female (neglect)

2: Child being non-Caucasian

3: Child is not living with two biological parents

4: Prior or concurrent forms of child abuse 5: Low SES

6: Low parental education 7: Parental alcohol/drug use

8: Large family size (2 or more children) 9: Parental mental/physical problems 10: Child mental/physical/behavioural problems

11: Child’s school-related problems 12: Interparental problems (e.g., marital

(32)

31 conflict)

13: Parental history of problems (e.g., being abused, being delinquent)

14: Inadequate parenting behaviour. 15: Parent-child relationship problems 16: Problematic family functioning

17: Unhealthy attitudes, values & beliefs of parents

18: Religious involvement of the family 19: Community-related factors

20: Child/parents has immigration status 21: Child experienced a period of living away from family (e.g., out-of-home placement, resided in institution) 22: Child’s substance use

23: Problems in child’s social relationships 24: Parental age factors (young or old father/mother)

27: Physical violence in the home environment

29: Parental history of abuse

30: Parental history of antisocial behaviour/ criminal offending

31: Child being younger

32: Child being male (physical) 99: Other

Factortype 0: Statisch

1: Dynamisch

Family member 2: Father(figure)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat risicofactoren zullen variëren voor verschillende typen delicten, worden de risicofactoren voor herhaald slachtofferschap na de volgende typen apart behandeld:

Risicofacto- ren voor herhaald slachtofferschap onder mensen met een publieke taak zijn mogelijk ver- schillend van andere populaties, omdat deze mensen door hun

Deze bevindingen duiden er mogelijk op dat daders van digitale criminaliteit (van bedreiging en/of het verspreiden van virussen) met vergelding te maken kunnen krijgen en daardoor

Op basis hiervan kan verwacht worden dat in wat voor stemming de consument verkeert – positief of negatief – dit weinig tot geen effect zal hebben op de attitude die de

De convergentie van deze twee drijfveren vergt een innovatieve manier van handelen waarin het optreden van decentrale overheden een belangrijke factor is voor het succes van

Although formula-scoring method tests are not fre- quently used, except for progress tests in medicine, it gives students the opportunity to acknowledge that they do not know

Er kunnen risicofactoren in uw organisatie aanwezig zijn die niet in de lijsten worden genoemd.. Op welke wijze u de lijsten ook gebruikt: het is belangrijk na te gaan of