• No results found

Algemene taalkennis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Algemene taalkennis"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU

UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2012

VAK : NEDERLANDS – ALGEMENE TAALKENNIS

DATUM: DINSDAG 10 JULI 2012 TIJD : 09.30 – 10.25 UUR

DEZE TAAK BESTAAT UIT 40 ITEMS.

---1

I Aan degene die alles fout had, gaven we een troostprijs.

II Degene die alles fout had, kreeg een troostprijs.

Welke bewering is juist?

A In zin I is “Aan … had” een voorzetsel- voorwerpszin

B In zin I is “Aan … had” een meewerkend- voorwerpszin

C In zin I is “Degene … had” een lijdend- voorwerpszin

D In zin I is “Degene … had” een gezegdezin

2

Het bronzen monument moet beter verzorgd worden.

Het woord "bronzen" is een ...

A bijwoord. B werkwoord.

C stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

D voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.

3

Op welk vetgedrukt woord moet er een trema geplaatst worden?

De geuniformeerde caissiere, keek

geagiteerd naar de dronken mecanicien.

A geüniformeerde B caissiëre C geägiteerd D mecaniciën 4 Hij is oliedom.

Welk eufemisme (verzachtende uitdrukking) past bij deze uitdrukking?

A Hij is erg aangeschoten. B Hij is niet wel bij zijn hoofd. C Hij heeft moeite met leren. D Hij is verschrikkelijk dom.

5

Wat moet op de plaats van de puntjes staan? Een aquarel is …

A een blauwe wasbak. B een glazen waterbak. C een waterleidingsysteem. D een waterverfschilderij.

(2)

Hieronder volgen drie samengestelde zinnen. I Carl deed ook mee aan de loterij maar Sandra heeft de hoofdprijs gewonnen. II Kan je mij beloven dat je voortaan op tijd naar school zal vertrekken?

III Vorig jaar stegen de prijzen en dat kwam door de wereldwijde economische crisis. Welke bewering is juist?

A In zin I, II en III is er nevenschikking. B In zin I, II en III is er onderschikking. C In zin I en III is er nevenschikking. D In zin II en III is er onderschikking.

7

Welke meervoudsvorm is niet goed gespeld? A stenograaf – stenografen

B loopgraaf – loopgrafen

C biograaf – biografen D choreograaf – choreografen

8

Elke ochtend zit hij met zijn moeder aan tafel een kop koffie te drinken.

De woordgroep “ met zijn moeder” is … A deel van het onderwerp.

B deel van het naamwoordelijk gezegde. C een lijdend voorwerp.

D een bijwoordelijke bepaling.

9

Welk woord is juist gespeld?

10

Welk woord heeft twee meervoudsvormen? A truck

B porie C medium D mail

11

Drie spreekwoorden betekenen hetzelfde Welk spreekwoord betekent iets anders? A Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. B Samen uit, samen thuis.

C Oost, west, thuis best. D Eigen haard is goud waard.

12

Haar vader is ooit ook een bekwame directeur geweest.

Hoe heet het vetgedrukte zinsdeel? A lijdend voorwerp

B naamwoordelijk gezegde

C naamwoordelijk deel van het gezegde D onderwerp

13

Om meer mensen aan werk te helpen, kunnen we niet terug naar de periode toen er nog alleen handenarbeid werd verricht.

De uitdrukking die hierbij past, is : We kunnen de klok niet ...

(3)

Het was vervelend dat ik in mijn vakantie

kiespijn kreeg.

Welk van de vier vetgedrukte woorden is taalkundig goed benoemd?

A het: bepaald lidwoord B was: zelfstandig werkwoord C vervelend: bijvoeglijk naamwoord D dat: betrekkelijk voornaamwoord

15

In welke zin komt een pleonasme voor? A In bikkelharde rotswanden kun je niet graveren.

B Ik kreeg een splinternieuwe fiets van mijn vader.

C Dit wereldberoemd verhaal is verfilmd. D Ze kwam op school in een helderwitte blouse.

16

Iemand die zijn kennis door zelfstudie heeft verkregen noemt men een ...

A autobiograaf. B autodidact. C autonoom. D autochtoon.

17

Welke zin heeft de juiste werkwoordsvorm? A Het verwonderd mij dat je niets weet. B De leerkracht overlaad ons met huiswerk. C Bestelt de chef-kok brood en gebak? D Bereidt jij een nieuwe aanval voor?

Tussen welke trefwoorden in het woordenboek moet je het woord “internet” zoeken?

A interessant en interieur B internaat en internist C interieur en intermezzo D interpol en interview

19

In welke zin zijn de werkwoorden correct geschreven?

A Vandaag behandelt de leraar de leerstof; morgen beantwoordt hij de vragen.

B Hij werd ervan beschuldigd geld verduistert te hebben.

C Dat Nicole haar vriendinnen verwaarloosd, heeft mij niets verbaasd.

D Zij herinnert hem aan zijn belofte, maar hij zei dat hij nog niets beloofd.

20

In welke woordgroep staat het bijvoeglijk naamwoord correct geschreven?

A de besmette kinderen B de ingerichtte huizen

C de uitgebreidde maatregelen D de vermeldde berichten

21

In welke woordgroep is de apostrof verkeerd geplaatst?

A Alex’ huis B Peter’s fiets C Tiffany’s hond D Els’ jurk

(4)

Welke zin kan ik niet lijdend maken?

A De behulpzame leider vindt altijd een oplos- sing.

B De jubilerende chef schrijft een bedankbrief. C De kersverse tienermoeder heeft veel ver- driet.

D De strenge gecommitteerde overhandigt het diploma.

23

In welke reeks zijn alle woorden “het-woorden”? A handelsoverschot, handelsmerk, handels- register, handelstekort.

B inhaaldag, inhaalpoging, inhaalwedstrijd, inhaalverbod.

C kinderwereld, kinderverzorging, kinder- voeding, kinderziekte.

D onderwijsrecht, onderwijsplan, onderwijs- vakbond, onderwijswet.

24

In welke zin is het juiste voorzetsel gebruikt? A Ik heb niet gesolliciteerd voor die

betrekking.

B Je hebt steeds weer commentaar om wat anderen doen.

C Hij heeft totaal geen benul van wat goed voor hem is.

D Ik heb mijn bedenkingen met jouw inzet.

25

Welk woord is geen homoniem? A pad

B patroon C portier D put

In welke zin is het bijvoeglijk naamwoord

fout geschreven?

A Het verwachte resultaat bleef uit. B De vergrote foto heeft een ereplaats. C De uitgeputte man viel van zijn fiets. D De gevluchtte gevangene is al gevonden.

27

Waar is het koppelteken juist gebruikt?

A glazen– en plastic borden B dames– en herenschoenen

C sterke– en zwakke werkwoorden D paarse– en gele truien

28

Welke combinatie is goed?

Mannelijk dier Vrouwelijk dier

A beer zeug

B bok schaap

C veulen merrie

D hond teef

29

Welk spreekwoord is van toepassing op de volgende situatie?

In het eerste kwartaal pakte het pas benoemde schoolhoofd alle laatkomers streng aan. Iedereen haastte zich om op tijd op school te zijn. Maar in het derde kwartaal is er van zijn strengheid niets overgebleven.

A Blaffende honden bijten niet. B Holle vaten klinken het hardst. C Nieuwe bezems vegen schoon. D Krakende wagens lopen het langst.

(5)

Vul in.

Ik ben ervan ...1... dat ... 2 ... vader je excuses aanvaardt, als je belooft dat je zijn gezag niet langer ondermijnt. 1 2 A overtuigt jou B overtuigd jou C overtuigd jouw D overtuigt jouw 31

Vul de correcte vorm in.

Meneer ...1... vermoedde niet dat hij ooit benoemd zou worden tot ... 2 ...

1 2

A van der Jagt politiecommisaris B Van der Jagt politiecommisaris C van der Jagt politiecommissaris D Van der Jagt politiecommissaris

32

Vul het juiste verbindingswoord in.

Ik zal morgen een goed cijfer halen .... ik heb de hele avond op de repetitie zitten blokken. A want

B omdat C en D indien

Ik had een acht voor de eerste wiskunde-

repetitie, wat ik erg fijn vond.

De vetgedrukte woorden zijn taalkundig benoemd.

1. ik: persoonlijk voornaamwoord 2. had: hulpwerkwoord

3. acht: bepaald hoofdtelwoord 4. eerste: bepaald rangtelwoord 5. fijn: bijvoeglijk naamwoord Welke woorden zijn goed benoemd? A 1 – 2 – 5

B 2 – 3 – 4 C 1 – 3 – 4 D 1 – 3 – 5

34

Welke woordsoort is “niemand” in het volgende rijmpje?

Niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet. A onbepaald voornaamwoord B onbepaald rangtelwoord C zelfstandig naamwoord D bijwoord

35

Een van de vier woorden is niet goed afgebroken. Welk woord is dat? A Geel-achtig

B Koor-tje C Koord-je D La-faard

(6)

In welke zin is het voltooid deelwoord fout geschreven?

A De buitenlamp is door water verroesd. B Hij heeft zijn terrein met prikkeldraad begrensd.

C Weet je wat je met die woorden hebt ontketend?

D Als ik niet doe wat mijn vader wil, word ik zeker onterfd.

37

In welke reeks staan de woorden in de juiste alfabetische volgorde?

A inwijding – inwilligen – inwikkelen – inwijdingsfeest

B erover – ertsader – ervaren – ervaarbaar

C zitkamer – zittingsperiode – zitvlak – zitplaats D gloriedagen – glorierijk – glorietijd – glorieus

38

In welke rij zijn de woorden geen synoniemen van elkaar?

A illegaal – onwettig B explosie – ontploffing C dialoog – tweespraak D reportage – interview

Vul het meest geschikte woord in.

In tegenstelling tot de andere boeken uit deze serie die geen plaatjes en foto’s bevatten, is dit boek prachtig ... A gelinieerd. B gedocumenteerd. C geïllustreerd. D gepubliceerd. 40

In welke zin is het vetgedrukte woord goed gebruikt?

A De rommel wat je maakt moet je zelf opruimen. B Melk wat overkookt veroorzaakt extra schoon- maakwerk.

C In deze discussie gaat het om een percentage wat elk jaar stijgt.

D De mensen kwamen in opstand, wat de leider problemen bezorgde.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar, dewijl men, in de behandeling der nederduitsche spraakkunst, immer de latijnsche gevolgd heeft, zoo heeft men ook de vervoeging der nederduitsche werkwoorden naar die

Prijs wordt perfect beschreven door een

Een studie van de sector waarin firma X actief is, leert echter dat niet in alle firma’s dezelfde verhouding gehanteerd wordt tussen de ingezette hoeveelheid machinetijd en

 Van een persoon kan het gespaarde kapitaal worden geregistreerd, aldus inclusief het rendement dat door het aanvullend pensioenfonds wordt behaald.. Wie voor het 65e

Voor de electronische leeromgeving zijn relevant: (a) een gemeenschappelijke taal voor het doen van wiskunde op de computer, (b) didactische toepassingen, (c) (zelf-) toetsen, (d)

hoe er eraan toe gaat daar - daarover verslag uitbrengen De cursist leeft de onuitgesproken regels na die de interacties in de samenleving typeren De cursist toont respect

novus nova novum miser (!) misera miserum pulcher pulchra

novus nova novum miser (!) misera miserum pulcher pulchra pulchrum gen. novi novae novi miseri miserae miseri pulchri pulchrae pulchri