zaterdag, 31 augustus 2013
Kiezdeutsch
taalcultuur
Leonie Cornips (1960, Heerlen), bijzonder hoogleraar
Taalcultuur in Limburg aan de Universiteit Maastricht, doet
onderzoek naar de relatie tussen de gesproken talen en
dialecten in Limburg en de identiteit die eraan ontleend wordt.
Hier doet ze tweewekelijks persoonlijk verslag van haar
zoektocht.
D
eze column schrijf ik tij-dens mijn vakantie. Ik heb net gehoord dat een jonge, talentvolle onder-zoeker plotseling is overleden. Zijn naam is Sören Schalowski, en hij werkte aan zijn promotieonderzoek aan de Universiteit van Potsdam in Duitsland. Sören was een reus: hij stak twee koppen boven me uit. We hebben elkaar leren kennen op een taalkundig congres in het buitenland waar we een lezing gaven en met el-kaar aan de praat raakten. Met som-mige mensen heb je dat: je ontmoet elkaar en het klikt onmiddellijk. Met Sören was dat het geval. Hij was zeer innemend, zachtaardig en had vooral veel humor. Waarom ik hier over hem schrijf, is dathij zeer interessant taalkundig onder-zoek deed. Sören onderzocht het Kie-zdeutsch in Berlijn. In grote steden in Europa ontstaan nieuwe manieren van spreken onder jongeren die zich wisselend groepe-ren op basis van ge-zamenlijke activitei-ten, gemeenschap-pelijke interesses en hoe ze zich wil-len positioneren in de huidige samenle-ving. Dit brengt een wijze van spre-ken voort zoals het
Kiezdeutsch, dat letterlijk ‘buurt Duits’ betekent. Voorheen heette dit ook wel ‘gettoDuits’ en ‘Turken-duits’. In het Nederlands noemen we dat ‘straattaal’ en de voorloper ervan ‘smurfentaal’, in het Vlaams ‘illega-lentaal’, in het Noors ‘Kebab Noors’ en het Zweeds ‘Rinkeby Zweeds’. De meeste benamingen laten zien welke ideeën er over deze jongeren leven; het zegt iets over hun herkomst (Tur-kenduits) en status (illegalentaal), in wat voor een buurt ze wonen (getto, Rinkeby), wat ze eten (kebab) en het niveau van spreken (smurfentaal). De benamingen bevatten allerlei ne-gatieve connotaties; ze suggereren dat deze jongeren zonder meer van immigrantenherkomst zijn en dat ze gebrekkig Duits, Nederlands of Zweeds spreken. Jongeren in meerta-lige buurten in Berlijn, echter, heb-ben de meer neutrale naam Kiez-deutsch zelf bedacht en zijn trots op hun Kiez.
Het onderzoeksteam aan de Uni-versiteit van Potsdam, waar Sören ook bij hoorde, toetst bovenstaande gangbare ideeën. Daartoe hebben ze uren van gesprekken tussen deze jon-geren in Berlijn opgenomen en
minu-tieus uitgeschreven. Daaruit blijkt dat niet alleen jongeren van wie de (groot)ouders naar Duitsland geïm-migreerd zijn zich met Kiezdeutsch associëren, maar ook de ‘inheemse’ eentalige Duitse jongeren. Hoewel jongeren in hun Kiezdeutsch elemen-ten gebruiken uit het Turks, Koer-disch, Perzisch, Arabisch, Bosnisch en Pools is geen enkele taal op zich-zelf verantwoordelijk voor hoe het Kiezdeutsch eruitziet. Bovendien blij-ken deze jongeren heel veel stijlen van spreken te beheersen. Ze kunnen makkelijk van het Duits naar een an-dere taal wisselen en spreken net zo goed het dialect van Berlijn of het for-mele Hoogduits. Kiezdeutsch kan men beschouwen als een dialect van
het Hoogduits, beïn-vloed door taalcultu-rele ontwikkelingen in de leefomgeving van de jongeren. Het onderzoek van Sören was belang-rijk omdat hij wilde nagaan of het Kiez-deutsch wel zo ge-scheiden kon wor-den van het ‘gewo-ne’ Duits, zoals een eigen naam voor de-ze jongerentaal sug-gereert. Een opval-lend kenmerk van Kiezdeutsch is dat het verbogen werk-woord als krieg op de derde positie in de hoofdzin kan ko-men in plaats van op de tweede zoals de grammatica van het Hoogduits voorschrijft. In Kiezdeutsch kan een zin klinken als ‘(Ab jetz)(ich) krieg
im-mer zwanzig Euro’ in plaats van het
Hoogduitse ‘(Ab jetz) krieg (ich)
im-mer zwanzig Euro’. Maar Sören heeft
ook opnamen van urenlange gesprek-ken tussen oudere eentaligen van ge-neraties geboren en getogen Duitsers geanalyseerd. En wat blijkt: ook in het eentalige Duits dat iedereen als correct beschouwt, kan een werk-woord op de derde plek terecht ko-men als in ‘(Jetzt) (ich) wollte Sie
tref-fen’. Sören zat dus op het
fascine-rende spoor dat er continuïteit is tus-sen het correct bevonden Hoogduits en het zogenaamd gebrekkige Kiez-deutsch.
Hoewel de benamingen voor jonrenvariëteiten impliceren dat zij ge-brekkige of inferieure varianten van de standaardtaal zijn, blijkt juist uit dit onderzoek hoeveel ze met elkaar overeenkomen. Jongerenvariëteiten zijn dus niet vanzelfsprekend los te koppelen van de standaardtaal. Dit is belangrijk omdat hoe jongeren tegen-woordig spreken precies dit type zorg-vuldig onderzoek verdient in plaats van snelle en makkelijke oordelen.